Startnotitie Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen Gemeente Nederweert
Informatie voor de workshop op 6 november 2014 Beoordelingskader gezondheid en milieu
Mevrouw drs. M. Meijerink Team Milieu – afdeling Gezondheid GGD Limburg-Noord Drie Decembersingel 50 Postbus 1150 5900 BD VENLO T: 088 1191200 E-mail:
[email protected] Oktober 2014 December 2014 (aangevuld naar aanleiding van input interactieve bijeenkomst van 6 november 2014)
INLEIDING Voor u ligt de startnotitie “gezondheidsrisico’s rond veehouderijen – gemeente Nederweert”. Deze notitie is geschreven door de GGD Limburg-Noord (GGD). Volksgezondheid in relatie tot veehouderij staat de laatste jaren volop in de belangstelling. De stand van de wetenschap schiet nu nog tekort om duidelijke uitspraken over de gezondheidrisico’s van wonen in de buurt van veehouderijen te kunnen doen. Het is echter wel van belang om het aspect volksgezondheid mee te nemen bij de afwegingen ten aanzien van de ontwikkeling van veehouderijen. Gemeenten lopen tegen het probleem aan dat het niet helder is op welke wijze volksgezondheid in de procedures meegenomen kan cq moet worden. Aan een milieuvergunning kunnen voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken. De belangrijkste kans voor gemeenten ligt in een beleidsmatige aanpak van de veehouderij. Bij de gemeente Nederweert is behoefte aan handvaten hoe ze gezondheidsaspecten kan meewegen bij besluitvorming over de intensieve veehouderij en bij planvorming voor inrichting van het buitengebied. De gemeente Nederweert wil een visie ontwikkelen ten aanzien van het buitengebied met daarin de afweging van de verschillende gezondheidsaspecten. 1 Dit is de aanleiding om het instrument ‘Beoordelingskader intensieve veehouderij’ toe te passen . De gemeente Nederweert maakt een transitie door van een agrarische naar een plattelandsgemeente. Dit wil zeggen dat de agrarische functie wordt verminderd en er ruimte is voor meer functies in het 2 buitengebied, waarbij de woonfuntie wordt behouden . Het buitengebied maakt zowel ruimtelijk als economisch een belangrijk onderdeel uit van de gemeente. De problematiek in het buitengebied is complex, mede veroorzaakt door het groot aantal belangen en actoren in het buitengbied Om die reden heeft de gemeenteraad op 18 juni 2013 het plan van aanpak Majeur programma Buitengebied in Balans vastgesteld. Dit is later gewijzigd in “Buitengebied in Balans, samen groots, samen doen!”(verder te noemen BiB). Het doel van BiB is om het buitengebied in de gemeente Nederweert toekomstbestendig te maken en te houden. Ondernemers, inwoners en bezoekers van gemeente Nederweert werken samen aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving. Door nieuwe manieren van denken, originele samenwerkingen en een verfrissende kijk op regelgeving, is het de bedoeling dat er een vitaal platteland ontstaat waar iedereen op zijn of haar manier van kan profiteren en van kan leren. “Buitengbied in Balans, samen groots, samen doen!”, is een initiatief van de gemeente Nederweert en wordt ondersteund door de provincie Limburg en het gebiedsbureau Weert-Nederweert-Leudal. Een van de onderdelen die van belang is voor het buitengebied is een gezonde leefomgeving. De gemeenteraad heeft verzocht om in het kader van BiB samen met de GGD de mogelijkheden voor een toetsingskader voor gezondheid te onderzoeken. De gezondheidsraad adviseert gemeenten om het Beoordelingskader Gezondheid en Milieu toe te passen. Ook het kabinet raadt het toepassen aan. Dit instrument kan met name gebruikt worden in de beleidsvoorbereiding om te komen tot een visie op veehouderij en een gezonde leefomgeving. Het is een efficiënte methode omdat er gedurende één dag verschillende partijen met elkaar het onderwerp bespreken op basis van wetenschappelijke inzichten en de gevens van de lokale situatie. Aan het einde van de dag levert dit een overzicht op, op welke punten consensus mogelijk is en waar nog discussiepunten liggen. De kracht van het instrument zit in de te voeren dialoog met de diverse partijen, waardoor inzicht in elkaars standpunten
1
Beoordelingskader Gezondheid en Milieu, Intensieve veehouderijen; T. Fast en R. Nijdam; Fast Advies en Bureau Gezondheid, Milieu & veiligheid GGD’en Brabant/Zeeland; Maart 2013 2 Plan van aanpak Majeur programma Buitengebied in Balans; Gemeente Nederweert; 2014
2
ontstaat. Dit leidt mogelijk tot openingen om tot oplossingen te komen, welke voor alle partijen aanvaardbaar zijn. In het beoordelingskader worden de volgende milieu- en gezondheidsaspecten besproken: 1. Zoönosen: infectieziekten die van dieren op mensen kunnen overgaan en die zich door de lucht verspreiden a. Q-koorts b. Influenza (vogelgriep en varkensgriep) 2. Antibioticaresistente bacteriën a. MRSA-bacterie (Meticilline-resistente Staphylococcus aureus) b. ESBL-bacterie (Extended spectrum betalactamase producerende bacterie) 3. Geur 4. Fijn stof 5. Endotoxinen Het beoordelingskader gaat niet in op ammoniak. De gemeten concentraties van de laatste jaren wijzen niet op extra gezondheidsrisico’s. Geluid wordt niet apart besproken. Wel kan het vervoer van en naar de inrichting tot geluidproblemen leiden. Het wordt daarom vooral als neveneffect in het beoordelingskader meegenomen. In figuur 1 is het schema van het beoordelingskader Gezondheid en Milieu te zien. In dit schema zijn alle vragen opgenomen, die gesteld worden over de omvang (I), ernst (II) en waardering (III) van de gezondheidseffecten, de mogelijke maatregelen en de effectiviteit (IV) en tenslotte de kosten en baten (V). Er is een algemeen beoordelingskader opgesteld voor intensieve veehouderijen, waarin deze vragen zijn beantwoord met behulp van bestaande (wetenschappelijke) kennis. Dit ingevulde beoordelingskader vormt de basis voor het beoordelingskader van Nederweert. Vervolgens zijn de antwoorden zoveel mogelijk toegespitst op de situatie in Nederweert. Deze startnotitie geeft de basisinformatie voor de te houden interactieve bijeenkomst op 6 november 2014.
In de gemeente Nederweert zijn 310 veehouderij-locaties aanwezig (op basis van het veehouderijbestand van maart 2014). De verdeling is als volgt: • 69 melk/overig rundvee-; • 14 vleeskalveren-; • 91 varkens-; • 69 pluimvee-; • 3 nertsen- ; • 2 geiten-; • 5 schapen-; • 32 paardenbedrijven en • 3 overig en • 22 gemengde bedrijven. Er heeft de afgelopen jaren een geringe afname plaatsgevonden in bedrijfsaantallen. Of dit heeft geleid tot een toename van het aantal dieren is niet eenduidig. Dit is afhankelijk van de diercategorie. Opmerking: er is een groot verschil tussen de opgave uit de CBS landbouwtellingen en het vergunde aantal dierplaatsen ten gevolge van verschil in wijze van registreren, functionele leegstand, bedrijven zijn in opbouw/gestopt/vanwege economische redenen waardoor ze hun vergunde ruimte niet benutten. In deze notitie wordt uitgegaan van de vergunde situatie in 2012.
