Standpuntennota NVOG 2012
1
I
Pensioenen
Inleiding Doel van dit memo is om de standpunten van de NVOG voor 2012 t.a.v. pensioenen opnieuw te formuleren tegen de achtergrond van het Uitwerkingsmemorandum Pensioenakkoord en de naderende wetgeving. De Tweede Kamer heeft ingestemd met het Uitwerkingsmemorandum en de nadere verklaring van de Stichting van de Arbeid d.d. 15-09-2011. Standpunt De NVOG is van mening dat de vertegenwoordigende organisaties van de pensioengerechtigden en jongeren t.o.v. de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie ten onrechte een beperkte rol spelen in de advisering van SZW bij de uitwerking van de wet- en regelgeving aangaande het nieuwe pensioenstelsel. Door SZW zijn verschillende werkgroepen opgericht, waarin de vertegenwoordigers van de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie participeren, maar waarover organisaties van pensioengerechtigden en jongeren slechts met vertraging worden geïnformeerd. De NVOG voelt zich niet gebonden aan de wetsvoorstellen, die de Minister te zijner tijd bij de Tweede Kamer zal inbrengen. Inzake de medezeggenschap en governance heeft de minister toegezegd dat de wet Koser Kaya/Blok – o.a. opname van pensioengerechtigden in de besturen van bedrijfstakpensioenfondsen – uiterlijk 01-01-2013 van kracht zal worden, tenzij het ontwerp van wet inzake versterking pensioenfondsbestuur d.d. 24-02-2012 eerder aangenomen is door de Staten-Generaal. In het navolgende worden de standpunten gegroepeerd naar onderwerpen weergegeven. 1.
Het Pensioenakkoord Standpunt De NVOG blijft zich verzetten tegen de volgende uitgangspunten van het pensioenakkoord: Het maximeren van de premie Het loslaten van het Defined Benefit systeem(DB) Het overhevelen van alle risico’s naar werknemers en gepensioneerden Het introduceren van toekomstige rendementen in de discontovoet voor het contant maken van de verplichtingen en voor het berekenen van de kostendekkende premie in een tweede FTK Het verzwaren van de solvabiliteitseisen van het bestaande FTK, met als mogelijk gevolg dat opgebouwde rechten jarenlang niet kunnen worden geïndexeerd of (gedeeltelijk) kunnen worden verlaagd. Het invaren van opgebouwde pensioenrechten en –aanspraken in onzekere rechte/aanspraken
Het Pensioenstelsel Standpunt Aan de basisprincipes van het Nederlands Pensioensysteem van drie pijlers mag niet getornd worden. De basisprincipes zijn: De eerste pijler -de AOW- is een verantwoordelijkheid van de overheid. Zij wordt gefinancierd in een omslagstelsel, via premies en uit de algemene middelen.
2
De tweede pijler is een kapitaaldekkingsstelsel. De voorwaarden worden overeengekomen door sociale partners. De kenmerken zijn solidariteit, collectiviteit en verplichtstelling. De premie is binnen grenzen fiscaal aftrekbaar. De premies moeten afgedragen worden aan een –van de bijdragende onderneming onafhankelijkerechtspersoon. De uitkeringen zijn belast (omkeerregel). De derde pijler betreft voorzieningen op een individuele basis. De premies zijn slechts beperkt fiscaal aftrekbaar afhankelijk van een pensioentekort in de tweede pijler. Standpunten ten aanzien van de eerste pijler De NVOG kan zich in principe vinden in het wijzigen van de ingangsdatum van de AOW-uitkering van de 1e van de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt naar de datum waarop de daadwerkelijk de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt wordt. De NVOG vreest wel dat de snelle invoering, 1 april 2012, door een aantal nieuwe pensioengerechtigden als een onaangename verrassing ervaren zal worden. De NVOG kan zich in principe vinden in het wetsvoorstel om de AOW vanaf 01-01-2013 welvaartsvast te maken door de AOW-uitkeringen te koppelen aan de algehele loonstijging middels een extra jaarlijkse verhoging van 0,6%. Met de voorgestelde financiering, o.a. door het aanpassen van fiscale heffingskortingen, gaat het veelal om een sigaar uit eigen doos. De NVOG steunt het verhogen van de ingangsleeftijd van de AOW en de koppeling van de ingangsdatum van het aanvullende pensioen daaraan. Een zorg blijft wel de realisatie van de verdere verhoging van de arbeidsparticipatie van ouderen. De AOW- uitkering moet niet – al dan niet sluipend- verder worden gefiscaliseerd. De in 2011 ingevoerde zgn. Bos-belasting is daar een voorbeeld van. Standpunten ten aanzien van de tweede pijler Invoering van nieuwe pensioenovereenkomsten mag de bestaande rechten niet in gevaar brengen c.q. verslechteren. Het is de taak en verantwoordelijkheid van de pensioenuitvoerder, om bestaande rechten incl. toeslagambitie veilig te stellen, alvorens nieuwe pensioenverplichtingen te accepteren. Deze verantwoordelijkheid mag door de wetgever niet weggenomen worden middels nieuwe wet- en regelgeving. De NVOG blijft voorstander van een DB-systeem voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Voor nieuwe aanspraken dient een kostendekkende premie, op basis van actuarieel onderbouwde principes en inclusief de opslagen die in de Pensioenwet zijn gedefinieerd, te worden betaald. Als ten gevolge van vaste premie de werkgever niet bereid is de marktprijs te betalen, moeten de nieuwe aanspraken proportioneel gekort worden. De toezichthouder dient hierbij ter bescherming van de bestaande rechten deze korting te toetsen. De gedempte premie dient te worden afgeschaft en premiekortingen en terugstortingen dienen niet meer te worden toegestaan. Omdat de werkgever bij een vaste premie geen risico wil lopen, is een verbod op premiekorting en terugstorting het logische gevolg. Een en ander ligt genuanceerder als de werkgever garanties t.a.v. oude aanspraken heeft afgegeven. Zijn die garanties
3
afgegeven, dan heeft een opzegging van de uitvoeringsovereenkomst tot gevolg, dat die garanties moeten worden afgefinancierd door de werkgever. Gehandhaafd dient te worden dat het toeslagenbeleid wordt uitgevoerd door het bestuur van het pensioenfonds. Deelnemers, gepensioneerden en slapers dienen daarbij gelijk te worden behandeld. De NVOG ondersteunt waardering op marktwaarden, waaronder waardering van de verplichtingen op basis van een minder volatiele marktrente. DNB moet de mogelijkheid behouden om in bijzondere individuele gevallen af te wijken van algemene voorschriften. De NVOG pleit er voor om dekkingsgraden over (langere) perioden te meten, alvorens tot een herstelplan moet worden overgegaan. De –tijdelijke- verlenging van de periode van 3 jaar naar 5 jaar, alvorens moet worden afgestempeld, heeft de instemming van de NVOG. De NVOG pleit er voor om de discontovoet, die gebruikt wordt voor de toetsing van de feitelijke situatie aan de eisen van het herstelplan, te middelen over verschillende meetpunten. Discontovoeten steunen op marktgegevens. De financiële markten zijn uit haar aard volatiel. Door de marktgegevens op verschillende tijdspunten te middelen wordt de volatiliteit verminderd en is een trend beter zichtbaar. De NVOG wil meedenken over bijstelling van het FTK, op basis van nominale dekkingsgraden met een aangepaste zekerheid. De NVOG is van mening dat bij een goede pensioenregeling een indexatieambitie hoort. Voor de NVOG blijft het uitgangspunt dat de basiskenmerken van Pensioenfondsen zijn : collectiviteit, solidariteit en verplichtstelling. Voorwaarde daarbij is wel dat een kostendekkende premie wordt betaald. Standpunt gelijke behandeling Geen onderscheid mag gemaakt worden bij toekenning van toeslagen aan gepensioneerden, slapers en actieven, tenzij daarvoor door of via de werkgever wordt betaald. Standpunt herstel van rechten Indien het fonds voldoende financiële ruimte heeft, moet de volgorde van herstel van rechten zijn: 1 gekorte nominale rechten Het herstel van gekorte nominale rechten, zoals verwoord in de aangenomen motie in de Tweede Kamer, dient wettelijk te worden vastgelegd 2 gemiste reglementaire toeslagen
4
2.
Governance Standpunt Indien het fonds een gekozen deelnemersraad heeft, dienen de bestuursleden namens de gepensioneerden en namens de actieven te worden benoemd door hun geledingen in de deelnemersraad.
