SPIJSVERTERING & VOEDING – C. MATTHYS Eten? Voeding? Chronische ziektes Belangrijke doodsoorzaken gerelateerd aan voeding en fysieke activiteit vragen stellen over volksgezondheid Voeding en fysieke activiteit (en tabaksgebruik) zijn grootste zelf bepaalde (‘modifiable’) risicofactoren of NCD (opm. Dus niet enige risicofactoren!) NCD = Non-communicable disease: niet overdraagbare ziektes dus chronisch - cardiovasculaire ziektes - stroke/CVA (cerebrovasculair accident) ->ischemie/tekort O2 - kanker - diabetes - chronische ademhalingsziektes - andere (zwaarlijvigheid, epilepsie) 60% van alle sterfgevallen te wijten aan NCD Optimale voeding -> normale ontwikkeling, gezonde en kwalitatief leven Slechte voeding -> ‘double burden of malnutrition’ 1. ondervoeding - verminderde fysische en mentale ontwikkeling - verminderd immuunsysteem en hogere kans op infecties = vicieuze cirkel 2. overvoeding gerelateerd aan chronische ziektes: obesitas, diabetes, CVA, metabool syndroom* *combinatie: hoge bloeddruk, diabetes, verhoogd cholesterol en overgewicht Energiebalans Nood aan energie om in leven te blijven + arbeid te verrichten Energie > voeding: 1g koolhydraten 4kcal 1g eiwitten 4kcal 1g vet 9kcal 1g alcohol 7kcal Vet heeft de grootste energieopbrengst, maar halen we het meeste vet uit? NEEN Percentage van de totale inname aan energie (en%) koolhydraten >55 en% eiwitten ongeveer 10 en% vet 30-35 en% alcohol <4 en% Koolhydraten zijn belangrijkste energiebron. Verklaring: In onze voeding zitten gemiddeld meer koolhydraten. 1
MAAR energiereserve bestaat uit vet! (neemt minder plaats in) Volwassenen hebben balans nodig tussen energie inname en energie verbruik <-> kinderen: positieve energiebalans (meer inname) zorgt voor een stabiel lichaamsgewicht Energieverbruik 1. Basaal metabolisme / Basic Metabolic Range (BMR) - energieverbruik bij rust: in bed liggen zonder na te denken + het niet te warm/koud hebben + enkele uren na laatste maaltijd -> zeer moeilijk om te meten, dus wordt gelijkgesteld aan rustmetabolisme / Resting Metabolic Range (RMR) opm. BMR stijgt tijdens slaap! (afhankelijk van persoon tot persoon) - in stand houden metabole homeostase en lichaamsfuncties - beïnvloed door verschillende factoren: Lichaamsgewicht: Body Weight (BW)^ dan BMR^ maar BMR/kg daalt! Geslacht: man hoger BMR (want vrouw hoger BW) Leeftijd: jong persoon hoger BMR (want spierweefsel wordt geleidelijk aan vervangen door vetweefsel) Zwanger: hoger BMR Ondervoeding: daling BMR Lichaamstemp: hoge temp (bv. Koorts) dan BMR^ … 2. Activiteit - variabel energieverbruik bij activiteit, afhankelijk van Intensiteit/duur/snelheid/wijze van inspanning Lichaamsgewicht -> zwaardere personen verbruiken meer energie tijdens inspanning Leeftijd - Physical Acitvity Ratio (PAR): de energiekost van een activiteit Bv. liggen <<< voetbal - Physical Activity Level (PAL): som van fysieke activiteiten gedurende de dag Bv. Bediende <<< bouwvakker PAL = 1,75 -> streefdoel voor gezonde levensstijl - Total energy expenditure (TEE): TEE = PAL x BMR (+ schatting DIT) 3. Thermogenese (voedingsgeïnduceerd) - Diet-induced thermogenesis (DIT) = toename van metabolische activiteit na de maaltijd door energiekost voor vertering, absorptie en synthese van reserves - Koudegeïnduceerde thermogenese opm. Bij lage temperatuur verbruik je meer kcal dan bij hoge temp! -> rillen; bruin vetweefsel - Drugsgeïnduceerde thermogenese = cafeïne, nicotine, alcohol stimuleren thermogenese opm. Verklaart gewichtstoename na rookstop TEE= PAL x BMR (+ 10%DIT) 2
-
Andere
Honger en verzadiging Hunger/honger <-> Appetite/Goesting Satiety/verzadiging <-> Satiation/voldoening
drang tot energieopname drang tot specifiek voedsel inhibitie verdere voedselopname; respons van het lichaam op beschikbaarheid van nutrienten onze onmiddelijke reactie op de inname van voedsel
