Verslag workshop 10-09-2013
GEZONDHEIDSRISICO’S ROND VEEHOUDERIJEN DIALOOG – VISIE - MAATREGELEN
VERSLAG WORKSHOP 10 SEPTEMBER 2013 Inge van den Broek, GGD bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Merijn Broeders, Gemeente Oss, Dienst Stadsbeleid Voor vragen over dit project kunt u contact opnemen met de gemeente Oss:
[email protected] of bel 14 0412
Inleiding Op 10 september 2013 is er een workshop met als thema ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’ georganiseerd door de gemeente Oss en Bureau Gezondheid Milieu & Veiligheid van de GGD’en Brabant / Zeeland. In deze workshop is aan de hand van het algemene beoordelingskader ‘gezondheid en milieu’1gesproken over de omvang en de ernst van de gezondheidseffecten rond veehouderijen. Het doel is om inzicht te krijgen in de verschillende meningen over de mogelijke gezondheidsrisico’s en welke aspecten onderdeel moeten zijn van de nog te ontwikkelen gemeentelijke visie op gezondheid en veehouderijen. Fast Advies (adviesbureau gezondheid en milieu) is als extern adviseur ingehuurd. Bij deze workshop waren de Gemeente Oss, ZLTO, Nederlandse Vakbond voor Varkenshouders, Bernhezer Buitenwacht , Q-uestion, een veearts, een huisarts, vertegenwoordigers van de dorpsraden Lith, Herpen, Megen, Haren en Macharen en de GGD aanwezig. Ook raadsleden waren uitgenodigd om als toehoorder aanwezig te zijn bij deze workshop (deelnemerslijst zie bijlage). Het doel van de workshop was: 1.
Het bespreken van de omvang en ernst van de gezondheidseffecten ten aanzien van intensieve veehouderij;
2.
Het bespreken van de waardering van de in 1 genoemde effecten door de deelnemers en het bespreken van de mogelijk te nemen maatregelen ter reductie van eventueel optredende gezondheidseffecten en de kosten en baten daarvan;
3.
Het duidelijk krijgen welke lokale informatie nog nodig is om zich een goed oordeel te vormen en hiermee het lokale beoordelingskader Gezondheid en Milieu voor de gemeente Oss aan te vullen;
4.
Inzicht krijgen in de verschillende meningen over mogelijk optredende gezondheidseffecten en over de beleving daarvan.
De resultaten van de workshop vormen de input voor de beleidsvisie van de gemeente over de toekomstige ontwikkeling van de veehouderij in de gemeente. Ook zullen de resultaten worden verwerkt in een lokaal beoordelingskader gezondheid en milieu voor de gemeente Oss.
1
Fast, T en R.Nijdam (2013). Beoordelingskader gezondheid en milieu intensieve veehouderijen.
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
2
Werkwijze De workshop is uitgevoerd aan de hand van het instrument beoordelingskader ‘gezondheid en milieu’2. De gekozen aanpak bestaat hierbij uit twee fasen: -
Het opstellen van een startnotitie “Gezondheid en Milieu in relatie tot intensieve veehouderij”;
-
Het organiseren van een workshop.
In de eerste fase is ter voorbereiding op de workshop een startnotitie opgesteld waarbij gebruik is gemaakt van het landelijke rapport het beoordelingskader ‘Gezondheid en Milieu’ in relatie tot het thema veehouderij en gezondheid. Daarnaast zijn de gegevens zoveel mogelijk aangevuld met de gegevens van Oss. De tweede fase bestond uit het houden van een workshop. Hierin is de startnotitie besproken en is de situatie van Oss weergegeven met een viertal kaarten, die de gebiedsomgeving karakteriseren. Tijdens de workshop hebben de deelnemers gelegenheid gehad om aanvullingen te geven op de startnotitie en de daarin genoemde punten. De resultaten van de workshop zijn vastgelegd in dit verslag. De aanvullingen zullen worden verwerkt in de startnotitie met als resultaat een lokaal beoordelingskader ‘gezondheid en milieu’ voor de gemeente Oss. Vervolg: De gemeente Oss gebruikt de resultaten van de workshop als input voor de ontwikkeling van een visie over hoe om te gaan met de gezondheidsrisico’s rond veehouderijen. Raadsleden zullen via een podiumbijeenkomst geïnformeerd worden over de uitkomsten van de workshopdag. De conclusies en aanbevelingen, zoals die geformuleerd zijn aan de hand van de workshop en de openstaande dilemma’s zullen nader worden besproken tijdens een opiniërende raadscommissie. Hieronder vindt u de weergave van de discussie op inhoudelijke punten, die doorlopende het proces aan de orde zijn gesteld tijdens de workshop. Het verslag sluit af met conclusies en aanbevelingen, die op
Aan de deelnemers van de workshop is gevraagd te reageren. In deze tekstblokken staan de reacties benoemd. Zo wordt duidelijk waar nog discussiepunten liggen. Gemaakte opmerkingen die de tekst verduidelijkten of aanvullen zijn verwerkt in de tekst.
basis van de discussie tijdens de workshop geformuleerd zijn. De conclusies en aanbevelingen zijn aan het einde van de workshop ook gedeeld met de wethouder Hendrik Hoeksema.