Zoals de geleding van de actieven de door hen voorgedragen bestuursleden kan voordragen voor ontslag, zo zou dit recht niet ontzegd mogen worden aan de geleding van de gepensioneerden. Een gelijkschakeling van de bedrijfstakpensioenfondsen met de ondernemingspensioenfondsen dient op dit punt in de Pensioenwet te worden geregeld De NVOG kan zich vinden in de bestaande toetsing door de Ondernemingskamer bij een beroep van de deelnemersraad. Dit recht van beroep op de Ondernemingskamer zou moeten worden uitgebreid tot iedere geleding in de deelnemersraad, indien het advies van die geleding door het fonds wordt afgewezen. Een en ander is afhankelijk van de uitwerking van de op handen zijnde wetswijzigingen. De belangen van de gepensioneerden en de slapers zijn dezelfde. Bij verdelingen op basis van aantallen tussen actieven en gepensioneerden, kunnen slapers worden gerekend bij de gepensioneerden. Voor wat betreft de rechtstreeks verzekerde regelingen (RVR) steunt de NVOG de voorstellen van CSO. Deze zijn: - Instelling van een Pensioenraad met dezelfde rechten als een deelnemersraad In de Pensioenraad is de zetelverdeling 1/3 gepensioneerden, 1/3 actieven en 1/3 ondernemer/verzekeringsnemer. - Belangenbehartigende verenigingen moeten bij een RVR erkend worden als rechtstreeks belanghebbenden bij de Ombudsman Pensioenen - De Pensioenwet moet worden aangepast, opdat een vereniging van pensioengerechtigden kan optreden namens de pensioengerechtigden. - Het hoorrecht kan dan worden afgeschaft. Wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen Standpunt De wet Koser Kaya/Blok dient- met uitzondering van de raadpleging voor de keuze bestuursdeelname of medezeggenschap in de deelnemersraad- volledig en ongewijzigd te worden ingevoegd De toebedeelde rol van de werkgever in een paritair bestuur houdt onvoldoende rekening met de verschuiving van de risico’s naar de pensioenverzekerden van het fonds Het begrip premiemaximering is onduidelijk en zal leiden tot een onjuiste zetelverdeling ten gunste van de werkgever De ongefundeerde maximering van bestuurszetels voor pensioengerechtigden wordt afgewezen; pensioengerechtigden moeten dezelfde getalsmatig bepaalde zeggenschapsrechten als deelnemers hebben
5
Bij de verdeling van bestuurszetels mag er ook geen onderscheid gemaakt worden tussen Opf’en of Bpf’en De raad van toezicht behoort geen goedkeuringsrechten te krijgen In alle situaties dienen verenigingen van pensioengerechtigden gelijk behandeld te worden met verenigingen van werknemers Het wetsvoorstel moet duidelijker bepalen door wie de leden van een orgaan van een pensioenfonds worden benoemd, Benoeming van leden van een orgaan van intern toezicht moet worden verricht door de belanghebbenden van het pensioenfonds. Ook de profielschets moet door hen worden opgesteld De NVOG is het niet eens met de beperking van de taken en rechten van de Deelnemers-en Pensioengerechtigdenraad. Adviesrechten en de daarbij behorende beroepsrechten dienen gehandhaafd te blijven. Daarmee wordt gelijke behandeling met het Belanghebbendenorgaan gecreëerd. Informatie aan pensioengerechtigden over de oprichting of het bestaan van een vereniging van gepensioneerden dient kosteloos te geschieden In het wetsvoorstel ontbreekt een regeling voor de wijziging van statuten. 3.
Algemene Pensioeninstelling (API), Premie Pensioen-Instelling (PPI) en Multi-OPF Standpunt PPI De gefaseerde route van de Regering om eerst een PPI in te voeren is niet de juiste weg voor introductie op de Nederlandse pensioenmarkt van een nieuwe pensioenuitvoerder. DC-regelingen zijn namelijk bij de Nederlandse pensioenfondsen nauwelijks aanwezig en de PPI is daarom overbodig in Nederland. Dus een vertraging van het eigenlijke doel, het Europees kunnen opereren. API De NVOG is van mening dat het prematuur een standpunt over de API in te nemen voordat de derde fase van invoering aan de orde is. Multi-OPF De huidige vormgeving van de Multi-OPF binnen de PW dient op een aantal punten te worden aangepast. Dat betreft de regelgeving over: - de kostentoerekening bij gewijzigde omstandigheden - de medezeggenschap om de belangen van de diverse belanghebbenden, waaronder de gepensioneerden - de vorm van de waardeoverdracht, actuariële- of vermogensoverdracht 4.
Partnerpensioen op risicobasis Standpunt De NVOG is van mening dat de (mogelijkheid van) dekking van nabestaandenpensioen thuis hoort in een fatsoenlijke pensioenregeling. De afgelopen jaren is in een toenemend aantal pensioenregelingen de opbouw van nabestaandenpensioen komen te vervallen. Soms is daarna de opbouw van het levenslange ouderdomspensioen enigszins verhoogd.
6
Deze ontwikkeling is onder meer ingegeven door de aanname dat beide partners een betaalde baan hebben en dan ook deelnemer zijn in een pensioenregeling. De praktijk laat evenwel zien dat dit in veel gevallen (nog) niet opgaat. Hiervan uitgaand bepleit de NVOG, voor het geval er geen opbouw van nabestaandenpensioen plaatsvindt, dat tijdens het actieve deelnemers nadrukkelijk de mogelijkheid wordt geboden een levenslang nabestaandenpensioen op risicobasis bij te verzekeren. 5.
Europa Standpunt Hoofdkenmerken van het Nederlandse pensioenstelsel dienen te worden gehandhaafd. In verband met de subsidiariteit is het niet wenselijk dat door de EU regels worden opgesteld die ook de toetreding tot aanvullende pensioenregelingen bepalen. Verbetering van de Europese arbeidsmobiliteit ( Lissabon doelstellingen) mag niet leiden tot andere regelgeving dan die van overdraagbaarheid van opgebouwde pensioenrechten conform de bestaande regels van de overdragende lidstaat met inachtneming van solidariteitsaspecten Bij de verdere uitwerking van het Witboek dient een afsplitsing van de uitvoering van administratie en het beheer van de beleggingen van een pensioenfonds zodanig te zijn dat het pensioenfondsbestuur ‘in control’ blijft en de Nederlandse governance en medezeggenschapsregels van toepassing blijven De Solvency-II richtlijn, die de Europese verzekeringsmarkt reguleert, moet niet de pensioenfondsen reguleren.
De Solvency-II richtlijn gaat uit van een 99,5% zekerheid voor polissen uitgegeven door verzekeraars in de EU. Voor pensioenfondsen kan deze mate van zekerheid lager gesteld worden, omdat een van de wezenlijke kenmerken van een pensioenfonds de solidariteit tussen de belanghebbenden bij het fonds is. In tegenstelling tot verzekeraars kunnen pensioenfondsen de pensioenpremie wel tussentijds wijzigen gedurende de contractsperiode waarin de opbouw van het pensioen plaatsvindt. Europese initiatieven op het gebied van pensioenstelsels van de lidstaten zoals verwoord in het Witboek Pensioenen, worden niet bij voorbaat afgewezen maar positief-kritisch beoordeeld. Hierbij is van wezenlijk belang dat er geen afbreuk mag worden gedaan aan de kenmerken van het Nederlandse pensioenstelsel. Invoering van een Financial Transaction Tax is dermate negatief in zijn consequenties voor pensioenfondsen, dat deze afgewezen wordt mits het risicotoezicht op beleggingen wordt verscherpt De FTT is bedoeld om zeer korte termijn investeringen op de financiële markten te ontmoedigen. Niet bewezen kan worden dat het één van de doelstellingen van het opleggen van de FTT n.m. het reduceren van de volatiliteit van de financiële markten, kan realiseren.
