Startersgids
SBB
Partner voor bedrijvige mensen
Startersgids ALGEMEEN “Starten als zelfstandige”
p. 1
Startersgids ALGEMEEN INHOUD U GAAT ALS ZELFSTANDIGE VAN START…?
4
VOLDOET U AAN DE STARTVOORWAARDEN? A. ALGEMENE VOORWAARDEN B. EEN ZICHTREKENING OPENEN
5 5 6
INSCHRIJVING IN DE KRUISPUNTBANK VAN ONDERNEMINGEN (KBO) A. INSCHRIJVING NATUURLIJKE PERSONEN B. INSCHRIJVING VAN VENNOOTSCHAPPEN C. VERMELDING ONDERNEMINGSNUMMER
7 7 8 8
BASISKENNIS BEDRIJFSBEHEER
9
DE VESTIGINGSWET A. ALGEMENE NIEUWIGHEDEN B. NIEUWIGHEDEN PER CLUSTER
10 11 11
SOCIAAL STATUUT EN SOCIALE BIJDRAGEN A. AANSLUITEN B. BIJDRAGEN BEGINNENDE ZELFSTANDIGEN C. BIJBETALING: WANNEER? D. HOEVEEL SOCIALE BIJDRAGEN BETAALT U OP UW BEROEPSINKOMEN VAN 2009? E. VRIJSTELLING SOCIALE BIJDRAGEN F. ZELFSTANDIGE IN BIJBEROEP G. GELIJKGESTELDEN MET EEN BIJBEROEP (ART. 37)
14 14 14 16 17 19 20 21
VERPLICHTE EN VRIJE VERZEKERINGEN A. SOCIALE VERZEKERINGEN B. ANDERE VERZEKERINGEN
22 22 26
BTW A. ACTIVERING ONDERNEMINGSNUMMER BIJ DE BTW B. VERPLICHTINGEN EN RECHTEN IN DE GEWONE BTW-REGELING C. PERIODIEK AANGEVEN VAN DE BTW D. ANDERE VERPLICHTINGEN: E. KLEINE ONDERNEMINGEN: GEEN BTW
27 27 27 27 28 28
PERSONENBELASTING A. AFTREKBARE KOSTEN B. WETTELIJK FORFAIT C. SAMENSTELLING VAN HET BELASTBAAR INKOMEN D. TARIEVEN E. BELASTINGVRIJ MINIMUM
29 29 30 30 30 31
VENNOOTSCHAP OF EENMANSZAAK? A. DE VOORDELEN VAN HET OPRICHTEN VAN EEN VENNOOTSCHAP B. NADELEN C. FORMALITEITEN EN KOSTEN D. VENNOOTSCHAPSVORMEN
32 32 33 33 34
EEN LENING VIA HET PARTICIPATIEFONDS A. DE STARTLENING B. PLAN JONGE ZELFSTANDIGEN
36 36 37
p. 2
C. STARTEO D. OPTIMEO E. SOLIDAIRE LENING F. INITIO G. GEZAMENLIJKE BEPALINGEN BIJ DE VERSCHILLENDE LENINGEN
38 38 39 40 41
DE VLAAMSE WINWINLENING A. ALGEMEEN B. AAN WELKE VOORWAARDEN MOET DE KREDIETNEMER VOLDOEN? C. AAN WELKE VOORWAARDEN MOET DE KREDIETGEVER VOLDOEN? D. WELKE VOORSCHRIFTEN GELDEN VOOR DE WINWINLENING? E. AANVRAAGPROCEDURE F. KAN DE AKTE VAN WINWINLENING NA REGISTRATIE NOG GEWIJZIGD WORDEN? G. WAARVOOR MOET HET GELD VAN EEN WINWINLENING GEBRUIKT WORDEN? H. WAARUIT BESTAAT HET FISCALE VOORDEEL VOOR DE KREDIETGEVER? I. JAARLIJKSE BELASTINGVERMINDERING J. EENMALIGE BELASTINGVERMINDERING K. SITUERING VAN DE VERMINDERING BIJ DE BELASTINGBEREKENING L. WETTELIJK KADER
42 42 42 42 43 43 44 44 44 44 45 45 45
KMO-PORTEFEUILLE A. VOOR WIE? B. DOMEINEN C. OVERZICHT STEUN D. MEER INFORMATIE?
46 46 46 48 48
p. 3
U gaat als zelfstandige van start…? Beste starter, Concrete plannen om een eigen zaak op te starten? Dan is uw vraag naar professionele ondersteuning alvast een stap in de goede richting. SBB heeft inmiddels ruim 35 jaar ervaring met starters en begeleidt vandaag meer dan 18.000 klanten. Daardoor zijn de SBB-startersconsulenten als geen ander vertrouwd met de ondernemersrealiteit en kunnen ze u met raad en daad bijstaan bij de opstart van uw zelfstandige activiteit. In deze startersgids vindt u alle informatie over de voorwaarden waaraan u moet voldoen, en over de administratieve en wettelijke verplichtingen die u moet vervullen. Deze gids werd samengesteld door de deskundigen van de studiedienst die onderwerpen als vergunningen, sociale en fiscale wetgeving voortdurend en nauwgezet opvolgen. Of u zich nu vestigt als schrijnwerker, een praktijk start als tandarts of een winkel opent, voor alle vragen over vestigingsreglementering en vergunningen, boekhouding en accountancy, fiscaliteit en milieuwetgeving kunt u terecht in het SBB-kantoor in uw buurt. De startersconsulenten staan tot uw dienst en verstrekken u graag advies. U vindt de contactgegevens van onze kantoren achteraan in deze gids. Veel succes met uw zelfstandige activiteit! Nathalie Put Starterscoördinator SBB Accountants & Adviseurs Vuurkruisenlaan 2 3000 Leuven P.S. Bezoek ons ook eens op www.sbb.be
p. 4
Voldoet u aan de startvoorwaarden? A. ALGEMENE VOORWAARDEN OM EEN ZELFSTANDIGE ACTIVITEIT TE KUNNEN UITOEFENEN In België geldt principieel de vrijheid van ondernemen. Er zijn echter beperkingen. Sommige van die beperkingen hebben te maken met de beoefenaar, andere met de activiteit.
A. Leeftijd Om als zelfstandige te beginnen, moet u minstens 18 jaar zijn.
B. U moet bekwaam zijn Om te starten als zelfstandige moet u burgerrechten bezitten en bekwaam zijn. Wie wettelijk of gerechtelijk onbekwaam is verklaard of onder een voorlopig bewindvoerder staat, kan geen onderneming opstarten. Wie failliet verklaard werd, kan een nieuwe handelsactiviteit beginnen, tenzij de rechter het verbiedt. Als het faillissement te wijten was aan een ernstige fout, dan kan de rechtbank het verbod opleggen opnieuw handelaar te worden. Dat verbod geldt altijd voor een specifieke duur, die door de rechtbank wordt bepaald. De minimumduur is drie jaar, de maximumduur tien.
C. Nationaliteit Nationaliteit speelt geen enkele rol voor het opstarten van een zelfstandige activiteit. Maar wie geen Belg is en niet de nationaliteit heeft van één van de landen van de Europese Economische Ruimte (de Europese Unie, Liechtenstein, Noorwegen en IJsland) moet – behoudens uitzonderingen – in het bezit zijn van een beroepskaart.
D. Bewijs ondernemersvaardigheden Wie met een handelsactiviteit start, moet bij de inschrijving via het ondernemingsloket in de Kruispuntbank van Ondernemingen aantonen over basiskennis bedrijfsbeheer te beschikken. Naast de basiskennis bedrijfsbeheer moet men voor sommige beroepen ook aantonen over voldoende beroepsbekwaamheid te beschikken. Vanaf 1 september 2007 veranderde de wetgeving hierover grondig. Op dit moment zijn er 3 clusters van gereglementeerde beroepen. Daarnaast zijn er nog 6 beroepen die individueel gereglementeerd zijn. Meer informatie hierover vindt u verder in deze startersgids. Bepaalde ondernemingen zijn vrijgesteld van het aantonen van de ondernemersvaardigheden: 1) De onderneming is geen KMO Een onderneming is géén KMO zodra één van de volgende criteria op de onderneming van toepassing is: het gemiddeld aantal werknemers op jaarbasis is hoger dan 50; meer dan 25% van de aandelen of deelbewijzen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen of de eraan verbonden stemrechten zijn in het bezit van één of meerdere ondernemingen, andere dan KMO's; de jaaromzet overschrijdt de 7.000.000 EUR, of het jaarlijks balanstotaal is hoger dan 5.000.000 EUR.
p. 5
2) Overlijden ondernemer Bij overlijden van een ondernemer die zelf aan de vereisten voldeed, wordt de overlevende echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner of de zes maanden officieel samenwonende partner die de onderneming overneemt, vrijgesteld van het bewijs van ondernemersvaardigheden. De kinderen van de overleden ondernemer die de zaak willen overnemen, krijgen 3 jaar de tijd om de nodige attesten te behalen. 3) Overname van een handelszaak Wie een onderneming overneemt, heeft één jaar de tijd om zijn ondernemersvaardigheden aan te tonen.
B. EEN ZICHTREKENING OPENEN Als ondernemer moet u een zichtrekening openen bij een financiële instelling. Deze rekening moet verschillen van uw privérekening en u moet ze gebruiken voor verrichtingen in verband met uw zelfstandige activiteit. Dit rekeningnummer moet u samen met de naam van uw onderneming, die van de financiële instelling en uw ondernemingsnummer vermelden op alle uitgaande documenten (brieven, facturen, …).
p. 6
Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) Iedere handelsonderneming en iedere niet-handelsonderneming naar privaatrecht (vb. landbouwer, tandarts, psycholoog, …) moet zich laten inschrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Deze inschrijving verloopt via de erkende ondernemingsloketten. Het maakt daarbij geen verschil of de activiteit in hoofdberoep of in bijberoep wordt uitgeoefend. De inschrijving moet gebeuren vóór de start van de onderneming. Het ondernemingsloket kent een uniek ondernemingsnummer toe en staat in voor de creatie van een vestigingseenheidsnummer per afzonderlijke vestiging. Ook SBB Accountants & Adviseurs beschikt over een ondernemingsloket. SBB heeft toegang tot on line kennistools over de vestigingswetgeving en kan uw gegevens verzamelen voor de inschrijving in de KBO. Uw inschrijving is dezelfde dag nog in orde!
A. INSCHRIJVING NATUURLIJKE PERSONEN Handels- en ambachtsondernemingen De handels- of ambachtsonderneming natuurlijke persoon meldt zich voor de inschrijving aan bij een erkend ondernemingsloket. Het ondernemingsloket onderzoekt eerst uw ondernemersvaardigheden (bedrijfsbeheer en ingeval van een gereglementeerde activiteit ook beroepskennis) en schrijft uw handelsactiviteiten vervolgens in in de KBO.
Niet-handelsondernemingen naar privaatrecht Het ondernemingsloket schrijft u in in de KBO. U moet geen ondernemersvaardigheden aantonen. Indien u een activiteit zal uitoefenen waarvoor een vergunning of erkenning nodig is van een orde of instituut, dan moet u na uw inschrijving contact opnemen met die orde of dat instituut.
Bij de inschrijving moet u een aantal gegevens en documenten bezorgen:
identiteitskaart → indien u een inwoner van buiten de EU bent: beroepskaart of bewijs dat u vrijgesteld bent van de verplichting om houder te zijn van een beroepskaart; bewijs ondernemersvaardigheden (enkel voor handelaars); bankrekeningnummer; startdatum van de activiteit(en); bijzondere vergunningen indien van toepassing (leurkaart, vergunning beenhouwer-spekslager).
Inschrijvingskosten: Voor handels- en ambachtsondernemingen kost de inschrijving 75 euro, één vestigingseenheid inbegrepen, plus 75 euro per bijkomende vestigingseenheid. Dit tarief geldt voor alle ondernemingsloketten! De eerste inschrijving van een niet-handelsonderneming naar privaatrecht is gratis. De latere wijzigingen of stopzetting zullen wel betalend zijn.
p. 7
B. INSCHRIJVING VAN VENNOOTSCHAPPEN De oprichting van een vennootschap verloopt via de griffie van de rechtbank van koophandel. De griffier voert de identificatiegegevens van de onderneming in in de KBO. Hoewel vennootschappen reeds zijn opgenomen in de KBO en een ondernemingsnummer via de griffier van de rechtbank van koophandel hebben gekregen, moeten ook zij zich nog laten inschrijven bij een ondernemingsloket. Het ondernemingsloket zal de hoedanigheid (handelsonderneming of niethandelsonderneming naar privaatrecht), de activiteiten en de vestigingseenheden invoeren.
Handels- en ambachtsondernemingen Zoals voor natuurlijke personen onderzoekt het ondernemingsloket of de vennootschap voldoet aan de uitoefeningsvoorwaarden van het beroep (de basiskennis bedrijfsbeheer en de beroepsbekwaamheid). De procedure tot inschrijving als handelaar is voor vennootschappen dezelfde als voor natuurlijke personen.
Niet-handelsondernemingen naar privaatrecht Het ondernemingsloket zal aan de onderneming de hoedanigheid van niet-handelsonderneming naar privaatrecht toekennen. Wanneer de onderneming een activiteit zal uitoefenen die een vergunning of erkenning vereist, moet ze na de inschrijving bij het ondernemingsloket contact opnemen met de orde of het instituut. Bij de inschrijving moet u een aantal gegevens en documenten bezorgen:
Identiteitskaart → indien u een inwoner van buiten de EU bent: beroepskaart of bewijs dat u vrijgesteld bent van de verplichting om houder te zijn van een beroepskaart; Bewijs ondernemersvaardigheden (enkel voor handelaars); Bankrekeningnummer; Kopie publicatie oprichtingsakte in Belgisch Staatsblad; Uitbatingsadressen; Startdatum van de activiteit; Bijzondere vergunningen indien van toepassing (leurkaart, vergunning beenhouwer-spekslager).
C. Vermelding ondernemingsnummer Het ondernemingsnummer dat u ontvangt na inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen moet u verplicht op een aantal plaatsen vermelden: - op alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen, brieven, orders en andere stukken die uitgaan van de onderneming; - op de gebouwen, marktkramen en vervoermiddelen die hoofdzakelijk voor de uitoefening van de handelsactiviteit gebruikt worden. De vermelding moet goed zichtbaar en duidelijk leesbaar zijn. Onderneming natuurlijke persoon
Handelsvennootschap – rechtspersoon
BTW BE 0123.456.789
BTW BE 0123.456.789 RPR Brussel
Onderneming vrijstelling van BTW
Niet-BTW belastingplichtige rechtspersoon
BTW 0123.456.789 (meet vermelding RPR indien vennootschap)
0.123.456.789
p. 8
Basiskennis bedrijfsbeheer Wie zich als handelaar wil inschrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) moet bij de inschrijving bewijzen over voldoende kennis van het bedrijfsbeheer te beschikken. Het bedrijfsbeheer kan bewezen worden door middel van akten of praktijkervaring. De volgende akten worden steeds aanvaard voor het bewijs van de basiskennis bedrijfsbeheer: -
getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer; diploma hoger onderwijs; getuigschrift van een erkende versnelde cursus bedrijfsbeheer (128 uur); getuigschrift basiskennis bedrijfsbeheer uitgereikt door de centrale examencommissie; akten die volgens internationale verbintenissen gelijkwaardig zijn met de bovengenoemde.
