Standpunt BeZeR over de toekomst van de auto-rijopleiding in Vlaanderen
Samenvatting Willen we in Vlaanderen tot een duurzame verbetering van de verkeersveiligheid komen dan zijn er grote, aanhoudende en simultane inspanningen nodig op gebied van infrastructuur, wetgeving, opleiding en, ons baserend op wat we als rijinstructeur dagelijks ervaren in het verkeer, vooral ook op gebied van handhaving. Wat het luik opleiding betreft vinden wij als Beroepsvereniging van Zelfstandige Rijinstructeurs (BeZeR) dat de toekomstige rijopleiding in Vlaanderen best aan volgende eigenschappen dient te voldoen.
Het vak verkeerseducatie wordt op de middelbare scholen in de tweede en derde graad geïntroduceerd. Naast verkeersreglementering wordt vooral gefocust op attitude en mobiliteits- en milieuproblematiek.
Vrije begeleiders krijgen de mogelijkheid om via het volgen van een cursus hun kennis van het verkeersreglement bij te schaven en een basiskennis didactiek te verwerven.
Het praktijkexamen wordt in twee fasen afgelegd, een eerste deel waarin vooral het volgens de wegcode rijden en de voertuigbeheersing worden geëvalueerd en een tweede deel waarin ook en vooral wordt gekeken naar de hogere rijvaardigheden. Na geslaagd te zijn in het eerste deel mag de kandidaat bestuurder onder strikte voorwaarden zonder begeleider de baan op om pas geruime tijd later zijn tweede, definitieve proef af te leggen.
Er dient grondig onderzocht te worden of het onderscheid dat momenteel wordt gemaakt op praktijkexamens tussen handgeschakelde en automatisch geschakelde auto’s nog zinvol is.
De nodige kennis en kunde voor het behalen van een rijbewijs (deel 1 en deel 2) wordt door de overheid bepaald en duidelijk en concreet gedefinieerd, consulteerbaar door iedereen.
Hoe de leerlingen de nodige kennis en kunde verwerven beslissen zij zelf : vrije begeleiding, professionele rijlessen of een combinatie van beiden.
Wie tweemaal niet slaagt voor een examen is verplicht een aantal uren bijscholing te volgen bij een erkende rijinstructeur alvorens terug examen te mogen afleggen.
Om erkend te zijn dient de rijinstructeur gebrevetteerd te zijn en te voldoen aan een aantal door de overheid bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden moeten realistisch en haalbaar zijn.
De vereiste kennis en kunde voor het behalen van het brevet van rijinstructeur dient realistisch te zijn met naast kennis van het verkeersreglement veel meer
aandacht voor didactiek en pedagogie en minder op automechanica. De kandidaat rijinstructeurs zijn vrij in de wijze waarop zij deze kennis en kunde verwerven.
De overheid controleert regelmatig de kwaliteit van de lessen en voorziet in een meldpunt waar leerlingen terecht kunnen met hun eventuele klachten en een procedure voor de behandeling van deze klachten.
TOELICHTING
Het vak verkeerseducatie wordt op de middelbare scholen in de tweede en derde graad geïntroduceerd. Naast verkeersreglementering wordt vooral gefocust op attitude en mobiliteits- en milieuproblematiek. De sleutel om van jongeren veilige chauffeurs te maken is opvoeding. Zodat ze een goede attitude kunnen ontwikkelen die hun gedrag als chauffeur voor de rest van hun leven zal bepalen. Naast de thuisomgeving (waar ze hopelijk het goede voorbeeld krijgen) dienen de scholen hier hun verantwoordelijkheid in op te nemen. En dit niet enkel in de lagere school, ook in het middelbaar is dit meer dan noodzakelijk. Rijbewijs Op School (ROS) dient hier in geïntegreerd te worden, eventueel kunnen ook de lesgevers van ROS ingeschakeld te worden. Ook voor theorie bromfiets (klasse B èn A) dient er een ROS te komen voor 15-16 jarigen.
Vrije begeleiders krijgen de mogelijkheid om via het volgen van een cursus hun kennis van het verkeersreglement bij te schaven en een basiskennis didactiek te verwerven. Vrije begeleiders zijn dikwijls zeer gemotiveerd om hun leerlingen te helpen om goede en veilige chauffeurs worden. Veelal hebben ze wel nood aan een opfrissing van hun kennis van het verkeersreglement en zijn ze hier graag toe bereid. Daarnaast zou het in veel gevallen zeer nuttig zijn mochten ze een basiscursus kunnen krijgen in didactiek en hogere rijvaardigheden zoals risicoperceptie, defensief rijden…. Ook zou het voor velen een revelatie zijn mochten ze de kans krijgen om hun eigen rijstijl te laten beoordelen door een professionele rijinstructeur. Qua financiering denken wij dat de verzekeringssector hier zeker betrokken partij kan zijn, eventueel onder de vorm van het toekennen van een korting bij het volgen van een dergelijke bijscholing. Misschien kan ook gebruik gemaakt worden van de opbrengsten van de verkeersboetes.
