Standaarden Verpleeghuiszorg
Versie september 2010 Mw. E. Cox, MA, NVLF Mw. drs. C. Koolhaas, NVLF Mw. A. van Hemert, MA, NVLF
1
Inhoud 1..Inleiding................................................................................................................................................3 1.1 1.2
Doel standaarden en checklisten.......................................................................................................................3 De logopedist en verpleeghuiszorg..................................................................................................................4
2..Standaarden en checklisten........................................................................................................7 2.1
De praktijk...................................................................................................................................................................7
3..Tot slot..................................................................................................................................................8 LOGOPEDISCHE STANDAARDEN VOOR DE SOMATISCHE CLIËNT IN HET VERPLEEGHUIS................9 Verwijzing................................................................................................................................................................................9 Afnemen anamnese en onderzoek................................................................................................................................9 Formuleren van conclusies en beslissen wel of niet behandelen.................................................................... 10 Opstellen behandelplan.................................................................................................................................................. 12 Uitvoeren van de behandeling..................................................................................................................................... 13 Evalueren.............................................................................................................................................................................. 14 Afsluiten van de behandeling....................................................................................................................................... 14 LOGOPEDISCHE STANDAARDEN VOOR DE PSYCHOGERIATRISCHE CLIËNT IN HET VERPLEEGHUIS.15 Verwijzing............................................................................................................................................................................. 15 Afnemen anamnese en onderzoek............................................................................................................................. 15 Formuleren van conclusies en beslissen wel of niet behandelen.................................................................... 16 Opstellen behandelplan.................................................................................................................................................. 18 Uitvoeren van de behandeling..................................................................................................................................... 18 Evalueren.............................................................................................................................................................................. 19 Afsluiten van de behandeling....................................................................................................................................... 19 CHECKLISTS...............................................................................................................................................21 Inleiding checklist.............................................................................................................................................................. 21 Praktische tips voor het gebruik van de checklist.................................................................................................. 22 Checklist logopedische standaarden voor de somatische cliënt in het verpleeghuis ............................ 23 Checklist logopedische standaarden voor de psychogeriatrische cliënt in het verpleeghuis.............. 28 Literatuur..............................................................................................................................................33 Begrippen / Afkortingen / Wetten..................................................................................................34 Afkortingen.......................................................................................................................................................................... 34 Begrippen............................................................................................................................................................................. 34 BIJLAGEN...................................................................................................................................................39 Bijlage I Nadere beschrijving van de rollen van de logopedist ..................................................................... 40 Bijlage II Informatie uit het Anamnesegesprek...................................................................................................... 41 Bijlage III Aandachtspunten voor alle contactmomenten................................................................................. 42 Focusgroepen.......................................................................................................................................43
2
1.
Inleiding
Deze handleiding is bedoeld om het gebruik van de standaarden en de checklisten te vergemakkelijken en te bevorderen. In deze handleiding worden de standaarden voor logopedisten werkzaam in verpleeghuizen beschreven. Daarnaast worden in de begrippenlijst definities gegeven van diverse begrippen die in dit verband relevant zijn. De handleiding gaat ook over manieren waarop de standaarden en de checklisten gebruikt kunnen worden.
1.1 Doel standaarden en checklisten De standaarden, zoals hierna geformuleerd, trachten het logopedisch proces in de verpleeghuiszorg te beschrijven. De plaats van de logopedische standaarden in het geheel van (relevante) logopedische kwaliteitsinstrumenten wordt in figuur 1 weergegeven. Per kwaliteitsinstrument wordt weergegeven op welk niveau dit kwaliteitsinstrument gebruikt wordt. Methodisch logopedisch handelen (landelijk)
Logopedische standaarden (landelijk)
Richtlijnen (landelijk / regionaal / multidisciplinair) Protocollen (per instelling) Dossier (per instelling)
Figuur 1. Het geheel van (relevante) logopedische kwaliteitsinstrumenten rondom de logopedische standaarden. De logopedist handelt conform het privacyreglement van de organisatie en de beroepscode logopedie (NVLF) voor zover deze niet strijdig zijn met wettelijke bepalingen. Het werk van de logopedist vindt plaats onder eindverantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van de betreffende organisatie, zonder dat daarbij zijn beroepsinhoudelijke verantwoordelijkheid in het geding is. De standaarden en de checklist zijn ontwikkeld om de feitelijke en de gewenste logopedische zorgverlening vast te stellen, zodat het zorgniveau transparant en inzichtelijk wordt. De logopedist krijgt daardoor inzicht in wat goed gaat en op welke aspecten van de zorgverlening verbeteracties geboden zijn. Doel is bevordering en borging van de kwaliteit van de logopedische interventie. Waar nodig kan de logopedist gemotiveerd afwijken van de logopedische standaarden, indien deze niet overeenkomen met interne werkafspraken, onder verantwoordelijkheid van de verpleeghuisarts/specialist ouderengeneeskunde.
3
Daarnaast kan de logopedist mondeling en schriftelijk aangeven dat door de keuzes van de instelling minimale zorg niet (meer) geleverd kan worden en de logopedist bij klachten hiervoor niet aansprakelijk kan worden gesteld.
1.2 De logopedist en verpleeghuiszorg De logopedist kan in diverse settings en met verschillende doelgroepen werkzaam zijn in dit werkveld. Dit heeft in veel gevallen tot specialisatie van de logopedist geleid. Logopedische problematiek bij patiënten in het revalidatiecentrum manifesteert zich veelal binnen een complex van stoornissen en beperkingen. Kenmerkend voor verpleeghuiszorg is dat de zorg wordt aangeboden aan volwassen cliënten en een multidisciplinair karakter heeft. 1.2.1
Afdelingsvormen binnen de verpleeghuiszorg
Tijdens het ontwikkelen van deze standaarden in 2000 had men binnen het verpleeghuis een afdeling somatiek en een afdeling psychogeriatrie. Anno 2010 zijn er verschillende ontwikkelingen te signaleren. Er zijn binnen een verpleeghuis verschillende afdelingen te onderscheiden. Een nieuwe leefvorm is bijvoorbeeld het kleinschalig wonen, voor zowel somatische cliënten of psychogeriatrische cliënten. Zij leven dan samen in een huis voor ongeveer zes bewoners1. Afdelingen waar cliënten met somatische problematiek verblijven, kunnen een specifieke doelgroep hebben. Voorbeelden zijn afdelingen met cliënten met de ziekte van Huntington, HIV, COPD of MS. Een afdeling revalidatie of afdeling somatiek plus bestaat tegenwoordig ook: hier verblijven cliënten met verschillende aandoeningen. Ook kunnen cliënten met somatische problematiek (bijvoorbeeld CVA) de dagbehandeling bezoeken. Er zijn vaak ook afdelingen waar cliënten met een psychogeriatrische indicatie verblijven. Ook hier kunnen specifieke afdelingen bestaan voor speciale doelgroepen. Voorbeelden zijn een afdeling jong-dementerenden, een afdeling geronto-pyschiatrie, een afdeling met cliënten met de ziekte van Korsakow of een afdeling ouderen met een verstandelijke beperking. Sommige verpleeghuizen hebben een dagbehandeling voor cliënten met psychogeriatrische problematiek. Sommige instellingen hebben ook een afdeling waar bewoners met een andere etnische achtergrond verblijven, gecombineerd met somatische of psychogeriatrische indicatie. Een voorbeeld is een afdeling waar bewoners verblijven met een Molukse of Indische achtergrond. Tijdens de herziening van deze standaarden blijkt dat deze diverse afdelingen niet gelijk getrokken kunnen worden qua logopedische behandeling. Er is daarom gekozen voor twee standaarden: de somatische cliënt en de psychogeriatrische cliënt. Een belangrijk verschil tussen deze twee cliëntenpopulaties is dat de logopedische behandeling van een psychogeriatrische cliënt vaak een kortdurend, consulterend karakter heeft. Toch zijn de standaarden voor de psychogeriatrische cliënt volledig beschreven, daar het hele logopedisch handelen wel wordt doorlopen. De NVLF adviseert om naast deze standaarden gebruik te maken van de standaarden Revalidatiecentra (verschijnt waarschijnlijk 2011) indien er een revalidatiecliënt behandeld wordt. De NVLF adviseert om naast deze standaard gebruik te maken van de standaarden voor vrijgevestigde logopedisten indien er een eerstelijns patiënt behandeld wordt (bijvoorbeeld via Directe Toegankelijkheid Logopedie (DTL).
1
Afhankelijk van de instelling varieert dit aantal bewoners.
4
1.2.2 De rollen van de logopedist in de verpleeghuiszorg De logopedist werkzaam in de verpleeghuiszorg kent diverse rollen, die verdeeld zijn over drie competentiegebieden. In tabel 1 staan deze rollen weergegeven. Nadere beschrijving van de rollen staat weergegeven in bijlage I van dit document en in het Beroepsprofiel (NVLF, 2003). Tabel 1: rollen van de logopedist Competentiegebied
Rollen
Preventie, zorg, training en advies
Zorgaanbieder/therapeut, trainer, adviseur, coördinator
Organisatie
Manager, ondernemer, begeleider/coach
Beroep
Beroepsbeoefenaar, innovator
1.2.3
Nieuwe ontwikkelingen binnen de verpleeghuiszorg
zz Zorgzwaartepakketten Zorgzwaartebekostiging is sinds 1 januari 2009 van kracht en is onderdeel van de AWBZ. Vóór 2009 ontvingen zorginstellingen (Verpleging en Verzorging, Gehandicaptenzorg en langdurige Geestelijke Gezondheidszorg) een gemiddeld geldbedrag op basis van beschikbare capaciteit (het aantal plaatsen). Tegenwoordig bepaalt de ‘zorgzwaarte’ van de cliënten het budget. Bij zorgzwaartebekostiging horen zorgzwaartepakketten (ZZP’s). Zorginstellingen in de Verpleging en verzorging ontvangen een bedrag voor wonen, zorg en dagbesteding op basis van de zwaarte van de zorg die de cliënten van de instelling ontvangen. Mensen die ‘zorg met verblijf’ nodig hebben, krijgen een zorgzwaartepakket, afhankelijk van de ‘zorgzwaarte’ van de cliënt. Dat wil zeggen: hoeveel beperkingen de cliënt heeft en hoe zwaar die beperkingen zijn. Binnen een zorgzwaartepakket worden bepaalde kosten rondom wonen, zorg en dagbesteding beschreven (Stichting LOC, 2010). Zie ook www.nvlf.nl en www.minvws.nl. Binnen het zorgarrangement2 of het zorgzwaartepakket (onderdeel behandeling) wordt beschreven welke (para)medische zorg de instelling aan de cliënt kan bieden. De logopedist kijkt hoeveel ruimte binnen het geïndiceerde zorgarrangement of zorgzwaartepakket beschikbaar is voor behandeling. Als er geen ruimte beschikbaar is of de beschikbare ruimte ontoereikend is voor het verlenen van kwalitatief goede logopedische zorg, wordt met het hoofd paramedische dienst (manager, hoofd verzorging) besproken hoe extra uren logopedie gerealiseerd worden (bijvoorbeeld door het aanvragen van een nieuwe indicatie voor een ander zorgarrangement of zorgzwaartepakket. zz Het zorgleefplan Sinds 1 januari 2008 is het wettelijk verplicht om voor elke cliënt een zorgleefplan te hanteren volgens een Algemene Maatregel van Bestuur (www.minvws.nl). De verzorgings- en verpleeghuizen en de thuiszorg moeten verplicht een zorgplan opstellen in overleg met de cliënten. Cliënt en zorgaanbieder bespreken samen de doelen van de zorgverlening en ze overleggen welke zorg en ondersteuning de cliënt precies gaat krijgen. De zorgaanbieder legt de uitkomst van de bespreking vast in een Zorgleefplan. Dit plan biedt helderheid voor de cliënt en geeft hem meer zeggenschap over de zorg. 2
Zorgarrangementen hebben een ZZP als uitgangspunt en treden meer in detail.