7
Zorg en Welzijn Inleiding De ontwikkelingen in de kwaliteit en de kosten van de zorg zijn duidelijk van invloed op de koopkracht en de kwaliteit van leven van de ouderen. Dat is de reden dat besloten is bij de behartiging van de belangen van de leden van de NVOG en hun leden in de beïnvloeding van het landelijk en lokaal beleid in Nederland aandacht te geven aan zorg en welzijn, zoals ook bij andere ouderenorganisaties het geval is. Vanuit die gedachte is de commissie Zorg en Welzijn opgericht. De commissie Zorg en Welzijn levert de onderbouwing voor het beleid van het bestuur van NVOG. De standpunten worden vastgelegd in een nota die door het bestuur wordt goedgekeurd en aan de aangesloten organisaties ter goedkeuring wordt voorgelegd. De standpuntennota geeft weer hoe er door de NVOG over bepaalde zaken wordt gedacht en waarop het beleid van de NVOG is en wordt gestoeld. Daarbij wordt, behalve aan algemene ontwikkelingen in de zorg, aandacht besteed aan de ontwikkeling van de Zorgverzekeringswet (ZVW), de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en het Wonen. Belangrijk uitgangspunt is dat de betrokkene in principe zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen gezondheid. Dit kan niet worden overgelaten aan de overheid of aan belangenbehartigers zoals NVOG. Natuurlijk is er een spanningsveld tussen kwaliteit van de zorg en betaalbaarheid van de zorg. Hoewel dikwijls door de gebruikers wordt gezegd dat de beste kwaliteit aan zorg moet worden geleverd, zullen ook zij moeten beseffen dat dit dan door de samenleving moet worden betaald. In onze standpunten gaan wij er van uit dat de beste kwaliteit van de nodige zorg tegen aanvaardbare kosten moet worden geleverd. Voor de deelnemers namens de NVOG in toekomstige projecten en in de CSOadviescommissie Zorg en Welzijn en de adviescommissie Wonen vormt deze NVOG standpuntennota de basis van hun inbreng in de discussies en bij de besluitvorming. De NVOG is van mening dat de grootste kracht van de beïnvloeding van het beleid van de landelijke overheid ligt in een gezamenlijke aanpak door de lidorganisaties in de CSO. De NVOG wil daarin meedenken over kwaliteit en bereikbaarheid van de zorg en het welzijn, maar haar beleid vooral richten op behoud en verbetering van de koopkracht van de ouderen. Algemene ontwikkelingen Financiering van de zorg en solidariteit De totale kosten van de zorg ( ZVW, AWBZ en WMO ) worden voor 2012 geschat op ongeveer € 80 miljard, bijna € 5.000,- per inwoner , jong en oud en 13 % van het bruto nationaal product. De curatieve basiszorg wordt nagenoeg geheel gefinancierd door premies, in 2012 ongeveer 41 miljard. De zorgverzekeringswet wordt gefinancierd door macro 50 % inkomensafhankelijke premie , vast te stellen door de overheid, 40 % door een nominale
8
premie, 5 % overheidsbijdragen en 5 % eigen betalingen , waaronder een eigen risico per verzekerde ( 2012: € 220, -). De AWBZ, kosten in 2012 ongeveer 30 miljard wordt gefinancierd door een inkomensafhankelijke premie van 12,15% (2012), verwerkt in de eerste en tweede schijf (maximaal € 34.055,-) van de Inkomstenbelasting, eigen bijdragen van ongeveer € 2 miljard en door een rijksbijdrage uit de algemene middelen van € 9 miljard De WMO wordt gefinancierd vanuit de AWBZ, eigen bijdragen en algemene middelen. Er valt op de verdeling over deze onderdelen weinig zicht te krijgen op dit moment De 65+ers in Nederland , thans 16 % van het aantal inwoners, consumeren qua kosten 40 % van de curatieve zorg en in aantal 75 % van de AWBZ en WMO zorg. Zowel inkomenstechnisch als qua solidariteit tussen de generaties is dit een prima systeem. Ruwweg kan worden gesteld dat ongeveer 80 % van de kosten solidair inkomensafhankelijk worden gedragen Steeds meer wordt duidelijk dat in de komende jaren de zorgkosten absoluut en relatief sterk zullen stijgen. De financiering komt daarbij op de tocht te staan. Het CPB heeft in 2011 voorspeld, dat een modaal gezin het percentage dat zij van hun inkomen voor zorg zou moeten besteden bij ongewijzigd beleid van 23 % in 2010 naar 36 % in 2040 zal stijgen. Dit is onmogelijk te realiseren Er zal naar andere financieringswegen moeten worden gezocht. Discussies over bijvoorbeeld zorgsparen zijn gestart. De consequentie zou wellicht kunnen zijn, dat ouderen een deel van hun opgebouwd vermogen ook voor hun zorg moeten gaan gebruiken. Standpunt Het standpunt van de NVOG is dat de financiering van de zorg van de volksverzekering en Zorgverzekeringswet en de AWBZ via premieheffing in principe gehandhaafd moet blijven. Alleen de WMO en inkomensondersteunende onderdelen zoals de zorgtoeslag en de premie voor kinderen kunnen uit de algemene middelen worden gefinancierd. De overheid moet echter wel de sturende macht zijn in de premie gefinancierde zorg en toezicht hierop houden. De NVOG is voor maatregelen die de zorgcliënt meer inzicht en bewustwording geven in de kosten van de curatieve zorg door informatie of wellicht door eigen bijdragen. De NVOG is van mening het instrument van een algemeen eigen risico in de ZVW niet daartoe geëigend is en moet verdwijnen. De inkomensafhankelijke eigen bijdragen in de AWBZ en WMO kunnen gehandhaafd blijven, echter onder afspraak van een relatief en absoluut maximum. De NVOG zal meewerken aan een onderzoek naar de oplossing van de gevolgen van de relatieve kostenstijgingen. Op voorhand worden oplossingen als zorgsparen en het gebruik van (een deel) van het vermogen niet afgewezen. Voorwaarde is dan wel, dat de overheid en de zorgverzekeraars in staat zijn om de efficiency in de zorg, met behoud van kwaliteit, te verhogen.
9
Elektronisch Patiëntendossier (Persoonlijk Gezondheidsdossier) Alle inspanningen ten spijt is ultimo 2011 duidelijk geworden dat landelijke invoering van zo’n dossier onder de huidige omstandigheden niet mogelijk is. Redenen: akkoord in de Tweede Kamer, vervolgens in de Eerste Kamer verworpen. Hoofdoorzaken van de mislukking zijn twijfels over de privacyaspecten, de financiële dekking en organisatorische aspecten. Eind 2011 hebben huisartsen, ziekenhuizen, apothekers en de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie(NPCF) een akkoord bereikt over een doorstart. Hiertoe is de vereniging van Zorgaanbieders opgericht. Samen met de zorgverzekeraars worden afspraken gemaakt om, ook op landelijk niveau, medische gegevens elektronisch uit te wisselen. De patiënt moet eerst expliciet goedkeuring verlenen en de zorgverzekeraars mogen geen inzage krijgen in de medische informatie. Standpunt De NVOG staat onverminderd achter het principe van invoering va het EPD op voorwaarde dat: -
het systeem technisch goed en veilig functioneert. de toegankelijke informatie juist is. de patiënt inzage heeft in de inhoud en zijn/haar eigen dossier kan raadplegen. de privacy is gewaarborgd en dat alleen de betrokken zorgverleners toegang hebben. - er een goede publieke voorlichting wordt gegeven. - het EPD of Persoonlijk Gezondheidsdossier valt onder de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp) - cliënt bepaalt wie er recht op inzage van het dossier heeft. Verdere ontwikkelingen zullen door NVOG nauwlettend worden gemonitord, NVOG zal naar mogelijkheid steun verlenen aan het uiteindelijk tot stand komen van een voor ieder aanvaardbaar Persoonlijk Gezondheidsdossier en is voorstander van introductie op landelijk niveau. Dubbele vergrijzing en ontgroening Het aandeel van de 65+ers in de Nederlandse samenleving neemt snel toe, het aantal jongeren neemt af. Als de zorg in Nederland op dezelfde wijze zou blijven worden uitgevoerd dan is er in 2020 50% meer personeel in de zorg nodig dan in 2008 en het aandeel van de kosten van de zorg in Nederland zal stijgen van nu rond de 13% van het bruto nationaal product naar 16% tot 17% in 2020. Dit wordt onwenselijk geacht. Standpunt De NVOG ondersteunt een onderzoek naar maatregelen vanuit de overheid en de zorgverlenende bedrijfstak om deze ontwikkelingen te beheersen, mits de kwaliteit van zorg geen geweld wordt aangedaan. Hierbij moet een optimaal gebruik van de bestaande en de nieuwste technische ontwikkeling voor de zorg gestimuleerd worden.
10
Mantelzorg Voor een goede zorg in Nederland is mantelzorg onmisbaar. Mantelzorg moet een van de basisuitgangspunten van de zorg zijn. Hieronder wordt verstaan niet alleen de zorg vanuit familierelaties, maar zeker ook zorg door (lokale) vrijwilligersorganisaties. Standpunt De NVOG ondersteunt de ontwikkeling, dat een groot beroep wordt gedaan op de mantelzorg mits deze voldoende wordt begeleid door de gemeentes en de landelijke overheid. De NVOG staat ook achter de activiteiten om de mantelzorger ook ruimte te geven voor ontspanning en voldoende rustmogelijkheden. De NVOG is een voorstander van het activeren en ondersteunen van nationale en lokale initiatieven met betrekking tot het vrijwilligerswerk door en voor ouderen. Vrijwillige activiteiten van jongere ouderen voor oudere ouderen zullen moeten worden geïntensiveerd. Om deze vrijwilliger goed te laten functioneren is aandacht voor opleiding en financiële ondersteuning waar nodig belangrijk. Geriatrie (ouderenzorg) Er komen steeds meer ouderen en de ouderen worden alsmaar ouder. Dus zullen zich in toenemende mate gezondheidsproblemen voordoen. Vooral vanaf 75 jaar nemen deze problemen toe en hebben patiënten meerdere fysieke en of psychische problemen tegelijk (multimorbiditeit). De eerste- en tweedelijn gezondheidszorg is daar, mede door de toenemende specialisatie per aandoening, nog niet voldoende op ingesteld. Er is dus dringend behoefte aan de specialisatie, het zien van de hele mens: de klinische geriater (het zien van de hele mens). Een groeiend aantal ziekenhuizen heeft het inmiddels wel goed geregeld. Standpunt De NVOG is van mening dat zo spoedig mogelijk in elk ziekenhuis een goed geoutilleerde afdeling geriatrie aanwezig moet zijn. Geriatrie moet in het curriculum van de medische opleiding een eigen plaats krijgen. Zo ook voor de verpleegkundige. In de eerste lijn moet plaats worden ingeruimd voor de specialist ouderengeneeskunde. Daarnaast: - moeten er geriatrische spreekuren in de eerste lijn gezondheidscentra worden ingericht. (Consultatiebureau voor senioren (65+). - Moet er vanuit de overheid, als onderdeel van de basisverzekering, een periodiek onderzoek voor 70/75 plussers worden ingevoerd. Deelname aan dit onderzoek op basis van vrijwilligheid.
