Omgevingswet en de Laan van de Leefomgeving Duurzame gebiedsontwikkeling HEMbrugterrein Professor Stoter wil naar 4 en 5D
2014 • jaargang 11 • Nummer 6 www.geo-info.nl • Vakblad van Geo-Informatie Nederland
Special duurzaamheid
SUPERSNEL. ONGEKEND NAUWKEURIG. ZELFS MET EEN BEETJE TILT. Volledige tilt compensatie met Trimble SurePoint technologie Vereenvoudig uw inmeetwerk met de ingebouwde Trimble® SurePoint™ technologie, die automatisch tot 15° tilt van de baak compenseert, met 100% controleerbaarheid van metingen. Voorheen onbereikbare punten snel inmeten. Dit is maar één van de voordelen van de nieuwe Trimble R10 – bekijk de andere: www.trimble.com/survey/TrimbleR10
TRIMBLE R10 GNSS © 2014, Trimble Navigation Limited. Alle rechten voorbehouden. Trimble en het logo met globe en driehoek zijn handelsmerken van Trimble Navigation Limited, gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. SurePoint is een handelsmerk van Trimble Navigation Limited. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectievelijke eigenaren. GEO-030A-NL (07/14)
Duurzaamheid is toekomst Toen ik voorstelde een themanummer te maken over Duurzaamheid & Leefomgeving, fronsten een aantal mensen. Is dat niet een onderwerp iets teveel buiten onze scope? Ik denk het niet. Al het moois uit het geovak kan prachtig worden ingezet om duurzame leefomgeving te maken. Bij het schrijven van dit redactioneel werd een persbericht van het KNAG onder mijn aandacht gebracht. ‘Een meerderheid van de Tweede Kamer vindt dat duurzaamheid meer op de kaart gezet moet worden in het onderwijs. Het aardrijkskundeonderwijs biedt hiervoor veel aanknopingspunten.’ De relatie duurzaamheid en geo is dus de toekomst. ‘Duurzaamheid is direct verbonden met de onderwerpen in het aardrijkskundeonderwijs zoals klimaat, water, energieen grondstoffen, de leefbare stad, arm-rijk, voedselvoorziening en mobiliteit.’ Prachtig, want in deze Geo-Info vindt u artikelen over de relatie tussen geo en de leefomgeving. We beginnen met een interview met Cees Moons en Martijn Langendijk (Ministerie van IenM) over het Programma GOAL (digitale stelsel Omgevingswet ofwel Laan van de Leefomgeving). Carla Nikkels (BIJ12) laat zien wat sturen op datakwaliteit in het landelijk grondwaterregister oplevert. Hans Hanje (MUG) e.a. illustreren dat het bouwen van een informatiesysteem ook anders kan: waterschappen en bedrijven doen dat samen in Geonis Blaeu. Waarom en op welke manier een geo-portaal meer dan een tooling is van het gebiedsontwikkelingsproces, maar er juist deel van uit maakt, laat Jacco Wanders (TTE) zien in zijn artikel over het Hembrugterrein in Zaandam. Mooi aan dit nummer is ook de bijdrage van Jong Leefomgeving, een netwerk van young professionals. Naast het thema is in dit nummer onder andere aandacht voor de inauguratie van Prof.dr. Jantien Stoter bij de TU Delft, een heugelijke gebeurtenis. Ook kunt u verslagen lezen van verschillende bijeenkomsten en congressen, zoals de esri-conferentie, de opening van het nieuwe depot van de stichting De Hollandse Cirkel (DHC) en de gezamenlijke vergadering van het CLGE in Reykjavik. In Zwolle is men al bezig met mutaties door te voeren in de BGT. Daarover vertelt Mirjam de Vreden (PR Azimuth). En Leon van Osnabrugge (Arcadis) vertelt over het doen van deformatiemetingen aan de Willemspoortunnel en wat met al die data nog meer mogelijk is. Kortom, weer veel nieuws en ontwikkelingen. Ook bij de redactie. Na 10 jaar meegewerkt te hebben aan Geo-Info geeft Edward MacGillavry het stokje door aan Jonna Bosch (Nieuwland). Met een redactie op sterkte en zoveel enthousiaste auteurs, kan ook Geo-Info rekenen op een duurzame toekomst!
