4
Teus van Zoest
Sport en Beleid Nieuwe vrije studierichting start volgend cursusjaar Naast bewegingsagogie/-therapie (BAT) is nu dus de aanvraag voor de vrije studierichting Sport & Beleid (S&B) gefiatteerd. Het eerste propaedeutisch jaar gaat volgend cursusjaar van start, de hoofdfase volgt vanaf het cursusjaar '93/'94. In dit artikel volgt aan de hand van 'de motivering ten behoeve van de aanvraag' een algemene opsomming van een aantal aspecten van de opleiding. Maatschappelijke relevantie, uniciteit van de opleiding, affiniteit van de CALO met de opleiding, inhoud en opzet van de opleiding, organisatorische aspecten en instroommogelijkheden komen aan de orde. Daarna volgt een verkorte weergave van een interview met de heer C. Klaassen, coördinator van de kerngroep Sport en Beleid (KSB), waarin het een en ander nog eens wordt toegelicht. Indien anders is aangegeven , is alles wat hierna wordt aangehaald , een citaat uit de 'motivering t.b.V. de aanvraag van de vrije studierichting Sport en Beleid .'. AI geruime tijd zijn er binnen de CALO geluiden waar te nemen en zijn er al veel commissies geweest van waaruit de behoefte bleek aan een sport- en beleidachtige opleiding . De idealen van het oude streven naar een Christelijke Academie voor Bewegen (CAB) , 10-15 jaar geleden , getuigen o.a. daarvan . Daarin werd ook al een opzet nagestreefd waarin studenten de mogelijkheid zouden hebben kunnen kiezen uit 4 vrije studierichtingen , te weten : - onderwijs - therapie - vrijetijd - vrije keuze. Als gezamenlijke noemer fungeerde dan het bewegen en de beïnvloeding van het menselijk bewegen . De naamgeving van de toekomstige opleiding is in de loop der tijd meerdere malen aangepast. 'In de literatuur en beoogde werkvelden worden verschillende begrippen die op dezelfde handelingspraktijk betrekking hebben door elkaar gebrui kt, te weten Sport en Recreatie, Sportmanagement en Sporteconomie. In de handelingspraktijk gaat het om beleidsontwikkeling t.a .v. sportachtige-bewegingsaktiviteiten in de vrijetijd . In deze notitie is de vakaanduiding Sport &Beleid gebruikt omdat deze omschrijving adequater de handelingspraktijk benoemt.' Maatschappelijke relevantie en het werkveld 'Mede door verschuivingen in de vrijetijdsmogelijkheden/-opvattingen en bewegingsmogelijkheden/opvattingen is er sinds de jaren zeventig en tachtig een toenemende behoefte ontstaan aan hoger opgeleid sportbeleidskader. Met name de laatste 5 jaar is er een grote vraag naar zogenaamde sportontwikkelingen in de samenleving, welke met name consequenties kunnen hebben op het gebied van bewegen en vrijetijd . Hierbij gaat het dan vooral om de kundigheid gesignaleerde trends en processen (al dan niet gewenst) toepasbaar te maken in projecten , programma's en beleid . Voorspellingen in de richting van die mogelijke maatschappelijke veranderingen wijzen erop dat o.m. door toename van vrijetijd, de vergrijzing van de bevolking , schommelingen in het besteedbare inkomen en m.n. het groeiende multi-culturele karakter van onze samenleving, er meer vragen naar voren zullen komen m.b.t. verdeling, spreiding en besteding van de vrijetijd . Steeds meer worden sportachtige-bewegingsaktiviteiten als aangrijpingspunt genomen voor het te ontwikkelen (vrijetijds)beleid, juist omdat deze aktiviteiten voor vele (verschillende) groepen het meest toegankelijk blijken te zijn . Ontwikkelingen en onderzoek van de laatste jaren wijzen sterk in de richting van een specifieke Hogere Beroepsopleiding voor sportbeleidskader. (Ministerie van WVC -1984- 'Accenten sportbeleid ', 1986 - Acholdorapport ', Commissie van Doorn -1986- 'Commissie sport en lichamelijke opvoeding ', De drie Noordelijke Provincies -1989- 'Notitie sportontwikkelaar', Van Doodewaard, Van Zoest e.a. -1991-.) Het werkveld is enorm , divers, diffuus en aan verandering onderheving. Een overzicht van mogelijke werkgebieden ziet er als volgt uit:
