Datum 23 maart 2006 Ons kenmerk 2006-0000095384
- de korpschefs van de regionale politiekorpsen - de korpschef van het KPLD - de voorzitter van de raad van toezicht van het LSOP - de directeur van de IT-organisatie - de directeur van de Rijksrecherche
Onderwerp
Stand van zaken CAO-afspraak over voorzieningen t.b.v. eerder stoppen met werken (vervanging Afup)
In deze brief ga ik in op de meest recente stand van zaken over de nieuwe voorziening om eerder te stoppen met werken ter vervanging van de Afup. Hiervoor heb ik twee redenen. Ten eerste kan ik nu melding maken van de ondersteuning die het ABP de korpsen zal bieden en het tijdpad van de uitvoeringswerkzaamheden en de voorlichting. Ten tweede stellen de drie politievakorganisaties die het Akkoord ondertekend hebben (NPB, ACP en VMHP) enkele afspraken over eerder stoppen met werken ter discussie. Om te voorkomen dat er misverstanden ontstaan over de status van de afspraken uit het Akkoord ga ik daar in deze brief ook op in. 1. Algemeen Bij de uitvoeringscirculaire d.d. 21 december 2005 over het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2005-2007 (verder: het Akkoord) bent u geïnformeerd over het vervangen van de Afup door een nieuwe voorziening waardoor eerder stoppen met werken mogelijk blijft. Kort gesteld bestaat deze nieuwe voorziening uit vier elementen: - extra opbouw voor nabestaandenpensioen, degewenst aan te wenden om eerder te kunnen uittreden voor al het personeel; - een algemene levensloopbijdrage voor al het personeel; - een Toelage bezwarende functie (TBF) voor het executieve personeel tot en met schaal 11; - een inhaaltoelage bezwarende functie (iTBF) en extra inkoop van pensioen voor al het personeel aan wie destijds Afup-garantiejaren zijn toegekend, ongeacht wijzigingen in schaal of status nadien. Hiermee wordt in de structurele situatie gerealiseerd dat voor het executieve personeel tot en met schaal 11 (en de aangewezen ATH-functies) een aansprakenniveau van 76% van het middelloon op 60-jarige leeftijd wordt gerealiseerd. Voor de overige ambtenaren is het aansprakenniveau 66,5% van het middelloon op 61 jarige leeftijd. Deze aansprakenniveau’s worden uiteraard
Onderdeel directie Politie Inlichtingen G. Hovius T 070 426 6747 F 070 426 7440 Uw kenmerk
Blad 1 van 6 Aantal bijlagen 0 Bezoekadres Schedeldoekshaven 200 2511 EZ Den Haag Postadres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Internetadres www.minbzk.nl
Datum 23 maart 2006 Ons kenmerk 2006-0000095384
alleen gerealiseerd bij deelname aan de levensloopregeling en inleg van de levensloopbijdrage, de TBF en iTBF. Voor personeel met uitzicht op “polisvoorwaarden FLO” verandert er niets, zij behouden hun aanspraken en de nieuwe afspraken hebben op hen geen betrekking.