Ouderen en preventie Preventie kent een drietal hoofdaspecten welke qua belangrijkheid vrijwel identiek en voor alle generaties van belang zijn en dus ook, hoewel niet specifiek, voor de ouderen in de samenleving: - *A* Ziektepreventie: voorkomen van ziektes.
11
- *B* Gezondheidsbescherming door screening vroege opsporing van ziektes. - *C* Gezondheidsbevordering: leefstijl dus bevorderen van gezond gedrag op basis van aanwezige kennis. Preventie is een zorg ter voorkoming van het ontstaan van ziektes bij individuen en groepen en in het bijzonder degenen met een verhoogd risico en/of ongezonde leefstijl. Ouderen vertegenwoordigen zo’n risicogroep, dus preventieactiviteiten zijn voor hen noodzakelijk tot behoud van kwaliteit van leven en welzijn. Ook kostenmatig zijn preventiekosten veelal minder dan kosten bij ziekte. De overheid, althans het huidige kabinet, legt de verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid voor een groot deel bij de burger. Stimuleren en activeren van de burger is daardoor een belangrijke taak van maatschappelijke organisaties op dit vlak. Standpunt De NVOG deelt de mening dat het in het belang van de ouderen is dat preventieactiviteiten gestimuleerd en onder de aandacht van ouderen moeten worden gebracht. Ouderenorganisaties, naast gemeenten en artsen,met nadruk op de eerste lijn, zijn een zeer belangrijke schakel preventie onder ouderen te promoten zowel in hun eigen belang als in het belang de kosten in de gezondheidszorg te beteugelen. De NVOG beschouwt het als een “must” medische interventie met een preventief karakter, zoals bijvoorbeeld een periodiek optometrisch onderzoek voor 65+ers, kostenmatig in de basisverzekering op te nemen. De NVOG zal onverminderd ijveren te bewerkstelligen dat zowel de overheid als de zorgverzekeraars in hun beleid een grotere plaats inruimen voor preventie. De positie van ouderenorganisaties in de lokale ouderenzorg Ouderenorganisaties zijn in principe belangenorganisaties, zowel landelijk, provinciaal als lokaal. Daarnaast is ook ontspanning en educatie dikwijls een door hen goed ingevulde activiteit. Lokaal en regionaal zal participatie van ouderen in de belangenbehartiging een steeds grotere rol moeten gaan krijgen. Participatieraden WMO dienen daarbij zowel de gemeente van advies te dienen als deze te controleren. Standpunt De NVOG is van mening dat de gezamenlijke ouderenorganisaties in Nederland het als hun taak moeten zien om de participatie van ouderen in het regionaal en lokaal beleid te bevorderen en de lokale organisaties zowel met advies als met daadwerkelijke ondersteuning bij te staan en de opzet van vrijwilligersorganisaties en participatieraden te ondersteunen.
Ouderen en de politiek De stem van de ouderen wordt in de politiek onvoldoende gehoord. Steeds weer blijkt dat parlement en ministeries veel meer over de werkenden praten en de post-actieven beschouwen als burgers die maar voor zich zelf moeten zorgen. Standpunt
12
De NVOG is van mening dat alle politieke partijen een belangrijk deel van hun politieke beleidsplan moeten wijden aan de ouderen in de samenleving. Zowel de gezamenlijke ouderenorganisaties als andere belangenbehartigers van deze doelgroep moeten er voor zorgen dat de stem van de ouderen veel meer, dan tot nu toe, wordt gehoord. De NVOG is van mening dat in de vertegenwoordigende lichamen als Parlement, Provinciale Staten en Gemeenteraden meer ouderen/ gepensioneerden zowel in de politieke fracties zitting moeten hebben als bij het fractieoverleg moeten worden betrokken. Rechten en plichten patiënten /zorgconsumenten. Een nieuwe zorgverzekeringswet voor iedereen, met nieuwe vormen van verzekeren en meer mogelijkheden voor de consument. Dat waren de beloftes. Wat is de patiënt anno nu daar mee opgeschoten of er beter van geworden? Marktwerking heeft zijn intrede gedaan en partijen hebben nieuwe posities ingenomen of zijn zich hierover nog aan het beraden. De (vele)patiëntenorganisaties moeten zich groeperen, respectievelijk hergroeperen, om sterker te staan in het politieke veld. Veelal via belangenbehartigende patiëntenorganisaties is de individuele patiënt/cliënt in meerdere mate bij discussies over zorg betrokken. Aan de onderhandelingstafel zijn de resultaten overigens nog mager. Er is een nog wat beperkte keuzemogelijkheid tussen zorgverzekeraars en het prijsverschil is sober. Verzekeraars kunnen hier meer aandacht aan besteden. De clustering van zorgverzekeraars is een gegeven en maakt het keuzepakket nog kleiner. Ter versterking van de positie van de cliënt is verankering van cliëntenrechten in de zorg van wezenlijk belang. Inmiddels ligt er een wetsvoorstel over de Wet Cliëntenrechten Zorg ter tafel. Eind november 2011 zijn gesprekken tussen partijen(vaste commissie VWS 2e Kamer, juristen, deskundigen, organisaties etc.) gevoerd. Vervolgens schriftelijke vragenronde in de 2e Kamer. Daarna plenaire behandeling Tweede Kamer. Dus licht aan de horizon wat dit essentiële onderwerp betreft. Voor AWBZ zorg in zorginstellingen(intramuraal) bestaat al een zekere wettelijke basis door het “Besluit zorgplanbespreking”. Daarnaast is de zogenoemde Houtskoolschets “Beginselenwet” zoals gepresenteerd door de staatssecretaris VWS gefiatteerd door de ministerraad. De Raad van State heeft advies uitgebracht aan de Regering (op 07.12.11 openbaar gemaakt). De Tweede Kamer moet hieraan nog haar goedkeuring hechten. Deze specifiek voor AWBZ zorginstellingen bedoelde Beginselenwet en Besluit als wettelijk verankerde regelgeving moet samen met de voorziene Wet cliëntenrechten Zorg een solide basis vormen voor een versterkte positie van cliënt/patiënt. Standpunt De NVOG is van mening dat de burger/patiënt/cliënt over goede informatie moet kunnen beschikken om goed gefundeerde en weloverwogen keuzes te kunnen maken op het complexe gebied van de zorg in het geheel. De NVOG hecht aan een solide en rechtvaardige wettelijke regelgeving met betrekking tot de rechten en plichten van patiënten/cliënten/zorgconsumenten in het zorgstelsel. De lopende ontwikkelingen op dit vlak worden door de NVOG op de voet
13
gevolgd en hij zal gevraagd of ongevraagd advies geven wat de positie van de ouderen in dit geheel betreft. Palliatieve Terminale Zorg (PTZ) De palliatieve terminale zorg wordt procedureel omringd door wetgeving via ZVW, WMO en AWBZ en vrijwilligersbeleid, doch heeft geen bijzondere status in het zorgbeleid. De PTZ wordt hierdoor uiteraard beïnvloed. PTZ is erop gericht patiënten met een levensbedreigende ziekte (en hun naasten) een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven en een goede stervensbegeleiding te geven. PTZ kenmerkt zich veelal door grote complexiteit, een multidisciplinaire aanpak, snelle verandering en ze beslaat veel terreinen van het leven. De complexiteit is groot door logistiek regelen en inhoudelijk overdragen van zorg. PTZ impliceert tijdelijkheid, in een beperkte tijd moet veel gebeuren. PTZ hoort in handen te zijn van professionele krachten, daarbij geholpen door ervaren gedreven en betrokken vrijwilligers. De eindverantwoordelijkheid ligt bij een professional. Standpunt De NVOG is van mening dat de PTZ moet worden ingebed in de reguliere zorg en onderdeel moet worden van de Zorg Verzekering Wet. Palliatieven zorg moet kunnen worden geleverd zowel thuis al in Hospices. Het aantal professionals moet worden uitgebreid en de betrokken vrijwilligers moeten goed worden opgeleid en begeleid. Het aantal hospices moet worden uitgebreid ter ontlasting van de reguliere zorg.