2
Bruggen, van, M. en T. Fast (2003) Beoordelingskader gezondheid en milieu RIVM Rapport 609026003
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
3
2 Welke gezondheidseffecten meenemen in de visie? Iedereen, die aan de workshop heeft deelgenomen, heeft ter voorbereiding de startnotitie ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’ ontvangen. In dit verslag staat welke gezondheidseffecten en welke aspecten volgens de deelnemers aan de workshop moeten worden meegenomen in de visie van de gemeente Oss In het lokaal beoordelingskader ‘Gezondheid en Milieu’ van de gemeente Oss zullen deze opmerkingen naar waarheid worden gecontroleerd en waar nodig worden aangevuld en aangepast. Aan de deelnemers is gevraagd welke gezondheidseffecten zij belangrijk vinden, voor de te ontwikkelen visie. De globale resultaten van deze discussie is weergegeven in de volgende tabel, en de achterliggende overwegingen is verder in het verslag uitgewerkt.
Deelnemers hebben in deze tabel aangegeven dat op deze aspecten de meeste gezondheidswinst te behalen valt bij een gemeentelijke aanpak. Dat betekent dus niet dat aanpak op andere aspecten niet belangrijk zou zijn.
Volgens de deelnemers aan de workshop zijn Q-koorts, geur, fijnstof en endotoxinen belangrijke effecten die een plek moeten krijgen in de visie gezondheid en veehouderij van de gemeente Oss. Zij verwachten bij het formuleren van maatregelen op deze aspecten de meeste gezondheidswinst. In de volgende paragraaf wordt voor elk gezondheidseffect beschreven welke aanvullingen de deelnemers opgenomen willen hebben in het lokaal boordelingskader. Wat vindt men belangrijk, welke maatregelen worden genomen en welke aspecten moeten nog nader uitgezocht worden.
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
4
Q-koorts Aanvulling gezondheid Een aantal deelnemers aan de workshop vindt de cijfers over Q-koorts een onderschatting. Landelijk zijn er 25 geregistreerde sterfgevallen aan Q-koorts. Volgens Q-uestion is het waarschijnlijk dat het daadwerkelijke aantal sterfgevallen tussen de 75 en 100 ligt. Van de Q-koortspatiënten blijkt 25% chronisch vermoeid te zijn en van deze 25% blijft 30% na verloop van tijd nog steeds chronisch vermoeid te zijn en is er geen verbetering in verloop te verwachten. Aanvulling op lokale situatie, wat vindt men belangrijk Hoewel door vaccinaties van dieren het gevaar van het optreden van Q- koorts grotendeels geweken is wordt benadrukt dat er lering moet worden getrokken van de ervaringen uit het verleden bij de uitbraak van Q-koorts bij geiten en schapen. De veehouderijsector en de gemeente moeten goed voorbereid zijn bij uitbraken van nieuwe zoönosen of bij uitbraken van Q-koorts bij andere diersoorten.
ZLTO Oss reageert: “hoe geiten het kregen is onduidelijk. Ten tijde van de uitbraak zijn naast geiten andere diersoorten besmet geweest, zij werden er echter niet ziek van.”
Maatregelen Om een uitbraak van een nieuwe zoönose te voorkomen of om tijdig in te grijpen bij een uitbraak van een nieuwe zoönose, waren alle deelnemers het eens over het belang van het toepassen van een OneHealth aanpak3. Hiervoor zijn 4 maatregelen in te zetten. Ten eerste moet hiervoor een goede structuur worden opgezet. Op rijksniveau wordt hiervoor al initiatief genomen. Echter ook op kleinere schaal (bijvoorbeeld op gemeenteniveau of desnoods per bedrijf) is deze aanpak van belang, zoals door de aanwezige dierenarts werd aangegeven. Er moet een structuur komen om kennisdeling, scholing, onderzoek, beleid en communicatie samen te brengen met diverse partners zoals huisartsen, dierenartsen, GGD, gezondheidsdienst voor dieren, gemeenten en veehouders. De tweede maatregel die genoemd werd, is het instellen van een early warning systeem. Veeartsen zouden vroegtijdig melding moeten kunnen maken van signalen van optreden van ongebruikelijke ziekten/veranderingen in de veestapel zonder dat het bedrijf gelijk op slot gaat. Deze aanpak heeft ook tijdens de uitbraak van het Smallenbergvirus goed gewerkt. In een korte tijd zijn de belaste gebieden inclusief de ondernemingen in kaart gebracht en zijn acties
3
gezamenlijke inspanning van meerdere disciplines om een optimale gezondheid te bereiken voor mens, dier en milieu.
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
5
ondernomen om de eventuele volksgezondheidsrisico’s van het virus te monitoren. Als derde maatregel is genoemd, dat er voldoende kennis moet zijn bij betrokkenen om veranderingen bij de dieren vroegtijdig te signaleren. Bij zowel veehouders, huisartsen en veeartsen is de kennis van zoönosen nog steeds niet altijd optimaal. Er zijn regelmatig dieren ziek,
ZLTO Oss reageert: “Deze uitspraak is overtrokken. Jonge dieren hebben nu eenmaal tijd nodig weerstand op te bouwen. Volwassen dieren met voldoende weerstand zijn zelden ziek.”
maar de kunst blijft om tijdig veranderingen in de veestapel te signaleren en op tijd in te grijpen om te voorkomen dat de situatie onbeheersbaar dreigt te worden. Hiervoor moet aandacht komen in scholing of aanvullende cursussen voor veehouders, huisartsen en veeartsen. Hiervoor zijn al een aantal initiatieven ontwikkeld en de gemeente Oss zou hier nader op in kunnen spelen of op voort kunnen borduren . Tot slot is de ontwikkeling van een adequaat ‘bedrijfsgezondheidsplan’4 genoemd. Dit plan moet gericht zijn op maatregelen die de ondernemers nemen om ziekten te voorkomen en in toom te houden, hoe ze het verspreiden van onacceptabele geur en verhoogde fijnstofen endotoxinenconcentraties aanpakken. Dit plan richt zich op gewone/reguliere bedrijfsvoering. Bij een uitbraak zijn wettelijke regelingen van kracht. Het opstellen van een ‘bedrijfsgezondheidsplan’ is ook een signaal voor de omwonenden dat als er iets gebeurt de ondernemer en andere instellingen op de juiste manier zullen optreden. Het is goed om naar omwonenden te communiceren dat er bij een
ZLTO Oss reageert: “Op ieder bedrijf moet voor iedere diersoort een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan aanwezig zijn. is dat er niet dan mag de dierenarts geen medicijnen verstrekken. Hij mag ook alleen de medicijnen verstrekken die in het bedrijfsbehandelplan genoemd zijn.”
