Stappenplan traject ‘Zeer goede scholen’
1
Inhoud 1.Inleiding 1.1 Aanleiding voor het in beeld brengen van zeer goede scholen
Blz. 3
1.2 Praktijkonderwijs
Blz. 3
2. Uitgangspunt
Blz. 3
3. Het in beeld brengen van zeer goede scholen
Blz. 4
3.1 De ‘kwantitatieve’ component
Blz. 4
3.2 De ‘kwalitatieve’ component
Blz. 4
4. Wat is dan een zeer goede school? 4.1 Criteria en richtlijnen
Blz. 6
4.2 Werkwijze 5. Informatiebronnen
Blz. 6 Blz. 7
Bijlage Werkdefinitie Zeer goede scholen
Blz. 8
2
1.Inleiding 1.1 Aanleiding voor het in beeld brengen van zeer goede scholen De aanleiding voor het in beeld brengen van zeer goede PrO-scholen is het regeerakkoord. Hierin is afgesproken (in het actieplan Beter Presteren) dat het kabinet excellente scholen gaat erkennen en waarderen voor hun goede werk. De gedachte achter het erkennen en waarderen van excellente scholen is dat er op dit moment alleen wordt gekeken naar scholen die zeer zwak, zwak of voldoende ’scoren’. Ruim 90% van de scholen scoort ‘voldoende’, maar binnen deze range wordt verder geen onderscheid gemaakt naar scholen die op de een of andere manier excelleren. Bij het in beeld brengen van excellente scholen wordt uitgegaan van de reguliere VO-opbrengsten (examencijfers) en eventuele excelleergebieden van de school. Het eerste aspect is echter niet van toepassing op het Praktijkonderwijs. 1.2 Praktijkonderwijs Dat betekent echter niet dat er geen zeer goede scholen voor Praktijkonderwijs kunnen zijn. Juist in het praktijkonderwijs is de kwaliteit op orde en zijn er diverse scholen die een predicaat ‘zeer goede PrO-school’ verdienen. Om scholen de erkenning te geven voor hun goede werk heeft het Platform Praktijkonderwijs in samenwerking met een vijftal scholen een standaard voor ‘zeer goede PrOscholen’ ontwikkeld. Op basis van deze standaard bieden we scholen een helder referentiekader en stimuleren we de doorontwikkeling van het Praktijkonderwijs.
2. Uitgangspunt Om binnen het praktijkonderwijs een onderscheid te kunnen maken naar scholen die ‘voldoende’ zijn en scholen die ‘zeer goed’ zijn is een werkdefinitie ontwikkeld van wat verstaan wordt onder zeer goede scholen. De werkdefinitie (zie de bijlage) is een ideaaltypische omschrijving van een school voor praktijkonderwijs en wordt geoperationaliseerd aan de hand van vier thema’s: 1. Het pedagogisch klimaat 2. Professionele leraren 3. Het onderwijsaanbod en de succesvolle transitie van de school naar wonen, werken, vrije tijd en burgerschap 4. Opbrengstgericht leiderschap De werkdefinitie beoogt aanknopingspunten te bieden voor wat betreft de signalering van zeer goede scholen en is richtinggevend voor scholen die zich in deze richting willen ontwikkelen. De werkdefinitie is geen eindproduct. Afhankelijk van toekomstige ontwikkelingen kan deze op enig moment aangepast worden
3
3. Het in beeld brengen van zeer goede scholen Op basis van de werkdefinitie zijn het Platform en een aantal scholen nagegaan hoe zeer goede scholen voor praktijkonderwijs in beeld kunnen worden gebracht. Er is gekozen om een onderscheid te maken tussen een zogenaamde ‘kwantitatieve’ en een ‘kwalitatieve’ component. 3.1 De ‘kwantitatieve component’ Hier gaat het om de ‘harde gegevens’. In hoeverre voldoen scholen aan de werkdefinitie op basis van de opbrengsten Praktijkonderwijs en de kwaliteitszorg? Het merendeel van de scholen voor praktijkonderwijs brengt de tevredenheid van de leerlingen, ouders, management&personeel en stagebedrijven in kaart met ProZO! Deze actoren geven hun beleving of tevredenheid aan ten opzichte van het pedagogisch klimaat, de professionaliteit van de leraren, het onderwijsaanbod en de transitie naar de bekende vier domeinen én de opbrengstgerichtheid van het leiderschap. De beleving van deze actoren is essentieel om uitspraken te kunnen doen over de vraag: is een school zeer goed? Wanneer is een school in kwantitatief opzicht zeer goed? Een school dient in de laatste 2 jaren alle vier de enquêtes afgenomen te hebben en daarbij dient minimaal de volgende score behaald te worden: Bij de leerlingen, ouders, het