5
Het zorgleefplan bestaat uit vier domeinen: Lichamelijk welbevinden, Woon- en leefomstandigheden, Participatie / Deelname en Mentaal welbevinden. Het logopedisch behandelplan dient deel uit te maken van dit zorgleefplan. Zodra het zorgleefplan is vastgesteld, wordt dit ondertekend door de cliënt of zijn vertegenwoordiger. De logopedist biedt logopedie aan om de kwaliteit van leven van een cliënt te verbeteren. Soms kan het voorkomen dat de wensen van de cliënt anders zijn dan de logopedische adviezen, bijvoorbeeld met betrekking tot kauwen en slikken. In dat geval legt de logopedist vast wat zijn advies is en dat de cliënt hiervan wil afwijken. De logopedist bespreekt dit met de behandelend arts. Het kan zijn dat er dan een nieuw, alternatief, advies gegeven wordt door de logopedist, waarbij rekening wordt gehouden met de wens van de cliënt. Beide dienen dan gerapporteerd te zijn. Zie ook www.nvlf.nl, www.ser.nl en www.minvws.nl en onderstaande tekst over “Verantwoorde zorg”. zz Verantwoorde Zorg Voor verpleeg- en verzorgingshuizen zijn landelijke Normen voor Verantwoorde Zorg ontwikkeld. In deze normen staat beschreven wat het resultaat moet zijn van goede zorg. Elke zorgaanbieder wordt getoetst aan die normen. Door deze toetsing krijgt iedere organisatie feedback op de kwaliteit van de geleverde zorg. Een belangrijk onderdeel in deze toetsing is de mening van de cliënten over de geleverde zorg; ervaren zij een adequate verzorging en bejegening? Deze mening van cliënten wordt om het jaar gepeild in interviews. Daarnaast wordt ook gekeken of de instelling goed handelt. Zijn de afspraken die met een cliënt gemaakt zijn over de zorg vastgelegd in een zorgleefplan? Is in het zorgleefplan aandacht voor de vier domeinen van goede zorg? Wordt de zorg ook geleverd volgens het plan? Is de zorg veilig (bijvoorbeeld: blijft het percentage decubitus onder de norm)? Door de Normen voor Verantwoorde zorg komt de cliënt centraal te staan, waardoor er aandacht is voor zíjn kwaliteit van leven. De cliënt heeft daarnaast meer regie over het eigen leven en is er een bredere kijk op zorg. Dit alles wordt vastgelegd in de vier ‘domeinen’ van de zorg, die beschreven staan in de Normen voor Verantwoorde Zorg die terugkomen in het Zorgleefplan van de cliënt. Zie ook de vorige paragraaf “Het zorgleefplan”. zz Verschuiving van tweede lijn naar eerste lijn Sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet wordt in de verpleeghuiszorg steeds vaker eerstelijns logopedie aangeboden die onder de Zorgverzekeringswet valt. Instellingen kunnen hiervoor met de zorgverzekeraars een instellingscontract afsluiten. Het betreft de logopedische behandelingen aan de “klassieke” eerstelijns patiënten woonachtig in het verpleeghuis of verzorgingshuis maar niet vallend onder een ZZP (ZorgZwaartePakket) waarbij zorg is geïndiceerd. Maar ook logopedie aan ouderen die nog thuis wonen of aan tijdelijke bewoners die weer thuis gaan wonen na een revalidatieperiode kan hieronder vallen. In de Zorgverzekeringswet zijn de verzekerde prestaties (het pakket waarop de verzekerde recht heeft) zoals logopedie functioneel omschreven. Dit betekent dat de wet aangeeft wat er onder de te verzekeren prestaties valt en onder welke voorwaarden ze geleverd worden. Wie de zorg levert en op welke plek de zorg wordt gegeven worden niet in de wet geregeld. Als vanuit of binnen uw verpleeghuis eerstelijns zorg wordt aangeboden, adviseert de NVLF u om naast deze standaard ook gebruik te maken van de standaarden voor vrijgevestigde logopedisten.
6
2.
Standaarden en checklisten
Kwaliteitsstandaarden kunnen worden gedefinieerd als “een door de beroepsgroep in een bepaald werkveld overeengekomen niveau van zorg” en zijn dus de norm voor het handelen. Zorg is een ruim begrip. Vandaar dat in de literatuur wel onderscheid wordt gemaakt tussen de zorgstructuur, het zorgproces en het zorgresultaat. Bij het ontwikkelen van standaarden voor de logopedie in 2001 is vooral uitgegaan van het zorgproces, dat terug te vinden is in de standaarden Curatie. In dat zorgproces wordt onderscheid gemaakt in achtereenvolgens: anamnese, onderzoek en diagnosestelling, het overwegen van behandelmogelijkheden, het uitvoeren van het behandelplan, evaluatie en nazorg. Met andere woorden, van het beroepsprofiel is met name het taakgebied ’Verlenen van zorg’ als uitgangspunt genomen voor de ontwikkeling van standaarden Curatie. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat er altijd een vorm van samenwerking met andere disciplines aan de orde is. Voor zover dat in de praktijk niet zo is, willen wij hiertoe een ernstige aanbeveling doen. Omdat het uitvoeringsniveau essentieel is in de standaarden en er een vergelijking mogelijk moet zijn tussen het feitelijke en het gewenste niveau, moeten de standaarden meetbaar zijn en dus in waarneembaar gedrag geformuleerd zijn. Met behulp van de checklist die aan de standaarden gekoppeld is, kan een logopedist vaststellen in welke mate het eigen handelen overeenkomt of afwijkt van de gewenste norm, die in de formulering van de standaard opgesloten zit.
2.1 De praktijk Er zijn verschillende motieven denkbaar om met de kwaliteitsstandaarden en de checklist aan de slag te gaan. Die motieven hebben allen te maken met de wens om meer inzicht te krijgen in de mate waarin de logopedist aan de huidige kwaliteitsnormen voldoet. Met andere woorden: “Doe ik de juiste dingen en doe ik die dingen juist?”. Motieven en vragen voor logopedisten kunnen bijvoorbeeld zijn: zz Ik heb lang geleden de opleiding tot logopedist gevolgd; doe ik mijn onderzoek nog volgens de huidige maatstaven? zz Ik wil elk jaar concreet twee zaken omtrent het proces van mijn logopedisch handelen verbeteren; hoe krijg ik zicht op verbeterpunten? zz Ik denk dat mijn cliënten tevreden zijn over mijn aanpak; kan ik dat op de een of andere manier meten? zz Er zijn nieuwe wetten ontwikkeld, wat betekent dat voor het logopedische proces? zz Ik moet inzicht geven in de kwaliteit van mijn werk; meetgegevens over het al dan niet opvolgen van de standaarden kunnen mij daarbij helpen. zz Ik ben herintreder (of starter) en wil logopedisch handelen volgens de huidige logopedische standaarden.
7
3. Tot slot Eerst volgen de standaarden en daarna zal de werkwijze rondom de checklisten worden toegelicht. Tenslotte volgen drie checklisten. In deze standaarden wordt gesproken over de logopedist, de cliënt en zijn omgeving in de hij-vorm. Overal waar de hij-vorm is gebruikt, kan ook de zij-vorm worden gelezen.
8
LOGOPEDISCHE STANDAARDEN VOOR DE SOMATISCHE CLIËNT IN HET VERPLEEGHUIS Verwijzing 1. Voorafgaande aan het anamnesegesprek neemt de logopedist kennis van de door de verwijzend arts verstrekte gegevens van de cliënt met problemen op logopedisch gebied. 2. De logopedist verzamelt relevante onderzoeksgegevens en/of informatie3 van andere hulpverleners omtrent de cliënt en ordent deze in het dossier4 van de cliënt. 3. De logopedist gaat na welk zorgzwaartepakket is toegewezen aan de cliënt en hoeveel uren logopedie er ter beschikking staan voor de behandeling van deze cliënt. 4. De logopedist neemt bij onduidelijke en/of onvolledige vraagstelling voor logopedisch onderzoek en/of behandeling contact op met de verwijzer.
Afnemen anamnese en onderzoek 5. De logopedist creëert een optimale omgeving voor de cliënt. 6. De logopedist toont invoelend vermogen ten aanzien van de cliënt. De logopedist toont interesse en begrip, luistert actief naar hetgeen de cliënt vertelt tijdens het anamnesegesprek. De logopedist: zz stelt relevante vragen en legt eventueel het doel van deze vragen uit; zz geeft de cliënt de ruimte om relevante zaken aan te dragen; zz gaat na of hij het verhaal van de cliënt goed begrepen heeft; zz gaat na of de cliënt hem goed begrepen heeft; zz gaat in op vragen van de cliënt door informatie en/of advies te geven, of door er later op terug te komen; zz heeft aandacht voor opvattingen van de cliënt; zz bewaakt de structuur van het gesprek; zz vat het gesprek samen. 7. De logopedist verzamelt relevante gegevens over de hulpvraag van de cliënt en/of zijn omgeving ten behoeve van de logopedische diagnose en de eventueel in te stellen behandeling van de cliënt. Na het bestuderen van het dossier en het afnemen van de anamnese, beschikt de logopedist over relevante gegevens (zie bijlage II). 8. De logopedist rapporteert informatie uit het anamnesegesprek schriftelijk in het dossier op de daarvoor afgesproken plek. Indien wenselijk licht hij dit mondeling toe. 9. De logopedist motiveert en informeert de cliënt over de opzet, de inhoud en het doel van het onderzoek. 3
Met toestemming van de cliënt.
4
Dit kan zowel een papieren als een elektronisch dossier zijn. In deze standaard wordt met dossier het zorgdossier van de cliënt bedoeld.
9
10. De logopedist toont flexibiliteit ten opzichte van de cliënt en de onderzoekswijze door bij de keuze van de onderzoeksmethode rekening te houden met de aanwezige beperkingen5 van de cliënt en zijn omgeving. De logopedist geeft uitleg aan de cliënt over wat er met de verkregen informatie gaat gebeuren. Indien de situatie dit vereist, stelt de logopedist de onderzoeksmethode bij. 11. Door middel van observatie en/of het hanteren van meetinstrumenten, verzamelt, ordent en rapporteert (indien nodig) de logopedist relevante gegevens op één of meer van de volgende gebieden: zz mondmotoriek zz kauwen en slikken zz mondzorg zz speekselbeheersing zz houding zz secundaire communicatiestoornissen zz ademing zz stemgebruik zz stemmogelijkheden zz spraak zz taalbegrip en taalproductie zz neuropsychologisch functioneren zz gehoorfunctie zz visus zz (non-)verbale communicatie zz bestaande aanpassingen/hulpmiddelen6 12. De logopedist ordent de in standaard 11 genoemde gegevens. 13. Wanneer een meetinstrument gebruikt wordt, hanteert de logopedist de handleiding ervan. Daarnaast houdt hij rekening met de mogelijke invloed van de (sociale) omgeving, de conditie en (gezondheids)toestand van de cliënt.