uitbraak protocollen in werking treden en dat diverse organisaties, die er bij betrokken zijn, zoals bijvoorbeeld de GGD, altijd 24 uur voor dit soort zaken bereikbaar zijn. Voor omwonenden geldt dat het inzetten van goede communicatie, in geval van een mogelijke uitbraak, een heel belangrijk instrument is, waarmee verdere onrust wordt voorkomen. Bewoners weten niet wat er in een stal gebeurt en weten ook niet of er dieren ziek zijn. Boeren en burgers moeten meer en beter met elkaar communiceren en elkaar sneller informeren als er bepaalde zaken spelen. De manier waarop omgegaan is met de aanpak rondom de uitbraak van het
De Overlaet reageert: “Het bedrijfsgezondheidsplan hoeft niet te worden gecommuniceerd. Het calamiteitenplan bij uitbraak van meldplichtige ziekte wel. In geval van zoonose zou communicatie nog intensiever moeten.”
Smallenbergvirus wordt door de aanwezigen genoemd als een voorbeeld waarin het publiek op juiste en snelle wijze is geïnformeerd. Deze aanpak kan zeker gebruikt worden in de toekomst bij een eventuele uitbraak van andere zoönosen.
4
Tijdens de workshop werd dit rampenplan genoemd
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
6
Aanvulling dilemma’s en wat nog te onderzoeken Door enkele deelnemers wordt gesteld dat hoe groter het bedrijf is, hoe groter de infectieziektendruk is. Als er iets mis gaat zijn de gevolgen groter op gebied van geur, fijnstof en infectieziekten. Bij de Q-koorts heeft men gezien dat de ziekte zich zo snel kan verspreiden omdat er een grote concentratie aan dieren was en omdat er naar de huidige maatstaven een verkeerd gebruik was van mest, mestopslag en mestverwerking. Anderzijds kunnen grotere bedrijven meer investeren in het nemen van maatregelen en het voeren van een gesloten bedrijfsvoering. Hierdoor kan het risico ook afnemen. Daarnaast zijn het nemen van de juiste hygiënemaatregelen en het komen tot een reductie in antibioticagebruik van groot belang. Bedrijven gebruiken al minder antibiotica dan voorheen. Ten aanzien van het beheersen van zoönosen, geur, fijnstof en endotoxinen wordt het hanteren van een afstand ook als mogelijke maatregel genoemd. In het bestemmingsplan ‘Buitengebied Lith 2013’ is het aspect volksgezondheid toegevoegd aan de toetscriteria voor het creëren van duurzame locaties. Een agrarische locatie die binnen 250 meter van een kern of bebouwingsconcentratie ligt, is op basis daarvan in principe niet als duurzaam aan te merken. Volgens één van de deelnemers mag de gemeente afstanden benoemen zonder direct de afstanden te specificeren. Volgens de deelnemer is daar jurisprudentie over bij de Raad van State. Volgens andere deelnemers is deze jurisprudentie hiervoor niet van toepassing. [Red. deze jurisprudentie is inderdaad niet van toepassing]. De vraag is of afstand in de toekomst nog een issue is. Door de deelnemers wordt verwacht dat er in de toekomst nauwelijks nieuwvestiging mogelijk is. Daarnaast is er relatief weinig pluimvee in Oss waardoor een mogelijke afstandsnorm tussen varkensbedrijven en pluimveebedrijven minder relevant is. De vraag is wat een ‘veilige’ afstand nu eigenlijk is. Moet je helemaal terug gaan tot een afstand waarop het achtergrondniveau is bereikt? Een afstandsnorm kan ook angst veroorzaken bij omwonenden of juist een schijnveiligheid creëren. Daarnaast wordt het hanteren van een afstandsnorm ook beïnvloed door factoren als type dieren, beheersplan, grootte van het bedrijf en het bedrijfsgezondheidsplan. Er zijn nog geen emissie-gerelateerde afstandsnormen beschikbaar. Het hanteren van een afstand is in zoverre wel toepasbaar omdat met
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
Buitenwacht reageert: “Veilige afstand tussen pluimvee en varkens zou niet bekend zijn. Het RIVM rapport 215011002 van februari 2008 adviseert een minimale afstand van 1 á 2 km tussen bedrijven, omdat het risico op influenza bij varkens 1.5 tot 2x zo groot is bij toename van 1 bedrijf per vierkante km en verder is de kans dat een geïnfecteerd bedrijf een ander bedrijf besmet binnen een afstand van 2 km vele malen groter dan binnen een afstand van 10 km. Vandaar dat bovengenoemde advies.” 7
de toename van de afstand de blootstelling aan bovengenoemde factoren afneemt. De toekomstige veehouderijen worden steeds meer industrieel van aard. Mede op grond hiervan vindt een aantal deelnemers dat er ook industriële eisen gesteld moeten worden. Andersom zou dit principe ook moeten gelden. Er zouden volgens dit principe ook geen woningen gebouwd mogen worden binnen een bepaalde afstand van agrarische bedrijven. Maar welke afstand ga je kiezen? Zover summier beschikbaar onderzoek nu laat zien, zijn tot op een afstand van 250 meter verhoogde concentraties aan fijn stof, endotoxinen en geur gemeten/gemodelleerd. Eén deelnemer komt met de suggestie om een minimale ‘fatsoensafstand’ van 150 meter voor te stellen ongeacht bedrijfsgrootte of type dieren.