3
Er zijn 2 kaarten door Arcadis (juli 2014) gemaakt (o.b.v. veehouderijbestand van maart 2014), t.w.: 1. Veehouderij naar type en economische omvang: hierop is de spreiding en de grootte van de veehouderijen (per diersoort) te zien 2. Veehouderij naar type en aantal verblijfsobjecten binnen 250 meter (hoe groter het cirkeltje 3 hoe meer gevoelige objecten zich binnen deze zone bevinden) Aanvullend zijn er nog 2 kaarten door Arcadis (oktober 2014) gemaakt: 1. Fijn stof belasting op objecten 2. Geurbelasting op voor geurhinder gevoelige objecten
3
Geurgevoelige objecten zijn gebouwen waar mensen wonen of verblijven. De gebouwen moeten bestemd zijn voor, geschikt zijn en permanent gebruikt worden om te wonen of verblijven. 4
Figuur 1: Beoordelingskader gezondheid en milieu I Omvang gezondheidseffecten
II Ernst van de gezondheidseffecten
I-1 Om welke gezondheidseffecten gaat het
II-1 Welke aandoeningen/klachten noemen omwonenden
I-2 Hoeveel mensen worden blootgesteld
II-2 Wat zijn de risicogroepen
I-3 Hoeveel mensen worden ziek
II-3 Wanneer en hoe vaak zijn er gezondheidseffecten
I-4 Verandert blootstelling of risico’s in de toekomst
II-4 Zijn er behandelingsmogelijkheden
I-5 Is gezondheidsrisico boven maximaal toelaatbaar niveau
III Waardering van de effecten III-1 Is er bedreiging van het gevoel voor veiligheid III-2 Zijn de blootstelling en risico’s vrijwillig en beheersbaar III-3 Zijn er andere redenen waarom het als onacceptabel kan worden beschouwd
IV Mogelijke maatregelen en effectiviteit IV-1 Welke normen en regelgeving zijn er IV-2 Welke maatregelen zijn er mogelijk
V Kosten en baten
V-1 Kosten van ziekte bij ongewijzigd beleid V-2 Hoeveel heeft men over voor maatregelen
IV-3 Wat is de effectiviteit van de maatregelen
V-3 Wat zijn de kosten van maatregelen en wie is er voor verantwoordelijk
IV-4 Welke stakeholders zijn er en welke maatregelen worden bepleit IV-5 Is er maatschappelijke en politieke druk
V-4 Hoe verhoudt zich dat tot andere vormen van gezondheidswinst V-5 Gewenste en ongewenste gevolgen op andere beleidsterreinen
I-6 Hoe zeker is het verband I-7 Hoe groot is bijdrage aan het aantal ziektegevallen
5
HET BEOORDELINGSKADER GEZONDHEID EN MILIEU VOOR NEDERWEERT Op landelijk niveau is al een algemeen beoordelingskader voor intensieve veehouderijen opgesteld. In dit hoofdstuk zijn per onderwerp de bijbehorende vragen ingevuld met de informatie die tot nu toe bekend is. Tijdens de interactieve bijeenkomst kunnen zaken aangevuld of aangescherpt worden. Dit is de basis voor een breed gedragen beleidsvisie van de gemeente.
I OMVANG VAN DE GEZONDHEIDSEFFECTEN I-1 Over welke gezondheidseffecten gaat het? Algemeen Omwonenden van intensieve veehouderijen worden mogelijk blootgesteld aan fijn stof, microorganismen en endotoxinen. Dit kan met name effecten geven op de luchtwegen. Uit onderzoek blijkt dat astma minder vaak voorkomt bij omwonenden van veehouderijbedrijven. Omwonenden van nertsenbedrijven hebben wel vaker astma. Omwonenden met astma en COPD hebben vaker infecties en longontsteking dan mensen met astma en COPD in plattelandsgebieden met minder veehouderijbedrijven. Longontsteking wordt vaker gezien in de nabijheid van intensieve veehouderijen, vooral bij bedrijven met geiten en pluimvee, dat kan worden verklaard door de Q-koorts golf in 2009. Kinderen die wonen in de nabijheid van veehouderijbedrijven hebben, net als kindeien die zijn opgegroeid op een boerderij, vaker eczeem. De beschikbare onderzoeksgegevens zijn beperkt. Het is nog niet duidelijk binnen welke afstand of bij welke concentraties deze effecten kunnen optreden (kwantitatieve dosis-effect relatie ontbreekt nog). Zoönosen Onder normale omstandigheden, dat wil zeggen dat er geen uitbraak is, zijn de micorbiële risico’s voor omwonenden vermoedelijk beperkt. Zo nu en dan doen zich uitbraken voor van nieuwe zoönosen, die een bedreiging kunnen vormen voor de gezondheid. De kans op zo’n uitbraak is moeilijk te bepalen. Voor verspreiding vanuit de veehouderij zijn de volgende zoönosen die zich via de lucht verspreiden relevant. Q-koorts Q-koorts is een infectieziekte die van dieren op mensen kan overgaan (zoönose). Q-koorts is niet van mens op mens overdraagbaar. Q-koorts wordt veroorzaakt door een bacterie (Coxiella Burnetti), die verschillende dieren bij zich kunnen dragen. Geiten en schapen zijn de belangrijkste besmettingsbron voor de mens. De gezondheidseffecten zijn: Acuut: - Merendeel (60%) van geïnfecteerden wordt niet ziek; - Griepachtig ziektebeeld en/of longontsteking, begint vaak met zware hoofdpijn, hoge koorts; - Meestal spontane genezing na 1 á 2 weken; 20% van de infecties leidt tot ziekenhuisopname; - Infectie kan complicaties geven in zwangerschap; - Overlijden <1%. Chronisch: - Bij 1-3% van de patiënten met acute Q-koortsinfectie ontwikkelt zich chronische Q-koorts, ook na een asymptomatische infectie; 6
-
Klachten kunnen zijn benauwdheid, koorts, transpireren, vermoeidheid, vermageren, ontsteking aan het hart en/of bloedvaten; Overlijden; patiënten waren al zeer ernstig ziek voordat zij Q-koorts kregen; 25% van alle patiënten krijgt last van post Q-koorts-vermoeidheidsyndroom; deze patiënten hebben langer dan 1 jaar abnormale vermoeidheidsklachten, (nacht)zweten, hoofdpijn, spier- en gewrichtspijn, kortademigheid en concentratie- en slaapproblemen.
Vogelgriep Er zijn verschillende subtypes van het vogelgriepvirus. Deze kunnen laag of hoog pathogeen (ziekmakend) zijn voor de mens. Directe overdracht van vogelgriepvirussen naar de mens kan gevaarlijk zijn. Het komt niet vaak voor, maar toch wordt vogelgriep als een probleem gezien. Griepvirussen kunnen snel veranderen. Als een mens tegelijkertijd besmet raakt met een menselijk en een dierlijk virus kan door een interactie tussen beide virussen een nieuwe variant van het virus ontstaan. De gezondheidseffecten zijn: - Milde infecties kunnen lichte griepklachten en/of een lichte oogontsteking veroorzaken. Deze symptomen verdwijnen meestel na 2-7 dagen, uitgezonderd de hoestklachten - Ernstige infecties kunnen leiden tot hoge koorts, longontsteking, uitval van de functie van organen en overlijden - Infecties zijn vooral een beroepsrisico, m.n. bij bestrijders bij een uitbraak - Infecties door hoogpathogeen virus zijn zeldzaam, zelfs bij intensief contact - Er is nauwelijks overdracht van het virus van mens op mens. Griepvirussen kunnen snel veranderen (muteren) - Door menging van menselijke griep-, varkensgriep- en vogelgriepvirussen kan een nieuwe variant ontstaan, die wel van mens op mens overdraagbaar is. De kans hierop is klein.
Varkensgriep Er zijn verschillende subtypes van het varkensgriepvirus. Een laag pathogeen virus kan door mutaties hoogpathogeen voor de mens worden. Varkens zijn gevoelig voor zowel vogelgriepvirussen als varkens- en menselijke griepvirussen. Bij varkens is daardoor de kans het grootst dat er een nieuw griepvirus kan ontstaan (als er insleep is van vogelgriepvirussen). De gezondheidseffecten zijn: - Tot nu toe komt alleen het laagpathogeen virus voor, dat in het algemeen geen ernstige klachten veroorzaakt - Infecties komen alleen voor bij mensen die intensief contact hebben met besmette varkens - Er is nog geen overdracht van mens tot mens. Er is een kleine kans dat door mutaties deze overdracht mogelijk wordt Antibioticaresistente bacteriën Antibiotica zijn nodig bij de bestrijding van bacteriële infecties bij mens en dier. De laatste jaren zijn bacteriën steeds vaker bestand tegen antibiotica (resistent). Dat is een gevaar voor de gezondheid voor zowel mens als dier. Deze resistentie betekent niet dat mensen vaker ziek worden door bacteriën, maar wel dat als ze ziek worden, de behandeling moeilijker kan zijn. Veespecifieke MRSA-bacterie (Meticilline-resistente Staphylococcus aureus) Deze bacterie is niet gevoelig voor meticilline en de meeste andere antibiotica. Staphylococcus is een bacterie die ongeveer één op drie gezonde Nederlanders bij zich draagt. Meestal zit de bacterie in de neus of op de huid, soms in de keel, darmen of urine. Deze bacterie komt ook voor bij varkens, vleeskalveren, vleeskuikens, melkkoeien en paarden. Tot wel 70% van de veehouders dragen deze bacterie bij zich. Het dragerschap onder de familieleden van de veehouders is veel lager. De gezondheidseffecten zijn:
7
-
De meeste mensen worden niet ziek van deze bacterie Bij verminderde weerstand/pas geopereerde patiënten zijn infecties mogelijk (zweren, abcessen), welke dan moeilijk te behandelen zijn In zeldzame gevallen kan bloedvergiftiging, botinfectie of longontsteking ontstaan Er is nu nog geringe overdracht van mens tot mens
