ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Raymarine Nederland Florijnweg 21-G 6883 JN VELP
Document nummer: 81263-2 NL Datum: december 2005
Raymarine, ST60+ en SeaTalk zijn handelsmerken van Raymarine UK Limited © Copyright inhoud handleiding Raymarine UK Limited 2005
i
Voorwoord Contents
Belangrijke informatie Mededelingen m.b.t. veiligheid WAARSCHUWING: Installatie en gebruik van het product Dit apparaat moet worden geïnstalleerd en gebruikt volgens de door Raymarine meegeleverde instructies. Als dat niet gebeurt, kan dat leiden tot lichamelijk letsel, schade aan uw boot en/of verminderde prestaties van het product. WAARSCHUWING: Elektriciteit en veiligheid Zorg ervoor dat de stroomtoevoer uitgeschakeld is voordat u dit product gaat installeren. WAARSCHUWING: Hulpmiddel voor navigatie Ofschoon wij dit product hebben ontwikkeld om nauwkeurig en betrouwbaar te werken, kan het functioneren ervan door vele factoren worden beïnvloed. Derhalve mag het uitsluitend als hulpmiddel voor navigatie worden gebruikt en nooit ter vervanging van gezond verstand en navigatievaardigheden. Zorg dat er altijd een wacht is, zodat direct op veranderende omstandigheden kan worden gereageerd.
Conformiteit met EMC-normen Alle apparatuur en accessoires van Raymarine zijn ontworpen volgens de hoogste industriële normen voor gebruik in de pleziervaart. Ontwerp en fabricage zijn in overeenstemming met de desbetreffende normen t.a.v. elektromagnetische compatibiliteit (EMC). Een goede installatie is echter noodzakelijk om goede prestaties te verzekeren.
Over deze handleiding De informatie in deze handleiding was, naar ons beste weten, correct bij het ter perse gaan. Raymarine aanvaardt echter geen aansprakelijkheid voor eventuele onnauwkeurigheden of weglatingen. Door het beleid van Raymarine om producten voortdurend te verbeteren en te actualiseren, behouden wij ons het recht voor productspecificaties zonder voorafgaande mededeling te wijzigen. Daardoor kunnen er soms niet te voorkomen verschillen tussen product en handleiding zijn.
ii
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Recycling van producten Waste Electrical and Electronic (WEEE) Richtlijn De WEEE Richtlijn is opgesteld voor de recycling van afgevoerde elektrische en elektronische apparatuur. Ofschoon de WEEE Richtlijn niet voor alle producten van Raymarine geldt, ondersteunen wij dit beleid en vragen wij u mee te werken aan een milieuvriendelijke verwerking van afgevoerde producten. Het symbool van de afvalcontainer met een kruis erdoor, zoals hierboven afgebeeld en op onze producten aangebracht, geeft aan dat dit product niet als gewoon restafval moet worden weggeworpen. Vraag uw dealer, distributeur of Raymarine Technical Services om informatie over het afvoeren van dit product.
iii
Inhoud Voorwoord......................................................................................................................... i Belangrijke informatie ............................................................................................. i WAARSCHUWING: Installatie en gebruik van het product ................ i WAARSCHUWING: Elektriciteit en veiligheid ......................................... i WAARSCHUWING: Hulpmiddel voor navigatie....................................... i Conformiteit met EMC-normen ......................................................................... i Over deze handleiding....................................................................................... i Recycling van producten ........................................................................................ ii Inleiding ................................................................................................................vii Data invoer ...........................................................................................................vii SeaTalk ............................................................................................................vii Gebruik als ‘standalone’.................................................................................viii Afstandsbediening ...............................................................................................viii Opties voor montage ............................................................................................viii Meegeleverde onderdelen .................................................................................... ix Hoofdstuk 1: Bediening ................................................................................................ 1 1.1 Aan de slag ...................................................................................................... 1 WAARSCHUWING: kalibratie vereist......................................................... 1 Aan en uit zetten............................................................................................... 1 Getoonde informatie ........................................................................................ 1 1.2 Normale bediening .......................................................................................... 2 Diepte informatie.............................................................................................. 2 Gebruik met een fishfinder....................................................................... 2 Huidige diepte scherm ............................................................................. 2 Schermen voor instelling van diepte alarmen .......................................... 3 Snelheid informatie .......................................................................................... 4 Bootsnelheid ............................................................................................ 4 Maximum snelheid................................................................................... 5 Gemiddelde snelheid................................................................................ 5 Goedgemaakte snelheid (VMG windwaarts)............................................ 5 Afstand, temperatuur en timer informatie ........................................................ 6 Watertemperatuur ................................................................................... 6 Timers ...................................................................................................... 6 Log scherm............................................................................................... 8 Trip scherm .............................................................................................. 8 1.3 Display instellingen .......................................................................................... 8 Verlichting ........................................................................................................ 8 Contrast............................................................................................................ 8 1.4 Afstandsbediening ........................................................................................... 8
iv
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 2: Onderhoud en Problemen oplossen ................................................9 2.1 Onderhoud .......................................................................................................9 Onderhoud en veiligheid...................................................................................9 Instrument ........................................................................................................9 Transducers.......................................................................................................9 Kabels .............................................................................................................10 2.2 Problemen oplossen .......................................................................................10 Voorzorgsmaatregelen....................................................................................10 Problemen verhelpen ......................................................................................10 LET OP: binnendringen van water voorkomen ...................................10 Technische ondersteuning...............................................................................11 Via het Internet ...................................................................................... 11 Help ons wanneer u om hulp vraagt ...................................................... 12 Hoofdstuk 3: Installatie ..............................................................................................13 3.1 Planning van de installatie .............................................................................13 Eisen t.a.v. de plaats........................................................................................13 Transducers............................................................................................ 13 Instrument.............................................................................................. 15 LET OP: zorg dat achterzijde van instrument droog blijft ............. 15 EMC richtlijnen voor installatie .......................................................................16 Onderdrukkingsferrieten ........................................................................ 17 Aansluiting op andere apparatuur ......................................................... 17 3.2 Werkwijzen ....................................................................................................18 LET OP: behoud van veilige constructie ................................................18 Uitpakken........................................................................................................18 Monteren van het instrument .........................................................................18 Opbouwmontage ................................................................................... 18 Inbouwmontage..................................................................................... 19 Montage op kantel-/zwenkvoet ............................................................. 22 Montage van de transducers...........................................................................22 Transducerkabel leggen ......................................................................... 23 Aansluiten van het instrument ........................................................................24 Opties voor aansluiting .......................................................................... 24 Montage van ferrieten ........................................................................... 24 Signaal aansluitingen............................................................................. 25 Stroomtoevoer aansluiting ..................................................................... 25 LET OP: stroomtoevoer beveiligen..........................................................25 3.3 Aan zetten ......................................................................................................27 WAARSCHUWING: kalibratie vereist.......................................................27 EMC richtlijnen................................................................................................27
v Hoofdstuk 4: Kalibratie .............................................................................................. 29 4.1 Inleiding ......................................................................................................... 29 4.2 Gebruiker kalibratie ....................................................................................... 29 Diepte............................................................................................................. 30 Diepte eenheid ............................................................................................... 31 Diepte verstelling............................................................................................ 31 Verstelling instellen................................................................................ 32 WAARSCHUWING: gebruik de juiste diepte verstelling .................. 32 Ondiep alarm vergrendelen.................................................................... 32 Snelheid.......................................................................................................... 32 Eenheid voor snelheid instellen.............................................................. 33 Resolutie instellen.................................................................................. 34 Log eenheid instellen ............................................................................. 34 Correcte snelheid instellen ..................................................................... 34 Temperatuureenheid instellen................................................................ 35 Temperatuur kalibreren.......................................................................... 35 Timer zoemer ......................................................................................... 35 Gebruiker kalibratie verlaten .......................................................................... 35 4.3 Overige kalibratie .......................................................................................... 35 Snelheid kalibreren......................................................................................... 36 Overige kalibratie verlaten ............................................................................. 39 4.4 Dealer kalibratie ............................................................................................. 39 Gebruiker kalibratie aan/uit............................................................................ 39 Bron voor snelheid selecteren (SOG aan/uit)................................................... 40 Reactie instellingen ........................................................................................ 41 Boatshow modus............................................................................................ 41 LET OP: Boatshow modus NIET activeren ............................................. 41 Standaard fabrieksinstellingen ....................................................................... 41 Dealer kalibratie verlaten ............................................................................... 41 Verklarende woordenlijst......................................................................................... 43 Trefwoordenregister .................................................................................................. 45
vi
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Voorwoord
vii
Inleiding Preface
Wij willen u bedanken dat u voor een Raymarine product hebt gekozen. Wij zijn ervan overtuigd dat uw ST60+ instrument jarenlang probleemloos zal werken. In deze handleiding beschrijven we de installatie en het gebruik van het Raymarine ST60+ Tridata instrument. Dit instrument geeft accurate diepte, snelheid, trip en timer informatie weer op een LCD display van hoge kwaliteit. Het instrument is in een solide en weerbestendige behuizing ondergebracht, zodat het ook onder de meest veeleisende omstandigheden betrouwbaar functioneert.
ST 6
0+
TR ID AT A
DE
PTH SPE
ED TR
IP RE
SET
-1
169
D8
Data invoer Het ST60+ Tridata instrument kan als master en/of repeater worden gebruikt en data van de desbetreffende transducers en/of een SeaTalk instrumentensysteem ontvangen.
SeaTalk SeaTalk maakt mogelijk dat een aantal compatibele instrumenten als één geïntegreerd navigatiesysteem werken. Instrumenten in een SeaTalk systeem zijn gekoppeld via één enkele kabel, die stroomtoevoer en dataverkeer verzorgt. Daardoor kunnen instrumenten aan het systeem worden toegevoegd door ze op het netwerk aan te sluiten. SeaTalk is flexibel genoeg om zich aan te passen aan een willekeurig aantal compatibele instrumenten, zonder dat er een centrale processor nodig is. SeaTalk kan via een interface ook met niet-SeaTalk apparatuur communiceren, met behulp van het internationaal geaccepteerde National Marine Electronics Association (NMEA) protocol.
viii
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding In een SeaTalk systeem kan elk instrument ofwel een master (hoofdinstrument) of specifieke repeater (weergave instrument) zijn. Een master instrument wordt direct aangesloten op een transducer (het apparaat dat de ruwe data levert) en levert data en bediening van de geleverde ‘dienst’ aan alle andere apparatuur in het SeaTalk netwerk. Een repeater instrument is niet direct op een transducer aangesloten, maar ‘herhaalt’ de informatie die door andere apparatuur in het SeaTalk netwerk is verzameld.
Gebruik als ‘standalone’ Bij gebruik als onafhankelijk (standalone) apparaat wordt het ST60+ Tridata instrument alleen op de relevante transducers aangesloten. Het geeft geen informatie van andere instrumenten weer en levert ook geen informatie aan andere instrumenten.
Afstandsbediening Aangesloten op SeaTalk kan het ST60+ Tridata instrument op afstand worden bediend met behulp van een SeaTalk afstandsbediening, zodat vanaf elke plaats de verschillende informatieschermen direct kunnen worden afgelezen.
Opties voor montage Een standaard ST60+ instrument wordt als opbouwmodel op de gewenste plaats gemonteerd. Als u het ST60+ instrument anders wenst te installeren, hebt u daarvoor de volgende keuzemogelijkheden: • Inbouw. Als u de inbouwoptie hebt besteld, zijn een frontje voor inbouwmontage en vier bevestigingsschroeven meegeleverd. • Montage op een kantel-/zwenkvoet.