5 Non-profit sector: Sportraden en -diensten in gemeente, provincie en rijk. Sportopbouwwerk (in welzijns- sociaal cultureel werk) in gemeente, provincie en rijk. - Georganiseerde sportbonden. - SChool-, studenten- en bedrijfssportorganisaties. Profit sector - Professionele sport- en recreatie organisaties, zoals recratiecentra, kamp- en campingwerk. Sportgezondheidsinstellingen, zoals fitness-centra (bedrijven en (sport)scholen) en sportmedische adviescentra. Outdoorrecreation-instellingen voor b.v. watersport, bergsport, vliegsport etc. Met betrekking tot de Profit sector: Het gaat hier om een snel goeiende sector waarvan geen duidelijke cijfers bekend zijn. Wel is bekend dat vanuit de wens het ziekteverzuim terug te dringen de ontwikkeling van z.g. gezondheidsprogramma's (naar Japans en Amerikaans model) juist vanuit de overheid sterk gestimuleerd wordt . Gezondheidsprogramma's voor ouderen en (ex)hartpatiënten dienen vanuit volksgezondheidsmotieven ontwikkeld te worden. M.b.t. de professionele sport- en recreatie-organisaties dienen we rekening te houden met de toenemende trend van korte doevakanties, waarbij de consument kan (wil) kiezen uit een veelzijdig bewegingsaanbod ; in dat perspectief lijkt een aantal van zo'n 140 functies niet ondenkbaar. In de Non-profit sector gaat het voornamelijk om functies met Sen HBO-denk-en werkniveau. In de Profit sector ligt er meer een onderscheid tussen uitvoerende werkzaamheden (MBO-niveau) en leidinggevende-/beheersmatige werkzaamheden (HBO-niveau) .' Uniciteit van van de opleiding 'Uit zeer recent ondezoek (C. van Doodewaard, T. van Zoest e.a. 'Stand van zaken') en interviews met vertegenwoordigers uit de Profit- en Non-profit sector, is gebieden dat er voor eerder genoemde werkvelden geen specifieke HBO-opleiding voor handen is. Enkele gegevens. Van 24 onderzochte opleidingen die op enigerlei wijze te maken zouden kunnen hebben met de bedoelde werkvelden , zijn er 4 opleidingen die het beste voorzien in de vraag . Het gaat hier om de volgende opleidingen : Aantal : 1. MDGO-SB, studierichting Sportieve recratie + vorming 5 2. ALO, Academie voor Lichamelijke Opvoeding 5 3. HBO-VT, opleiding voor vrijetijdswetenschappen 1 4. WO, bewegingswetenschappen , vrijetijdswetenschappen 2,1 1 5. St. A.O.G., sportmanagement ad 1: Het MDGO-SB is een meer algemene, praktisch uitvoerende, driejarige MBO-opleiding; accenten liggen hier niet op be leids- en beheersmatige werkzaamheden . ad 2: De ALO 's leiden specifiek op voor het basis- en voortgezette onderwijs ; de KALO uit Tilburg kent sinds 1989 een vrije studierichting sporteconomie, accenten liggen hier op commerciële werkzaamheden (Profit sector) ; het eerste jaar van deze opleiding (propaedeuse) is echter niet gesubsidieerd en studiefinanciering is daardoor niet mogelijk. ad 3: De HBO-VT is een meer algemene vrijetijdsopleiding en niet specifiek gericht op het bewegen in de vrijetijd ; accenten liggen hier op de Profit sector (toerisme) . ad 4: De studie bewegingswetenschappen is een algemene wetenschappelijke opleiding op het gebied van bewegen en niet specifiek gericht op het bewegen in de vrijetijd . De Rijksuniversiteit van Groningen zal wellicht in de toekomst een differentiatie 'sportmanagement' invoeren ; het accent zal naar alle waarschijnlijkheid op het topmanagement liggen . Vrijetijdswetenschappen is een algemene wetenschappelijke opleiding op het gebied van vrijetijd en niet specifiek gericht op het bewegen in de vrijetijd . ad 5: De sportmanagementopleidingen van de St. A.o.G . zijn particuliere opleidingen bestemd voor sportmanagers die reeds werkzaam zijn als (sport)manager.