opm. Slecht slapen beïnvloed hormonen die ons hongergevoel reguleren Verzadiging beïnvloedt door Energiedichtheid van voedsel: Groenten-fruit-drank < cake,chocolade,.. Gezond voedsel -> verzadiging stijgt snel, daalt traag Ongezond voedsel -> verzadiging stijgt snel, daalt snel Vezelgehalte: hoog = sneller verzadigd Alcohol: hoog = tragere verzadiging Hoogte en inspanning: sneller verzadigd Extreme temperaturen Aanpassing energieinname-energieverbruik is 5O/50 verhouding tussen * fysiologisch proces: honger vs verzadiging * cognitieve invloeden Energie-equivalentie van gewichtsverandering = energiehoeveelheid die ingenomen moet worden om 1kg in gewicht toe te nemen = energiehoeveelheid die verminderd moet worden om 1kg aan gewicht te verliezen - Bij gewichtsverlies: Negatieve energiebalans: afbraak vet- en spierweefsel + globaal gewichtsverlies Gezond vermageren: maximaal verlies vetweefsel en minimaal verlies lichaamseiwit Opm. Gewichtsverlies is groter de eerste dagen van dieet door verlies van glycogeen en gebonden water - Bij groei: Nood aan positieve energiebalans (ong 5kcal/dag) - Bij gewichtstoename: Positieve energiebalans -> aanleggen reserves onder de vorm van vet Energiekost gewichtstoename 1kg: (Fat Free Mass – Fat Mass) 27%FFM + 75%FM + 10%DIT = ong 8000 kcal/kg Belang van lichaamsvet Bron van oestrogenen -> postmenopauzale osteoporose Minimum hoeveelheid voor overleving en voortplanting (man 3%; vrouw 21%) Geen vetweefel -> hyperlipidemie, insulineresistentie, diabetes Vetweefsel = actief orgaan belangrijk voor regeling energiebalans (leptine secretie) 3
Technieken om lichaamssamenstelling te meten Belang meten lichaamssamenstelling - Evaluatie voedingstoestand - Groei en ontwikkeling - Ziekte* en gezondheid * abnormale samenstelling veroorzaakt ziekte of kan veroorzaakt worden door ziekte Samenstelling op 5niveau’s (zie ook tabellen in ppt) 1. Elementair Zuurstof, koolstof en waterstof nemen grootste percentage van BW in. 2. Moleculair Water-lipiden-eiwitten-mineralen-koolhydraten Afhankelijk van leeftijd, geslacht,.. Bv. Obesitas 60-70%vet ipv 10-35% 3. Cellulair Cel massa (water, eiwit, mineralen) – ECF = extracellulair vocht (95%water, plasma, interstitieel vocht) – ECS = extracellulaire vaste stof (collageen, mineralen (bot en plasma) 4. Weefsel Spierweefsel-vetweefsel-botweefsel-huid… 5. Heel lichaam Simpele parameters Formules gebaseerd op eerdere studies bv. Huidplooidikte en vet% Water gehalte gebaseerd op tabellen met BW, lengte, leeftijd, geslacht Bepaling van lichaamssamenstelling a. DIRECT: chemische karkasanalyse of IVNAA (in vivo neutron activation analysis) b. INDIRECT: van stikstof naar eiwit via factor 6.25 of CT* of MRI of DEXA c. DUBBEL INDIRECT: statistische verbanden (bv huidplooi) Technieken: *Algemene aannames
een zeker % Ca -> bot water is component based lichaamsvet van huidplooi is property based CT-scanning (Computer Tomography) - Patient in tunnel wordt bestraald met X-stralen, X-stralen passeren door lichaam en worden opnieuw gedetecteerd - Vet en lucht zijn zwart (moeilijk!), bot is wit - Contrastvloeistof kan gebruikt worden - Lokalisatie van vetweefsel: subcutaan of visceraal(=intra-abdominaal) MRI-scanning (Magnetic Resonance Imaging) - Patient in tunnel wordt blootgesteld aan magnetisch veld -> magnetisch karakter van H+ - Structuur van interne ratio’s van organen - Subcutaan en vischeraal vet is wit Bioelectrical Impedance Analysis (BIA) - Meest gebruikte methode voor schatting lichaamssamenstelling (en vetmassa) 4