Voorwoord
ix
Meegeleverde onderdelen Pak het ST60+ instrument uit en controleer of de volgende onderdelen aanwezig zijn: • Item 1, ST60+ Tridata instrument, voorzien van standaard frontje voor opbouwmontage. • Item 2, Draadstangen (2). • Item 3, Schroefknoppen (2). • Item 4, Afdichtring. • Item 5, Diepte transducer. • Item 6, Snelheid transducer, plus stop (niet afgebeeld). • Item 7, SeaTalk verbindingskabel. • Item 8, Stroomtoevoerkabel. • Item 9, Instrumentkap. • Item 10, Gebruikershandleiding. Het boek bevat een garantiedocument en sjablonen voor montage. • Item 11, Beknopte instructies. Extra stekkerhulzen zijn ook meegeleverd, om een transducerkabel opnieuw aan te sluiten als die moet worden doorgeknipt om de installatie te vereenvoudigen. NB: de bovenstaande onderdelenlijst geldt voor een ST60+ Tridata systeem. Als het instrument afzonderlijk is aangeschaft, zijn geen snelheid en diepte transducers meegeleverd.
x
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
TRIP
SPEED
RESET
1
4
2
3
2
3
5
6
7
8
9
ST60+ Tridata Instrument Owner's Handbook
ST60+ Tridata Instrument ST60+
DEPTH
TRIDATA
SPEED
TRIP
RESET
Quick Start Guide
10
11
D8170-1
DEPTH
1
Hoofdstuk 1: Bediening 1.1 Aan de slag In deze handleiding beschrijven we de bediening, het onderhoud en de installatie van het Raymarine ST60+ Tridata instrument. WAARSCHUWING: kalibratie vereist Om te verzekeren dat dit product op uw boot optimaal werkt, MOET u het vóór gebruik kalibreren aan de hand van de instructies in hoofdstuk 4, Kalibratie. Het product NIET gebruiken voordat u het met succes hebt gekalibreerd.
Aan en uit zetten Als de stroomtoevoer naar het instrument ingeschakeld is, kunt u de depth toets gebruiken om het instrument als volgt uit en aan te zetten: • Om het instrument uit te zetten, houdt u de depth toets ca. 5 seconden ingedrukt. Daarna verschijnt er een afteltimer van 4 seconden. Houd de depth toets gedurende die tijd ingedrukt om het instrument uit te zetten. • Om het instrument aan te zetten, houdt u depth ca. 1 seconde ingedrukt. Als de stroomtoevoer uitgeschakeld is, werkt geen van de toetsen van het instrument (inclusief depth). NB:
(1) Als de stroomtoevoer naar het instrument ingeschakeld wordt, staat het
instrument normaal gesproken aan. U hoeft de depth toets niet te gebruiken om het instrument aan te zetten. (2) Als het instrument aan staat, kunt u met de depth toets andere functies uitvoeren, zoals verderop beschreven.
Getoonde informatie Het scherm van het ST60+ Tridata instrument is in drie delen verdeeld, waarin verschillende soorten informatie wordt weergegeven, zoals in de volgende afbeelding getoond.
2
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Diepte Depth
Speed Snelheid
Schermlayout indeling Screen
D8171-1
Trip, Trip,log, log,water watertemperatureen&timer timer temperatuur
1.2 Normale bediening Gebruik de stroomdiagrammen in dit hoofdstuk om uw ST60+ Tridata instrument te bedienen. Er zijn stroomdiagrammen voor: • gebruik van de depth toets. Hiermee roept u de actuele diepte informatie op. Op een master instrument kunt u hiermee ook de diepte alarm instellingen bekijken en desgewenst wijzigen. • gebruik van de speed toets. Hiermee kunt u maximum snelheid, gemiddelde snelheid en goedgemaakte snelheid (VMG) windwaarts weergeven. • gebruik van de trip toets. Hiermee roept u log, trip, watertemperatuur en timer informatie op. Elke toets moet kort worden ingedrukt en losgelaten, tenzij anders vermeld.
Diepte informatie Gebruik de depth toets om de gewenste informatie te selecteren, zie het diagram Gebruik van de depth toets. De eenheid voor diepte kan voet of meter zijn, zoals geselecteerd via de Gebruiker kalibratie (zie hoofdstuk 4, Kalibratie).
Gebruik met een fishfinder Diepte informatie wordt normaliter verkregen van de diepte transducer, die als onderdeel van het ST60+ Diepte of Tridata systeem wordt geïnstalleerd. Als het ST60+ Tridata instrument op een SeaTalk systeem aangesloten is waarop ook een compatibele fishfinder aangesloten is, wordt de diepte informatie door de fishfinder geleverd zolang de fishfinder ingeschakeld is.
Huidige diepte scherm Op het huidige diepte scherm worden de titel DEPTH, de geselecteerde diepte eenheid en de gemeten diepte weergegeven. Het scherm toont ook dieptetrend indicatiepijlen, ofwel een pijl omhoog die een stijgende zeebodem aangeeft, of een pijl omlaag voor een dalende zeebodem. Als er geen diepte informatie beschikbaar is, knippert de titel DEPTH éénmaal per seconde en is de weergegeven diepte de laatste goede meting.
Hoofdstuk 1: Bediening
3
Schermen voor instelling van diepte alarmen De alarm schermen zijn beschikbaar als het instrument als master functioneert. Elk scherm wordt aangeduid door een alarm symbool ( ) en ofwel een dieptetrendpijl omhoog voor een ondiep alarm of een pijl omlaag voor een diep alarm. De ondiep en diep anker alarmen worden aangeduid door een extra anker symbool ( ). Huidige Currentdiepte depth depth
depth
Anker diep Anchor deep alarm limiet alarm threshold
Ondiep alarm Shallow alarm limiet threshold
ToEen enable/disable anzetten: alarm: alarm aan of uit selectselecteer the relevant screenscherm then hold down het gewenste en houd reset
for 2 seconds 2 seconden ingedrukt depth
To enter/leave alarm adjust mode Select relevant Alarm instelmodus activeren/verlaten: selecteerscreen het gewenste scherm en druk op then press trip
Anchor Anker ondiep shallow alarm alarm limiet threshold
+
depth
reset
To adjust an alarm level: Alarm limiet instellen: In instelmodus adjust mode, useu op in de drukt either or reset trip of
Deepalarm Diep alarm limiet threshold
dethe gewenste toomset alarmlimiet level
depth
Gebruik vandepth de depth toets Using the button
D8172-1
in te stellen
Om een alarm aan of uit te zetten, houdt u de reset toets 2 seconden ingedrukt terwijl het relevante alarm scherm wordt weergegeven. Elk alarm scherm wordt gedurende 7 seconden weergegeven en als u gedurende die tijd niets doet, verschijnt het scherm met de huidige diepte weer op de display.
4
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding Een alarm treedt in werking als: • de diepte kleiner dan de SHALLOW of SHALLOW ankerlimiet wordt • de diepte groter dan de DEEP ankerlimiet wordt • de DEEP limiet wordt overschreden. Een alarmtoestand wordt aangegeven door een geluidssignaal en knipperend alarmsymbool ( ) op de display. De display geeft ook aan welk alarm het betreft: SHALLOW of DEEP; deze worden respectievelijk aangeduid door een pijl omhoog en omlaag en bij anker alarmen verschijnt het ankersymbool ( ). Als het instrument als master functioneert, kunt u de alarmlimieten bekijken en desgewenst instellen. Als een alarm uitgeschakeld is, wordt op het bijbehorende scherm de tekst OFF (uit) weergegeven. Alarmlimieten instellen Een alarmlimiet stelt u als volgt in: 1. Gebruik de depth toets om het gewenste alarm scherm weer te geven. 2. Druk de trip en reset toetsen tegelijkertijd in om de instelmodus te activeren. Gebruik daarna trip (lager) of reset (hoger) om de limiet in te stellen. 3. Wanneer u de gewenste waarde ingesteld hebt, drukt u de toetsen trip en reset nogmaals tegelijkertijd in om de instelling op te slaan en de instelmodus te verlaten. NB: instelling van de ondiep alarmlimiet kan via de kalibratie geblokkeerd zijn. Als de in-
stelling geblokkeerd is, kunt u de instelmodus niet activeren.
Snelheid informatie Gebruik de speed toets om de gewenste informatie te selecteren, zoals getoond in de afbeelding Gebruik van de speed toets. Snelheid informatie kan worden weergegeven in knopen (KTS), mijl per uur (MPH) of kilometer per uur (KMH), te selecteren via de Gebruiker kalibratie (zie hoofdstuk 4, Kalibratie ). Maximum snelheid, gemiddelde snelheid en VMG windwaarts worden gedurende 7 seconden weergegeven; als u gedurende die tijd niets doet, verschijnt het bootsnelheid scherm weer op de display.
Bootsnelheid De bootsnelheid toont de huidige snelheid in de geselecteerde eenheid. De snelheid wordt verkregen van een snelheid transducer, of van de snelheid over de grond (SOG). SOG is beschikbaar als het instrument deel uitmaakt van een SeaTalk systeem waarop tevens een compatibele GPS aangesloten is.
Hoofdstuk 1: Bediening
5
De bron van de snelheid informatie (transducer of SOG) wordt via de Dealer kalibratie geselecteerd (zie hoofdstuk 4, Kalibratie ). Bootsnelheid Boat speed
speed
speed
VMG VMG to windward windwaarts
2s
Maximum Maximum snelheid speed
Terugzetten Resets to op huidige current boat bootsnelheid speed
reset
Terugzetten Resets to op nul zero Gemiddelde Average snelheid speed
speed
Gebruik van de speed toets Using the speed button
D8173-1
speed
Maximum snelheid Dit scherm toont de maximum snelheid die bereikt is sinds de laatste nulstelling. De maximum snelheid wordt bij inschakelen automatisch op nul teruggezet. Als het instrument als master functioneert, kan de maximum snelheid ook worden teruggezet door de reset toets 2 seconden ingedrukt te houden.
Gemiddelde snelheid Dit scherm toont de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling. De gemiddelde snelheid wordt bij inschakelen automatisch op nul teruggezet. Als het instrument als master functioneert, kan de gemiddelde snelheid ook worden teruggezet door de reset toets 2 seconden ingedrukt te houden.
Goedgemaakte snelheid (VMG windwaarts) Goedgemaakte snelheid (Velocity Made Good, VMG) is beschikbaar als uw instrument deel uitmaakt van een SeaTalk systeem waarop tevens een SeaTalk compatibel windinstrument aangesloten is.
6
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Afstand, temperatuur en timer informatie Met de trip toets roept u de log, trip, watertemperatuur en timer schermen op, zoals getoond in de afbeelding Gebruik van de trip toets.
Watertemperatuur De watertemperatuur wordt in graden Celsius (°C) of Fahrenheit (°F) getoond, zoals ingesteld via de kalibratie (zie hoofdstuk 4, Kalibratie ).
Timers De opteltimer en twee race-starttimers geven tijd in seconden (S) of minuten (M) weer, afhankelijk van de actuele waarde. Raadpleeg het diagram Gebruik van de trip toets om de gewenste timer weer te geven. Daarna drukt u op de reset toets om de timer te starten. Wanneer een timer loopt, knippert het scheidingsteken ( . of : ). Terwijl een timer loopt, kunt u op reset drukken voor lap tijden. Om een timer te stoppen, drukt u op reset.
trip
WaterWater temperatuur temperature
Trip
trip
OptelCount-up timer* timer*
Log
trip trip
Race start timer 2*
Houd Hold down
Race start timer 1*
reset
for 1 som to timer resetoptimer ingedrukt beginto start waarde terugvalue. te zetten trip
Using thevan trip Gebruik de button trip toets
voor lap-tijd **When Als timertimer loopt,running druk op reset gets lap time D8174-1
*Als timertimer gestopt is, met reset starts timer starten *When stopped timer
Hoofdstuk 1: Bediening
7
Om een timer te stoppen en op de beginwaarde terug te zetten, houdt u de reset toets 1 seconde ingedrukt. Zodra een timer loopt, kunt u het timerscherm verlaten en een ander scherm selecteren. De teller blijft op de achtergrond doorlopen. Race-start timers U kunt elke race-start timer op elke gewenste waarde in hele minuten van 1 t/m 15 minuten instellen. NB: na de installatie van het instrument zijn de race-start timers ingesteld op respec-
tievelijk 4 en 5 minuten.