2. Stand van zaken uitvoering In de uitvoeringscirculaire werd gesteld dat in het voorjaar 2006 gestart zou worden met een voorlichtingsbijeenkomst die vermoedelijk eind maart 2006 zou plaatsvinden en dat de uitkering van levensloopbijdrage, TBF en iTBF naar verwaching vanaf mei 2006 uitbetaald zou gaan worden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006. Dit tijdpad is te ambitieus gebleken. Het nieuwe tijdpad (zie onderstaand) is afgestemd op maximale ondersteuning door het ABP bij het vaststellen van de iTBF. a. Vaststellen iTBF Om de iTBF vast te stellen is het nodig om van de ambtenaar te weten of en hoeveel garantiejaren voor Afup-algemeen en Afup-specifiek zijn vastgesteld. Deze garantiejaren zijn destijds door korpsen vastgesteld in 2000, voorafgaand aan de introductie van de Afup per 1 januari 2001. De toen vastgelegde garantiejaren zijn aangeleverd aan het ABP die ze heeft geregistreerd. Daarmee is een centrale databank ontstaan van vastgelegde Afup-garantiejaren, beheerd door het ABP. Ten behoeve van het vaststellen van de iTBF zal het ABP een rekentool aanleveren en een bestand van het personeel dat nu bij de korpsen in dienst is. Het bestand bevat de gegevens die de rekentool nodig heeft om de hoogte van de iTBF vast te stellen: de geboortedatum, het aantal garantiejaren voor Afupalgemeen en de garantiejaren voor Afup-specifiek. Door de rekentool te koppelen aan het bestand worden automatisch brieven aangemaakt per individueel personeelslid met diens situatie, inclusief de hoogte van de eventuele iTBF. Het beschikbaar komen van de rekentool met bestand staat gepland voor de week van 24 april a.s. doch uiterlijk 1 mei a.s. Korpsen moeten er dus rekening mee houden dat direct na het beschikbaar komen van de rekentool de nodige werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. De omvang van die werkzaamheden komt gedeeltelijk overeen met de werkzaamheden die destijds in 2000 zijn uitgevoerd ten behoeve van het vaststellen van de Afup-garanties. Ook nu dient immers ieder personeelslid een brief te ontvangen waarop de mogelijkheid van bezwaar en beroep geldt. De voorbereiding van de rekentool wordt opgepakt in samenwerking met het platform van salarisadministrateurs: het LOSA.
Onderdeel directie Politie Blad 2 van 6
Datum 23 maart 2006 Ons kenmerk 2006-0000095384
b. Voorlichting Zoals afgesproken tijdens de tweedaagse CAO-conferentie op 30 november en 1 december 2005 zal de voorlichting aan het personeel landelijk worden geregeld. Gezien de verschillende aanspraken zal deze voorlichting gericht worden op de verschillende doelgroepen. Voorafgaand aan de personeelsvoorlichting zal worden voorzien in een verdiepingsslag in de kennisoverdracht aan P&O-medewerkers. Dit zal plaatsvinden vóór 8 mei a.s. waarbij tevens voorlichtingsmateriaal beschikbaar wordt gesteld om binnen de eigen organisatie verder te werken aan kennisoverdracht aan P&O-medewerkers. Het voorlichtingsmateriaal voor het personeel zal uiterlijk op 15 mei a.s. beschikbaar zijn. Gezien de omvang van de materie waarover de voorlichting moet plaatsvinden wordt gekozen voor een modulaire opbouw van het voorlichtingsmateriaal. Dat wil zeggen: in mei een meer globale voorlichting die zich in aanvang ook expliciet richt op de keuzes die gemaakt moeten worden, gevolgd door nadere verdieping over pensioen en levensloop in een wat later stadium. Hiermee wordt voorkomen dat er een informatie-overload ontstaat. c. Aanbesteding voorkeurinstelling levensloopsparen De levensloopregeling is een belangrijk aspect van de nieuwe voorziening om eerder stoppen met werken mogelijk te maken. Om deze reden is in het Akkoord de Regeling levensloop politie afgesproken, die in de loop van dit jaar in werking zal treden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2006. Op grond van deze regeling kan de ambtenaar door middel van het inzetten van arbeidsvoorwaardelijke bronnen -waaronder de levensloopbijdrage, de TBF en iTBF- geld sparen ten behoeve van een inkomen tijdens een periode van onbezoldigd verlof. De ambtenaar is vrij in zijn keuze bij welke financiële instelling gespaard wordt. In het Akkoord is de afspraak opgenomen om voor de uitvoering van de Regeling levensloop politie een voorkeursinstelling (“preferred provider”) aan te wijzen zodat de werkgever gericht advies kan en mag geven waar het personeel het beste voor levensloop kan sparen. Voor het aanwijzen van een voorkeursinstelling is een Europese aanbesteding nodig. Deze Europese aanbesteding is op 21 maart jl. formeel gestart met de aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie. De planning is erop gericht om op 15 mei a.s. de voorlopige gunning toe te kennen aan één van de instellingen die hebben ingeschreven voor de opdracht. Zodra deze beslissing is genomen zal een overeenkomst worden gesloten met de betreffende instelling onder de opschortende voorwaarde dat binnen een termijn van vijftien kalenderdagen door andere belanghebbenden geen rechtsmiddelen tegen de gunningsbeslissing worden ingesteld. Dat betekent dat, indien de planning haalbaar is, begin juni 2006 de Europese aanbestedingsprocedure is afgerond en de definitieve voorkeurinstelling bekend zal worden gemaakt.
