GEBRUIKSAANWIJZING SPECK-PUMPMEISTER POMPINSTALLATIES EN LOSSE POMPEN PM-1O TOT PM-30, FPM-80 TOT FPM-150
1.
Algemeen Fabrikant : Speck Kolbenpumpen-Fabrik Otto Speck KG D-82538 Geretsried Land van oorsprong
: Bondsrepubliek Duitsland Speck Pompen België NV Bierweg 18 B-9880 AALTER Speck Pompen Nederland B.V. Lorentzstraat 1 NL-9602 PZ ZEVENAAR
Toepassingsgebied
: SPECK zuigerpompen dienen voor de drink- en bedrijfswaterverzorging van woningen, bedrijven en schepen.
De toepassing voor een ander medium of ander gebruik vereist meestal een speciale uitvoering en dient derhalve beslist met de fabrikant overlegd te worden. Voor andere toepassingen of oneigenlijk gebruik zonder onze schriftelijke toestemming stellen wij ons niet aansprakelijk ! Het typeplaatje op de pomp vermeld naast de bedrijfsgegevens, het type van de pomp/serie en het pompnummer welke bij navraag, nabestellingen en in het bijzonder bij bestelling van onderdelen altijd aangegeven dienen te worden. Bij vragen dient U zich tot de leverancier of fabrikant te wenden. Elke pomp/installatie wordt, alvorens uitgeleverd te worden, proefgedraaid waarbij de opvoerhoogte, capaciteit, opgenomen vermogen, geluid en dichtheid wordt getest. 2.
Veiligheid Deze gebruiksaanwijzing bevat fundamentele aanwijzingen, die bij het plaatsen, gebruik en onderhoud in acht moeten worden genomen. Derhalve moet deze handleiding absoluut vóór de montage en inbedrijfstelling door de monteur en het verantwoordelijke vakpersoneel/ operator worden gelezen en moet permanent beschikbaar zijn daar waar de machine/installatie wordt ingezet. Niet alleen de, onder deze paragraaf “veiligheid’ genoemde, algemene veiligheidsvoorschriften moeten worden opgevolgd, maar ook de onder de andere paragrafen genoemde speciale veiligheidsvoorschriften, bijvoorbeeld voor het privé-gebruik.
2.1
Kenmerking van voorschriften in de gebruiksaanwijzing De veiligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing die bij het negeren bedreigingen voor personen kunnen veroorzaken, zijn met de algemene gevarensymbolen
Veiligheidsteken volgens DIN 4844 – W9
en in geval van waarschuwing tegen elektrische spanning met
Veiligheidsteken volgens DIN 4844 – W8 speciaal gekenmerkt. Bij veiligheidsvoorschriften waarvan het niet aanhouden gevaren voor de machine en het functioneren ervan kan veroorzaken wordt het woord
LET OP toegevoegd. Direct op de machine aangebrachte aanwijzingen, zoals bijvoorbeeld: - pijl die de draairichting aangeeft - merkteken voor vloeistofaansluiting moeten onvoorwaardelijk in acht worden genomen en altijd volledig leesbaar worden gehouden. 2.2
Personeelskwalificatie en opleiding Het personeel voor bediening, onderhoud, inspectie en montage moet de vereiste kwalificaties voor deze werkzaamheden hebben. Verantwoorde-lijkheidsgebieden, bevoegdheid en controle van het personeel moeten door de gebruiker nauwgezet geregeld zijn. Beschikt het personeel niet over de noodzakelijke kennis, dan moet men opleidingen en scholing volgen. Dit kan, wanneer nodig, in opdracht van de gebruiker van de installatie door de fabrikant/leverancier worden verzorgd. Verder moet de gebruiker er zich van overtuigen dat de inhoud van de gebruikershandleiding volledig wordt begrepen door het personeel.