Een race-start timer instellen: 1. Gebruik de trip toets, zoals getoond in het diagram Gebruik van de trip toets om de gewenste race-start timer te selecteren 2. Druk de toetsen trip en reset tegelijkertijd in om de instelmodus van de racestart timer te activeren. 3. Gebruik de trip of reset toets om de gewenste waarde in te stellen. 4. Druk de toetsen trip en reset tegelijkertijd in om de waarde op te slaan en de instelmodus te verlaten. Tijd langer Increase time reset
Timer mode Timeradjust instelmodus
reset
+
OF OR
trip
trip reset
Decrease time Tijd korter
trip
Set race-start timer Race-start timer instellen
Wanneer u één van de race-start timers gebruikt en de zoemer ingeschakeld is: • klinkt elke minuut een dubbele pieptoon • klinken 3 pieptonen bij het begin van de laatste 30 seconden • klinkt één pieptoon voor elk van de laatste 10 seconden • klinkt een pieptoon van 2 seconden bij nul. De timer-zoemer wordt aan of uit gezet via de kalibratie (zie Hoofdstuk 4, Kalibratie ). NB: nadat een race-starttimer tot nul heeft afgeteld, begint die op te tellen.
D8175-1
+
8
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Log scherm Het Log scherm toont de totale afstand die door de boot is afgelegd sinds het instrument geïnstalleerd is.
Trip scherm De Trip afstand is de afstand afgelegd sinds de laatste reset. De Trip waarde wordt bij inschakelen automatisch op nul teruggezet. Als het instrument als master functioneert, kunt u de Trip waarde ook terugzetten door de reset toets 3 seconden ingedrukt te houden.
1.3 Display instellingen Verlichting Als u het instrument de eerste keer aan zet, staat de display verlichting op de laagste stand, zodat de toetsen altijd goed zichtbaar zijn. Stel de verlichting als volgt in: 1. Houd de depth toets gedurende ca. één seconde ingedrukt om de instelmodus voor de verlichting te activeren. 2. Er zijn vier standen voor de verlichting. Druk de depth toets telkens kort in, totdat de gewenste stand wordt weergegeven. 3. Druk op een andere toets om het instellen van de verlichting te beëindigen. NB: 7 seconden na de laatste toetsaanslag keert de display naar normale bediening terug.
Contrast Het contrast van de display instellen: 1. Houd de depth toets gedurende ca. twee seconden ingedrukt om de instelmodus voor het contrast te activeren. 2. Er zijn vier standen voor het contrast. Druk de depth toets telkens kort in, totdat de gewenste beeldkwaliteit bereikt is. 3. Druk op een andere toets om het instellen van het contrast te beëindigen. NB: 7 seconden na de laatste toetsaanslag keert de display naar normale bediening terug.
1.4 Afstandsbediening Indien aangesloten op SeaTalk, kan het ST60+ Tridata instrument op afstand worden bediend met een SeaTalk afstandsbediening. Op de display verschijnt de tekst REMOTE, om aan te geven dat het instrument via afstandsbediening bediend wordt. Uitgebreide informatie over het gebruik van de afstandsbediening vindt u in de handleiding van de SeaTalk afstandsbediening.
9
Hoofdstuk 2: Onderhoud en Problemen oplossen 2.1 Onderhoud Onderhoud en veiligheid • Service aan Raymarine apparatuur dient uitsluitend door geautoriseerde Raymarine monteurs te worden verricht. Raymarine producten bevatten geen onderdelen waaraan de gebruiker service kan verrichten. • Sommige producten genereren hoogspanning. Kabels of stekkers daarom nooit hanteren als de stroomtoevoer naar de apparatuur ingeschakeld is. • Alle ingeschakelde elektrische apparaten produceren elektromagnetische velden. Deze kunnen storingen tussen naast elkaar geplaatste apparaten veroorzaken, waardoor die minder goed gaan werken. Om die effecten tot een minimum te beperken en de best mogelijke resultaten met uw Raymarine apparatuur te bereiken, dient u de instructies voor de installatie op te volgen, zodat er een minimale interactie tussen verschillende apparaten is, d.w.z. om een optimale elektromagnetische compatibiliteit (EMC) te bereiken. • Meld problemen in verband met elektromagnetische compatibiliteit (EMC) altijd aan uw Raymarine dealer. Wij gebruiken dergelijke informatie om onze kwaliteitsnormen verder te verhogen. • In sommige installaties is het niet altijd mogelijk invloeden van buitenaf te voorkomen. In het algemeen leidt dat niet tot schade aan de apparatuur, maar kan die willekeurig worden gereset of tijdelijk onjuist functioneren.
Instrument Bepaalde atmosferische omstandigheden kunnen condensatie onder het venster van het instrument veroorzaken. Die is niet schadelijk voor het instrument en kan worden verwijderd door de verlichting in te stellen op stand 3. Maak het ST60+ instrument regelmatig schoon met een zachte vochtige doek. NOOIT chemische of schurende reinigingsmiddelen gebruiken om het instrument schoon te maken.
Transducers Raadpleeg de instructies voor installatie en onderhoud die bij de transducers meegeleverd zijn.
10
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Kabels Controleer alle kabels op schuurplekken of andere beschadigingen van de buitenste mantel. Indien nodig kabels vervangen en opnieuw bevestigen.
2.2 Problemen oplossen Voorzorgsmaatregelen Veranderingen in de elektrische omgeving kunnen de werking van uw ST60+ apparatuur beïnvloeden. Typische voorbeelden van dergelijke veranderingen zijn: • Onlangs is elektrische apparatuur aan boord geïnstalleerd of verwijderd. • U bevindt zich in de buurt van een ander schip of een kuststation dat radiosignalen uitzendt. Bij problemen controleert u eerst of nog steeds aan de EMC eisen wordt voldaan, voordat u het probleem verder onderzoekt.
Problemen verhelpen LET OP: binnendringen van water voorkomen Als u de transducer moet verwijderen, moet u direct na het verwijderen de stop in de opening aanbrengen, om binnendringen van water te voorkomen. Alle Raymarine producten worden aan uitgebreide testen en kwaliteitsprogramma’s onderworpen voordat ze worden verpakt en verzonden. Mocht zich desondanks een storing voordoen, dan kunt u de volgende tabel gebruiken om het probleem op te sporen en te verhelpen. Probleem
Oorzaak
Remedie
Display leeg.
Geen stroomtoevoer.
Stroomtoevoer controleren. Aansluiting SeaTalk kabels en stekkers controleren. Zekering(automaat) controleren.
Geen snelheid of tempe- Snelheid transdu- Conditie van snelheid transducer kabel ratuur informatie. cer kabel of stekker en bevestiging van aansluitingen condefect. troleren. Geen snelheid, maar temperatuur wel weergegeven.
Schoepenrad van transducer vervuild.
Schoepenrad schoonmaken. Zie LET OP hierboven.
Hoofdstuk 2: Onderhoud en Problemen oplossen
11
Probleem
Oorzaak
Remedie
Geen informatie overdracht tussen SeaTalk instrumenten (bijv. verlichtingsstand).
SeaTalk kabel of stekker defect.
Conditie en bevestiging SeaTalk kabels en stekkers controleren. Instrument met storing identificeren door instrumenten één voor één af te koppelen.
Storing van groep SeaTalk instrumenten.
SeaTalk kabel of stekker defect.
Bevestiging SeaTalk stekkers tussen werkende en niet-werkende instrumenten controleren.
LAST knippert of streep- Diepte transducer jes weergegeven (diepte kabel of stekker defect. meer dan 1 m).
Conditie van diepte transducer kabel en bevestiging van aansluitingen controleren.
LAST knippert terwijl u vaart.
Waarde moet stabiel zijn in rustig water.
Water met luchtbellen door zog, schroeven.
Technische ondersteuning Raymarine beschikt over een uitgebreide klantenservice via het Internet en telefonisch. U kunt altijd contact met ons of uw Raymarine dealer opnemen als u een probleem niet zelf kunt oplossen.
Via het Internet Bezoek het Customer Support gedeelte van onze website op: www.raymarine.com Behalve een uitgebreid deel met veelgestelde vragen en informatie over service krijgt u hier toegang tot de afdeling Technical Support van Raymarine en informatie over Raymarine dealers en distributeurs over de hele wereld. In Europa, het Midden-Oosten of Verre-Oosten kunt u onze helpdesk bereiken op: • Tel. +44 (0) 23 9271 4713 • Fax +44 (0) 23 9266 1228 In Nederland: Raymarine Nederland Florijnweg 21-G 6883 JN VELP Tel. 026 - 361 49 05
12
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Help ons wanneer u om hulp vraagt Wanneer u om service of ondersteuning vraagt, a.u.b. de volgende informatie bij de hand houden: • type apparaat • modelnummer • serienummer • software versienummer. Om het software versienummer van uw ST60+ Tridata instrument te bepalen, gaat u als volgt te werk: 1. Vanuit de normale werkstand houdt u de depth en speed toetsen ca. 4 seconden ingedrukt om het software versie (VEr) scherm op te roepen.
Software version versie Software
D8247_1
2. Noteer het software versienummer en houdt de depth en speed toetsen ca. 2 seconden ingedrukt om naar de normale werkstand terug te keren.
13
Hoofdstuk 3: Installatie In dit hoofdstuk beschrijven we de installatie van het ST60+ Tridata instrument en bijbehorende snelheid en diepte transducers. De transducers worden in de romp van de boot gemonteerd en via een kabel achter op het instrument aangesloten. De gebruikte typen transducers worden bepaald door het type romp van de boot. Voor advies of meer informatie over de installatie van dit apparaat kunt u contact opnemen met de afdeling Product Support van Raymarine of uw Raymarine dealer of importeur.
3.1 Planning van de installatie Voordat u met de installatie begint, moet u even de tijd nemen om de beste plaats voor transducers en instrument te bepalen, zodat aan de Eisen t.a.v. de plaats en de EMC richtlijnen (zie onder) wordt voldaan.
Eisen t.a.v. de plaats Transducers
mmmm ) 3.75 in95(95
4.69 119 in (119 mmmm)
mmmm ) 2.94 75 in (75 diameter diameter
51(51 mmmm ) 2.0 in diameter diameter
2.94 75 in (75 mmmm ) diameter diameter
2.0 in 51(51 mmmm) diameter diameter mmmm) 2.94 75 in (75 diameter diameter
0.19 in (5 5mm) mm
Snelheid Speed
75 mm 2.94diameter in (75 mm ) diameter
mm 0.19 in (5 5mm)
Diepte Depth
D8686-1
14
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding Voor de verschillende romptypen zijn de volgende typen transducers nodig: Materiaal van romp Snelheid transducer
Diepte transducer
Met glasvezel ver- E26031 Through hull kunststerkte kunststof stof (GRP)
31-188-4-02 Through hull kunststof of M78718 Intrekbaar through hull
Staal
E26031 Through hull kunststof
31-188-4-02 Through hull kunststof of M78718 Intrekbaar through hull
Aluminium
E26031 Through hull kunststof
31-188-4-02 Through hull kunststof of M78718 Intrekbaar through hull
Hout
M78716 Through hull brons
M78714 Through hull brons of M78719 Intrekbaar through hull brons
Voor specifieke eisen zijn ook andere transducers verkrijgbaar. Vraag uw Raymarine dealer om meer informatie. Voor correcte diepte- en snelheidmeting moeten de transducers in de vrije waterstroomgebieden, hieronder aangegeven in grijs, worden gemonteerd.