- Gebaseerd op elektrische geleiding: vet en bot = isolatoren elektrolyten in FFM = geleiders - Men voorspelt hoeveelheid water, FFM bestaat voor 73% uit water FM + FFM = total body weight LBM = total body weight – FM (= lean body mass) - Electroden op rechterhand en voet -> door lichaam (niet door hart/hersenen) snel, veilig, accuraat, niet-invasief (<-> straling) beperkte doelgroep, meer goedkopere varianten zijn inaccuraat Skinfold thickness - Meten van subcutaan vet d.m.v. antropometrie of MUAC (Mid-Upper Arm Circumference)->3de wereldlanden ondervoeding nagaan Taille- en heupomtrek onderschatting obesitas, overschatting bij oedeem, afhankelijk waarnemer beter = ‘waist-to-hip ratio’: omtrek op middelpunt onderste rib – bekkenkam sneller resultaat = motivatie! <-> weegschaal want vetweefsel wordt spier Andere: Hydrostatic/Underwater weighing, Bod Pod, omtrek meten Body Mass Index (BMI) of Quetelet Index (QI) Maat voor gewicht die onafhankelijk is van de lengte -> schatting vetmassa Gewicht / (lengte)2 in kg/m2 Ondergewicht Normaal Overgewicht Obesitas Morbiede obesitas
<18,5 18,5 – 25 25 – 30 30 – 35 >35
geen rekening met ‘grove’ of ‘fijne’ lichaamsbouw geen rekening met gewicht van vet vs spieren spiermassa daalt bij ouderen geen rekening met plaats van vetopstapeling androïde/abdominale obesitas : ‘bierbuik’, ‘appel’ -> frequent bij mannen, grootste risico gynecoïde/femorogluteale obesitas: ‘peer’ -> frequent bij vrouwen Energie uit balans Stijgende trend overgewicht en obesitas in Amerika, Europa en snelgroeiende landen Oorzaak? - portiegroottes nemen toe met als gevolg grotere calorieinnames - gedaalde fysieke activiteit (PAL) JA -> meer auto’s, meer tv, meer computer, meer huishuidelijke toestellen NEE -> REE (Rest Energy Expenditure) is hoger en energieverbruik bij physieke activiteit is hoger bij obese mensen Gewichtsverlies door dieet en fysieke activiteit = moeilijk… (ong 2/3 van mensen die gewicht verliezen, verdikken terug binnen 5j) 5
… maar niet onmogelijk - voeding: matige vetinname, hoge KH inname - bijhouden gewicht, voedselinname, fysieke activiteit * - elke morgen ontbijten! - veel fysieke activiteit (meer dan 1u, matige intensiteit) * WAVE (Weight, Activity, Variety, Excess?) * REAP (Rapid Eating Assessment for Patients) DOEL:
voorkomen overgewicht of verdere gewichtstoename gewichtsafname (moeilijk!) voorkomen van verergering diabetes/vasculaire aandoening mortaliteitsrisico verminderen
Ondervoeding Goede voedingstoestand: Het vermogen om op elk moment in voldoende mate te kunnen beschikken over alle stoffen die voor het lichaam noodzakelijk zijn. Beoordeling: opsporen van reserves en tekorten aan Macronutriënten (vetten, KH, eiwitten) Micronutriënten (mineralen, spoorelementen, vitamines) Ondervoeding: tekort aan nutriënten resulterend in een verminderd biologisch functioneren, verminderede voedselinnamef Ziekteproces: - verminderde voedselinname en –opname: anorexia, malabsorptie, maldigestie - verhoogd verlies aan nutriënten - verhoogde behoefte (metabolisme is toegenomen) - verminderde voorraad aan nutriënten Cachexie: het ‘wegteren’ ten gevolge van hormonale, metabole en cytokine-gemedieerde veranderingen, verlies aan LBM (Lean Body Mass) =inflammatory-related Sarcopenie: verlies aan spiermassa, spierkracht en spierfunctie bij veroudering =age-rel. Kenmerken ziekte-gerelateerde ondervoeding Slechte voedingstoestand - te laag lichaamsgewicht, BMI < 18,5 - >10% onbedoeld gewichtsverlies in de laatste 6maanden - 5-10% onbedoeld gewichtsverlies in de laatste maandag Matige voedigstoestand - 5-10% onbedoeld gewichtsverlies in de laatste 6maanden Ondervoeding hoog in ziekenhuis, verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorg!!! Vitamine deficiënties hoog in verpleeghuizen en geriatrie!!! -> rol van diëtist 6
Risicogroep =
chronisch zieken ouderen (>60j) patiënten rondom operatie (aan mond, keel, aangezicht !!!)