2.3
Gevaren bij het niet naleven van de veiligheidsvoorschriften Het niet naleven van de veiligheidsvoorschriften kan zowel een bedreiging voor personen als voor het milieu of de machine tot gevolg hebben. Het niet naleven van de veiligheidsvoorschriften kan tot verlies van ieder recht tot schadevergoeding leiden. In bijzondere gevallen kan het niet naleven bijvoorbeeld de volgende bedreigingen tot gevolg hebben: - storing van belangrijke functies van de machine/installatie - verstoren van de voorgeschreven methoden voor onderhoud - bedreiging van personen door elektrische, mechanische en chemische inwerkingen - bedreiging van het milieu door lekkage van gevaarlijke stoffen
2.4
Veiligheidsbewust werken De in deze handleiding opgenomen veiligheidsvoorschriften, de bestaande nationale voorschriften aangaande voorkoming van ongevallen moeten worden aangehouden, evenals eventuele interne werk-, bedrijfsvoering- en veiligheidsvoorschriften van de gebruiker.
2.5
Algemene veiligheidsvoorschriften voor de gebruiker/operator
Wanneer hete of koude machineonderdelen gevaar opleveren, moeten deze delen ter plekke tegen aanraking worden beschermd. Beschermingen tegen het aanraken van bewegende delen (bijv. de koppeling) mogen niet worden verwijderd wanneer de machine in bedrijf is. Lekkage (bijv. bij een asafdichting) van gevaarlijke stoffen (bijv. explosief, giftig, heet) moeten zo worden afgevoerd dat er geen bedreiging voor personen en het milieu ontstaat. Wettelijke bepalingen moeten worden nagekomen. Bedreigingen door elektrische energie moeten worden uitgesloten (zie voor details hieromtrent bijvoorbeeld de NEN voorschriften en die van het plaatselijke energiebedrijf). 2.6
Veiligheidsvoorschriften voor onderhouds-, inspectie en montagewerkzaamheden
De gebruiker moet er voor zorgdragen dat alle onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden door gekwalificeerde vakmensen wordt uitgevoerd, die zich door grondige bestudering van de gebruikershandleiding voldoende hebben geïnformeerd. In principe mag er alleen aan de machine worden gewerkt als deze stilstaat. De procedure die wordt beschreven in de gebruikershandleiding aangaande het stilzetten van de machine moet zonder meer worden aangehouden. Pompen of aggregaten, die stoffen transporteren die een bedreiging zijn worden gereinigd.
voor de gezondheid, moeten
Onmiddellijk na het afronden van de werkzaamheden moeten alle veiligheids- en beschermingsvoorzieningen weer worden aangebracht dan wel worden geactiveerd. Voor het opnieuw in bedrijf nemen moeten de punten genoemd in het hoofdstuk aangaande eerste inbedrijfstelling worden aangehouden. 2.7
Eigenmachtige ombouw en fabricage van reserve onderdelen
LET OP Het ombouwen of wijzigingen aan de machine zijn alleen na afspraken met de fabrikant toelaatbaar. Originele onderdelen en door de fabrikant goedgekeurde toebehoren waarborgen de veiligheid. Het toepassen van andere onderdelen kan de aansprakelijkheid opheffen voor ongevallen die daardoor ontstaan. 2.8
Ontoelaatbare bedrijfssituaties De bedrijfsveiligheid van de geleverde machine wordt alleen gegarandeerd bij gebruik overeenkomstig het doel bij gebruik overeenkomstig het doel van de machine - zie hoofdstuk 1, algemeen, van de gebruikershandleiding. De in de technische specificaties aangegeven grenswaarden mogen in geen geval worden overschreden. Gebruikte normen en andere documenten DIN 4844 deel 1 Veiligheidsaanduiding : Veiligheidskenmerk W8 Bijlage 13 DIN 4844 deel 1 Veiligheidsaanduiding : Veiligheidskenmerk W9 Bijlage 14
3.
Transport en tussenopslag
LET OP Lange tussenopslag in een ruimte met een hoge luchtvochtigheid en temperatuurs-schommelingen dient te worden vermeden. Condenswater kan motorwikkelingen en metaal-/kooldelen aantasten. In dit geval vervalt de garantie. De pompen dienen tegen weersinvloeden te worden beschermd.