Sailing vessel Zeilboot
Planing power Planerende motorboot vessel
Displacement power Motorboot met vessel waterverplaatsing
Montagepositie Transducer sitingvoor transducers
D4349-1
Hoofdstuk 3: Installatie
15
Tevens moeten de transducers: • zich vóór de schroeven bevinden (minimaal 10% van lengte van waterlijn), • ten minste 150 mm van de kiel verwijderd zijn (bij een zeiljacht het best vóór de kiel), • zo dicht mogelijk bij de middellijn van het schip worden geplaatst, • vrij zijn van andere voorwerpen door/aan de romp, • ruimte binnen de romp bieden voor montage van de moer, • 100 mm bovenruimte hebben om eruit te kunnen worden getrokken. Bovendien moet de diepte transducer binnen 10° t.o.v. verticaal, vooruit, achteruit en dwarsscheeps worden gemonteerd.
10˚ maximum
Maximum schuinstand van transducer transducer angle
D4350-1
Instrument LET OP: zorg dat de achterzijde van het instrument droog blijft. Vocht aan de achterzijde van het instrument kan schade veroorzaken, doordat het via het ontluchtingsgaatje het instrument binnendringt, of door contact met elektrische aansluitingen. ST60+ instrumenten kunnen boven- of benedendeks worden gemonteerd, mits de achterzijde van het instrument beschermd is tegen contact met water.
16
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Metstandard standaardbezel front With (surface(opbouw) mount)
Metlow laagprofiel front With profile bezel (inbouw) (flush mount)
4.90 in124 (124 mmmm)
Afmetingen ST60+ dimensions instrument ST60+ instrument
490 124 in (124 mmmm)
0.93mm in 150.6 23,5 mmin (23.5 mm) (15 mm)
3.54 in (90 mm) 90 mm diameter diameter
110 mmmm) 4.33 in (110
4.53 in (115 115 mmmm)
3.54 in diameter (90 mm) 90 mm diameter
Het instrument moet tevens zo geplaatst worden dat: • het goed afleesbaar is voor de roerganger • het tegen beschadiging beschermd is • het ten minste 230 mm van een kompas verwijderd is • het ten minste 500 mm van radio ontvangapparatuur verwijderd is • er voldoende ruimte aan de achterzijde is voor installatie en service.
0.25mm in 1.4 in 35 mm 6,5 (6.50 mm) (35 mm) D8146-1
EMC richtlijnen voor installatie Alle Raymarine apparatuur en accessoires zijn ontworpen volgens de strengste industriële normen voor gebruik in de pleziervaart. Ontwerp en fabricage zijn in overeenstemming met de desbetreffende normen voor elektromagnetische compatibiliteit (EMC). Een goede installatie is echter noodzakelijk om goede prestaties te verzekeren. Ofschoon alle moeite is gedaan om te verzekeren dat ze onder alle omstandigheden goed functioneren, is het belangrijk te weten welke factoren het functioneren kunnen beïnvloeden. De hier beschreven richtlijnen geven de voorwaarden voor optimale EMC prestaties, maar mogelijk kan niet in elke situatie aan alle voorwaarden worden voldaan. Om de best mogelijke EMC voorwaarden binnen de beperkingen van de
Hoofdstuk 3: Installatie
17
locatie te verzekeren, moet u er altijd voor zorgen dat elektrische apparaten altijd zo ver mogelijk van elkaar verwijderd worden geïnstalleerd. Voor optimale EMC prestaties wordt aanbevolen waar mogelijk alle Raymarine apparaten en bijbehorende kabels als volgt te installeren: • ten minste 1 m verwijderd van apparatuur of kabels die radiosignalen resp. uitzenden of doorgeven, zoals marifoons, kabels en antennes. Bij SSB radio’s moet de afstand 2 m zijn. • meer dan 2 m verwijderd van een radarbundel. Een radarbundel heeft normaal gesproken een spreiding van 20° boven en onder het uitstralende element. • De apparatuur moet worden gevoed door een andere accu dan die voor het starten van de motor wordt gebruikt. Door spanningsdalingen onder 10 V in de stroomtoevoer kan de apparatuur worden gereset. Dit leidt niet tot schade aan de apparatuur, maar kan verlies van gegevens en verandering van de bedrijfsstand veroorzaken. • Gebruik altijd originele Raymarine kabels. Doorsnijden en opnieuw verbinden kan de EMC prestaties beïnvloeden en dient derhalve te worden vermeden, tenzij dit in de handleiding wordt aangegeven. • Als een onderdrukkingsferriet op een kabel bevestigd is, moet deze niet worden verwijderd. Als de ferriet voor installatie moet worden verwijderd, moet hij weer op dezelfde plaats worden gemonteerd.
Onderdrukkingsferrieten De volgende afbeelding toont de typische onderdrukkingsferrieten die aan Raymarine apparatuur worden gemonteerd. Gebruik altijd de door Raymarine gespecificeerde ferrieten.
D3548-6
Aansluiting op andere apparatuur Als Raymarine apparatuur op andere apparatuur via een niet door Raymarine geleverde kabel wordt aangesloten, MOET altijd een ferriet aan die kabel worden gemonteerd, dicht bij het Raymarine apparaat.
18
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
3.2 Werkwijzen Omdat niet voor alle mogelijke installatievarianten een werkwijze kan worden beschreven, geven de hier beschreven werkwijzen algemene richtlijnen voor de installatie van de diepte en snelheid transducers en het ST60+ Tridata instrument. Deze werkwijzen dienen aan de specifieke situatie te worden aangepast. LET OP: behoud van veilige constructie Als er gaten moeten worden gemaakt (bijv. voor kabels en montage van het instrument), moet u ervoor zorgen dat die geen gevaar opleveren door verzwakking van belangrijke delen van de constructie van de boot.
Uitpakken Pak het ST60+ apparaat uit en controleer of alle delen zoals beschreven in het Voorwoord aanwezig zijn. Elk ST60+ instrument wordt geleverd met een standaard front voor opbouwmontage op een oppervlak. Voor inbouwmontage en montage op een kantel-/ zwenkvoet zijn optionele sets verkrijgbaar. Als u de set voor inbouwmontage hebt besteld, zijn tevens een laagprofiel front en vier bevestigingsschroeven meegeleverd.
Monteren van het instrument Het ST60+ Tridata instrument kan op verschillende manieren worden gemonteerd: • opbouw op een oppervlak. Het instrument steekt ca. 24 mm uit • inbouw. Het instrument steekt ca. 6 mm uit • op een kantel-/zwenkvoet. De ST60+ instrumenten kunnen ook achter een paneel worden gemonteerd, zodat alleen de display en toetsen zichtbaar zijn.
Opbouwmontage Opbouwmontage van het ST60+ instrument (zie afbeelding Opbouwmontage): 1. Zorg ervoor dat: • de gekozen plaats schoon, glad en vlak is, • er voldoende ruimte achter de gekozen plaats is voor de achterkant van het instrument en de aansluitingen.
Opbouwmontage Surface mounting
19
4
1 2
1
3
5
2
5
D8147-1
Hoofdstuk 3: Installatie
2. Breng de sjabloon voor opbouwmontage (achter in deze handleiding) aan op de gewenste plaats en teken het midden van de gaten voor de draadstangen (1) en de opening (3) voor de achterkant van het huis van het instrument af. 3. Boor twee gaten (2) van 5 mm voor de draadstangen. 4. Zaag de opening (3) uit en verwijder de sjabloon. 5. Verwijder de beschermlaag van de zelfklevende afdichtring (4) en plak die op de achterzijde van het instrument. 6. Draai de twee draadstangen in de schroefgaten aan de achterkant van het instrument. 7. Monteer het instrument met draadstangen, front en afdichtring in het paneel. Aan de achterzijde bevestigen met de schroefknoppen (5).
Inbouwmontage De inbouwset bevat een laagprofiel frontje, zodat het gemonteerde instrument maar ca. 6 mm boven het paneel uitsteekt. Het inbouwfrontje monteren Om het ST60+ instrument ingebouwd te monteren, moet u eerst het standaard frontje door het laagprofiel frontje vervangen: 1. Houd het instrument met beide handen vast, met de display naar u toe.
20
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
D8148-1
2. Druk met twee duimen voorzichtig een bovenhoek van het instrument uit het frontje en verwijder daarna het front van het instrument. Houd het rubber toetsenbord vast, dat loskomt als u het frontje verwijdert.
3. Aan de hand van de illustratie Montage van inbouwfront plaatst u de afdichtring (8) in de daarvoor bedoelde uitsparing aan de achterkant van het inbouwfrontje (7).
Montage inbouwfront Fitting thevan flush mount bezel
8
9
10
11
12 D8149-1
7
Hoofdstuk 3: Installatie
21
4. Plaats het instrument (11) met de voorzijde naar boven op een vlak oppervlak en plaats het rubber toetsenbord (10) rond het displayvenster (met de toetsopeningen over de toetsen van het instrument heen). 5. Plaats de toetsenbord afdichtring (9) op het toetsenbord (d.w.z. zo dat de gaten in de afdichtring over de juiste toetsen vallen). 6. Plaats het inbouwfront met afdichtrand op het instrument, zo dat de rubber toetsen correct in de gaten in het front vallen en klik het frontje op het instrument vast. LET OP: gebruik de juiste schroeven Gebruik uitsluitend schroeven van de juiste afmetingen om het instrument aan het front te bevestigen. Door gebruik van andere schroeven kunnen instrument en front beschadigd worden. 7. Bevestig het instrument en het frontje aan elkaar met de vier meegeleverde zelftappende schroeven (12). Draai de schroeven er vanaf de achterkant van het instrument in en draai ze voldoende aan om instrument en front te bevestigen. NIET TE VAST AANDRAAIEN. Werkwijze voor inbouwmontage Monteer het instrument (zie afbeelding Inbouwmontage) als volgt: 1. Monteer het ST60+ instrument en het inbouwfrontje zoals beschreven onder Het inbouwfrontje monteren. 2. Zorg ervoor dat: • het paneel waarop u het instrument monteert tussen 3 en 20 mm dik is, • de gekozen plaats schoon, glad en vlak is, • er voldoende ruimte achter de gekozen plaats is voor de achterkant van het instrument en de aansluitingen. 3. Breng de sjabloon voor inbouwmontage (achter in deze handleiding) aan op de gewenste plaats en teken de opening voor het instrument met gemonteerd front af. 4. Zaag opening (3) voor het instrument met front uit en verwijder de sjabloon. 5. Verwijder de beschermlaag van de zelfklevende afdichtring (4) en plak die op de achterzijde van de rand. 6. Draai de twee draadstangen (1) in de schroefgaten aan de achterkant van het instrument. 7. Monteer het gemonteerde instrument met draadstangen, front en afdichtring aan het paneel.
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Inbouwmontage Flush mounting
1
4
3
1
5
6
5
D8150-1
22
8. Plaats montagerand (6) op de draadstangen en zet het geheel vast aan het paneel met de schroefknoppen (5).
Montage op kantel-/zwenkvoet Met behulp van de kantel-/zwenkvoet (ond.nr. E25009) kunt u het ST60+ instrument op plaatsen bevestigen waar andere montagevormen niet praktisch zijn. Dit is een handig alternatief voor bevestiging van het instrument, maar deze methode is alleen geschikt voor plaatsen waar het instrument niet met water in aanraking kan komen. Om het ST60+ instrument op een kantel-/zwenkvoet te monteren, volgt u de instructies in het meegeleverde instructieblad op.
Montage van de transducers Het ST60+ Tridata instrument wordt geleverd met door de romp heen te monteren snelheid en diepte transducers. Elke transducer wordt geleverd met uitgebreide instructies voor montage en onderhoud. Alvorens een transducer te installeren, moet u die instructies en de Eisen t.a.v. de plaats voor transducers in dit hoofdstuk lezen.
Hoofdstuk 3: Installatie
23
Als aan alle eisen voor de installatie wordt voldaan, installeert u de transducers volgens de meegeleverde installatie instructies.
