stad brugge toerisme brugge
POLITIEVERORDENING OP HET MAKEN VAN RONDRITTEN EN EXCURSIES MET HUURKOETSEN, HUURTRAMS EN HUURAUTO’S Goedgekeurd in de gemeenteraad van 18 december 2012 INHOUD I. Definities II. De exploitatievergunning voor rondritten en excursies in de stad III. De toelating voor koetsiers en bestuurders tot het maken van rondritten en excursies IV. De huurkoetsen, huurtrams en huurauto's V. Het maken van rondritten of excursies VI. Tarieven VII. Bijzondere bepalingen VIII. Toezicht en sancties IX. Datum van inwerkingtreding en overgangsbepalingen DEFINITIES Artikel 1 Voor de toepassing van deze politieverordening wordt verstaan onder: a) Rondrit: een rit met een voertuig door de stad langs een vast parcours met als doel één of meerdere passagiers de bezienswaardigheden van de stad te laten zien. b) Excursie: een rit met een voertuig door de stad langs een willekeurig parcours met als doel één of meerdere passagiers te vervoeren en waarbij om het even waar halt wordt gehouden om de passagiers te laten in- en uitstappen. c) Huurkoets: een rijtuig dat door hoogstens twee paarden wordt getrokken en dat plaats biedt aan maximaal zeven personen, waarvan één op de bok, de koetsier niet inbegrepen. De huurkoets heeft zijn standplaats op de openbare weg en staat ter beschikking van het publiek om er een rondrit mee te maken. d) Huurtram: een rijtuig dat door hoogstens twee paarden wordt getrokken, plaats biedt aan maximaal twintig personen, de koetsier niet inbegrepen. De huurtram heeft zijn standplaats op privéterrein en staat ter beschikking van het publiek om er een excursie mee te maken. e) Huurauto: een motorvoertuig dat plaats biedt aan maximaal twintig personen, de bestuurder niet inbegrepen, dat niet onder het decreet van 20 april 2001 valt betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg. De huurauto heeft zijn standplaats op de openbare weg en staat ter beschikking van het publiek om er een rondrit mee te maken.
DE EXPLOITATIEVERGUNNING VOOR RONDRITTEN EN EXCURSIES IN DE STAD Artikel 2 § 1. Niemand mag zonder vergunning rondritten of excursies in de stad exploiteren. Deze vergunning is noodzakelijk ten behoeve van de openbare orde, rust en veiligheid in de stad en moet voorafgaand en schriftelijk door de Burgemeester afgeleverd worden. Zulke vergunning is vereist voor elke huurkoets, huurtram of huurauto die voor het inrichten van rondritten of excursies wordt ingezet. § 2. Een exploitatievergunning wordt slechts afgeleverd indien uit onderzoek is gebleken dat de aanvrager: a) voldoende zedelijke waarborgen biedt, b) beroepsbekwaam is, c) solvabel is, d) een verzekering heeft afgesloten waardoor de burgerlijke aansprakelijkheid van de exploitant en de koetsiers of bestuurders waarop hij een beroep doet, gedekt is voor de gehele periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd. Indien de aanvrager een rechtspersoon is, dient (of dienen) de natuurlijke persoon (of personen) die het dagelijks beheer van de exploitatie uitoefent (of uitoefenen) aan bovenstaande voorwaarden te voldoen. § 3. Het model van de exploitatievergunning wordt door de Burgemeester bepaald. De exploitatievergunning vermeldt minstens: 1) de identiteitsgegevens van de exploitant 2) het aantal voertuigen bestemd voor de exploitatie 3) voor elk voertuig de categorie van het voertuig (huurkoets, huurtram of huurauto) en de categorie van de ritten (rondrit of excursie) waarvoor de vergunning wordt verleend 4) het inschrijvingsnummer (of nummers) dat aan de exploitant wordt toegekend Artikel 3 Het aantal vergunningen dat kan worden verleend wordt beperkt tot 13 voor het maken van rondritten met een huurkoets, 3 voor het maken van excursies met een huurtram en 3 voor het maken van rondritten met een huurauto. De