2. Zorgverzekering/Curatieve Zorg De NVOG stelt vast dat alle ontwikkelingen die zich voordoen op het terrein van zorgverzekeringen/curatieve zorg, zowel op het welzijn als op de koopkracht van senioren grote invloed hebben. Marktwerking Sinds 1 januari 2006 is marktwerking in de zorg- en welzijnswereld een feit. De marktwerking uit zich op dit moment voornamelijk door verschil in premiestelling tussen de diverse zorgverzekeraars en de positie van de zorgverzekeraar als inkoper van kwalitatief goede zorg tegen aanvaardbare kosten. Standpunt De NVOG is van mening dat zowel de naturapolis als de restitutiepolis gehandhaafd moet blijven. staat achter het door de overheid geïntroduceerde systeem van marktwerking in de curatieve zorg en is van mening dat de uitvoering van de basisverzekering door het particuliere zorgverzekeringsbedrijf onder streng en uitgebreid toezicht van de overheid dient plaats te vinden. De overheid ziet er op toe dat marktwerking blijft bestaan. Tussentijdse evaluatie door partijen is een vereiste.
14
Basisverzekering De basisverzekering omvat de verzekering voor kosten van de door de overheid noodzakelijk geachte curatieve zorg en wordt uitgevoerd door toegelaten zorgverzekeraars. De keuze van een zorgverzekeraar door de burger is vrij. Ook de keuze voor een zorgverlener door de verzekerde in Nederland is in principe vrij. De zorgverzekeraar is vrij zorgverleners te contracteren en zijn verzekerden te adviseren, vanwege snelheid van behandeling en kwaliteit, voor door haar gecontracteerde zorgverleners te kiezen. Zorgverlening buiten Nederland wordt alleen vergoed voor spoedeisende behandelingen, tenzij toestemming is verleend door de zorgverzekeraar. De zorgverzekering voor kinderen jonger dan 18 jaar wordt als een vorm van “kindertoeslag” door de overheid betaald. Standpunt De NVOG is in principe tegen een verdere beperking van het verzekerde pakket om kostentechnische redenen. Zaken die kunnen worden gerekend tot het normale uitgavenpatroon van een gezin, kunnen worden geschrapt. De NVOG is in principe voor de vrijheid van keuze van de cliënt van te leveren zorg in geheel Europa onder de conditie dat de te vergoeden kosten maximaal de kosten van hetzelfde zorgpakket, dat de eigen zorgverzekeraar in Nederland heeft gecontracteerd, mogen bedragen. Premies en (medische) voorwaarden mogen niet gedifferentieerd worden op grond van risico en/of leeftijd. De NVOG staat achter het betalen van de zorgverzekering voor kinderen uit de algemene middelen. De NVOG is van mening dat zowel de naturapolis als de restitutiepolis gehandhaafd moet blijven. Wel moet er sprake zijn van premieverschil tussen beide verzekeringsvormen.
Eigen bijdrage/eigen risico Er bestaat ( 2012) thans een verplicht eigen risico van nominaal € 220,-- per verzekerde. Tevens is de verzekerde verplicht voor bepaalde generieke medicijnen de keuze van de zorgverzekeraar te volgen. Indien men toch een merkmedicijn wil hebben is dit meestal niet mogelijk. Standpunt De NVOG is van mening dat het algemeen eigen risico in de zorgverzekering moet worden afgeschaft. De NVOG is van mening dat de keuze voor medicijnen voor de verzekerde vrij moet zijn. De vergoeding kan worden gebaseerd op de kosten van het generieke medicijn, de meerdere kosten moeten dan door de cliënt worden bijbetaald tenzij de (huis)arts dit specifieke medicijn heeft voorgeschreven.
15
De NVOG is van mening dat er voor de zorgcliënt meer inzicht en bewustwording moet komen in de kosten van de zorg door middel van informatie. De NVOG is niet op voorhand tegen het invoeren van zogenoemde remgelden, waarbij de patiënt voor bepaalde behandelingen een eigen bijdrage betaalt.
Aanvullende Zorgverzekering: Door de overheid zijn de zorgverzekeraars vrij gelaten om aanvullende zorgverzekeringen voor eigen risico op de markt te brengen. Daarvoor gelden voor zowel het aan te bieden pakket als de te rekenen premie en acceptatievoorwaarden de regels van de markt. Ook is men vrij om aan het sluiten van een aanvullende verzekering voorwaarden te verbinden. De aanvullende, particulier af te sluiten zorgverzekering, bevat door het uitkleden van de basisverzekering steeds meer elementen die in eerste aanleg vanuit de basisverzekering werden vergoed. Zorgverzekeraars “repareren” dit tegen een meerpremie. Deze elementen kunnen in tegenstelling tot andere dekkingsonderdelen (optie/ niet principieel “vaak” niet in plaats van) moeilijk als comfort te worden beschouwd. Standpunt De NVOG staat achter het besluit om voor de aanvullende zorgverzekeringen voor zowel premiestelling als acceptatie de vrije markt te laten werken. Wijzigingen in premies en voorwaarden, zowel in positieve als negatieve zin, dienen tijdig, medio november van ieder jaar, onderbouwd en transparant bekend te worden gemaakt.
Zorgtoeslag De zorgtoeslag is tegelijk met de zorgverzekeringswet ingevoerd om de Nederlanders met een relatief laag inkomen te compenseren voor het feit dat de nominale premie aanmerkelijk hoger is dan destijds de eigen betaling voor het ziekenfonds. Deze tegemoetkoming, die niet tot de directe zorgkosten wordt gerekend, maar als inkomensondersteuning wordt gezien is bestemd voor mensen met een inkomen (2012) beneden de € 35.059 (alleenstaanden) of € 51.059 (samenwonenden). Hoe hoger het inkomen, hoe lager de toeslag. In 2011 is besloten tot een geleidelijk afnemende toeslag waardoor voornoemde inkomensgrenzen aanmerkelijk zullen worden verlaagd. Bij de Raad van State is een adviesaanvraag neergelegd om bij netto belastbare vermogens boven € 80.000,- , ongeacht het inkomen vanaf 2013 geen zorgtoeslag meer toe te kennen. Standpunt De NVOG vindt dat de inkomensondersteuning nodig is om de zorgkosten voor de lagere inkomens betaalbaar te houden. Dit zeker ook voor gepensioneerden die immers ook geen compensatie krijgen van de werkgever voor de inkomensafhankelijke premie.
16
De invoering van een vermogenstoets bij de zorgtoeslag zal door de NVOG nauwlettend worden gevolgd.
Collectiviteitkortingen Op de basisverzekering mag de zorgverzekeraar een korting geven van maximaal 10 % vanwege een collectief contract. 2/3 deel van de Nederlandse bevolking (bron Marktscan Zorgverzekeringsmarkt NZA 07/11) ontvangt in 2011 een korting op de basisverzekering vanwege deelname aan een collectiviteit. De premiestelling van en het geven van kortingen op aanvullende verzekeringen is vrij. Standpunt Uitgangspunt bij de behandeling van de zorgverzekeringswet in het parlement is geweest dat in principe kortingen moeten worden betaald uit de kostenopslag en geen invloed mogen hebben op de netto premie voor de zorg. Dit wordt door de NVOG onderschreven. Ook mogen collectiviteiten niet leiden tot uitbreiding of beperking in dekkingsvoorwaarden in de basisverzekering in vergelijking met niet collectieve verzekeringen. De collectiviteitkorting op de basisverzekering mag niet hoger zijn dan 10% en mag niet leiden tot verhoging van de premie voor reguliere verzekeringen. De NVOG staat achter het principe van vrije marktwerking voor de aanvullende zorgverzekeringen. Ziekenhuizen De regie- en inkoopfunctie van de zorgverzekeraars leidt tot het besef bij ziekenhuisdirecties dat door een veranderde organisatie een kostenreductie kan worden bereikt en de kwaliteit (inclusief de verkleining of opheffing wachtlijsten) van de zorg kan worden verbeterd. Ook is er dientengevolge een tendens naar specialisatie in de ziekenhuizen. Discussie is gaande over het wel of niet winst mogen maken en uitkeren door ziekenhuizen. Ook is er discussie gaande over de vraag of ziekenhuizen in handen mogen komen van commerciële organisaties of zorgverzekeraars. Standpunt De NVOG staat achter de verbetering binnen de organisatie van ziekenhuizen als deze leidt tot verbetering van de kwaliteit van de curatieve zorg en tot beheersing van de kosten. Concentratie van bepaalde behandelingen in gespecialiseerde ziekenhuizen is een goede zaak mits dit leidt tot aantoonbaar betere kwaliteit en besparing van kosten. Daarbij dienen in de regio kleinere regioklinieken behouden te blijven voor eenvoudige standaardbehandelingen. Te hoge reiskosten voor een behandeling als een sociaal en niet als een medisch probleem behandelen. De NVOG is van mening dat de specialist onderdeel ( in loondienst) moet zijn van de ziekenhuisorganisatie. De NVOG is niet tegen het oprichten van Zelfstandig Behandel Centra. In principe kunnen deze centra ook in het ziekenhuis zijn gevestigd.
17
Ziekenhuizen mogen een beperkt winstdoel hebben om het risico van kapitaalsinvesteringen te belonen. Mede gezien de opzet van de Nederlandse gezondheidszorg is het onjuist dat een zorgverzekeraar (ook gedeeltelijk) eigenaar kan zijn van een zorginstelling.