Formuleren van conclusies en beslissen wel of niet behandelen 14. Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens stelt de logopedist een (voorlopige) logopedische diagnose volgens het ICIDH-model of het ICF-model op één of meer van de volgende gebieden: mondmotoriek, kauwen en slikken, mondzorg, speekselbeheersing, houding, secundaire communicatiestoornissen, ademing, stemgebruik, stemmogelijkheden, spraak, taalbegrip en taalproductie, neuropsychologisch functioneren, gehoorfunctie, (non-)verbale communicatie, bestaande aanpassingen/ hulpmiddelen.
5
Hier worden de niet-logopedische beperkingen bedoeld.
6
Het betreft hier hulpmiddelen die de cliënt al heeft of recent aangevraagd zijn.
10
15. De logopedist houdt bij het op te stellen voorlopige voorstel logopedisch (be)handelplan rekening met de cliënt (en/of zijn omgeving) wat betreft: zz type en ernst van de stoornis/beperking volgens het ICIDH-model of het ICF-model; zz eventuele aanwezigheid van bijkomende stoornissen/beperkingen volgens het ICIDH- model of het ICF-model; zz hulpvraag van de cliënt; zz belastbaarheid van de cliënt; zz persoonlijkheid van de cliënt; zz opleidingsniveau van de cliënt; zz neuropsychologisch functioneren van de cliënt; zz psychosociale factoren van de cliënt; zz belevings- en interessewereld van de cliënt; zz mate van participatie; zz situatie binnen het dagelijks leven van de cliënt; zz motivatie van de cliënt; zz rol en belastbaarheid van zijn omgeving; zz frequentie van de logopedische behandeling; zz vastleggen van evaluatiemomenten; zz kwaliteit van leven; zz geïndiceerde ZZP. De logopedist overweegt, eventueel na overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team, welke (logopedische) methoden en/of hulpmiddelen7 toegepast kunnen worden ten behoeve van de cliënt. 16. De logopedist bespreekt de onderzoeksresultaten en de logopedische diagnose met de cliënt en/of zijn omgeving. Hij bespreekt zijn voorstel voor logopedische behandeling van de cliënt en eventuele risico’s met de cliënt en/of zijn omgeving. De logopedist: zz geeft de cliënt de gelegenheid te reflecteren op hetgeen met hem besproken is; zz creëert mogelijkheden tot eigen inbreng van de cliënt; zz zet de onderzoeksresultaten af tegen een normaal functioneren met betrekking tot communicatie en/of kauwen en slikken; zz legt de eventuele relatie uit tussen stoornissen op het gebied van neurologie, sensomotoriek, cognitie, emotie, sociaal gedrag, communicatie en/of kauwen en slikken; zz houdt rekening met de kwaliteit van leven van de cliënt. 17. De logopedist schat de mogelijkheden in om verantwoordelijkheden met de cliënt te delen. Hij doet dit door de cliënt te motiveren door informatie en adviezen te geven en daardoor inzicht te verschaffen in het probleem. 18. Op grond van de verzamelde gegevens uit standaarden 5 tot en met 17 bespreekt de logopedist met de cliënt en/of zijn omgeving of de logopedische behandeling al dan niet gestart wordt. Indien besloten wordt dat er geen logopedische behandeling gestart wordt, rond de logopedist de behandeling af, volgens standaarden 38 tot en met 40. 7
De logopedist heeft kennis van de mogelijke hulpmiddelen, leveranciers en verzekeraars. De overweging wordt door de logopedist bepaald op grond van de technische mogelijkheden en de zintuiglijke, (senso-)motorische en cognitieve vermogens van de cliënt. De logopedist is de schakel tussen leverancier en verzekeraar.
11
19. De logopedist informeert de andere leden van het multidisciplinair team met betrekking tot de onderzoeksresultaten, de logopedische diagnose en zijn voorstel voor logopedische behandeling van de cliënt. 20. De logopedist overweegt, eventueel na overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team, welke hulpmiddelen aangepast en/of aangevraagd kunnen worden ten behoeve van de cliënt. 21. Zo nodig, adviseert de logopedist een verwijzing via de behandelend arts naar een andere discipline voor aanvullend onderzoek en/of behandeling.
Opstellen behandelplan 22. De logopedist bepaalt de logopedische doelstelling en informeert de overige leden van het multidisciplinaire team en de cliënt en/of zijn omgeving, en voegt het toe aan het zorgleefplan. Hierbij wordt rekening gehouden met de genoemde punten in standaarden 15 en 16. 23. De logopedist bepaalt, rekening houdend met de in standaard 15 genoemde punten, de inhoud, werkwijze en de opbouw van het logopedisch behandelplan van de cliënt. Hij legt dit vast in doelen voor de korte en lange termijn. Hierbij wordt gestreefd naar een optimale afstemming op de (be)handelplannen van andere disciplines in het zorgleefplan, met name op participatieniveau. De mondelinge afspraken uit het gesprek waarin de diagnose en de voorgestelde behandeling besproken zijn (zie standaard 16), worden vastgelegd. 24. De logopedist rapporteert in het dossier de logopedische onderzoeksresultaten, de diagnose en het logopedisch (be)handelplan. De inhoud van de rapportage dient te bevatten: zz relevante anamnesegegevens; zz formulering van de hulpvraag; zz logopedische onderzoeksresultaten en diagnose; zz voorstel voor logopedisch (be)handelplan, ingebed in het zorgleefplan ten behoeve van de cliënt.
12
Uitvoeren van de behandeling8 25. De logopedist past de gekozen werkwijze toe, waarvan verwacht wordt dat die de mogelijkheden op communicatief gebied9 en/of het kauwen en slikken10 optimaliseert. 26. De logopedist geeft de cliënt en/of zijn omgeving instructies bij de uitvoering van de diverse aspecten/ oefeningen van de gekozen methode en bij het omgaan met stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen door uit te leggen: zz wat het doel van de oefeningen is; zz wat de werkwijze bij de oefening is; zz hoe materiaal/hulpmiddelen gebruikt dienen te worden; zz wat belangrijke aandachtspunten zijn. 27. De logopedist geeft educatie over de logopedische stoornis, de oorsprong van de logopedische stoornis en de gevolgen van de stoornis aan de cliënt en/of zijn omgeving. 28. De logopedist geeft adviezen11 over de logopedische stoornissen op communicatief gebied en/of het kauwen en slikken aan de cliënt en/of zijn omgeving. 29. De logopedist begeleidt12 de (omgeving van de) cliënt inzake omgang met de stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen om de communicatieve mogelijkheden en/of het kauwen en slikken te optimaliseren. 30. De logopedist bewaakt de manier waarop de cliënt en/of zijn omgeving de gegeven instructies opvolgt door middel van observatie en navraag of de instructies begrepen zijn. 31. De logopedist verschaft mogelijkheden aan de cliënt en/of zijn omgeving om hetgeen dat tijdens de logopedische behandeling geleerd is, in de praktijk toe te passen. 32. De logopedist legt het verloop van de behandeling schriftelijk vast: zz doel; zz werkwijze; zz hulpmiddelen/materialen; zz functioneren van de cliënt tijdens de behandeling; zz reacties van de omgeving op de logopedische oefeningen en op de communicatiewijze van de cliënt; zz de logopedist evalueert (tussentijds) het functioneren van zichzelf en de cliënt tijdens de behandeling; zz conclusies ten aanzien van de volgende sessies, bijvoorbeeld bijstelling van behandeldoelen naar aanleiding van tussentijdse evaluaties. 8
De logopedische behandeling kan zowel direct als indirect worden aangeboden Zie begrippenlijst voor uitleg indirecte behandeling, directe behandeling, cliëntgebonden tijd en niet-cliëntgebonden tijd. De behandeling kan zowel individuele behandeling of groepsbehandeling zijn.
9
Onder communicatie wordt verstaan: houding, speekselbeheersing, secundaire communicatie stoornissen, ademing, stemgebruik, stemmogelijkheden, spraak, taalbegrip en taalproductie, neuropsychologisch functioneren, gehoorfunctie, (non-) verbale communicatie en aanpassingen/hulpmiddelen.
10
Onder kauwen en slikken wordt verstaan: mondmotoriek, kauwen en slikken, mondzorg, speekselbeheersing, houding, ademing en aanpassingen/hulpmiddelen.
11
Deze adviezen kunnen eenmalig gegeven worden, maar dienen daarna wel opgevolgd te worden.
12
Deze begeleiding kan eenmalig zijn, maar kan ook uit meerdere begeleidingssessies bestaan.
13
Evalueren 33. De logopedist bewaakt de opbouw van het behandelprogramma door na te gaan of het logopedisch (be) handelplan aansluit bij het doel van de logopedische behandeling. Hij doet dit door observatie tijdens de behandelingen en tussentijdse evaluaties van de behandeling met de cliënt en/of zijn omgeving. 34. De logopedist evalueert de anamnese, het logopedisch onderzoek, de diagnostiek, de inhoud en opbouw van het logopedisch behandelplan, het effect van de behandeling (in overleg) met de cliënt en vergelijkt deze met de eigen bevindingen. De logopedist gaat de tevredenheid van de cliënt en/of zijn omgeving na. 35. De logopedist legt (tussentijdse) evaluaties van de behandeling schriftelijk vast. 36. Indien de logopedische adviezen omtrent communicatie en/of eten en drinken niet worden opgevolgd door de cliënt en/of zijn omgeving13, rapporteert de logopedist dit in het dossier. De logopedist bespreekt dit met de behandelend arts. 37. De logopedist informeert de behandelend arts en het multidisciplinair team omtrent het verloop en het effect van de logopedische behandeling.
Afsluiten van de behandeling 38. De logopedist brengt aan de behandelend arts en andere betrokkenen een verslag uit omtrent het beëindigen van de behandeling, het resultaat van de behandeling en de eventuele prognose ten aanzien van de verdere ontwikkeling. 39. De logopedist regelt, indien nodig en/of gewenst, de nazorg van de logopedische behandeling door controleafspraken te maken en/of zorg te dragen voor verwijzing naar een logopedische praktijk in de eerste lijn. De logopedist draagt zorg voor een logopedische overdracht. Punten van bespreking bij controle met de cliënt kunnen zijn: zz communicatief participeren in de directe sociale omgeving van de cliënt op de verpleegafdeling of elders; zz gebruik van hulpmiddelen; zz het kauwen en slikken; zz het opleiden van een co-therapeut; zz eventuele wenselijkheid van hervatting van de logopedische behandeling. 40. De logopedist informeert het multidisciplinaire team over de verzamelde gegevens uit de controleonderzoeken en bepaalt of hervatting van logopedische behandeling wenselijk is.
13
En/of het verzorgend personeel.