beperking van het aantal vergunningen is noodzakelijk omwille van openbare orde, rust en verkeersveiligheid. Artikel 4 § 1 De door de Burgemeester afgeleverde vergunning geldt voor vijf kalenderjaren en kan, onder dezelfde voorwaarden als die waaronder een eerste vergunning kan worden verleend, onbeperkt worden verlengd, telkens voor de duur van vijf jaar. § 2 Een eerste exploitatievergunning echter wordt toegekend voor de duur van één jaar, zodat de beroepsbekwaamheid van de exploitant kan worden getest. Bij positieve evaluatie kan na dat eerste jaar de vergunning onbeperkt worden verlengd, onder dezelfde voorwaarden als die waaronder een eerste vergunning kan worden verleend, telkens voor de duur van vijf jaar. Bij negatieve evaluatie kan de vrijgekomen plaats worden ingenomen zoals bepaald in art. 4 § 1. § 3 De vergunning kan ook voor een kortere periode worden verleend of verlengd, indien bijzondere omstandigheden dit wettigen. In dit geval moeten de uitzonderlijke omstandigheden worden vermeld in de beslissing waarbij de vergunning wordt verleend of verlengd. Artikel 5 § 1 De vergunning - of de verlenging ervan - moet door de exploitant worden aangevraagd via een formulier dat hij op eenvoudige aanvraag kosteloos kan verkrijgen. Het model van het formulier wordt door de Burgemeester bepaald. Het volledig ingevulde, gedateerde en ondertekende aanvraagformulier
moet vergezeld zijn van: 1) een kopie van de identiteitskaart. 2) een getuigschrift van goed zedelijk gedrag van hoogstens één maand oud op naam van de exploitant. Indien de exploitant een rechtspersoon is moet het getuigschrift de persoon of personen betreffen die het dagelijks beheer uitoefenen. Bij de aanvraag moet een notariële akte of een uittreksel uit het Belgisch Staatsblad worden gevoegd waaruit zulks blijkt. 3) een attest van de zelfstandigenkas waaruit blijkt dat de exploitant zijn RSZbijdragen correct heeft betaald. 4) een uittreksel van de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) met de gegevens van de onderneming, w.o. het ondernemingsnummer. 5) een fiscaal attest waaruit blijkt dat de exploitant zijn belastingplichten is nagekomen. 6) een attest van aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds. 7) Een bewijs dat de burgerlijke aansprakelijkheid van de exploitant en de koetsiers of bestuurders gedekt is voor de gehele periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd. Aangezien de vergunning toegekend wordt voor de duur van 5 jaar, moet het bewijs B.A. vanaf het tweede tot het vijfde jaar ingediend worden voor 31 oktober van elk jaar. § 2 Het volledig ingevulde en van alle nodige documenten vergezelde aanvraagformulier moet worden ingediend tussen 1 september en 31 oktober, voorafgaand aan de periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd. § 3 De Burgemeester bepaalt de manier waarop het aanvraagformulier moet worden ingediend en de regels volgens dewelke de datum van indiening wordt bepaald. Artikel 6 § 1 Een vergunning, of de verlenging ervan, kan enkel worden geweigerd indien de aanvrager niet aan de voorwaarden voldoet of indien het maximale aantal vergunningen reeds is verleend. § 2 Indien er meer aanvragen worden ingediend en conform bevonden dan het maximum aantal, bepaald in art.3, worden in eerste instantie de verlengingen van bestaande vergunningen verleend. Vervolgens komen de aanvragen voor een nieuwe vergunning aan de beurt volgens hun datum van indiening. § 3 Indien een verleende vergunning komt te vervallen, kan de Burgemeester beslissen de vrijgekomen plaats al dan niet nog voor het lopende kalenderjaar te vergunnen. Indien de Burgemeester daartoe beslist, wordt zulke vergunning verleend volgens de principes die in de vorige paragrafen zijn vermeld. Artikel 7 De