Transducerkabel leggen Bij elke transducer wordt een kabel van 14 m met stekkerhulzen geleverd voor aansluiting op het ST60+ Tridata instrument. Hoe u de kabel legt, is afhankelijk van de plaats van transducers en instrument. Neem hierbij de volgende richtlijnen in acht: • Als de kabel door het dek moet worden gevoerd, moet u een geschikte kabeldoorvoering gebruiken. • Gebruik voor het doorvoeren van kabels door gaten altijd een doorvoerring, om schuren van de kabel te voorkomen. • Grote kabellengten vastzetten, zodat die geen gevaar opleveren. • Kabel niet door een ruim heen leggen. • Indien mogelijk kabels uit de buurt van TL-buizen, motoren en radiozendapparatuur leggen, omdat die storing kunnen veroorzaken. • De transducerkabels zijn voorzien van stekkerhulzen voor directe aansluiting aan de achterkant van het instrument. Deze moeten soms worden verwijderd, bijvoorbeeld om de kabel door een smalle opening te voeren. Extra stekkerhulzen zijn meegeleverd om opnieuw aan de kabel te monteren. Om een goede aansluiting te verzekeren, vouwt u de draadvezels naar achteren zoals getoond in de volgende afbeelding bij (a), voordat u de draad in de stekkerhuls steekt (b). De draadvezels mogen niet buiten de achterkant van de isolatie van de stekkerhuls uitsteken. Knijp vervolgens de stekkerhuls op de kabelader vast. 50 mm
6 mm
(a)
(b)
3 mm D4467-6
Met inachtneming van bovenstaande richtlijnen legt u de transducer kabels naar het ST60+ Tridata instrument.
24
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Aansluiten van het instrument Opties voor aansluiting Het ST60+ Tridata instrument kan worden aangesloten: • als ‘stand-alone’ master instrument, direct aangesloten op een snelheid en/of diepte transducer, • als SeaTalk repeater, • om als repeater en master te kunnen fungeren, door aansluiting op zowel transducer als SeaTalk. Bij aansluiting van instrumenten op SeaTalk is geen afzonderlijke stroomtoevoer nodig. Als een SeaTalk systeem met stuurautomaat uitgerust is, wordt de voeding van het systeem door de stuurautomaat geleverd. Er is een reeks Raymarine SeaTalk verlengkabels verkrijgbaar, om instrumenten op verschillende plaatsen aan te sluiten. Deze kabels zijn aan beide uiteinden voorzien van een SeaTalk stekker. De kabels kunnen ook worden verbonden m.b.v. een verbindingsdoos.
Montage van ferrieten Als u een diepte transducer op een ST60+ Tridata instrument gaat aansluiten, moet u onderdrukkingsferrieten dicht bij het instrument aan de SeaTalk en diepte transducer kabels monteren, als volgt: 1. Maak de vergrendeling van de ferriet los, open de ferriet en druk hem vast om de kabel heen. 2. Plaats de ferriet zo dicht mogelijk bij het instrument uiteinde van de kabel (maximaal 30 cm van het uiteinde) en breng een bindbandje aan om de kabel, aan weerszijden van de ferriet om die op zijn plaats te houden. NB: u hoeft GEEN ferriet op de kabel van de snelheid transducer te monteren. 30 cmmm) <1 ft< (300 Ferrieten Ferrites SeaTalkcable kabel SeaTalk SeaTalk kabel SeaTalk cable
Dieptetransducer transducer cable kabel Depth
Tie-wraps Bindbandjes
D8804-1
Hoofdstuk 3: Installatie
25
Signaal aansluitingen Sluit het ST60+ instrument op de voorgeschreven wijze aan (zie afbeelding Aansluiten van ST60+ Tridata instrument ).
SeaTalk kabel SeaTalk cable
SeaTalkcable kabel SeaTalk
Zwart Black Blauw Blue
H
SPE
AfscherScreen ming
Kabel Cablevan fromdiepte Depthtransducer transducer Kabel van snelheid Cable from Speedtransducer transducer
Aansluiten van ST60+Tridata Tridata instrument Connections to ST60+ instrument
ED
Bruin Brown Wit White Afsch. Screen Groen Green Rood Red D8176-1
DE
PT
Stroomtoevoer aansluiting LET OP: stroomtoevoer beveiligen Zorg ervoor dat de 12 V stroomtoevoer naar het instrument beveiligd is d.m.v. een geschikte zekering(automaat). SeaTalk systemen De stroomtoevoer naar de SeaTalk bus moet beveiligd zijn d.m.v. een 5 A zekering(automaat). Bij systemen met een groot aantal instrumenten op de SeaTalk bus moet de stroomtoevoer mogelijk aan beide uiteinden van het systeem worden aangesloten (ringleiding), om voldoende spanning in het gehele systeem te verzekeren.
26
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding Of dat nodig is, is afhankelijk van de totale lengte aan kabel en het totale aantal instrumenten in het systeem: Kabellengte
Aantal instrumenten
Voedingsaansluiting(en)
Tot 10 m
max. 13 max. 26
1 2
Tot 20 m
max. 7 max. 13
1 2
Rood Red
5 A fused, 12 V gelijkspanning 12 V met dc supply beveiligd 5A (typically(typisch provided zekering by autopilot) vanaf stuurautomaat)
1
2
3
4
Afsch. Screen
Instrumenten Instruments 55t/m to 16
Rood Red Afsch. Screen
20
SeaTalk stroomtoevoer aansluiting SeaTalk power connections
19
18
17
D4311-2
Stand-alone instrument Een ‘stand-alone’ instrument is niet aangesloten op SeaTalk en moet daarom op een andere 12 V voedingsbron worden aangesloten. Voedingskabels zijn verkrijgbaar in lengten van 2 m en 9 m. Voedingskabel aansluiten: 1. De beoogde stroomtoevoer moet uitgeschakeld zijn. Als u een 12 V accu gebruikt, moet u ervoor zorgen dat de voedingskabel niet op de accu aangesloten is. 2. Leg de kabel van het instrument naar een geschikte 12 V gelijkspanningsbron. 3. Als de kabel aan de zijde van de stroomtoevoer nog niet is afgeknipt: • Kabel op lengte knippen en voldoende van de buitenste mantel verwijderen. • Gele kabelader afknippen en isoleren. 4. Afscherming op 0 V aansluiting van voeding aansluiten.
Hoofdstuk 3: Installatie
27
5. Rode draad via 3 A zekering(automaat) op +12 V aansluiting van voeding aansluiten. 6. De stekker van de voedingskabel in één van de SeaTalk aansluitingen aan de achterkant van het instrument steken. over-current 33AAzekering(autocircuit breaker maat) Rood Red 12 VV dc gelijksupply spanning
Afscherming Screen
Stroomtoevoer voorfor stand-alone instrument Power connections stand-alone instrument
D4310-7
3.3 Aan zetten Schakel de stroomtoevoer van het ST60+ instrument in. Als het instrument ingeschakeld is, kunt u de depth toets gebruiken om het instrument aan en uit te zetten, zoals beschreven in Hoofdstuk 1, Bediening. Ga te werk zoals beschreven in Hoofdstuk 1, Bediening om de verlichting en het contrast op de gewenste waarden in te stellen. WAARSCHUWING: kalibratie vereist Om te verzekeren dat dit product optimaal op uw boot functioneert, MOET u het vóór gebruik kalibreren, volgens de instructies in Hoofdstuk 4, Kalibratie. Het product NIET gebruiken voordat u het met succes hebt gekalibreerd.
EMC richtlijnen Controleer de installatie altijd voordat u op zee gaat varen, om te verzekeren dat die niet gestoord wordt door radiosignalen, starten van de motor, enz.
28
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
29
Hoofdstuk 4: Kalibratie 4.1 Inleiding Het ST60+ Tridata instrument is in de fabriek met standaard instellingen geprogrammeerd. Om de prestaties van het instrument op uw specifieke boot te optimaliseren, moeten de instructies in dit hoofdstuk worden uitgevoerd direct na voltooiing van de installatie en voordat de apparatuur voor navigatie wordt gebruikt. Zo mogelijk zijn de werkwijzen voor kalibratie in diagrammen van de volgorde van toetsaanslagen en schermen weergeven. Indien van toepassing zijn instructies voor instellingen vermeld.
4.2 Gebruiker kalibratie Via de Gebruiker (User) kalibratie kunt u: • de gewenste eenheid voor de weergave van diepte instellen, • een verstelling voor de diepteweergave instellen, d.w.z. bepalen of de diepte wordt gemeten vanaf de kiel of de waterlijn van de boot, • het ondiep alarm vergrendelen, • de gewenste eenheid voor weergegeven snelheden instellen, • de resolutie van de snelheidsweergave instellen, • de gewenste log eenheid instellen, • de snelheidsweergave op het instrument zo instellen dat die een ware indicatie van de actuele snelheid van de boot geeft, • de temperatuureenheid selecteren, • de weergegeven temperatuur kalibreren, • de zoemer van de timer aan of uit zetten. Er zijn afzonderlijke procedures voor de kalibratie van de diepte en de snelheid functies beschikbaar. Om één van deze procedures uit te voeren, gaat u als volgt te werk: 1. Zet het ST60+ Tridata instrument aan. 2. Houd de depth en speed toetsen ca. 2 seconden ingedrukt, zodat het openingsscherm van de Gebruiker kalibratie verschijnt. 3. Selecteer in Gebruiker kalibratie de procedure voor kalibratie van de diepte of de snelheid functie.
30
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Om Gebruiker kalibratie To start User calibration te starten, houdt u hold down depth
en speed and
for 2 seconds ca.approximately 2 seconden ingedrukt Openingsscherm User calibration Gebruiker kalibratie entry screen
Press Druk eitherop depth
zieUser afb. calibration Gebruiker-kalibratie - diepte depth illustration see
of or zie User afb. Gebruiker - snelheid calibration -kalibratie speed illustration see D8177-1
speed
Gebruiker kalibratie starten Starting User calibration
Diepte De diepte functies kalibreren: 1. Met het openingsscherm op de display drukt u op de depth toets. 2. Voer de kalibratie uit aan de hand van het diagram Gebruiker kalibratie - diepte. Ga met de depth toets van scherm naar scherm. Met de trip en reset toetsen stelt u in elk scherm de gewenste waarden in. Vanuit Fromopeningsscherm User calibration van Gebruiker kalibratie entry screen DiepteSet eenheid depth units instellen
depth
depth
Ondiep alarm Shallow vergrendelen alarm lock
Diepte Setverstelling depth offset instellen
Druk Use op of or reset
omset de gewenste to required waarden values in te stellen
Gebruiker kalibratie User calibration - depth- diepte
depth
D8178-1
trip
Hoofdstuk 4: Kalibratie
31
Diepte eenheid U hebt de keuze uit FEET of METRES (voet of meter).
Diepte verstelling Diepten worden gemeten vanaf de transducer tot aan de zeebodem. U kunt met de functie Depth offset een verstelling (offset) voor deze afstand instellen, zodat de getoonde waarde de diepte vanaf de kiel of vanaf de waterlijn is. Daarvoor moet u de verticale afstand weten tussen de transducer en: • de onderkant van de kiel, of • de waterlijn.
W/L
Positieve (+ve offset verstelling values)
Diepteoffsets verstelling Depth
OFFSET Verstelling (offset value van 0.0 of 0.0)
KEEL
N egatieve (-ve offset verstelling values)
D4352-1
32
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Verstelling instellen WAARSCHUWING: gebruik de juiste diepte verstelling Gebruik van de juiste diepte verstelling is essentieel voor de veiligheid van de boot. Bij een onjuiste verstelling kan onjuiste diepte informatie worden weergegeven, met het risico van aan de grond lopen. Let goed op dat u de juiste waarde instelt. Gebruik de toets trip (lager) of reset (hoger) om de gewenste verstelling in te stellen: • Als u de huidige dieptemeting van de transducer wilt weergeven, stelt u een waarde van 0.0 in. • Wilt u een waterlijn verstelling instellen, dan stelt u de waarde zo in dat de juiste positieve verstelling wordt weergegeven. • Wilt u een kiel verstelling instellen, dan stelt u de waarde zo in dat de juiste negatieve verstelling wordt weergegeven.