management&personeel en stagebedrijven dient minimaal een score van 3.25 gerealiseerd te zijn; P.m. deze getallen zijn niet absoluut en zijn ‘met een schaartje te knippen’. Daarnaast dienen de opbrengsten op orde te zijn, dat wil zeggen: Minimaal 90% van de leerlingen wordt geplaatst in werk, een vervolgopleiding of dagbesteding; Minimaal 75% van de leerlingen heeft een bestendige uitstroom; Bij ruim 80% van de leerlingen wordt het uitstroomprofiel gerealiseerd én of kunnen onderbouwd de afwijking op de 80% aantonen; Alle leerlingen beschikken over een IOP. P.m.: ook hier geldt: deze getallen zijn niet absoluut. Bovenstaande gegevens worden inzichtelijk gemaakt aan de hand van de uitstroommonitor en de volgmodule. Scholen die voldoen aan bovenstaande scores zijn in kwantitatief opzicht zeer goed.
3.2 De ‘kwalitatieve component’ Bij de kwalitatieve component wordt naar twee punten gekeken: de opbrengstgerichtheid van de school en eventuele excellentiegebieden. Hier voert de school een gesprek met twee door het Platform PrO aangewezen deskundigen. Deze gaan aan de hand van een checklist na in hoeverre er sprake is van opbrengstgerichtheid en of er minimaal één excellentiegebied aanwezig is. a) De opbrengstgerichtheid Anders dan bij de overige typen voortgezet onderwijs geldt voor het praktijkonderwijs dat de opbrengsten van de opleiding niet zijn uit te drukken in cijfers voor vakken. Deze zijn wel uit te drukken in bewijzen, certificaten en diploma’s, gekoppeld aan het IOP en leerontwikkeling / ontwikkelingspotentieel. Opbrengstgericht werken betekent voor scholen voor praktijkonderwijs 4
dat zij in beeld brengen in hoeverre het ontwikkelingspotentieel en de keuzes van een individuele leerling gedurende de schoolloopbaan optimaal worden gerealiseerd. Het individueel ontwikkelingsplan (IOP) is daarbij het vehicle, het instrument. Het merendeel van de scholen werkt met individuele leerarrangementen waarbij niet automatisch sprake is van een basisleerroute, terwijl wel gewerkt wordt aan de inhoud conform eisen inspectie en overheid. De verhouding basisleerroute – individuele leerroute verandert gedurende de schoolloopbaan ten gunste van de individuele leerroute naarmate leerlingen zich ontwikkelen en meer eigen keuzes maken. De individuele leerroute ligt vast in het IOP. Evaluatiegerichtheid heeft een betekenisvol effect op de prestaties van leerlingen. Opbrengstgericht werken kenmerkt zich door een evaluatieve cyclus die in de hele keten is terug te vinden en begint bij het IOP. De cyclus bestaat uit de volgende opeenvolgende stappen: Het stellen van (eigen) doelen ten aanzien van de beoogde resultaten van het onderwijs/ de leerprestaties; Het daarop specifiek inrichten en uitvoeren van het onderwijsprogramma en/of onderwijsleerproces; Het evalueren van de resultaten; Het reflecteren op en analyseren van de resultaten; Het plannen van de te nemen vervolgstappen en acties (de nieuwe doelen). Door het Platform PrO aangewezen deskundigen gaan na hoe de evaluatieve cyclus op zowel leerling-/leraar- als schoolniveau is ingericht. De evaluatieve cyclus dient geen doel op zich te zijn, er dient juist oog te zijn voor de meerwaarde die cyclisch werken biedt. b) Excellentiegebieden Bij de excellentiegebieden gaat het om de vraag of de school op minimaal één van de vier gebieden van de werkdefinitie excelleert. Bijvoorbeeld ten aanzien van: 1. Het pedagogisch klimaat: de school weet op een uitstekende manier het zelfvertrouwen van leerlingen te bevorderen. 2. Professionele leraren: de leraren kunnen uitstekend omgaan met verschillen tussen leerlingen. 3. Het onderwijsaanbod en de succesvolle transitie van de school naar wonen, werken, vrije tijd en burgerschap: de school weet op een uitstekende wijze de behoeften van leerlingen te koppelen aan een transitie naar werk. 4. Opbrengstgericht leiderschap: de school werkt planmatig aan het inzichtelijk maken en verbeteren van haar opbrengsten. Het is ook mogelijk dat er sprake is van een excellentiegebied dat buiten het bereik van de werkdefinitie valt.