vergunning is persoonlijk en onoverdraagbaar. Artikel 8 De beslissing waarbij de vergunning al dan niet wordt toegekend of verlengd, wordt aan de aanvrager per aangetekend schrijven betekend. Dat gebeurt binnen de zestig dagen na afsluiting van de aanvraagtermijn. Indien binnen deze termijn geen beslissing aan de aanvrager is betekend, wordt de gevraagde vergunning geacht van rechtswege te zijn verleend. DE TOELATING TOT HET MAKEN VAN RONDRITTEN EN EXCURSIES Artikel 9 § 1. Niemand mag als koetsier van een huurkoets of huurtram of als bestuurder van een huurauto rondritten of excursies maken, zonder in het bezit te zijn van een door de Burgemeester afgeleverde toelating. § 2. Zulke koetsiers- of bestuurderstoelating wordt enkel verleend aan de kandidaat die
1) minstens 18 jaar oud is 2) voldoende zedelijke waarborgen biedt 3) lichamelijk geschikt is voor het uitvoeren van rondritten en/of excursies (overeenkomstig de in deze verordening bepaalde voorwaarden) 4) wat de kandidaat-koetsier betreft: over minstens een theoretisch rijbewijs of een attest tot het besturen van een bromfiets klasse B beschikt en in staat is paard en koets te mennen en er alle manoeuvres mee uit te voeren 5) wat de kandidaat-bestuurder betreft: over een rijbewijs beschikt en voldoet aan de vigerende wetgeving terzake. § 3. Het model van de toelating wordt door de Burgemeester bepaald. De toelating vermeldt minstens de identiteit van de titularis en de periode waarvoor zij is afgeleverd. Artikel 10 De door de Burgemeester afgeleverde koetsiers- of bestuurderstoelating geldt voor één kalenderjaar en kan onbeperkt voor eenzelfde periode worden verlengd, onder dezelfde voorwaarden als die waaronder een eerste toelating kan worden verleend. Artikel 11 § 1. De toelating, of de verlenging ervan, moet door de kandidaat koetsier of –bestuurder worden aangevraagd via een speciaal formulier dat hij op eenvoudig verzoek kosteloos kan verkrijgen en waarvan het model door de Burgemeester wordt bepaald. Het volledig ingevulde, gedateerde en ondertekende aanvraagformulier moet vergezeld zijn van: 1) een kopie van de identiteitskaart 2) een getuigschrift van goed zedelijk gedrag van hoogstens één maand oud en op naam van de aanvrager 3) een medisch attest van ten hoogste één maand oud, waarin een geneesheer bevestigt dat de aanvrager in goede gezondheid verkeert en geschikt is voor het uitvoeren van rondritten en/of excursies 4) een kopie van het rijbewijs of een kopie van het attest tot het besturen van een bromfiets klasse B § 2. De Burgemeester bepaalt de wijze waarop het aanvraagformulier moet worden ingediend en de regels volgens dewelke de datum van indiening wordt bepaald. Artikel 12 De toelating kan de aanvrager enkel worden geweigerd wanneer hij of zij niet voldoet aan de voorwaarden zoals ze in deze verordening werden gesteld. Artikel 13 De bekomen toelating is strikt persoonlijk en kan op geen enkele manier aan iemand anders worden overgedragen. Artikel 14 De beslissing waarbij de toelating al dan niet wordt toegekend of verlengd, wordt aan de aanvrager en zijn werkgever per aangetekend schrijven betekend binnen de zestig kalenderdagen nadat hij of zij de aanvraag heeft ingediend. Indien binnen deze termijn geen beslissing aan de aanvrager is betekend, wordt de gevraagde toelating van rechtswege geacht hem of haar te zijn verleend. DE HUURKOETSEN, HUURTRAMS EN HUURAUTO’S Artikel 15 § 1. De huurkoetsen, huurtrams en huurauto’s moeten steeds voldoen aan de geldende wetten en reglementen, in het bijzonder aan de voorschriften van de verkeerswetgeving en verkeersreglementering. Hun constructie en uitrusting mogen geen gevaar opleveren voor de veiligheid van inzittenden of van derden. Zij moeten ook steeds goed onderhouden en proper zijn.