ESBL-bacterie (Extended spectrum betalactamase producerende bacterie) Deze bacteriën produceren een enzym, dat bepaalde antibiotica (penicillines en cefalosporines) onwerkzaam kan maken. Deze bacteriën komen o.a. bij vleeskuikens voor. Het zijn gewone darmbacteriën, die gemuteerd zijn. Gezondheidseffecten: - Bij gezonde mensen zijn deze bacteriën onschadelijk - In ziekenhuizen en verpleeghuizen vormen deze bacteriën een probleem. Bij heel jonge en oude mensen met een gestoord immuunsysteem kunnen ze soms ernstige urinewegof bloedbaaninfecties veroorzaken - Kunnen via voedsel op de mens worden overgedragen - Het is nog niet bekend of en hoe deze bacteriën op veehouders of omwonenden overgedragen worden Geur Geur wordt grotendeels veroorzaakt door de uitwerpselen (mest) van dieren. De verspreiding is afhankelijk van diersoort, het aantal, het voer, de stal, de mestverwerking en –opslag. Gezondheidseffecten: - Als de geur als onaangenaam of bedreigend wordt ervaren kan er (ernstige) hinder ontstaan - Deze hinder kan leiden tot stress-gerelateerde klachten zoals hoofdpijn, benauwdheid of misselijkheid - Daarnaast kan geur leiden tot verstoring van gedrag of activiteiten zoals het sluiten van ramen, niet graag buiten zijn, geen bezoek ontvangen of het indienen van klachten Fijn stof Fijn stof is een verzamelnaam voor kleine deeltjes in de lucht met verschillende grootte en verschillende samenstelling. De grootte van de deeltjes bepaalt waar ze in de longen terecht komen. In combinatie met de samenstelling bepaalt het tot welke effecten dat kan leiden. Hoe kleiner de stofdeeltjes, hoe dieper zij kunnen doordringen in de longen en hoe schadelijk ze zijn. Voor het beoordelen van gezondheidseffecten van fijn stof zijn de hoeveelheid, de samenstelling en de grootte van de stofdeeltjes van belang. Bij pluimveestallen komt meer fijn stof vrij dan bij varkensbedrijven. Het fijn stof afkomstig van veehouderijen bestaat uit grovere deeltjes dan het fijn stof welke afkomstig is van verkeer. Het fijn stof van veehouderijen bevat veel meer biologische componenten, bijvoorbeeld (delen van) bacteriën. Effecten op hart- en vaatsysteem en vroegtijdige sterfte zoals die gezien worden bij het fijn stof van verkeer worden minder verwacht. De gezondheidseffecten zijn: - Toename van luchtwegklachten en luchtwegontstekingen Endotoxinen Endotoxinen zijn bestanddelen van de celwand van bacteriën, die kunnen voorkomen in fijn stof. In de stal, bij veehouderijen en bij veevoerproduktie zijn de concentraties verhoogd. 3 4 De Gezondheidsraad heeft een voorlopige advieswaarde van 30 EU/m vastgesteld . 4
Concentratie is uitgedrukt in Endotoxine Unit (EU) ten opzichte van een internationale standaard. Een 3 3 concentratie van 10 Endotoxine Units/m is ongeveer gelijk aan 1 ng/m . 8
De gezondheidseffecten zijn: - Uit onderzoek bij werknemers, die zijn blootgesteld aan hoge concentraties, blijkt dat ontsteking van luchtwegen kan ontstaan, droge hoest, kortademigheid, chronische bronchitis en vermindering van de longfunctie
I-2 Hoeveel mensen worden blootgesteld? Algemeen Hoe groter de afstand, hoe lager de blootstelling. De concentraties nemen op grotere afstand af (RIVM). Het hanteren van een bepaalde afstand tussen veehouderijen en woningen heeft daardoor een gunstig effect op de blootstelling van omwonenden aan geur, fijn stof, endotoxinen en zoönotische agentia. Welke afstand dit is, hangt af van bedrijfsomvang, staltype, diersoort, technische maatregelen en lokale omgevingsfactoren (maatwerk). Zoönosen Onder normale omstandigheden, dat wil zeggen dat er geen uitbraak is, zijn de risico’s voor omwonenden door virussen en bacteriën beperkt. Er kunnen zich uitbraken voordoen van nieuwe zoönosen die een bedreiging kunnen vormen voor de gezondheid. De kans op een uitbraak is moeilijk te bepalen. Ook of omwonenden blootgesteld worden bij zo’n uitbraak is niet te bepalen, maar de kans zal gering zijn. Q-koorts De bacteriën die Q-koorts veroorzaken worden vooral verspreid vanuit besmette geiten- en schapenbedrijven tijdens de lammerperiode van februari tot en met mei. De bacteriën kunnen zich vanuit een besmet bedrijf door de lucht verspreiden naar de omgeving. Aangenomen wordt dat er een verhoogde kans is op het oplopen van Q-koorts in een cirkel van 5 kilometer rond een besmet bedrijf. Naast schapen en geiten kunnen ook runderen drager zijn van deze bacterie. Belangrijke risicofactoren voor besmetting van bedrijven zijn bedrijfsgrootte, hoge runderdichtheid, nabijheid (< 8 km) van besmette melkgeiten- of melkschapenbedrijven en kunstmatige inseminatie. Melkschapen- en melkgeitenbedrijven zijn verplicht om jaarlijks hun schapen en geiten voor 1 augustus te vaccineren. Hierdoor neemt de kans op besmetting sterk af. Op de lijst met besmette 5 bedrijven in Nederland van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit staan nu nog 11 bedrijven . In gemeente Nederweert zijn 2 geiten- en 5 schapenbedrijven aanwezig (zie kaart “Veehouderij naar type en economische omvang”). In prinicipe kunnen op basis van de aanwezigheid van deze bedrijven omwonenden blootgesteld worden aan de Q-koorts bacteriën (indien het bedrijf besmet is). Deze bedrijven komen niet voor op de lijst van de NVWA. Opmerking: Op de lijst van de NVWA staat een bedrijf in Liessel (2010 besmet geraakt) genoteerd; welke zich op een afstand van circa 8 km van de gemeentegrens van Nederweert bevindt. Opmerking: de classificatie van het type bedrijf is gebaseerd op de stelregel: als 2/3 van de nge’s behoort tot één type (bijvoorbeeld schapen) dan is het bedrijf dat type, anders wordt het gemengd. Vogelgriep Laag pathogene vogelgriep (milde ziekteverschijnselen) komt vrij algemeen voor bij in het wild levende vogels. Pluimvee is gevoelig voor een groot aantal subtypes van het vogelgriepvirus. De kans dat het vogelgriepvirus (hoogpathogeen: ernstige ziekteverschijnselen) zich verspreid van een besmet naar een ander pluimveebedrijf neemt snel af narmate de bedrijven verder uit elkaar liggen. De kans 2 dat het overgedragen wordt is klein als er minder dan 2.9 pluimveebedrijven per km zijn. Bij een minimale afstand van 1 km tussen bedrijven ligt de maximale bedrijfsdichtheid ruim onder deze 5
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit; Normlijst Q-koorts, versie NVWA bijgewerkt 15 september 2014 9
‘kritische dichtheid’. Indien er op een bedrijf vogelgriep heerst dan is de kans zeer klein dat omwonenden er aan blootgesteld worden. Hoewel de kans klein wordt geacht, is er een kans dat door vermenging van vogelgriep- en varkensgriepvirussen een van mens op mens overdraagbaar virus ontstaat. Uit voorzorg wordt afgeraden om zowel grotere aantallen varkens als pluimvee op één bedrijf of op heel korte afstand van elkaar te huisvesten. In de gemeente Nederweert zijn 69 pluimveebedrijven aanwezig. De meeste bedrijven liggen ten noorden van Nedeweert en Ospel (zie kaart “Veehouderij naar type en economische omvang”). De 2 dichtheid in dit gebied ligt ruim boven 2.9 pluimveebedrijven per km . Op 3 locaties ten noordwesten van Ospel ligt een pluimvee- en een varkensbedrijf zeer dicht bij elkaar. Bij 7 bedrijven bevinden zich 0-2 woningen binnen 250 meter, bij 26 bedrijven 3-10 woningen, bij 24 bedrijven 11-20 woningen en bij 12 bedrijven meer dan 20 woningen binnen 250 meter (zie kaart). Varkensgriep Het risico voor omwonenden op blootstelling aan en geïnfecteerd worden door het varkensgriepvirus is gering. Veespecifieke MRSA Vooral mensen die intensief met varkens en vleeskalveren werken lopen het risico MRSA op te lopen. Zij zijn vaker MRSA-drager dan hun gezinsleden die niet met de varkens in aanraking komen. Uit onderzoek van het IRAS blijkt, dat de veespecifieke MRSA-bacterie vaker en in hogere concentraties in de lucht worden teruggevonden in een straal van 1 km rond veehouderijbedrijven. De gemeten concentratie neemt toe met het aantal bedrijven in het gebied. In de gemeente Nederweert zijn 91 varkensbedrijven en 14 vleeskalverenbedrijven aanwezig. Voor de varkensbedrijven geldt: bij 14 bedrijven bevinden zich 0-2 woningen binnen 250 meter, bij 46 bedrijven 3-10 woningen, bij 23 bedrijven 11-20 woningen en bij 8 bedrijven meer dan 20 woningen binnen 250 meter. Voor de vleeskalverenbedrijven geldt: bij 2 bedrijven bevinden zich 0-2 wonigen binnen 250 meter, bij 7 bedrijven 3-10 woningen, bij 3 bedrijven 11-20 woningen en bij 2 bedrijven meer dan 20 woningen binnen 250 meter (zie kaart “Veehouderij naar type en economische omvang”). ESBL Bacteriën worden aangetroffen in voor voedsel geproduceerde dieren, vooral bij vleeskuikens, en in rauw vlees en vleeswaren (kip, kalkoen, varkens- en kalfsvlees). Het is nog niet bekend of omwonenden van een intensieve veehouderij worden blootgesteld aan ESBL-producerende bacteriën. Geur Geur wordt grotendeels veroorzaakt door de uitwerpselen (mest) van dieren. De emissie van geur is onder andere afhankelijk van het type en aantal dieren, het voer, de wijze van opvang van de mest en de afzuiging in de stal. Om vast te stellen hoeveel mensen zijn blootgesteld is het aantal woningen binnen verschillende geurconcentraties bepaald.
