BELEID
Stadsrandbossen Sociaal en ecolog isch verantw oorde bosuitbreiding rond Gent ecologisch verantwoorde is van groot belang, niet alleen omwille van de potentiële waarde voor natuur, maar ook of vooral voor de leefbaarheid van de stad. Natuurpunt Gent is bezorgd over de daadwerkelijke realisatie van de stadsbosprojecten voor Gent. Nu de planvorming voor het Ruimtelijk Structuurplan Gent en het grootstedelijk gebied Gent stilaan in een beslissende fase komt, besloten we deze dit jaar extra nauwgezet te volgen.
BERNARD VAN ELEGEM
I
n dit artikel schetsen we het principe en de beleidscontext van bosuitbreiding in de stedelijke omgeving, geven we een omschrijving van stadsbossen en regionale bossen, om ten slotte in te zoomen op de voorgestelde locaties voor bosuitbreiding in het Gentse. In de volgende nummers van Snep! gaan we verder op het thema stadsbossen, en geven u een stand van zaken en onze kijk op de zaak. In het voor- en het najaar zijn een aantal acties rond dit thema gepland.
Het belang van ecologisch verantwoorde bosuitbreiding De laatste tien jaar is een maatschappelijke consensus gegroeid over het begrip bosuitbreiding, vooral na de Rio-conferentie van 1992. Ethische redenen lagen aan de basis van deze kentering: het zou onrechtvaardig zijn aan zogenaamde ontwikkelingslanden beperkingen op te leggen, onder meer ter bescherming van het bosareaal, als men zelf geen gelijkaardige inspanningen levert. De ecologische meerwaarde van bosuitbreiding op
38
Snep! · 1ste trimester 2002
geschikte locaties wordt inmiddels algemeen aanvaard. Deze meerwaarde kan onder meer bekomen worden door een versterking van de bestaande bosstructuur, door bosuitbreiding aansluitend bij oude boskernen en door de realisatie van een groot aaneengesloten boscomplex. Voor een optimalisatie van de
ecologische waarden wordt het bos bij voorkeur volgens de principes van natuurgetrouwe bosbouw aangelegd. Dit houdt onder andere in dat de bestaande natuurwaarden op een optimale manier in de bosuitbreiding geïntegreerd worden en dat voldoende ruimte voor spontane processen voorzien wordt.
voor Gent
De leefbaarheid van de stad De stad is een multifunctioneel gebied waar intense relaties en verweving bestaan tussen de diverse menselijke activiteiten (wonen, werken, ontspannen,...). Een duurzaam beheer van het leefklimaat in verstedelijkte gebieden is essentieel om de leefbaarheid van een stad te garanderen. Stadsrandbossen kunnen hier een belangrijke rol in spelen. De stedeling kan in dit ‘natuurlijk’ kader tot rust komen en een gevoel van ruimte ervaren, zonder zich daarvoor ver te verplaatsen. Deze natuurbeleving vindt plaats in de onmiddellijke woonomgeving, zodat de algemene leefkwaliteit verhoogd wordt. In (rand)stedelijke gebieden leeft dan ook bij een heel ruime groep mensen de behoefte aan bijkomend bos. Deze stadsrandbossen kunnen op een relatief beperkte oppervlakte een groot aantal recreanten opvangen en bieden aan diverse sociale groepen ontspanningsmogelijkheden. De schaarse resterende open
ruimte wordt, bij de realisatie van een stadsrandbos, op een ideale manier benut om de leefbaarheid van het verstedelijkt gebied te verhogen. En dat is noodzakelijk om de hoofddoelstelling van het Vlaamse ruimtelijk beleid te realiseren: een open en stedelijk Vlaanderen. Stedelijk herstel is dan ook één van de topprioriteiten van de Vlaamse regering, of zou dat moeten zijn.