2014-6 | Geo-Info
Sytske Postma
MIJNGIN Meer informatie over MIJNGIN en hoe daar gegevens aan te vullen en te verbeteren vindt u door in te loggen op www.geo-info.nl.
| 1
Colofon
Agenda GIN Workshop Satellietnavigatie Datum: vrijdag 12 december Locatie: Teylers Museum, Haarlem Tijd: 13.30-18.00 uur Meer informatie: www.geo-info.nl/agenda
HWH-NCG studiedag Datum: 28 januari 2015 Thema: Puntenwolken, wat kan ik ermee? Locatie: De Observant, Amersfoort Tijd: 13.00-17.00 uur
Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Redactie Geo-Info Hoofdredacteur: Roelof Keppel
Omgevingswet en geving de Laan van de Leefom ikkeling Duurzame gebiedsontw rein rugter HEMb 4 en 5D Professor Stoter wil naar
6 2014 • jaargang 11 • Nummer
Bladmanagement Motivation Office Support bv, Nijkerk Inzenden kopij Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’.
van Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl • Vakblad
Special duurzaamheid
Redacteuren Adri den Boer, Klaas van der Hoek, Bart Huijbers, Edward Mac Gillavry, Rob Kromwijk, Ferjan Ormeling, Sytske Postma, Frans Rip, Jonna Bosch
Advertentie-exploitatie Motivation Office Support bv Jan van de Vis Telefoon : (033) 247 3415 E-mail:
[email protected] of
[email protected] Advertentietarieven op aanvraag Vormgeving en druk VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl Abonnementen/inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.
Partners Geo-Informatie Nederland
2 |
Geo-Info | 2014-6
bonnementsprijzen per jaar voor 2014 A Persoonlijk lidmaatschap: € 60,- incl. 6% btw. Abonnement op Geo-Info: € 110,- incl. 6% btw. Organisatielidmaatschap: € 245,- incl. 6% btw. Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl. Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar. © 2014. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur. ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)
In dit nummer ... ...en verder 9 Column: Anno 2020: de vergunning aanvraag is een formaliteit
4
15 Valkenswaard als eerste helemaal in de BGT! 21 Column: Fit for Purpose
Op weg naar de Laan van de Leefomgeving
25 Verslag- aanbieding Bosatlas van het Cultureel Erfgoed 26 Verslag- Oratie hoogleraar SDI 27 Rectificatie 28 Voorop lopen met de BGT 30 Verslag- Kadasterjubileum met inhoud 32 Open Kaart: Ebola in tijd en ruimte 33 Blog Informatiebegeleiders 33 Binnenkort: Nieuwe website voor GIN 34 De SteekproefModulator 36 Deformatiemetingen in de Willemsspoortunnel 41 Column: De wereld is in beweging
10 Grondwater: gebruik duurzaam in kaart
14 Pionieren in de Geo-sector met Netwerk Jong Leefomgeving
42 Verslag- CLGE General Assembly Reykjavik 46 Verslag- Opening DHC-depot in Delft 48 Verslag- Twee verschillende Schiedamse exposities 50 Column: 3D Doorbraak is nodig en gaat er komen
16 Geo-Informatiebeheer en herontwikkeling HEMbrug
51 Landmeters gediplomeerd 51 Redactiewisseling 52 Verslag- Esri GIS Conferentie in beweging 55 In Memoriam: Kees de Jong 56 Verslag- Commando-wisseling Dienst der Hydrografie 57 Verslag- Promotie Paul van Asperen
22 GEONIS Blaeu: een nieuwe manier van aanbesteden én samenwerken
2014-6 | Geo-Info
| 3
Duurzaamheid
Op weg naar de
4 |
Geo-Info | 2014-6
THEMA