Onderdeel directie Politie Blad 3 van 6
Datum 23 maart 2006 Ons kenmerk 2006-0000095384
d. Voorbereiding door korpsen Er moet in de korpsen een grote klus worden geklaard, omdat van het personeel moet worden vastgesteld of er aanspraak is op een iTBF en hoe hoog deze is. U kunt zich nu reeds gedeeltelijk voorbereiden op deze werkzaamheden. Dit kan door hiervoor in de planning vast rekening mee te houden. Uw personeel kunt u in algemene zin informeren over het aangepaste tijdpad en wat zij kunnen verwachten. Daarbij kunt u bij voorkeur gebruik maken van de het standaardbericht dat via het NPI wordt toegezonden aan de voorlichters van de korpsen. Daarnaast kunt u vast de vorig jaar door het ABP aangeleverde Afupbestanden controleren op juistheid voor wat betreft de vastgelegde Afupgarantiejaren, mocht u dat nog niet hebben gedaan. Tevens kunt u vast de doelgroep in kaart brengen die nadat u de rekentool van het ABP heeft ontvangen met spoed moet worden benaderd. Dit betreft alle executieven die –omdat zij zijn geboren na 1 januari 1951- géén aanspraak hebben op polisvoorwaarden FLO en die gebruik maken van de spaarloonregeling. Voor hen moet immers voor 1 juli a.s. geregeld zijn dat ze desgewenst nog kunnen kiezen om over te gaan op levensloopsparen en dus moeten stoppen met spaarloon. Daarbij moet ook het ingelegde spaarloon voor 1 juli a.s. zijn teruggestort. Om de keuze tussen levensloop en spaarloon goed te kunnen maken moet deze specifieke doelgoep snel inzicht krijgen in de hoogte van hun iTBF naast de algemene informatie over de hoogte van de TBF en algemene levensloopbijdrage.
3. Discussiepunten politievakorganisaties De drie politievakorganisaties die het Akkoord hebben ondertekend stellen enkele afspraken over de vervanging van de Afup ter discussie. Dit doen zij op twee punten: de maximale fiscale grenzen en een speciale uitleg aan de afspraak over de 35 jaar inleg van de levensloopbijdrage. Onderstaand geef ik het standpunt van de werkgeversdelegatie hierop en de wijze waarop ik daarmee zal omgaan. a. maximale fiscale grenzen In het voorjaar van 2005 gaf het ABP in een rapportage voor het CGOP-overleg aan dat bepaalde leeftijdsgroepen naar verwachting niet voldoende levensloopsaldo konden bereiken om een volledig saldo te kunnen sparen (en daarmee 80% op zestigjarige leeftijd te halen). Voor de drie politiebonden was het gebruik van de maximale fiscale grenzen de enige reden een verlaging van het aansprakenniveau te accepteren. Het in het Akkoord afgesproken aansprakenniveau van 76% middelloon op leeftijd 60 is daarmee door de politiebonden als het fiscaal maximaal haalbare gehandteerd. In februari jl. is door het ABP aangegeven dat het in veel gevallen toch mogelijk is een percentage van meer dan 76% te bereiken. De politievakorganisaties hebben op basis van deze inzichten gevraagd om de gemaakte afspraken te herzien.