Particuliere/privéklinieken Het aantal privéklinieken neemt snel toe, vooral gericht op specifieke ingrepen en onderzoeken. Door hun specialisatie kan er zowel gerichter en sneller worden gewerkt als wel kunnen de kosten voor ingrepen beter in de hand worden gehouden. Wachtlijstverkorting kan hierdoor worden bereikt.
Standpunt De NVOG erkent het ontstaan van privéklinieken. Zowel de initiatieven als de start en het functioneren van particuliere klinieken dienen echter onder geregeld en deugdelijk toezicht van de overheid te blijven. De kwaliteit moet kunnen worden gegarandeerd. Dit moet openbaar worden vastgesteld.
Huisartsen De huisartsen worden nu gefinancierd door middel van een abonnementstarief en een tarief voor consulten en visites. De regering overweegt om dit vanwege een vrije marktwerking te vervangen door een consult- en visitetarief. Standpunt De NVOG is vóór handhaving van een vaste inschrijving bij een huisarts of huisartsensamenwerkingsverband. Een vrije markt voor huisartsen zal naar onze mening leiden tot een kostenexplosie.
Spoedeisende Eerste Hulp (SEH) In het RVZ rapport “Medisch Specialistische Zorg in 20/20” wordt voorgesteld, vanuit het oogpunt van doelmatigheid, om het aantal SEH afdelingen te beperken tot de grote ziekenhuizen en de UMC’s. Voor een klein aantal probleemgebieden moet dan in overleg met de ziekenhuissector een oplossing worden gevonden. Standpunt De NVOG is in principe niet tegen het beperken van het aantal SEH’s. Echter, de landelijke dekking van de SEH’s moet worden gegarandeerd, de kwaliteit moet worden gewaarborgd en er moet een betere afstemming / samenwerking komen tussen de SEH’s en de huisartsenposten (HAP en HAP+).
18
Zorgsturing De zorgverzekeraars zijn de inkopers van de curatieve zorg en hebben hierdoor de regie over de systeemopzet en de ontwikkeling van de curatieve zorg. Dit kan leiden tot diversificatie en een ontwikkeling waarin zorgverzekeraars een grote invloed krijgen op verkrijgbaarheid van zorg voor hun verzekerden. Ook is er de mogelijkheid dat de inkoop van zorg door een zorgverzekeraar zich concentreert richting bepaalde zorgverleners Standpunt Zorgsturing door zorgverzekeraars mag toegestaan worden als deze resulteert in aantoonbaar kwalitatief betere en/of snellere behandeling voor de verzekerde. Een onbelemmerde keuzevrijheid van zorgvragers moet daarbij gegarandeerd blijven. Medicijnen De kosten van medicijnen bedragen ongeveer 15 % van de kosten van de curatieve zorg. Hoewel de absolute kosten van medicijnen in Nederland ten opzicht van andere Europese landen relatief laag zijn, valt er in de kosten van de distributie en in de overstap van merkmedicijnen naar generieke medicijnen nog veel te besparen. Standpunt De NVOG staat achter het streven van de overheid en zorgverzekeraars om de stijging van de medicijnkosten te beheersen door het principieel voorschrijven van “generieke” medicijnen met vaststaande gelijke werking en kwaliteit. Bij medische noodzaak moet de patiënt het niet generieke medicijn kunnen krijgen. De NVOG staat achter de aanpak om het huidige (dure) receptregel vergoedingensysteem en het bonussysteem voor de apothekers te veranderen. Invoering van gecertificeerde, goedgekeurde en gereguleerde centraal geleide “postorderapotheken” voor het verstrekken medicijnen van de standaard- en herhaalrecepten, moet leiden tot aanmerkelijke en aantoonbare kostenbesparingen. De NVOG vindt echter ook dat nieuwe medicijnen met een aangetoonde werking voor bepaalde aandoeningen gemakkelijk voor in aanmerking komende patiënten verkregen moeten kunnen worden. De NVOG is voor een internationale controle op toelating van nieuw ontwikkelde medicijnen. Om ieder nieuw medicijn in ieder EU land opnieuw te moeten laten testen is duur en onnodig. Er dienen gecertificeerde instituten te komen, die eventueel ieder een eigen expertise hebben,
3. AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten)
Algemeen De AWBZ, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, is destijds ingevoerd voor onverzekerbare langdurige zorg. De afgelopen jaren zijn hierin risico’s opgenomen die daar conform de uitgangspunten niet in thuis horen. De AWBZ wordt momenteel
19
omgevormd tot de uitgangspunten die de wet destijds had en meer toegespitst op de meest kwetsbaren in de samenleving en voor de specifieke behoeften van de cliënt. Omvorming van de AWBZ naar de oorspronkelijke uitgangspunten van de wet is om diverse redenen nodig, te weten: -
snel stijgende kosten. de omslachtige/ingewikkelde wijze waarop verkrijging en uitvoering van de langdurige onverzekerbare zorg is geregeld. - het groeiend aantal hulpbehoevende ouderen. - het gemakkelijk kunnen verkrijgen van een PGB (Persoonsgebonden Budget) en de onvoldoende controle op de verkrijging en besteding daarvan. - Grote instroom van jeugdigen op basis van het diagnosticeren van moderne probleemaandoeningen zoals bijvoorbeeld ADHD. De AWBZ kreeg in de afgelopen jaren de functie van parkeerplaats voor die kosten, welke niet in de zorgverzekering konden worden ondergebracht. Standpunt De NVOG onderschrijft de op gang gebrachte modernisering van de AWBZ naar een wet bestemd voor onverzekerbare langdurige zorg met reguliere toetsingsmomenten voor aanpassing en/of borging. De AWBZ moet gevrijwaard blijven van commerciële, veelal negatieve, neveneffecten. De Overheid (het ministerie) moet daarbij bescherming van de zwakkeren (gehandicapten / chronisch zieken) in de maatschappij als uitgangspunt hebben. De overbrenging van elementen van de AWBZ naar de WMO en de Zorgverzekering moet zorgvuldig geschieden Indicatiestelling Door de AWBZ gefinancierde zorg moet slechts worden toegekend op basis van een onafhankelijk gestelde indicatie. Standpunt De NVOG is van mening dat de indicatiestelling AWBZ moet geschieden door een onafhankelijk, objectief en vooral deskundig orgaan zoals het Centrum Indicatie Stelling Zorg (CIZ), dit op basis van de ICF uitgangspunten. De ICF is een classificatie voor het beschrijven van het functioneren van mensen inclusief factoren die op dat functioneren van invloed zijn. De NVOG is tegen de ingezette vereenvoudiging (mandatering en afschaffing) van de indicatiestelling en pleit in dat kader voor het terugdraaien van de maatregel dat er geen rol voor CIZ is weggelegd bij 80 plussers die opteren voor intramurale zorg. Laat de AWBZ en de WMO zo veel mogelijk synchroon lopen - Eventuele herindicatie dient met grote zorgvuldigheid te worden uitgevoerd. - Eenvoudige indicaties moeten direct op basis van protocollen door de behandelaar kunnen worden gesteld met toetsing achteraf door het CIZ.
20
Zorgzwaarte bekostiging intramurale instellingen Per 1 januari 2009 is de nieuwe bekostigingssystematiek voor de intramurale AWBZ-zorg aanmerkelijk gewijzigd. De bekostiging wordt toegekend per individu en is afhankelijk van de zorgzwaarte. (Zorg zwaartepakket: ZZP) Zorginstellingen krijgen een geldbedrag afgestemd op de zorgbehoefte per intramurale cliënt. De huisvestingskosten worden vooralsnog in een door het zorgkantoor vastgesteld budget vergoed. Standpunt De NVOG staat achter de invoering van de Zorgzwaartebekostiging, mits daardoor de uitvoering van de zorg waarvoor is geïndiceerd kwalitatief goed zal worden geleverd. De NVOG ziet deze invoering als een begin om ook de financiering van de geïndiceerde zorg thuis, als vervanging van intramurale zorg, op een andere wijze te benaderen. Scheiden van wonen en zorg De overheid streeft naar scheiden van wonen en zorg. De opvatting is dat in een dergelijke situatie het wonen niet meer ten laste van de AWBZ zou moeten worden gefinancierd. De invoering ven het zorgzwaartepakket in de intramurale zorg is daarvoor al een begin. Huisvestingskosten zouden door de cliënt moeten worden betaald en deze zou in aanmerking kunnen komen voor huursubsidie. Standpunt De NVOG staat achter het scheiden van wonen en zorg. De wooncomponent kan uit de verblijfsafspraak AWBZ worden geschrapt. Er moet echter wel een samenhangend beleid te zijn op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, wonen en welzijn. Ouderen met een laag inkomen mogen hier niet de dupe van worden. Dubbele woonlasten in het geval de ene partner intramuraal (met kosten wonen) wordt opgenomen en de andere partner zelfstandig blijft wonen, moeten vermeden worden. Vervangende intramurale zorg in de thuissituatie moet kunnen worden ontvangen via een PGB. Bureaucratische lastendruk voor cliënten/bewoners/mantelzorgers moet worden tegengegaan.