10
Tabel 1: aantal geurgevoelige objecten (ggo = woningen) (+aantal blootgestelde personen) per 6 milieukwaliteitscategorie
2012 Achtergrond-belasting 3 (P98 OUe/m )** <3 3-7 7-13 13-20 20-28 28-38 38-50 50-65
Aantal ggo (woningen) buitengebied (muv woonkernen) 71 257 393 265 75 30 10 3
Aantal blootgestelde personen*) 178 643 983 663 188 75 25 8
* Aannname huishoudgrootte 2.5 persoon/huishouden ** Bron: Milieugezondheidkwaliteiten gebaseerd op het percentage hinder (GGD2002) met daaraan gekoppelde geurbelasting in een concentratiegebied (PRA,2007) – achtergrondbelasting en richtlijn Geur Fijn stof Het stof van de landbouw komt vooral van strooisel, mest- en diervoederbestanddelen (ruim 95%). De hoeveelheid fijn stof die wordt verspreid is o.a. afhankelijk van de diersoort en het huisvestingssystem, zoals het type stal. De pluimveesector en de varkenssector zijn verantwoordelijk voor bijna 80% van de emissie van fijn stof uit de landbouw. De grootste bijdragen leveren pluimveebedrijven. 3
De achtergrondconcentratie fijn stof in Nederweert bedraagt 20-25 ug/m , met als peildatum 2012. 3 De gemiddelde achtergrondconcentratie (zonder veehouderijen) varieert van 19-23 ug/m (de invloed van A2 en de provinciale wegen N266 en N275 is slechts zeer beperkt terug te vinden in de berekende achtergrondbelasting). In Nederweert liggen 316 veehouderijen, waarvan er 58 meer dan 1000 kg fijn stof/jaar emitteren. Ten noorden van de kernen Ospel en Nederweert is een aantal veehouderijen gevestigd met een 3 relatief hoge fijnstof emissie (in 14 kilometer vakken is de achtergrondconcentratie 25-30 ug/m en in 1 3 km vak bedraagt de achtergrondconcentratie 30-35 ug/m . Op basis van het vergunningenbestand (Nederweert 2012 en omliggende gemeenten (2010-2012) is berekend dat de concentratiebijdrage van de veehouderijen (exclusief andere bronnen) maximaal 103 12.5 ug/m is. Tabel 2: Concentratie achtergrondbelasting fijnstof (2012) en autonome ontwikkeling (2015), aantal woningen per concentratieklasse* Concentratieklasse 2012 (vergunde situatie) 2015 (autonome ontwikkeling: 3 (ug/m ) stoppers, omschakelaars obv dierenwelzijnsbeleid) Aantal woningen Blootgestelde Aantal woningen Blootgestelde personen** personen** <25 4028 10.070 4106 10.265 25-30 503 1258 425 1063 30-32.5 38 95 35 88 32.5-40 31 78 31 78 >40 9 23 12 30 Totaal aantal 4609 11.524 4609 11.524 woningen * O.b.v. woningen binnen 1 kilometer van veehouderijen met een emissie van fijn stof van ≥ 1000 kg/jaar. Bij de classificatie is uitgegaan van een gemiddelde achtergrondbelasting (alle bronnen uit 3 binnen- en buitenland, exclusief de veehouderij) van 21.5 ug/m **Aannname huishoudgrootte 2.5 persoon/huishouden 6
Gebiedsvisie gemeente 11
Endotoxinen Hoge concentraties endotoxinen komen voor in de stallen zelf, bij veevoederproduktie en in de nabijheid van veehouderijbedrijven. Uit een beperkt aantal metingen van het IRAS blijkt dat ook in de nabije omgeving van veehouderijbedrijven hogere concentraties endotoxinen voorkomen. Op basis van het beperkte aantal metingen kunnen geen uitspraken worden gedaan over de gemiddelden en spreiding over langere termijn. Het is onduidelijk hoeveel mensen blootgesteld zijn aan verhoogde endotoxineconcentraties.
I-3 Hoeveel mensen worden ziek of krijgen klachten? Algemeen Van 2009 tot 2011 heeft het RIVM samen met Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) en NIVEL voor het eerst een oriënterend onderzoek gedaan naar de relatie tussen intensieve veehouderij en gezondheid van omwonenden. De resultaten van dit onderzoek lieten zien dat omwonenden van veehouderijbedrijven potentieel zijn blootgesteld aan fijn stof en aan bepaalde micro-organismen en endotoxinen (celwandbestanddelen van bepaalde bacteriën). Deze stoffen kunnen op kortere afstand van veehouderijbedrijven mogelijk effecten op de gezondheid, voornamelijk de luchtwegen, hebben. Q-koorts Van 2008-heden is voor de gemeente Nederweert slechts 1 Q-koorts geval gemeld in 2009. Er is geen besmet bedrijf geweest en in principe worden/zijn alle commercieel gehouden melkgeiten en schapen (>50 dieren) jaarlijks gevaccineerd. Als er geen besmetting is, is kans op gezondheidseffecten gering. Vogelgriep Van 2008-heden is voor de gemeente Nederweert geen hoogpathogeen vogelgriep/influenza H5N1 of H7N7 gemeld. Er is overigens in die tijd ook geen humaan geval van vogelgriep (laagpathogeen) in de hele regio gemeld. Varkensgriep Op dit moment komt er geen varkensgriep voor. Er is dus geen blootstelling mogelijk. Dit is geen meldingsplichtige ziekte. MRSA De veespecifieke MRSA bacterie wordt vaker en in hogere concentraties in de lucht teruggevonden binnen 1000 meter rond veehouderijbedrijven. De vee-gerelateerde MRSA verspreidt zich echter niet naar omwonenden, maar vooral veehouders zelf zijn drager van de bacterie. Mensen die drager zijn worden meestal niet ziek. Bij verminderde weerstand of bij pas geopereerde patiënten zijn infecties mogelijk, die dan moeilijker te behandelen zijn (bemoeilijken behandelingen van andere ziekten met antibiotica). Dit is geen meldingsplichtige ziekte. De GGD heeft geen cijfers van het aantal vee-gerelateerde besmettingen. ESBL Het is nog niet bekend of omwonenden worden blootgesteld aan ESBL-producerende bacteriën. Het zijn gewone darmbacteriën, die gemuteerd zijn, maar bij gezonde mensen onschadelijk zijn. Deze bacteriën vormen vooral in ziekenhuizen en verpleeghuizen een probleem. Geur
12
Voor de schatting van het aantal gehinderden is uitgegaan van het aantal objecten/woningen (zie I-2). De huishoudgrootte is vastgesteld op 2.5 personen/woning. In tabel 2 in hoofdstuk I-2 is te zien hoeveel blootgestelden er zijn. Tabel 3: aantal geurgehinderden, geurgevoelige objecten (ggo= woningen) (+aantal blootgestelde personen) per milieukwaliteitscategorie (bron: gebiedvisie gemeente) AchtergrondAantal ggo Aantal blootgestelde Aantal geurgehinderden belasting (woningen) personen*) Concentratiegebied (P98 OUe/m3)** <3 3-7 7-13 13-20 20-28 28-38 38-50 50-65 Totaal
buitengebied (muv woonkernen) 71 257 393 265 75 30 10 3 1104
178 643 983 663 188 75 25 8 2763
<9 48 123 116 42 21 8 0 367
* Aannname huishoudgrootte 2.5 persoon/huishouden ** Bron: Milieugezondheidkwaliteiten gebaseerd op het percentage hinder (GGD2002) met daaraan gekoppelde geurbelasting in een concentratiegebied (PRA,2007) – achtergrondbelasting en richtlijn Geur Fijn stof Bij de gezondheidseffecten als gevolg van blootstelling aan fijnstof uit stallen gaat het om een toename van luchtwegklachten en –ontstekingen. Er is nog geen kwantitatieve dosis-response relatie bekend, zodat niet duidelijk is hoeveel mensen het betreft. Endotoxinen Onbekend.