14
LOGOPEDISCHE STANDAARDEN VOOR DE PSYCHOGERIATRISCHE CLIËNT IN HET VERPLEEGHUIS Verwijzing 1. Voorafgaande aan het anamnesegesprek neemt de logopedist kennis van de door de verwijzend arts verstrekte gegevens van de cliënt met problemen op logopedisch gebied. 2. De logopedist verzamelt relevante onderzoeksgegevens en/of informatie14 van andere hulpverleners omtrent de cliënt en ordent deze in het dossier15 van de cliënt. De logopedist verzamelt relevante persoonlijke gegevens die hij nodig heeft voor het uitvoeren van het logopedisch onderzoek. 3. De logopedist gaat na welk zorgzwaartepakket is toegewezen aan de cliënt en hoeveel uren logopedie er ter beschikking staan voor de behandeling van deze cliënt. 4. De logopedist neemt bij onduidelijke en/of onvolledige vraagstelling voor logopedisch onderzoek en/of behandeling contact op met de verwijzer (niet noodzakelijkerwijs).
Afnemen anamnese en onderzoek 5. De logopedist creëert een optimale omgeving voor de cliënt. 6. Het anamnesegesprek wordt (indien mogelijk) gevoerd met de cliënt en zijn omgeving. Er wordt een heteroanamnese afgenomen of gegevens van de heteroanamnese worden opgevraagd. 7. De logopedist toont invoelend vermogen ten aanzien van de cliënt en zijn omgeving. De logopedist toont interesse en begrip, luistert actief naar hetgeen de cliënt zelf en de omgeving vertellen. 8. De logopedist rapporteert informatie uit het anamnesegesprek schriftelijk in het dossier op de daarvoor afgesproken plek. Indien wenselijk licht hij dit mondeling toe. 9. Na het afnemen van de anamnese beschikt de logopedist over relevante gegevens (zie bijlage II). 10. De logopedist motiveert en informeert de cliënt (rekening houdend met diens psychische gesteldheid en het neuropsychologisch functioneren) en zijn omgeving over het doel, de opzet en de inhoud van het onderzoek. 11. De logopedist houdt, bij de keuze van het onderzoeksinstrument, rekening met de psychische gesteldheid en het neuropsychologisch functioneren van de cliënt en zijn omgeving. Indien de situatie dit vereist, stelt de logopedist de onderzoeksmethode bij.
14
Met toestemming van de cliënt.
15
Dit kan zowel een papieren als een elektronisch dossier zijn. In deze standaard wordt met dossier het zorgdossier van de cliënt bedoeld.
15
12. Wanneer een meetinstrument gebruikt wordt, hanteert de logopedist de handleiding ervan. Daarnaast houdt hij rekening met de mogelijke invloed van de (sociale) omgeving, de conditie en (gezondheids)toestand van de cliënt. zz Indien de situatie dit vereist, kan de logopedist gemotiveerd afwijken van het volgen van de handleiding van het gekozen onderzoeksinstrument. 13. Door middel van observatie (zowel in therapieruimte als tijdens dagelijks functioneren van de cliënt op de verpleegafdeling of elders), en/of het hanteren van meetinstrumenten, verzamelt, ordent en rapporteert de logopedist (indien nodig) gegevens over: zz mondmotoriek zz kauwen en slikken zz eet- en drinkgewoonten zz mondzorg zz bestaande aanpassingen / hulpmiddelen zz neuropsychologisch functioneren zz sociaal gedrag zz ademing zz stemgebruik zz stemmogelijkheden zz spraak zz taalbegrip en taalproductie zz gehoorfunctie zz visus zz passiviteiten zz afweergedrag zz (non-)verbale communicatie
Formuleren van conclusies en beslissen wel of niet behandelen 14. Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens stelt de logopedist een (voorlopige) logopedische diagnose volgens het ICIDH-model of het ICF-model op één of meer van de volgende gebieden: mondmotoriek, kauwen en slikken, eet- en drinkgewoonten, mondzorg, bestaande aanpassingen / hulpmiddelen, neuropsychologisch functioneren, sociaal gedrag, ademing, stemgebruik, stemmogelijkheden, spraak, taalbegrip en taalproductie, gehoorfunctie, (non-)verbale communicatie. 15. De logopedist houdt bij het op te stellen voorstel logopedisch (be)handelplan rekening met de cliënt (en/of zijn omgeving) wat betreft: zz type en ernst van de stoornis/beperking volgens het ICIDH-model of het ICF-model; zz eventuele aanwezigheid van bijkomende stoornissen/beperkingen volgens het ICIDH- model of het ICF-model; zz de specifieke PG-problematiek van de cliënt; zz hulpvraag van de cliënt en/of zijn omgeving; zz belastbaarheid van de cliënt; zz persoonlijkheid van de cliënt; zz opleidingsniveau van de cliënt; zz neuropsychologisch functioneren van de cliënt;
16
zz psychosociale factoren van de cliënt; zz belevings- en interessewereld van de cliënt en zijn omgeving; zz mate van participatie; zz situatie binnen het dagelijks leven van de cliënt en zijn omgeving zz intrinsieke motivatie van de cliënt en zijn omgeving; zz rol en belastbaarheid van zijn omgeving; zz frequentie van de logopedische behandeling; zz vastleggen van evaluatiemomenten; zz kwaliteit van leven; zz geïndiceerde ZZP. De logopedist overweegt, eventueel in overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team, welke (logopedische) methoden en/of hulpmiddelen16 toegepast kunnen worden ten behoeve van de cliënt. 16. De logopedist bespreekt de onderzoeksresultaten en de logopedische diagnose met de cliënt en/of zijn omgeving, rekening houdend met diens psychische gesteldheid en neuropsychologisch functioneren. De logopedist informeert en motiveert de cliënt en/of zijn omgeving omtrent de stoornis, de gevolgen van deze stoornis en het voorstel voor de logopedische behandeling (doel, werkwijze en gebruik van eventuele hulpmiddelen) en eventuele risico’s met de cliënt en/of zijn omgeving. De logopedist: zz geeft de cliënt en/of zijn omgeving de gelegenheid te reflecteren op hetgeen met hem besproken is; zz gaat in op vragen en/of signalen van de cliënt en de omgeving met betrekking tot de communicatie17 en/ of het kauwen en slikken18 van de cliënt; zz creëert mogelijkheden tot eigen inbreng van de cliënt en/of zijn omgeving; zz zet de onderzoeksresultaten af tegen een normaal functioneren met betrekking tot communicatie en/of kauwen en slikken; zz legt de eventuele relatie uit tussen stoornissen op het gebied van neurologie, senso-motoriek, cognitie, emotie, sociaal gedrag, communicatie en/of kauwen en slikken; zz houdt rekening met de kwaliteit van leven van de cliënt. 17. Op grond van de verzamelde gegevens uit standaarden 5 tot en met 16 bespreekt de logopedist samen met de cliënt en/of zijn omgeving of logopedische behandeling al dan niet gestart wordt. Indien besloten wordt dat er geen logopedische behandeling gestart wordt, rondt de logopedist de behandeling af, volgens standaarden 35 tot en met 38. 18. De logopedist informeert de andere leden van het multidisciplinair team met betrekking tot de onderzoeksresultaten, de logopedische diagnose en zijn voorstel voor logopedische behandeling van de cliënt.
16
De logopedist heeft kennis van de mogelijke hulpmiddelen, leveranciers en verzekeraars. De overweging wordt door de logopedist bepaald op grond van de technische mogelijkheden en de zintuiglijke, (senso-)motorische en cognitieve vermogens van de cliënt. De logopedist is de schakel tussen leverancier en verzekeraar.
17
Onder communicatie wordt verstaan: houding, speekselbeheersing, secundaire communicatie stoornissen, ademing, stemgebruik, stemmogelijkheden, spraak, taalbegrip en taalproductie, neuropsychologisch functioneren, gehoorfunctie, (non-) verbale communicatie en aanpassingen/hulpmiddelen.
18
Onder kauwen en slikken wordt verstaan: mondmotoriek, kauwen en slikken, mondzorg, speekselbeheersing, houding, ademing en aanpassingen/hulpmiddelen.
17
19. Zo nodig, adviseert de logopedist een verwijzing via de behandelend arts naar een andere discipline voor aanvullend onderzoek en/of behandeling. 20. De logopedist registreert de logopedische diagnose en het behandelvoorstel schriftelijk in het logopedisch dossier van de cliënt.
Opstellen behandelplan 21. De logopedist bepaalt de logopedische doelstelling en informeert de overige leden van het multidisciplinaire team in hoeverre dit past in het zorgleefplan (waarbij rekening gehouden wordt met de genoemde punten in standaard 15). De mondelinge afspraken uit het gesprek waarin de diagnose en de voorgestelde behandeling besproken zijn (zie standaard 16), worden vastgelegd. 22. De logopedist bepaalt, rekening houdend met de in standaard 15 genoemde punten, de inhoud, werkwijze en de opbouw van het logopedische behandelplan19 dat zal worden toegepast bij de behandeling van de cliënt en/of zijn omgeving. Hij legt dit vast in doelen voor de korte en lange termijn. Hierbij wordt gestreefd naar een optimale afstemming op de (be)handelplannen van andere disciplines in het zorgleefplan, met name op participatieniveau. 23. De logopedist rapporteert in het dossier de logopedische onderzoeksresultaten, de diagnose en het logopedisch (be)handelplan. De inhoud van de rapportage dient te bevatten: zz relevante anamnesegegevens, zz formulering van de hulpvraag, zz logopedische onderzoeksresultaten en diagnose, zz voorstel voor logopedisch (be)handelplan, ingebed in het totale zorgleefplan ten behoeve van de cliënt en zijn omgeving.
Uitvoeren van de behandeling20 24. De logopedist past de gekozen werkwijze toe. De logopedist begeleidt de cliënt en/of zijn omgeving bij de uitvoering van de diverse aspecten/oefeningen/adviezen van de gekozen behandeling en bij het omgaan met stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen. 25. De logopedist geeft adviezen21 over de logopedische stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen op communicatief gebied en/of het kauwen en slikken aan de cliënt en/of zijn omgeving. 26. De logopedist begeleidt22 de cliënt en/of zijn omgeving inzake omgang met de stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen om de communicatieve mogelijkheden en/of het kauwen en slikken te optimaliseren.
19
De logopedische behandeling bij een psychogeriatrische cliënt kan kortdurend zijn. De logopedist stelt wel altijd een behandelplan op, maar dit kan dan een korter en kleiner behandelplan zijn in tegenstelling tot het behandelplan bij een langdurige behandeling.
20
De logopedische behandeling kan zowel direct als indirect worden aangeboden Zie begrippenlijst voor uitleg indirecte behandeling, directe behandeling, cliëntgebonden tijd en niet-cliëntgebonden tijd.
21
Deze adviezen kunnen eenmalig gegeven worden, maar dienen daarna wel opgevolgd te worden.
22
Deze begeleiding kan eenmalig zijn, maar kan ook uit meerder begeleidingssessies bestaan.