De volgende akten worden aanvaard indien behaald vóór 30 september 2000: - getuigschrift van hoger algemeen, kunst- of technisch secundair onderwijs (volledig leerplan); - getuigschrift van hoger BSO afdeling “handel”, “boekhouding” of “verkoop” (volledig leerplan); - getuigschrift van het eerste jaar van de opleiding tot ondernemingshoofd; - diploma of getuigschrift van het onderwijs voor sociale promotie; - de vroeger bekomen attesten “bedrijfsbeheer”. Ook praktijkervaring kan ter staving worden ingeroepen. De praktijkervaring moet aangetoond worden in de loop van de vijftien jaren vóór de aanvraag tot inschrijving. De praktijkervaring omvat minstens: - drie jaar als ondernemingshoofd in hoofdberoep een handelszaak of ambacht hebben gevoerd (vijf jaar bijberoep); - vijf jaar als zelfstandig helper van een ondernemingshoofd; - vijf jaar als bediende in een leidinggevende functie. Tot slot kan de beheerskennis ook aangetoond worden door de echtgeno(o)t(e), de wettelijk samenwonende partner of samenwonende partner van de zelfstandige (op voorwaarde dat men reeds minstens 6 maanden samenwoont), de zelfstandige helper (beperkt tot familieverband in de derde graad), of de werknemer die belast wordt met het dagelijks beheer. In een vennootschap is de aangestelde het orgaan van (dagelijks) bestuur. Volgende personen moeten de basiskennis bedrijfsbeheer niet aantonen: - de overlevende echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner (minstens 6 maanden samenwonend) of meewerkende echtgenoot die de onderneming overneemt bij overlijden van het ondernemingshoofd; - de overnemers van een onderneming gedurende één jaar volgend op de overname; - de kinderen van een overleden ondernemer zijn gedurende 3 jaar vrijgesteld. Bij minderjarige kinderen, de begint de termijn van 3 jaar te lopen vanaf hun 18 verjaardag.
De inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen gebeurt via het ondernemingsloket.
p. 9
De vestigingswet Sinds de jaren ’50 bestaat er een zgn. “vestigingswet”. Deze wet bepaalt dat een persoon een bepaalde activiteit pas kan uitoefenen als hij kan bewijzen dat hij over voldoende ‘ondernemersvaardigheden’ beschikt. De wetgeving omschrijft welke activiteiten binnen de reglementeringen vallen, welke kennis hiervoor moet aangetoond worden en hoe men deze kennis kan aantonen (akten, praktijkervaring). In de loop der jaren werden op die manier heel wat beroepen gereglementeerd. Dat plaatst België bij de absolute koplopers in de wereld. Naast de basiskennis bedrijfsbeheer dient men voor sommige beroepen ook te beschikken over voldoende beroepsbekwaamheid. Vanaf 1 september 2007 veranderde de wetgeving hierover grondig. Op dit moment zijn er 3 clusters van gereglementeerde beroepen. Daarnaast zijn er nog 6 beroepen die individueel gereglementeerd worden. Het gaat om de clusters en beroepen die hieronder worden opgelijst. GEREGLEMENTEERDE BEROEPEN Cluster 1: Fietsen en motorvoertuigen Fietsen verkopen en herstellen Carrosserie herstellen Tweedehands voertuigen verkopen Motorvoertuigen herstellen tot 3,5 ton Motorvoertuigen herstellen van 3,5 ton en meer Cluster 2: Bouw en elektrotechniek Ruwbouwactiviteiten (= metsel- en betonwerken en sloopwerken) Stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten Tegelzetten, marmer en natuursteen Dakwerken en waterdicht maken van gebouwen Schrijnwerker en glazenmaker Eindafwerkingsactiviteiten (= schilder en behanger) Installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair Elektrotechnicus Algemeen aannemer Cluster 3: Personenverzorging Kapper/kapster Schoonheidsspecialist(e) Voetverzorging Masseur/masseuse Opticien Dentaaltechnicus Begrafenisondernemer Andere gereglementeerde beroepen Restauranthouder/traiteur Brood- en banketbakker Slager-groothandelaar Installateur lichtreclames Installateur frigorist Droogkuiser-verver
p. 10
A. ALGEMENE NIEUWIGHEDEN De nieuwe wetgeving brengt geen wijzigingen met zich mee op het vlak van de basiskennis bedrijfsbeheer of de personen die in een onderneming de kennis kunnen aantonen. Opvallend is wel dat voor het aantonen van een beroepskennis op basis van een diploma, de voorwaarden strenger worden. Vanaf 1 september 2007 moet men minstens een diploma van de derde graad van het secundair onderwijs moeten voorleggen. Er zijn enkele uitzonderingen op deze regel, vb. het beroep van masseur/masseuse, wat men na een cursus van 60 uren kan uitoefenen. Heeft men de kennis verworven via beroepservaring, dan worden de vereisten versoepeld. Praktijkervaring wordt aanvaard vanaf de leeftijd van 18 jaar (vroeger soms pas vanaf 21 jaar). De duur van de vereiste beroepservaring is meestal 3 jaar (in plaats van 5 jaar) en moet volledig verworven zijn binnen de laatste 15 jaar (in plaats van 10 jaar). Wanneer men in een cluster voor bepaalde activiteiten voldoende kennis bewijst, kan men aan het ondernemingsloket vragen ook de andere activiteiten binnen hetzelfde gereglementeerde beroep toe te voegen. Voorbeeld: wie sinds april 2005 een inschrijving heeft voor aannemer metsel- en betonwerken, mag vanaf april 2008 bij het ondernemingsloket een inschrijving voor sloopwerken aanvragen.
B. NIEUWIGHEDEN PER CLUSTER 1. CLUSTER FIETSEN EN MOTORVOERTUIGEN Het verkopen en herstellen van fietsen is gereglementeerd. De handel in onderdelen is vrij. Eén jaar praktijkervaring als fietsenmaker volstaat om een eigen zaak te kunnen starten. Wil men carrosserie herstellen of 2de handsvoertuigen verkopen, dan moet men een intersectorale kennis bewijzen (= een algemene administratieve vakkennis, alsook technische kennis). Wil men voertuigen herstellen (mechanische, elektrische of elektronische herstellingen of plaatsingen), dan moet men bovenop die intersectorale kennis ook specifieke vakkennis als hersteller bewijzen. Het gereglementeerde beroep verschilt naargelang het gewicht. Enerzijds voertuigen tot 3,5 ton (klassieke wagens, moto’s en bromfietsen), en anderzijds voertuigen boven 3,5 ton (vrachtwagens, landbouwvoertuigen enz.). 2. CLUSTER BOUW EN ELEKTROTECHNIEK De gereglementeerde activiteiten werden in 9 deelgebieden onderverdeeld die, op de sector elektrotechniek na, allemaal slaan op werkzaamheden aan gebouwen. Binnen elk van deze deelgebieden geldt dat voldoende beroepservaring binnen één van deze deelgebieden het mogelijk maakt om ook de andere activiteiten binnen het deelgebied aan te vragen.
p. 11
Ruwbouwactiviteiten
Stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten
Tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten
Dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten
Schrijnwerkers- en glazenmakersactiviteiten
Eindafwerkingsactiviteiten
Installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair Elektrotechnische activiteiten
Algemeen aannemer
Deze regeling is gebaseerd op de reglementeringen van aannemer metsel- en betonwerken en van aannemer van sloopwerken. Het gaat om activiteiten die betrekking hebben op de stevigheid en de weerstand van een gebouw. De bestaande reglementering van aannemer plafonneerder-cementwerker wordt voortaan aangevuld met dekvloeractiviteiten (chape) en gyprocwerken. Dit deelgebied is het samengaan van drie bestaande reglementeringen: aannemer tegelzetter, aannemer steenhouwer en aannemer marmerbewerker. Enkel de bekleding of betegeling is gereglementeerd, niet het verzagen op zich. Een vierde deelgebied omvat alles wat te maken heeft met het waterdicht maken van gebouwen en dakwerken: metalen dakbedekking (zink), nietmetalen dakbedekking en het plaatsen van het dakgebinte. De bestaande reglementeringen van aannemer schrijnwerker-timmerman, zonder het daktimmerwerk, en van aannemer glaswerken, worden samengevoegd. Voortaan is alle schrijnwerk gereglementeerd, ongeacht het materiaal: zowel hout, metaal als PVC. Er zijn 2 categorieën schrijnwerkers: enerzijds zij die alleen producten plaatsen waarvoor minder beroepsbekwaamheid wordt gevraagd, en anderzijds de allround schrijnwerker die ook houten vloeren en parket mag leggen. De fabricatie zonder plaatsing is vanaf september niet meer gereglementeerd. De aannemer van schilderwerken en de behanger-plaatser van vloer- en wandbekledingen vinden vanaf 1 september onderdak in een gezamenlijke sector 'eindafwerking'. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen de industriële schilder en de huisschilder. Dit deelgebied omvat de vroegere reglementeringen van installateur centrale verwarming, sanitair installateur-loodgieter en installateur van verwarming met gas met individuele toestellen. Ook de klimaatregeling wordt toegevoegd aan het deelgebied. In deze reglementering zitten de vroegere reglementeringen van elektrotechnisch installateur en van fabrikant-installateur van lichtreclames. De reglementering dekt alle elektriciteitswerken, ook die slaan op roerende zaken. De voltage speelt geen rol meer. Om zich algemeen aannemer te mogen noemen zal men vanaf september aan een aantal voorwaarden moeten voldoen: • het vereiste diploma is minimaal van het hoger onderwijs; • naast de specifieke kennis ‘algemeen aannemer’ moet men ook minstens de beroepskennis kunnen bewijzen voor 1 van de andere bouwberoepen; • er moet met minstens 2 onderaannemers gewerkt worden.
3. CLUSTER PERSONENVERZORGING Binnen deze cluster worden 7 sectoren gebundeld die te maken hebben met dienstverlening aan personen. De diploma- en ervaringsvereisten variëren hier vrij sterk.
p. 12
Kapper/kapster Schoonheidsspecialist(e)
Voetverzorging
Masseur/masseuse
Opticien Dentaaltechnicus
Begrafenisondernemer
Het onderscheid tussen dameskapper en herenkapper vervalt, en na 2 jaar voltijdse ervaring kan men voortaan een eigen kapsalon oprichten. Het huidige beroep ondergaat weinig grote wijzigingen. Drie jaar voltijdse ervaring is vereist of een passend diploma. Pedicure is voortaan een apart gereglementeerd beroep. Wie 1 jaar voltijdse ervaring opdeed in de voetverzorging of een relevant diploma heeft, kan aan de slag. Medische pedicure (dwz. op voorschrift) valt buiten deze reglementering. Elke schoonheidsspecialist(e) kan deze activiteiten uitoefenen. Nieuw is het feit dat masseren als schoonheidsbehandeling (cosmetische massage) apart gereglementeerd wordt. Een cursus van 60 uren volgen volstaat. Elke schoonheidsspecialist(e) kan deze activiteiten uitoefenen. Deze activiteit blijft relatief streng gereglementeerd. Inhoudelijk verandert er niet veel. Idem als opticien.
Wie minstens 1 van de volgende diensten verricht, oefent het beroep van begrafenisondernemer uit: • het opbaren en verzorgen van de lijktooi en het uitvoeren van de bewaringszorgen; • het zorgen voor het vervoeren van het stoffelijk overschot; • het uitvoeren, verzorgen en organiseren van de begrafenisplechtigheid tot op de begraaf- of de crematieplaats, volgens de plaatselijke, godsdienstige en filosofische gebruiken en de wil van de overledene of de familie. Dit beroep kan enkel via middenstandsopleiding aangeleerd worden. Twee jaar ervaring in de sector volstaat eveneens om dit beroep uit te oefenen.
p. 13
Sociaal statuut en sociale bijdragen A. AANSLUITEN Loontrekkenden en ambtenaren moeten zelf geen actie ondernemen om in regel te zijn met hun sociaal statuut. De bijdragen die zij betalen voor hun sociale zekerheid worden automatisch afgetrokken van hun loon. Als zelfstandige, helper of helpster, meewerkend echtgenoot of echtgenote moet u zich zélf aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Het sociaal verzekeringsfonds stuurt ieder kwartaal een afrekening van de sociale bijdrage die u moet betalen. Via die bijdragen opent u rechten op kinderbijslag, gezondheidszorg, pensioen en faillissementsverzekering. Dit alles is het sociaal statuut van de zelfstandige. Ten laatste 90 dagen na de start van uw activiteit moet u een verklaring van aansluiting ondertekenen bij een sociaal verzekeringsfonds naar keuze. Overschrijdt u die termijn, dan wordt u automatisch aangesloten bij de Nationale Hulpkas en worden intresten aangerekend wegens laattijdige aansluiting. TIP! De zelfstandige die zich tijdig aansluit, krijgt uitstel van betaling voor de eerste twee kwartalen. Hierdoor kunnen sociale bijdragen eventueel naar een volgend fiscaal jaar geschoven worden, waardoor u een besparing kan realiseren aan belastingen en sociale bijdragen. Vennootschapsbijdrage Hoewel het sociaal statuut enkel voor ‘natuurlijke personen’ georganiseerd wordt, moet ook de vennootschap jaarlijks een bijdrage betalen aan het sociaal verzekeringsfonds. Deze bijdrage is afhankelijk van het balanstotaal. Vennootschappen met een balanstotaal tot 570.109,42 EUR betalen 347,50 EUR vennootschapsbijdrage. Voor vennootschappen met een balanstotaal groter dan 570.109,42 EUR is de bijdrage vastgesteld op 852,50 EUR. Vrijstelling vennootschapsbijdrage? In bepaalde gevallen kan de startende vennootschap de eerste drie jaren van een vrijstelling genieten. De vennootschap die meent recht te hebben op de vrijstelling, moet zelf het initiatief nemen en aan de hand van bewijsstukken aantonen dat ze cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden: - ingeschreven zijn als handelsonderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Deze vrijstelling geldt niet voor de vennootschap ingeschreven in het register van de burgerlijke vennootschappen; en - dat de zaakvoerder(s) én de meerderheid van de werkende vennoten die geen zaakvoerder zijn, tijdens de tien jaar voorafgaand aan de oprichting van de vennootschap maximaal drie jaar als zelfstandige verzekeringsplichtig zijn geweest.
