Speekselklieren Onderzoek en behandeling van afwijkingen aan de speekselklieren
2
Uw behandelend arts heeft voorgesteld om vanwege problemen aan uw speekselklier(en) een onderzoek en of behandeling door de KNO-arts te laten verrichten. Deze folder geeft u informatie over wat de KNO-arts in het CWZ met u bespreekt, zodat u zich kunt voorbereiden op het gesprek of na het gesprek alles nog eens rustig kan nalezen. Speekselklieraandoeningen Behalve zeer veel kleine speekselklieren in de mond heeft iedereen vier grotere speekselklieren buiten de mond. Het grootste deel van het speeksel wordt door deze vier grotere speekselklieren gemaakt. Onder beide kaakranden ligt een glandula (klier) submandibularis (onder de kaak). De andere twee speekselklieren liggen aan beide kanten voor de oren (glandula parotis). Deze laatste speekselklieren bestaan uit twee delen: een oppervlakkig deel en een diep gelegen deel. Tussen deze twee delen in loopt een belangrijke zenuw, de aangezichtszenuw (nervus facialis). Deze zenuw zorgt er onder andere voor dat u uw lippen en ogen kunt sluiten en dat u kunt lachen. Via een dun buisje wordt het speeksel uit de grotere klieren naar de mond gevoerd. Tijdens het eten maakt het speeksel het voedsel vochtig en worden de enzymen (stoffen die nodig zijn voor de spijsvertering) uit het speeksel door het voedsel gemengd. Dit is de eerste stap in het spijsverteringsproces. In de speekselklieren kunnen steentjes, ontstekingen of gezwellen ontstaan. In de afvoerbuizen naar de mond kunnen steentjes de afvoer van speeksel belemmeren en ontstekingen kunnen veroorzaken. De afvoerbuizen van de oorspeekselklieren komen uit in het wangslijmvlies. De afvoerbuizen van de onderkaakspeekselklieren komen uit in het slijmvlies van de mondbodem, onder de tong.
3
Verschijnselen van speekselklieraandoeningen Als een speekselsteentje een van de afvoerbuisjes afsluit, kan het speeksel niet meer naar de mond wegvloeien. De speekselklier zwelt op waardoor u dan veel pijn kunt hebben. Deze pijn ontstaat als u iets eet of drinkt, met name bij stoffen die de productie van speeksel sterk stimuleren, zoals zure snoepjes en zure drank. Als de afvoer van het speeksel een probleem blijft, ontstaan in de loop van dagen/weken ook ontstekingsverschijnselen. U hebt dan constant pijn. Soms kan pus (etter) uit het afvoerbuisje in uw mond komen. U proeft dan een vieze smaak in uw mond. Wanneer u rookt of te weinig drinkt kunt u ook last van ontstekingen krijgen. De speekselklieren worden dan te weinig geprikkeld om speeksel af te geven. Ook beide speekselklieren voor uw oren kunnen opzwellen, bijvoorbeeld bij de bof. Soms kan er een gezwel in één van de speekselklieren ontstaan. U voelt dan een bobbel in een van de speekselklieren. Over het algemeen geeft dit geen pijn. Het gaat meestal om een goedaardig gezwel, kwaadaardige gezwellen van de speekselklieren zijn vrij zeldzaam.
Onderzoek Om een speekselklieraandoening vast te stellen, zal uw arts u onderzoeken. Hij zal het betreffende gebied goed bekijken en bevoelen. Een steentje in een afvoerbuisje voelt de arts vaak aan de binnenkant van de wang of in de mondbodem onder de tong. Soms zijn daarnaast enkele specialistische onderzoeken nodig. Bij een echografisch onderzoek zijn de speekselklieren op een monitor zichtbaar. Dit onderzoek gebeurt met geluidsgolven en doet geen pijn. Met een echo kan uw arts vaststellen of er speekselsteentjes zijn en waar deze zich bevinden. Ook een eventueel gezwel is zichtbaar op de echo. Bij een punctie haalt de arts met een holle naald wat cellen uit het weefsel. Meestal kan hij hiermee vaststellen wat voor ontsteking of gezwel u hebt. De uitslag van dit onderzoek is meestal na een week bekend. 4
Als de arts twijfelt aan de diagnose kan verder onderzoek worden gedaan zoals een CT-scan of MRI, Voor deze onderzoeken zijn CWZ-folders beschikbaar.