Geur Aanvulling gezondheid Ten aanzien van de geurbelasting wordt geconstateerd dat de gepresenteerde kaart een overwegend groene situatie aangeeft en dat er – in theorie - weinig knelpunten zijn te verwachten. Toch leert de ervaring dat er in de praktijk wel degelijk knelpunten zijn te constateren. Er bestaat een groot verschil tussen de geurberekeningen en de beleving die geur oplevert; dit levert een discussie op: wat is nu eigenlijk geuroverlast. Heeft het te maken met een afnemende tolerantie? Daar is geen eenduidig antwoord op te geven omdat geur door iedereen anders wordt ervaren waarbij ook de beleving een belangrijke rol speelt. Lagere geurbelastingen worden geaccepteerd (een soort adaptatie), maar hoge geurbelastingen, die door incidenten en het uitrijden van mest (gieren) ontstaan, niet of minder. Vaak komt een hoge geurbelasting in pieken voor en blijken een directe invloed te hebben op de leefbaarheid in de omgeving. Aanvulling lokale situatie; wat vindt men belangrijk Geur en geurbelasting is een belangrijk aspect dat meegenomen moet worden in de situatie van Oss. Beleving speelt daarbij een belangrijke rol. Berekende geur volgens de modellen is niet gelijk aan de beleefde geur. Geur kan in belaste gebieden dagelijks spelen al geldt dit niet voor alle mensen in Oss. Tijdens de workshop was er een discussie of bij de bepaling van blootstelling aan geur gerekend moet worden met het werkelijk aantal aanwezige dieren in de stal of de vergunde dieraantallen. Veel
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
8
bedrijven hebben geen dieren meer, maar wel de vergunningen nog. Vergunningen zijn niet altijd ingetrokken waardoor de bestanden van de gemeente wellicht niet helemaal kloppen. Besloten wordt om het vergunningenbestand als uitgangspunt te nemen omdat dit ook het enige sturingsinstrument van de gemeente is. Om de echte situatie in beeld te krijgen wordt gevraagd of de gemeente inzicht kan geven in de jaarlijkse mei-tellingen. Eén van de deelnemers merkt op dat de geurwetgeving voor 2007 op een andere manier werkte, waardoor de geurtoets veel minder goed aansloot bij de realiteit. Het instrumentarium uit de Wet geurhinder en veehouderij wordt doorlopend verbeterd. Hierdoor kan het voorkomen dat een uitbreiding die in het verleden wél is toegestaan, nu niet meer had mogen uitbreiden. Ook moet worden aangegeven dat het onderwerp waar we nu over discussiëren een minder grote rol speelde ten tijde van eerder verleende vergunningen. Door één van de deelnemers wordt ook gewezen op de mestverwerking. Hierdoor ontstaat cumulatie van geurbelasting in het buitengebied. Bij mestwerking is een andere wetgeving (industriële wetgeving) van toepassing dan de wetgeving bij veehouderijen (de Wet geurhinder en veehouderij). Maatregelen Uitgangspunt van de visie van de gemeente Oss moet zijn dat ernstige geurhinder veroorzaakt door intensieve veehouderij niet meer voorkomt. Daar moet op gehandhaafd worden. Duidelijk moet zijn welke maatregelen er door de gemeenten genomen worden om dit te realiseren en welke maatregelen de ondernemers zelf kunnen en moeten treffen. Als het beleid erop gericht is om geurhinder zoveel mogelijk tegen te gaan, dan zullen veel emoties uit de wereld zijn, wordt door verschillende deelnemers aan de workshop verwacht. De inzet van de meest geavanceerde luchtwassers om geur te reduceren wordt door verschillende deelnemers als effectieve maatregel genoemd. Bij luchtwassers gaat het qua effectiviteit om welk type wordt gebruikt. De eerste generatie luchtwassers waren vooral gericht op de uitstoot van ammoniak en niet op geur. De nieuwere biologische luchtwassers zorgen wel voor een hogere reductie van geur. De dorpsraden merken op dat uit onderzoek blijkt, dat veel luchtwassers niet goed werken of zelfs uitstaan. Hierop ontstaat een discussie of luchtwassers uitgezet kunnen worden.