Ondiep alarm vergrendelen Als de optie Shallow Alarm Lock aan (On) staat, kan de instelling van het ondiep alarm niet per abuis worden gewijzigd.
Snelheid Een belangrijke reden voor het kalibreren van de snelheid is dat de snelheidswaarden die op het instrument worden weergegeven een waarheidsgetrouwe indicatie van de daadwerkelijke snelheid van de boot moeten geven. Via Gebruiker kalibratie - snelheid kunt u: • automatisch de weergegeven snelheid instellen op dezelfde waarde als de snelheid over de grond (SOG) (mits SOG beschikbaar is). • handmatig een kalibratiefactor instellen, om de weergegeven snelheid op de gewenste waarde in te stellen. Als geen van beide methoden geschikt is, kunt u een snelheid kalibratie over een gemeten afstand uitvoeren, zodat het instrument de juiste kalibratiefactor kan berekenen. Dit wordt beschreven onder Overige kalibratie. De snelheid functies kalibreren: 1. Met het openingsscherm op de display drukt u op de speed toets. 2. Voer de kalibratie uit aan de hand van het diagram Gebruiker kalibratie - snelheid. Ga met de speed toets van scherm naar scherm. Met de trip en reset toetsen stelt u in elk scherm de gewenste waarde in (behalve in het scherm Instellen op COG).
Hoofdstuk 4: Kalibratie
33
Vanuit openingsscherm From User calibration van Gebruiker kalibratie entry screen
Set speed Snelheid resolutie resolution instellen
Snelheid eenheid Set speed units instellen speed
speed speed
Timer Setalarm timer alarm instellen
Log eenheid Set log units instellen
speed
Temperatuur Temperature kalibratie calibration
speed
Set correct Correcte snelheid speed instellen
Als SOG niet If SOG NOT beschikbaar available
SOG beschikbaar IfAls SOG available from via SeaTalk SeaTalk
Instellen Adjust opSOG SOG to
Kal. factor Adjust instellen Cal Factor reset
+ Set speed Temp. eenheid temperature units instellen
timer
Gebruiker kalibratie User calibration - speed- snelheid
speed
D8170-1
speed
Eenheid voor snelheid instellen Selecteer naar wens KTS (knopen), MPH (mijl per uur) of KMH (kilometer per uur).
34
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Resolutie instellen Selecteer al naar gelang uw voorkeur een resolutie voor de weergave van snelheid van 0.01 of 0.1.
Log eenheid instellen Selecteer naar wens NM (zeemijl), SM (statute mijl) of KM (kilometer).
Correcte snelheid instellen Stel de weergegeven (huidige) snelheid in met behulp van één van de volgende methoden: • Als SOG beschikbaar is via SeaTalk, gebruikt u het scherm Instellen op SOG om de huidige snelheid daar automatisch op in te stellen. U moet zich in rustig vaarwater bevinden om deze methode met succes toe te passen. • Stel handmatig een kalibratiefactor in, via het scherm Kalibratiefactor instellen, om de weergegeven snelheid op een zo goed mogelijke schatting van de snelheid van de boot in te stellen. Als geen van beide methoden geschikt is, gebruikt u de werkwijze Snelheid kalibreren zoals beschreven onder Overige kalibratie om een snelheid kalibratie over een gemeten afstand uit te voeren. Bij deze methode kan het instrument de juiste kalibratiefactor berekenen. Instellen op SOG Het scherm Instellen op SOG verschijnt alleen als SOG (snelheid over de grond) beschikbaar is via SeaTalk. De huidige SOG wordt in de rechter bovenhoek van het scherm weergegeven (SG12.8 in de afbeelding) en de huidige snelheid geregistreerd door het instrument wordt in grote cijfers getoond (12.3 in de afbeelding). Aanbevolen wordt, wanneer u zich in rustig vaarwater bevindt, de reset toets 3 seconden ingedrukt te houden om SOG als de huidige snelheid te accepteren. Als u SOG niet als huidige snelheid wilt accepteren, drukt u de trip en reset toetsen tegelijkertijd in om het scherm Kalibratiefactor instellen te selecteren. Kalibratiefactor instellen In het scherm Kalibratiefactor instellen kunt u de kalibratiefactor handmatig instellen. Dit scherm toont de kalibratiefactor in het onderste deel van het scherm (CF 1.00 in de afbeelding) en de huidige snelheid in grote cijfers (12.3 in de afbeelding). Gebruik de trip of reset toets om de kalibratiefactor in te stellen, zodat de huidige snelheid gelijk is aan de snelheid door het water. Als SOG via SeaTalk beschikbaar is, kunt u naar het scherm Instellen op SOG gaan door trip en reset tegelijkertijd in te drukken.
Hoofdstuk 4: Kalibratie
35
NB: als geen van beide methoden een bevredigend resultaat geeft, voert u de werkwijze Snelheid kalibreren zoals onder Overige kalibratie beschreven uit.
Temperatuureenheid instellen Selecteer °C of °F.
Temperatuur kalibreren Stel de weergegeven waarde op de huidige watertemperatuur in.
Timer zoemer Hiermee zet u de zoemer voor de optel- en race-starttimers van het ST60+ Tridata instrument aan of uit.
Gebruiker kalibratie verlaten Houd de depth en speed toetsen 2 seconden ingedrukt om de instellingen op te slaan, de kalibratie te beëindigen en terug te keren naar normale bediening.
4.3 Overige kalibratie Via Overige kalibratie kunt u: • de softwareversie van het instrument controleren. • de status van het instrument controleren - ofwel YES (master) of NO (repeater). U kunt ook de dieptestatus controleren. Deze functie is met name praktisch om problemen te voorkomen als u ook een ander instrument (bijv. een fishfinder) gebruikt dat met 200 kHz werkt. • een kalibratie over een gemeten afstand uitvoeren, om een correcte weergave van de snelheid te verkrijgen. Om Overige kalibratie te starten, houdt u de toetsen depth en speed ca. 4 seconden ingedrukt (zie diagram Overige kalibratie).
ca. approximately 4 seconden ingedrukt en speed for HoldHoud down depth and 4 seconds Software Software versie version
Instrument status speed
(or NOvoor forREPEATER) repeater) (of NO
speed
Overige kalibratie Intermediate calibration
Carry out speed calibration Kalibratie van snelheid uitvoeren, beschreven in aszoals detailed in Snelheid kalibreren, blad 1 & 2 Speed calibration - sheets
D8180-1
speed
36
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding De status van het instrument instellen: 1. Druk op de depth toets om naar het Instrument status scherm te gaan. 2. Druk de toetsen trip en reset tegelijkertijd in om de instelmodus te activeren. Druk daarna op trip of reset om de gewenste status in te stellen, d.w.z. YES (voor werking als master) of NO (voor werking als repeater). NB: in een systeem moet u niet meer dan één MASTER diepte instrument aanwijzen
3. Druk de toetsen trip en reset nogmaals tegelijkertijd in om de instelmodus te verlaten. NB: als er een fishfinder op hetzelfde SeaTalk systeem aangesloten is als het ST60+ Trida-
ta instrument en die ingeschakeld is, geven alle ST60+ Diepte en Tridata instrumenten in het systeem de diepte informatie van de FISHFINDER via SeaTalk weer. In deze situatie fungeert een master ST60+ Tridata instrument als “slave”. In de Overige kalibratie verandert het opschrift YES dan in SLA wanneer de instelmodus niet geactiveerd is.
Snelheid kalibreren Voor het kalibreren van de snelheid moet een vooraf gemeten afstand tweemaal worden afgelegd, zodat een kalibratiefactor kan worden berekend en toegepast op het ST60+ Tridata instrument, om een goede nauwkeurigheid te verzekeren. Elke kalibratieronde bestaat uit een heen- en een terugtraject, om het effect van getijstroming bij het berekenen van de kalibratiefactor te minimaliseren. NB: aanbevolen wordt de kalibratie van de snelheid bij zo min mogelijk getijdrift uit te voeren.
Om de kalibratie uit te voeren, start u Overige kalibratie en gebruikt u de toets speed om naar het scherm Lengte kalibratieronde te gaan (zie Blad 1 van diagram Snelheid kalibreren ). Voer de kalibratie van de snelheid als volgt uit: 1. Met het scherm Lengte kalibratieronde op de display weergegeven drukt u de toetsen trip en reset tegelijkertijd in om de instelmodus op te roepen. In deze modus knippert de huidige lengte. 2. Stel de gewenste lengte van de kalibratieronde is. Druk op trip voor een lagere waarde of reset voor een hogere waarde. U kunt een lengte tussen 0.25 en 2.50 instellen. 3. Druk trip en reset tegelijkertijd in om de kalibratie te starten. Het scherm Cal status verschijnt. Boven aan het scherm verschijnen afwisselend Strt 1 en de huidige kalibratiefactor (CF). 4. Begin aan het eerste heen-traject van de kalibratieronde. Als u het beginpunt passeert, drukt u op speed, waarna boven aan het scherm de tekst out verschijnt. Terwijl u de kalibratieronde uitvoert, wordt de weergegeven waarde steeds hoger.
Hoofdstuk 4: Kalibratie
37
vanuit Overige kalibratie from Intermediate calibration (scherm Instrument status)) (Instrument status display Lengte Calibration kalirun bratielength ronde
trip
trip
+
+
reset
reset
Druk op Use either trip
of or reset
om lengte kalibratieronde in run te stellen to set length of calibration
At het theeinde end Aan the van hetofheenoutward cal traject drukt run press u op speed
Aan At thebegin start van ofheenthe traject drukt outward leg u op press
Vaar het heenComplete the traject van de outward leg1eof kalibratieronde the first cal run
speed
Aan hetstart beginofvan At the het return terug-traject the leg drukt pressu op Vaar het terugComplete the traject returnvan leg de of 1e kalibratieronde the first cal run
speed
Aan het einde van At the end ofhet theterugtraject u op returndrukt leg press speed
Dit is het einde de Thisvan is the 1e kalibraend of the tieronde first cal run
Carry 2e out second kalibratieronde calibration uitvoerenrun
Ga to naar blad22 Go sheet
Exit speed Snelheid kalibratie calibration verlaten
Speed calibration, sheet Snelheid kalibreren, blad11
depth
+ speed
to save the Kalibratiefactor cal factor opslaan
Exit to Instrument Verlaten en naar schermdisplay Instrument status status gaan (Overige (Intermediate kalibratie) calibration)
D8181-1
UYou kunt nunow een 2e kalibratiecan either carry ronde de or out a uitvoeren, second calofrun snelheid kalibratie verlaten exit speed calibration
38
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding 5. Druk aan het einde van het heen-traject opnieuw op speed, waarna: • de tekst rEtrn onder aan het scherm gaat knipperen en • de weergegeven afstand gelijk blijft. Deze waarde is niet gelijk aan de gemeten afstand, vanwege fouten veroorzaakt door de getijstroming. 6. Wend de boot en begin aan het terug-traject. Druk op speed, waarna rEtrn ophoudt met knipperen en de weergegeven waarde steeds hoger wordt. 7. Aan het einde van het terug-traject drukt u op speed om de kalibratieronde te beëindigen. Op dit punt: • verschijnen afwisselend de tekst Strt 2 en de nieuwe kalibratiefactor boven aan het scherm en • blijft de weergegeven afstand ongewijzigd. Deze waarde moet zeer dicht bij de werkelijke (gemeten) waarde van de kalibratieronde liggen.