Onderdeel directie Politie Blad 4 van 6
Datum 23 maart 2006 Ons kenmerk 2006-0000095384
Het benutten van de maximale fiscale grenzen is voor de werkgeversdelegatie in het geheel geen uitgangspunt geweest. Kenbaar gemaakt uitgangspunt was het ontwerpen van een regeling die recht deed aan de eisen die het politiewerk stelt en die tevens betaalbaar was. Daarbij speelde een tweede fiscaal gestuurd element, te weten de termijn waarop de aanspraken door middel van een kapitaalsdekking verzekerd dienen te zijn. Dit vergde een vervroegde afstorting van zeer aanmerkelijke bedragen. De afspraken zoals die in het Akkoord zijn neergelegd gaan verder dan de oorspronkelijke financiële en inhoudelijke grenzen die het Kabinet had gesteld maar waren uiteindelijk toch acceptabel vanwege de 1% capaciteitsuitbreiding. Er is geen enkele reden de gemaakte afspraken te herzien. Daarvan zou alleen sprake kunnen zijn als het benutten van de maximale fiscale grenzen een gemeenschappelijk uitgangspunt was geweest van overlegpartijen, of indien de politievakorganisaties ten aanzien van de maximale fiscale grenzen een voorbehoud hadden laten opnemen in het Akkoord. Noch van het een noch van het ander is sprake. b. 35 jaar inleg Vervolgens stellen de drie politievakorganisaties die het Akkoord hebben ondertekend één van de uitgangspunten ter discussie die het ABP heeft gehanteerd bij het berekenen van de hoogte van de premies. Eén van de uitgangspunten die het ABP bij de berekeningen heeft gehanteerd betreft de leeftijd van intreden op 22 jaar. Dit uitgangspunt is in de zomer van 2005 samen met diverse andere uitgangspunten in technisch overleg met het ABP en de politievakorganisaties besproken en gekozen. Een ander uitgangspunt is het gegeven dat er 35 jaar inleg nodig is voor levensloop. Het ABP heeft dit bij de berekeningen zodanig opgevat dat de 22 jarige 35 jaar inlegt en dat tot het moment dat de medewerker op zestigjarige leeftijd uittreedt er nog rente wordt ontvangen op deze inleg maar dat de inleg kan stoppen omdat het afgesproken aansprakenniveau dan is bereikt. De werkelijke situatie is overigens gunstiger omdat in de jaren dat de medewerker, zolang hij nog werkt, de werkgeversbijdrage voor levensloop gewoon blijft ontvangen. Ook als de medewerker er voor kiest om te blijven werken na het bereiken van de leeftijd van 60 of 61 jaar, blijft hij de werkgeversbijdrage voor levensloop ontvangen. De politievakorganisaties veronderstellen thans een directe relatie tussen de in het Akkoord genoemde 35 jaar inleg voor levensloop en het aantal jaren dat gewerkt moet worden. De relatie tussen het aantal jaren werken en sparen is minder direct van aard omdat er tal van uitgangspunten een rol spelen bij het vaststellen van de hoogte van de benodigde inleg voor levensloop. Al deze uitgangspunten zijn gebruikt bij de berekeningen die hebben geleid tot de benodigde percentages die in het Akkoord staan genoemd. Nu terugkomen op deze percentages is niet te verdedigen omdat er geen enkel voorbehoud hieromtrent is opgenomen ik het Akkoord.
Onderdeel directie Politie Blad 5 van 6
Datum 23 maart 2006 Ons kenmerk 2006-0000095384
c. Gevolgen discussie met politievakorganisaties De drie politievakorganisaties die het Akkoord ondertekend hebben, hebben de minister verzocht de gemaakte afspraken te herzien. Om bovenstaande redenen kan daar geen sprake van zijn. Van de ondertekende partijen mag daarbij worden verwacht dat zij staan voor wat zij tekenen. Bovendien doen de afgesproken aansprakenniveau’s recht aan de eisen die het politiewerk stelt, de afspraken zijn daarmee adequaat. Dat op technische gronden de aanspraken nog ruimer kunnen worden vastgesteld is geen reden de afspraken ter discussie te stellen of te hierzien. Zou daartoe worden overgegaan dan kunnen alle overige afspraken van het Akkoord immers ook ter discussie worden gesteld. Het is nog ongewis welke acties de drie politievakorganisaties nu zullen gaan ondernemen. Wel voorzie ik dat mogelijke berichtgeving door de politievakorganisaties onrust zal scheppen bij het personeel. Ik roep uw hulp in om dergelijke onrust zoveel als mogelijk te voorkomen en/of te beperken. Dat kan volgens mij het beste gebeuren door uniforme berichtgeving aan het personeel over de stand van zaken, waarbij wordt aangegeven dat de gemaakte afspraken in het Akkoord niet zullen worden aangepast. Een tekst daarvoor wordt via het NPI toegezonden aan de voorlichters van de korpsen. Het traject van invoering wordt ondanks de door de politievakorganisaties aangevangen discussie voortgezet, zodat geen extra vertraging ontstaat. Hoogachtend, DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, voor deze, de directeur Politie,
J.C. Goet
Onderdeel directie Politie Blad 6 van 6