B. BIJDRAGEN BEGINNENDE ZELFSTANDIGEN De sociale bijdragen worden volgens een ingewikkeld mechanisme berekend. Uiteindelijk komt het erop neer dat u op uw nettobedrijfsinkomen van drie jaar geleden 22% aan sociale bijdragen betaalt voor uw inkomen onder de 51.059,93 EUR en 14,16% voor de schijf tussen 51.059,93 EUR en 75.246,19 EUR. Voor nog hogere schijven betaalt u geen sociale bijdragen. Voorlopige bijdragen Als beginnende zelfstandige zijn uw werkelijke inkomsten, die als basis dienen voor de berekening van uw bijdragen, nog niet gekend. Daarom betaalt u gedurende de eerste drie jaren elk kwartaal een voorlopige bijdrage. Voor de berekening ervan kunt u kiezen uit twee mogelijkheden:
p. 14
1) Voorlopige bijdragen berekend op een minimuminkomen: Gedurende de eerste drie jaren als zelfstandige betaalt u voorlopige bijdragen berekend op een minimuminkomen. Van zodra uw sociaal verzekeringsfonds de definitieve inkomsten voor uw 1ste volledige kalenderjaar van de fiscus heeft ontvangen, wordt het minimuminkomen vergeleken met uw werkelijk inkomen. Op het verschil moet u dan nog sociale bijdragen bijbetalen. 2) Voorlopige bijdragen berekend op een door u geschat inkomen: Indien u inschat dat uw inkomen hoger zal liggen dan het minimuminkomen laat u uw bijdragen best berekenen op basis van dit geschatte inkomen. Deze methode biedt een aantal voordelen: - U vermijdt om vanaf het derde jaar van uw activiteit te moeten afrekenen met hoge bijbetalingen. - U betaalt hogere sociale bijdragen tijdens uw eerste jaren. Hierdoor nemen de aftrekbare beroepskosten toe waardoor u minder belastingen moet betalen. - Het inkomen van de eerste drie jaren daalt omdat u meer sociale bijdragen betaalt. Daarom zal u ook in het vierde, vijfde en zesde jaar van uw activiteit minder sociale bijdragen betalen. Minimum bijdragen voor starters 2009 HOOFDBEROEP
Voorlopige bijdrage per kwartaal (*)
Bijdragepercentage
Tot einde van eerste volledige kalenderjaar
€ 606,00
20,5%
Tweede kalenderjaar
€ 620,78
21%
Derde kalenderjaar
€ 635,56
21,5%
BIJBEROEP
Voorlopige bijdrage per kwartaal (*)
Bijdragepercentage
Tot einde van eerste volledige kalenderjaar
€ 67,05
20,5%
Tweede kalenderjaar
€ 68,68
21%
Derde kalenderjaar
€ 70,32
21,5%
(*) Sociale bijdragen exclusief beheerskost van het sociaal verzekeringsfonds. Definitieve bijdragen Het systeem van voorlopige bijdragen en herziening geldt voor de eerste drie volledige jaren van je zelfstandige activiteit. Vanaf het vierde jaar worden de sociale bijdragen berekend op het beroepsinkomen van het derde voorafgaande jaar. Zelfstandigen in hoofdberoep betalen een minimumbijdrage van ongeveer 650,34 EUR per kwartaal. De bijdragen voor een bijberoep worden op dezelfde manier berekend, maar op basis van het inkomen kunnen ze lager zijn.
p. 15
C. BIJBETALING: WANNEER? Als het beroepsinkomen van 2009 of 2010 (*) hoger ligt dan de forfaitaire minimuminkomsten waarop de voorlopige minimumbijdrage werd berekend, dan kan u zich verwachten aan een bijbetaling in de loop van 2011/2012. (*) Als u zelfstandige wordt na 31.3.2009, dan geldt uw beroepsinkomen van 2010 (omdat u in 2009 geen 4 kwartalen zelfstandig bent). Voorbeeld bijbetaling Beroepsinkomen = 25.000 EUR Voorlopige bijdrage 2009 = 606,00 EUR Definitieve bijdrage 2009 = 1.281,25 EUR Bijbetaling in 2011/2012: 1.281,25 – 606,00 = 675,25 x 4 kwartalen = 2.701 EUR Tip! bonus bij hogere voorafbetalingen Voorafbetalingen boven het wettelijk minimum kunnen u een bonus opleveren van 0,75 % per kwartaal, gelegen tussen de voorafbetaling en de regularisatie. Dit komt neer op een intrest van 3 % per jaar. Een eenvoudig verzoek tot uw sociaal verzekeringsfonds volstaat.
p. 16
D. HOEVEEL SOCIALE BIJDRAGEN BETAALT U OP UW BEROEPSINKOMEN VAN 2009? In de volgende tabel vindt u de sociale bijdrage die u moet betalen op uw beroepsinkomen van 2009 (of 2010 indien u startte na 31.3.2010). Bij de herziening in 2011/2012 moet u het verschil betalen tussen de definitieve en de voorlopige bijdrage. Sociale bijdrage per kwartaal
VAP-bijdrage per jaar
exclusief beheerskosten Jaarinkomen Zelfstandige
Meewerkende echtgenote
2009
maxistatuut
ministatuut
Gewoon VAP
Sociaal VAP
0,00
606,00
266,69
23,35
966,05
1.111,50
5.194,46
606,00
266,69
23,35
966,05
1.111,50 1.111,50
7.500,00
606,00
384,38
23,35
966,05
11.824,39
606,00
606,00
23,35
966,05
1.111,50 1.175,00
12.500,00
640,63
640,63
26,98
1.021,25
15.000,00
768,75
768,75
32,38
1.225,50
1.410,00 1.645,00
17.500,00
896,88
896,88
37,78
1.429,75
20.000,00
1025,00
1025,00
43,18
1.634,00
1.880,00
22.500,00
1153,13
1153,13
48,57
1.838,25
2.115,00 2.350,00
25.000,00
1281,25
1281,25
53,96
2.042,50
27.500,00
1409,38
1409,38
59,36
2.246,75
2.585,00
64,76
2.451,00
2.820,00
30.000,00
1537,50
34.039,95
1537,50
Maximum bijdrage VAP
2.781,06
3.199,76
35.000,00
1793,75
1793,75
75,52
2.781,06
37.500,00
1921,88
1921,88
80,95
2.781,06
3.199,76 3.199,76
40.000,00
2050,00
2050,00
86,35
2.781,06
3.199,76
42.500,00
2178,13
2178,13
91,74
2.781,06
3.199,76 3.199,76
45.000,00
2306,25
2306,25
97,14
2.781,06
47.500,00
2434,38
2434,38
101,94
2.781,06
3.199,76
50.000,00
2562,50
2551,65
105,43
2.781,06
52.500,00
2640,15
2640,15
108,91
2.781,06
3.199,76 3.199,76
55.000,00
2756,30
2728,65
112,49
2.781,06
3.199,76
57.500,00
2817,15
2817,15
115,88
2.781,06
3.199,76 3.199,76
60.000,00
2933,30
2905,65
118,90
2.781,06
62.500,00
2994,15
2994,15
123,60
2.781,06
3.199,76
65.000,00
3082,65
3082,65
126,33
2.781,06
75.246,19
3.473,02
3.473,02
131,68
2.781,06
3.199,76 3.199,76
75.246,19
Maximumplafond sociale bijdragen
2.781,06
3.199,76
p. 17
Vanaf het 4de jaar Sociale bijdrage per kwartaal
VAP-bijdrage per jaar
exclusief beheerskosten Jaarinkomen Zelfstandige
Meewerkende echtgenoten
2006
maxistatuut
ministatuut
Gewoon VAP
Sociaal VAP
0,00
650,34
296,69
23,35
100,00
111,12
4.752,55
650,34
296,96
23,35
424,39
488,28 770,56
7.500,00
650,34
450,86
23,35
669,73
10.818,42
650,34
650,34
23,35
966,05
1.111,50
12.500,00
751,43
751,43
26,98
1.116,21
1.284,26
15.000,00
901,71
901,71
32,38
1.339,46
1.541,11
17.500,00
1.052,00
1.052,00
37,78
1.562,70
1.797,96 2.054,82
20.000,00
1202,28
1202,28
43,18
1.785,94
22.500,00
1.352,58
1.352,58
48,57
2.009,18
2.311,67 2.568,52
25.000,00
1.502,86
1.502,86
53,96
2.232,43
27.500,00
1.653,14
1.653,14
59,36
2.455,67
2.825,37
64,76
2.678,91
3.082,22
Maximum bijdrage VAP
2.781,06
3.199,76 3.199,76
30.000,00
1.803,43
34.039,95
1.803,43
35.000,00
2.104,00
2.104,00
75,55
2.781,06
37.500,00
2.254,29
2.254,29
80,95
2.781,06
3.199,76 3.199,76
40.000,00
2404,57
2404,57
86,35
2.781,06
42.500,00
2.554,86
2.554,86
91,74
2.781,06
3.199,76 3.199,76
45.000,00
2.705,14
2.705,14
97,14
2.781,06
47.500,00
2838,64
2838,64
101,94
2.781,06
3.199,76 3.199,76
50.000,00
2935,37
2935,37
105,43
2.781,06
52.500,00
3032,09
3032,09
108,91
2.781,06
3.199,76 3.199,76
55.000,00
3.128,82
3.128,82
112,49
2.781,06
57.500,00
3.225,55
3.225,55
115,88
2.781,06
3.199,76 3.199,76
60.000,00
3.322,28
3.322,28
118,90
2.781,06
62.500,00
3.419,01
3.419,01
123,60
2.781,06
3.199,76
65.000,00
3.515,74
3.515,74
126,33
2.781,06
3.199,76
131,68
2.781,06
3.199,76
2.781,06
3.199,76
68.844,54
3.664,49
67.633,47
Maximumplafond sociale bijdragen
3.664,49
p. 18
Bijberoep en gelijkgestelden (artikel 37/40) De eerste 3 jaren Jaarinkomen 2009 0,00
Vanaf het 4de jaar
Sociale bijdrage per kwartaal Zelfstandige 0,00
Meew.echt.
Jaarinkomen 2006
Sociale bijdrage per kwartaal Zelfstandige
Meew.echt.
23,35
0,00
0,00
23,35
0,00
23,35
1.308,17
0,00
23,35
1.175,82
1.308,18
67,05
23,35
1.196,89
71,94
23,35
1.500
76,88
23,35
1.500,00
88,65
23,35
23,35
2.000,00
118,20
23,35
23,35
2.500,00
147,75
23,35
177,30
23,35
2.000,00 2.500,00
102,50 128,13
3.000,00
153,75
23,35
3.000,00
3.500,00
179,38
23,35
3.500,00
206,85
23,35
23,35
4.000,00
236,40
23,35
4.500,00
4.000,00 4.500,00
205,00 230,63
23,35
6.194,10
317,44
Plafond art. 37/40
6.000,00
307,50
6.500,00
333,13
7.000,00 7.500,00 8.000,00 11.824,39
358,75 384,38 410,00 Zie hoofdberoep
265,95
23,35
5.667,12
340,67
Plafond art. 37/40
23,35
6.000,00
354,60
23,35
23,35
6.500,00
384,15
23,35
7.000,00
413,70
23,35
23,35
7.500,00
443,25
23,35
23,35
8.000,00
472,80
23,35
23,35
Zie hoofdberoep
10.818,42
Zie hoofdberoep
Zie hoofdberoep
E. VRIJSTELLING SOCIALE BIJDRAGEN Sommige beginnende zelfstandigen hebben het de eerste maanden niet gemakkelijk om financieel rond te komen. Niet alleen zijn er de opstart -en installatiekosten, maar ook de sociale bijdragen die elk kwartaal betaald moeten worden. Zelfstandigen in hoofdberoep die hun sociale bijdragen niet kunnen betalen, kunnen bij hun sociaal verzekeringsfonds een aanvraag doen tot vrijstelling voor één of meerdere kwartalen. Dit verzoek moet per aangetekend schrijven of persoonlijk (tegen ontvangstbewijs) gebeuren. Er bestaan standaardformulieren die ingevuld moeten worden. Een goede motivatie van de redenen waarom de financiële situatie niet gunstig is en een gedetailleerde opgave van de inkomsten en de uitgaven is belangrijk. De beslissing wordt genomen door de FOD Sociale Zekerheid. Tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk.
p. 19
F. ZELFSTANDIGE IN BIJBEROEP De zelfstandige activiteit kan als een bijberoep bestempeld worden in geval van gelijktijdige cumulatie met: -
Een andere hoofdzakelijke tewerkstelling als loontrekkende De arbeidsregeling moet maandelijks minstens 50 % van een voltijdse tewerkstelling bedragen. Met een loontrekkende activiteit die in het buitenland wordt uitgeoefend wordt rekening gehouden op voorwaarde dat deze activiteit plaats vindt in: - een EU-land; - Canada, Turkije, U.S.A., Zwitserland; - IJsland, Noorwegen, Liechtenstein; - Chili, Australië, Kroatië, Filippijnen, Japan.
-
Een andere hoofdzakelijke tewerkstelling als ambtenaar De statutaire beambten met inbegrip van de werknemers NMBS moeten: - minstens gedurende 8 maanden of 200 dagen per jaar, en - maandelijks gedurende minstens 50 % van de voltijdse betrekking, in overheidsdienst tewerkgesteld zijn.
-
Een andere hoofdzakelijke opdracht in het onderwijs De onderwijsopdracht moet maandelijks minstens 60 % van het aantal uren van een volledig uurrooster omvatten voor diegenen die pensioenrechten opbouwen in de openbare sector, en minstens 50 % van het aantal uren van een volledig uurrooster voor diegenen die pensioenrechten opbouwen als werknemer.
-
Een sociale uitkering Wie een zelfstandige activiteit uitoefent en tegelijkertijd een vervangingsinkomen (bv. werkloosheidsuitkering, pensioen, opzeggingsvergoeding, ...) ontvangt of ingevolge een vroegere activiteit de pensioenrechten in een ander stelsel dan dat van de zelfstandige blijft behouden, kan de zelfstandige activiteit als een bijberoep aanzien. Om van een aansluiting in bijberoep te kunnen genieten moet vaak aan specifieke voorwaarden voldaan zijn.
-
Werkloosheidsuitkeringen In principe worden er geen werkloosheidsuitkeringen toegekend als er arbeid voor derden of voor zichzelf wordt verricht. Wie evenwel reeds een zelfstandig bijberoep cumuleerde met een loontrekkende activiteit en later werkloos werd, kan dit bijberoep verder blijven uitoefenen met behoud van werkloosheidsuitkeringen als: a. het bijberoep reeds meer dan 3 maanden voor de aanvang van de werkloosheid uitgeoefend werd; b. het geen activiteit betreft die normaal na 18 uur wordt uitgeoefend of zich in het horeca-, de bouw- of de verzekeringssector situeert; c. de RVA voorafgaandelijk verwittigd werd; d. het jaarlijks inkomen uit het bijberoep maximaal 4.752,55 EUR bedraagt.
-
Beroepsloopbaanonderbreking en tijdskrediet Een combinatie van tijdskrediet (het onderbreken van de tewerkstelling in de privésector gedurende maximum 5 jaar) of loopbaanonderbreking (openbare diensten) en de uitvoering van een zelfstandige activiteit is enkel toegestaan voor iemand die opteert voor een volledige onderbreking van de loopbaan. Tijdens het tijdskrediet mag men met behoud van de RVA vergoeding een zelfstandige activiteit uitoefenen op voorwaarde dat deze activiteit reeds gedurende tenminste 12 maanden voorafgaand aan het begin van het tijdskrediet werd uitgeoefend (in bijberoep). Is deze voorwaarde niet vervuld, dan is er geen recht op een uitkering.
p. 20
De cumul wordt maar toegestaan gedurende maximum 12 maanden. Na deze periode vervalt de RVA vergoeding en wordt men dus zelfstandige in hoofdberoep. (Bepaalde categorieën van loopbaanonderbrekers kunnen langer genieten van het statuut van zelfstandige in bijberoep.)
G. GELIJKGESTELDEN MET EEN BIJBEROEP (ART. 37) (Gehuwden, studenten, weduwen en weduwnaars) Sommige categorieën van zelfstandigen kunnen vragen, gelijkgesteld te worden met zelfstandigen in bijberoep. Het gaat om: a. b. c. d.
gehuwden van wie de partner een volwaardig statuut heeft, ev. halftijdse werknemer, zelfstandige in hoofdberoep; studenten die gerechtigd zijn op kinderbijslag (jonger dan 25 jaar); weduwen of weduwnaars met een recht op overlevingspensioen; Vastbenoemde leerkrachten die een pensioen opbouwen als ambtenaar en minder dan 60% maar meer dan 50% tewerkgesteld zijn.
Hun gelijkstelling met bijberoep is evenwel slechts van toepassing tot een beroepsinkomen dat beperkt wordt tot 6194,09 EUR (geherwaardeerd).
p. 21
Verplichte en vrije verzekeringen A. SOCIALE VERZEKERINGEN Door de betaling van sociale bijdragen opent de zelfstandige in hoofdberoep rechten in de sociale zekerheid op het vlak van: gezondheidszorgen; gewaarborgd inkomen (vanaf de 2de maand) bij arbeidsongeschiktheid; pensioen; gezinsbijslag. faillissementsuitkering Deze rechten zijn echter aan de lage kant. In veel gevallen is het aangewezen een bijkomende verzekering af te sluiten.