18
27. De logopedist bewaakt de manier waarop de cliënt en/of zijn omgeving de gegeven instructies opvolgt door middel van observatie en navraag of de instructies begrepen zijn. Dit kan ook bij derden getoetst/ nagevraagd worden. 28. De logopedist verschaft mogelijkheden aan de cliënt en/of zijn omgeving om hetgeen dat tijdens de logopedische behandeling geleerd is, in de praktijk toe te passen. 29. De logopedist legt het verloop van de behandeling schriftelijk vast: zz doel; zz werkwijze; zz hulpmiddelen/materialen; zz functioneren van de cliënt tijdens de behandeling; zz reacties van de omgeving op de logopedische oefeningen en op de communicatiewijze / het eten en drinken van de cliënt; zz de logopedist evalueert (tussentijds) het functioneren van zichzelf en de cliënt tijdens de behandeling; zz conclusies ten aanzien van de volgende sessies, bijvoorbeeld bijstelling van behandeldoelen naar aanleiding van tussentijdse evaluaties.
Evalueren 30. De logopedist bewaakt de opbouw van het logopedisch (be)handelplan door na te gaan of dit aansluit bij het doel van de logopedische behandeling. Hij doet dit door observatie tijdens de behandelingen en tussentijdse evaluaties van de behandeling tijdens vooraf afgesproken momenten met de cliënt en/of zijn omgeving. 31. De logopedist evalueert de anamnese, het logopedisch onderzoek, de diagnostiek, de inhoud en opbouw van het logopedisch behandelplan, het effect van de behandeling (in overleg) met de cliënt en vergelijkt deze met de eigen bevindingen. De logopedist gaat de tevredenheid van de cliënt en/of zijn omgeving na. 32. De logopedist rapporteert het verloop van de logopedische behandeling in het dossier. 33. Indien de logopedische adviezen omtrent communicatie en/of eten en drinken niet worden opgevolgd door de cliënt en/of zijn omgeving23, rapporteert de logopedist dit in het dossier. De logopedist bespreekt dit met de behandelend arts. 34. De logopedist informeert de behandelend arts en het multidisciplinair team omtrent het verloop en het effect van de logopedische behandeling.
Afsluiten van de behandeling 35. De logopedist brengt (indien van toepassing) aan de behandelend arts en andere betrokkenen een eindverslag uit omtrent het beëindigen van de behandeling, het resultaat van de behandeling en de eventuele prognose ten aanzien van de verdere ontwikkeling.
23
En/of het verzorgend personeel.
19
36. De logopedist regelt de nazorg van de logopedische behandeling. zz Hij draagt na het beëindigen van de logopedische behandeling zorg voor periodieke evaluatiebesprekingen met de cliënt en/of zijn omgeving, rekening houdend met diens psychische gesteldheid en het neuropsychologisch functioneren; zz Hij draagt zorg voor logopedische informatieoverdracht naar de afdeling logopedie van een andere instelling, indien de cliënt (tijdelijk) overgeplaatst wordt. 37. De logopedist laat in de periodieke evaluatiebesprekingen (zie standaard 38) met de cliënt en omgeving de volgende zaken aan de orde komen: zz communicatief participeren in de directe sociale omgeving van de cliënt, zz het eten en drinken van de cliënt, zz gebruik van aanvullende/ondersteunende hulpmiddelen door cliënt en de omgeving, zz eventuele noodzakelijkheid van hervatting van de logopedische behandeling. 38. De logopedist informeert het multidisciplinaire team over de uit de periodieke besprekingen verzamelde gegevens en bepaalt of hervatting van logopedische behandeling noodzakelijk is.
20
CHECKLISTS Inleiding checklist Deze checklist is bedoeld om het handelen van de logopedist in overeenstemming te brengen met de professionele norm. De vragen van de checklist kunnen beantwoord worden door: zz de logopedist zelf zz de cliënt zz de cliëntvertegenwoordiger zz een collega uit het multidisciplinaire team. Welke gegevensbron het beste gebruikt kan worden, hangt af van het onderwerp, de eisen die gesteld worden aan de check zoals betrouwbaarheid, validiteit en gebruiksvriendelijkheid (snelheid en eenvoud van het verzamelen en verwerken van de gegevens). Het begrip registratie moet ruim gezien worden. Alle door de logopedist in verslagen, brieven, notities en in de computer vastgelegde informatie mag voor deze vragen geraadpleegd worden. In de checklist is zoveel mogelijk gekozen voor gesloten vragen, waarbij het antwoord gegeven kan worden door ja of nee aan te kruisen. Opmerkingen die de ondervraagde maakt ter verduidelijking van zijn antwoord kunnen apart genoteerd worden. Ze zijn naderhand waardevol bij het verwerken van de antwoorden en het maken van een plan van aanpak ter verbetering. Aan het einde van de checklist kan de ondervraagde noteren welke verbeterpunten belangrijk zijn (indien van toepassing). Zie paragraaf Praktische tips voor het gebruik van de checklist voor praktische tips. A. Logopedist in een organisatie Een logopedist kan aan de hand van de checklist een beoordeling maken tot in hoeverre hij werkt aan de hand van de gestandaardiseerde normen. Voor een meer objectieve beoordeling kan de logopedist het invullen van de checklist voorleggen aan de cliënt zelf, de cliëntvertegenwoordiger of een collega uit het multidisciplinaire team. Op basis hiervan kan hij nagaan wat goed gaat of verbeterd moet worden en conclusies trekken: zz Ik hoef niets te wijzigen, ik bied optimale zorg en werk volgens de aangegeven norm. zz Ik wijk op bepaalde punten af van de norm, maar kan daar expliciete redenen voor aangeven en zie geen directe noodzaak of mogelijkheid er iets aan te veranderen. zz Ik zie de noodzaak en heb de mogelijkheden om mijn handelen zo te veranderen dat ik meer volgens de norm werk. zz Ik zie de noodzaak, maar heb niet de mogelijkheden om mijn handelen zo te veranderen dat ik meer volgens de norm werk. B. Groepen logopedisten in een organisatie Een groep logopedisten die samen kritisch naar de door hen geboden zorg wil kijken, kan nagaan in hoeverre ze volgens de standaarden werkt. Door steeds (een gedeelte van) de vragen uit de checklist individueel te beantwoorden en de antwoorden daarna met elkaar te vergelijken, krijgt men inzicht in ieders werkwijze. Vervolgens legt men vast welke verbetermogelijkheden en leerpunten de groep van elkaar wil overnemen, en welke verbeteracties gewenst zijn. Door zo te werken, kunnen ook plaatselijke protocollen ontstaan; een afgesproken werkwijze voor een bepaalde groep cliënten. C. Kwaliteitskringen De standaarden kunnen onderwerp van gesprek zijn in kwaliteitskringen. Door regelmatig (onderdelen van) de standaarden onderwerp te maken van intercollegiale gesprekken krijgen de kringleden zicht op de kwaliteit van de geleverde zorg. Het gebruik van de checklist kan daarbij behulpzaam zijn.
21
Praktische tips voor het gebruik van de checklist Tijdens het uittesten van de checklisten werd een aantal ervaringen opgedaan. De belangrijkste conclusies zijn: zz Het is noodzakelijk om een evenwicht te vinden tussen enerzijds begrijpelijke formuleringen voor de geïnterviewden (spreektaal) en anderzijds nauwkeurige formuleringen in de checklist (schrijftaal). Blijf, met het oog op uniformiteit en validiteit, toch zo dicht mogelijk bij de schriftelijke tekst van de checklist. zz Bij het afnemen van de checklist is het de bedoeling dat de ondervraagde24 de vragen beantwoordt met betrekking tot een van tevoren bepaalde cliënt. Ook de gegevens van die specifieke cliënt dienen dan als bron in de registratie. zz Houd er rekening mee dat lange vragenlijsten (checklist) niet populair zijn. Gebruik liever meerdere korte (één A4tje) dan eenmalig een lange vragenlijst. Dit is niet alleen prettig voor de ondervraagde, maar het geeft de logopedist bovendien meer de gelegenheid ook een probleemanalyse (mogelijke oorzaken) te doen, conclusies te trekken en, indien nodig, verbeteracties op te stellen. zz Het is wenselijk dat de vragen aan de cliënt en/of zijn omgeving gesteld worden in afwezigheid van de (be) handelend logopedist. De aanwezigheid van de (be)handelend logopedist kan sociaal wenselijke antwoorden in de hand werken. zz Door bij de beantwoording van de vragen opmerkingen te noteren, is het interpreteren van de resultaten (waar voldoe ik aan de norm en waar wijk ik af) en daaruit conclusies trekken efficiënter te doen. zz Het is in het algemeen niet aan te raden om de gehele checklist te gebruiken. De afname van de checklist vergt namelijk erg veel tijd. Bovendien levert de afname van het instrument te veel verbeterpunten op om ineens aan te pakken. Hier ligt een systematische aanpak voor de hand. In het algemeen maakt de logopedist voor zichzelf of in overleg met anderen, een keuze voor die aspecten van het logopedisch handelen waarvan hij de kwaliteit wil onderzoeken of wenst te verbeteren. Zo kan per standaard gewerkt worden, maar ook modulair: thematisch steeds een ander gedeelte van het instrument afnemen waarna verbeterplannen worden gemaakt. Naast het gebruiken van deze standaard en de bijbehorende checklist, kan er door logopedisten in de verpleeghuiszorg ook gebruik gemaakt worden van andere kwaliteitsinstrumenten. Dit zijn bijvoorbeeld: zz zz zz zz zz zz zz
korte verbeter cyclus, intervisie, casuïstiek, bekijken/bespreken van een richtlijn, zelfevaluatie praktijkvoering, kwaliteitscriteria patiëntenperspectief, kwaliteitscriteria Stage Logopedie,
zz zz zz zz zz zz zz
gids beroepsproducten, kwaliteitseisen logopedist, inrichtingseisen instellingen, beroepscode, beroepsprofiel, competentieprofiel, Methodisch Logopedisch Handelen.
Meer informatie over al deze kwaliteitsinstrumenten kan gevonden worden in de Toolkit Kwaliteitskringen (te downloaden op de website www.ikbenlogopedist.nl, onder Netwerk, onder Kwaliteitskringen.
24
Dit kan de logopedist zelf zijn, maar ook de cliënt zelf of zijn mantelzorger.
22
Checklist logopedische standaarden voor de somatische cliënt in het verpleeghuis Naam logopedist: Datum: VERWIJZING Heeft de logopedist: zz Voorafgaande aan het anamnesegesprek kennisgenomen van de door de verwijzend arts verstrekte gegevens van de cliënt met problemen op logopedisch gebied? zz relevante onderzoeksgegevens en/of informatie van andere hulpverleners verzameld omtrent de cliënt en geordend in het dossier van de cliënt? zz nagegaan welk zorgzwaartepakket is toegewezen aan de cliënt en hoeveel uren logopedie er ter beschikking staan voor de behandeling van deze cliënt? zz bij onduidelijke en/of onvolledige vraagstelling voor logopedisch onderzoek en/of behandeling contact opgenomen met de verwijzer?