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
9
Er is een wettelijke maatregel genomen om luchtwassers verplicht elektronisch te monitoren. Dit wordt bij de gemeente Oss nog niet ingezet bij handhaving. Daarnaast zijn bewoners ook niet op de hoogte welke luchtwassers al elektronisch worden gemonitord en welke niet. [red: gemeente Oss kan (indien voorziening aanwezig) naar aanleiding van een klacht een bedrijf om een uitdraai van luchtwasser vragen, zo is te controleren of deze aanstaat en functioneert]
Indien mensen klagen bij de gemeente wordt vaak alleen gekeken of het bedrijf voldoet aan de verleende vergunning en wordt verder geen actie ondernomen. Deelnemers adviseren de gemeente om bij klachtenafhandeling de klachten beter te analyseren en samen met de betrokkenen verder na te gaan waar het probleem nu daadwerkelijk ligt. De deelnemers geven aan dat niet alleen gekeken moet worden of de ondernemer aan de vergunningen voldoet, maar dat er ook (in overleg) gezocht moet worden naar andere mogelijke oplossingen om de ervaren hinder te verminderen. Het aantal klachten over geur bedragen in de periode van 1-1-2002 tot 1-2-2013 zijn er in totaal 29 geurklachten bij de gemeente Oss binnengekomen. Een andere maatregel die wordt voorgesteld is om knelpunten met geur beter te identificeren. Waar zijn de locaties met hoge geurbelasting en hoeveel mensen in de directe omgeving hebben mogelijk last van de geur. Op basis van deze inventarisatie kunnen de knelpunten nader onderzocht worden en aangepakt worden door middel van een stappenplan met stimuleringsmaatregelen op gemeentelijk niveau. Een andere optie is dat bij een individueel bedrijf met een hogere geurbelasting een aanvullende risico-inventarisatie wordt uitgevoerd. Op basis hiervan wordt een plan gemaakt met aanvullende maatregelen. Dit moet wel zorgvuldig gecommuniceerd worden met de bedrijven en de omwonenden. Er moet meer aandacht zijn voor handhaving door de gemeente. Bewoners willen graag weten wat de gemeente op het gebied van handhaving onderneemt. Welke maatregelen onderneemt de gemeente in geval van een overtreding, maar ook aan welke eisen moet een bedrijf vooraf voldoen en wordt daarop gecontroleerd. De deelnemers aan de workshop benadrukken dat een bepaalde mate van geurbelasting in het buitengebied wordt geaccepteerd. Maar in geval van hogere geurbelastingen (zoals bijvoorbeeld door gieren of als gevolg van incidenten) is het belangrijk dat dit aan omwonenden wordt
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
NVV reageert: “Gieren = mest injecteren. Voor boeren niet te doen om de buurt te waarschuwen. Afhankelijk van loonwerker en die kan later komen. Incidentele geurhinder hoort bij wonen in het buitengebied.”
10
gemeld en dat wordt aangegeven welke maatregelen zijn genomen om de overlast te verminderen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het sturen van een brief. Er wordt door deelnemers gesproken over het aantal woningen/bedrijfswoningen in een aaneengesloten bebouwing dat overlast kan ervaren en welke mate van geurbelasting daarbij acceptabel is. Eén woning is minder een probleem dan een buurtgemeenschap of kern van woningen. Eén van de deelnemers geeft aan dat geurbelasting een abstract gegeven is op basis van modelberekeningen. De gemeente Oss zou samen met andere gemeenten moeten zoeken naar het ontwikkelen van een meer valide geurinstrument, wat ingezet kan worden bij de communicatie van omwonenden. Er is, volgens een van de deelnemers, een bedrijf dat geurmetingen (chemische analyses) heeft ontwikkeld en waar eens contact mee opgenomen zou kunnen worden. Met het inzetten van een valide geurinstrument zou de geurbelasting meer geobjectiveerd kunnen worden. Of het genoemde instrument daadwerkelijk werkt wordt door sommigen betwijfeld, maar zou zeker nader onderzocht kunnen worden. Dilemma’s Indien de gemeente Oss als uitgangspunt hanteert dat er geen ernstige hinder meer mag optreden ten gevolge van de veehouderij kunnen er in de praktijk knelpunten ontstaan. De vraag die hierbij wordt gesteld is of er nog bedrijven kunnen uitbreiden en waar bedrijven kunnen uitbreiden zonder dat er geuroverlast voor omwonenden ontstaat.
Fijnstof Aanvulling gezondheid Ten aanzien van de bijdrage van fijnstof aan veehouderijen is tijdens de workshop het volgende geconstateerd: Uit de kaarten van Brabant blijkt dat er met name in de concentratiegebieden, een significante verhoging is van het achtergrondniveau aan fijnstof door de intensieve veehouderij. Rondom enkele pluimveebedrijven is er sprake van een verhoogde bijdrage aan de concentraties PM10, maar liggen er weinig woningen in de directe nabijheid van deze bedrijven. Ondanks dat in de gemeente Oss niet zoveel pluimveebedrijven zijn, is wel bekend dat pluimveebedrijven in hoge mate bijdragen aan de uitstoot van fijnstof, met name ook in de vorm van endotoxinen. Naast de vrije uitloop van dieren zorgt ook het soort strooisel dat gebruikt
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
11
wordt voor meer uitstoot van fijnstof. Er wordt de vraag gesteld of de bijdrage aan fijnstof uit stallen niet verwaarloosbaar klein is in vergelijking met fijnstof van verkeer. Volgens de aanwezige medische milieukundige is dit in Brabant niet verwaarloosbaar klein. Aanvulling lokale situatie, wat vindt men belangrijk Tijdens de workshop is er discussie welke hoeveelheid fijnstof afkomstig is van de veehouderij en welke hoeveelheid afkomstig is van andere bronnen. Belangrijk voor het optreden van gezondheidseffecten is de langdurige blootstelling aan verhoogde concentraties fijnstof; wat is de bijdrage van veehouderij aan deze langdurige blootstelling? Over de effecten van fijnstof afkomstig uit veehouderijen is nog weinig bekend en zal meer onderzoek nodig zijn om daar voldoende inzicht in te krijgen. Ondanks dat er ten aanzien van fijnstof afkomstig uit veehouderijen nog veel onbekend en onderzocht moet worden, geeft een aantal deelnemers wel aan dat fijnstof wel meegenomen zou moeten worden in de te ontwikkelen visie rondom veehouderij en gezondheid. Fijnstof is meetbaar en geeft een handelingsperspectief voor de gemeente. Maatregelen Tijdens de workshop wordt geopperd om het planten van groenstroken rondom veehouderijen te verplichten om zodoende fijnstof te kunnen afvangen. Ook al is er nog onvoldoende wetenschappelijk bekend wat de werkelijke effectiviteit van deze maatregel is, kan het planten van groenstroken wel degelijk positief bijdragen aan een goede landschappelijke inpassing. Nog nader te onderzoeken De deelnemers willen graag een inventarisatie op welke plekken in het buitengebied van de gemeente Oss sprake is van een dreigende overschrijding aan de concentraties fijn stof. Verschillende deelnemers van de workshop zouden graag ook de bijdrage van fijnstof door het verkeer inzichtelijk willen hebben. Men denkt namelijk dat het verkeer een grotere bijdrage heeft dan de veehouderijen.