Een grote sociale behoefte aan bos De grote behoefte aan recreatieve mogelijkheden in de bossfeer wordt heel duidelijk aangetoond door het grote aantal recreanten die op topdagen (zon- en feestdagen, warmere dagen) in de opengestelde bossen rond steden aanwezig zijn. Op drukke dagen kunnen stadsbossen zoals het Zoniënwoud, het Amsterdamse Bos of Schoenbrunn te Wenen tienduizenden recreanten aantrekken. Het gekende Fontainebleau en Bois de Boulogne bij Parijs ontvangen jaarlijks meer dan vijfentwintig
miljoen bezoekers. Overal in Europa kent het bezoekersaantal van stadsrandbossen een stijgende trend. Hoewel cijfers van bezoekersaantallen in het Gentse grotendeels ontbreken is het duidelijk dat de schaarse opengestelde bossen onder hoge recreatiedruk staan en dat de draagkracht van het bos vaak wordt overschreden.
Het bostekort in Vlaanderen en rond Gent Het dichtbevolkte Vlaanderen is met zijn 8,3 % beboste oppervlakte het tweede bosarmste gebied van de Europese Unie (de gemiddelde bosindex van de EU bedraagt 24 %). Oost-Vlaanderen is met 4 % bos één van onze bosarmste provincies. In verhouding tot de bevolkingsdichtheid kan de Gentse regio als het bosarmste gebied van Vlaanderen gerekend worden. Gerekend volgens de gangbare norm van één hectare openbaar bos per 100 inwoners komt men een tekort van 2800 ha bos in de regio Gent.
Snep! · 1ste trimester 2002
39
BELEID Ook in het afbakeningsproces van het stedelijk gebied Gent wordt via het Ruimtelijk Structuurplan Gent ruimte voorzien voor de realisatie van vier groenpolen waarin de stadsbossen een cruciale rol spelen.
Een stadsbos en een regionaal bos voor Gent
De beleidsmatige vertaling in Vlaanderen In 1993 werd in het Vlaamse Lange Termijnplan Bosbouw het belang onderstreept van het versterken van de bestaande Vlaamse bosstructuur en van de aanleg van grootschalige stadsbossen in de nabije omgeving van dichtbevolkte en bosarme gebieden. De herwaardering van het stedelijk weefsel is één van de basisprincipes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Middelen dienen aangereikt te worden om er wonen, werken en recreatie op elkaar af te stemmen Tevens wordt het behoud en de versterking van de open ruimte als essentieel ervaren voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Het ligt dan ook voor de hand dat de aanleg van recreatieve stadsbossen een belangrijke rol kan spelen, zowel bij de herwaardering van het stedelijk weefsel als bij de versterking van de open ruimte structuur. De algemene beleidsintenties voor bosuitbreiding werden bekrachtigd
40
Snep! · 1ste trimester 2002
in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dat in 1997 door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd. Dit document, de basis voor het toekomstig ruimtelijk beleid van Vlaanderen, stelt dat naast de 10.000 ha effectieve bosuitbreiding (bijvoorbeeld door tijdelijke bebossing van landbouwgronden) ook 10.000 ha ecologisch verantwoorde bosuitbreiding binnen de natuur- en bosstructuur moet gerealiseerd worden. Deze bosuitbreiding moet vooral worden gerealiseerd aansluitend bij bestaande bossen, als buffer, in functie van natuurontwikkeling en -verbinding of in de nabijheid van stedelijke gebieden (onder meer stadsrandbossen in bosarme streken). Dit beleidsdocument beklemtoont dat in deze stedelijk gebieden voldoende kwaliteitsversterkende structuren en elementen, zoals randstedelijk groen, natuurgebieden en boscomplexen moeten voorzien worden. Deze structurele elementen moeten daadwerkelijk bijdragen tot het verbeteren van de algemene leefkwaliteit van de verstedelijkte gebieden.