§ 2. De wielen van de huurkoetsen en huurtrams moeten op het loopvlak voorzien zijn van rubber beslag, maar mogen geen luchtbanden hebben. Artikel 16 Op de huurkoetsen en huurtrams moet aan weerszijden van de bok en goed zichtbaar het inschrijvingsnummer worden aangebracht. Dat inschrijvingsnummer wordt toegekend in de vergunning. Bij de huurauto’s wordt dit inschrijvingsnummer aangebracht in de rechterbovenhoek (gezien in de normale rijrichting) van de voor- en achterruit. Artikel 17 De huurkoetsen en huurtrams moeten steeds voorzien zijn van een volledig dicht recipiënt voor de opvang van de uitwerpselen van de paarden. Artikel 18 Elk paard dat voor het maken van rondritten of excursies wordt ingezet, moet identificeerbaar zijn conform het KB dd. 16 juni 2005 en latere wijzigingen betreffende de identificatie en encodering van paardachtigen. Dit houdt in: een microchip, een erkend paspoort met grafisch signalement en medicatiedocument, en registratie in de centrale databank. De uitbater dient uiterlijk op de dag dat het paard ingezet wordt.volgende documenten in te dienen: 1) officiële naam 2) chipnummer 3) kopie van het paspoort (met grafisch signalement, alle vaccinatie- en medicatiegegevens) 4) kopie van het mutatiedocument. Artikel 19 § 1. Zieke of voor de dienst ongeschikte paarden mogen niet ingespannen worden. Voor elk paard dat voor het maken van rondritten of excursies wordt ingezet, moet tegen uiterlijk 1 april een attest, afgeleverd door een dierenarts, worden ingediend. Dat attest mag ten hoogste 1 maand oud zijn en moet volgende gegevens bevatten: het geïdentificeerde paard (naam en chipnummer) verkeert in goede gezondheid het paard is vrij van parasieten of heeft recentelijk een antiparasitaire behandeling ondergaan het dier is afdoende gevaccineerd tegen griep en rhinopneumonie, zoals vermeld door de dierenarts in zijn originele paspoort en het is geschikt om te worden ingezet voor het maken van rondritten of excursies volgens de voorwaarden, bepaald in deze verordening. Voor de paarden die voor het eerst na 1 april worden ingezet, moet men het attest indienen binnen de twee maanden nadat zij voor het eerst werden ingezet. § 2. Elke exploitant of koetsier moet ten allen tijde toelaten dat de paarden die op dat ogenblik worden ingezet, door een dierenarts worden onderzocht. De dierenarts, die door de Burgemeester is aangesteld, stelt van zijn bevindingen een verslag op voor de Burgemeester. § 3. Indien de door de Burgemeester aangestelde dierenarts oordeelt dat het door hem onderzochte paard niet in goede gezondheid verkeert, niet geschikt is om te worden ingezet voor het maken van rondritten of excursies of indien hij vaststelt dat er een bedreiging is voor het fysieke welzijn van het paard, deelt hij zijn bevindingen en verslag onverwijld mee aan de Burgemeester. In dat geval wordt het verslag onmiddellijk meegedeeld aan de exploitant. Die kan, als hij dat wenst, een tegenonderzoek laten verrichten door een dierenarts van zijn keuze. § 4. Indien de exploitant een tegenonderzoek wenst, deelt hij dit onmiddellijk mee aan de Burgemeester, zodat deze de nodige schikkingen kan treffen. Bij dit tegenonderzoek zal een dierenarts, door de Burgemeester aangesteld, aanwezig zijn. Deze stelt een (aanvullend) verslag op voor de Burgemeester.