6 Het (hoger) sportbeleidskader is eerder te verwachten vanuit het HBO en WO dan vanuit het (K)MBO (dat blijkt ook uit de advertenties waarin men een HBO-denk- en werkniveau vraagt). Als we naar de huidige werkveldbezetting kijken zien we dat ALO-opgeleiden het sterkst vertegenwoordigd zijn. Samenvattend kan het volgende worden vastgesteld : A. In de initiële fase van het Hoger Beroepsonderwijs bestaat er één (gedeeltelijk gesubsidieerde) opleiding die min of meer opleidt tot sportbeleidskader, overwegend in de Profit sector (KALO - Tilburg - Sporteconomie). Traditioneel vinden al veel afgestudeerden van de ALO's een werkkring in de wereld van de sport en recreatie. In eerste instantie aan de praktisch uitvoerende kant in de diverse sportbonden . Steeds meer zijn ze ook terug te vinden in beleidsvoorbereidende en beheersmatige functies. Met hun bewegingsinhoudelijke achtergrond ontbreekt het deze bestuurders in hun opleiding en ervaring aan bestuurlijke en bedrijfsmatige informatie. Terwijl beleidsmakers met hun bestuurlijke achtergrond veelal sport(bewegings-) inhoudelijke kennis ontberen. Bedoeling is in de nieuwe vrije studierichting een samenhangend pakket voor bewegingsinhoudelijke en beleidsorganisatorische kennis aan te bieden . B. Er zijn geen doorstromingsmogelijkheden voor afgestudeerden van Middelbare beroepsopleidingen (MDGO-SB). Afgestudeerden van het MDGO-SB met de differentiatie Sport, Recreatie en Vorming kunnen voor na- en bijscholing nergens terecht . Voor zover het mogelijk is, kan een aantal van hen instromen in de hoofdfase van de ALO-opleiding . Op een in itiële HBO-opleiding is het zeer goed denkbaar, dat afgestudeerden van het MDGO-SB instromen in het tweede studiejaar; zij krijgen dan een driejarige opleiding aangeboden waarin zij de propeadeuse en de hoofdfase moeten halen. G. M.u .v. de MDGO-SB opleiding zijn de particuliere opleidingen op het gebied van sportmanagement met name bedoeld voor afgestudeerde HBO 'ers en WO 'ers die reeds werkzaam zijn in (top)managementfuncties.' Affiniteit van de CALO met de opleiding voor sportbeleidskader 'De GALO is van oorsprong een instituut waar studenten worden opgeleid die in hun latere beroepsuitoefening op planmatige wijze het menselijk bewegen beïnvloeden vanuit (ped)agogische bedoeling . Daarbij heeft de GALO zich tot voor kort uitsluitend gericht op de lichamelijke opvoeding in het reguliere onderwijs. Reeds geruime tijd wordt onderkend dat beïnvloeding van het bewegen in andere dan schoolverbanden mogelijk en noodzakelij k is. Gedacht wordt daarbij aan de werkvelden van de bewegingstherapie en het bewegen in de vrijetijd. Gemeenschappelijk studie-object is daarbij het bewegen en de beïnvloeding van het menselijk bewegen . De GALO beschikt daarbij in theorie en praktijk over een grote deskundigheid op gebied van dit menselijk bewegen , waarbij door de docenten een grote interesse aan de dag gelegd word voor jeugdigen en volwassenen die minder getalenteerd zijn in het kunnen deelnemen aan bewegingssituaties. Deze interesse is met name geïnspireerd door de oprichter van de GALO, Prof. dr. G.G.F. Gordijn, mede door zijn visie en inzet zijn gebieden buiten het reguliere onderwijs betreden. Deze gedachten hebben in 1989 geresulteerd in de start van de vrije studierichting bewegingsagogiel-therapie. Ook in de wereld van de sport is het menselijk bewegen centraal thema. Er zijn van oudsher nauwe banden aan te wijzen tussen de lic hamel ijke opvoeding en de sport, hoewel de doelstellingen verschillend zijn. Reeds vanaf de beginjaren tachtig zijn er binnen de GALO initiatieven ontwikkeld m.b.t. scholing t.a.v. het werkgebied : onderdelen daarvan zijn reeds opgenomen in het curriculum . Uitgaande van de gedachte van Gordijn is het van belang dat iedereen de mogelijkheid krijgt om aan sport enlof sportaktiviteiten deel te nemen . Uitsluitend aandacht schenken aan talentvolle deelnemers past niet in deze traditie. Samenvattend kan gesteld worden dat de affiniteit van de GALO