Voor een optimale invulling van de verschillende doelstellingen hebben de hogere overheden in Vlaanderen gekozen voor de realisatie van twee types stadsrandbos: namelijk een ‘stadsbos’ van 200 tot 300 ha, waar de nadruk ligt op het recreatief aspect, en een ‘regionaal bos’ van 500 tot 600 ha, met de nadruk op de ecologische kwaliteit. De locaties voor het stadsbos werden gezocht in een gebied nauw aansluitend of behorend tot het stedelijk gebied Gent. Het stadsbos zal immers een directe bijdrage moeten leveren tot de leefbaarheid van de stad. Voor het regionaal bos worden de bebossingsmogelijkheden in een ruime regio rond Gent onderzocht. Bij het regionaal bos wordt uitgegaan van bestaande boscomplexen en staat de versterking van de bestaande bosstructuur centraal. Het stadsbos en het regionaal bos zullen elkaar aanvullen op sociaal en ecologisch vlak. Zo zal het stadsbos in eerste instantie aan de behoeften van de dagelijkse recreant moeten voldoen. Het regionaal bos beschikt door zijn aanzienlijke oppervlakte over een grotere opvangcapaciteit en zal samen met het stadsbos de vaak zeer drukke weekendrecreatie kunnen opvangen. Waar het regionaal bos mogelijkheden biedt voor sommige veeleisende planten- en diersoorten, zal het stadsbos eerder een groene enclave vormen in of het verstedelijkt gebied. Waar en hoe leggen we zo’n stadsbos en regionaal bos dan best aan? Hieronder omschrijven we beide begrippen wat concreter en geven zodoende meteen aan welke algemene criteria zouden moeten gehanteerd worden bij het zoeken van een locatie.
Het stadsbos Het stadsbos wordt in eerste instantie ten behoeve van de stadsbewoner aangelegd en zal dus een belangrijke sociale en recreatieve functie vervullen. Alhoewel de nadruk duidelijk op het sociaalrecreatief aspect ligt zal het stadsbos ook een ecologische en structuurversterkende meerwaarde aan het verstedelijkt gebied Gent moeten leveren. Tot de structuurversterkende meerwaarde van het bos kunnen onder meer de schermfunctie, de begrenzing van het stedelijk gebied, het behoud en de versterking van de open ruimte en de landschapsversterking gerekend worden. Om aan al deze vereisten te kunnen voldoen en opdat de diverse functies van het bos niet te sterk onder de recreatieve druk zouden lijden is een minimumoppervlakte van 100 ha vereist. In het Lange Termijnplan Bosbouw wordt zelfs gesteld dat de oppervlakte bij voorkeur 500 ha of meer bedraagt. Mogelijke locaties voor stadsbossen zijn uiteraard aan de rand van de stad te situeren.
Enkele recreatieve doelstellingen en verwachtingen Het spreekt voor zich dat een geschikte locatie voor het stadsbos vlot bereikbaar moet zijn. Rekening houdende met de heterogene bevolking van Gent moet onder een goede bereikbaarheid verstaan worden: een voor het publiek toegankelijke en met diverse vervoermiddelen (fiets, openbaar vervoer, auto) op korte tijd bereikbare locatie. Tevens speelt de kwaliteit van de route naar het stadsbos een belangrijke rol, vooral voor de zwakkere weggebruikers. Bij het zoeken naar een geschikte locatie voor het stadsbos wordt zo veel mogelijk met de “echte stadsbewoner” rekening gehouden. We gaan immers uit van de veronderstelling dat bij inwoners van tuinarme wijken, de nood aan recreatief groen in de buurt van hun woning groter is. In het kader van de realisatie van het stadsbos wordt er ook voor geopteerd om de zachte recreatiemogelijkheden in het Gentse zo goed mogelijk te spreiden. Daarom wordt het stadsbos bij voorkeur op een