4.
Plaatsing
LET OP De pomp/installatie dient in een vorstvrije en droge ruimte geplaatst te worden. Tevens dient er van buitenaf belucht te kunnen worden, zodat condensvorming aan de pomp-/installatie vermeden kan worden. Voor de motor is vochtige lucht schadelijk. De installatie dient van alle zijden goed bereikbaar te zijn, zodat service-werkzaamheden zonder moeilijkheden uitgevoerd kunnen worden. Ter voorkoming van ongevallen dient aan elke pomp een v-snaarbescherm-kap te worden aangebracht, die aan de huidige veiligheidseisen voldoet. De pompmotor dient uitgerust te worden met een correct ingestelde motorbeveiligingsschakelaar. Elektrische installatie dient altijd door een vakman te geschieden. Voor de eerste ingebruikname, controleren of alles volgens de geldende voorschriften is geschied. Controleer draairichting. 5.
Installatie
a)
Komplete installatie: De hydrofoorinstallatie met een horizontale drukketel wordt kompleet samengebouwd geleverd. De installatie kan d.m.v. 4 trillingdempers op de vloer/bodem bevestigd worden.
b)
Losse pompen: De losse pompen “PUMPMEISTER” kunnen op een fundatie van beton of metselwerk geplaatst worden. Voor verticale ketels is geen speciale fundatie benodigd. Pompen zonder grondplaat, en daarmee ook zonder trillingdempers, moeten beslist met behulp van een trillingdempend materiaal op de ondergrond bevestigd worden.
c)
Zuigleiding: Het storingsvrije bedrijf van de pompen is grotendeels afhankelijk van de richting van de zuigleiding en zorgvuldigheid waarmee deze aangelegd is. Om zgn. luchtzakken uit te sluiten, moet de zuigleiding van de bron tot de pomp steeds oplopen, op z’n minst waterpas lopen.De zuigleiding moet absoluut dicht zijn, en de diameter dient minstens zo groot te zijn als de zuigaansluiting aan de pomp. Alleen bochten, geen knieën monteren. Het is aan te bevelen een voetklep of tussenklep te monteren. Bij langere zuig-leidingen, vanaf 30 meter, dicht voor de pomp een zuigwindketel inbouwen. Bij installaties met staande ketel raden wij aan de zware leidingen te ondersteunen zodat het gewicht niet aan de pomp hangt.
d)
Zuighoogte: De totale manometrische aanzuighoogte, die bestaat uit het hoogteverschil tussen de waterspiegel en pomp + leidingverliezen en eventuele filter-weerstand, mag de 7,5 meter niet overschrijden. Daarbij dient in acht te worden genomen, dat in droge tijden de waterspiegel in de waterbron lager kan zijn. Bij zeer korte zuigleidingen en zuighoogtes onder de 2 meter, evenals bij toeloopdruk, dient kort voor de pomp een schuifafsluiter (geen vrijstroomafsluiter) in de zuigleiding ingebouwd te worden. Deze schuif-afsluiter kan exacter op de gewenste zuighoogte ingesteld worden. Hierdoor wordt waterslag vermeden. Dit geldt speciaal op schepen.
e)
Toeloopdruk - gebruik als drukverhogingsinstallatie: Bij een toeloopdruk van meer dan 0,3 bar (3 meter) raden wij aan, indien mogelijk, een drukloze voorlooptank met vlotter in te bouwen. Is dit niet mogelijk, dan moet er in de toeloopleiding beslist een afsluit-/regelschuif ingebouwd worden. Opdat de beluchtingsautomaat goed functioneren kan, is een vacuüm van ca. 4-6 meter vereist. Indien de pomp staat te kloppen dient er een zuigwindketel van ca. 7,5 liter in de toeloopleiding ingebouwd te worden. De schuifafsluiter in de zuigleiding is in ieder geval vereist, zodat de pomp bij toeloopdruk geopend kan worden.