Eigen bijdragen Eigen bijdragen voor intramurale zorg worden inkomensafhankelijk en afhankelijk van de gezinssituatie opgelegd met in achtneming van een absoluut maximum. Standpunt De NVOG staat achter een inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor verstrekkingen uit de AWBZ mits relatief en absoluut gemaximeerd. Daarbij moet het totaal aan inkomensafhankelijke bijdragen voor AWBZ/WMO/ ZVW verstrekkingen worden betrokken.
21
Het CAK ( Centraal Administratie Kantoor Eigen Bijdragen )dient de eigen bijdrage maandelijks te incasseren, desnoods als voorschot. Ook dient binnen één jaar na verstrekking de eigen bijdrage geregeld te zijn anders dient de claim te vervallen. In het kader van de sterk toenemende kosten in verband met de vergrijzing is de NVOG niet tegen een discussie in hoeverre het vermogen van een oudere kan worden betrokken bij de eigen bijdrage in de eigen langdurige zorg. Wel moet rekening worden gehouden met de zogenoemde stapeling van eigen bijdragen (zie ons standpunt bij eigen bijdrage in de WMO op bladzijde 20).
Afbouw aantal bedden in de intramurale zorg Al gedurende een reeks van jaren neemt de intramurale capaciteit landelijk gezien gestaag af. Bouwplannen voor intramurale instellingen laten zien, dat deze trend zal doorzetten. De wens van vele ouderen om het zelfstandig wonen tot op hogere leeftijd te kunnen realiseren vermindert de vraag naar traditioneel intramuraal onderkomen. Standpunt De NVOG staat achter deze ontwikkeling, mits dit kan worden opgevangen door voldoende zorg in de thuissituatie als dit nodig mocht zijn en er geen beddentekort ontstaat. Ondersteunende begeleiding Ondersteunende en activerende begeleiding wordt geïndiceerd als een zorgbehoevende niet zelfstandig in staat is normale levensbehoeften te vervullen, daarvoor begeleiding nodig heeft en deze niet in de eigen gezinssituatie kan verkrijgen ( mantelzorg). De afgelopen jaren is de vraag naar deze begeleiding, gefinancierd vanuit de AWBZ, bijzonder toegenomen. Dit is uit kostenoogpunt door de overheid als onwenselijk bestempeld. Standpunt De NVOG staat achter het beleid van de regering om deze AWBZ verstrekking alleen tot gevallen die het nodig hebben te beperken. Echter de NVOG verwacht van de overheid dat zij mantelzorg en vrijwilligers stimuleert om deze begeleiding te geven en ze daarbij praktische ondersteuning bied. Ook de WMO zal mogelijkheden daarvoor moeten bieden als de omgeving hiertoe niet in staat is. De NVOG zal het besluit en het uitvoeren daarvan om de ondersteunende begeleiding in 2013 geheel over te hevelen naar de WMO nauwlettend volgen en het geven van goede voorlichting daarover aan de ouderen ondersteunen.
Thuiszorg Het langer thuis (extramuraal) blijven wonen van ouderen vraagt om meer zorg in de thuissituatie. Onder de door de AWBZ gefinancierde zorg in de thuissituatie wordt medische zorg en advisering verstaan en niet zorg om langer thuis te kunnen wonen.
22
In de afgelopen jaren heeft de concentratie van thuiszorgorganisaties en samenwerking/samenvoeging met intramurale organisaties een grote vlucht genomen. Daarnaast is er veel bureaucratie ontstaan en is de specialisatie van zorghandelingen erg ver doorgevoerd. Dit werkt anonimiseren van de zorg in de hand. De afbouw van de intramurale voorzieningen en de ontgroening van Nederland vraagt om een andere organisatie en het gebruik van moderne hulpmiddelen als ICT. Standpunt De NVOG vindt de thuiszorg een grote verworvenheid voor onze samenleving. Echter de marktwerking van thuiszorgorganisaties zonder controle door de overheid heeft naar de mening van de NVOG een negatieve invloed gehad op het welzijn van ouderen. De NVOG is voorstander van lokaal c.q. wijkgerichte teams van verpleegkundigen en zorgverleners die hun werk zelfstandig kunnen invullen en herkenbaar zijn voor de cliënten. Bureaucratie hoort in deze omgeving niet thuis, wel kleinschalige, zelfsturende groepen die ondersteunen en begeleiden. De indicatiestelling voor thuiszorg moet eenvoudig zijn en zou kunnen gebeuren door de wijkteams op basis van richtlijnen en toetsing achteraf. Een onderzoek naar ICT als vereenvoudiging van de activiteiten voor zorg thuis moet snel ter hand worden genomen. Zorgkantoren en marktwerking De financiering en inkoop van de (van de ondersteunende begeleiding ontdane) AWBZ gefinancierde langdurige zorg geschiedt vanaf 2013 (2012 is een soort overgangsjaar)door de zorgverzekeraars. De overheid bepaalt de wettelijke kaders: aanspraken, het budget en de toegang. Het perspectief is dat de verzekeraars (delen van) de AWBZ op termijn financieel risicodragend uitvoeren. Uitvoering van de AWBZ door de zorgverzekeraars gebeurt met behoud van de bestaande stelsels, maar door de bundeling van de uitvoering AWBZ en ZVW is de kans groot dat dit schot tussen beide wetten wegvalt. Standpunt De ouderen- en patiëntenorganisaties dienen alert te zijn op een naadloze overgang. De NVOG zal zich, mede in CSO verband, pro actief richting zorgverzekeraars moeten opstellen, zodat in een vroegtijdig stadium mogelijke knelpunten onderkend en besproken kunnen worden. Van de zorgverzekeraars verwachten wij dat zij tijdig en correct haar verzekerden (voor) informeren over de veranderingen.
4. Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) Algemeen Uitgangspunt van de per 1 januari 2007 van kracht geworden WMO is: door middel van de zgn. “compensatieplicht” de gemeente verplichten o.a. oudere- en gehandicapte burgers te compenseren voor hun beperking in de thuissituatie.
23
De WMO is geen zorgwet, maar een participatiewet. De wet moet bevorderen dat degene die door ziekte of ouderdom worden “getroffen” kunnen blijven participeren in de samenleving, bijvoorbeeld: ● het kunnen voeren van een huishouden ● het normale gebruik van een woning ● het zich in en om de woning kunnen verplaatsen ● het zich zodanig kunnen verplaatsen dat aansluiting kan worden gevonden bij regionale bovenregionale en landelijke vervoerssystemen ● het kunnen ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op deze manier te kunnen deelnemen aan het lokaal sociale maatschappelijk leven. De WMO kent een 9 tal prestatievelden, waarvan voor ouderen belangrijk zijn: ● het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten ● het geven van informatie, advies en cliëntenondersteuning (loketten) ● het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers ● het activeren van het langer thuis blijven wonen De compensatieplicht van de WMO Door niet alle gemeenten in Nederland is de “compensatieplicht” inhoudelijk al goed vorm gegeven. Om dit duidelijk te maken en te komen tot een andere aanpak is o.a. door de CSO en de Chronisch zieken en Gehandicaptenraad het PGO project “Kanteling WMO” geïnitieerd en ingevoerd. Hierin participeert ook de VNG. Er moet onder andere gekomen worden tot een nieuwe modelverordening. Standpunt De NVOG staat achter het project om te komen tot een betere invulling van het woord “compensatieplicht”. Dit moet in de komende jaren tot een betere aanpak bij de gemeenten leiden. Financiering van de WMO De WMO wordt gefinancierd door de Rijksoverheid uit belastingen en uit AWBZ premiegelden. De WMO gelden zijn niet geoormerkt, overschotten vallen aan de gemeente toe, tekorten moeten door de gemeente uit ander middelen worden gefinancierd. Standpunt De NVOG is van mening dat de WMO gelden geoormerkt dienen te zijn. Er moet snel duidelijkheid komen van waaruit de middelen worden gefinancierd.
24
Zelfstandigheid van de gemeenten in hun besluitvorming De WMO laat aan de gemeente over haar beleid inzake de WMO vrij te formuleren. Hierdoor ontstaan verschillen tussen de gemeenten in de besluitvorming omtrent toekenning van WMO verstrekkingen. Standpunt De NVOG vindt het geen goede zaak als er grote verschillen ontstaan in de toekenning van WMO compensaties tussen de gemeenten. Echter een landelijk voorgeschreven systeem van toekenningen zal te star en te bureaucratisch werken. De NVOG is van mening dat er een landelijk toetsingssysteem moet komen om de gemeenten in staat te stellen hun beleid te toetsen aan een landelijke norm. Een goed werkend klachtensysteem moet de rechtszekerheid van de cliënt vergroten.