1. Gezondheidszorgen - Grote en kleine risico’s De zelfstandigen hebben voor de terugbetaling van hun ziektekosten dezelfde rechten als werknemers. Grote risico's: - verblijfskosten in het ziekenhuis (ligdagprijs, toezichtshonorarium, geneesmiddelen); - heelkundige ingrepen, reanimatie, bevallingen; - röntgenfoto's; - radio -en radiumtherapie (bestralingen); - grote (duurdere) laboratoriumonderzoeken; - nierdialyse; - synthesemateriaal (pacemaker, heupprothese, implantaten, ...); - rolwagen, hulptoestellen voor het lopen; - ... Kleine risico's: - raadplegingen, bezoeken, adviezen van huisarts of specialist; - kleine heelkundige ingrepen zoals puncties, wondhechting; - vele courante laboratoriumonderzoeken; - tandverzorging (vullingen, prothesen, orthodontie); - kinesitherapie en fysiotherapie (therapeutische verstrekkingen); - verpleegzorgen (inspuitingen, wondverzorging, toiletten,...); - brilglazen vanaf een bepaalde sterkte, hoortoestellen, orthopedische zolen, toestellen en andere prothesen; - geneesmiddelen voorgeschreven door een geneesheer en afgehaald in een apotheek; - behandeling van huidziekten; - …
2. Gewaarborgd inkomen bij arbeidsongeschiktheid De zelfstandige die arbeidsongeschikt wordt ingevolge ziekte of ongeval krijgt vanwege zijn ziekenfonds een dagvergoeding ter compensatie van het inkomensverlies. Men moet volledig arbeidsongeschikt erkend worden door de adviserende geneesheer van het ziekenfonds en alle persoonlijke beroepsactiviteiten stopzetten. Deze uitkering wordt slechts toegekend vanaf de 2de maand van de ongeschiktheid.
p. 22
de
Arbeidsongeschiktheid (vanaf de 2 maand) Per dag Per maand (26 dagen) Gezinshoofd 44,54 1158,04 Alleenstaande 33,61 873,86 Samenwonende 28,98 752,18 Invaliditeit zonder stopzetting van het zelfstandige beroep Gezinshoofd zonder hulp van derden 44,54 1158,04 Alleenstaande zonder hulp van derden 33,61 873,86 Samenwonende zonder hulp van derden 28,98 752,18 Invaliditeit en stopzetting van het zelfstandige beroep + gelijkstelling Gezinshoofd zonder hulp van derden 46,89 1219,14 Alleenstaande zonder hulp van derden 37,52 975,52 Samenwonende zonder hulp van derden 31,85 828,1 Forfaitaire uitkering hulp van derden Bovenop de gewone uitkering 12,73 330,98 Moederschapsuitkering Per bevalling Bevalling van 1 kind 368,36/week rust Bevalling van een meerling 368,36/week rust De zelfstandige die hetzij: - een hogere daguitkering verlangt; - de dagvergoeding vroeger wenst te ontvangen; - zich enkel voor ongevallen en invaliditeit wenst te verzekeren; kan een bijkomende verzekering afsluiten bij een private verzekeringsmaatschappij. De kostprijs is uiteraard afhankelijk van het gewenste bedrag en het verzekeringsrisico. Reken op een gemiddelde jaarlijkse premie van ongeveer 1.250 EUR. De kostprijs is een fiscaal aftrekbare beroepskost.
3. Moederschapsuitkering De vrouwelijke zelfstandige in hoofdberoep en de meewerkende echtgenote heeft bij een geboorte recht op een moederschapsuitkering. De periode van moederschapsrust omvat 8 weken (9 weken bij een meerling). U bent niet verplicht om alle weken op te nemen. Maar u bent wel verplicht om de week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum (verplichte voorbevallingsrust) en de twee weken na de bevalling (verplichte nabevallingsrust) de bevallingsrust op te nemen.De resterende weken mag u opnemen in de periode van twee weken voor de verplichte voorbevallingsrust en de 21 weken na de verplichte nabevallingsrust. U dient de rust op te nemen in periodes van 7 kalenderdagen. Enkel indien u ten minste 6 weken (7 weken bij een meerling) rust opneemt zal u recht openen op een moederschapsuitkering. De moederschapsuitkering is een vast bedrag van 368,36 EUR per week. U dient deze aan te vragen bij uw ziekenfonds waarna zij u de uitkering in twee schijven uitbetalen. Hiertoe moet het geboorteattest aan het ziekenfonds worden afgeleverd.
4. Adoptie-uitkering Vanaf 1 februari 2007 hebben zelfstandigen die bijdragen voor een hoofdberoep betalen en meewerkende echtgenotes in het maxistatuut, recht op een uitkering gedurende de periode van adoptieverlof. Het adoptieverlof bedraagt maximaal 4 weken bij adoptie van een kind tussen 3 en 8 jaar en maximaal 6 weken bij adoptie van een kind jonger dan 3 jaar. Bij adoptie van een gehandicapt kind, kan de duur van het verlof verdubbeld worden. De uitkering bedraagt 368,36 EUR per week.
5. Moederschapshulp De moederschapshulp beoogt een betere verzoening tussen het privéleven en het professionele leven van de vrouwelijke zelfstandige die moeder wordt.
p. 23
In het stelsel van de loontrekkende kan in bepaalde omstandigheden de moederschapsrust verlengd worden. Omdat die mogelijkheid niet bestaat voor de zelfstandige moeder werd gezocht naar een gepast alternatief. De moederschapshulp bestaat in de toekenning van een uitkering onder de vorm van 105 dienstencheques aan de vrouwelijke zelfstandige die de bijdragen voor een hoofdberoep verschuldigd is en die na 31 december 2005 bevallen is. De aanvraag moet worden ingediend bij het sociaal verzekeringsfonds waar de zelfstandige moeder is aangesloten. Dit kan per post, fax, per e-mail of ter plaatse aan de balie. Als de aanvraag door een andere persoon bezorgd wordt aan het sociaal verzekeringsfonds, moet de aanvraag ondertekend zijn door de vrouw zelf. De aanvraag kan ten vroegste ingediend worden vanaf de zesde maand van de zwangerschap en ten laatste op het einde van de vijftiende week die volgt op de geboorte. Na die datum is de aanvraag niet meer ontvankelijk.
6. Pensioen Het pensioen van de zelfstandige is laag. Het pensioen wordt berekend in functie van het inkomen, de jaren activiteit als zelfstandige en de gezinssituatie. De bedragen van het minimumpensioen op normale leeftijd met volledige loopbaan zijn:
Gezinspensioen Pensioen als alleenstaande Overlevingspensioen
Jaarbedragen € 13.897,12 € 10.485,68 € 10.485,68
Via het sociaal verzekeringsfonds kan men deelnemen aan het (Sociaal) VAP. Opgelet: er zijn 2 soorten, het Gewoon en het Sociaal VAP. Het Gewoon Vrij Aanvullend Pensioen voorziet in een rust- en/of overlevingspensioen. De maximaal te besteden en fiscaal aftrekbare bijdrage wordt berekend op basis van het wettelijk vastgelegde percentage van 8,17% op hetzelfde inkomen waarop de sociale bijdragen worden berekend en dit met een maximum van 2.781,06 EUR. De minimum jaarlijkse bijdrage bedraagt 100 EUR. Het pensioenkapitaal wordt opgebouwd op basis van vrije stortingen, binnen de fiscale grenzen, die elk een vast rendement krijgen tot op einddatum van het contract of tot het ingaan van de pensioenleeftijd (vanaf 60 jaar). Jaarlijks ontvangt men bovenop de gedane stortingen, afhankelijk van de winstresultaten, een jaarlijkse winstdeelname (spaarbonus). Het Sociaal Vrij Aanvullend Pensioen voorziet in dezelfde hoofdwaarborgen als het Gewoon Vrij Aanvullend Pensioen (zie hierboven). Men mag echter 15 % meer storten dan in het Gewoon VAP. Hiervoor krijgt men bovenop de hoofdwaarborgen extra aanvullende waarborgen die u de garantie geven dat in geval van arbeidsongeschiktheid door een ziekte of een ongeval: - uw aanvullend pensioen verder wordt betaald tot uiterlijk 65 jaar; - u een aanvullende invaliditeitsrente ontvangt die wordt gestort tot uiterlijk 65 jaar. Indien u als vrouwelijke aangeslotene, ten gevolge van een bevalling, geniet van moederschapsrust, dan worden er twee kwartalen gestort in uw vrij aanvullend pensioen. En wanneer een ernstige ziekte zich voordoet voorzien we een extra aanvullende uitkering die tegemoet komt aan uw behoefte om snel over financiële middelen te beschikken! Deze waarborg “vergoeding bij ernstige ziekte” heeft volgende voordelen: - deze bijkomende vergoeding komt bovenop de rente bij arbeidsongeschiktheid; - men krijgt als zelfstandige dadelijk een uitkering indien men getroffen wordt door een ernstige ziekte.
p. 24
-
Zo komt deze extra uitkering tegemoet aan de dringende behoefte op het moment dat de ernstige ziekte wordt vastgesteld en men een aantal maatregelen moet nemen in het licht van de continuïteit van de onderneming; het betreft volgende ernstige ziekten : kanker, leukemie, multiple sclerose, tuberculose, ziekte van Parkinson en ziekte van Hodgkin (allen erkend door de Minister van Sociale Zaken); en niet onbelangrijk, het betreft een kostenvergoeding, d.w.z. dat de uitkering niet belastbaar is !
De maximaal te besteden en fiscaal aftrekbare bijdrage in het Sociaal VAP wordt berekend op basis van 9,40% van uw netto-belastbare inkomen, hetzelfde inkomen waarop uw sociale bijdragen worden berekend. Het maximum te besteden bedrag bedraagt 3.199,76 EUR. De minimum jaarlijkse bijdrage bedraagt dan 111,12 EUR. Dus: 15 % meer storten dan in het Gewoon Vrij Aanvullend Pensioen betekent ook een hogere fiscale aftrekbaarheid. Men kan maximaal 418,70 EUR méér fiscaal vrijstellen in het Sociaal VAP dan in het Gewoon VAP ! De aanvullende waarborgen worden gefinancierd met 10% van uw bijdrage (= het wettelijk minimum). Dat betekent dat men ten opzichte van het Gewoon Vrij Aanvullend Pensioen 5 % meer pensioenkapitaal opbouwt in een Sociaal VAP. Dus: 5% meer pensioenopbouw + extra aanvullende waarborgen. DUBBELE ZEKERHEID VIA HET SOCIAAL VAP.
7. Kinderbijslagen De zelfstandige in hoofdberoep zal voor de kinderen ten laste rechten openen op kinderbijslag voor zover de partner zelf geen ander (minstens halftijds) beroep uitoefent waardoor er recht op kinderbijslag zou bestaan in het stelsel van de loontrekkende of de ambtenaren. De kinderbijslag voor de zelfstandige bedraagt: Eerste kind: € 78,00 per maand; Tweede kind: € 154,33 per maand; Derde kind: € 230,42 per maand. Ingeval van geboorte wordt een kraamgeld uitbetaald van 1129,95 EUR voor het eerste kind en 850,15 EUR voor een volgend kind.
8. Verplichte verzekering meewerkende echtgenote De meewerkende echtgenote van een zelfstandige die geen eigen gelijkwaardig statuut heeft, moet zich aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Wie geboren is vóór 1956 kan kiezen voor het ministatuut of voor het maxistatuut. Het maxistatuut is sedert 1 juli 2005 verplicht voor meewerkende echtgenotes die geboren zijn na 1955. In het ministatuut betaalt men alleen een bijdrage voor de verzekering arbeidsongeschiktheid. De bijdrage in het ministatuut ligt tussen de 23,35 EUR en 131,68 EUR per kwartaal (excl. beheerskosten). In het maxistatuut betaalt men een volwaardige sociale bijdrage (minimum 285,69 EUR per kwartaal excl. beheerskosten) die ook rechten geeft in de sectoren geneeskundige verzorging, kinderbijslagen en pensioen.
9. Faillissementsuitkering Gefailleerde zelfstandigen kunnen in aanmerking komen voor: - Behoud van rechten gedurende maximaal vier kwartalen voor kinderbijslag en gezondheidszorgen; - Een maandelijkse uitkering gedurende ten hoogste twaalf maanden.
p. 25
De bedragen van de maandelijkse faillissementsverzekering zijn dezelfde als deze van het gewaarborgd minimumpensioen voor zelfstandigen: - Gerechtigde zonder gezinslast: € 873,81 - Gerechtigde met gezinslast: € 1.158,09
B. ANDERE VERZEKERINGEN 1. Beroepsaansprakelijkheid De zelfstandige die door zijn fout, onvoorzichtigheid of nalatigheid schade berokkent aan een derde kan hiervoor aansprakelijk gesteld worden. Tegen de gevolgen van een dergelijke schade kan men zich indekken door het afsluiten van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering. 2. Verplichte verzekering burgerlijke aansprakelijkheid inzake brand en ontploffing De zelfstandige die over bedrijfslokalen beschikt die voor het publiek of cliënteel toegankelijk zijn, kunnen aansprakelijk gesteld worden voor de schade die deze oplopen wanneer ze betrokken worden in een brand of ontploffing. Om zich tegen de gevolgen te dekken bestaat er een verplichte verzekering die voorziet in minimumwaarborgen voor lichamelijk en stoffelijk letsel. 3. Andere verzekeringen Voor een doelmatig beheer van de ondernemingsrisico’s bestaan er nog allerhande verzekeringen: - brand -en stormschade - bedrijfsvoertuigen - productaansprakelijkheid - machinebreuk - rechtsbijstand
p. 26
BTW A. ACTIVERING ONDERNEMINGSNUMMER BIJ DE BTW Alvorens de activiteit te starten moet het ondernemingsnummer bij de BTW geactiveerd worden. Dit gebeurt met het formulier 604 A dat gratis verkrijgbaar is op ieder BTW-controlekantoor. Deze aanvraag tot BTWidentificatie kan ook gebeuren via het ondernemingsloket, wanneer u zich als handelaar laat inschrijven in de KBO. Zo wordt uw BTW-nummer samen met uw ondernemingsnummer aangevraagd en geactiveerd. Als u een uitoefenaar van een vrij beroep bent, of wanneer u geen handelaar bent, neemt u best rechtstreeks contact met uw BTW-controlekantoor.
B. VERPLICHTINGEN EN RECHTEN IN DE GEWONE BTW-REGELING 1. Uitreiken of ontvangen van facturen Uitzondering: het afleveren van een factuur is doorgaans niet verplicht bij leveringen aan particulieren. 2. Bijhouden van de BTW-boekhouding De BTW-boekhouding omvat normaal: - een inkomend en uitgaand factuurboek; - een dagontvangstenboek; - een tabel van bedrijfsmiddelen.
Boekhouding op papier of elektronisch bijhouden? Kiest u voor een boekhouding op papier of een elektronische versie? U kunt dat vrij bepalen. Wordt het papier, dan moet u gebruik maken van “ingebonden en ingenaaide registers die de gedrukte melding van het aantal bladzijden omvatten”. De drukker levert samen met deze registers een identificatieformulier af. U vult dit formulier in vóór de ingebruikname van de boeken, dagtekent en ondertekent het en bezorgt het aan het BTW controlekantoor. Het bevat de naam van uw onderneming, uw ondernemingsnummer, het doel van de boeken en de plaats in de reeks, het aantal bladzijden van de registers plus de naam en het ondernemingsnummer van de drukker. Sinds januari 2006 is het ook mogelijk facturen enkel nog elektronisch te bewaren (Wet diverse bepalingen 27.12.2005 – BS 30.12.2005). Sedert 7 februari 2007 heeft men eveneens de mogelijkheid om het dagboek van ontvangsten elektronisch digitaal te bewaren.