f)
Gegalvaniseerde drukketels NOOIT met koperen leiding aansluiten ! Installaties met verticale ketel:
a)
In tegenstelling tot de installatie met horizontale ketel, welk door de leverancier/fabrikant kompleet
samengebouwd geleverd wordt, moeten de installaties met verticale ketels op de plaats zelf door de installateur samen-gebouwd worden. In het functioneren onderscheiden deze installaties zich niet van elkaar. Bij de montage wijzen wij U er speciaal op dat een beluchtingsautomaat bij een verticale ketel ook ingebouwd kan worden. Raadpleeg hiervoor de speciale inbouwaanwijzingen. b)
Persleiding: (geldt voor de montage van installaties met verticale ketels of losse pompen) Indien mogelijk, vanaf de pomp naar de ketel toe oplopend of in ieder geval waterpas aanleggen. Alleen bochten gebruiken. Knieën zijn alleen na de ketel te gebruiken. Schuifafsluiter tussen pomp en ketel inbouwen, een terugslagklep is niet nodig, deze veroorzaakt alleen maar lawaai.
C)
Omwisselen van de zuig- en persaansluiting: (niet voor installaties met horizontale ketels van toepassing) Om de montage in sommige gevallen te vereenvoudigen kunnen de zuig- en de perszijde van de SPECKPUMPMEISTER-pompen door het onderling verwisselen van de zuig- en de perskleppen omgedraaid worden. Hierdoor kan vaak een omslachtige montage van de zuig- en persleiding bespaard worden.
De onderlegringen van de kleppen dienen weer secuur teruggeplaatst te worden en er op letten dat de kleppen niet gekanteld gemonteerd worden. Als de zuig- en perszijde verwisseld zijn, dient ook de windhelm met 180°C gedraaid te worden, zodat het veiligheidsventiel zich altijd boven de perszijde bevindt. 6.
Ingebruikstelling
a)
Olie vullen : Olie, kwaliteit SAE 30, in het drijfwerkhuis aan de olievulopening boven de kruiskop en in het drijfwerk vullen. Vulhoeveelheid PM-1O PM-15 PM-20 PM-30 -------------------------------------------------------------------------0,1 Ltr. 0,1 Ltr. 0,2 Ltr. 0,3 Ltr.
b)
Motor smeren : Normaal zijn kogellagers van de motor reeds gesmeerd.
c)
Pomp vullen : De pompkop bij de vulstop (33) met water vullen. Daarbij de pomppoelie (18) met de hand in de richting van de pijl draaien. Bij lange zuigleidingen tot de voetklep, resp. tussenklep (zie 3.c.) met water vullen.
d)
Toebehoren sluiten : Afsluiters in de persleiding achter de ketel sluiten of alle tapkranen dichtdraaien.
e)
Motor richten : Nagaan of de pomp- en motorpoelie (18 en 18b) in één lijn staan. De motor kan tijdens het transport verschoven zijn. Als de beide poelie’s niet in één lijn staan, slijten de v-snaren te snel.
LET OP f)
Motor inschakelen : Let op de juiste draairichting. Bij verkeerde draairichting motor ompolen. De pomp begint water te geven. Dit wordt bij installaties in de heldere slang aan de zuigaansluiting zichtbaar. Afhankelijk van de grootte van de ketel duurt het 5-15 minuten totdat de ketel vol is en de drukschakelaar bij 3 bar uitschakelt. De pomp ontlucht als eerste de zuigleiding en pompt een water/lucht mengsel. Na enige tijd mogen er echter geen luchtbellen meer in de zuigleiding zichtbaar zijn, omdat er anders aangenomen kan worden dat de zuigleiding niet dicht is.
g)
Wateraftappen : Schuifafsluiter openen en water aftappen. De druk valt terug tot 1,5 bar en de pomp schakelt dan automatisch weer aan. Uit een volledig geopende tapkraan ½” stroomt bij 3 bar druk ca. 2000 ltr. water per uur.
h)
In- en uitschakeldruk : De installaties met TüV-ketels hebben typegoedkeur. ledere pomp is voorzien van een veiligheidsventiel met TüV-typegoedkeuring, en is ingesteld op 4 bar afblaasdruk. De drukschakelaar mag daarom maar tot een uitschakeldruk van 3,5 bar ingesteld worden, daar anders het veilig-heidsventiel reageert. Om het drukverschil te wijzigen, raadpleeg de gebruiksaanwijzing in de drukschakelaar.