I-4 Veranderen blootstelling of risico’s in de toekomst? Algemeen Woningbouwbeleid van de gemeente is: - dat woningen gerealiseerd worden op de uitbreidingslocatie Hoebenakker, gelegen ten noorden van de huidige bebouwingsgrens van de kern Nederweert. De huidige locatie betreft een open akkergebied dat gedeeltelijk in gebruik is geweest als boomkwekerij - dat woningen gerealiseerd worden op de uitbreidingslocatie Merenveld, gelegen ten noorden van de huidige woonkern Budschop. De huidige locatie betreft het zwembadterrein en enkele aansluitende agrarische gronden - dat woningen gerealiseerd worden op de uitbreidingslocatie Houwakker-Vlut, gelegen ten noorden van de huidige bebouwingsgrens van de woonkern Ospel. De huidige locatie betreft een open akkergebied - dat woningen gerealiseerd worden op de uitbreidingslocatie Anselberg, gelegen aan de huidige bebouwingsgrens van de woonkern Ospeldijk - dat woningen gerealiseerd worden op de uitbreidingslocatie Tiskeswej, gelegen ten oosten van de huidige bebouwingsgrens van de woonkern Nederweert-Eind. De huidige locatie betreft een gebied met vooral agrarisch gebruik - dat woningen gerealiseerd worden in de woonbuurt “leiverse velden’, gelegen ten zuidwesten van de woonkern Leveroy Door de realisatie van bovengenoemde uitbreidingslocaties kan het aantal blootgestelden toenemen (voor zowel de milieufactoren als de infectieziekten).
13
Door het verdwijnen van kleinere veehouderijen met relatief weinig hygiënische voorzieningen is er een afname van het risico op zoönosen. Door een toename van grotere (mega)bedrijven met veel dieren kan het risico af- en of toenemen. Dit is o.a. afhankelijk van de bedrijfsvoering (hygiënemaatregelen, antibioticagebruik, e.d.). Grotere bedrijven kunnen meer investeren in (milieu)maatregelen, goede stalconcepten en een gesloten bedrijfsvoering. Het RIVM zal vanaf 2014 vervolg geven aan het onderzoek naar de gezondheidseffecten van de intensieve veehouderij (IVG). In dit vervolgonderzoek worden meer gegevens verzameld over verspreiding van bepaalde micro-organismen die in de veehouderij voorkomen en waarvan bekend is dat deze de ziekte kunnen veroorzaken bij mensen. Op verschillende manieren wordt de blootstelling in kaart gebracht, t.w. 1) maandelijks worden op 60 locaties gemeten welke ziekteverwerkkers zich via de lucht verspreiden; 2) welke ziekteverwekkers op en rond verschillende veehouderijen aanwezig zijn; 3) welke infecties mensen in de omgeving van veeehouderijen hebben doorgemaakt (focus op aandoeningen aan luchtwegen, allergieën, dragerschap van antibiotica-resistente bacterieën en serologische responsen tegen micro-organismen die in de veehouderij voorkomen). Q-koorts Door het vacineren van geiten en schapen neemt het risico af. Vaccinatie verkleint de kans dat dieren besmet raken. Als een dier toch besmet is, zorgt vaccinatie ervoor dat dieren minder Qkoortsbacteriën uitscheiden. Vanaf 2012 moeten schapen en geiten elk jaar tussen 1 januari en 1 augustus worden gevaccineerd. Vogelgriep en varkensgriep Als er meer pluimveehouderijen met scharrelmogelijkheden komen neemt het risico toe. Varkens zijn gevoelig voor zowel vogelgriepvirussen als varkens- en menselijke griepvirussen. Hierdoor kunnen nieuwe griepvirussen ontstaan op het moment dat er insleep is van vogelgriepvirussen, waartegen mensen geen afweer hebben. Daarnaast bestaat er een minimale kans dat een vogelgriepvirus, dat een mens infecteert, door enkel spontane aanpassingen toch in staat blijkt om te verspreiden en nieuwe personen te infecteren. MRSA en ESBL Het antibioticagebruik in de Nederlandse veehouderij is hoog, zeker in vergelijking met de humane sector. Daardoor zijn ook de resistentieniveaus in dieren in de veehouderij hoog. De bezorgdheid over de gevolgen hiervan voor de volksgezondheid heeft geleidt tot een aantal maatregelen, waaronder de reductiedoelstellingen in antibioticumgebruik (20% in 2011 en 50% in 2013). Het streefcijfer voor 2011 is bereikt, maar voor het oplossen van de huidige en toekomstige bedreigingen door multiresistente organismen in (voedselproducerende) dieren voor de volksgezondheid is een aanzienlijke verdere afname in gebruik noodzakelijk en op de langere termijn een verandering in de dierlijke 7 productiesystemen . Door het stimuleren van een zo beperkt mogelijk gebruik van antibiotica in veehouderijbedrijven neemt het risico af. Fijn stof Over de gezondheidseffecten van stedelijk fijn stof is veel bekend. Fijn stof rond veehouderijen verschilt veel van het stedelijke stof. Nader onderzoek moet uitwijzen of en in hoeverre er meer of minder gezondheidseffecten zijn. In 2011 heeft de gemeente Nederweert nader onderzoek laten uitvoeren naar de overschrijding van de grenswaarde voor fijn stof vanuit intensieve veehouderijbedrijven. In 2011 waren er 15 bedrijven die bijdroegen aan een overschrijding van de grenswaarde. In 2013 is dit aantal gestegen naar 18. Deze toename wordt veroorzaakt door het feit dat er meer bedrijven zijn doorgerekend dan voorheen.
7
Antibioticagebruik en veehouderij: ESBL en MRSA in dieren en de genomen controlemaatregelen; RIVM, 2012. 14
Door de hoge mate van overschrijding in combinatie met de hoge achtergrondbelasting is het niet mogelijk met technische maatregelen op individueel bedrijfsniveau de overschrijdingen op te lossen. In overleg met het ministerie van IenM is besloten dat Nederweert een pilot gemeente is voor het opstellen van een gebiedsgerichte aanpak voor de fijn stof problematiek. Er wordt een plan van aanpak en een uitvoeringsprogramma opgesteld met korte en lange termijn maatregelen. De bijdrage van de veehouderijen aan de fijn stof concentratie zal dalen. Op basis van gegevens van het RIVM is er tot 2020 een dalende trend van de achtergond 3 concentratie van PM10 te verwachten (21.5 naar 19 ug/m ). Geur In 2007 heeft de gemeente Nederweert de eerste verordening op grond van de Wet geurhinder en 8 veeehouderij vastgesteld. Deze verordening is in 2013 geevalueerd . Gebleken is dat de geurbelasting in bepaalde gebieden tussen 2007 en 2013 is toegenomen. Dit was aanleiding om de verordening in 2013 aan te passen. De normen in een gebied van 1500 meter rondom de kernen 3 Ospel en Nederweert zijn aangescherpt (10 Oue/m ) om op die manier een afname van de geurbelasting te bewerkstelligen. Of de aanscherping van de normen het gewenste effect heeft zal bij de volgende evaluatie in 2015 duidelijk moeten worden.
I-5 Ligt het gezondheidsrisico boven maximaal toelaatbaar risico? Er zijn verschillende mogelijkheden om mens en milieu te beschermen tegen ongewenste blootstelling aan milieufactoren en infectieziekten. Normen gericht op maximaal toelaatbare belastingsniveau’s die mens en milieu moeten beschermen tegen ongewenste effecten. Normstelling vindt plaats met behulp van advieswaarden, grens- en streefwaarden. Op dit moment zijn er geen normen of grenswaarden beschikbaar voor micro-organismen, fijnstof afkomstig van veehouderij en zoönosen. 3 Alleen voor endotoxinen is een voorlopige gezondheidkundige advieswaarde van 30 EU/m voor 9 omwonenden opgesteld .