NVV reageert: “Bij fijnstof is de vraag of verkeer of landbouw erger is. Vergeet het verschil tussen oude en nieuwe stallen met luchtwasser niet.”
Endotoxinen Aanvulling gezondheid De situatie in de gemeente Oss is qua belasting aan endotoxinen onduidelijk. Aangezien er weinig pluimveebedrijven zijn in het
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
12
buitengebied is de verwachting dat het een geringe bijdrage heeft aan PM10 en dat de endotoxinenconcentraties daardoor niet verhoogd zullen zijn. Er wordt ook opgemerkt dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de relatie tussen PM10 en endotoxinen. Er wordt aangegeven om eerst nader landelijk onderzoek af te wachten alvorens de situatie in Oss beter in beeld te brengen. Aanvulling op lokale situatie Enkele deelnemers verwachten dat het aantal bedrijven met vleesvarkens en pluimvee de komende jaren nauwelijks in omvang zal toenemen en dat er dan ook geen significante verhoging in de concentraties endotoxinen is te verwachten. Anderen zijn van mening dat endotoxinen wel meetbaar zijn en daarom juist een afweging dienen te zijn in de te ontwikkelen visie rondom veehouderij en gezondheid.
Influenza (vogelgriep en varkensgriep) Aanvulling op gezondheid Er is tijdens de workshop een uitgebreide discussie geweest of vogelgriep en varkensgriep wel als risico benoemd moeten worden. Bij vogelgriep gaat het vooral om de risico’s bij de overdracht van het virus tussen dieren en mensen die direct contact hebben met de dieren. In mindere mate gaat het om het risico richting omwonenden. Aangegeven wordt dat de angst vooral zit in de vermenging van het humane en dierlijke virus. Daarnaast constateren de deelnemers dat er een spanningsveld is
ZLTO Oss reageert: “Wij vragen ons af hoe groot het risico van vermenging daadwerkelijk is.”
tussen dierenwelzijn en wat burgers graag zien in kader van gezondheid. Vogelgriep komt vaker voor bij pluimvee dat buiten loopt. Dit is een beeld wat vanuit dierenwelzijn wordt gepromoot, maar vanuit de optiek van risicobeperking van overdacht minder wenselijk is. Voor de varkensgriep geldt dat er een minimaal risico is voor omwonenden. Ook hier geldt weer dat er de angst is dat er een nieuw pandemisch virus kan ontstaan. Een ander aspect van risico’s dat besproken wordt is de overdracht van virussen tussen pluimveebedrijven en varkensbedrijven. Centrale vraag hierbij is, hoe groot de afstand moet zijn tussen varkens- en pluimveebedrijven om dit risico te beheersen. Helaas is dit niet bekend; een veilige afstand tussen varkens- en pluimveebedrijven is dan ook niet aan te geven.
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
13
Aanvulling op lokale situatie, wat vind men belangrijk De angst voor het optreden van vogelgriep wordt door het merendeel van de deelnemers aan de workshop niet zo belangrijk ervaren, alhoewel het risico op het ontstaan daarvan niet uit te sluiten is. Stallen met vrije uitloop zijn bijvoorbeeld zeker een risicofactor. Geconstateerd is ook dat er in de gemeente Oss niet zoveel pluimveehouderijen zijn. Het virus kan ook via andere routes geïmporteerd en overgebracht worden, bijvoorbeeld door inwoners die verre reizen maken. Voor het ontstaan van varkensgriep geldt dat deelnemers dit ook als minder belangrijk ervaren. Het risico is echter niet uit te sluiten omdat er in Oss wel veel varkensbedrijven zijn. Vogel- en varkensgriep hoeven niet expliciet in de visie van Oss uitgewerkt te worden.
MRSA-bacterie (meticilline-resistente Staphyloccus aureus) Aanvulling op gezondheid Het verzoek van de deelnemers is om expliciet te benoemen dat het hier gaat om de vee-gerelateerde MRSA. Personen die drager zijn van de MRSA-bacterie kunnen het dragerschap kwijtraken als men een tijd niet meer in de stal komt. In ziekenhuizen worden patiënten die werkzaam zijn in bepaalde sectoren van de veehouderij (varkens, vleeskuikens en vleeskalveren) op de MRSA bacterie onderzocht. Uit onderzoek van ziekenhuizen blijkt dat 80% van de binnenkomende patiënten met een veehouderij gerelateerde carrière drager is van de vee-gerelateerde MRSA. Deze vee-gerelateerde MRSA verspreidt zich minder snel van mens op mens dan de andere MRSA soorten. Personen die drager zijn van de veegerelateerde MRSA kunnen het dragerschap kwijtraken als men een tijd niet meer met dieren in aanraking komt. In het Jeroen Bosch ziekenhuis loopt een initiatief in samenwerking met de ZLTO en de GGD ten aanzien van het vee-gerelateerde MRSA-beleid.
Aanvulling lokale situatie, wat vind men belangrijk Ten aanzien van MRSA zijn de meningen verdeeld; de een is van mening dat het een beroepsziekte is terwijl de ander van mening is dat het niet uitsluitend een beroepsziekte is. De bacterie wordt vaak in hogere concentraties in de lucht teruggevonden in een straal van 1000 meter rondom veehouderijen. Echter de hoogste concentraties vindt
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
14
men terug binnen een afstand van 250 meter. Geconcludeerd wordt dat MRSA geen afweging hoeft te zijn in de visie rondom veehouderij en gezondheid.