Gevolgen
- toename kans op complicatie bij patiënt - toename medicijngebruik en medische interventie - afname kwaliteit van leven (fysiek, emotioneel,…) - langere verpleegduur - hogere kosten gezondheidszorg - verhoogde kans op overlijden
Oplossing
1,7g eiwit/kg actueel gewicht 35 kcal/kg actueel gewicht !! bij obesitas: eiwitrijk, hypocalorisch 2-2,5g eiwit/kg IBW (Ideal Body Weight) 20 kcal/kg IBW
2 types ondervoeding Marasmus globaal tekort calorieën gedrag: kind heeft honger groeiachterstand verlies van subcutaan vet en spieren Kwashiorkor vooral tekort aan eiwitbronnen, nog wel calorieën (+bijkomende ziekte) gedrag: apathie, anorexie gegeneraliseerde oedemen hepatomegalie (lever neemt in omvang toe) dunner, ontkleurd haar Hoe moeten we eten? Belg: eet steeds meer fruit, vrouwen eten gezonder dan mannen
7
Deficiëntie = een tekort of onbreken van een functioneel bestanden Toxiciteit = de graad waarin een substantie schade aan een organisme kan aanbrengen effect is dosid-afhankelijk effect is soort-afhankelijk (mens<->dier) toxine = biologische oorsprong, toxicant = door mens gemaakt Bioavailability = fractie van geabsorbeerde voedingstof die door het lichaam gebruikt w (niet elke voedingstof wordt volledig geabsorbeerd/gebruikt) Dietary Reference Values (DRV) = opnamehoeveelheid van voedingsstoffen nodig om evenwicht in het lichaam te bewaren vermijden deficiëntie nodig voor normaal functioneren Optimale nutritie optimaal fysische en mentale functie en minder kans op ziekte MAAR meting moeilijk door: - interactie - fysieke situatie - genetische variabiliteit
EAR = Estimated Average Requirement = geschatte gemiddelde behoefte RDA = Recommendend Daily Allowence = ADH = aanbevolen dagelijkse hoeveelhied AL = Adequate intake = na te streven inneming UL = tolerable Upper intake Level = aanbevolen bovengrens van inname PRI = Population Reference Intake
8
Koolhydraten Granen, peulvruchten, groenten, fruit Indeling:
- monosacharide = 1 suikermolecule = enkelvoudig KH glucose, fructose, galactose - disacharide = 2 suikermolecules = meervoudig KH sucrose (G+F), lactose (G+Ga), maltose (2G) - oligosacharide = enkele suikermolecules = meervoudig KH fructo-oligosachariden (FOS) in granen en groenten - polysacchariden zetmeel(plant), niet-zetmeel polysacharide (NSF)*, glycogeen(dier) *onverteerbaar bv. Cellulose (planten) Eigenschappen: - wateroplosbaar - waterbinden vermogen - absorptie andere stoffen Snelle koolhydraten vs trage koolhydraten GL = Glycemic Load = KH gehalte per portie x GI vh levensmiddel GI = Glucose Index (voor glucose = 100) Aanbevolen: 30g/dag Te weinig -> afbraak spierweefsel Te veel -> risico op te weinig eiwitten of vetten !! Niet meer dan 10%EN mag afkomstig zijn van toegevoegde suikers Een symbiotische relatie Probiotica = levende micro-organismen die een gezondheidsvoordeel bieden voor gastheer Prebiotica = niet-levende voedingscomponent die gezondheid bevordert door modulatie van de microbiotica (bv. Niet verteerbare KH) Synbiotica = combinatie pre en pro Mens heeft veel meer bacteriële dan humane cellen mens: bacterie heeft metabole/digestieve capaciteiten exclusie minder gunstige bacteriën bacterie: stabiele nutriënten toevoer anaerobe omgeving Proteïnen Rol:
- structureel (collageen) - beschermend (immunoglobulines) - transport en communicatie (hormonen-receptoren) - enzymatisch (hemoglobine)
Aanbevolen: 0,6g/kg/dag + vegetariers, kinderen, zwageren, borstvoeding, ouderen(daling synthese en absorptie) Vetten Zichtbaar vet (bv vleesvet) vs onzichtbaar vet (bv koekje) 9
Verzadigde vetten (dier) vs onverzadigde (enkelvoudig MUFA of meervoudig PUFA) vetten (plant) Bijzondere vetten Transvetten (‘knik’ <-> ‘cis’): cardiale risicofactor: LDL cholesterol stijgt, HDL cholesterol daalt Omega-3 polyonverzadigde vetten: >vis/plant, bescherming tegen cardiovasculaire ziektes Cholesterol: inname niet noodzakelijk, bovengrens = 300mg/dag Voedingsstoffen Zout Relatie zout en bloeddruk Hogere zoutinname leidt tot hoger bloeddruk Maar verschil op mortaliteit niet statistisch significant Aanbeveling: bovengrens = 6g/dag (pragmatisch, nog lager is beter maar zeer moeilijk) Ijzer Bestanddeel hemoglobinen en myoglobine en andere enzymen Verlies bij bloedverlies, menstruatie, zwangerschap, gastro-intestinale mucosa Niet-haem (dier) 10% vs haem (plant) 90% IJzerdeficiëntie: anemie -> vermoeidheid, zwakte, hoofdpijn, verlaagde weerstand,… Toxiciteit: >45 mg/dag -> vermoeidheid, weefselschade, infectie, hoger risico op kanker, diabetes, hartziektes,…
10