Medische behandeling van speekselklieraandoeningen Soms kunnen steentjes in de afvoerbuisjes en ontstekingen in de speekselklieren uitgedreven worden. U moet dan op zuurtjes zuigen of uw mond met citroenzuur spoelen. De speekselklieren worden daardoor extra gestimuleerd en produceren meer speeksel. Soms is een antibioticakuur noodzakelijk. Een operatie is nodig als deze behandelingen onvoldoende resultaat hebben of als uw arts een gezwel vaststelt. Operatie Is een van de speekselklieren in uw onderkaak (glandula submandimularis) meerdere malen ontstoken geweest of blijven er steentjes in een van de afvoerbuisjes zitten, dan kan uw arts via een klein sneetje in mond de steen verwijderen of de hele speekselklier operatief verwijderen. Dit laatste gebeurt via een snee van zo’n 5 centimeter in de hals, langs de onderrand van uw kaak. De grotere speekselklieren (glandula parotis) voor uw oren bestaan uit twee delen: een oppervlakkig deel en een dieper gelegen deel. Bij een goedaardig gezwel of een steeds terugkomende ontsteking haalt de arts alleen het oppervlakkige deel van deze klier weg. Hij maakt het oppervlakkige deel van de klier vrij van alle takjes van de aangezichtszenuw en verwijdert de klier. Vaak wordt een drain (slangetje) in de wond achtergelaten, zodat zich geen bloed onder de huid kan ophopen. Deze operatie komt het meest voor.
5
Als u een kwaadaardig gezwel in een van de speekselklieren voor uw oren hebt, verwijdert de arts soms de hele klier. De snee loopt bij beide operaties voor het oor recht naar beneden, buigt onder het oorlelletje af naar achteren en loopt dan onder de kaakrand nog vijf centimeter door. Voor een operatie aan de oorspeekselklieren wordt u naar de chirurg in het CWZ of de KNO-arts in het Radboudumc verwezen.
Mogelijke complicaties Bij iedere operatieve ingreep bestaat een kans op complicaties. U kunt na een operatie van een speekselklieraandoening last krijgen van een nabloeding of een wondinfectie. Dit zijn de ‘normale’ risico’s van een operatie. In veel gevallen vermindert -soms tijdelijkhet gevoel in de huid der plaatse van de snee. Beschadiging van de aangezichtszenuw Bij de operatie aan de glandula parotis bestaat het risico op beschadiging van één of meer van de takken van de aangezichtszenuw. Over het algemeen ontstaat dan een tijdelijke (meestal gedeeltelijke) uitval van de functie van één of meer aangezichtsspieren. Het kan zijn dat het ooglid niet meer goed sluit of dat de mondhoek hangt. Het gaat gelukkig bijna altijd om een tijdelijke uitval. De kans dat een zenuwtak wordt doorgesneden is erg klein. In het geval van een totale parotidectomie in verband met een kwaadaardig gezwel kan het soms noodzakelijk zijn de aangezichtszenuw of een deel ervan mee te verwijderen. Soms kan al tijdens de operatie een zenuwtransplantaat worden ingehecht. In andere gevallen kan eventueel in een later stadium een hersteloperatie worden gedaan. Bij een operatie aan de glandula submandibularis bestaat er een risico voor tijdelijke of permanente beschadiging van de onderste tak van de aangezichtszenuw, die naar de mondhoek loopt. Vooral na meerdere ontstekingen in dit gebied neemt dit risico toe. 6
Een hele zeldzame, maar andere vervelende complicatie is een (tijdelijke) beschadiging van de zenuw die zorgt voor het gevoel aan de binnenzijde van de mond.