7.
Onderhoud
a)
Smering : De smering van het drijfwerk gebeurt, bij een juiste draairichting, automatisch door de olieomloop. Het oliepeil dient elke 3 maanden gecontroleerd te worden, eventueel bijvullen tot de olie bij het oliepeil (24) bovenaan te zien is. Olie verversen dient de eerste maal 3 maanden na de inbedrijfname te geschieden, daarna om de 2 jaar. Bij continu-gebruik van de pomp ½-jaarlijks. Hiervoor het oliepeil (24) of de olievulstop (16) eruit draaien en de oude olie eruit laten lopen. Krukashuis reinigen (deksel van drijfwerkhuis nr. 2 verwijderen). Voor de hoeveelheid olie zie 5.a.
LET OP De oude olie zorgvuldig opvangen en gescheiden inleveren! b)
Stopbus : Stopbuspakkingen uit vetkoord en simmeringen vragen praktisch geen onderhoud. Als de stopbus lekt, dient de stopbusmoer (6a) voorzichtig aangedraaid te worden. Indien dit niet meer helpt moeten de stopbuspakkingen (6d) vervangen worden. De simmering (6b) ook vernieuwen. (De juiste montage van de simmering veerring moet in de richting van de zuiger wijzen).
LET OP c)
V-snaren : De v-snaar (34) mag niet te strak aangespannen worden. Zodra de v-snaar slap gaat hangen, raden wij aan deze aan te spannen. Bij het verwisselen van de v-snaren (indien er meerdere per pomp gebruikt worden) dient altijd de hele set vervangen te worden.
d)
Aandrijving : Het drijfwerk van de originele SPECK-PUMPMEISTER bestaat uit een smeedstalen krukas die in twee kogellagers loopt. De drijfstang loopt eveneens in een kogellager. Met inachtname van het in punt 7a genoemde onderhoud (smering is er nauwelijks nog iets toe te voegen voor jarenlang gebruik. Regelmatig controleren, of er uit de simmering (32a) aan de zijde van het drijfwerk geen olie lekt.
e)
Luchttoevoer : Opdat de pomp licht en geruisarm loopt, dient er in de windhelm steeds lucht aanwezig te zijn. Deze luchtvoorraad wordt door de automatische beluchter via het snuifventiel aangevuld. Tegelijkertijd wordt er ook lucht in de drukketel gepompt. Hoe meer lucht er in de drukketel zit, des te meer water kan er afgetapt worden, voordat de pomp weer inschakelt.
8.
Storingen Alvorens U een storing gaat reclameren, verzoeken wij U het volgende goed door te lezen. U zult waarschijnlijk in veel gevallen zelf de fout kunnen vinden. Indien dit niet het geval is, informeert U dan bij uw installateur of neem contact met ons op. Vergeet U daarbij niet het pomptype en serienummer op te geven.
LET OP! Voordat U aan de pomp werkt, eerst de stroom van de motorbeveiligingsschakelaar uitschakelen!
A.
POMP GEEFT GEEN OF WEINIG WATER Mogelijke oorzaak Oplossing -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1. Pomp geeft geen water De kleprubbers zijn vastgekleefd, omdat de tijd voor het ingebruikondanks dat deze goed nemen te lang was. Windhelm (5) afnemen, en kleprubbers gevuld is. (113/123) losmaken.
B.
2. Pomp is niet voldoende met water gevuld.
Pomp nogmaals vullen (punt 6.c), tijdens het vullen meerdere malen doordraaien en steeds weer water bijvullen, in het totaal ca. 2-4 liter. Watervulstop (33) weer vastschroeven en zorgvuldig afdichten. Bij langere zuigleidingen of grotere aanzuighoogtes is het eventueel nodig nogmaals bij te vullen.