C. PERIODIEK AANGEVEN VAN DE BTW U moet periodiek een aangifte doen van de belastbare beroepswerkzaamheden en van de gegevens die nodig zijn voor het berekenen van de BTW en van de aftrek. Tijdstip van deze aangifte: a) jaaromzet exclusief BTW > 1.000.000 EUR: maandelijkse aangifte, uiterlijk op de 20ste van de maand na de maand waarop de handelingen betrekking hebben; b) jaaromzet exclusief BTW < 1.000.000 EUR: mogelijkheid tot indienen van een kwartaalaangifte, uiterlijk op de 20ste van de maand na het betreffende kwartaal, mits betaling van voorschotten. In de volgende sectoren geldt een maximumgrens van 200.000 EUR jaaromzet om te kunnen kiezen voor de kwartaalaangiften: a) minerale oliën;
p. 27
b) toestellen voor mobiele telefonie en computers, hun randapparatuur, toebehoren en onderdelen; c) landvoertuigen uitgerust met een motor onderworpen aan de reglementering betreffende de inschrijving van voertuigen.
Elektronische BTW-aangifte Op 07.02.2007 verscheen in het Belgisch Staatsblad een Koninklijk Besluit dat de verplichte elektronische BTW-aangifte vanaf 1 juli 2007 invoert voor grote bedrijven. Middelgrote bedrijven volgen op 1 januari 2008. Kleine ondernemingen zijn gehouden tot het elektronisch indienen van hun aangifte vanaf 1 april 2009 (aangifte eerste kwartaal 2009). Er wordt wel een uitzondering gemaakt voor die bedrijven die kunnen aantonen dat zij niet over de nodige ICT-infrastructuur beschikken. Zij mogen hun aangiften schriftelijk blijven indienen aan de hand van formulieren die hen via de BTW-administratie worden aangeboden.
D. ANDERE VERPLICHTINGEN: Betalen van de belastingen, eventueel voorschotten: - jaarlijkse listing van verkopen aan Belgische BTW-plichtige afnemers; - intracommunautaire opgave per kwartaal. Sinds 1 juli 2008 moeten belastingplichtigen die maandelijks een aangifte indienen, de klantenlisting en communautaire opgave elektronisch indienen. Voor kwartaalaangevers geldt deze verplichting pas vanaf 1 juli 2009. - bewaren van boeken en stukken; - aangifte van wijziging en stopzetting werkzaamheid. Tegenover deze verplichtingen staat een belangrijk recht, nl. het recht op aftrek van de voorbelasting. Gaat het om een gemengde belastingplichtige dan heeft hij slechts een beperkt recht op aftrek. De uitoefening van dit recht op aftrek kan op twee manieren geschieden: ofwel door toepassing van een algemeen verhoudingsgetal ofwel door toepassing van het werkelijk gebruik.
E. KLEINE ONDERNEMINGEN: GEEN BTW Kleine ondernemingen moeten geen BTW betalen en ook geen BTW-aangifte indienen. U kan voor deze optie kiezen wanneer het jaarlijks omzetcijfer lager is dan 5.580 EUR. Deze kleine ondernemingen moeten wel: a) een aangifte doen van de aanvang, de wijziging en de stopzetting van de activiteit; b) op de facturen vermelden: “Kleine onderneming, onderworpen aan de vrijstellingsregeling van belasting. BTW niet toepasselijk.”; c) een jaarlijkse opgave doen (listing) van de afnemers-belastingplichtigen en van de totale omzet in de vrijstellingsregeling; d) de facturen nummeren en bewaren; e) een dagboek van ontvangsten bijhouden (alleen voor verkopen aan particulieren); f) een tabel van de bedrijfsmiddelen opmaken; g) bijhouden van een boek voor bepaalde handelingen.
Opgelet! Vanaf 1 oktober 2007 kunnen de belastingplichtigen die werk in onroerende staat verrichten niet meer van de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemers genieten, ongeacht het feit dat hun jaarlijkse omzet de drempel van 5.580 EUR niet zou overschrijden.
p. 28
Personenbelasting A. AFTREKBARE KOSTEN 1. De werkelijke beroepskosten Er moeten vier voorwaarden vervuld zijn: -
De uitgaven moeten verband houden met het beroep. Privé-uitgaven zijn dus uitgesloten. Gemengde uitgaven komen enkel in aanmerking voor het beroepsgedeelte.
-
De beroepskosten moeten gedaan zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden.
-
De uitgaven moeten ofwel effectief gedaan zijn in het jaar waarin men zijn inkomsten behaald heeft ofwel het karakter hebben van een zekere en vaststaande schuld d.w.z. dat het bedrag van de schuld op het einde van het jaar geboekt moet zijn.
-
De echtheid en de bedragen van de beroepskosten moeten met bewijskrachtige documenten bewezen worden.
Bepaalde kosten zijn integraal aftrekbaar. Andere kosten zijn dan weer beperkt aftrekbaar. We sommen ze even voor u op. 2. Voorbeelden volledig aftrekbare beroepskosten Beroepslokalen: Huisvestingskosten (hypothecaire intresten, huur, verwarming, ...) zijn aftrekbaar indien ze noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het beroep. Voor gebouwen met een gemengd karakter wordt een verhouding vastgesteld tussen het beroeps- en het privégedeelte. Deze verhouding wordt toegepast op de totale huisvestingskosten. De huurwaarborg mag alleen afgetrokken worden indien ze door de eigenaar werd geïnd ter betaling van achterstallige huurgelden of van schadevergoeding. Herstellingen zijn aftrekbaar voor zover zij aan het gebouw geen hogere waarde geven. Telefoon Portkosten Bureelbenodigdheden, kantoormateriaal, enz. Sociale bijdragen Bijdragen vrij aanvullend pensioen Bijdragen kleine risico’s 3. Voorbeelden beperkt aftrekbare kosten Voertuigen: Verplaatsingen van en naar het werk zijn forfaitair aftrekbaar aan 0,15 EUR per kilometer. De kosten i.v.m. financiering en mobilofoon mogen boven dit forfait afgetrokken worden. Andere beroepsmatige verplaatsingen met een personenauto, auto voor dubbel gebruik of minibus zijn slechts aftrekbaar voor 75 %. De kosten van brandstof, financiering en mobilofoon zijn 100 % aftrekbaar m.b.t. deze andere verplaatsingen. De aankoopprijs van de wagen moet worden afgeschreven. Relatiegeschenken en representatiekosten: aftrekbaar voor 50%. Restaurantkosten: aftrekbaar voor 69%.
p. 29
Beroepskledij: Enkel de uitgaven met betrekking tot specifieke beroepskledij zijn aftrekbaar. Kleding die doorgaans in het privéleven wordt gedragen is dus niet aftrekbaar. 4. Bewijs In beginsel moeten alle beroepskosten bewezen worden. Voorbeelden: Facturen, kwitanties, nota's, ontvangstbewijzen of andere BTW-documenten , fiscale ontvangstbewijzen, andere documenten die door een wettelijke bepaling opgelegd zijn. Voor sommige uitgaven en lasten is het niet gebruikelijk dat bewijsstukken worden gevraagd of verkregen, zoals voor de representatiekosten, onderhoudsproducten voor de bedrijfslokalen, kleine kantoorkosten, reisen congreskosten in het buitenland en sommige kosten betreffende het gemengd gebruik van een auto (benzine, car-wash). Men moet de controleur overtuigen dat men deze uitgaven werkelijk heeft gedaan. Hiertoe kan men alle bewijsmiddelen aanwenden (getuigen, feitelijke vermoedens).
B. WETTELIJK FORFAIT Indien men kiest voor een forfaitaire kostenaftrek (enkel mogelijk voor vrije beroepen, niet voor wie een handels-, nijverheids- of landbouwbedrijf heeft), dan worden de kosten forfaitair berekend op basis van de percentages in de volgende tabel. Deze percentages worden toegepast op het bruto-inkomen verminderd met de sociale bijdragen. Bruto-inkomen (Inkomstenjaar 2009) Tot 5.190 EUR Van 5.190 tot 10.310 EUR Van 10.310 tot 17.170 EUR Vanaf 17.170 EUR Maximum 3.590 EUR
28,7 % max. 1.489,53 EUR 10% max. 512 EUR 5% max. 343 EUR 3% max. 1.245,47 EUR
In dit geval is de toelichting over de bewijsbare werkelijke beroepskosten uiteraard niet van toepassing.
C. SAMENSTELLING VAN HET BELASTBAAR INKOMEN De personenbelasting wordt berekend op het netto belastbaar inkomen. Dit inkomen is samengesteld uit: roerende inkomsten (interesten, dividenden, verhuring van meubilair, …, meestal moeten deze inkomsten niet aangegeven worden omdat degene die deze inkomsten betaalt er al roerende voorheffing op heeft ingehouden); onroerende inkomsten (uit al dan niet verhuurde gronden en gebouwen); beroepsinkomsten (naargelang het geval: winsten, baten, loon of wedde, bezoldiging bedrijfsleider, vervangingsinkomen); diverse inkomsten (bepaalde meerwaarden op onroerende goederen, inkomsten uit speculatie, …).
D. TARIEVEN Tarieven Personenbelasting AJ 2010 (inkomsten 2009) Inkomensschijf 0,01 EUR – 7.900,00 EUR 7.900,00 EUR – 11.240,00 EUR 11.240,00 EUR – 18.730,00 EUR 18.730,00 EUR – 34.330,00 EUR boven 34.330,00 EUR
Tarief 25% 30 % 40 % 45 % 50 %
p. 30
E. BELASTINGVRIJ MINIMUM De belastingplichtige heeft steeds recht op een vrijgesteld gedeelte van de inkomsten, waarvan de hoogte beïnvloed wordt door de burgerlijke stand en het aantal kinderen dat hij/zij ten laste heeft. Deze zgn. belastingvrije som bedraagt voor het AJ 2010 6.430 EUR en wordt verhoogd met 1.370 EUR indien de belastingplichtige gehandicapt is. Bovendien kan sinds het inkomstenjaar 2008 de belastingvrije som van 6.430 EUR verhoogd worden tot maximaal 6.690 EUR indien de belastingplichtige een gezamenlijk netto belastbaar inkomen heeft van minder dan 23.900 EUR. Voor kinderen ten laste wordt de belastingvrije som verhoogd met de bedragen in volgende tabel: Aantal kinderen ten laste 1 2 3 4 Meer dan 4
Verhoging belastingvrije som 1.370 EUR 3.520 EUR 7.880 EUR 12.750 EUR 12.750 EUR + 4.870 EUR per kind boven het vierde
Voor ieder kind jonger dan 3 jaar op 1 januari 2009 is er een bijkomende verhoging van 510 EUR, met dien verstande dat deze verhoging niet kan samengaan met de aftrek voor kinderoppas. Voor andere personen ten laste dan kinderen wordt de belastingvrije som verhoogd met de volgende bedragen: Ouders, grootouders, broers en zusters ouder dan 65 jaar: 2.730 EUR; Iedere andere persoon ten laste: 1.370 EUR. Merk op: Gehandicapte personen ten laste worden voor twee gerekend; De echtgeno(o)t(e) is géén persoon ten laste. Voorafbetalingen Personen die zich voor de eerste maal als zelfstandige vestigen in hoofdberoep krijgen de eerste 3 jaren geen belastingverhoging, zelfs als ze tijdens deze periode geen voorafbetalingen deden. Vanaf het vierde jaar moeten alle zelfstandigen voorafbetalingen doen om een vermeerdering van de personenbelasting te voorkomen. Het tarief van de belastingvermeerdering wordt voor elk jaar bij Koninklijk Besluit vastgesteld en bedraagt voor het aanslagjaar 2010 6,75%. De voorafbetalingen moeten gedaan worden uiterlijk: de 10de van de 4de maand; de 10de van de 7de maand; de 10de van de 10de maand; de 20ste van de 12de maand. Een belastingplichtige die nog niet ingeschreven is in het repertorium van de Dienst der Voorafbetalingen, moet bij zijn eerste voorafbetaling: indien BTW-plichtig: het ondernemingsnummer vermelden; indien niet BTW-plichtig: in de zone “mededeling” de vermelding “NIEUW” plaatsen, gevolgd door het volledige nationaal nummer (terug te vinden op de voorkant van de SIS-kaart en de achterkant van de identiteitskaart). Adres: North Galaxy Koning Albert II laan 33 bus 42 1030 Brussel Tel. 02 336 40 40 p. 31
Vennootschap of eenmanszaak? Hoewel de meeste beginnende zelfstandigen bij het opstarten van hun eigen zaak opteren voor de vorm van een eenmanszaak (en eventueel pas later een vennootschap oprichten), kan men ook opteren om onmiddellijk op te starten in de vorm van een vennootschap. Vandaar dat in deze startersgids een overzicht wordt gegeven van de voor- en nadelen van een vennootschap, de formaliteiten en kosten die ermee gepaard gaan alsmede de diverse vennootschapsvormen. Vooraf weze nog opgemerkt dat indien men opteert voor een vennootschap er twee belastingen van toepassing zullen zijn: de winsten van de vennootschap worden onderworpen aan de vennootschapsbelasting (Ven. B.); de bezoldiging die de zelfstandige zich als bestuurder of zaakvoerder toekent uit de vennootschap wordt onderworpen aan de personenbelasting (PB).
A. DE VOORDELEN VAN HET OPRICHTEN VAN EEN VENNOOTSCHAP 1. Continuïteit van de onderneming/- successieplanning Bij overlijden worden enkel de aandelen van de vennootschap vererfd terwijl de werking en het voortbestaan van de vennootschap niet in het gedrang worden gebracht. Bij leven laat het bestaan van aandelen gemakkelijker de overdracht van het bedrijf toe. 2. Beperkte aansprakelijkheid/ aparte rechtspersoonlijkheid Door toetreding tot bepaalde types van vennootschap (NV, BVBA, CVBA, Comm. VA) kunnen de oprichters hun aansprakelijkheid beperken tot beloop van het gedeelte van hun vermogen dat zij in de vennootschap hebben ingebracht. Dit voordeel moet evenwel gezien de vele correcties (bankwaarborg, gerechtelijke doorbraak bij faillissement) gerelativeerd worden. 3. Fiscale motieven De maximale tarieven in de vennootschapsbelasting liggen lager dan in de personenbelasting: het normale tarief bedraagt 33,99 %; onder bepaalde voorwaarden (o.a. het betalen van een brutobezoldiging van ten minste 36.000 EUR (AJ 2008/2009) aan een bestuurder of zaakvoerder) kan de vennootschap van het verlaagd tarief genieten, met name 24,98 % op de schijf van 0 tot 25.000 en 31,93 % op de schijf van 25.000 tot 90.000 EUR en 35,54 % op de schijf van 90.000 tot 322.500 EUR. In een vennootschap is het mogelijk om voor de werkende vennoten, zaakvoerders en bestuurders een bijkomende pensioenopbouw te bekomen via het afsluiten van een bedrijfsleiders-, groeps- of individuele levensverzekering. De premies van deze extralegale pensioenvorming zijn onder bepaalde voorwaarden (80 % grens, regelmatige bezoldiging, ...) aftrekbaar in de Vennootschapsbelasting. In tegenstelling tot de verkoop van een éénmanszaak is de verkoop van aandelen van een vennootschap door een natuurlijk persoon in principe belastingvrij, gezien deze verrichting meestal kadert in het normaal beheer van een privaat patrimonium.
p. 32
4. Sociale motieven Een vennootschap betaalt een jaarlijkse sociale bijdrage die wordt bepaald door de grootte van de vennootschap (naargelang het balanstotaal): 347,50 EUR 852,50 EUR Een natuurlijke persoon (zelfstandige) betaalt aan sociale bijdrage een evenredig percentage op zijn nettoinkomen (zie hoofdstuk Sociaal statuut en sociale bijdragen). 5. Organisatorische redenen De meest voorkomende vennootschapsvormen zijn verplicht boekhouding te voeren overeenkomstig de wet op de jaarrekening (dubbel boekhouden, rekeningenstelsel) en haar jaarrekening (volledig of verkort) ter publicatie aan te bieden. Een eenmanszaak mag een vereenvoudigde boekhouding (drie dagboeken : inkomen, verkopen en financieel boek) voeren als de omzet van het laatste jaar in principe ten hoogste 500.000 EUR (excl. BTW) bedraagt. Een vereenvoudigde boekhouding heeft als voordeel de beperkte kostprijs, maar als nadeel dat het minder duidelijk en overzichtelijk is, hetgeen risico’s met zich meebrengt ten aanzien van de directe belastingen: een vereenvoudigde boekhouding kan sneller verworpen worden zodat een taxatie bij vergelijking mogelijk is.