I-6 Hoe zeker is het verband? Algemeen Intensieve veehouderijen kunnen door uitstoot van fijn stof en (bestanddelen van) micro-organismen met name effecten geven op de luchtwegen. Het is nog niet duidelijk binnen welke afstand of bij welke concentraties deze effecten kunnen optreden. Zoönosen Blootstelling aan zoönosen, waaronder Q-koorts, kan gezondheidseffecten veroorzaken zoals griepachtige verschijnselen en longontsteking. Niet iedereen wordt (ernstig) ziek. Dit is afhankelijk van de algemene gezondheidstoestand van de blootgestelde. Er is onzekerheid over het ontstaan van een voor mensen hoogpathogene en overdraagbare variant van het vogelgriepvirus. ESBL-bacterie Het is nog niet bekend of en hoe deze bacteriën op veehouders of omwonenden overgedragen worden. Geur Er wordt een algemene relatie gebruikt voor de berekening van hinder door geurbelasting. Een bepaalde geurbelasting zal echter op de ene locatie meer hinder geven dan op een andere locatie. De hoeveelheid hinder hangt namelijk niet alleen af van de hoeveelheid geur, maar ook van de situatie, persoonlijke omstandigheden en bijvoorbeeld de diersoort. In zijn algemeenheid kan het 8 9
Verordening geurhinder en veehouderij Nederweert; 2 april 2013. Gezondheidsraad 2012 15
aantal gehinderden in niet concentratiegebieden hoger zijn dan in concentratiegebieden. De gemeente Nederweert wordt als concentratiegebied gezien. Een kwantitatieve relatie tussen de geurbelasting en stress-gerelateerde gezondheidseffecten en verstoring van activiteiten en gedrag is nog niet bekend. Fijn stof Het fijn stof van veehouderijen is in vergelijking met verkeersstof grover en bevat meer biologische componenten. Hierdoor zijn effecten als een toename van luchtwegklachten en luchtwegontstekingen mogelijk. Er is nog niet bekend wat het risico op deze gezondheidseffecten is bij een bepaalde concentratie fijnstof. Endotoxinen Er is redelijk veel onderzoek gedaan naar blootstelling van werknemers, waaronder mensen die in stallen werken. Bij hoge concentraties, die in stallen voorkomen, zijn zonder uitzondering chronische effecten op de longfunctie gevonden die gepaard gaan met luchtwegklachten. Het is nog niet duidelijk wat de risico’s zijn op deze gezondheidseffecten bij omwonenden die aan veel lagere concentraties zijn blootgesteld.
I-7 Hoe groot is de bijdrage aan het aantal ziektegevallen? Geur De grootste bron van geurhinder in het buitengebied is de intensieve veehouderij. Fijn stof Van fijn stof en endotoxinen is niet bekend hoeveel ziektegevallen er optreden als gevolg van blootstelling en ook niet wat de bijdrage is aan het aantal ziektegevallen.
16
II ERNST VAN DE GEZONDHEIDSEFFECTEN II-1 Welke klachten of aandoeningen noemen omwonenden? 10
De volgende resultaten zijn afkomstig van de uitgevoerde volwassenmonitor 2012 . De GGD gezondheidsmonitor is afgenomen in 2012 onder volwassenen en ouderen in de regio Limburg-Noord. In onderstaande tabel zijn de resultaten voor de gemeente Nederweert weergegeven van het thema “hinder, uw woning en woonomgeving”. Tabel 4: resultaten volwassenmonitor 2012 %
Nederweert Aantal respondenten
Regionaal (Limburg-Noord) % Aantal respondenten
Risicobeleving, m.n. bezorgd over veehouderij
Ja Nee nvt
10.0 37.1 52.9
42 138 205
2.2 12.9 84.9
139 774 4158
Hinder landbouw en veeteelt
Weinig hinder Hinder Ernstige hinder Nvt
20.9 16.1 1.9
81 68 9
14.1 5.5 0.6
863 347 38
61.1
246
79.8
4004
Geurhinder landbouw en veeteelt
Geen hinder hinder
82.0 18.0
327 77
93.9 6.1
4867 385
Ernstige geurhinder landbouw en veeteelt
Geen hinder Ernstige hinder
98.1 1.9
395 9
99.4 0.6
5214 38
Hinder veestallen
Weinig/geen Hinder Ernstige hinder nvt
17.6 16.3 4.4
68 68 20
8.3 3.6 0.8
477 240 57
61.7
247
87.3
4474
Geen hinder hinder
79.3 20.7
315 88
95.6 4.4
4951 297
Geurhinder veestallen
Ernstige Geen 95.6 383 99.2 5191 geurhinder Ernstige 4.4 20 0.8 57 veestallen hinder Opmerking: de vragen, inzake hinder, uw woning en woonomgeving, welke zijn opgenomen in het gezondheidsonderzoek zijn als bijlage bijgevoegd. Nederweert: Uit klachtenoverzicht van de gemeente Nederweert blijkt dat in 2013 7 klachten zijn ingediend over stankoverlast door 7 verschillende klagers.
10
Gezondheidsonderzoek inwoners van 17-65 jaar; 26 september 2012; GGD Limburg-Noord 17
II-2 Wat zijn risicogroepen? Q-koorts:
mensen met verminderde weerstand, patiënten met ernstige hartafwijkingen of afweerstoornissen en zwangere vrouwen MRSA: mensen met verminderde weerstand die intensief met varkens werken en patiënten in het ziekenhuis ESBL: patiënten in ziekenhuizen en ouderen in verpleeghuizen Geur: algemene bevolking Fijnstof en endotoxinen: ouderen, personen met al bestaande luchtweg- of hartaandoeningen en kinderen
II-3 Wanneer en hoe vaak treden gezondheidseffecten op? Q-koorts: MRSA en ESBL:
incidenteel, maar klachten kunnen erg lang (meer dan een jaar) aanhouden incidenteel, in perioden met sterk verminderde weerstand in het ziekenhuis of Verpleeghus Geur: dagelijks mogelijk Fijnstof en endotoxinen: korte termijn effecten dagelijks mogelijk, langere termijn effecten incidenteel
II-4 Welke behandelingsmogelijkheden zijn er? Q-koorts: Vogelgriep:
antibiotica behandeling met virusremmende middelen zorgt ervoor dat de ziekte minder ernstig verloopt MRSA: bij MRSA-dragers, die geen infectie hebben, kan een chloorhexidinezeepoplossing en neuszalf gebruikt worden om de MRSA-bacteriën van de huid en het slijmvlies te verwijderen. MRSA-infecties worden behandeld met speciale antibiotica, o.a. afhankelijk van het type MRSA ESBL: een ESBL infectie is beperkt met antibiotica te bestrijden Geur: communicatie over de geursituatie Fijnstof en endotoxinen: medicijnen
18
III WAARDERING VAN DE GEZONDHEIDSEFFECTEN III-1 Wordt het gevoel van veiligheid bedreigd? Burgers stellen vaak de volgende vragen in relatie tot intensieve veehouderij: - Ik maak me zorgen om de groeiende IV in mijn omgeving - Hoe groot is de kans dat ik ziek wordt van IV - Ik heb de laatste jaren steeds vaker gezondheidsklachten komt dit door de groeiende IV in mijn omgeving? - Hoe groot is de kans dat ik een infectieziekte oploop als gevolg van IV? - Hoe gevaarlijk is het fijn stof van IV? - De geur wordt als steeds hinderlijker ervaren; zijn het giftige stoffen die ik ruik? Sommige burgers in buitengebied voelen zich minder beschermd dan burgers in woonkernen omdat de normen voor het buitengbied minder streng zijn (inspraakverslag).
III-2 Zijn de blootstelling en risico’s vrijwillig en beheersbaar? De blootstelling en risico’s zijn onvrijwillig. In de milieuwetgeving zitten handvatten om de geur van individuele bedrijven te toetsen. Voor de beheersing van de cumulatie van geur, de (microbiologische) samenstelling van fijn stof of de infectieziektendruk zijn weinig handvatten. Onwonenden kunnen inspraakreacties geven op vergunningaanvragen van bedrijven en bij procedures rondom bestemmingsplannen.
III-3 Zijn er andere redenen waarom het risico als onacceptabel kan worden beschouwd? Samenvatting inspraakreacties en andere bij de gemeente bekend zijnde gevoelens die er leven 11 zijn : - Angst voor schaalvergroting; wanneer stopt de groei? - Inpassing landschap is niet altijd acceptabel - Geur blijft lang hangen - Er wordt overlast ervaren terwijl aan de normen wordt voldaan Sommige buurtbewoners van Kreijel en Ospel vinden dat ingediende klachten over stankoverlast niet serieus worden genomen (Inspraaknota). Gemeente kan alleen controleren of het bedrijf voldoet aan de voorschriften van de omgevingsvergunning. Er kan dan nog overlast worden ervaren. Uit een evaluatie blijkt, dat de geuremissie in Nederweert is toegenomen (inspraaknota). In plaats van minder is er meer overlast en dat vinden sommige burgers niet acceptabel. Burgers geven aan, dat de beleveing van geur afwijkt van modelberekeningen (inspraaknota). De feitelijke ‘stanksituatie’ is niet bekend. Met name kalkoenbedrijven met breivoer geven stankoverlast. Sommige burgers vinden dat dergelijke bedrijven niet horen in een intensief kernrandgebied (inspraaknota). Andere bronnen van stank zoals nertsen, verwerking en uitrijden van mest worden niet meegenomen (inspraakverslag). Op rundveebedrijven wordt stank veroorzaakt door natte bijprodukten, Hier is geen geurnormering voor, terwijl het wel overlast geeft (inspraaknota). 11
Inspraaknota ontwerp ‘verordening geurhinder en veehouderij Nederweert 2012’ en ‘gewijzigde ‘verordening geurhinder en veehouderij, versie januari 2013’. 19
Een bedrijf kan voldoen aan een vergunning en toch overlast veroorzaken als er een overbelast situatie is waarbij een bedrijf van oudsher rechten heeft om een bepaalde emissie te produceren (inspraaknota). Alleen als er een vergunning wordt gevraagd om uit te breiden kunnen strengere normen gesteld worden (inspraaknota). Nederweert wordt ontwikkeld tot plattelandsgemeente. Bewoners van het buitengebied hebben overlast van stank in het verleden geaccepteerd. Echter door verdere ontwikkeling en schaalvergroting is deze alleen maar toegenomen. Opmerkingen: regelgeving (gehanteerde berekeningssystematiek) voorziet niet in bijvoorbeeld stank veroorzaakt door opslag van natte bijprodukten bij rundveebedrijven en/of brijvoerinstallaties bij kalkoenbedrijven. Overlast van geur is deel subjectief. Wat door de een als geurhinder wordt ervaren, is voor de ander nog acceptabel.