Ja
Nee
r
r
r
r
r
r
r
r
Ja r
Nee r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r r r
r r r
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van verwijzing:
ANAMNESE EN ONDERZOEK Heeft de logopedist: zz een optimale omgeving voor de cliënt gecreëerd? zz invoelend vermogen, interesse en begrip getoond en actief geluisterd naar hetgeen de cliënt vertelt tijdens het anamnese gesprek? zz relevante gegevens over de hulpvraag van de cliënt en/of zijn omgeving verzameld ten behoeve van de logopedische diagnose en de eventueel in te stellen behandeling van de cliënt? zz informatie uit het anamnesegesprek schriftelijk gerapporteerd in het dossier op de daarvoor afgesproken plek? zz de cliënt gemotiveerd en geïnformeerd over de opzet, de inhoud en het doel van het onderzoek? zz flexibiliteit ten opzichte van de cliënt en de onderzoekswijze getoond door bij de keuze van de onderzoeksmethode rekening te houden met de aanwezige beperkingen van de cliënt en zijn omgeving? zz door middel van observatie en/of het hanteren van meetinstrumenten, relevante gegevens op één of meer gebieden verzameld, geordend en gerapporteerd? zz de in standaard 11 genoemde gegevens geordend? zz wanneer een meetinstrument gebruikt wordt, de handleiding ervan gehanteerd?
23
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van anamnese en onderzoek:
FORMULEREN VAN CONCLUSIES EN BESLISSEN WEL OF NIET BEHANDELEN Heeft de logopedist: zz op basis van een analyse van de verzamelde gegevens een (voorlopige) logopedische diagnose opgesteld volgens het ICIDH-model of het ICF-model? zz bij het op te stellen voorlopige voorstel logopedisch (be)handelplan rekening gehouden met de cliënt (en/of zijn omgeving)? zz de onderzoeksresultaten en de logopedische diagnose met de cliënt en/of zijn omgeving besproken? zz zijn voorstel voor logopedische behandeling van de cliënt en eventuele risico’s met de cliënt en/of zijn omgeving besproken? zz de mogelijkheden ingeschat om verantwoordelijkheden met de cliënt te delen? zz op grond van de verzamelde gegevens met de cliënt en/of zijn omgeving besproken of logopedische behandeling al dan niet gestart wordt? zz indien besloten is dat er geen logopedische behandeling gestart wordt, de behandeling afgerond? zz de andere leden van het multidisciplinair team geïnformeerd met betrekking tot de onderzoeksresultaten, de logopedische diagnose en zijn voorstel voor logopedische behandeling van de cliënt? zz eventueel na overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team, overwogen welke hulpmiddelen aangepast en/of aangevraagd kunnen worden ten behoeve van de cliënt? zz zo nodig, via de behandelend arts een verwijzing naar een andere discipline geadviseerd voor aanvullend onderzoek en/of behandeling?
Ja
Nee
r
r
r
r
r
r
r r
r r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van formuleren van conclusies en beslissen wel of niet behandelen:
24
OPSTELLEN BEHANDELPLAN Heeft de logopedist: zz de logopedische doelstelling bepaald en de overige leden van het multidisciplinaire team en de cliënt en/of zijn omgeving geïnformeerd, in hoeverre dit past in het zorgleefplan? zz de inhoud, werkwijze en de opbouw van het logopedisch behandelplan van de cliënt bepaald? zz in het dossier de logopedische onderzoeksresultaten, de diagnose en het logopedisch (be)handelplan gerapporteerd?
Ja
Nee
r
r
r
r
r
r
Ja
Nee
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r r
r r
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van opstellen behandelplan:
UITVOEREN VAN DE BEHANDELING Heeft de logopedist: zz de gekozen werkwijze toegepast, waarvan verwacht wordt dat die de mogelijkheden op communicatief gebied en/of het kauwen en slikken optimaliseert? zz de cliënt en/of zijn omgeving instructies gegeven bij de uitvoering van de diverse aspecten/ oefeningen van de gekozen methode en bij het omgaan met stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen door uitleg te geven? zz educatie gegeven over de logopedische stoornis, de oorsprong van de logopedische stoornis en de gevolgen van de stoornis aan de cliënt en/of zijn omgeving? zz adviezen gegeven over de logopedische stoornissen op communicatief gebied en/of het kauwen en slikken aan de cliënt en/of zijn omgeving? zz de (omgeving van de) cliënt begeleid inzake omgang met de stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen om de communicatieve mogelijkheden en/of het kauwen en slikken te optimaliseren? zz de manier waarop de cliënt en/of zijn omgeving de gegeven instructies opvolgen, bewaakt door middel van observatie en navraag of de instructies begrepen zijn? zz mogelijkheden verschaft aan de cliënt en/of zijn omgeving om hetgeen dat tijdens de logopedische behandeling geleerd is, in de praktijk toe te passen? zz het verloop van de behandeling schriftelijk vastgelegd? Aanvullende opmerkingen ten aanzien van uitvoeren van de behandeling:
25
EVALUEREN Heeft de logopedist: zz de opbouw van het behandelprogramma bewaakt door na te gaan of het logopedisch (be)handelplan aansluit bij het doel van de logopedische behandeling. Hij doet dit door observatie tijdens de behandelingen en tussentijdse evaluaties van de behandeling met de cliënt en/of zijn omgeving? zz de anamnese, het logopedisch onderzoek, de diagnostiek, de inhoud en opbouw van het logopedisch behandelplan, het effect van de behandeling geëvalueerd (in overleg) met de cliënt en deze vergeleken met de eigen bevindingen? zz (tussentijdse) evaluaties van de behandeling schriftelijk vastgelegd? zz indien de logopedische adviezen omtrent communicatie en/of eten en drinken niet worden opgevolgd door de cliënt en/of zijn omgeving, gerapporteerd in het dossier en besproken met de behandelend arts? zz de behandelend arts en het multidisciplinair team geïnformeerd omtrent het verloop en het effect van de logopedische behandeling?
Ja
Nee
r
r
r r
r r
r
r
r
r
Ja
Nee
r
r
r
r
r
r
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van het evalueren van de behandeling:
AFSLUITEN VAN DE BEHANDELING Heeft de logopedist: zz aan de behandelend arts en andere betrokkenen een verslag uitgebracht omtrent het beëindigen van de behandeling, het resultaat van de behandeling en de eventuele prognose ten aanzien van de verdere ontwikkeling? zz indien nodig en/of gewenst, de nazorg van de logopedische behandeling geregeld door controleafspraken te maken en/of zorg te dragen voor verwijzing naar een logopedische praktijk in de eerste lijn? zz het multidisciplinaire team geïnformeerd over de verzamelde gegevens uit de controleonderzoeken en bepaald of hervatting van logopedische behandeling wenselijk is? Aanvullende opmerkingen ten aanzien van afsluiten van de behandeling:
26
Belangrijkste aandachtspunten met betrekking tot logopedische standaarden voor de somatische cliënt in het verpleeghuis zz zz zz zz zz
27
Checklist logopedische standaarden voor de psychogeriatrische cliënt in het verpleeghuis Naam logopedist: Datum: VERWIJZING Heeft de logopedist: zz voorafgaande aan het anamnesegesprek kennis genomen van de door de verwijzend arts verstrekte gegevens van de cliënt met problemen op logopedisch gebied? zz relevante onderzoeksgegevens en/of informatie verzameld van andere hulpverleners omtrent de cliënt en geordend in het dossier van de cliënt? zz nagegaan welk zorgzwaartepakket is toegewezen aan de cliënt en hoeveel uren logopedie er ter beschikking staan voor de behandeling van deze cliënt? zz bij onduidelijke en/of onvolledige vraagstelling voor logopedisch onderzoek en/of behandeling contact opgenomen met de verwijzer?
Ja
Nee
r
r
r
r
r
r
r
r
Ja r r
Nee r r
r
r
r r
r r
r
r
r r
r r
r
r
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van verwijzing:
ANAMNESE EN ONDERZOEK Heeft de logopedist: zz een optimale omgeving voor de cliënt gecreëerd? zz het anamnesegesprek gevoerd met de cliënt en zijn omgeving? zz invoelend vermogen, interesse en begrip getoond ten aanzien van de cliënt en zijn omgeving? zz informatie uit het anamnesegesprek schriftelijk in het dossier op de daarvoor afgesproken plek gerapporteerd? zz na het afnemen van de anamnese over relevante gegevens beschikt? zz de cliënt (rekening houdend met diens psychische gesteldheid en het neuropsychologisch functioneren) en zijn omgeving gemotiveerd en geïnformeerd over het doel, de opzet en de inhoud van het onderzoek? zz bij de keuze van het onderzoeksinstrument, rekening gehouden met de psychische gesteldheid en het neuropsychologisch functioneren van de cliënt en zijn omgeving? zz wanneer een meetinstrument gebruikt is, de handleiding ervan gehanteerd? zz door middel van observatie (zowel in therapieruimte als tijdens dagelijks functioneren van de cliënt op de verpleegafdeling of elders), en/of het hanteren van meetinstrumenten informatie verzameld, geordend en gerapporteerd?
28
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van anamnese en onderzoek:
FORMULEREN VAN CONCLUSIES EN BESLISSEN WEL OF NIET BEHANDELEN Heeft de logopedist: zz op basis van een analyse van de verzamelde gegevens een (voorlopige) logopedische diagnose volgens het ICIDH-model of het ICF-model gesteld? zz bij het op te stellen voorstel logopedisch (be)handelplan rekening gehouden met de cliënt (en/of zijn omgeving)? zz overwogen, eventueel in overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team, welke (logopedische) methoden en/of hulpmiddelen toegepast kunnen worden ten behoeve van de cliënt? zz de onderzoeksresultaten en de logopedische diagnose met de cliënt en/of zijn omgeving besproken, rekening houdend met diens psychische gesteldheid en neuropsychologisch functioneren? zz de cliënt en/of zijn omgeving geïnformeerd en gemotiveerd omtrent de stoornis, de gevolgen van deze stoornis en het voorstel voor de logopedische behandeling (doel, werkwijze en gebruik van eventuele hulpmiddelen) en eventuele risico’s met de cliënt en/ of zijn omgeving? zz op grond van de verzamelde gegevens besproken met de cliënt en/of zijn omgeving of logopedische behandeling al dan niet gestart wordt? zz indien besloten is dat er geen logopedische behandeling gestart wordt, de behandeling afgerond? zz de andere leden van het multidisciplinair team geïnformeerd met betrekking tot de onderzoeksresultaten, de logopedische diagnose en zijn voorstel voor logopedische behandeling van de cliënt? zz zo nodig via de behandelend arts een verwijzing geadviseerd naar een andere discipline voor aanvullend onderzoek en/of behandeling? zz de logopedische diagnose en het behandelvoorstel schriftelijk in het logopedisch dossier van de cliënt geregistreerd?
Ja
Nee
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van formuleren van conclusies en beslissen wel of niet behandelen:
29
OPSTELLEN BEHANDELPLAN Heeft de logopedist: zz de logopedische doelstelling bepaald en de overige leden van het multidisciplinaire team geïnformeerd in hoeverre dit past in het zorgleefplan? zz de inhoud, werkwijze en de opbouw van het logopedische behandelplan bepaald, dat zal worden toegepast bij de behandeling van de cliënt en/of zijn omgeving? zz in het dossier de logopedische onderzoeksresultaten, de diagnose en het logopedisch (be) handelplan gerapporteerd?