Het praktijkexamen wordt in twee fasen afgelegd, een eerste deel waarin vooral het volgens de wegcode rijden en de voertuigbeheersing worden geëvalueerd en een tweede deel waarin ook en vooral wordt gekeken naar de hogere
rijvaardigheden. Na geslaagd te zijn in het eerste deel mag de kandidaat bestuurder onder strikte voorwaarden zonder begeleider de baan op om pas geruime tijd later zijn tweede, definitieve proef af te leggen. In dit land is het momenteel nog steeds mogelijk om zonder enige objectieve test met een auto de baan op te gaan en dit zonder begeleider, de enige voorwaarde hiervoor is het volgen van minimaal 20 uur les in een erkende rijschool. Wij vinden dat er eerst een test moet worden afgelegd in een examencentrum alvorens men onder strenge voorwaarden alleen de baan op mag. Deze voorwaarden mogen beslist nog strenger zijn dan vandaag. Iedereen die minimaal 3 maand zijn voorlopig rijbewijs met begeleider heeft (bekomen na het slagen in het theorie-examen) moet kunnen deelnemen aan dit eerste praktijk examen. In dit eerste praktijkexamen dient men te checken of de kandidaat over voldoende voertuigbeheersing en verkeersinzicht beschikt om onder strikte voorwaarden alleen te mogen oefenen. Uiteraard mag men na het slagen in dit examen ook nog steeds met zijn begeleider rijden, dikwijls zal dit in het begin aangewezen zijn. Na minimaal 6 maand en maximaal 18 maand dient men zijn tweede praktijkexamen af te leggen. Tijdens dit examen komen ook de hogere rijvaardigheden uitgebreid aan bod : risicoperceptie en inschatting, defensief rijden, attitude versus andere weggebruikers, oriëntatie, snel en adequaat reageren op wisselende omstandigheden… Wie in dit tweede examen slaagt krijgt zijn rijbewijs B.
Er dient grondig onderzocht te worden of het onderscheid dat momenteel wordt gemaakt op praktijkexamens tussen handgeschakelde en automatisch geschakelde auto’s nog zinvol is. Van de grote meerderheid van de leerlingen vergt het zeer veel energie en tijd om in de beginfase van het autorijden te leren omgaan met een handgeschakelde versnellingsbak. Deze energie en aandacht zou in de beginfase van het leerproces veel beter besteed kunnen worden aan het aanleren van de talrijke noodzakelijke vaardigheden die wel bijdragen tot veilig rijden. Wie goed heeft leren rijden met een automaat kan indien nodig later meestal zeer snel aanleren om met versnellingen te rijden. Ook geroutineerde chauffeurs kunnen trouwens baat hebben bij een automaat. Voor buitenlanders die hun rijbewijs laten omzetten in een Belgisch rijbewijs geldt deze beperking (code 78 op het rijbewijs) meestal niet. Bovendien is er de technologische evolutie, hoe geavanceerder de auto’s, hoe meer automatisch hun transmissie, elektrische auto’s hebben heus geen versnellingen meer. De traditionele argumenten pro handgeschakeld zijn inmiddels grotendeels achterhaald, vandaar ook de opmars van de automaten, bij ons maar vooral in de landen ten noorden van ons. Als uit onderzoek zou blijken dat het (leren) rijden met een automaat bijdraagt tot een hogere verkeersveiligheid (wat o.i. zeer waarschijnlijk is) dan vindt BeZeR dat dit onderscheid op praktijkexamens (de zgn. code 78) dient afgeschaft te worden, naar analogie met andere veiligheidssystemen die tijdens het examen wel mogen gebruikt worden op voorwaarde dat ze oorspronkelijk op de auto geplaatst werden. De evolutie naar een groter aandeel automaten zou hierdoor in een stroomversnelling komen, met de bijhorende positieve gevolgen qua verkeersveiligheid.