‘Urban forestry’ en stadsbossen
D
e term stadsbos kent zijn oorsprong in het begrip ‘urban forestry’. Op internationale congressen over dit thema bleek al gauw dat er voorlopig geen éénduidige omschrijving bestaat van wat een stadsbos nu eigenlijk is. Hieronder geven we een beknopt overzicht van de evolutie en de huidige trends in de ‘urban forestry’. Met de groei van steden werd de laatste decennia het belang van groengebieden, met name als recreatiegebied in en nabij de woonomgeving, steeds groter. De benadering van stedelijk groen als een samenhangend geheel is echter van vrij recente oorsprong. In het verleden was er vooral aandacht voor individuele elementen van stadsgroen, zoals parken en straatbomen. In de meer geïntegreerde benadering van stedelijk groen die de laatste decennia de bovenhand krijgt, wordt over de traditionele scheiding tussen parken, bossen en individuele bomen heen gedacht. Bovendien kijkt men nu naar alle vormen van groen, dus inclusief tuinen, kerkhoven, beplantingen langs rivieren en dergelijke. Het is in deze nieuwe, voor een groot deel op ecologische concepten gebaseerde benadering van stedelijk groen, dat de oorsprong van ‘urban forestry’ ligt. Het concept ‘urban forestry’ ontstond aan het einde van de jaren ’60 in NoordAmerika en stelt een meer holistische en geïntegreerde benadering van stedelijk groen voorop. Het concept benadrukt bovendien dat het bij stedelijk groen niet uitsluitend om natuurlijke elementen gaat, maar ook of vooral om sociale aspecten: de mens en zijn wensen staan centraal. Bij verwante concepten zoals ‘social forestry’ en ‘community forestry’ (‘gemeenschapsbosbouw’) legt men nog sterker de nadruk op de rol van publieke participatie in de stadsbosbouw. Het concept ‘urban forestry’ vindt ook in Europa steeds meer weerklank, met name in de onderzoekswereld. Een voorbeeld is het in 1997 opgezette onderzoeksnetwerk ‘Urban Forests and Trees’ in het kader van het Europese COSTprogramma voor technische en wetenschappelijke samenwerking. De meeste aandacht gaat daarbij uit naar stadsbossen met een lange historiek. Klassieke voorbeelden zijn Bois de Boulogne in Parijs, Grunewald in Berlijn, Epping Forest in Londen, Las Kabaty in Warschau, het Zoniënwoud bij Brussel en het Haarlemmerhout in Nederland. Opvallend is de specifieke invulling met streekeigen accenten binnen elk van deze stadsbossen, maar er zijn ook een aantal gemeenschappelijke kenmerken, bijvoorbeeld het (toenemend) belang van de sociale functie, de publieke participatie en de ecologische elementen.
Snep! · 1ste trimester 2002
41
BELEID Enkele ecologische doelstellingen en verwachtingen
zekere afstand aangelegd van de locaties waar reeds recreatiemogelijkheden in de natuursfeer bestaan. Op die manier wordt getracht op verschillende plaatsen te voldoen aan de behoeften van de recreant. Omdat de sociale functie vooropgesteld wordt zal het bos zo veel mogelijk voor het publiek opengesteld worden en zal een goed gestructureerd recreatief parcours voorzien worden. Visuele diversiteit is eveneens een doelstelling. Dit maakt een bos immers aantrekkelijker voor de recreant.