met dit werkterrein geen incident is, maar ingebed is in een traditie en gedragen wordt door zowel praktijk- als theoriedocenten . In eerste instantie zal de opleiding gestalte krijgen in de sector HPO.' Inhoud, doelstelling, eindtermen 'De algemene doelstelling van de opleiding tot sportbeleidsontwikkelaar is als volgt te omschrijven . Toerusting tot vakbekwaam handelen van sportbeleidsontwikkelaars op het gebied van bewegen in de vrije tijd. Als toelichting op de aanduiding 'vakbekwaam' het volgende. Onder vakbekwaam wordt verstaan dat de student zich kennis, inzicht en vaardigheden dient eigen te maken m b.t. bewegingsinhoudelijke en beleidsorganisatorische aspecten , welke van toepassing zijn in dit werkterrein ; bekwaamheid in zowel praktisch uitvoerende, in leidinggevende en beheersmatige zin , als in beleidsvoorbereidende en beleidsvoerende zin . Er zijn een drietal vaardigheden te onderscheiden welke centraal en richtinggevend worden geacht voor de opleiding: 1. het leren uitvoeren van bewegingsprogramma's (zie eindtermen A-E); 2. het leren ontwikkelen van bewegingsprigramma's (zie eindterm en F-J); 3. het leren beleid te ontwikkelen t.a.v. bewegingsprogramma's (zie eindtermen K-M).
7 Gekwalificeerde sportbeleidsontwikkelaars worden niet alleen gevormd in een opleiding , maar evenzeer door werk- en levenservaring. Met name daar waar het gaat om specifieke doelgroepen zoals randgroepjongeren , werklozen en migranten, is een vierjarige HBO-opleiding (aansluitend op een HAVO/VWO-opleiding) een smalle (maar noodzakelijke) basis. Van pas afgestudeerden, veelal jonge beleidsmakers, mag en kan niet verwacht worden dat zij al van meet af aan adequaat beleid weten te ontwikkelen t.a.v. deze problematiek. De opleiding tot sportbeleidsontwikkelaar is dan ook op te vatten als een opleiding tot het verkrijgen van een startbekwaamheid ten einde te gaan werken in dit werkterrein. Ten aanzien van de formulering is er gekozen voor de begrippen kennis, inzicht en vaardigheid . De student dient zich kennis, inzicht en vaardigheden eigen te maken ten einde op een adequate wijze de taak van sportbeleidsontwikkelaar in dit werkterrein te kunnen uitvoeren.
Eindtermen A. Kennis hebben van en vaardigheden hebben in het beïnvloeden van bewegingsaktiviteiten zoals deze (kunnen) voorkomen in de beoogde werkvelden. B. Eigen vaardigheden hebben in de bewegingsaktiviteiten zoals deze (kunnen) voorkomen in de beoogde werkvelden. C. Kennis hebben van en inzicht hebben in factoren welke gezamenlijk het menselijk bewegingsgedrag bepalen. D. Kennis hebben van en inzicht hebben in verschillende sociaalmaatschappelijke krachten die van invloed zijn op diverse vormen van vrijetijdsbesteding . E. Kennis hebben van en inzicht in hebben benaderingswijzen van bewegingsaktiviteiten in de beoogde werkvelden en de daarbij behorende visies op mens en maatschappij .
F. Inzicht en vaardigheden hebben in het ontwikkelen van bewegingsprogramma's in de beoogde werkvelden . G. Kennis hebben van en inzicht hebben in verschillende beleidsvisies met betrekking tot sport, spel en recreatie. H. Kennis hebben van en inzicht hebben in de institutionele opzet en maatschappelij ke organisatie van sportvoorzieningen in Nederland. I. Inzicht hebben in en kennis hebben van sociaal-economische factoren en benaderingen ten behoeve van het beheren en bestuderen van diverse vormen van vrijetijdsbesteding. J. Kennis hebben van en vaardigheden hebben in ganbare methoden en technieken m.b.t. de bestudering van (recreatieve) bewegingsaktiviteiten . K. Kennis hebben van en vaardigheid hebben in beleidsontwikkeling ten behoeve van diverse sportorganisaties en instellingen op het gebied van bewegen en vrijetijd . L. Vaardigheid hebben in de sportorganisaties en instellingen op het gebied van bewegen en vrijetijd. M. Kennis hebben van en inzicht hebben in algemene management- en organisatiefacetten die van toepassing zijn op sportorganisaties en instellingen op het gebied van bewegen en vrijetijd .'