B. NADELEN 1. Scheiding vennootschapsvermogen - privévermogen Waar een afgescheiden vermogen een voordeel is op het vlak van de schulden, is het een nadeel op het vlak van de inkomsten. De inkomsten zijn namelijk eigendom van de vennootschap en niet van de privépersoon achter de vennootschap. 2. Meer formaliteiten Er moeten algemene vergaderingen en bestuursvergaderingen gehouden worden, er moeten publicaties gebeuren in het Belgisch Staatsblad, de jaarrekening moet worden neergelegd, enz. ..., kortom het runnen van een vennootschap vraagt meer discipline. 3. Meer kosten Er zijn meer oprichtings-, werkings- en advieskosten verbonden aan een vennootschap.
C. FORMALITEITEN EN KOSTEN 1. Opstellen van een financieel plan De oprichters van een NV, BVBA, CVBA, of Comm. VA moeten een financieel plan opstellen, waarin het bedrag van het maatschappelijk kapitaal van de op te richten vennootschap wordt verantwoord. Indien de vennootschap failliet gaat binnen de 3 jaar na de oprichting en uit het financieel plan blijkt dat het maatschappelijk kapitaal kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid gedurende ten minste 2 jaar, zijn de oprichters hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden van de vennootschap. Kostprijs: ongeveer 500 EUR 2. Bedrijfsrevisor Wanneer de oprichters van een NV, BVBA, CVBA of Comm.VA een inbreng in natura doen (machines, onroerend goed), moet een bedrijfsrevisor hierover verslag uitbrengen. Kostprijs: ongeveer 1.000 EUR
p. 33
3. Opmaken statuten / inbreng Bij de oprichting van een NV, BVBA, CVBA, Comm. VA moeten de statuten bij notariële akte worden opgemaakt en zijn er dus notariskosten ten belope van minimum 750 à 1200 EUR. Bij de oprichting van een V.O.F., CVOA of Comm. VA kunnen de statuten bij onderhandse akte worden opgemaakt. Hier moeten desgevallend advieskosten worden betaald. 4. De bekendmaking van de oprichtingsakte Een uittreksel van de oprichtingsakte moet bekendgemaakt worden in het Belgisch Staatsblad. Het doel ervan is derden op de hoogte te brengen van het bestaan van de vennootschap. Kostprijs: oprichting 214,53 EUR, latere wijzigingen 134,07 EUR. 5. Inschrijving in de Kruispuntbank voor Ondernemingen Net zoals een eenmanszaak moet een handelsvennootschap zich inschrijven bij de KBO, via de ondernemingsloketten. Als er meerdere uitbatingszetels zijn moet elke zetel ingeschreven worden. Kostprijs: 73 EUR + 73 EUR per bijkomende vestigingseenheid. 6. Aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds De handelsvennootschappen die onderworpen zijn aan de Belgische vennootschapsbelasting of aan de belasting der niet-verblijfhouders moeten zich aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds en de jaarlijkse vennootschapsbijdrage betalen. De VZW’s, de feitelijke verenigingen en de burgerlijke vennootschappen die geen handelsvorm hebben aangenomen, zijn vrijgesteld. Wat moet u doen? Iedere verzekeringsplichtige vennootschap moet zich aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds binnen 3 maanden na de datum van de neerlegging van de oprichtingsakte.
Bijdrage 2006-2007 In 2004 werd de vennootschapsbijdrage ontdubbeld. Vennootschappen met een balanstotaal van maximaal 532.022,59 EUR betalen voor 2006 een bijdrage van 347,50 EUR. Vennootschappen met een balanstotaal hoger dan 532.022,59 EUR betalen 852,50 EUR. De jaarrekening van het voorlaatste afgesloten boekjaar is bepalend. Voor het bijdragejaar 2008 is dit dus in de regel het boekjaar 2006. Deze jaarrekening is in principe neergelegd bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België (NBB) en de overheid baseert zich op de gegevens van de NBB om te bepalen welke vennootschappen de lage of de hoge bijdrage verschuldigd zijn. U moet dus geen formulieren of bewijsstukken bezorgen. Vennootschappen waarover de NBB geen gegevens bezit, betalen de bijdrage van 347,50 EUR. Ook de startende vennootschappen die geen voorlaatste boekjaar hebben, betalen dus de lage bijdrage.
D. VENNOOTSCHAPSVORMEN 1. Naamloze vennootschap (NV) De NV wordt meestal gebruikt voor grotere kapitaalkrachtige ondernemingen waar de nadruk ligt op het anoniem verzamelen van kapitaal en waar in principe de aandeelhouders andere personen zijn dan de bestuurders. Een NV heeft beperkte aansprakelijkheid, het minimumkapitaal bedraagt 61.500 EUR en moet volledig volgestort zijn, de vennoten moeten ten minste 2 natuurlijke of rechtspersonen zijn, er moeten in principe minstens drie bestuurders zijn (of minstens twee indien er slechts 2 aandeelhouders zijn). 2. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA)
p. 34
De BVBA is zeer populair als familievennootschap en als vennootschap voor vrije beroepen. Het eerste omdat zij zeer gesloten kan worden gehouden (beperking overdracht aandelen), het tweede omdat zij de enige vennootschap is die geldig kan worden opgericht door 1 (natuurlijk) persoon (= EBVBA). Een BVBA heeft beperkte aansprakelijkheid, het minimumkapitaal bedraagt 18.550 EUR waarvan 6.200 EUR moet volgestort zijn indien er meerdere vennoten zijn. Er moet minimaal 12.400 EUR volstort zijn indien er slechts één vennoot is. Er moet ten minste 1 zaakvoerder zijn. 3. De coöperatieve vennootschap (CV) Een CV is vooral aangewezen indien het aantal vennoten sterk kan fluctueren en waarbij een soepele uittreding en toetreding van vennoten wenselijk is. Er zijn twee soorten vennootschappen: de CV met beperkte aansprakelijkheid (CVBA); en de CV met onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid (CVOA). Het minimumkapitaal bedraagt voor een CVBA 18.550 EUR, waarvan 6.200 EUR volgestort. Voor een CVOA is er geen minimumkapitaal. Voor een CV zijn tenminste 3 vennoten vereist. Er moet ten minste 1 bestuurder zijn. 4. De vennootschap onder firma (V.O.F.) De vennootschap onder firma is de eenvoudigste vennootschapsvorm. Het is een zuivere personenvennootschap. Dit betekent dat in principe dat de vennootschap ontbonden wordt door het overlijden van een vennoot en dat de vennoten hun aandeel niet kunnen verkopen of schenken zonder akkoord van de medevennoot. Alle beslissingen met éénparigheid genomen worden. De V.O.F. kan opgericht worden via een onderhandse akte. Er is slechts een minimum aan formele regels en er hoeft geen notaris ingeschakeld te worden. Er is geen minimumkapitaal vereist. De inbreng van de vennoten kan bestaan in arbeid. De aandelen zijn niet overdraagbaar aan derden zodat het familiaal karakter gewaarborgd blijft. Alle vennoten zijn wel hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk voor de schulden van de V.O.F.
5. Burgerlijke vennootschap Vennootschappen hebben ofwel een burgerlijk ofwel een commercieel karakter. Luidens art. 3§2 W. Venn. wordt de burgerlijke of de commerciële aard van de vennootschap bepaald door haar doel zoals dat in de oprichtingsakte is bepaald. Een vennootschap is van burgerlijke aard wanneer zij burgerrechtelijke handelingen als doel heeft. Zij heeft een commercieel karakter wanneer haar statutair doel bestaat uit het stellen van handelsdaden. Het karakter van de vennootschap wordt bepaald door het maatschappelijk doel zoals dit blijkt uit de oprichtingsakte. Het feit dat de vennootschap achteraf een andere activiteit uitoefent kan haar aard niet wijzigen. Het karakter van een vennootschap heeft o.a. zijn belang voor de toepassing van: De faillissementswet: alleen handelsvennootschappen kunnen in staat van faillissement verklaard worden. De bewijsregels: in handelszaken is het bewijs vrij. Er bestaan verschillende vormen van handelsvennootschappen. De wet voorziet dat vennootschappen waarvan het doel burgerlijk is, één van die vormen kunnen aannemen zonder hun burgerrechtelijke aard te verliezen.
p. 35
Een lening via het Participatiefonds Het Participatiefonds heeft tot doel het eigen vermogen van zelfstandigen, vrije beroepen en KMO’s te verstevigen alsook de werkloosheid te bestrijden. Hiervoor beschikt zij over een aantal achtergestelde leningen die tegen gunstige voorwaarden kunnen worden toegekend aan bepaalde ondernemingen. Elk product van het Participatiefonds richt zich tot een specifieke doelgroep. Allen moeten echter beantwoorden aan de definitie van een kleine onderneming (KO): -
minder dan 50 werknemers tewerkstellen; een jaaromzet of balanstotaal van maximum 10 miljoen euro realiseren.
Een onderneming wordt niet meer als KO bestempeld indien ze gedurende twee opeenvolgende boekjaren niet meer beantwoordt aan het criterium van tewerkstelling, jaaromzet of balanstotaal. Alle aanvragen voor leningen in de landbouw- en transportsector, evenals voor activiteiten op het vlak van uitvoer worden door het Participatiefonds uitgesloten.
Participatiefonds de Lignestraat 1 1000 Brussel Tel: 02/210.87.87 Fax: 02/210.87.79 E-mail:
[email protected] Website: www.fonds.org
A. De startlening Voor wie Deze lening is bedoeld voor de uitkeringsgerechtigde volledige werklozen, de niet-werkende werkzoekenden ingeschreven sinds ten minste drie maanden, en de begunstigden van een wachtuitkering of leefloon die zich als zelfstandige willen vestigen in hoofdberoep. Wanneer de starter een vennootschap opricht, dan moet hij over de meerderheid van de aandelen beschikken en moet hij het dagelijks beheer van de onderneming waarnemen. De startlening wordt enkel aan de natuurlijke persoon toegekend, dus niet aan de vennootschap. Bestemming De lening is bestemd voor de financiering van de materiële, immateriële en financiële investeringen. Zij kan ook dienen voor de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van een onderneming. Bedrag Het maximumbedrag van de lening is gelijk aan het kleinste van volgende bedragen: - 4 maal de inbreng in geld, hetzij via de eigen inbreng, hetzij via een aanvullende lening; - € 30.000. In principe worden er geen minimumbedragen gesteld, doch wordt er vanuit gegaan dat aanvragen van minder dan € 5.000 best op een andere manier gefinancierd worden. Looptijd
p. 36
De looptijd van de lening kan variëren van 5, 7 tot 10 jaar afhankelijk van de aard van het project. Rentevoet De intrestvoet is vast en bedraagt 4%. Wanneer de starter tijdens de eerste 2 jaar de begeleiding van het steunpunt volgt, kan dit percentage tot 3% herleid worden. Terugbetaling De terugbetaling gebeurt door middel van constante maandelijkse aflossingen. Het eerste jaar is er een vrijstelling van aflossing van kapitaal. Deze vrijstelling kan ook voor het 2de en het 3de jaar aangevraagd worden in functie van de aard van het project. Waarborg Er wordt geen enkele waarborg gevraagd. Stopzetting Indien de stopzetting binnen de eerste 5 jaar van de activiteit valt en ze gebeurt los van de wil van de betrokkene, dan kan het Participatiefonds ze als onvrijwillig beschouwen en wordt er geen verdere terugbetaling gevraagd. De betrokkene dient wel terzake het bewijs te leveren en dit uiterlijk drie maanden na de stopzetting. Bij faillissement, concordaat met boedelafstand en bij overlijden wordt een kwijtschelding verleend. Dit gebeurt eveneens bij overmacht en gebrek aan levensvatbaarheid van de activiteit. Cumulatie De startlening kan gecumuleerd worden met STARTEO. Het bedrag van beide leningen samen mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag zoals bepaald voor STARTEO.
B. Plan jonge zelfstandigen Werkzoekenden jonger dan 30 jaar die nog geen zelfstandige activiteit hebben uitgeoefend, kunnen een beroep doen op het ‘Plan Jonge zelfstandigen’. De toekomstige starter dient zijn project in bij het Participatiefonds. Wanneer dit goedgekeurd wordt, kan hij gedurende de eerste 3 tot 6 maanden van zijn opstartperiode gratis bijgestaan worden door een steunpunt voor starters. Hij krijgt advies over zijn activiteit, de administratieve stappen en de wenselijkheid van bijkomende vorming. Indien de geïnteresseerde zonder inkomen is, ontvangt hij van het Participatiefonds gedurende de voorbereidingsfase een maandelijkse onkostenvergoeding van € 375. Daar bovenop ontvangt hij/zij van de RVA een vestigingsuitkering. Wanneer betrokkene reeds een wachtuitkering ontvangt, dan kan hij deze ook combineren met de maandelijkse onkostenvergoeding van het Fonds. Na deze opstartfase kan een aanvraag tot startlening ingediend worden bij het Participatiefonds. Het Fonds onderzoekt de economische en financiële haalbaarheid van het project en beslist over de aangevraagde lening. De jonge starter kan eveneens een lening van maximum € 4.500 bekomen om gedurende de eerste maanden van zijn activiteit wat meer ruimte te scheppen voor zijn levensonderhoud. Dit speciale deel van de startlening is renteloos en moet pas vanaf het zesde jaar terugbetaald te worden. Na de toekenning van de startlening blijft het steunpunt de starter nog gedurende 24 maanden bijstaan met raad en advies.
p. 37
C. Starteo Voor wie Deze lening richt zich tot zelfstandigen, zaakvoerders of bestuurders van een vennootschap, die hun activiteit sinds minder dan vier jaar in hoofdberoep uitoefenen. Bestemming De lening is bestemd voor de financiering van de materiële, immateriële en financiële investeringen. Zij kan ook dienen voor de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal bij de start van een onderneming. Het Participatiefonds financiert enkel nieuwe investeringen en aanvaardt géén herfinanciering van verbintenissen die aangegaan zijn bij andere kredietinstellingen (overname van uitstaande bedragen of herstructurering ervan). Voor investeringen in onroerende goederen komt het Fonds enkel tussen voor het beroepsgedeelte van het goed dat is bepaald via een expertise. Bovendien wordt er enkel rekening gehouden met de vastgoedbestemmingen voor beroeps- en persoonlijke ingebruikneming. Het Fonds komt niet tussen voor het vastgoed dat (gedeeltelijk) beroepsmatig verhuurd zal worden. Bedrag Het maximumbedrag van de lening is gelijk aan het kleinste van volgende bedragen: - het bedrag van de lening die de bank zelf verstrekt; - viermaal de eigen inbreng; - € 250.000. Bij een overname kan dit laatste bedrag opgetrokken worden tot € 350.000 doch beperkt tot het bedrag van de lening die de bank toekent of 35 % van de beroepsinvestering indien het bedrag van de tussenkomst van het Fonds € 250.000 overschrijdt. De eigen inbreng van de aanvrager moet minstens 10% van de globale investering bedragen. Het minimumbedrag van de tussenkomst van het Participatiefonds bedraagt € 7.500. Looptijd De looptijd van de lening kan variëren van 5, 7 tot 10 jaar afhankelijk van de aard van de te financieren investering. De looptijd van het begeleidende bankkrediet zal in geen geval korter zijn dan de looptijd van STARTEO min 2 jaar. Zo kan bijvoorbeeld een lening bij het Participatiefonds, terugbetaalbaar op 7 jaar, gecombineerd kunnen worden met een banklening terugbetaalbaar op 5 of 6 jaar. Rentevoet De rentevoet die het Participatiefonds toepast voor deze lening bedraagt de rentevoet toegepast door de bank minus 1,25%, met een minimumrentevoet die gelijk is aan de referentierentevoet (Belgium Prime Rate). De eerste twee jaar wordt een verlaagde rentevoet toegestaan van momenteel 3%. Terugbetaling De terugbetaling kan op twee verschillende manieren gebeuren: maandelijkse of driemaandelijkse variabele aflossingen (constant kapitaal met degressieve intresten); maandelijkse constante aflossingen (progressief kapitaal met degressieve intresten). Op vraag van de ondernemer kan er gedurende 1 of 2 jaar een vrijstelling in kapitaalaflossing toegestaan worden. Waarborg In principe worden geen reële waarborgen gevraagd. Wel kunnen andere borgen worden gevraagd zoals akte van loonafstand, hypothecair mandaat, beperkte borgstelling van de vennoten. Blokkering en achterstelling van voorschotten aan vennoten zijn gebruikelijk.