5
4. Wat is dan een zeer goede school? 4.1 Criteria en richtlijnen Een school is zeer goed wanneer zij: - in de laatste 2 jaar minimaal 3.25 scoort bij de tevredenheid van leerlingen, ouders, stagebedrijven en management&personeel. (dit zijn geen absolute getallen). - De opbrengsten van de school zijn op orde. - Uit een interview met de school blijkt: o dat zij in ruime en uitmuntende mate opbrengstgericht werkt. o dat er sprake is van minimaal één excellentiegebied. Wanneer een school voor praktijkonderwijs het predicaat ‘zeer goed’ heeft dan is dat predicaat twee jaar geldig. Daarna dient een critical friend opnieuw een oordeel uit te spreken.
4.2 Werkwijze Iedere school kan zich voor het predicaat ‘Zeer goede school’ aanmelden. Om voor het predicaat in aanmerking te komen onderscheiden we een vijftal stappen. Stap 1: Neem contact op met het secretariaat van het Platform PrO via
[email protected] of 06-12308818 en geef uw school op. Stap 2: U wordt uitgenodigd om een aanmeldingsformulier in te vullen. U geeft daarbij aan op welk gebied de school excelleert. Stap 3: De school wordt bezocht door tenminste 2 deskundigen, aangewezen door het Platform PrO. Het bezoek zal maximaal 2 dagdelen in beslag nemen. Tijdens het bezoek zullen er interviews worden afgenomen aan de hand van een interviewleidraad. Gesproken wordt met: - het management - een afvaardiging van leraren - een afvaardiging van de leerlingen Ook een rondleiding in de school en bezoeken in de klassen vormen een onderdeel bij het schoolbezoek. De rondleiding dient zicht te geven op het praktische en theoretische onderwijs in zowel de onderbouw als in de bovenbouw. Met andere woorden: de school is in actie. Tijdens de rondleiding en de klassenbezoeken dient het excellentiegebied naar voren komen. De te houden volgorde in het schoolbezoek is: - Interview met het management - Interview met een afvaardiging van leraren - Een rondleiding door 2 leerlingen met diverse klassenbezoeken - Interview met een afvaardiging van leerlingen uit alle leerjaren
6
Tijdens het bezoek moet het mogelijk zijn om relevante documenten te kunnen raadplegen of in te zien. Het verzoek aan leerlingen is hun IOP en portfolio mee te nemen naar het gesprek. Het uitreiken van een schoolgids wordt op prijs gesteld. Aan het eind van het schoolbezoek zullen de deskundigen een korte eerste indruk geven van hun bevindingen. Stap 4: Aan de hand van de verkregen informatie op basis van het aanmeldingsformulier, de interviews, rondleiding en klassenbezoeken, de gegevens met betrekking tot de tevredenheidenquêtes en de opbrengsten wordt een verslag opgesteld aan de hand van de: - Kwantitatieve component - Kwalitatieve component o De opbrengstgerichtheid o Excellentiegebeden Het verslag omvat een neerslag van de interviews met leerlingen, leraren en management; omvat conclusies op basis van wat de delegatie waargenomen heeft en gehoord heeft en omvat de conclusies met betrekking tot de scores op de ProZo enquêtes en de opbrengsten. Het verslag wordt afgesloten met aanbevelingen en uitspraken. Het concept verslag wordt aan de school opgestuurd. Na akkoord van de school wordt het verslag definitief vastgesteld. Het verslag levert een concreet beeld van de school inzake de stand van zaken in haar algemeenheid en specifiek van de genoemde excellentiegebieden. De aanbevelingen omvatten concrete handvatten. Stap 5: De school ontvangt al dan niet het predicaat Zeer goede school met een geldigheidsduur van 2 jaar.