ESBL-bacterie (Extended spectrum betalactamase producerende bacterie): Aanvulling op gezondheid Deelnemers geven aan dat ESBL ook in niet-dierlijk voedsel voorkomt en ook gevonden is bij huisdieren. Het is onduidelijk hoe het wordt verspreid. Het is ook niet vastgesteld of ESBL uitsluitend van veehouderijen afkomt.
Aanvulling op lokale situatie, wat vind men belangrijk ESBL’s: veehouderijen zijn waarschijnlijk niet de enige bron. Er is bij de deelnemers onduidelijkheid hoe en op welke manier omwonenden worden blootgesteld aan de ESBL-producerende bacteriën. Geconcludeerd wordt dat ESBL geen afweging hoeft te zijn in de visie rondom veehouderij en gezondheid.
3 Conclusies en aanbevelingen Op basis de gevoerde discussie tijdens de workshop op 10 september 2013 kunnen we concluderen dat de volgende aspecten onderdeel
NVV reageert: “We missen saneringsmaatregelen in de aanbevelingen. Deze maatregel zou in overbelaste gebieden kunnen plaatsvinden (uitkopen) van 4 bedrijven die te dicht op woonkernen liggen. Woonkernen zijn naar de bedrijven toegegroeid.”
moeten zijn van de visie over ‘Gezondheid en veehouderij’, die de gemeente Oss in de komende tijd gaat opstellen: 1.
Handhaving
2.
Zoönosen
3.
Introduceren en stimuleren van One-Health aanpak
4.
Geurbelasting en geuroverlast
5.
Fijnstof /endotoxinen
6.
Risicocommunicatie
7.
Hanteren van afstanden
8.
Kosten en baten
9.
Dilemma’s
Deze verschillende aspecten worden hieronder nader toegelicht. 1.
Niet alle genoemde risico’s zijn wetenschappelijk bewezen, maar op basis van de gevoerde discussie stelt men wel vast dat er behoefte is betere naleving van de regels en voorschriften. Er wordt gedacht aan het inzetten van meer handhavingsmaatregelen door de gemeente bij de veehouderij.
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
ZLTO Oss reageert: “Bij alle diersoorten zijn er allerlei kwaliteitscontroles. Er vind al samenwerking plaats binnen allerlei instanties wat betreft controle systematiek. De sectoren zijn vaak al veel verder met bedenken van oplossingen en verbeterpunten en die worden dan in ketenprogramma's geborgd.” 15
Met name de risicoperceptie van omwonenden speelt daarbij een belangrijke rol. Daarom is ook communicatie over de risico’s en de handhaving die al plaatsvind belangrijk. Naast de inzet van meer handhavingsmaatregelen zouden ten aanzien van het buitengebied ook andere maatregelen genomen kunnen worden. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan het treffen van saneringsmaatregelen zoals die ook rondom of bij uitbreiding van vliegvelden worden genomen. Dit zou, met name in die gebieden moeten gebeuren, waar sprake is van overbelaste situatie of waar veehouderijen te dicht bij woonkernen zijn gelegen. Een andere mogelijkheid is het treffen van stimuleringsmaatregelen. De gemeente kan voorwaarden scheppen zodat de ondernemer eerder bereid is om bepaalde maatregelen te nemen. De gemeente kan er ook voor kiezen om bedrijven die aantoonbaar door het voeren van een goed bedrijfsmanagement lage geur- en fijnstofemissies hebben, meer mogelijkheden te geven om het bedrijf verder uit breiden. Afstand tot de woongebieden speelt hierbij dan wel een rol. 2.
Uit de Q-koorts uitbraak moet de gemeente Oss lering trekken, Enerzijds omdat er veel angst en wantrouwen heerst ten aanzien van nieuwe of andere zoönose-uitbraken en de beheersbaarheid daarvan. Anderzijds vanwege de onzekerheid dat ook bij andere diersoorten de Q-koorts veroorzakende bacterie voorkomt en daardoor mogelijk tot risico’s leidt.
3.
Het belang van het introduceren en stimuleren van de OneHealth aanpak wordt door alle deelnemers ondersteund en onderstreept. De nog onbekende zoönosen vormen het meest reële risico. Het vroegtijdig signaleren van een uitbraak, actie ondernemen en vervolgens daarover zorgvuldig en transparant te communiceren met de omgeving vormt een belangrijke aanbeveling. Hoe ziet een dergelijke structuur eruit op gemeentelijk, provinciaal, bedrijfs- en/of rijksniveau en wat is de rol van de verschillende partners hierin, zijn vragen die daarin nog open blijven. De gemeente Oss wordt geadviseerd om hiervoor een structuur op te zetten. Geconstateerd werd wel dat goede scholing van personeel en signalering door de bedrijven hierbij een belangrijk onderdeel van vormen. Bedrijven moeten een bedrijfsgezondheidsplan klaar hebben liggen waarin de stappen staan vermeld die ondernomen worden als er sprake is van een uitbraak.
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
16
4.