Organisatorische aspecten ' Het model van de opleiding ziet er als volgt uit:
4e
h
j r
0
theorie
bedr heid
methodiek
stage
scriptie
o Je
j r
2e j r le jr
f d f
a s e
theorie
theorie
bedr_ heid
methodiek
bedrev e n heid
stage
methodiek
propaedeutisch fase
stage
8 De propaedeutische fase, het eerste jaar van de CALO-opleiding , is een gemeenschappelijk propaedeutisch jaar en heeft een inleidend, een oriënterend en een selecterend karakter. In de hoofdfase wordt gaandeweg het beroepsgerichte karakter van de studierichting zichtbaar. De hoofdfase van de vrije studierichting Sport & Beleid kent een cursusduur van drie jaren. Er zijn in principe geen selecterende overgangen tussen de verschillende jaren . De vakken in de hoofdfase kunnen ondergebracht worden in vijf groepen: theorie, bedrevenheid en methodiek; daarnaast kent de hoofdfase nog de onderdelen stage en scriptie (scriptie, 4e jaar) .'
L. Vesseur Instroommogelijkheden 'Na de propaedeutische fase kunnen vier categorieën studenten instromen: 1. studenten die met voldoende resultaat de propaedeutische fase van de vrije studierichting Sport & Beleid heben doorlopen; studenten die met voldoende resultaat de propaedeutische fase van de studierichting bewegingsonderwijs of van de vrije studierichting bewegingsagogie/-therapie hebben doorlopen ; 3. afgestudeerden van een opleiding MDGO-SB met de differentiatie Sportieve recreatie en vorming ; zij krijgen een driejarige opleiding aangeboden waarin zij de propaedeutische fase en de hoofdfase moeten halen . Daanaast is het in principe mogelijk dat studenten instromen van andere HBO-instellingen indien zij met voldoende resultaat de propaedeuse hebben afgesloten en indien de propaedeuse verwantschap vertoont met de propaedeuse van de vrije studierichting Sport & Beleid .' Tot zover een aantal citaten uit de 'motivering t.b.v. de aanvraag ' betreffende algemene informatie over de opleiding . Dit zal nu verder worden toegelicht, aangevuld door de heer C. Klaassen , docent schermen op de CALO en coördinator van de kerngroep Sport & Beleid . Door o.a. deelname aan sportieve recreatiesport (studierichting op 't CIOS) en later als lid van de provinciale sportraad Overijssel is de heer C. Klaassen al geruime tijd verbonden met alles op het gebied van vrije tijd . Thans volgt de heer Klaassen een sportmanagementsopleiding vanuit de Stichting Academische Opleidingen Groningen en heeft hij zich samen met de heer B.J. Siemes ook laten bijscholen op het gebied van de vrijetijdswetenschappen aan de Katholieke Universiteit Brabant.
9 Waarom benoemt de aanduiding 'Sport & Beleid' adequater de handelingspraktijk? (Zoals wordt vermeld in de aanvraag.) 'Dat heeft te maken met onze opvatting over sport. Vroeger had die term veel te maken met wedijver, prestatie en competitie. Vroeger werd over het algemeen met sport, de georganiseerde wedstrijdsport, aangeduid . Sinds de jar~n zeventig wordt er met sport meer sportieve rekratie bedoeld. Het begrip sport is niet zo eng als door sommigen wellicht nog gedacht wordt. Een enge opvatting over sport gaat er vanuit dat het binnen sport gaat over de meest getalenteerde die uiteindelijk binnen een topsportaktitiveit tot prestaties moet komen. Breedtesport staat dan in dienst van de sport. Daarom heeft de term 'sport' (binnen Sport & Beleid) een veel ruimere betekenis. Het gaat ons om artikelen van bewegingsprogramma's waar iedereen aan kan deelnemen. Het prestatieve staat daarbij niet voorop. Dat kan wel , maar dat hangt ervan af of daar binnen een bepaalde (doel)groep behoefte aan is. De deelnemer betaalt ergens voor, en dan moet er voor hem/haar ook een goed bewegingsprogramma voorhanden zijn . Niets is wat dat betreft vooraf uit te sluiten! De sport in deze betekenis moet men ook niet willen onderscheiden in b.v. wedstrijdsport - recreatiesport - bewegingsonderwijs.' Waarom wordt er (in de aanvang) onderscheid gemaakt tussen een profit- en