42
Snep! · 1ste trimester 2002
Eveneens bepalend bij de keuze van een geschikte locatie voor het stadsbos is de garantie voor voldoende ecologische kwaliteit. Zoals voordien reeds vermeld werd is daarom een voldoende grote oppervlakte aangewezen. Door zijn ruime oppervlakte kan een recreatief stadsbos al op korte termijn een basis-ecologische kwaliteit vertonen. Al snel na de aanplanting zullen zich een aantal vogels en zoogdieren van ruigten in het gebied vestigen. Na een tien- tot twintigtal jaar zullen de snelgroeiende pionierboomsoorten voor een bosbeeld zorgen en kunnen meer typische bosdieren zoals grote bonte specht en eekhoorn in het gebied voorkomen. Inmiddels zal een deel van de ruigtekruiden plaatsmaken voor planten uit jonge bossen zoals bosandoorn, speenkruid en geel nagelkruid. Naarmate het bos ouder wordt zal zijn ecologische kwaliteit ongetwijfeld toenemen. De waardevolle natuur- en landschapselementen in de locatie en in de nabije omgeving (bijvoorbeeld oud bos, heiderelicten, hagen en houtkanten, vochtige hooilanden,...) moeten op een optimale manier in het project geïntegreerd worden. Andere natuurontwikkelingsmogelijkheden dan bos kunnen het geheel een meerwaarde te bezorgen (bijvoorbeeld de aanleg van een poel of het herstel van een beekprofiel). De ontwikkelingsvisie van het stadsbos dient op de principes van de natuurgetrouwe bosbouw gebaseerd te zijn. Dit houdt onder meer een boomsoortenkeuze in gebaseerd op de potentieel natuurlijke vegetatie (dit betekent aangepast aan de lokale bodemtypes, waterhuishouding,…) en voldoende ruimte voor spontane ontwikkelingsprocessen.
De structuurversterkende kwaliteit Groengebieden maken deel uit van het stedelijk gebied en fungeren als structuur- en beeldbepalende elementen in het stedelijk gebied. De aanleg van bos in het stedelijk
gebied zal dan ook steeds een belangrijke structuurversterkende rol vervullen. In dit opzicht is bij de aanleg van een stadsbos het zoeken naar bestaande structuren en het creëren van nabijheid en samenhang met de stedelijke structuren een belangrijk element om de beeld- en structuurbepalende waarde ervan te versterken. Erg belangrijk bij de structuurversterkende functie van het stadsbos, is zijn rol als begrenzing van het stedelijk gebied Gent en het vermogen om aaneengroeiende woonkernen van elkaar te scheiden. Tevens zal ernaar gestreefd worden de bestaande recreatieve structuur (de groenassen) en de structuur van de open ruimte te versterken. Het proces van verstedelijking zet zich centrifugaal verder vanuit de stadskern. De open ruimte in en in de nabijheid van de stad komen steeds meer onder druk van de hardere stedelijke functies te staan. De aanleg van een groenstructuur kan de open ruimte nabij het stedelijk gebied helpen vrijwaren van dichtslibbing en haar bovendien sturen en structureren. Tenslotte zal het stadsbos tevens een belangrijke rol als buffer of scherm vervullen. Zo kan het stadsbos een scherm vormen tegen visuele hinder en een buffer voor geluidsoverlast of lichtvervuiling.
Het regionaal bos Het merendeel van de bossen in Oost-Vlaanderen is bijzonder klein (<10 ha) en ligt sterk versnipperd in het landschap. Bij de realisatie van een regionaal bos wordt als doelstelling de verbinding van één of meerdere grote boskernen met kleinere versnipperde boskernen vooropgesteld, om tot één groot aaneengesloten boscomplex te komen. Alhoewel de nadruk duidelijk op het ecologisch aspect, met name de versterking van de bosstructuur, ligt, zal het regionaal bos tevens een belangrijke sociale en structuurversterkende functie moeten vervullen. De ‘zoekzone’ voor een locatie bestaat uit een ruime regio die qua maatschappelijke functies en structuren nog in grote mate aansluiten bij het grootstedelijk gebied Gent.