Artikel 20 § 1. De paarden die voor het maken van rondritten of excursies worden ingezet, mogen maximaal acht uren per dag effectief werken. Daarbij geldt dat: a. tijdens rondritten tien minuten halt wordt gehouden op de stopplaats aan het Begijnhof b. tijdens excursies na elk gereden uur een kwartier rust wordt ingelast c. de rust- en wachttijden niet als werktijd in aanmerking worden genomen. § 2. In beide gevallen moeten de paarden tijdens hun rustperiodes zoveel mogelijk worden beschermd tegen al te felle zon en moeten ze de gelegenheid krijgen vers en koel water te drinken. § 3. Elk paard dat voor het maken van rondritten of excursies wordt ingezet, moet - voor elke dag dat het werkt - twee dagen rust krijgen. Hiervan kan men enkel afwijken in bijzondere en tijdelijke omstandigheden en zonder dat daarbij het welzijn van het paard in gevaar wordt gebracht. Onder "bijzondere en tijdelijke omstandigheden" wordt verstaan: de opleiding van het paard tot koetsenpaard redenen die te maken hebben met het dresseren van het paard het tijdelijk opvangen van een ziek of niet-inzetbaar paard. In elk geval mag een paard niet langer dan drie opeenvolgende dagen worden ingezet, tenzij wanneer de behandelende dierenarts voor het welzijn van het paard andere instructies heeft gegeven. Artikel 21 Huurkoetsen moeten worden getrokken door één of twee rijpaarden met een schofthoogte van minimum 147 cm en een gewicht van minimum 450 kg. Huurtrams moeten worden getrokken door hetzij minstens één trekpaard met een gewicht van minimum 750 kg, hetzij twee rijpaarden met een schofthoogte van minimum 147 cm en een gewicht van minimum 450 kg. Artikel 22 Wanneer men met huurkoetsen of huurtrams rijdt na zonsondergang, moeten de paarden aan hun benen voorzien zijn van reflecterende banden. Daarnaast moet men uiteraard de verkeerswetgeving en verkeersreglementering terzake respecteren. Artikel 23 Zonder bijzondere toelating van de Burgemeester is het verboden enige publiciteit te voeren of aan te brengen op de huurkoetsen, huurtrams of huurauto's. De koetsier of bestuurder mag tijdens zijn commentaar geen publiciteit maken voor handelszaken of privé-initiatieven. HET MAKEN VAN RONDRITTEN OF EXCURSIES Artikel 24 De Burgemeester bepaalt de uren waarop rondritten en excursies mogen worden gemaakt. Artikel 25 § 1. Rondritten beginnen en eindigen op de plaatsen op de openbare weg die door de Burgemeester bepaald worden en volgen het traject dat eveneens door de Burgemeester bepaald wordt. § 2. De Burgemeester bepaalt tevens één of meerdere alternatieve plaatsen en trajecten die moeten worden gebruikt, respectievelijk gevolgd wanneer wegens gebeurlijke manifestaties of andere omstandigheden de normale standplaats niet kan worden gebruikt en/of het normale traject niet geheel kan worden gevolgd.
§ 3. Enkel in geval van overmacht , ingevolge een bijzonder besluit van de Burgemeester of op bevel van de politie mag worden afgeweken van het traject dat normaal moet worden gevolgd (overeenkomstig § 1 en 2 van dit artikel). Artikel 26 § 1. De huurkoetsen moeten op de standplaats worden opgesteld in volgorde van aankomst en op de door de Burgemeester bepaalde wijze. De ritten moeten in een beurtrol worden uitgevoerd, tenzij de klant uitdrukkelijk te kennen geeft een andere huurkoets te willen. De huurauto's moeten op de standplaatsen worden opgesteld op de door de Burgemeester bepaalde wijze. § 2. De koetsiers en bestuurders mogen daarbij de andere weggebruikers niet onnodig hinderen. Artikel 27 In de verkeersarme en/of verkeersluwe gedeelten van het traject, bepaald door de Burgemeester, moeten de huurkoetsen en huurauto's stapvoets rijden. Dat geldt ook voor andere gedeelten van het traject waar de talrijke zwakke weggebruikers op of langs de rijbaan het risico op aanrijdingen verhogen. Artikel 28 De koetsiers mogen hun huurkoets of huurtram onder geen enkel beding onbeheerd achterlaten. Zij mogen hun rijtuig enkel laten bewaken of mennen door: a. collega-koetsiers die over een geldige koetsierstoelating beschikken b. kandidaat-koetsiers in opleiding (in dat geval moeten ze vergezeld zijn van de koetsier die de opleiding geeft) c. de eigenaar van het paard (wanneer het gaat om paarden die op proef worden gereden) Artikel 29 § 1. De koetsier of bestuurder dient te waken over de veiligheid van de