20
IV NOODZAAK, MOGELIJKHEDEN EN EFFECTIVITEIT MAATREGELEN Algemeen - Verbeteren van stalsystemen met BBT (o.a. gecombineerde luchtwasser (sinds januari 2013 is een elektronisch monitoringssysteem verplicht voor nieuwe luchtwassers), samenstelling voer optimaliseren (bv. vloeibaar voer kan voor fijn stof reductie zorgen)) - Verbeteren van bedrijfs-, gezondheids- en mestmanagement - Verbeteren van hygiënemanegement - Verkeersmobiliteit in directe omgeving reguleren en verminderen - Integrale ketenzorg - Reguleren en reduceren van antibioticagebruik - Verbeteren van communicatie met omgeving dmv dialoog - Verbeteren van signaleringssysteem: eerder op het spoor van dierziekten en gezondheidsklachten bij werknemers - Verbetering afstemming tussen humaan – veterinair - Landschappelijke inpassing (indien stallen (deels) aan het zicht zijn onttrokken wordt het als minder storend ervaren en dit lijkt een positief effect te hebben op de beleving van de kwaliteit van de leefomgeving)
IV-1 Welke normen of voorschriften zijn er? Op het gebied van regelgeving zijn veel verschillende normen en voorschriften. Binnen de veehouderij hebben we te maken met o.a. de MER-richtlijn, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet geurhinder en veehouderij, het activiteitenbesluit, Wet Publieke Gezondheid, etc. Fijn stof EU; Wet Luchtkwaliteit: 3 PM10 jaargemiddelde concentratie: 40 ug/m 3 PM10 daggemiddelde concentratie: 50 ug/m (maximaal 35x/jaar mag worden overschreden) 3 Advieswaarde WHO: 20 ug/m 3
3
Wet geurhinder veehouderij (Wgv): standaardnorm van 3 OUe/m in de bebouwde kom en 14 Oue/m in het buitengebied voor concentratiegebieden In 2007 heeft de gemeente Nederweert de eerste verordening op grond van de Wet geurhinder en veeehouderij vastgesteld. Deze verordening is in 2013 aangepast. De normen in een gebied van 1500 meter rondom de kernen Ospel en Nederweert zijn aangescherpt om op die manier een afname van 12 de geurhinder te bewerkstelligen . 3 - 1.5 Oue/m : kern Nederweert, Ospel en Nederweert-Eind 3 - 3.0 Oue/m : plangebied voor woningbouw Lieverse Velden en Tiskeswej en bedrijfsterrein Pannenweg 3 - 6.0 Oue/m : invloedsgebied plangebied voor woningbouw Ospel 3 - 8.0 Oue/m : invloedsgebied plangebied voor woningbouw Merenveld, Hoebenakker en Anselberg 3 - 14 Oue/m : invloedsgebied bedrijfsterreinen Ketelaarsweg en Aan Veertien 3 - 10 Oue/m : invloedsgebied zone 1500 meter om Nederweert en Ospel - De minimale afstand van bestaande woningen bij melkveehouderijen en paardenhouderijen is 25 meter. Nieuwe stallen mogen niet binnen de afstand van 50 meter gerealiseerd worden en bestaande stallen mogen niet uitbreiden richting een woning binnen 50 meter.
Zoönosen
12
Wet geurhinder – evaluatie gebiedsvisie ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Nederweert – 22 maart 2013 21
Er is een verplichte vaccinatie tegen Q-koorts voor melkgeiten en –schapen. Ook is er als er een uitbraak is van Q-koorts of vogelgriep een wettelijke verplichting om dit te melden en omschreven bestrijdingsmaatregelen te nemen. Voor het risico van de verspreiding van ziekten die van dier op mens overdraagbaar zijn (zoönosen) is nog geen wettelijk of beleidsmatig toetsingskader vastgesteld. Op dit moment worden in de vergunning hygiënische maatregelen opgenomen die door het bedrijf genomen worden om verspreiding van ziektekiemen te voorkomen In de omgevingsvergunning kunnen o.a. de volgende maatregelen opgenomen worden: - hygiëne tijdens de ronde; geen toegang bezoekers in stallen, bedrijfseigen kleding en schoeisel, wasgelegenheid, om daarmee ziekte-insleep te voorkomen - reiniging en ontsmetting van de stallen na de ronde - ongediertebestrijding Voor een uitgebreide toelichting zie pagina 24 Beoordelingskader Gezondheid en Milieu Intensieve veehouderijen van maart 2013. Dieraantallen Op 16 juni 2014 heeft staatssecretaris Dijksma van het ministerie Economische Zaken het concept wetsvoorstel dieraantallen en volksgezondheid bekend gemaakt voor een zogenaamde consultatieronde. Het doel van de regeling is om aantallen dieren te reguleren in het belang van de volksgezondheid. De regeling biedt het bestuur van een provincie of een gemeente een wettelijke mogelijkheid om veedichte gebieden aan te wijzen en in deze gebieden grenzen te stellen aan het aantal dieren. De begrenzing van het aantal dieren kan betrekking hebben op het aantal dieren in een gebied, het aantal dieren op een bedrijf en het aantal dieren per hectare. Onderscheid kan worden gemaakt naar diersoorten, delen van een aangewezen gebied en naar bedrijfstypes afhankelijk van de vastgestelde gezondheidsrisico’s. Bedrijvigheid: in het bestemmingsplan “Buitengebied Nederweert (2009)” is een regeling opgenomen voor nieuwvestiging en uitbreiding van agrarische bedrijven. Voorwaarde voor de ontwikkeling zijn landschappelijke inpassing. - Nieuwvestiging van IV alleen toegestaan in de in het bestemmingsplan aangewezen LOG - Binnen LOG is in beginsel ruimte voor bouwblok van 3 ha, groter is mogelijk onder voorwaarden waaronder extra kwaliteitsbijdrages - In het LOG gelden kwaliteitseisen aan bebouwing - Buiten LOG is in beginsel ruimte voor bouwblok van 1.5 ha, groter is mogelijk onder voorwaarden waaronder extra kwaliteitsbijdrages - Bij uitbreiding van bouwblokken dienen ook bestaande bebouwing ingepast te worden - Buiten het LOG is geen enkele nieuwvestiging toegestaan
IV-2/3 Welke maatregelen zijn mogelijk en wat is de effectiviteit? Zoonosen: - one health principe (structuur opzetten om de samenwerking, kennisdeling, scholing, onderzoek, beleid en communicatie samen te brengen gericht op gezondheid van dier en mens), vroege signalering, bedrijfsvoering enz. - bedrijfsvoering; gesloten bedrijfsvoering: minder insleep (minder nieuwe dieren afkomstig van andere bedrijven) - huisvestingssysteem - kleinere bedrijfsgrootte of compartimentering; bij een groter bedrijf is meer risico: o bij open bedrijfsvoering meer dieren van verschillende bedrijven gemengd: kans op introductie micor-organismen hoger o kans dat antibiotica gebruik toeneemt o groter risico op verspreiding binnen bedrijf door meer indirect contact (één personeelslid verantwoordelijk voor grotere groep dieren) 22
gevoelige populatie is groter: virussen kunnen langer circuleren, kans op mutaties groter o bij uitbraak is bestrijding omvangrijker o bij uitbraak is risico op verspreiding naar buiten via besmette mest of voedsel groter Minder risico: o gesloten keten mogelijk: minder nieuwe dieren, minder kans op micro-organismen o compartimentering mogelijk o vaste contacten met één voerleverancier mogelijk, kwaliteitseisen aan voer te stellen o gemakkelijker te investeren in nieuwe technologieën o minder transportbewegingen en in- en uitsleep mogelijk afstand/dichtheid? microbiologische eisen aan dieren en voer toepassing dierspecifieke hygiëne en/of IKB-voorschriften minimaal gebruik antibiotica o
Geur -
-
-
-