BELEID Enkele ecologische doelstellingen en verwachtingen Bepalend bij de keuze van een geschikte locatie voor het regionaal bos is de garantie voor voldoende ecologische kwaliteit. Een essentieel element hierbij is om over een voldoende grote oppervlakte aan bos te beschikken. Erg belangrijk bij het versterken van de bosstructuur, is dat een aantal van de aanpalende bossen over hoge ecologische kwaliteiten beschikken. De ecologische kwaliteit van de reeds bestaande grote boskernen in de omgeving van het regionaal bos zal namelijk in belangrijke mate bepalend zijn voor de ecologische potenties van het regionaal bos. Daarom is een voldoende grote oppervlakte en de aanwezigheid van oude bosrelicten aangewezen in de aanpalende boskernen. Daarom is een oppervlakte van 500 ha bosuitbreiding aangewezen, op een locatie die aansluit op min-
stens één groot boscomplex van meer dan 100 ha en waar relicten van oude bos in de nabije omgeving aanwezig zijn. Op die manier zou een voor Oost-Vlaanderen uniek boscomplex van meer dan 600 ha gerealiseerd worden. De nabijheid van of bij voorkeur de verbinding met een grote boskern en/of met een oud bos, is van groot belang voor de kolonisatie van het nieuwe bos door typische bosplanten of -dieren. Net als bij het stadsbos zal kort na de aanleg een evolutie van ruigtesoorten naar jonge bossoorten plaatsvinden. De ecologische diversiteit zal met de leeftijd van het bos en de verhoogde structuurvariatie toenemen en op langere termijn zullen zich vermoedelijk een aantal veeleisende soorten vestigen, zoals havik, wespendief, houtsnip, zwarte specht, goudvink en appelvink. Na een tijd zullen ook ‘echte’ bosplanten, zoals bosanemoon, boshyacint of muskuskruid, het bos innemen. Deze
soorten vestigen zich zeer traag – het duurt vaak tientallen jaren – in een nieuw bos, zelfs grenst het aan een oud. Het is vooral daarom dat de aanwezigheid van oud bos, met de bijhorende soorten, zo belangrijk is. Net als bij het stadsbos moeten de waardevolle natuur- en landschapsrelicten in de locatie en in de nabije omgeving op een optimale manier in het project geïntegreerd worden. Andere natuurontwikkelingsmogelijkheden dan bos kunnen hier, meer nog dan in het stadsbos, het geheel een meerwaarde bezorgen. Denk maar aan een kronkelend beekje, omgeven door bloemrijke weilanden of hooilanden, temidden het bos. Bij de realisatie van een regionaal bos dient de voorkeur uit te gaan naar een locatie die voldoende garanties biedt voor rust en stilte. Deze factoren zijn namelijk sterk bepalend voor de vestiging van een aantal diersoorten.
Bosanemoon (links), eekhoorn (boven) en grote bonte specht (onder) - foto’s B. Van Elegem
Snep! · 1ste trimester 2002
43
BELEID Een hoge fysisch-geografische diversiteit vormt eveneens een bepalende factor voor de ecologische potenties. Hoe gevarieerder de samenstelling van de bodem (zand, zandleem, klei) en de waterhuishouding (droog, nat, kwel- of bronzones), hoe meer bosgemeenschappen tot ontwikkeling kunnen komen. De manier waarop het bos aangelegd wordt, is cruciaal voor de ecologische kwaliteit, zeker op de korte of middellange termijn. Het toepassen van de principes van de natuurgetrouwe bosbouw is vanzelfsprekend. Er wordt voor een gevarieerde structuur gezorgd, met standplaatsgeschikte, inheemse (streekeigen) boomsoorten gewerkt en bij aanplanting is de boomsoortenkeuze gebaseerd op de potentieel natuurlijke vegetatie. Ook spontane verbossing, door braaklegging en zonder of met beperkte aanplanting, behoort tot de mogelijkheden. Spontane processen zullen in het algemeen een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van het bos.
Recreatieve doelstellingen en verwachtingen Hoewel de ecologisch functie van het regionaal bos het uitgangspunt is, moet het ook een belangrijke recreatieve functie vervullen, zoals hoger al aangegeven. Door zijn relatief grote oppervlakte moet het regionaal bos veel recreanten kunnen opvangen, zonder dat dit ten koste gaat van de ecologische kwaliteit. Gezien de grotere afstand van (de zoekzone voor) een regionaal bos van het stedelijk gebied van Gent, worden voornamelijk weekend- en vrije dag-recreanten verwacht. Niettemin moet ook bij het zoeken naar een locatie voor het regionaal bos voldoende aandacht besteed worden aan de bereikbaarheid.