vervoerde passagiers, speciaal bij het in- en uitstappen. § 2. Hij of zij dient eveneens te waken over het gedrag van de passagiers. Hun gedrag mag de openbare orde, rust en veiligheid niet verstoren en zij mogen geen lawaaihinder veroorzaken. Indien de passagiers niet luisteren naar de aanmaning van de koetsier of bestuurder en indien de verstoring blijft duren, dan moet de rondrit worden beëindigd en rijdt men terug naar de vertrekplaats. In dat geval kunnen de passagiers geen aanspraak maken op terugbetaling van hun ticket. § 3. Personen die kennelijk onder invloed zijn van drank of drugs, moeten door de koetsiers en bestuurders als klant worden geweigerd. Artikel 30 De koetsiers en bestuurders moeten zich zowel tegenover hun klanten als tegenover anderen correct en beleefd gedragen. In het verkeer moeten zij zich ten allen tijde hoffelijk opstellen. In het bijzonder mogen zij geen lawaaihinder veroorzaken, o.m. door niet luider te spreken dan nodig is. Verder mogen de koetsiers en bestuurders tijdens het mennen of sturen niet roken, noch gebruik maken van audio-visuele toepassingen (GSM, I-pod, …). Artikel 31 Bijzondere aandacht moet gaan naar het naleven van de vigerende wetgeving inzake lawaai- en milieuhinder. Dat wil zeggen dat: 1) de standplaats en de plaatsen waar men op het traject halt houdt, proper worden gehouden 2) de rijtuigen niet op de openbare weg gereinigd mogen worden, met uitzondering van het sponzen en zemen van de koetsen na een regenbui (evenwel zonder gebruik van detergenten)
3) geen mest of andere vaste stoffen in de straatkolken mogen worden gedeponeerd, en ook niet op andere plaatsen vanwaar ze in het rioleringsstelsel terecht kunnen komen 4) de nodige maatregelen moeten worden genomen om de buurt langs het traject niet te hinderen door geluid of trillingen die de wettelijke normen overschrijden 5) gebruik moet worden gemaakt van alle technische en andere middelen om deze doeleinden te bereiken (eventueel kan de Burgemeester nog nadere regels bepalen). Artikel 32 Tijdens de rondritten moet men aan de passagiers een historisch verantwoorde uitleg geven over de bezienswaardigheden van de stad, tenzij de passagier(s) uitdrukkelijk te kennen geeft (geven) dit niet te wensen. Te dien einde stelt de stad een tekst in het Nederlands, Frans, Engels, Duits en Spaans ter beschikking en kan aan de koetsiers en bestuurders gevraagd worden regelmatig gegeven opleidingen te volgen ter verbetering van de kwaliteit van de aangeboden dienstverlening. Artikel 33 De exploitanten, hun koetsiers of bestuurders mogen geen klanten ronselen op de standplaatsen of enige andere openbare plaats. Ze mogen ook geen beroep doen op andere personen om klanten te ronselen onder het publiek. Artikel 34 De koetsiers en bestuurders moeten netjes gekleed gaan en mogen geen aanstoot geven. Daarbij moeten de koetsiers een bolhoed of strohoed dragen en een regencape, tenzij de weersomstandigheden anders wettigen (bv. muts bij extreme koude; polohemdje in de zomer, …). De Burgemeester kan nadere voorwaarden inzake kledij opleggen. Artikel 35 De koetsiers en bestuurders moeten achtergelaten voorwerpen onmiddellijk aan de eigenaar teruggeven of uiterlijk de volgende dag op het dichtstbijzijnde politiekantoor afgeven. Artikel 36 De koetsiers en de bestuurders moeten volgende documenten steeds bij zich hebben en op eerste verzoek voorleggen: 1) een exemplaar van deze verordening 2) een afschrift van de exploitatievergunning voor de huurkoets, huurtram of huurauto 3) een afschrift van zijn of haar koetsiers- of bestuurderstoelating 4) een lijst van de ingezette paarden van de uitbater voor wie men rijdt, met naam van het paard, het chipnummer en kopie van het grafische signalement uit het originele paspoort. De originele documenten zijn steeds ter beschikking op de uitbatingszetel. . Artikel 37 De koetsiers en de bestuurders moeten de bevelen van de politie en van de bevoegde ambtenaren onmiddellijk en stipt naleven. TARIEVEN Artikel 38 De Gemeenteraad stelt het tarief vast voor de rondritten. In dit tarief zijn alle lasten en taksen inbegrepen, inclusief de historisch verantwoorde uitleg tijdens de rondrit. Artikel 39 De officiële tariefkaart moet bij de koetsen aan weerszijden van de bok worden aangebracht. Bij de huurauto’s in de rechterbovenhoek van de voor- en achterruit.