De nodige kennis en kunde voor het behalen van een rijbewijs (deel 1 en deel 2) wordt door de overheid bepaald en duidelijk en concreet gedefinieerd, consulteerbaar door iedereen. Voor elk onderdeel van het rijbewijs zal het curriculum moeten worden bepaald, zo concreet en verstaanbaar mogelijk, geïllustreerd met voorbeelden. De examens dienen aan te sluiten op deze curricula, ook de mondelinge feedback en de schriftelijke rapportering over het resultaat.
Hoe de leerlingen de nodige kennis en kunde verwerven beslissen zij zelf : vrije begeleiding, rijlessen of een combinatie van beiden. Er is geen enkel aantoonbaar verschil in veiligheidswaarde tussen de vrije begeleiding en professionele rijlessen. Er zijn wel individuele verschillen in leerlingen en omstandigheden die rijlessen soms wenselijk of noodzakelijk maken en in andere gevallen de vrije begeleiding zeer geschikt en evident maken. Het zijn de leerlingen (meestal samen met hun ouders) die het best geplaatst zijn om hierover te beslissen.
Wie tweemaal niet slaagt voor een examen is verplicht een aantal uren bijscholing te volgen bij een erkende rijinstructeur alvorens terug examen te mogen afleggen. Als uit het tweemaal opeenvolgend zakken op een praktijkexamen blijkt dat de gevolgde opleiding niet voldoet moet de overheid ingrijpen en een aantal uren professionele rijles verplichten, gegeven door een erkende rijinstructeur.
Om erkend te zijn dient een rijinstructeur gebrevetteerd te zijn en te voldoen aan een aantal door de overheid bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden moeten realistisch en haalbaar zijn. Een rijinstructeur kan door de overheid erkend worden als deze beschikt over een instructietoelating (brevet) en daarnaast voldoet aan een aantal erkenningsvoorwaarden, b.v. het beschikken over een leswagen met dubbele bediening, het regelmatig volgen van welbepaalde bijscholingen, het zich onderwerpen aan inspecties door de overheid….De huidige erkenningsvoorwaarden voor rijscholen zijn niet realistisch en achterhaald. Bovendien zijn ze dikwijls onzinnig of onnodig (een leslokaal, een oefenterrein…), anachronistisch of lachwekkend (niet in een drankslijterij..) en bieden ze geen enkele meerwaarde aan de leerling (een directeursbrevet waarmee de houder enkel bewezen heeft gedurende een beperkte tijd een gedeelte van de wetgeving te hebben kunnen memoriseren). Wij pleiten er voor om in de toekomst te erkennen op het niveau van de individuele rijinstructeur en niet meer op het niveau van de rijschool. Een rijinstructeur kan dan werken als individuele zelfstandige (in hoofd-of bijberoep) of in samenwerking met andere zelfstandige rijinstructeurs een rijschool uitbaten. Het
blijft ook mogelijk om als rijinstructeur in dienstverband in een rijschool te werken. De situatie is dan vergelijkbaar met deze van de thuisverpleging in Vlaanderen. In Nederland werkt men al sinds jaren op deze wijze, de concurrentie heeft er gezorgd voor gevoelig lagere prijzen en goede kwaliteit.
De vereiste kennis en kunde voor het behalen van het brevet van rijinstructeur dient realistisch te zijn met naast kennis van het verkeersreglement meer nadruk op didactiek en pedagogie en minder op automechanica. De kandidaatrijinstructeurs zijn vrij in de wijze waarop zij deze kennis en kunde verwerven. Momenteel dient men te slagen in een schriftelijk examen verkeersreglement en automechanica, gevolgd door een mondeling examen over dezelfde vakken. Pas na 300 uur stage in een erkende rijschool mag men een proefles geven waarna men zijn brevet krijgt. Wij vinden dat er op de schriftelijke en mondelinge examens ook dient gefocust te worden op pedagogie en didactiek. En veel minder op het vak automechanica dat bovendien grondig dient geactualiseerd te worden, nu gaat de examenstof over automechanica van 40 jaar geleden. Hoe de kandidaat zich voorbereidt op zijn schriftelijke en mondelinge examens en praktijktest lesgeven (de zgn. proefles) mag hij zelf beslissen, een stage is dus niet meer verplicht en kan eventueel ook bij een zelfstandige rijinstructeur gevolgd worden.
De overheid controleert regelmatige de kwaliteit van de lessen en voorziet in een meldpunt waar leerlingen terecht kunnen met hun eventuele klachten en een procedure voor de behandeling van deze klachten. Momenteel kunnen leerlingen met klachten vrijwel nergens terecht. Er wordt door de overheid weinig of geen controle uitgeoefend op de kwaliteit van de verstrekte lessen. Aan een erkenning kan best een regelmatige kwaliteitscontrole gekoppeld worden.