5. Informatiebronnen Hieronder nog even samengevat welke informatiebronnen gebruikt (kunnen) worden voor het opstellen van het verslag: - Gegevens uit de tevredenheidenquêtes (ProZo) - De opbrengsten van de school - Inspectiegegevens - Informatie die de school zelf verschaft middels: o Vooraf ingevulde vragenlijsten o Interviews o Relevante documentatie - Omschrijving Excellentiegebieden - Eigen waarneming
7
Bijlage Werkdefinitie zeer goede scholen De werkdefinitie is een ideaaltypische omschrijving van een school voor praktijkonderwijs. De werkdefinitie beoogt aanknopingspunten te bieden voor wat betreft de signalering van zeer goede scholen en is richtinggevend voor scholen die zich in deze richting willen ontwikkelen. Werkdefinitie: Een zeer goede school voor praktijkonderwijs is ambitieus, opbrengstgericht en haalt het maximale uit leerlingen. Het individueel ontwikkelingsplan is het instrument waarmee de school komt tot een goede en verantwoorde match tussen het onderwijsaanbod en de wensen, ambities en mogelijkheden van leerlingen. De voorbereiding op de arbeidsmarkt, de arbeidstoeleiding, neemt daarbij een belangrijke plaats in/is daarbij uitgangspunt. Een zeer goede school voor praktijkonderwijs overbrugt het spanningsveld tussen de maatschappelijke eisen waaraan leerlingen moeten voldoen en hun ontwikkelingsmogelijkheden, zodat zij niet alleen in staat zijn straks zo zelfstandig mogelijk te wonen en te werken, maar ook weten hoe zij hun vrije tijd zinvol kunnen besteden en wat de maatschappij van hen als burger verwacht. Een zeer goede school voor praktijkonderwijs excelleert bovendien op één of meer van de volgende terreinen: het pedagogisch klimaat, het vakmanschap van leraren, het onderwijsaanbod en toeleiding tot arbeid en opbrengstgericht leiderschap. Een zeer goede school voor praktijkonderwijs haalt het maximaal haalbare uit leerlingen en excelleert daarnaast bij uitstek op een of meer van de volgende gebieden: 1. Het pedagogisch klimaat Het pedagogisch handelen van schoolleiding en leraren genereert een basisgevoel van veiligheid en sociale verbondenheid. Toelichting Het pedagogisch klimaat/de sfeer op de school is goed. De cultuur in de school verbindt, kenmerkt zich door een toon van respect en vertrouwen. Leerlingen weten zich gekend en gehoord. Zij ondervinden dat de school om hen geeft en hen wil helpen om te voldoen aan regels en verwachtingen. De school voedt het zelfvertrouwen van leerlingen en helpt hen de kracht in zichzelf te vinden. Leerlingen ervaren autonomie en persoonlijke ruimte. Zowel schoolleiding als leraren leveren via hun voorbeeldgedrag een belangrijke bijdrage aan de ethische en morele vorming van leerlingen. Zij leven universele individuele en sociale waarden voor als respect, democratie, vrijheid, integriteit, empathie, verbondenheid, verantwoordelijkheidsbewustzijn en realisme. Zij treden op bij gedrag dat gevoelens van veiligheid in de weg staat.