Indicatiestelling in de WMO De gemeente is verantwoordelijk voor de indicatiestelling. Zij kan dit zelf regelen, sommigen werken met het CIZ samen, anderen kiezen voor een andere vorm van indicatiestelling. Standpunt De NVOG is voor een onafhankelijke indicatiestelling. Echter voor de snelheid van toekenning mag daarvan worden afgeweken als er een goed indicatiebesluit is dat door ervaren loketkrachten in overleg met de wijkverpleegkundige kan worden gehanteerd en dat achteraf wordt gecontroleerd via een onafhankelijke indicatieinstelling. Eigen bijdragen Door de gemeenten kan een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in de WMO verstrekkingen worden gevraagd. Dit kan leiden tot verschillen tussen gemeenten. Standpunt De NVOG staat achter een door de gemeente vastgestelde eigen bijdrage voor alle WMO-verstrekkingen. Er is een maximum, mede afhankelijk van het verzamelinkomen voor alle hulp, hulpdiensten, aanpassingen enz. Dit maximum moet door de landelijke overheid worden bepaald, ook rekening houdend met andere eigen bijdragen voor bv. AWBZ-verstrekkingen. De NVOG staat achter de landelijke incassering van de eigen bijdragen door het CAK. Nodige zorg voor langer thuiswonen Niet langer verhuizen mensen, die zorg behoeven, naar voorzieningen "buiten" de woonomgeving, maar de zorg komt naar het dagelijks leven toe. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om langer thuis te wonen. Belangrijk in de WMO is dat de gemeenten moeten bevorderen dat mensen meer naar elkaar omkijken. De gemeente moet daarvoor enkele zaken regelen, namelijk zij moet
25
bevorderen dat meer mensen vrijwilligerswerk willen gaan doen en dat de mantelzorgers voldoende worden ondersteund zodat zij hun zorgtaak goed kunnen vervullen en er tijd overblijft voor sociale contacten en ontspanning. De gemeente moet ketenzorg stimuleren Standpunt De NVOG is van mening dat de inspanningen van de gemeentes om het langer thuis wonen te bevorderen, vergroot moeten worden. Dit betreft een scala van activiteiten waarvoor ook de financiële middelen moeten worden vrijgemaakt. De gemeenten moeten bevorderen dat burgers vrijwilligerswerk gaan doen.
Eenzaamheid van ouderen Een groot risico voor kwetsbare ouderen is het uitdunnen van hun sociale netwerken. Daardoor kan eenzaamheid ontstaan of toenemen. Met andere woorden: eenzaamheid is een "onplezierig gemis aan sociale contacten". Een aantal ouderen heeft complexe problemen. Eenzaamheid en sociaal isolement zijn daar bijna altijd onderdeel van. Belangrijk voor de aanpak van dergelijke problemen is dat meerdere disciplines samen moeten werken rond de individuele cliënt en dan daarbij de signalen uit de omgeving niet verloren gaan, maar goed opgepakt worden. Standpunt De NVOG is van mening dat, mede vanwege de sterke vergrijzing in Nederland dit onderwerp hoog op de agenda van de gemeenten moet worden geplaatst en dat daarvoor de nodige financiering beschikbaar moet komen.
Vrijwilligersbeleid Mede door de ontgroening zal in de komende jaren de beschikbaarheid van professionele krachten om ouderen en gehandicapten te begeleiden relatief afnemen. Mede daarom en vanwege de kostenontwikkeling is het noodzakelijk dat er nog meer vrijwilligers dan tot op heden kunnen worden ingezet. Standpunt Iedere gemeente dient in het kader van de WMO over een goed vrijwilligersbeleidsplan te beschikken. Door de ontgroening zal een groot beroep moeten worden gedaan op jongere ouderen (65-75 jaar) voor ondersteuning van oudere ouderen. Ook de ouderenorganisaties zullen in het bevorderen daarvan een grote verantwoordelijkheid moeten hebben. Voorwaarden zijn onder andere: -
als vrijwilliger dient men voldoende begeleiding en ondersteuning te krijgen er dient gezorgd te worden dat zij in staat zijn hun vrijwillig aanvaarde werkzaamheden te doen en te blijven doen op een manier die past en die van belang is voor de gemeenschap
26
-
de vrijwilliger moet voorzien worden van de middelen en informatie die nodig zijn om zijn/haar taak uit te voeren de vrijwilliger moet ondersteund worden met informatie, advies en speciale activiteiten vrijwilligers werven en koppelen aan mantelzorgers om de mantelzorger tijdelijk te ontlasten van zijn/haar taak het organiseren van cursussen voor vrijwilligers ondersteuning van vrijwilligers bij vragen op het gebied van ARBO, verzekeringen enz.
Marktwerking en PGB’s De gemeente is vrij om hulp in te kopen op de markt. Zij mag in plaats van hulp in natura ook een Persoonsgebonden Budget (PGB) verstrekken. Standpunt De NVOG staat achter de marktwerking in de inkoop van WMO verstrekkingen onder de volgende voorwaarden: - de kwaliteit en de organisatie van de zorgaanbieder dient nauwkeurig in de gaten te worden gehouden. - er dient geregeld geëvalueerd te worden , minimaal twee keer per jaar. - de mobiliteit dient gewaarborgd te worden, taxi, trein, bus, elektrische fiets enz. - de goedkoopste aanbieder van zorg, huishoudelijke hulp, scootmobiel etc. is niet altijd de beste. - onderaannemers dienen met zorg geselecteerd te worden. De verstrekking van persoonsgebonden budgetten dient goed gedocumenteerd te zijn qua niveau en voorwaarden. Er dient een goede controle te zijn op de besteding om misbruik te voorkomen. Kwaliteitsnormen Deze zullen vastgesteld moeten worden opdat de (potentiële) aanbieder getoetst kan worden.
5. Wonen Tekort aan geschikte woningen voor ouderen Het tekort aan geschikte woningen voor ouderen kan niet alleen opgelost worden door de nieuwbouw voor ouderen fors te vergroten. Ook zal de bestaande woningvoorraad aangepast moeten worden aan het langer zelfstandig wonen. Standpunt De basis van het beleid moet zijn een goede (lokale) inventarisatie van aanbod en behoefte. De bestaande woningvoorraad eengezinswoningen moet (zo mogelijk) worden aangepast met een slaapkamer/badkamer op de begane grond en/of het
27
grondig aanpakken van begane grond, en/of , daar waar mogelijk, meewerken met plaatsen van een (tijdelijke) aanbouwvoorziening op de begane grond en/ of de 1e verdieping inclusief de bereikbaarheid van deze verdieping. In de gemeentelijke volkshuisvestingsplannen meer nadruk leggen op deze vraagontwikkeling die onderschat wordt. In de nieuwbouw meer nadruk leggen op specifieke nieuwbouw voor woongroepen.
Huisaanpassing van woningen voor ouderen. Geschikt wonen heeft te maken met de toegankelijkheid van de woning, met domotica (= samenbrengen van technologieën en diensten in de woning door middel van huisnetwerken (verlichting, beveiliging e.d.)) en energieverbruik. De sterk toenemende woonlasten hebben een fors effect op de koopkracht van ouderen. Standpunt De gemeente moet meer nadruk leggen op het geschikt maken van de bestaande woningvoorraad met nieuwe technieken op het terrein van woningaanpassing, domotica en nieuwe energie besparingsmogelijkheden m.n. zonnecollectoren etc. Daarnaast vaker stimuleren dat nieuw gebouwd wordt gerealiseerd op basis van “levensloopbestendig”. Aanpassing van het bouwbesluit zal een en ander vereenvoudigen.
Andere woonvormen Veel ouderen oriënteren zich op huisvestingsvormen voor woongroepen om in de toekomst eenzaamheid te voorkomen en zorg te waarborgen. Standpunt Het bevorderen van nieuwe wooninitiatieven voor ouderen moet gestimuleerd worden met name het fenomeen woongroepen moet nader worden onderzocht. Deze woongroepen ook realiseren in het centrum van steden.
Huren of kopen Op latere leeftijd hebben ouderen een voorkeur voor huur in plaats van koopwoningen. Argumentatie hiervoor is ondermeer dat koopwoningen veel onderhoudszorg met zich meebrengen en huurwoningen niet. Standpunt De woningmarkt voor koopwoningen van senioren zou gebaat zijn bij een verzekerd onderhoudsabonnement om de zorg voor de eigen woning inclusief de tuin weg te nemen en benadert hiervoor de verzekeringswereld. Daarnaast wil de NVOG bevorderen dat vrijwilligers in gemeentelijk georganiseerde klussenateliers –
28
materialen en apparatuur – kleine klusjes voor ouderen kunnen opknappen. Ook als een van de ouderen tijdelijk wordt opgenomen in een ziekenhuis.
Inzetten overwaarde eigen woning voor zorg en woningaanpassingen Een nog redelijk onbekende financieringsconstructie, de zogenoemde omkeerhypotheek, biedt mogelijkheden om de overwaarde van de woning in te zetten voor additionele zorg en woninguitbreidingen/-aanpassingen. Standpunt De omkeerhypotheek biedt mogelijkheden om, op een uiterst verantwoorde wijze, een gedeelte van de overwaarde van de eigenwoning in te zetten voor zorg/woningaanpassingen. Dit product leent zich bij uitstek voor senioren die de overwaarde willen benutten. Het is raadzaam meer bekendheid te geven aan een dergelijk product. Wellicht is in overleg met de pensioenfondsen te bereiken dat dit soort omkeerhypotheken door het eigen pensioenfonds wordt verstrekt.
29