In In het RO-spoor kunnen randvoorwaarden aan het bouwblok en/of hoogte van de gebouwen worden gesteld. In het reconstructieplan kan de omvang van de bouwblokken begrensd worden Het ruimtelijk beleid voor het buitengebied van Nederweert is vastgelegd in de structuurvisie Nederweert 2020. Op grond van dit beleid worden er buiten het landbouwontwikkelingsgebied geen nieuwe agrarische bedrijven meer toegestaan. Bestaande bedrijven kunnen uitbreiden via de BOM+ methode, d.w.z. dat er een kwaliteitsbijdrage dient te worden geleverd. De omvang is afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de landschappelijke waarde van het gebied waar het bedrijf is gelegen Vermindering aantal dieren; effectief (halvering zorgt in principe voor halvering geuremissie) Verhoging en verticale uitstroomopening; hogere uitstroomsnelheid; verhoging met factor 2 betekent geurconcentratie op gegeven afstand 2x zo laag Technische maatregelen, zoals geavanceerde luchtwassers, om emissie van geurstoffen te verminderen Luchtwassers: effectiviteit van chemische wasser 30-40%, biologische wasser 45% en gecombineerde wasser 70-80%; echter veel storingen, niet altijd ingeschakeld; goed gebruik en toezicht belangrijk; electronisch monitoringssysteem sinds 010113 verplicht voor nieuwe luchtwassers, voor bestaande over 3 jaar; ervaringen uit de praktijk laten zien dat rendementen sterk variëren Klachteninventarisatie en –afhandeling in relatie tot handhaving Communicatie bedrijf – omgeving - gemeente
Fijn stof en endotoxinen In overleg met het ministerie van IenM is besloten dat Nederweert een pilot gemeente is voor het opstellen van een gebiedsgerichte aanpak voor de fijnstof problematiek. - Opstellen Plan van Aanpak en uitvoeringsprogramma - Monitoring 2 Sporenbeleid: - Korte termijn maatregelen - Lange termijn maatregelen Maatregelen: - Technische o Pluimveehoouderij o.a. luchtwasser, voer, strooisel/mest, biofilter oliefilm en negatieve ionisatie verlagen PM10 in stal (ook winst voor werknemers!) o Varkenshouderij: enkel luchtwassers beschikbaar (chemische, biologische en combinatie luchtwassers) - Maatregelen op ruimtelijk spoor, o.a. verplaatsing emissiepunten, herschikking dierbezetting in stal, verplaatsing/sloop, voldoende afstand bij nieuwbouw, specifieke bouwregels voor overbelaste gebieden opstellen
23
-
-
Rijksmaatregelen, o.a. aanpassing Besluit Niet In Betekenende Mate. Een ongewenste toename van fijnstof emissies boven de wettelijke normen is niet meer vergunbaar. Subsidieregeling fijnstof Overige maatregelen Aangepaste stalinrichting: aangepast strooisel, biofilter, droogfilterwand, ionisatiefilter Aanpassing van voer (bv. meer vloeibaar); mogelijk 10-20% reductie bij varkens Mest, eerder verversen, indroging voorkomen, sproeien met water: mogelijk 10-20% reductie bij varkens Gesloten en hygiënische bedrijfsvoering; schonere stallen mogelijk 10-20% reductie (varkens) Luchtwassers: chemische wasser 35%, biologische wasser 60-75%, gecombineerde wasser 80% (alleen beschikbaar voor varkens), waterwasser 30%; electronisch monitoringssysteem sinds 010113 verplicht voor nieuwe luchtwassers Ventilatie-uitlaat verhogen (en verticaal uitstromen) blijkt effectief te zijn Een actief handhavingsbeleid luchtwassers, electronische monitoringssystemen
De achtergrondbelasting zal blijvend moeten afnemen om de knelpunten op te lossen en de gezondheidsrisico’s terug te dringen. Communicatie tussen de diverse partijen, waaronder gemeente, veehouders, GGD, huisartsen, dierenartsen, etc.
IV-4 Stakeholders en bepleite maatregelen? Gemeente en Provincie stellen met regels voor ruimtelijke ordening en milieu eisen aan het woon- en leefklimaat in het landelijk gebied. Ze verlenen vergunningen, houden toezicht op vergunningprocedures en handhaven de vergunningvoorschriften. GGD Nederland: - bij nieuwbouw en planvorming een minimale afstand van 250 meter hanteren tussen een veehouderijbedrijf en gevoelige bestemming - Binnen de afstand 250-1000 meter tussen een veehouderij tot een woonkern of lintbebouwing bij vergunningverlening een aanvullende gezondheidskundige risicobeoordeling uitvoeren. In het advies bedrijfsspecifieke kenmerken zoals diersoort, bouwtype (open/gesloten stal) ligging, windrichting en andere ruimtelijke ordeningsaspecten meewegen - bij planontwikkeling gezondheid meewegen in besluitvorming - open en actieve communicatie tussen de diverse partijen betreffende volksgezondheidsaspecten naast milieu- en dierwelzijnsaspecten De Gezondheidsraad stelt: - dat niet bekend is tot welke afstand mensen in de omgeving van veehouderijen onder reguliere omstandigheden verhoogde gezondheidsrisico’s lopen - om aan de ongerustheid van omwonenden tegemoet te komen, is het nuttig en nodig om minimumafstanden te hanteren die aan de emissies zijn gerelateerd en niet alleen op geurbelasting zijn gebaseerd - deze afstanden zouden via lokaal maatwerk vastgesteld kunnen worden. Een dialoog tussen belanghebbenden (direct omwonenden en veehouders) en deskundigen kan zeker uitkomst bieden in dit complexe vraagstuk - uitstoot van deeltjes en geur moet terug gedrongen worden - er is blijvende aandacht nodig voor nieuwe vormen van bedrijfsvoering, systeembeheersing en bedrijfshygiëne Eigenaar veehouderij is verantwoordelijk voor o.a. emissiebeperkende maatregelen en een goede bedrijfsvoering (bedrijfsmanagement en bedrijfsgezondheidsplannen). Burgers geven aan, dat er meer ingezoomd moet worden op individuele bedrijven die overlast veroorzaken op individuele burgers, maatwerk leveren.
24
IV-5 is er maatschappelijke en politieke druk? De thema-avond Buitengebied in Balans, Samen doen op 11 juni 2014 is druk bezocht door ondernemers en inwoners van de gemeente Nederweert. Tijdens deze bijeenkomst is informatie gedeeld en door de gemeente uitleg gegeven over de stand van zaken. Samenvatting inspraakreacties (inspraaknota) en andere bij de gemeente bekend zijnde gevoelens die er leven zijn: - Angst voor schaalvergroting; wanneer stopt de groei? - Inpassing landschap is niet altijd acceptabel - Geur blijft lang hangen - Er wordt overlast ervaren terwijl aan de normen wordt voldaan De gemeenteraad heeft op 5 november 2013 een motie aangenomen waarinhij verzoekt om de mogelijkheden te onderzoeken om een toetsingskader op te stellen om de gevolgen van de intensieve veehouderij voor de gezondheid van omwonenden te beoordelen. Hiermee geeft de raad aan gezondheid en een gezonde leefomgeving in het buitengebied van belang te vinden. In het coalitieakkoord 2014-2018 van de gemeente Nederweert staat voor het buitengebied het volgende speerpunt opgenomen: Ontwikkeling van het buitengebied, waarbij de gemeente faciliterend optreedt bij innovatieve ideeën. We geven ruimte aan excellente bedrijven en kwaliteit moet een uitgangspunt zijn. Verder terugdringen van geur- en fijn stofproblematiek staat hierbij voorop. Daarnaast is in het coalitieakkoord te lezen dat met aandacht voor een gezonde leefomgeving en de maat van Nederweert ruimte wordt gegegeven aan nieuwe economische dragers voor vrijkomende agrarische bebouwing.
25
V KOSTEN EN BATEN V-1 Wat zijn de kosten van ziekte bij ongewijzigd beleid? Onbekend.
V-2 Hoeveel heeft men over voor maatregelen? Onbekend.
V-3 Wat zijn de kosten voor maatregelen en wie is verantwoordelijk? Eerste stap is inventariseren welke maatregelen noodzakelijk/uitgevoerd gaan/kunnen worden.
V-4 Hoe verhoudt zich dat tot andere vormen van gezondheidswinst? Onbekend.
V-5/6 Gewenste/ongewenste gevolgen van andere beleidsterreinen? Het doel is om het buitengebied in de gemeente Nederweert toekomstbestendig te maken en te houden. Ondernemers, inwoners en bezoekers van gemeente Nederweert werken samen aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving. Door nieuwe manieren van denken, originele samenwerkingen en een verfrissende kijk op regelgeving, is het de bedoeling dat er een vitaal platteland ontstaat waar iedereen op zijnof haar manier van kan profiteren en van kan leren. Woningbouw: de gemeente heeft een aantal uitbreidingsplannen. Door de realisatie van deze uitbreidingslocaties kan het aantal blootgestelden toenemen. Landschap: indien stallen (deels) aan het zicht zijn onttrokken wordt het als minder storend ervaren en dit lijkt een positief effect te hebben op de beleving van de kwaliteit van de leefomgeving. Verkeer/transport: Geluid/PM10: Innovatie: Energie: Flora/fauna: -
26