Artikel 40 Er mag geen enkele meerprijs of fooi gevraagd worden bovenop het vastgestelde tarief. In het rijtuig mag ook geen enkele tekst of aanduiding staan die rechtstreeks of onrechtstreeks uitnodigt tot het geven van een fooi. BIJZONDERE BEPALINGEN Artikel 41 De burgemeester kan rondritten en/of excursies geheel of gedeeltelijk verbieden of hij kan bijzondere voorwaarden bepalen, naar aanleiding van om het even welke omstandigheid of gebeurtenis in het belang van de openbare orde, rust, veiligheid en gezondheid. De exploitanten, koetsiers of bestuurders kunnen hiervoor geen aanspraak maken op schadevergoeding. Artikel 42 De exploitanten moeten erop toezien dat hun koetsiers of bestuurders voldoen aan de voorwaarden van art.9 §1 en 2 en dat zij de bepalingen van deze verordening in alle opzichten naleven. TOEZICHT EN SANCTIES Artikel 43 Overtredingen van deze verordening worden opgespoord en vastgesteld door de politie en door bevoegde ambtenaren. Artikel 44 Het College van Burgemeester en Schepenen kan de vergunning tot het maken van rondritten of excursies voor één of meerdere rijtuigen tijdelijk schorsen of in ernstige gevallen zelfs definitief intrekken, wanneer a) de exploitant niet langer aan de gestelde voorwaarden in deze verordening voldoet b) de bepalingen van deze verordening niet naleeft c) een beroep doet op koetsiers of bestuurders die niet (meer) aan de voorwaarden in deze verordening voldoen d) de exploitant niet (afdoende) optreedt tegen koetsiers of bestuurders die de voorschriften van deze verordening niet naleven Artikel 45 Het College van Burgemeester en Schepenen kan de toelating van een koetsier of bestuurder tijdelijk schorsen of in ernstige gevallen zelfs definitief intrekken. Het College kan dat doen wanneer de koetsier of bestuurder niet langer voldoet aan de voorwaarden in deze verordening bepaald, of wanneer hij of zij de bepalingen ervan niet naleeft. Artikel 46 Alle nodige maatregelen kunnen worden genomen om de opgelegde sancties te doen eerbiedigen. Indien een tijdelijke schorsing niet wordt geëerbiedigd, kan het College van Burgemeester en Schepenen reeds om die reden overgaan tot definitieve intrekking. Artikel 47 Er staat een gevangenisstraf van één tot zeven dagen en/of een geldboete zoals bepaald in art. 38 van het Strafwetboek op het exploiteren of het maken van rondritten of excursies zonder te beschikken over de door deze verordening vereiste vergunning resp. toelating. DATUM VAN INWERKINGTREDING EN OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 48 Deze verordening vervangt met ingang van 1 juni 2010 de politieverordening betreffende het inrichten van rondritten en excursies met huurkoetsen, huurtrams en huurauto's, zoals hervastgesteld door de Gemeenteraadszitting van 25 maart 2003. De op 1 juni 2010 lopende exploitatievergunningen, koetsiers- en bestuurderstoelatingen blijven geldig voor
de periode waarvoor zij werden verleend. Hun gebeurlijke verlenging zal volgens de nieuwe regeling zijn. . Aldus vastgesteld in de Gemeenteraad in zitting van 18 december 2012. Namens de Gemeenteraad: De Secretaris, Get. Johan COENS
De Burgemeester-Voorzitter, get. Patrick MOENAERT