Geurbelasting en – en overlast is een ander aspect dat veel aandacht verdient in de toekomstige visie vinden de verschillende deelnemers aan de workshop. Beleving (wat is geuroverlast en wat niet en hoe wordt het ervaren) speelt daarbij een belangrijke rol. Een verhoogde geurbelasting en overlast kan dagelijks spelen en heeft daardoor mogelijk een grote impact op de invulling en waardering van het dagelijks leven. Maar de geurproblematiek geldt niet voor alle inwoners van de gemeente Oss. Monitoring en handhaving spelen een belangrijke rol in het te voeren beleid. Wat gebeurt er met de klachten over geuroverlast? Kunnen veehouderijen de geplaatste luchtwassers uitzetten? En welke maatregelen treft de gemeente in de praktijk als er sprake is van overlast of bij overtredingen? Een andere maatregel wordt voorgesteld om knelpunten met geur eerder te identificeren. Locaties waarvan bekend is dat er een hoge geurbelasting is of waar veel mensen in directe omgeving van bedrijven wonen zouden eerder in beeld gebracht moeten worden. Deze knelpunten zou men nader moeten onderzoeken en moeten aanpakken op basis van een stappenplan met stimuleringsmaatregelen. Daarbij is een goede communicatie tussen bedrijf en omwonenden van belang.
5.
Fijnstof en endotoxinen vormen een minder groot probleem in de gemeente Oss dan gedacht wordt omdat er op basis van de beschikbare gegevens weinig knelpunten zijn te verwachten. Er zijn weinig pluimveebedrijven in de gemeente Oss. Hoewel endotoxine-metingen nog niet beschikbaar zijn, is niet de verwachting dat er in het buitengebied sprake is van verhoogde endotoxinen concentraties. Daarnaast wonen er ook niet veel mensen in de directe omgeving van pluimveebedrijven. Omdat beide effecten (in de toekomst) meetbaar zijn en handelingsperspectief kunnen bieden voor de gemeente, is er wel behoefte om deze ontwikkelingen te volgen.
6.
Communicatie loopt als rode draad door de workshop. Informeer bewoners tijdig als er ergens een uitbraak is en laat ze weten welke acties worden ondernomen. Maar informeer burgers ook in een eerder stadium; welke maatregelen nemen bedrijven zelf om infectierisico’s en overlast tegen te gaan en welke maatregelen treft de gemeente in geval van een overtreding. Informeer de bewoners ook over de structuur van
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
17
One-Health. Het voeren van een dialoog wordt door de deelnemers als heel belangrijk ervaren. Dit zou zeker in overbelaste situaties moeten gebeuren. 7.
Het hanteren van een afstand tussen bedrijven en tussen bedrijven en bewoonde omgeving is een vraagstuk wat vanuit verschillende kanten bekeken kan worden. Er wordt een aantal redenen gegeven waarom afstand niet belangrijk is en een aantal redenen waarom weer wel. De keuze van een afstand kan ook gerelateerd worden aan andere aspecten zoals het hebben van een bedrijfsbeheersplan en bedrijfsgezondheidsplan (hoe is de totale bedrijsfvoering), de bedrijfsgrootte, of soort dieren en stalontwerp. Hier ontbreken nog allerlei overwegingen voor. Als de gemeente Oss het hanteren van een afstand wel belangrijk vindt, is de vraag welke afstand afdoende is om risico’s te beheersen en tot op welk niveau? Tot op een afstand van 250 meter worden in bepaalde situaties zeker verhoogde belastingen gemeten. Hoe hard deze afstand daadwerkelijk is op basis van de huidige beschikbare gegevens moeilijk te geven. Wel zou bij een kortere afstand dan 250 meter in combinatie met een hoge geur- of fijnstofbelasting een bedrijf wel een aanvullende risico-inventarisatie met maatregelen moeten nemen.
8.
Kosten en baten Deelnemers aan de workshop verwachten dat er in de toekomst minder agrarische bedrijven zullen zijn. Nieuwvestiging van bouwblokken is niet meer mogelijk. Locaties komen nog wel beschikbaar, maar boeren hebben vaak te weinig financiële middelen om het bedrijf te verplaatsen of om het bedrijf op twee locaties te exploiteren. Deelnemers merken op dat door allerlei omstandigheden bedrijven zullen groeien om te kunnen overleven. Het wordt steeds moeilijker om maatregelen op het bedrijf ter beperking van uitstoot te nemen vanwege de hoge financiële kosten. Kun je als gemeenten bedrijven uitkopen? Ja, dat gebeurde tot nu toe alleen als de grond verkocht kan worden en daar huizen worden gebouwd, bijvoorbeeld in het kader van Ruimte voor Ruimte. Anderzijds kun je de vraag stellen of er altijd sprake moet zijn van inruilbaarheid. Je kunt je ook afvragen hoeveel geld de gemeente over heeft voor het beschermen van volksgezondheid en het invullen van een goede leefomgeving.
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
18
Wanneer wordt gezondheid een afweging? Hoeveel geld mag dit kosten? Wil de gemeente een bedrijf uitkopen zonder dat daar het principe van inruilbaarheid tegen overstaat? Wat mag gezondheid kosten in relatie tot economische gezonde veehouderijen? Er is behoefte aan een goede balans tussen leefomgeving/recreatie en veehouderijen 9.
Er zijn ook nog een aantal dilemma’s naar voren gekomen waar (nog) geen antwoord voor te vinden is, maar die mogelijk wel een plaats kunnen krijgen in de nieuw te ontwikkelen visie. Waar staan we nu met de ontwikkeling van de veehouderij binnen de gemeente Oss en waar gaan we in de toekomst naar toe? Welke ontwikkelingen zien we ten aanzien van de schaalvergroting in combinatie met de verplichting tot mestverwerking. Wat zijn de risico’s van mestverwerking? Er is nog weinig bekend over de mogelijke emissie van microorganismen bij mestverwerking, zeker als dat kleinschalig op bedrijfsniveau plaatsvindt. Wanneer zijn bepaalde problemen op te lossen op lokaal niveau en wanneer draag je dit over naar de provincie of het rijksniveau?
Definitieve versie 10012014
Verslag workshop ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’
19