non-profit sector 'Het is een discutabel onderscheid. Tocn kun je op zo'n manier de sportwereld inrichten. Vroeger was het werkveld vooral binnen de non-profit sector gelegen. Door de hele privatiseringsdrang , de individualisering etc. , is die profit sector meer naar voren gekomen. Het blijft echter een wat kunstmatige scheiding , al is de werkwijze binnen een profit organisatie doorgaans wel duidelijk veschillend in vergelijking met een non-profit organisatie. Wij willen ons niet alleen op 't een of alleen op 't andere richten. Eigenlijk is 'non-profil' een niet geheel juiste benaming. Het is meer een niet-op-profit-gerichte sector. Het onderscheid heeft geen noemenswaardige invloed op het curriculum . Studenten moeten in beide werkvelden stage lopen.' De sportbeleidsontwikkelaar kijkt altijd naar de behoefte die er leeft bij de mensen, waar het gaat om het maken van keuzes, het ontwikkelen van beleid etc. Is de sportbeleidsontwikkelaar dan niet altijd maatschappijbevestigend bezig? 'Nee, want als iemand wil bewegen binnen de recreatiesport maar hij/zij weet nog niet hoe en wat , dan heeft de sportbeleidsontwikkelaar nog een behoorlijke mate van vrijheid en ruimte om te ontwikkelen . Daar waar iemand al precies weet wat hij/zij wil, moet je natuurlijk dat niet anders gaan aanbieden omdat jij misschien wel beter weet wat er goed voor diegene is. Ook t.a.v. 'het veranderen' moet de sportbeleidsontwikkelaar in staat zijn ongemakken , ontevredenheid etc., op tijd te signaleren, de aktiviteit aan te passen ofwel andere activiteiten aan te bieden . Het opvoedende aspect komt alleen naar voren indien de' deelnemers er specifiek om vragen iets te leren. Het is echter steeds een mate van .... , het hangt af van de organisatiestructuur en het doel van de organisatie'. Is het niet te laat, in verband met de opleidingen her en der zoals b.v. sporteconomie in Tilburg, sportmanagement in Groningen etc., voor nog zo'n opleiding? 'Nee, dat denk ik niet. Het sterke punt van de GALO is m.i. dat men zich juist altijd heeft beziggehouden met wélke bewegingssituatie moeten we ontwerpen voor die groep zodat iedereen kan deelnemen . Als dan uit het werkveld blijkt dat daar dus precies het probleem ligt, zijn we niet te laat. Bovendien richt b.v. sporteconomie zich vooral op de profit sector (fitnesssport, avontuursporl, lust- pret- pleziersport en cosmetische sport). Wij leiden dan veel breder op. Wat de concurrentie betreft denk ik dat met name waar het gaat om beleidsontwikkeling en het ontwikkelen van bewegingsprogramma's er voorlopig nog geen concurrentie te zien zal zijn'. Waarom kunnen de idealen van de CAB (Christelijke Academie voor Bewegen) nu wèl verwezenlijkt worden en 10-15 jaar geleden niet? 'De mogelijkheden voor zo'n structuur als de GAB gaven binnen de regels van de wet toen minder ruimte. Door het beleid van de afdeling Hoger Pedagogisch Onderwijs (HPO) en door de veranderde mogelijkheden binnen de wet is die ruimte er nu wel. De onderwijstak (L.O.) was er altijd al. De therapietak is bovendien institutioneel helder aan te duiden, zoals zwakzinnigezorg , psychiatrie etc. Bij vrijetijd gaat het om een enorm groot, divers, diffuus gebied . Het is daarom moeilijk om helderheid te krijgen in wat we nou willen. 'Waar is de GALO nou sterk in? ', was een vraag die we ons daarbij gesteld hebben . De concrete invulling van de opleiding m.b.t. hoe veel van wat , de mate waarin... zowel voor wat betreft de theorie als de praktijk zal steeds veranderen. Onze inzichten zullen steeds opnieuw weer worden aangepast en bijgesteld. Met o.a. een klankbordgroep, mensen uit 't werkveld , overleggen we steeds. We zijn en blijven nog écht in ontwikkeling! ' De coördinatie van de studierichting Sport & Beleid is vooralsnog in handen van de Kerngroep Sport en Beleid (KSB) , bestaande uit: de heer H. Karenbeid , de heer A.P. Kruiswijk, drs. B.J. Siemens en de heer C. Klaassen .