Ja
Nee
r
r
r
r
r
r
Ja r
Nee r
r
r
r
r
r
r
r r
r r
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van opstellen behandelplan:
UITVOEREN VAN DE BEHANDELING Heeft de logopedist: zz de gekozen werkwijze toegepast? zz adviezen gegeven over de logopedische stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen op communicatief gebied en/of het kauwen en slikken aan de cliënt en/of zijn omgeving? zz de cliënt en/of zijn omgeving begeleid inzake omgang met de stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen om de communicatieve mogelijkheden en/of het kauwen en slikken te optimaliseren? zz de manier bewaakt waarop de cliënt en/of zijn omgeving de gegeven instructies opvolgt door middel van observatie en navraag of de instructies begrepen zijn? zz mogelijkheden aan de cliënt en/of zijn omgeving verschaft om hetgeen dat tijdens de logopedische behandeling geleerd is, in de praktijk toe te passen? zz het verloop van de behandeling schriftelijk vastgelegd? Aanvullende opmerkingen ten aanzien van uitvoeren van de behandeling:
30
EVALUEREN Heeft de logopedist: zz de opbouw van het logopedisch (be)handelplan bewaakt door na te gaan of dit aansluit bij het doel van de logopedische behandeling? zz de anamnese, het logopedisch onderzoek, de diagnostiek, de inhoud en opbouw van het logopedisch behandelplan, het effect van de behandeling (in overleg) met de cliënt geëvalueerd en vergeleken deze met de eigen bevindingen? zz het verloop van de logopedische behandeling in het dossier gerapporteerd? zz Indien de logopedische adviezen omtrent communicatie en/of eten en drinken niet worden opgevolgd door de cliënt en/of zijn omgeving, dit in het dossier gerapporteerd en besproken met de behandelend arts? zz de verwijzend arts en het multidisciplinair team geïnformeerd omtrent het verloop en het effect van de logopedische behandeling?
Ja
Nee
r
r
r r
r r
r
r
r
r
Ja
Nee
r r
r r
r
r
r
r
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van evalueren:
AFSLUITEN VAN DE BEHANDELING Heeft de logopedist: zz aan de verwijzend c.q. behandelend arts en andere betrokkenen een eindverslag uitgebracht omtrent het beëindigen van de behandeling, het resultaat van de behandeling en de eventuele prognose ten aanzien van de verdere ontwikkeling? zz de nazorg geregeld van de logopedische behandeling? zz de periodieke evaluatiebesprekingen gehouden met de cliënt en omgeving de volgende zaken aan de orde komen? zz het multidisciplinaire team geïnformeerd met de uit de periodieke besprekingen verzamelde gegevens en bepaald of hervatting van logopedische behandeling noodzakelijk is? Aanvullende opmerkingen ten aanzien van afsluiten van de behandeling:
31
Belangrijkste aandachtspunten met betrekking tot logopedische standaarden voor de psychogeriatrische cliënt in het verpleeghuis zz zz zz zz zz
32
Literatuur Albers, G. e.a.: Centrale ontwikkeling en legitimering van logopedische standaarden. Nijmegen, 1996. Uitgave Hogeschool Nijmegen. Appelman, A.: Onderzoek onderzocht: algemene standaarden en meetinstrumenten voor kwaliteitszorg. Lezing op symposium, januari 1993, Nijmegen. Arts, I. e.a.: Implementatie van de logopedische standaarden en het meetinstrument. Nijmegen, 1998. Uitgaven van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Broekhuizen A., H. ter Horst en S. Meijs: Uniforme en gelegitimeerde kwaliteitsstandaarden en bijbehorende meetinstrumenten voor logopedisten in het Onderwijs. Januari 2001, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Hendriks, L, Hollands, L e.a: Elementen van kwaliteitszorg. 1997, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen / CBO. Kalf, H., J. de Beer. (2004). Evidence-based logopedie. Logopedische handelen gebaseerd op wetenschappelijke evidentie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. (2001). Beroepscode voor logopedisten. Woerden: NVLF. Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. (2003). Beroepsprofiel logopedist. Woerden: NVLF. Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. (2009). Conceptrichtlijn Verslaglegging. Woerden: NVLF. Meulenberg-Brouwer, A., H. van der Pol-Top, C. Kuiper. (2008). Dialoog. Een theoretisch en praktisch perspectief op de beroepsrollen van de logopedist. Utrecht: Lemma Uitgeverij. Schellekens, W. en W. den Hartog: Richtlijnen zijn hulpmiddel voor betere zorg. ZetN, juni 2000. Stichting LOC. (2010). ZZP: wat kan ik ermee? Een wegwijzer voor cliënten bij zorgzwaartepakketten. Utrecht: Stichting LOC.
33
Begrippen / Afkortingen / Wetten Afkortingen AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
DTL
Directe Toegankelijkheid Logopedie
ICF
International Classification of Functioning, Disability and Health
ICIDH
International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps
NVLF
Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie
ZZP
Zorgzwaartepakket
Begrippen Anamnese
Gesprek waarin de (medische) voorgeschiedenis van de (logopedische) stoornis / ziekte besproken wordt. Daarnaast komt ook de fysieke en sociale context van de cliënt aan bod en wordt er gesproken over de hulpvraag en de verwachting ten aanzien van de logopedische therapie.
Arts
Verwijzend en/of behandelend specialist (huisarts/psychiater/specialist ouderengeneeskunde).
Behandeling
Een “totale” behandeling door een logopedist / binnen een afdeling logopedie. De behandeling wordt gekenmerkt door: zz een eerste zorgcontact zz een of meerdere behandelsessies zz een behandelevaluatie waarna de logopedische behandeling (door de logopedist) wordt beëindigd. De logopedische behandeling bij mensen met een meervoudige beperking bestaat uit directe behandeling, maar voor een groot deel ook uit indirecte behandeling. Zie ook: indirecte behandeling en directe behandeling.
34
Behandelovereenkomst
Patiënten en hulpverleners hebben rechten en plichten. Deze staan vastgelegd in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). Deze wet is van belang voor iedereen die met medische zorg te maken krijgt. Zodra een hulpverlener een patiënt gaat onderzoeken of behandelen, is er sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. De wet heeft tot doel de rechtspositie van de patiënt te versterken. www.minvws.nl Zowel de cliënt als de hulpverlener hebben op grond van deze wet een aantal rechten en plichten. Volgens deze wet is de cliënt de opdrachtgever en moet hij kunnen instemmen met een behandeling. Daarom is het van belang dat de hulpverlener de cliënt informeert over wat er met hem aan de hand is, welke behandeling hij adviseert, wat de eventuele gevolgen en nadelen zijn, en of er alternatieven bestaan. De behandelafspraken staan vastgelegd in de behandelovereenkomst.
Beroepscode
Logopedisten zijn gebonden aan normen en waarden vastgelegd in gedragsregels. Deze regels zijn te vinden in de ”beroepscode voor logopedisten”. Het hebben van een code betekent voor de beroepsbeoefenaren een manier om de beroepsgroep als professie gestalte te geven. Daarmee geeft de logopedist aan tot een speciale groep te behoren met eigen normen voor het gedrag, met een eigen traditie en eigen groepsbewustzijn.
Beroepsprofiel
Een gestructureerde verzameling uitspraken over taken die als regel in de beroepsuitoefening van de logopedist voorkomen. Het is geen toetsingsinstrument maar een uitgebreide deskundigheidsomschrijving. Op basis van het algemene beroepsprofiel zijn speciale beroepsprofielen ontwikkeld voor de verschillende werkvelden die als basis dienen voor de standaarden. De standaarden zijn ontwikkeld op basis van het beroepsprofiel van 2003.
Cliënt
Een cliënt (van de instelling) met een zorgvraag
Cliëntgebonden tijd
Cliëntgebonden tijd/handelingen kan opgedeeld worden in twee delen namelijk: de directe behandeltijd en de indirecte behandeltijd.
Coachen
Persoonlijke begeleiding van de (omgeving van) de cliënt in het leren omgaan met de aanwezige (logopedische) stoornissen.
Cognitie
Het leervermogen van een cliënt dat uitgesplitst is in cognitieve functies als waarneming, aandacht, inprenting, geheugen, oriëntatie, denken, taalgebruik, executieve functies en vaardigheden.
Communicatiehulpmiddelen
Voorwerpen of instrumenten die een cliënt gebruikt ten dienste/ten behoeve van de communicatie.
Co-therapeut
Een co-therapeut is een mantelzorger die geregeld meegaat naar de logopedische sessies met als doel de cliënt thuis te kunnen helpen met de oefeningen.
35
Diagnose
De medische diagnose is de naam van de bij een cliënt vastgestelde ziekte of aandoening. De aard van ziekte of aandoening en de aard van de lichamelijke en geestelijke toestand van een cliënt, zijn bepalend voor de logopedische diagnose (en behandeling). De logopedist behandelt de logopedische gevolgen van ziekte, niet de ziekte zelf. Voor de diagnosestelling van de logopedische gevolgen van ziekte wordt gebruik gemaakt van de ICIDH-classificatie voor de logopedie of het ICF-logopedie.
Directe behandeling
De tijd waarbij de cliënt bij de zorgverlener aanwezig is. Hieronder valt echter ook de tijd die de logopedist besteedt aan het ontwerpen en eventueel uitvoeren van een communicatiehulpmiddel.
Dossier
Alle documenten die op een cliënt betrekking hebben, dit kan zowel een papieren als een elektronisch dossier zijn. In deze standaard wordt met dossier het zorgdossier van de cliënt bedoeld.
Evidence based practice
Het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijs om beslissingen te nemen voor individuele cliënten
Hetero-anamnese
Gesprek met de omgeving van de patiënt waarin de (medische) voorgeschiedenis van de (logopedische) stoornis / ziekte besproken wordt. Daarnaast komt ook de fysieke en sociale context van de omgeving van de patiënt aan bod en wordt er gesproken over de hulpvraag en de verwachting van de logopedische therapie van de omgeving van de patiënt.
Indirecte behandeling
De tijd die de zorgverlener besteedt aan o.a. het informeren van de verwijzend arts, overleg met andere teamleden, het registreren van de gegevens enzovoorts. Onder indirecte behandeling wordt ook verstaan het adviseren van de omgeving van de cliënt in het omgaan met de logopedische beperkingen van de cliënt. Dit is een belangrijk onderdeel in het werk van logopedisten die werken met deze doelgroep. De cliënt is hier doorgaans niet bij aanwezig.
Interventie
Een bewuste en doelgerichte handeling ten behoeve van een individu of groep om hierdoor verandering in stoornis, beperking en/of handicap of behoud van de huidige functies te bewerkstelligen.
Kauwen en slikken
Het fijnmaken van voeding met de tanden en kiezen. het brengen van eten of drinken van de mond via de keel(holte) en slokdarm naar de maag.
Kortdurende behandeling
Behandeling die na enkele behandelsessies afgerond is.
Mondzorg
Mondzorg is gericht op het bereiken en handhaven van een optimale hygiëne en functionaliteit van de mond en de directe omgeving (wangen, kaakgewricht). Vooral fysieke aspecten (kauwen, spreken, mimiek) bepalen deze functionaliteit, maar ook psychische (zelfwaardering) en sociale (relatie tot anderen) aspecten zijn van belang. Dit laatste blijkt onder andere uit de groeiende zorg gericht op esthetiek. Het eigen gebit zorgt het best voor de optimale functionaliteit. Waar dit niet mogelijk is worden prothetische voorzieningen zoals bruggen, kronen en kunstgebitten toegepast. www.rivm.nl
36
Neuropsychologisch functioneren
Het functioneren van de cliënt met betrekking tot cognitie, emotie en gedrag. Zie ook Cognitie.