De structuurversterkende kwaliteit Het regionaal bos zal alleen al door z’n schaal een belangrijke structuuren beeldbepalende functie voor de regio uitoefenen. De versterking van de open ruimte en van de bestaande bos- en natuurstructuur is hierbij een essentieel element. De landschappelijke betekenis van een bos van een
44
Snep! · 1ste trimester 2002
dergelijke oppervlakte is ook evident. De integratie met cultuurhistorische elementen vormt eveneens een meerwaarde. Het herstel van de uitgestrekte historische bossen kan eveneens een element zijn.
Publieke participatie De talrijke expliciete vragen van onder meer natuurverenigingen, beleidsmensen en wetenschappers naar meer publiek toegankelijk bos tonen aan dat er wel degelijk een draagvlak is voor stadsrandbossen. Bovendien blijkt de vraag naar bosuitbreiding impliciet ook door heel wat en zeer verscheiden maatschappelijke actoren te worden gedragen, bijvoorbeeld door scholen, jeugdverenigingen, wandelclubs, serviceclubs, gemeentelijke adviesraden, milieu-adviesraden, socio-culturele verenigingen, verantwoordelijken voor regionaal toerisme en economische streekontwikkeling, enz.. Vooral in randstedelijke gebieden leeft bij een heel ruime groep mensen de nood aan bijkomend bos. Bij deze groep is de grote behoefte aan recreatieve mogelijkheden in de bossfeer het meest opvallend. Naast recreatie is er een ruim scala aan andere redenen die de impliciete vraag naar meer bos kunnen verklaren. Gezien het een heel heterogene groep betreft wordt hun wens voor bosuitbreiding nauwelijks op een gecoördineerde manier geuit. Bosuitbreiding is vaak ook niet hun eerste
De ‘Kastelensite’ te Zwijnaarde
bekommernis. Toch horen ze bij de grote groep mensen die de maatschappelijke vraag naar bosuitbreiding vorm kunnen geven. Door deze ruime doelgroep bij het project te betrekken kunnen de resultaten van het bosuitbreidingsproject geoptimaliseerd worden. De realisaties zullen immers gedragen worden door de doelgroepen zelf. De manier waarop lokale besturen gestructureerd zijn verhindert vaak de toegang van de doelgroepen tot het beleid. Hierdoor wordt de werkelijke maatschappelijke vraag voor de lokale politici onbereikbaar, waardoor met name projecten inzake duurzame ontwikkeling hun doel vaak voorbij schieten. In dit bosuitbreidingsproject wil men de doelgroepen in ruime mate bij de realisatie van het project betrekken. Recente voorbeelden van publieke participatie bij dergelijke projecten in het buitenland toonden aan dat de slaagkansen aanzienlijk verhogen bij medebeheer. Het “Strategic Plan for Forestry” van de FAO (1997) onderstreept niet alleen het belang van bossen voor de leefkwaliteit in verstedelijkte gebieden, maar onderkent bovendien ook de publieke participatie als essentieel onderdeel van een goed bosbeheer. Zo moeten geïnteresseerden de kans krijgen om, onder meer via de inrichtingsvisie van het stads- en het regionaal bos, hun opmerkingen of voorkeuren al in de planfase in te brengen.