Vanafsheet blad 11 From
Vaar het heenComplete the traject van outward legdeof2e thekalibratieronde second cal run
speed
endvan of the AanAt hetthe einde het speed outward drukt leg, press heen-traject u op Aan het begin van Athet theterug-traject start of the drukt op return legupress
Vaar het terugComplete the traject van leg de 2e return of kalibratieronde the second cal run
speed
Speed De snelheid calibration kalibratie isisnu now complete voltooid
Druk op Press depth
+ speed
to de save the Om kalibratiecal factor factor op te slaan
Snelheid kalibreren, blad22 Speed calibration, sheet
Verlaten en naar Exit to Instrument schermdisplay Instrument status status gaan (Intermediate (Overige kalibratie) calibration) D8182-1
Aan hetend einde At the of van terugthe het return leg trajectpress drukt u op
speed
8. Ga op één van de volgende manieren te werk: • Als u tevreden bent met de resultaten van de eerste kalibratieronde, drukt u de depth en speed toetsen tegelijkertijd in om de nieuwe kalibratiefactor op te slaan, de snelheid kalibratie te verlaten en naar het scherm Instrument status terug te gaan.
Hoofdstuk 4: Kalibratie
39
• Wilt u een tweede kalibratieronde uitvoeren:: i. Druk op speed om de tweede kalibratieronde te starten (zie blad 2 van het diagram Snelheid kalibreren ). ii. Gebruik de werkwijze zoals beschreven in stap 4 t/m 7 hierboven om de tweede ronde uit te voeren. Aan het einde van de tweede ronde verschijnen ombeurten de tekst END en de nieuwe kalibratiefactor boven aan het scherm. iii. Druk de depth en speed toetsen tegelijkertijd in om de nieuwe kalibratiefactor op te slaan, de snelheid kalibratie te verlaten en naar het scherm Instrument status terug te gaan.
Overige kalibratie verlaten Houd de toetsen depth en speed 2 seconden ingedrukt om de instellingen op te slaan, Overige kalibratie te beëindigen en terug te keren naar normale bediening.
4.4 Dealer kalibratie Via de Dealer kalibratie kunnen de volgende parameters worden ingesteld: • Gebruiker kalibratie aan/uit • bron voor snelheid informatie • snelheid reactie • diepte reactie • Boatshow modus aan/uit. Via de Dealer kalibratie is ook het scherm voor de standaard fabrieksinstellingen toegankelijk. Hiermee kunt u de fabrieksinstellingen herstellen, als u het instrument op bekende waarden terug wilt zetten. Om Dealer kalibratie te starten, houdt u de toetsen depth en speed tegelijkertijd ca. 12 seconden ingedrukt, om het beginscherm te openen (zie diagram Dealer kalibratie ). Druk trip en reset daarna tegelijkertijd in om de kalibratie te starten. Druk telkens op de depth toets om van scherm naar scherm te gaan en de toets trip of reset om in elk scherm de gewenste waarde in te stellen.
Gebruiker kalibratie aan/uit Druk op trip of reset om de Gebruiker kalibratie naar wens aan of uit te zetten. Als off (uit) geselecteerd is, zijn Gebruiker kalibratie en Overige kalibratie niet meer beschikbaar.
40
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
Bron voor snelheid selecteren (SOG aan/uit) Gebruik dit scherm om de databron voor snelheid informatie te selecteren. Druk op de trip of reset toets om te wisselen tussen SOG ON / OFF. Als SOG OFF geselecteerd is, wordt de snelheid van de snelheid transducer betrokken. Dit is de aanbevolen instelling als u een snelheid transducer geïnstalleerd hebt. Is SOG ON geselecteerd, dan wordt de snelheid van SOG verkregen.
Houd depth Hold down
+
speed
12 seconden ingedrukt forca. approximately 12 seconds Openingsscherm Entry screen
trip
Fabrieksinstellingen Factory defaults
+
reset
Snelheid Speed selecteren select
Kalibratie Calibration on/off aan/uit
depth
depth
Druk op Use trip of or reset
tode setgewenste requiredwaarde values om in te stellen Diepteresponse reactie Depth
depth
Boatshow Boat Show Mode modus depth
Snelheid Speed reactie response
depth
de kalibratie te ToOm leave calibration, verlaten, houdt u hold down depth
Dealercalibration kalibratie Dealer
depth
+
speed
forca. approximately 2 seconds 2 seconden ingedrukt
Hoofdstuk 4: Kalibratie
41
Reactie instellingen De reactiewaarden voor SPEED en DEPTH bepalen de frequentie waarmee de informatie wordt bijgewerkt. Een lage waarde geeft een rustige reactie en bij een hoge waarde worden de waarden sneller vernieuwd. Gebruik de toetsen trip (lager) en reset (hoger) om de gewenste waarde in te stellen. De reactiesnelheid kan worden ingesteld op een waarde van 1 t/m 15.
Boatshow modus LET OP: Boatshow modus NIET activeren U moet de Boatshow modus niet activeren; deze werkstand is uitsluitend bedoeld voor demonstratiedoeleinden. Verzeker u ervan dat Boatshow uit (OFF) staat. Indien nodig de toets trip of reset gebruiken om dit te bereiken.
Standaard fabrieksinstellingen U kunt dit scherm gebruiken om de bedrijfsparameters op de standaard fabrieksinstellingen terug te zetten. Gebruik de toetsen trip en reset om de gewenste keuze te maken. NB: de keuze die u in dit scherm maakt, wordt toegepast zodra u het scherm verlaat; let
dus goed op dat u de juiste optie hebt geselecteerd. Om de huidige instelling te behouden, moet u zich ervan verzekeren dat op de display NO (nee) wordt weergegeven.
Als u de standaard fabrieksinstellingen wilt herstellen, selecteert u YES (ja). De instellingen die u zelf geconfigureerd hebt worden dan overschreven door de standaard fabrieksinstellingen zodra u dit scherm verlaat.
Dealer kalibratie verlaten Houd depth en speed 2 seconden ingedrukt om de instellingen op te slaan, Dealer kalibratie te verlaten en naar normale bediening terug te keren.
42
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
43
Verklarende woordenlijst APP
Schijnbaar (Apparent)
AVE
Gemiddeld (Average)
AWA
Schijnbare windhoek (Apparent Wind Angle), relatief t.o.v. de boot
AWS
Schijnbare windsnelheid (Apparent Wind Speed)
BTW
Peiling naar waypoint (Bearing To Waypoint)
CMG
Goedgemaakte koers (Course Made Good)
COG
Koers over de grond (Course Over Ground)
DMG
Goedgemaakte afstand (Distance Made Good)
DTW
Afstand naar waypoint (Distance To Waypoint)
EMC
Elektromagnetische compatibiliteit (Electro Magnetic Compatibility)
ETA
Geschatte aankomsttijd (Estimated Time of Arrival)
GPS
Global Positioning System
HDG
Koers (Heading)
KM
Kilometer
KMH
Kilometer per uur
KTS
Knopen
LAT
Breedtegraad (Latitude)
LCD
Liquid Crystal Display
LON
Lengtegraad (Longitude)
LTR
Liter
44
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
M
Magnetisch of meter
MAG
Magnetisch
MOB
Man overboord
MPH
Mijl per uur
NM
Zeemijl (Nautical mile)
Response
De gevoeligheid van een instrument, m.b.t. hoe snel de informatie wordt vernieuwd
RF
Radiofrequentie
SeaTalk
Communicatiesysteem van Raymarine, waarin verschillende apparaten met elkaar worden verbonden tot één geïntegreerd systeem, waarin stroomtoevoer en data gemeenschappelijk worden gebruikt
SM
Mijl (Statute mile)
SOG
Snelheid over de grond (Speed Over Ground)
SPD
Snelheid (Speed)
T
Waar (True)
TTG
Tijd te gaan (Time To Go)
TWA
Ware windhoek (True Wind Angle), relatief t.o.v. de boot, rekening houdend met de snelheid van de boot
TWD
Ware windrichting (True Wind Direction)
TWS
Ware windsnelheid (True Wind Speed)
VMG
Goedgemaakte snelheid (Velocity Made Good)
WP
Waypoint
XTE
Koersafwijking (Cross Track Error)
45
Trefwoordenregister A Aan/uit zetten 1, 27 Afstandsbediening viii, 8 Afvoeren van het product ii
B Boatshow modus 41 Boot log 8 Boot snelheid 4
C Condens 9 Contrast instellen 8
D Dealer kalibratie 39 Diepte alarmen 3 limieten instellen 4 Diepte informatie 2 huidige diepte 2 Diepte verstelling 32 Display instellingen 8
E Eisen m.b.t. plaats instrument 15 transducer 13 EMC informatie i, 9, 16, 27
F Fabrieksinstellingen 41
G Gebruiker kalibratie 29 Gemiddelde snelheid 5 Goedgemaakte snelheid (VMG) 5
H Huidige diepte 2
I In-/uitschakelen 1, 27 Installeren instrument 18 eisen 15
inbouw 19 op kantel-/zwenkvoet 22 opbouw 18 signaal aansluitingen 25 stroomtoevoer aansluitingen 25 planning 13 transducer 22 eisen 13 kabel leggen 23 Instellingen afstand eenheid 34 bron voor snelheid 40 contrast 8 correcte snelheid 34, 36 diepte eenheid 31 diepte verstelling 31, 32 fabrieksinstellingen herstellen 41 Gebruiker kalibratie oproepen 39 instrument reactiesnelheid 41 race start timer 7 resolutie 34 snelheid eenheid 33 temperatuur eenheid 35 temperatuur weergave 35 verlichting 8 Instrument, montage opties viii, 18
K Kalibratie vereist 1, 27
L Log scherm 8
M Maximum snelheid 5 Meegeleverde onderdelen ix Montage opties (instrument) viii, 18
O Onderdelen, meegeleverd ix Onderhoud en veiligheid 9 Ondiep alarm vergrendelen 32 Overige kalibratie 35
46
ST60+ Tridata instrument Gebruikershandleiding
P
T
Problemen oplossen 10 Product afvoeren ii
Technische ondersteuning 11 Temperatuur (water) 6 Timers 6 race start timers 7 instellen 7 zoemer 7 aan/uit zetten 35 Trip afstand 8
R Race start timers 7 instellen 7 zoemer 7 Recycling ii Reinigen 9 Reset gemiddelde snelheid 5 maximum snelheid 5 trip afstand 8
S Schoonmaken 9 SeaTalk overzicht vii Snelheid informatie boot snelheid 4 gemiddelde snelheid 5 maximum snelheid 5 VMG 5 Snelheid kalibreren 32 methoden 34 werkwijze 36 Software versie 12, 35 Standaard fabrieksinstellingen 41 Stroomtoevoer SeaTalk systemen 25 stand-alone instrument 26
V Veiligheid algemeen i diepte verstelling 32 elektriciteit i kalibratie vereist 1, 27 navigatie i Velocity Made Good 5 Verlichting instellen 8
W Water temperatuur 6
Z Zoemer 7
Boorhole, gaatje3/16 van 5inmm diameter Drill (5 mm) diameteropin22posities positions
Alleen de grijze Remove material delen verwijderen from shaded areas only
Instrument edge Rand instrument
mm mm) 1.18530,1 in (30.1
mm mm) 1.18 30,0 in (30.0
Sjabloon voor OPBOUWMONTAGE SURFACE MOUNT template for van ST60+ instrumenten ST60+ Instruments
Rand zonnekap Sun cover edge
D8157-1
Uitsparing Cut holevan 90 mm 3.54 in diameter (90 mm) uitzagen diameter
45(45.0 mm mm) 1.77 in
BOVEN TOP
44,6 mmmm) 1.76 in (44.6
Sjabloon SURFACEvoor MOUNT OPBOUWMONTAGE Template
BOVEN TOP
Sjabloon Control voor Unit INBOUWMONTAGE
Drill Boorhole, gaatje 1/4 (6.5 vanin6,5 mmmm) diameterin op diameter posities 44positions
FLUSH MOUNT Template
113,5 mmmm) 4.47 in (113.5
Alleen de grijze delen verwijderen Remove material from shaded area only
Instrument edge Rand instrument
mm 4.3 in109 (109 mm)
Randcover zonnekap Sun edge
FLUSH MOUNT template for Sjabloon voor INBOUWMONTAGE van ST60+ instrumenten ST60+ Instruments
Raymarine wereldwijde garantie
I
Raymarine wereldwijde garantie Raymarine UK Ltd. GELDT VOOR PRODUCTEN VERKOCHT DOOR OFFICIËLE DEALERS EN DISTRIBUTEURS VAN RAYMARINE UK LTD EN BOTENBOUWERS IN EUROPA, HET MIDDEN- EN VERRE-OOSTEN, AFRIKA, AUSTRALIË EN AZIË.