3. Aanzuighoogte is te groot, resp. de zuigleiding is te lang.
Hoogteverschil tussen de waterspiegel en de aansluitflens aan de pomp nameten. Bij lange leidingen het wrijvingsverlies volgens tabel, welke u bij ons kunt opvragen, berekenen en bij het hoogteverschil optellen.
4. Zuigleiding is ondicht.
Controleren of er na enige bedrijfsuren nog steeds luchtbellen door de doorzichtige slang tussen ketel en pomp te zien zijn. Zo ja, dan dient de zuigleiding nogmaals afgeperst te worden en gecontroleerd op dichtheid.
5. Kleppen zijn vervuild of versleten.
Dikwijls worden bij nieuwe bronnen kleine steentjes, hennep, spaanders etc. in de pomp gezogen. De windhelm (5) dient daarom verwijderd te worden en de kleppen moeten nagekeken worden. Moeren boven de kleppenbruggen (14) losdraaien en kleppenbruggen verwijderen. De kleppen zitten niet vastgeschroefd, wanneer deze vastkleven met een hamersteel aan weerszijden voorzichtig losdrukken. Onder de kleppen bevinden zich onderlegringen (11x/12x) (let op zuivere plaatsing). Bij oudere pompen eventueel de kleprubbers (113/123) vernieuwen.
6. Stopbus lekt.
Moer (6a) licht aandraaien. Helpt dit echter niet meer, dan dient een nieuwe set stopbuspakkingen (6d) gemonteerd te worden, en eventueel ook de simmering (6b).
POMP STAAT TE KLOPPEN Mogelijke oorzaak Oplossing -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1. Er is geen luchtvoorraad Controleer of de beluchtingsautomaat werkt. Er moet een duidelijk in de windhelm aanwezig. gesis in het snuifventiel te horen zijn als de pomp loopt. Zo niet, dan kan het snuifventiel-rubber (29a) defect zijn of verstopt zitten. Mogelijk ontsnapt er ook lucht bij een ondichte watervulstop. Dit kunt u controleren door een zeepoplossing rond de afdichtvlakken van de windhelm en de watervulstop aan te brengen.
C.
2. Pomp heeft toeloopdruk.
De waterstand in de windhelm (5) is te hoog, omdat het snuifventiel te weinig lucht aanzuigt. Regelbare afsluiter in de zuigleiding inbouwen (zie punt 3.d en e.). De pomp moet nu met ongeveer 5 meter vacuüm lopen, zodat er genoeg lucht gepompt wordt.
3. Pomp heeft een zeer hoge aanzuighoogte en lange zuigleidingen.
Een zuigwindketel (punt 3.c) inbouwen en voor toereikende beluchting hiervan zorgen. Controleren of de waterstand in de bron niet te ver gezakt is (bijvoorbeeld na een lange droge periode).
4. Drijfstanglager is uitgesleten.
Meestal kan men de oorzaak op het geluid af niet vaststellen. Om de schade te vinden, gelieve de pomppoelie (18) heen- en weer draaien en op het dode punt letten. Reparaties aan het drijfwerk dienen door een vakman te worden uitgevoerd.
5. De zitting van de pomppoelie op de krukas heeft ruimte en is uitgesleten.
Hiervoor geldt dezelfde oplossing als onder 4.
6. Een kogellager defect.
Hiervoor geldt dezelfde oplossing als onder 4.
POMP SLAAT BIJ GERINGE WATERAFNAME AAN EN BIJ GESLOTEN KRANEN DIRECT WEER AF Mogelijke oorzaak Oplossing -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------De luchtvoorraad in de ketel is Als het snuifventiel, resp. de automatische beluchter wél werken, maar te klein. Ofwel er is bij de iner blijft een tekort aan lucht in de ketel, dan moeten alle draadaangebruikname de benodigde hoesluitingen aan de ketel met zeep gecontroleerd worden op ondichtheid. veelheid nog niet bereikt omdat Ook de drukschakelaar kan ondicht zijn. zich deze buffer nog niet gevormd heeft, of er ontsnapt lucht op plaatsen aan de ketel (manometer, drukschakelaar, automatische beluchter, pompaansluitingen, transportschade etc.). Eerst stroom uitschakelen !