BELEID Concrete locaties voor de stads- en regionale bossen rond Gent Voordien werd reeds gesteld dat de hogere en lokale overheden zich er toe verbonden hebben om in het verstedelijkt gebied van Gent nieuwe boscomplexen uit te bouwen. In 1996 werd een project opgestart dat de concrete realisatie beoogt van een recreatief stadsbos van 200 tot 300 ha en een regionaal bos van 500 tot 600 ha. De studie naar de beste inplantingsplaats voor deze bossen vormde hier een eerste aanzet toe. Deze studie werd door de Vereniging voor Bos in Vlaanderen en het Seminarie voor Survey en Ruimtelijke Planning van de RUG uitgevoerd in opdracht van afdeling Bos & Groen van het Vlaams Gewest en de Dienst Planning en Natuurbehoud van de Provincie Oost-Vlaanderen. In deze studie werd gezocht naar locaties die zo goed mogelijk aan de hierboven beschreven profielen van een stads- en een regionaal bos voldoen. Vervolgens werden deze theoretisch geschikte locaties aan een aanvaardbaarheids- en haalbaarheidsonderzoek onderworpen. Het onderzoek naar de meest geschikte en haalbare locaties voor de aanleg van een stadsbos wees uit dat twee locaties zeer goed aan de opgelegde voorwaarden voldoen, namelijk de ‘Kastelensite’ te Zwijn-
aarde, De Pinte en Sint-Martens Latem en de nabije omgeving van de Vinderhoutse Bossen te Drongen, Lovendegem en Merendree. Op basis van de resultaten van deze studie hebben de Vlaamse overheid en het Provinciebestuur beslist om in beide locaties bosuitbreidingsprojecten te realiseren. Na gemeentelijke info- en overlegvergaderingen werd beslist om prioritair met het planproces voor de Kastelensite te starten. Eens de eerste stappen met succes afgehandeld zijn kunnen bijkomende stappen voor bosuitbreiding rond de Vinderhoutse Bossen genomen worden. Zoals voordien reeds gesteld kunnen bij de realisatie van het stadsbos in elke van beide locaties specifiek accenten gelegd worden inzake de invulling van het stadsbosconcept en de inrichtingsvisie. De studie wees tevens op de mogelijkheid tot complementaire, zij het meer kleinschalige bosuitbreiding in de Gentbrugse Meersen. Deze past in een ruimer natuurontwikkelingsproject, waarbij de klemtoon vooral op de verdere ontwikkeling van meer open vegetatietypes ligt. Voor het noorden van Gent werd op de mogelijkheden voor bosuitbreiding op het Oud Vliegveld van Lochristi gewezen. Omwille van de geplande zandontginning tot in 2017, dient deze doelstelling binnen een ruimere planningshorizont te worden gesitueerd.
De omgeving van de Vinderhoutse Bossen te Drongen
De twee stadsboslocaties “Kastelensite” en “Vinderhoutse Bossen” zijn inmiddels samen met de Gentbrugse Meersen en het Oud Vliegveld te Lochristi als vier groenpolen in het Ruimtelijk Structuurplan Gent opgenomen.
De locaties ‘Makegemse Bossen – Aelmoeseneiebos’ te Merelbeke, Melle en Oosterzele en ‘Het Leen – Lembeekse Bossen’ te Eeklo en Waarschoot werden in de studie beide op basis van hun geschiktheid en aanvaardbaarheid geselecteerd voor de realisatie van een regionaal bos. Net als bij het stadsbos hebben de Vlaamse overheid en het Provinciebestuur beslist om in beide locaties bosuitbreidingsprojecten te realiseren. Na gemeentelijke info- en overlegvergaderingen werd beslist om eerst met het planproces voor de locatie ‘Makegemse Bossen – Aelmoeseneiebos’ verder te gaan. Ook in dit geval: van zodra hier de eerste stappen met succes genomen zijn, zullen initiatieven voor bosuitbreiding tussen het Leen en de Lembeekse Bossen genomen worden. De auteur was in de periode 1992-’99 werkzaam bij de Vereniging voor Bos in Vlaanderen (VBV). De VBV voerde tussen 1996 en 1998 als mede-opdrachthouder de “Studie van de bebossingsmogelijkheden en de afbakening van een regionaal bos en een stadsbos in de regio Gent” uit, in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap, AMINAL Afdeling Bos en Groen en de Provincie Oost-Vlaanderen.
Snep! · 1ste trimester 2002
45