Syndroom van Frey Dit syndroom komt nog wel eens voor, meestal enige tijd na de operatie. Tijdens of na het eten treedt er transpiratie op in het gebied voor het oor. De oorzaak van dit verschijnsel is dat de zenuwen van de speekselklier in de huid groeien, waardoor er bij het stimuleren van de klier (tijdens het eten) een rode plek bij de huid ontstaat met vochtafscheiding. Het is soms een hinderlijk verschijnsel maar het kan geen kwaad. Indien de klachten als te hinderlijk worden ervaren, kan een behandeling met botox injecties worden overwogen. Voorbereiding operatie in het CWZ Een goede verdoving bij een operatie is belangrijk, dus ook bij een operatie aan de speekselklieren. Deze operatie vindt onder algehele narcose plaats. U zult geen pijn voelen tijdens de ingreep. Uw KNO-arts bespreekt met u, wat in uw geval het beste wordt geacht. Meestal vindt de operatie onder volledige narcose plaats. • Gebruikt u bloedverdunnende medicijnen of bent u onder controle van de trombosedienst? Meld dit dan aan uw behande- lend arts in CWZ. Denk bij bloedverdunnende medicijnen aan bij voorbeeld acenocoumarol of fenprocoumon en/of aspirine. • Als u bekend bent bij de trombosedienst, neem uw doseerkaart altijd mee naar het ziekenhuis. • Het kan zijn dat u tijdelijk moet stoppen met deze bloedverdun- nende medicijnen. Uw behandelend arts vertelt u hoe lang u voor de ingreep of operatie met het innemen moet te stoppen en wanneer u weer kunt beginnen met de medicijnen. • Als u medicijnen gebruikt of overgevoelig bent voor bijvoorbeeld jodium, verdovingsvloeistof, pleisters of andere stoffen meld dit dan aan de arts, de verpleegkundige of assistente van polikliniek. 7
• Meld ook als u een pacemaker (of een ICD) draagt. • Meld ook of u preventief antibiotica nodig heeft.
Spreekuur anesthesioloog De anesthesioloog schat in welke risico’s in uw geval aan de operatie en de anesthesie verbonden zijn en hoe deze kunnen worden beperkt. Daarom bezoekt u het spreekuur van de anesthesioloog. Hierover kunt u meer lezen in de CWZ-folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’. U wordt voor een operatie aan de speekselklieren in de onderkaak twee dagen in het ziekenhuis opgenomen. Het secretariaat KNO regelt de opname- en operatieplanning. Op de polikliniek krijgt u onder voorbehoud de datum waarop de operatie gepland is. Deze wordt ongeveer een week van tevoren schriftelijk bevestigd door het secretariaat KNO. Heeft u nog geen operatie-datum gekregen dan neemt het secretariaat KNO nog contact met u op.
De dag van de operatie Volgens de afspraken met de anesthesioloog op het anesthesiespreekuur blijft u nuchter en bent u eventueel gestopt met het innemen van (bloedverdunnende) geneesmiddelen. U meldt zich op het afgesproken tijdstip op de afdeling kort verblijf C42. Na een opnamegesprek met de verpleegkundige krijgt u de voorbereidende medicatie voor de anesthesie (premedicatie). Het is belangrijk dat u voor de ingreep nog even plast, zodat de blaas leeg is. Wanneer u een kunstgebit en/of contactlenzen draagt moet u deze uitdoen. Ook mag u tijdens de operatie geen sieraden dragen. Tijdens de operatie draagt u een operatiehemd dat u al vast aantrekt. Een verpleegkundige rijdt u met uw bed naar de voorbereidingsruimte van de operatie-afdeling. Vervolgens krijgt u een infuus. U gaat naar de operatiekamer en schuift over op de operatietafel.
8
Voordat de anesthesioloog u de narcosemiddelen via het infuus toedient, wordt eerst de bewakingsapparatuur aangesloten. Na toediening van een snelwerkend slaapmiddel bent u binnen een halve minuut in een diepe slaap.
Na de operatie Na de ingreep onder narcose blijft u in de uitslaapruimte (verkoeverkamer) van de operatie-afdeling tot u goed wakker bent. Daarna haalt een verpleegkundige van de verpleegafdeling u weer op. Direct na de ingreep heeft u pijn in de kaak en soms moeite met slikken. De pijn kan uitstralen naar het oor. Vraag de verpleging tijdig om een pijnstillend middel. U hebt bedrust maar in overleg met de verpleegkundige mag u naar het toilet. Als het drinken en urineren goed gaat, verwijdert de verpleegkundige het infuus. De eerste dag na de ingreep mag u zich aan de wastafel wassen en opstaan voor het toilet. U mag de afdeling niet verlaten. Als er een draintje (slangetje) is ingebracht wordt dit de dag na een operatie uit de wond gehaald. U mag op eigen gelegenheid naar huis maar u mag niet zelf de auto besturen. U krijgt een afspraak voor een controlebezoek op de polikliniek een week na de operatie. Dan worden ook de hechtingen verwijderd.