D. Optimeo De voorwaarden voor een OPTIMEO lopen grotendeels gelijk met die van STARTEO. Hierna bespreken we enkel de verschilpunten.
p. 38
Voor wie OPTIMEO richt zich tot bestaande zelfstandigen en ondernemingen die de uitbreiding van hun activiteit willen financieren. Bedrag Het maximumbedrag van de lening van het Participatiefonds is gelijk aan het kleinste van de volgende bedragen: - het bedrag van de lening die de bank zelf verstrekt; - driemaal de eigen inbreng; - € 250.000. Evenwel kan voor de overnames van ondernemingen via de aankoop van aandelen dit laatste plafond € 350.000 worden, beperkt tot: - het bedrag van de lening die de bank toekent; - 35% van de beroepsinvestering indien het bedrag van tussenkomst van het Participatiefonds € 250. 000 overschrijdt. De eigen inbreng van de aanvrager moet minstens 10% van de globale investering bedragen. Het minimumbedrag van de tussenkomst van het Participatiefonds bedraagt € 7.500.
E. Solidaire lening Voor wie Personen met een laag inkomen die het bestaansminimum, een werkloosheids- of een sociale uitkering ontvangen, kunnen bij gebrek aan financiële middelen voor het starten van een zelfstandige activiteit, een solidaire lening aanvragen. Asielzoekers die voor het uitoefenen van een zelfstandige activiteit administratief in orde zijn, mogen ook een aanvraag voor een solidaire lening indienen. De begunstigde van een solidaire lening dient zich als zelfstandige in hoofdberoep te vestigen of een onderneming op te richten. In uitzonderlijke gevallen kan de solidaire lening ook worden toegekend aan personen die zich vestigen als zelfstandige in bijberoep. De begunstigde moet zich er dan wel toe verbinden zich in hoofdberoep te vestigen binnen de twee jaar na opstart van de economische activiteit. De solidaire lening kan enkel toegekend worden aan natuurlijke personen. Bestemming De lening is bestemd ter financiering van de materiële, immateriële en financiële investeringen. Zij kan ook dienen voor de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal bij de start van een onderneming of de realisatie van het investeringsproject. Bedrag Het maximumbedrag van de lening is € 12.500. De lening wordt verstrekt aan een rentevoet van 5% gedurende een looptijd van 4 jaar. Terugbetaling De terugbetaling gebeurt door middel van maandelijkse stortingen. Na 3 maand vrijstelling van aflossing, wordt het ontleende bedrag via gelijke maandelijkse schijven terugbetaald (kapitaal + intresten). Waarborgen Er is geen enkele waarborg vereist. Toch zal een ondersteuning van de omgeving, eventueel onder de vorm van een borgstelling of een “peterschap”, beschouwd worden als een positief beoordelingselement voor het project.
p. 39
Begeleiding Er wordt begeleiding voorzien voor de voorbereiding van de aanvraag en nadien, van zodra het krediet toegekend werd, bij de start van de zelfstandige activiteit. Cumul De solidaire lening kan niet met een andere lening gecumuleerd worden, ook niet een ander type lening van het Participatiefonds.
F. INITIO Op 1 december 2008 lanceerde het Participatiefonds ‘INITIO’, een nieuw soort lening voor KMO’s en zelfstandigen. Initio moet het de ondernemer makkelijker maken om geld te lenen. Het grote verschil met andere leningen van het participatiefonds, zoals STARTEO en OPTIMEO, is dat de aanvraagprocedure wordt omgekeerd. Tot voor kort moest iemand die geld wou lenen bij het Participatiefonds eerst naar de bank stappen. Pas als hij daar een lening op zak had, kon hij bij het fonds terecht voor bijkomende centen. Initio maakt het mogelijk om eerst bij het Participatiefonds aan te kloppen, dat het dossier bestudeert. Het fonds kan tot de helft van de gevraagde lening toekennen, met een maximum van 100.000 euro. Met het akkoord van het Participatiefonds op zak, stapt de aanvrager dan naar de bank om de rest van de nodige middelen te lenen. Het voorbereidend werk van het Participatiefonds maakt de analyse voor de bank makkelijker, en het groen licht van het fonds stimuleert de bank wellicht om verder krediet te geven. Het risico wordt immers gedeeld tussen het fonds en de bank. Voor wie Deze lening is bedoeld voor zowel natuurlijke als rechtspersonen. Zij richt zich op zelfstandigen en vrije beroepen die hun activiteiten in hoofdberoep uitoefenen. Bestemming Zij is bedoeld voor de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen, of ook de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit of de realisatie van het betrokken investeringsproject. Het Participatiefonds financiert enkel nieuwe investeringen (ook vervangingsinvesteringen en tweedehandsmateriaal) en aanvaardt geen herfinanciering van verbintenissen die aangegaan werden bij andere kredietinstellingen, of het nu gaat om het overnemen van uitstaande bedragen of het herstructureren ervan. Initio is niet bestemd voor aankoop of nieuwbouw van onroerende goederen. Initio kan eveneens de overname van een activiteit door starters financieren, zowel natuurlijke als rechtspersonen voor zover zij, inclusief de over te nemen of de overgenomen onderneming, als KO kunnen beschouwd worden. De lening dient bestemd te zijn voor de financiering die gepaard gaat met de overdracht van een onderneming. Met dit laatste wordt bedoeld de overdracht onder bezwarende titel van een KO of een zelfstandige activiteit uitgebaat door een natuurlijke of een rechtspersoon. Omvat de overdracht een activiteit uitgeoefend door één of meerdere natuurlijke personen dan dient de volledige handelszaak te worden overgenomen, of dient per overdrager het geheel van zijn aandeel in de handelszaak te worden overgenomen, waarbij de overnemer uiteindelijk de referentieaandeelhouder wordt. Is de overdrager een rechtspersoon, dan dient de volledige handelszaak of de meerderheid van de aandelen te worden overgenomen. Bij de overname van de meerderheid van de aandelen dient de overnemer bovendien het dagelijkse beheer uit te oefenen met uitsluiting van de overdragers.
p. 40
Bedrag Het maximumbedrag van de lening is gelijk aan het kleinste van de volgende bedragen : - € 100.000; - 5 maal de eigen inbreng; - 50% van het totale investeringsbedrag (het saldo moet bestaan uit een bankkrediet). Het minimumbedrag bedraagt € 7.500. Looptijd De looptijd van de lening is 3,5 of 7 jaar en hangt af van de aard van de te financieren investering. De looptijd van de aanvullende lening van de kredietinstelling moet ten minste gelijk zijn aan de looptijd van de INITIOlening min 1 jaar. Rentevoet De rentevoet bedraagt 3% voor het eerste jaar, en een rentevoet gelijk aan de BEPR voor de rest van looptijd. Terugbetaling Er zijn twee aflossingsmethodes mogelijk: - maandelijkse of driemaandelijkse variabele aflossingen (constant kapitaal/degressieve intresten); - maandelijkse constante aflossingen (progressief kapitaal/degressieve interesten). Op vraag van de ondernemer kan een vrijstelling in kapitaalsaflossing gedurende 1 jaar worden toegestaan. Waarborgen Indien de aanvrager van INITIO een natuurlijk persoon is, wordt er geen waarborg gevraagd. Als de lening wordt toegekend aan een KO met rechtspersoonlijkheid, zal enkel de borgstelling van de actieve vennoten worden gevraagd.
G. Gezamenlijke bepalingen bij de verschillende leningen Achterstelling De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld met eigen vermogen. De achterstelling vermindert immers het risico voor andere kredietverleners. Het gewone bankkrediet kan bijgevolg gemakkelijker bekomen worden. Op juridisch vlak kan de achterstelling van de lening als volgt worden omschreven: de achterstelling bestaat erin dat het Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers. Dit houdt in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken laten gelden, het Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt niet voor de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of vennootschap, de niet-institutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat met uitzondering van de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt. Sectorale beperkingen Volgens de geldende wetten voor het Participatiefonds zijn alle sectoren toegelaten. Niettemin is verordening 1998/2006 van 15/12/06 van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de minimissteun van toepassing op het Participatiefonds. Zij legt beperkingen op voor de landbouw- en transportsector en voor de uitvoer.
p. 41
De Vlaamse Winwinlening Met de Winwinlening wil de Vlaamse overheid particulieren aanmoedigen om geldmiddelen ter beschikking te stellen van startende ondernemingen. Wie als vriend, kennis of familielid een Winwinlening toekent aan een startend bedrijf, wordt daar extra voor beloond. Het stelsel van de Winwinlening staat onder controle en toezicht van PMV-kmo. PMV-kmo is een onderdeel van de Participatiemaatschappij Vlaanderen, de investeringsmaatschappij van de Vlaamse overheid. PMVkmo maakt het voor private investeerders en kredietverschaffers gemakkelijker om Vlaamse KMO’s te financieren. Participatiemaatschappij Vlaanderen NV Hooikaai 55 1000 Brussel T 02/229 52 30 F 02/229 52 31 E-mail:
[email protected] Websites: www.pmvlaanderen.be of www.pmv-kmo.be
A. Algemeen De Winwinlening is een achtergestelde lening van maximaal 50.000 euro. Ze moet acht jaar lopen en de som moet in één keer worden terugbetaald. Bij niet-terugbetaling, krijgt de private investeerder 30% van de lening terug via een eenmalige belastingsvermindering. Wie als vriend, kennis of familielid geld leent aan een startend bedrijf binnen de voorwaarden van de Winwinlening, krijgt een jaarlijkse belastingkorting van 2,5 % van het geleende bedrag. Voor jonge ondernemers wordt het dankzij deze Winwinlening gemakkelijker om in hun directe omgeving startkapitaal te vinden.
B. Aan welke voorwaarden moet de kredietnemer voldoen? Op de datum waarop de Winwinlening gesloten wordt, moet de kredietnemer een Vlaamse startende KMO zijn. Een KMO wordt gedefinieerd als een onderneming: - met minder dan 250 werknemers; - waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan 50 miljoen EUR, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan 43 miljoen EUR; en - die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan. De kredietnemer wordt als een starter beschouwd zolang hij voor nog niet langer dan 3 jaar is ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). De kredietnemer wordt als Vlaams beschouwd als zijn voornaamste exploitatiezetel gelegen is in het Vlaamse Gewest.
C. Aan welke voorwaarden moet de kredietgever voldoen? Op de datum waarop de Winwinlening gesloten wordt, moet de kredietgever voldoen aan de volgende voorwaarden:
p. 42
- de kredietgever is een natuurlijk persoon die de Winwinlening sluit buiten het kader van zijn handels- of beroepsactiviteiten; - de kredietgever is geen werknemer van de kredietnemer; - als de kredietnemer een zelfstandige is, dan kan de kredietgever niet de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van de kredietnemer zijn; en - als de kredietnemer de rechtsvorm van een vennootschap heeft, dan kan de kredietgever noch een zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder van de vennootschap, noch de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van één van de zaakvoerders, bestuurders of aandeelhouders van de vennootschap zijn. Gedurende de hele looptijd van de Winwinlening kan de kredietgever geen kredietnemer zijn bij een andere Winwinlening.
D. Welke voorschriften gelden voor de Winwinlening? De Winwinlening is een achtergestelde lening, zowel ten aanzien van de bestaande als van de toekomstige schulden van de kredietnemer. De lening heeft een vaste looptijd van acht jaar. Het totale bedrag, in hoofdsom, dat in het kader van een of meer Winwinleningen aan een of meer kredietnemers uitgeleend wordt, kan ten hoogste 50.000 EUR bedragen. Er is geen minimumbedrag. De interesten moeten jaarlijks betaald worden op de vervaldatum. Ze worden berekend door het bedrag van de Winwinlening te vermenigvuldigen met de rentevoet die is vastgelegd in de akte. De rentevoet mag niet hoger zijn dan de wettelijke rentevoet die van kracht is op de datum waarop de Winwinlening gesloten wordt, en mag niet lager zijn dan de helft van dezelfde wettelijke rentevoet. De wettelijke rentevoet bedroeg 7% in 2006 en is vanaf 1 januari 2007 verlaagd tot 6%. De hoofdsom van de Winwinlening moet in één keer terugbetaald worden. Tussentijdse aflossingen behoren niet tot de mogelijkheden. De kredietgever kan op eerste verzoek de Winwinlening vervroegd opeisbaar stellen bij de kredietnemer in de volgende gevallen: in geval van faillissement, kennelijk onvermogen, of vrijwillige of gedwongen vereffening van de kredietnemer; als de kredietnemer een zelfstandige is, in geval hij zijn activiteit vrijwillig stopzet of overdraagt; als de kredietnemer de rechtsvorm van een vennootschap heeft, in geval de vennootschap onder voorlopig bewindvoerder geplaatst wordt; of in geval van een achterstand van meer dan drie maanden in de betaling van de jaarlijkse interesten van de Winwinlening. Als de kredietnemer een zelfstandige is, kan de kredietgever, in geval van overlijden van de kredietnemer, de Winwinlening op eerste verzoek vervroegd opeisbaar stellen bij de wettelijke erfgenamen van de kredietnemer. De in het kader van een Winwinlening geleende middelen mogen uitsluitend voor ondernemingsdoeleinden van de kredietnemer gebruikt worden.
E. Aanvraagprocedure De Winwinlening moet worden vastgesteld in een geschreven akte (onderhands of notarieel), opgesteld aan de hand van het modelformulier dat u kan vinden op www.pmv-kmo.be. De akte moet in drie originele exemplaren worden opgesteld, één voor elke partij en één exemplaar voor Participatiemaatschappij Vlaanderen NV (PMV). Binnen een maand nadat de Winwinlening gesloten is, bezorgt de kredietgever één van de originele exemplaren van de akte aan PMV door middel van een aangetekend schrijven. Binnen een maand na ontvangst van een origineel exemplaar van de akte gaat PMV na of aan alle voorwaarden voldaan is. Als aan alle voorwaarden voldaan is, gaat PMV over tot de registratie van de akte. De registratie bestaat uit het toekennen van een nummer aan de Winwinlening en het opnemen van de Winwinlening in een register.
p. 43
Binnen een week na de registratie van de akte zal PMV de kredietgever op de hoogte brengen van de registratie aan de hand van een brief. In geval PMV de akte niet kan registreren omdat niet aan alle voorwaarden voldaan is, zal PMV de kredietgever daarvan op de hoogte stellen aan de hand van een brief. De brief zal de redenen vermelden waarom er geen registratie kon plaatsvinden en zal verstuurd worden binnen een week nadat het vaststond dat er geen registratie mogelijk was. Enkel de kredietgever wordt op de hoogte gesteld van de niet-registratie of registratie van de Winwinlening. Als de kredietnemer op de hoogte gesteld wil worden, moeten kredietgever en kredietnemer daartoe onderling afspraken maken.