8
2. Professionele leraren Leraren zijn vakbekwaam en een belangrijke inspiratiebron voor hun leerlingen. Ze zijn erop uit leerlingen in beweging te brengen en zoeken steeds naar een manier van leren die bij de leerling past. Toelichting: Leraren zijn zich ervan bewust dat ‘leren en ontwikkelen op school’ staat en valt met de kwaliteit van de interactie tussen leerling en leraar. Zij prikkelen de interesse en nieuwsgierigheid van leerlingen. Leraren hebben plezier in hun vak en motiveren als vanzelf hun leerlingen. Zij halen het beste in hen naar boven. Leraren hebben hoge verwachtingen van leerlingen. Zij stimuleren hen tot autonomie en actieve deelname in de eigen ontwikkeling. Zij dagen hen uit, om daar waar mogelijk, hun ambities waar te maken. Leraren geven ondersteuning, procesgerichte feedback en stellen grenzen. Zij realiseren praktijk- en vaardigheidsgericht onderwijs en zorgen voor een krachtige leeromgeving. Leraren kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen. Ze bieden onderwijs dat aansluit bij de afspraken uit hun individueel ontwikkelingsplan. Zij volgen de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen. Elke drie maanden stellen zij samen met leerlingen (en ouders) vast of de beoogde doelen in de achterliggende periode zijn bereikt. Leraren en leerlingen analyseren samen welke factoren volgens hen positief dan wel negatief van invloed zijn geweest en wat daarmee volgens hen gedaan kan worden. Bij de evaluatie gebruiken zij ‘persoonlijke groei’ als criterium. Leraren dragen uit dat leerlingen door zich in te spannen en hard te werken hun doel kunnen bereiken en dat fouten zijn om van te leren. Leerlingen houden hun eigen ontwikkeling bij in een portfolio. Leraren maken in openheid gebruik van elkaars deskundigheden, durven hun handelen onder kritiek te stellen en delen elkaars (hulp)vragen, moeilijkheden en problemen. Zij werken coöperatief. Leerlingen ervaren cohesie tussen leraren. 3. Het onderwijsaanbod en de succesvolle transitie van school naar wonen, werken, vrije tijd en burgerschap Leraren stemmen het onderwijsaanbod af op de individuele mogelijkheden en wensen van leerlingen. De leerlijnen focussen op arbeidstoeleiding. Leerlingen leren en ontwikkelen hun competenties aan de hand van (leer)opdrachten of taken met zowel praktijk- als theoriecomponenten. Toelichting: Elke leerling werkt op basis van een individueel ontwikkelingsplan. Het ontwikkelingsperspectief en de daarop afgestemde leerroute is zorgvuldig toegesneden op de talenten, capaciteiten en verlangens van de leerling. Het onderwijsaanbod is gericht op het realiseren van doelen op de domeinen wonen, werken en vrije tijd en burgerschap. Het onderwijsaanbod voorziet in ruime mogelijkheden voor leerlingen zich te oriënteren op hun loopbaan/beroepskeuze. Algemene werknemersvaardigheden en beroepsspecifieke vaardigheden krijgen geleidelijk een steeds duidelijker plek in het onderwijsaanbod. Stages, als overgang naar de arbeidsmarkt of het vervolgonderwijs, en het onderwijsaanbod in de school zijn goed op elkaar afgestemd. Leraren bieden beroepscertificerende en ondersteunende programma’s aan en maken gebruik van de mogelijkheden die de moderne technologie hen biedt.
9
4. Opbrengstgericht leiderschap De schoolleiding bepaalt de koers, is in staat om op alle niveaus de betekenis daarvan in de hoofden en harten van de medewerkers te vestigen en straalt vertrouwen in medewerkers en leerlingen uit. Toelichting: De schoolleiding heeft visie en weet mensen te verbinden. De visie op ‘opbrengstgericht werken’ werkt als een gezamenlijk gedragen referentiekader van waaruit iedereen handelt. Op de school heerst een professionele schoolcultuur. De schoolleiding ziet erop toe dat teamleden consequent de afgesproken gedragslijnen volgen en treedt op als medewerkers inefficiënt functioneren. De schoolleiding stelt medewerkers in staat voortdurend bij te leren en stemt de professionalisering af op de resultaten die het op individueel en/of schoolniveau beoogt. Zowel de interne als externe communicatie is eigentijds, snel en efficiënt. De school is een netwerkschool en werkt constructief samen met het regionale bedrijfsleven en andere partners. De school beschouwt ouders als ‘partners in onderwijs en opvoeding’. De relatie tussen ouders en school is gebaseerd op openheid en wederzijdsheid: wederzijdse informatie, wederzijds begrip en respect en wederzijds vertrouwen. Ouders zijn onderdeel van de schoolgemeenschap.
10