Niet-cliëntgebonden tijd
Dit zijn de werkzaamheden die niet direct van invloed zijn op de behandeling van de cliënt. De niet-cliënt gebonden handelingen vallen buiten de behandelingsduur zoals administratie die niet direct gerelateerd is aan de cliënt, het bijwonen en/of geven van cursussen, het voeren van werkoverleg, vakliteratuur lezen
Omgeving
Valt uiteen in sociale omgeving en fysieke omgeving: 1. Sociale omgeving: alle mensen die deel uitmaken van het dagelijks leven van een cliënt (partner, ouder(s), mentor(en)/curator(en)/ bewindvoerder(s), verzorger(s)/begeleider(s), familie, vrienden en collega’s). 2. Fysieke omgeving: de ruimte waarin de cliënt verblijft, zoals instelling, of thuis, maar ook buitenruimte.
Onderzoek
Deze term wordt op twee manieren gebruikt: 1. Onderzoek (in brede zin): alle mogelijke bronnen/technieken die de logopedist inzet om alle mogelijke informatie te verzamelen, die bijdraagt aan het stellen van de logopedische diagnose (“inventarisatie”). 2. Onderzoek (in engere zin): het logopedisch onderzoek dat de logopedist inzet om de communicatieve vaardigheden en/of kauwen en slikken van de cliënt in kaart te brengen: via gesprek, observatie, vragenlijst en/of test (“onderzoek”). Ook deze informatie draagt bij aan het stellen van de logopedische diagnose.
Prognose
Voorspelling van het verloop van de klacht/het probleem/de stoornis.
Receptieve taal
Het begrip van (aangeboden) taal door de cliënt.
Secundaire communicatie stoornissen
Taal en communicatie stoornissen bij rechtshemisferisch hersenletsel.
Sensibiliteit
Gevoeligheid in het gelaat. Dit wordt verdeeld in pijn-, temperatuur- en oppervlakkige tastzin.
Standaard
Professioneel overeengekomen uitvoeringsniveau voor het logopedisch handelen. Of: (kwaliteits-)standaarden kunnen worden gedefinieerd als een door de beroepsgroep in een bepaald werkveld overeengekomen niveau van zorg en zijn dus de norm voor het handelen of de norm of streefniveau van een specifieke beroepsgroep
Verwijzing
Schriftelijk verzoek van de behandelend arts aan een andere discipline voor aanvullend onderzoek bij een cliënt. De verwijzer is hierdoor eindverantwoordelijk voor de behandeling van de cliënt.
Veilige omgeving
Een omgeving waarin de cliënt zich op zijn gemak voelt en waarin rekening is gehouden met de beperkingen van de cliënt (bijv. prikkelarme omgeving).
Volwassene
Een persoon van 18 jaar of ouder.
37
Wilsbekwaam
Voordat een behandeling start, dient er toestemming te zijn van de wilsbekwame cliënt. Hem moet uitgelegd worden wat er waarom zou moeten gebeuren, welke resultaten verwacht mogen worden, welke risico’s er gelopen worden en welke alternatieven er zijn. Als een cliënt wilsonbekwaam geacht wordt, dient de vertegenwoordiger van de client, na geïnformeerd te zijn, deze toestemming te verlenen. Onderzocht moet worden of cliënt in staat is om de informatie te begrijpen die nodig is voor het maken van een beslissing. Iedere cliënt is wilsbekwaam tot dat het tegendeel blijkt. Verder is van belang te noemen dat het gaat om wilsbekwaamheid terzake. Dit houdt in dat een cliënt bekwaam kan worden geacht voor de ene beslissing, maar voor een andere (wellicht) meer ingewikkelde of meer ingrijpende niet.
Zorgleefplan
Het zorgleefplan (ZLP) helpt je de cliënt zo te ondersteunen dat hij zijn leven (ondanks ziekte of handicap) zoveel mogelijk kan voortzetten zoals hij dat wil. De voorkeuren, vragen, behoeften of doelen van de cliënt zijn het uitgangspunt van het ZLP.
ZZP
In een zorgzwaartepakket (ZZP) staat beschreven welke zorg een bewoner van een instelling nodig heeft.
Wetten Dit onderdeel wordt later toegevoegd.
38
BIJLAGEN Bijlage I Bijlage II Bijlage III
Nadere beschrijving van de rollen van de logopedist Informatie uit het Anamnesegesprek Aandachtspunten voor alle contactmomenten
39
Bijlage I
Nadere beschrijving van de rollen van de logopedist
Afgeleid uit het Beroepsprofiel (NVLF, 2003) Zorgaanbieder/therapeut De logopedist in de rol van zorgaanbieder/therapeut werkt via een verwijzing door een arts en is gericht op het verlenen van individuele zorg zoals omschreven in de Wet BIG. Deze zorg kan preventief en curatief van aard zijn. Logopedisten in het gewoon onderwijs zijn veelal preventief werkzaam in het kader van de Wet Collectieve Preventie (WCP). Trainer De logopedist in de rol van trainer geeft op methodische wijze vorm aan een ontwikkelings- of veranderingsproces met als doel de communicatiemogelijkheden van (groepen) cliënten te verbeteren c.q. problemen van (groepen) cliënten op dit gebied te voorkomen. Adviseur De logopedist in de rol van adviseur stelt zijn kennis en vaardigheden ter beschikking aan organisaties of personen zonder een therapeutische relatie aan te gaan met betreffende cliënt. Coördinator De logopedist in de rol van coördinator geeft aanwijzingen aan andere bij de cliënt betrokken zorgaanbieders omtrent de onderlinge afstemming van de individuele zorg. Manager De logopedist in de rol van manager beheert een praktijk, onderneming, afdeling of dienst. Ondernemer De logopedist in de rol van ondernemer draagt zorg voor de continuïteit van zijn praktijk, onderneming, afdeling of dienst. Begeleider/coach De logopedist in de rol van begeleider/coach stimuleert en motiveert collega’s, teamleden en stagiairs. Beroepsbeoefenaar De logopedist in de rol van beroepsbeoefenaar levert een actieve bijdrage aan het op het vereiste peil houden van de kwaliteit van zijn beroep. Innovator De logopedist in de rol van innovator werkt op een pro-actieve wijze mee aan het vernieuwen en waar mogelijk verbeteren van de inhoud en organisatie van aanbod aan preventie, zorg, training en advies op het gebied van de logopedie.
40
Bijlage II
Informatie uit het Anamnesegesprek
Deze bijlage heeft als doel het verzamelen van mogelijke onderwerpen voor het anamnesegesprek, die voorheen vermeld stonden in de standaarden Verpleeghuizen. Door deze onderwerpen hier te verzamelen worden de standaarden zelf overzichtelijker. Daarnaast kan dit overzicht zo gemakkelijk gebruikt worden door starters of herintreders bij het afnemen van een anamnesegesprek binnen dit werkveld. zz formulering van de hulpvraag en hoe deze ontstaan is, zoals verwoord door de cliënt en/of omgeving (volgens ICF-model); zz informatie over de houding van de cliënt zelf en zijn omgeving ten opzichte van zijn klacht/hulpvraag; zz informatie over relevante medische voorgeschiedenis; zz informatie met betrekking tot de gezins-/familiesituatie; zz informatie over personen in de familie met dezelfde problemen als de cliënt; zz informatie over de wijze van communiceren van de cliënt; zz informatie over de aanwezige stoornissen in het kauwen en slikken; zz informatie over het gehoor en de visus; zz informatie over eventuele stoornissen op (senso-)motorisch, sociaal, emotioneel, en/of neuropsychologisch gebied; zz informatie over opleiding, beroep en interesses van de cliënt (participatie en activiteiten niveau van het ICFmodel); zz informatie over het premorbide functioneren van de cliënt op communicatief; zz (senso-)motorisch, emotioneel, sociaal en neuropsychologisch gebied; zz informatie over motivatie en belastbaarheid van de cliënt; zz informatie over rol en belastbaarheid van de omgeving; zz informatie over kwaliteit van leven; zz informatie over gebruikte hulpmiddelen; zz informatie over premorbide functioneren op het gebied van eten en drinken; zz informatie over premorbide eetgewoonten; zz informatie over afweergedrag; zz informatie over passiviteiten; zz informatie over eventuele eerdere logopedische behandeling; zz informatie over de verwachtingen van de cliënt van de logopedische behandeling; zz informatie over eventuele andere relevante zaken die een rol zouden kunnen spelen bij het stellen van de logopedische diagnose.
41
Bijlage III
Aandachtspunten voor alle contactmomenten
Deze bijlage heeft als doel het verzamelen van mogelijke punten met betrekking tot attitude van de logopedist t.o.v. de cliënt en/of zijn omgeving, die voorheen vermeld stonden in de standaarden Verpleeghuizen. Door deze punten hier te verzamelen worden de standaarden zelf overzichtelijker. Bij contact met een cliënt kan de logopedist letten op de volgende aandachtspunten: zz zz zz zz zz zz zz
zz zz zz zz zz
Zich voor te stellen. Uit te leggen wat het doel van zijn komst is / doel van de behandeling/ het gesprek is. Voldoende tijd te nemen voor het gesprek/behandeling. Het taalgebruik aan te passen; vaktermen zo mogelijk te vermijden of toe te lichten. Bij de uitleg rekening te houden met de eventuele communicatieve beperkingen van de cliënt. Rekening te houden met de psychische gesteldheid en het cognitief functioneren van de cliënt (en eventuele andere beperkingen). De privacy van de cliënt te waarborgen; vertrouwelijke gegevens omtrent de cliënt worden pas aan andere hulpverleners en instanties verstrekt nadat de cliënt (of zijn omgeving) hiervoor toestemming heeft gegeven. De cliënt in het gesprek te betrekken en serieus te nemen. Ruimte te geven aan gedachten en gevoelens van de cliënt en zijn omgeving. Na te gaan of hij het verhaal van de cliënt en dat van de omgeving goed begrepen heeft en of de cliënt hem goed begrepen heeft. De cliënt en of zijn omgeving tijdens onderzoek/behandeling te informeren, te motiveren en te instrueren. Het gesprek of de behandeling samen vatten.
42
Focusgroepen Bij de herziening van de standaarden Verpleeghuiszorg is een groot aantal leden actief betrokken geweest. Langs deze weg willen we de volgende personen specifiek bedanken voor hun inzet tijdens de focusgroepen: zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz zz
M.H. Alberda-van der Pol J. Arends H. van Asperen-Heida A. Berting-van Everdink S. Buiskool-Koopman A.M. Dielemans A.E.M. van Diepen-van Dongen G.A. Donkerbroek L.M. Eektimmerman G. van Gaalen-Deuzeman M. van Gessel-Knops M.D. Haenen C. Huurneman-Sanderink G. Janssen I. Kalisvaart P.H. Loseman S. van der Lugt-Huisman A. Masselink J.M.P. van den Nieuwelaar-Haans F. Nouwens C. Postma M. de Roos-van der Mierden K. Ruigrok-Scheeps V. Sluis-van der Voorde M. de Vries-Overmeijer A.M. van Wijk
43