D.
POMP SCHAKELT VANZELF IN ZONDER WATER AF TE NEMEN Mogelijke oorzaak Oplossing -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------a) Een aftapkraan is ondicht Installatie ter controle ’s nachts uitschakelen. Alle kranen dichtdraaien of er ontsnapt lucht uit de en kijken of de druk terugvalt. ketel.
E.
b) Door lekke kleppen of een ondicht veiligheidsventiel, loopt er water terug in de bron.
Pomp openen en controleren of de kleppen nog goed sluiten.
c) Voetklep, resp. tussen in de zuigleiding in ondicht, water loopt terug in de bron.
Veiligheidsventiel van de pomp na het uitschakelen tussen klep 3 en 3,5 bar oplichten. Na het kort oplichten van de handel (214) zou er bij een goed functionerende voetklep (of tussenklep) geen terugloop meer hoorbaar (en bij de manometer zichtbaar) moeten zijn.
BIJ WATERAFNAME ONTSNAPT ER LUCHT UIT DE TAPKRAAN Mogelijke oorzaak Oplossing -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------a) Er bevindt zich te veel lucht in Wij raden u aan, het snuifventiel verder dicht te draaien, of de slang de ketel. Het bronwater is van de automatische beluchter tijdelijk dicht te knijpen. misschien zeer gashoudend, zodat er zich veel lucht in de ketel vormt. Bij een lange zuigleiding en grote aanzuighoogte pompt de pomp mogelijkerwijze ook te veel lucht. b) Zuigleiding is niet dicht.
F.
Ondichte plaatsen zoeken en afdichten.
POMP GEEFT WATER TOT IETS ONDER DE UITSCHAKELDRUK EN LOOPT DAN ZONDER WATEROPBRENGST VERDER, TERWIJL DE EINDDRUK NIET GEHAALD WORDT. Mogelijke oorzaak Oplossing -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Deze storing kan optreden Wij raden aan het snuifventiel nog verder dicht te draaien, of een wanneer er bij grote aanzuigrubber lip (29a) met een bijzonder klein gat in te bouwen, of de hoogtes/lange zuigleidingen door automatische beluchter van tijd tot tijd buiten bedrijf stellen. Klepde beluchtingsautomaat te veel rubbers (113/123) vernieuwen. Controleren of de zuiger en cylinder lucht verpompt wordt. Vooral versleten zijn en ook vervangen moeten worden. wanneer zuigleidingen niet helemaal dicht is en er hierdoor nog extra lucht de pomp in wordt gevoerd. Ook versleten kleprubbers, cylinder of zuiger kunnen hiervan de oorzaak zijn.
G.
ER LEKT WATER BIJ DE AUTOMATISCHE BELUCHTER Mogelijke oorzaak Oplossing -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------De rubber lip (29a) van het Rubber lip (29a) vernieuwen. snuifventiel is kapot.
Aanvulling Gebruiksaanwijzing SPECK-PUMPMEISTER POMPINSTALLATIES EN LOSSE POMPEN PM-10 TOT PM-30, FPM-80 TOT FPM-150
7. Onderhoud b)
Stopbus: Stopbuspakkingen uit vetkoord en simmeringen vragen praktisch geen onderhoud. Mocht er lekkage ontstaan bij de stopbus, dient de stopbusmoer (6a) voorzichtig aangedraaid te worden. Indien dit niet meer helpt, moeten de stopbuspakkingen (6d) vervangen worden. De simmering (6b) ook vernieuwen. (De juiste montage van de simmering veerring moet in de richting van de zuiger wijzen.)
NB.
De stopbus moet drupdicht zijn, wij adviseren enkele waterdruppels per minuut.