Adviezen voor thuis Afhankelijk van de soort operatie en uw persoonlijke omstandigheden, ondervindt u na de operatie nog enige tijd hinder van het operatiegebied. Er volgen nog enkele adviezen: • Na het douchen de wond droogdeppen. U mag de eerste week niet baden en zwemmen. Droog houden van de wond bevordert een goede wondgenezing, dus kunt u beter ook geen afsluitende pleister op de wondjes gebruiken.
9
• Wanneer u pijn heeft ,kunt u dit het beste bestrijden met paracetamol (500 mg) U mag viermaal daags twee tabletten innemen. Wanneer de pijn minder wordt kunt u dit langzaam weer afbouwen. Dit doet u als volgt: - De eerste twee dagen neemt u vier maal daags twee tabletten paracetamol van 500 mg. - Dan neemt u twee dagen vier maal daags één tablet paracetamol van 500 mg. - Daarna stopt u met de pijnmedicatie en gebruikt alleen zonodig bij pijn twee tabletten paracetamol van 500 mg. (maximaal 4 maal daags) • Houdt u zich verder een week rustig. In principe zult u na een week hersteld zijn en uw werkzaamheden weer kunnen hervatten.
Werkhervatting Vraagt u zich af of uw aandoening of behandeling consequenties heeft voor het uitoefenen van uw werk? Overleg dat dan met uw specialist. Zo wordt duidelijk of u (tijdelijk) beperkingen heeft en zo ja, welke. De bedrijfsarts begeleidt de terugkeer naar uw werk. Daarom is het belangrijk dat uw bedrijfsarts op de hoogte is van uw aandoening of behandeling. Afspraken over uw werk zullen vaak soepeler verlopen als u de bedrijfsarts al vóór de ingreep informeert. U kunt een gesprek voeren met uw bedrijfsarts op het arbeidsomstandighedenspreekuur van de arbodienst van het bedrijf of de organisatie waar u werkt. Om uw privacy te beschermen is uw toestemming nodig voor eventueel overleg tussen uw specialist en uw bedrijfsarts. Treden er ondanks de adviezen problemen of bijzonderheden op die niet kunnen wachten tot de eerstvolgende controle bij de KNO-arts dan kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met de polikliniek KNO.
10
Wanneer een arts waarschuwen? Het is belangrijk dat u in de volgende gevallen contact opneemt met uw huisarts: • Als de wond steeds dikker wordt, rood wordt en de pijn toeneemt. • Als u koorts heeft hoger dan 38,5º Celsius. Vermeld aan de huisarts altijd dat u geopereerd bent en hoe lang dit geleden is. Vragen Als u na het lezen van de informatie nog vragen heeft, schrijf deze dan op of vraag iemand met u mee te gaan. De KNO-arts beantwoordt graag uw vragen over uw klachten en de behandeling daarvan. De anesthesioloog zal de vragen over de anesthesie beantwoorden. Voor vragen over de operatie, de opname en de nazorg kunt u bij de verpleegkundige terecht. Bericht van verhindering Bent u op het afgesproken tijdstip verhinderd, meldt u dit dan zo snel mogelijk aan het secretariaat KNO. Er kan dan nog een andere patiënt in uw plaats gepland worden. Telefoon: (024 ) 365 8 711 U kunt het secretariaat ook e-mailen:
[email protected]
11
Adres en telefoonnummer Canisius Wilhelmina Ziekenhuis Weg door Jonkerbos 100 6532 SZ Nijmegen Polikliniek KNO (B66) Telefoon (024) 365 82 25 Afdeling kort verblijf (C42) Telefoon (024) 365 77 40
12
G456-U / 04-16
Website: www.kno.cwz.nl