F. Kan de akte van Winwinlening na registratie nog gewijzigd worden? Wijzigingen van de akte van Winwinlening, zoals die voor registratie bezorgd werd aan PMV, mogen geen afbreuk doen aan de voorwaarden waaraan moet voldaan worden en moeten binnen een maand ter kennis worden gebracht van PMV. De kennisgeving gebeurt door middel van een aangetekend schrijven.
G. Waarvoor moet het geld van een Winwinlening gebruikt worden? De in het kader van een Winwinlening geleende middelen mogen uitsluitend voor ondernemingsdoeleinden van de kredietnemer gebruikt worden. Daarmee wordt bedoeld dat de middelen integraal moeten worden aangewend door de kredietnemer, binnen het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten, als rechtspersoon of als zelfstandige, op een wijze die in het belang van de vennootschap is en rechtstreeks of onrechtstreeks bijdraagt tot de verwezenlijking van zijn maatschappelijk doel of, als het een zelfstandige betreft, op een wijze die hoofdzakelijk bijdraagt tot de verwezenlijking van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten.
H. Waaruit bestaat het fiscale voordeel voor de kredietgever? Het fiscale voordeel voor de kredietgever bij een Winwinlening bestaat enerzijds uit een jaarlijkse belastingvermindering en de mogelijkheid tot een eenmalige belastingvermindering ingeval een gedeelte van de Winwinlening niet wordt terugbetaald. Om in aanmerking te komen voor een belastingvermindering moet de kredietgever onderworpen zijn aan de personenbelasting en inwoner zijn van het Vlaamse Gewest.
I. Jaarlijkse belastingvermindering De belastingvermindering wordt berekend op basis van de bedragen die de kredietgever uitgeleend heeft in het kader van een of meer Winwinleningen. Het rekenkundig gemiddelde van alle uitgeleende bedragen op 1 januari en 31 december van het belastbare tijdperk wordt als berekeningsgrondslag van de belastingvermindering genomen. Die berekeningsgrondslag bedraagt ten hoogste 50.000 EUR per belastingplichtige. De belastingvermindering bedraagt 2,5 % van de berekeningsgrondslag. De belastingvermindering wordt jaarlijks toegekend voor de hele looptijd van de Winwinlening (8 jaar) en begint met het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de lening is gesloten. De belastingvermindering wordt alleen verleend als de kredietgever het volgende bewijs levert: bij zijn aangifte in de personenbelasting voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de Winwinlening is gesloten, een kopie van de geregistreerde Winwinlening en een kopie van de brief die hij ontvangen heeft van PMV bij de registratie van de Winwinlening. in zijn aangifte in de personenbelasting voor ieder volgend belastbaar tijdperk waarvoor om de belastingvermindering verzocht wordt, een vermelding van het bedrag van alle uitgeleende bedragen op 1 januari en op 31 december van het betreffende belastbare tijdperk in de daartoe in het aangifteformulier opgenomen vakken.
p. 44
Het fiscale voordeel wordt ontzegd voor het aanslagjaar waarvoor de bewijslevering ontbreekt, niet correct is, of onvolledig is. Er is geen mogelijkheid tot overdracht van het gederfde fiscale voordeel naar volgende aanslagjaren. Het fiscale voordeel vervalt vanaf het aanslagjaar dat verbonden is met het belastbare tijdperk waarin de kredietgever de Winwinlening vervroegd opeisbaar heeft gesteld of waarin de kredietgever overleden is.
J. Eenmalige belastingvermindering Als tijdens of binnen maximaal zes maanden na de looptijd van de lening zich een van geval voordoet van faillissement, kennelijk onvermogen, of vrijwillige of gedwongen vereffening van de kredietnemer, en als de kredietnemer ten gevolge daarvan een deel of het geheel van de Winwinlening niet kan terugbetalen, en als de kredietgever de Winwinlening opeisbaar heeft gesteld, wordt aan de kredietgever een eenmalige belastingvermindering toegekend. Het bedrag van de hoofdsom dat tijdens het belastbaar tijdperk definitief verloren is gegaan, wordt genomen als berekeningsgrondslag van de belastingvermindering. Die berekeningsgrondslag bedraagt ten hoogste 50.000 EUR. De eenmalige belastingvermindering bedraagt 30 % van de berekeningsgrondslag. De eenmalige belastingvermindering wordt toegekend voor het aanslagjaar dat verbonden is met het belastbare tijdperk waarin vaststaat dat een gedeelte of het geheel van de hoofdsom van de Winwinlening definitief verloren is. Voor het verkrijgen van de eenmalige belastingvermindering levert de kredietgever het bewijs aan de hand van de bewijsmiddelen, vermeld in artikel 340 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. Het recht op de eenmalige belastingvermindering wordt bij overlijden van de kredietgever overgedragen aan zijn rechtverkrijgenden.
K. Situering van de vermindering bij de belastingberekening Zowel de jaarlijkse als de eenmalige belastingvermindering worden met de personenbelasting verrekend na aftrek van de verrekenbare en niet terugbetaalbare bestanddelen en inzonderheid na de onroerende voorheffing, het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting en de diverse belastingkredieten. Het eventuele overschot kan worden terugbetaald maar is niet overdraagbaar.
L. Wettelijk kader Decreet van 19.05.2006 betreffende de Winwinlening (BS 30.06.2006) en het Winwinleningbesluit van 20.07.2006 (BS 17.08.2006).
p. 45
KMO-portefeuille Op 1 januari 2009 werd de steunmaatregel BEA (Budget Economisch Advies) hervormd en opnieuw gelanceerd onder de naam KMO-portefeuille. De KMO-portefeuille moet het voor ondernemers mogelijk maken om jaarlijks tot 15.000 euro subsidies te bekomen binnen de volgende domeinen: - opleiding - advies voor ondernemen - advies voor internationaliseren - advies voor innoveren. Net zoals bij BEA blijft de procedure voor een subsidieaanvraag volledig elektronisch.
A. Voor wie? De KMO-portefeuille richt zich tot vrije beroepen en KMO’s met een exploitatiezetel in het Vlaams Gewest. Kleine ondernemingen voldoen aan alle volgende criteria: - minder dan 50 werknemers tewerkstellen; - een jaaromzet hebben van maximum 10 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximum 10 miljoen euro; - beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium (*). Middelgrote ondernemingen voldoen aan alle volgende criteria: - minder dan 250 werknemers tewerkstellen; - een jaaromzet hebben van maximum 50 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximum 43 miljoen euro; - beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium (*); - geen kleine onderneming zijn. (*) Of een onderneming ‘zelfstandig’ is, moet tot uiting komen door de samenstelling van omzet en balanstotaal van partnerondernemingen en verbonden ondernemingen. Ondernemingen waarin de overheid participeert voor 25% of meer komen niet in aanmerking. Enkel ondernemingen die een aanvaardbare activiteit uitoefenen kunnen steun aanvragen. Ook voedingsbedrijven primaire sector worden aanvaard. VZW’s zijn geen aanvaardbare juridische vorm.
B. Domeinen 1. Opleiding Succesvol ondernemen is investeren in kennis. Elke opleiding die door erkende dienstverleners gegeven wordt, komt in aanmerking voor terugbetaling via de KMO-portefeuille. Vanaf januari zullen ook de wettelijk verplichte opleiding in aanmerking komen voor steun. Steunplafond: € 2.500 / jaar Steunpercentage: 50%
p. 46
2. Advies voor ondernemen Goede raad is goud waard. Een kritische blik van ervaren experts op het bedrijfsbeleid van de onderneming kan onbetaalbare inzichten opleveren. Advies voor ondernemen begint met een analyse van bedrijfsspecifieke probleemstellingen. Vervolgens wordt het advies vertaald naar schriftelijke voorstellen en/of raadgevingen. Een draaiboek voor de eventuele implementatie van het advies vormt het sluitstuk. Concrete voorbeelden zijn een investeringsanalyse, de waardebepaling van een onderneming in het kader van een mogelijke overname, een marktstudie, enz. Bepaalde adviezen zijn uitgesloten: wettelijk verplichte adviezen, niet-gespecialiseerde adviezen, permanente of periodieke adviezen en adviezen met betrekking tot de gewone bedrijfsuitgaven. Steunplafond: € 5.000 / jaar Steunpercentage: 50%
3. Advies voor internationaliseren: technologieverkenning Met een ‘technologieverkenning’ kan de onderneming studiewerk op maat laten uitvoeren door een extern kenniscentrum en zo de nodige kennis in huis halen om innovaties door te voeren. Concrete voorbeelden: bestuderen van mogelijke technische invloedsparameters, uitvoeren van berekeningen en simulaties, verkennende laboratoriumproeven, zoeken naar geschikte technologieën, enz. Steunplafond: € 10.000 / jaar Steunpercentage: 75%
4. Advies voor internationaal ondernemen Nieuw in de KMO-portefeuille is het advies voor internationaal ondernemen. Bedrijven die specifieke opportuniteiten en oplossingen m.b.t. internationalisering willen identificeren en in kaart brengen, kunnen naast de reeds bestaande mogelijkheden bij Flanders Investment & Trade (FIT), rekenen op extra ondersteuning. Concrete voorbeelden: oprichting buitenlandse vestigingen, dochterondernemingen of filialen, directe buitenlandse investeringen, licentieverkoop, enz. Steunplafond: € 5.000 Steunpercentage: 50%
p. 47
C. Overzicht steun Opleiding Steun% Steunplafond per pijler
Advies
Technologie verkenning
Advies internationaal ondernemen
Strategisch advies
50%
50%
75%
50%
50%
€ 2.500
€ 5.000
€ 10.000
€ 5.000
€ 25.000
Max. per periode
€ 15.000
Periode
€ 25.000 1 jaar
Opmerking: Strategisch advies kan ook via de applicatie van de KMO-portefeuille aangevraagd worden. Hiervoor wordt een apart budget voorzien bovenop de 15.000 euro van de KMO-portefeuille. Strategisch advies omvat een haalbaarheidsstudie of een studie die de economische en financiële haalbaarheid van het project bewijst. Het advies moet gerelateerd zijn aan een kantelmoment binnen de onderneming. Het maximale steunbedrag bedraagt 25.000 euro per kalenderjaar. Het minimum projectbedrag is 10.000 euro.
D. Meer informatie? Agentschap Economie Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid - cel KMO-portefeuille de Ellipsgebouw – 14 verdieping Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 BRUSSEL Bel gratis 1700 Fax: 02/553 37 88 Website: www.kmo-portefeuille.be
SBB is erkend als dienstverlener voor de KMO-portefeuille.
p. 48
“Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie en de uitgever streven naar de betrouwbaarheid van de informatie opgenomen in deze uitgave. Zij kunnen evenwel niet aansprakelijk worden gesteld voor de informatie en de toepassing ervan. Evenmin zijn zij gehouden tot een resultaatsverbintenis mochten bepaalde wijzigingen aan hun waakzaamheid ontsnapt zijn.”
Verantwoordelijke uitgever: Herman Vidts, algemeen directeur SBB Accountants & Adviseurs, Vuurkruisenlaan 2 – 3000 Leuven.
www.sbb.be
Wij zijn in de buurt
Antwerpen
Oost-Vlaanderen
Vaartstraat 79, 2960 Brecht tel. 03/330 16 30 | fax 03/633 05 22
[email protected] Lintsesteenweg 27/1, 2500 Lier tel. 03/480 20 92 | fax 03/488 23 48
[email protected] Mechelsestw. 109A, 2860 Sint-Katelijne-Waver tel. 015/56 06 60 | fax 015/55 02 97
[email protected] Kempenlaan 29, 2300 Turnhout tel. 014/43 64 21 | fax 014/44 22 55
[email protected] Antwerpseweg 10, 2440 Geel tel. 014/56 29 80 | fax 014/59 03 43
[email protected]
Oostveldstraat 17, 9900 Eeklo tel. 09/377 54 08 | fax 09/377 50 88
[email protected] Wortegemstraat 22, 9700 Oudenaarde tel. 055/33 94 40 | fax 055/30 13 68
[email protected] Poolse Winglaan 2, 9051 Gent tel. 09/243 89 70 | fax 09/243 89 79
[email protected] Denen 157, 9080 Lochristi tel. 09/337 00 26 | fax 09/337 00 19
[email protected] Kleine Laan 26b, 9100 Sint-Niklaas tel. 03/760 10 30 | fax 03/766 06 37
[email protected] Moorselbaan 391, 9300 Aalst tel. 053/78 35 42 | fax 053/78 23 76
[email protected]
Vlaams Brabant Vuurkruisenlaan 2, 3000 Leuven tel. 016/24 51 59 | fax 016/24 51 54
[email protected] Assesteenweg 100, 1742 Ternat tel. 02/454 13 30 | fax 02/454 13 49
[email protected] Staatsbaan 57, 3460 Diest tel. 013/33 44 57 | fax 013/32 25 07
[email protected] A. Biesmanslaan 16, 1560 Hoeilaart tel. 02/657 58 73 | fax 02/657 77 23
[email protected] Marktplein 3 bus 1-2, 1703 Schepdaal tel. 02/532 25 42 | fax 02/532 26 12
[email protected]
Limburg Peerderbaan 21, 3960 Bree tel. 089/46 07 60 | fax 089/46 19 45
[email protected] Europaplein 43 bus 1, 3620 Lanaken tel. 089/71 03 33 | fax 089/71 03 45
[email protected] Rijksweg 371, 3630 Maasmechelen tel. 089/75 63 08 | fax 089/75 46 08
[email protected] Tongersesteenweg 100, 3800 Sint-Truiden tel. 011/68 80 28 | fax 011/69 18 70
[email protected] Achttiende Oogstwal 9, 3700 Tongeren tel. 012/23 63 43 | fax 012/39 11 24
[email protected]
West-Vlaanderen Kasteelstraat 30, 8600 Diksmuide tel. 051/50 08 33 | fax 051/51 01 22
[email protected] Witte Molenstraat 45 B1, 8200 Brugge tel. 050/4048 80 | fax 050/38 92 63
[email protected] Diksmuidseweg 95, 8900 Ieper tel. 057/20 82 65 | fax 057/21 82 89
[email protected] Diksmuidsesteenweg 406, 8800 Roeselare tel. 051/26 08 80 | fax 051/22 07 34
[email protected] Felix d’Hoopstraat 181, 8700 Tielt tel. 051/42 61 11 | fax 051/40 75 43
[email protected] H. Verriestlaan 151, 8500 Kortrijk tel. 056/24 17 20 | fax 056/25 82 96
[email protected]
Oost-België Herbesthaler Straße 82, 4700 Eupen tel. 087/59 16 90 | fax 087/59 16 97
[email protected] Malmedyer Straße 63, 4780 Sankt Vith tel. 080/28 03 50 | fax 080/22 92 99
[email protected]
Hoofdzetel Vuurkruisenlaan 2, 3000 Leuven tel. 070/222 673 | fax 070/222 672
[email protected]
www.sbb.be
SBB. Partner voor bedrijvige mensen Van plan om een eigen zaak of praktijk op te starten? Kom dan zeker eens langs in één van onze 28 kantoren. Onze adviseurs loodsen u door alle opstartformaliteiten en wijzen u de weg naar de juiste ondernemingsvorm. Zij zijn uw rechterhand voor vestigingsreglementering en vergunningen, boekhouding en accountancy, fiscaliteit en milieuwetgeving. Dankzij onze 18.000 klanten houden wij ook voeling met uw sector. Zo kunt u in alle omstandigheden rekenen op ons deskundig advies en bouwen wij samen aan een succesvolle toekomst!
SBB
Partner voor bedrijvige mensen