Beperkte garantie De garantievoorwaarden en -condities van Raymarine zoals hieronder beschreven hebben geen gevolgen voor de wettelijke rechten van de klant en zijn in overeenstemming met EU Richtlijn 1999/44/EG. Om te verzekeren dat het product efficiënt en betrouwbaar blijft werken, adviseren wij de klant alvorens het product te gebruiken de Gebruikershandleiding aandachtig te lezen en de adviezen voor veilige en correcte bediening en gebruik op te volgen. Wij adviseren het Raymarine product door een gecertificeerde Raymarine installateur te laten installeren. Bij installatie door andere personen dan gecertificeerde Raymarine installateurs kan de garantie komen te vervallen.
1. Product garantie 1.1 Raymarine garandeert dat elk nieuw product van goede materialen en met goed vakmanschap is gefabriceerd. Raymarine, of één van zijn erkende dealers/distributeurs, zal onder deze garantie onderdelen of producten die bij normaal gebruik aantoonbare defecten in materialen of vakmanschap vertonen repareren of vervangen gedurende een periode van 2 jaar (24 maanden) vanaf de datum van verkoop aan de eindgebruiker, onder de voorwaarden zoals vermeld in dit garantiedocument. 1.2 De garantie van Raymarine geldt voor de onderdelen en het arbeidsloon behorende bij een reparatie die onder de hierboven beschreven garantie valt, op voorwaarde dat het apparaat aan Raymarine of één van zijn erkende dealers wordt geretourneerd. 1.3 Raymarine behoudt zich het recht voor bepaalde Raymarine producten onder de garantie met inachtneming van onderstaande beperkingen te vervangen en niet te repareren, op voorwaarde dat die aan de dichtstbijzijnde landelijke distributeur van Raymarine worden geretourneerd. Voor informatie over dergelijke producten raadpleegt u via het Internet www.raymarine.com of neemt u contact op met de Raymarine distributeur in uw land.
2. Garantie voor geïnstalleerde producten 2.1 Naast de Productgarantie zoals hierboven beschreven zal Raymarine garantieservice aan boord door de dichtstbijzijnde erkende Raymarine servicedealer toestaan, met inachtneming van de geldende maximum kilometers en andere limieten zoals vermeld in paragraaf 4.12 hieronder, voor producten waarvoor bewijs van installatie of inbedrijfstelling door een erkende Raymarine installateur kan worden overlegd. 2.2 De garantie voorziet in reparatie of vervanging aan boord, door Raymarine of één van zijn erkende dealers, gedurende een periode van 2 jaar (24 maanden), met inachtneming van de beperkingen zoals in dit garantiedocument vermeld. In het geval van een product dat door een door Raymarine gecertificeerde OEM installateur is geïnstalleerd op een nieuwe boot vóór verkoop van de boot aan een klant, begint de periode van 2 jaar op de datum van verkoop van de boot aan de klant. Gaat het om een product dat door een door Raymarine gecertificeerde installateur is geïnstalleerd op een boot die al in het bezit van de klant is, dan begint de periode van 2 jaar op de datum van inbedrijfstelling van het geïnstalleerde product. 2.3 Voor bepaalde Raymarine producten geldt de garantie voor geïnstalleerde producten niet, tenzij die producten vooraf zijn geregistreerd en de garantie voor geïnstalleerde producten bij de door Raymarine gecertificeerde installateur is aangeschaft. Voor informatie over dergelijke producten raadpleegt u via het Internet www.raymarine.com of neemt u contact op met de Raymarine distributeur in uw land.
II 2.4 Voor de garantie voor geïnstalleerde producten die kan worden aangeschaft gelden de onderstaande beperkingen.
3. Aanspraak maken op garantieservice 3.1Wanneer u van de garantieservice gebruik wilt maken, neemt u contact op met Raymarine Technical Support of de dichtstbijzijnde erkende servicedealer - de contactgegevens van Raymarine Technical Support en een uitgebreide dealerlijst zijn beschikbaar via het Internet op www.raymarine.com en in de Gebruikershandleiding. 3.2 Als het product niet door een door Raymarine erkende installateur is geïnstalleerd, d.w.z. als de Productgarantie geldt, dient het desbetreffende apparaat naar de dichtstbijzijnde erkende Raymarine servicedealer of direct naar Raymarine te worden verzonden, inclusief: 3.2.1 aankoopbewijs, met vermelding van de koopdatum en de naam van de leverancier van het product, en 3.2.2 het serienummer van het desbetreffende product, of 3.2.3 een garantiekaart, ingevuld door de leverancier van het product (waarop alle informatie vermeld is zoals vereist volgens par. 3.2.1 en 3.2.2). Met inachtneming van de onderstaande beperkingen zal het product zonder extra kosten voor de gebruiker worden gerepareerd/vervangen (naar goeddunken van Raymarine of een Raymarine servicedealer) en z.s.m. aan de klant worden geretourneerd. 3.3 In geval de klant een garantieclaim indient en het product door een gecertificeerde Raymarine installateur geïnstalleerd is (botenbouwer, installateur, dealer enz.) d.w.z. als de garantie voor geïnstalleerde producten geldt, dient contact te worden opgenomen met de dichtstbijzijnde erkende Raymarine servicedealer en om service aan boord te worden verzocht (met inachtneming van de beperkingen zoals vermeld in par. 4.12 hieronder). Alvorens de garantieservice aan boord wordt uitgevoerd, moet de klant het volgende kunnen overleggen: 3.3.1 aankoopbewijs, met vermelding van de koopdatum en de naam van de leverancier van het product, en 3.3.2 het serienummer van het desbetreffende product, of 3.3.3 bewijs van installatie door een gecertificeerde Raymarine installateur, of 3.3.4 een garantiekaart, ingevuld door de leverancier van het product (waarop alle informatie vermeld is zoals vereist volgens par. 3.3.1 en 3.3.3). 3.4 In geval de garantie voor geïnstalleerde producten is aangeschaft, zoals beschreven in par. 2.3, dient contact te worden opgenomen met de dichtstbijzijnde erkende Raymarine servicedealer en om service aan boord te worden verzocht, waarbij de informatie beschreven in par. 3.3.1 en 3.3.2 vereist is. Garantieservice aan boord wordt alleen uitgevoerd als het serienummer van het product bevestigt dat de garantieservice aan boord aangeschaft en geldig is.
4. Beperkingen van de garantie 4.1 De garantie van Raymarine geldt niet voor producten die bij een ongeval betrokken zijn geweest of zijn misbruikt, bij vervoersschade, wijzigingen, corrosie, onjuiste of niet-toegestane service, of waarvan het serienummer is gewijzigd, onleesbaar gemaakt of verwijderd. 4.2 Voor bepaalde producten geldt de garantie voor geïnstalleerde producten niet, zoals beschreven in par. 2 hierboven, tenzij de garantieservice aan boord bij de installatie aangeschaft is. De aan te schaffen garantie voor service aan boord is alleen beschikbaar voor producten die in bepaalde gebieden aangeschaft zijn; voor informatie over dergelijke producten raadpleegt u via het Internet www.raymarine.com of neemt u contact op met de Raymarine distributeur in uw land. 4.3 Voor producten die buiten het land van installatie zijn gekocht geldt de garantie voor geïnstalleerde producten niet. 4.4 Raymarine aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade ontstaan tijdens de installatie, of ontstaan door onjuiste installatie.
Raymarine wereldwijde garantie
III
4.5 Deze garantie geldt niet voor routinematige systeemcontroles of afstelling/kalibratie, tenzij vereist vanwege vervanging van delen van het af te stellen gedeelte. 4.6 Raymarine is niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door andere apparatuur, systemen of componenten, veroorzaakt door onjuiste of niet-toegestane aansluiting of gebruik van het product. 4.7 Verbruiksdelen (zoals, maar niet uitsluitend, zekeringen, batterijen, drijfriemen, radardioden, rotorklikbevestigingen, rotors, rotorlagers en rotorassen) zijn uitdrukkelijk uitgesloten van deze garantie. Een complete lijst van verbruiksdelen van elk product is te vinden in de Gebruikershandleiding en/of via het Internet op www.raymarine.com. 4.8 Alle kosten die voortvloeien uit vervanging van een transducer, behalve de kosten van de transducer zelf, zijn uitdrukkelijk uitgesloten van deze garantie. 4.9 Extra kosten van overuren voor diensten buiten normale werktijden vallen niet onder deze garantie. 4.10 Als reparatie noodzakelijk is, moeten producten naar een Raymarine vestiging of erkende Raymarine servicedealer worden verzonden voor rekening van de eigenaar. 4.11 De Raymarine garantie geldt niet voor verschillen in materialen, kleuren of afmetingen zoals vermeld in publicaties, literatuur of op het Internet, waartegen ten tijde van levering niet uitdrukkelijk bezwaar is gemaakt. 4.12 Reiskosten behalve autokilometers, tol en twee (2) uur reistijd zijn uitdrukkelijk uitgesloten voor alle producten. Reiskosten die van deze garantie uitgesloten zijn, zijn onder andere maar niet uitsluitend die van: taxi, veerboot, vliegtuighuur, verblijf, douane, verzending, communicatie, enz. 4.13 Noch Raymarine noch een Raymarine servicedealer kan aansprakelijk worden gesteld voor incidentele schade, gevolgschade of bijzondere schade (inclusief strafrechtelijke of meervoudige schade), noch kan Raymarine of een Raymarine servicedealer aansprakelijk worden gesteld voor verlies van winst, omzet, contracten, kansen, goodwill of vergelijkbaar verlies. loss. De aansprakelijkheid van Raymarine of een Raymarine servicedealer jegens een klant onder deze garantie met betrekking tot contractbreuk, onrechtmatige handelingen, niet nakomen van wettelijke verplichtingen of anderszins, zal nooit hoger zijn dan US$1.000.000. Niets in deze paragraaf 4.13 zal de aansprakelijkheid van Raymarine of een Raymarine servicedealer beperken in geval van overlijden of persoonlijk letsel veroorzaakt door onachtzaamheid, fraude of andere verantwoordelijkheid die volgens de wet niet kan worden uitgesloten of beperkt. 4.14 Alle Raymarine producten die hieronder worden verkocht of geleverd, zijn niet meer dan hulpmiddelen voor navigatie. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker deze met gezond verstand en de benodigde navigatievaardigheden te gebruiken, onafhankelijk van enig Raymarine product.
Document nummer 80009_1 januari 2005
IV
Raymarine Service Centers
North and South America
Europe, Middle East, Africa and Australasia
Raymarine Technical Support 1-800-539-5539 or, +1 603-881-5200
Raymarine Technical Support +44 (0) 23 9271 4713
Product Repair and Service Raymarine Product Repair Center 21 Manchester Street, Merrimack, NH 03054-4801 USA
Product Repair and Service Raymarine plc Anchorage Park Portsmouth PO3 5TD England
Help us to help you To allow us to respond to your needs faster, please quote the Equipment type, Model number and Serial number when requesting service
Stick barcode label here
Purchased from
Purchase date
Dealer address Installed by
Installation date
Commissioned by
Commissioning date
Owners name Mailing address
D8033-1
Complete product information and interactive help is available at: www.raymarine.com