Laan van de Leefomgeving Digitale stelsel onder de Omgevingswet Al eerder in Geo-Info hebben we aandacht besteed aan de komst van het digitale stelsel, in de volksmond aangeduid met de metafoor Laan van de Leefomgeving. Digitalisering is een belangrijk hulpmiddel voor een goede en eenvoudige uitvoering van de Omgevingswet. In dit artikel borduren we daarop voort en spreken Cees Moons, programmamanager van GOAL en Martijn van Langen, senior beleidsmedewerker GOAL, met als aandachtgebied de informatiehuizen. GOAL staat voor Gegevensvoorziening Omgevingswet voor Activiteiten in de Leefomgeving. Aanleiding is de onlangs verschenen Programmadefinitie Digitale Stelsel Omgevingswet. We praten met hen over de visie op het digitale stelsel, de ‘huizen’ aan de laan en de grote lijnen van het programma. Door Sytske Postma en Roelof Keppel
Het lonkend perspectief is dat het voor de gebruiker - burger, bedrijf, overheden - gemakkelijker wordt om in te schatten of activiteiten met impact op de leefomgeving mogelijk zijn. Besluitvorming en procedures van vergunningen kunnen sneller en goedkoper mede door minder onderzoekslasten. De kwaliteit van de
dienstverlening door de overheid verbetert. Aan de basis van de uitvoering van de Omgevingswet ligt een robuust stelsel van informatievoorzieningen, waarmee informatie beschikbaar is, uitgewisseld kan worden, maar waar ook consensus over is. Dit betekent dat ze betrouwbaar en bestendig zijn. Dit laatste is belangrijk, omdat de informatie dan stand houdt voor de rechter. Het digitale stelsel richt zich daarom op die informatie die nodig is om besluiten met rechtsgevolgen te kunnen nemen.
AIM staat voor Activiteiten Internet Module en OLO voor Omgevingsloket Online. Net als Ruimtelijkeplannen.nl zijn dit bestaande voorzieningen, die voor de Omgevingswet moeten worden aangepast. De voorzieningen in de Laaninfrastructuur leggen de verbinding tussen enerzijds de afnemer en anderzijds, de informatiehuizen, basisregistraties, e-overheidsbouwstenen, andere registraties en bevoegde gezagen. Afnemers kunnen zijn burgers, bedrijven en overheden. Zij communiceren ofwel als menselijke gebruiker via een gebruikerstoepassing (bijvoorbeeld het OLO en Ruimtelijkeplannen.nl), of direct met de Laaninfrastructuur via een machinemachine koppeling.
Voordat we dieper op het digitale stelsel ingaan, eerst over het programma GOAL. Waar staat GOAL nu? Wat is momenteel het grootste issue? Cees Moons: “Deze zomer is het rapport programmadefinitie opgeleverd. In dit rapport zijn de kosten en baten in beeld gebracht en is een aanzet gegeven tot de uitvoering. Onlangs zijn daar nog verbeteringen aan gedaan, onder andere wat betreft de fasering en de ontwikkelopgave. De ambitie, de governance en de bekostiging zijn kernelementen. Overigens moet ik opmerken dat het rapport een programmadefinitie betreft; het is nog geen programmaplan. Dat zal de uitvoe-
2014-6 | Geo-Info
| 5
Duurzaamheid
ringsorganisatie, een overheidsorganisatie of beter gezegd een consortium van meerdere overheidsorganisaties, moeten gaan doen. Ook is het belangrijk te weten dat de kosten en de baten bedoeld zijn om de business case van het stelsel te kunnen bepalen. En deze is positief binnen de overheid. Momenteel wordt het bestuurlijk besluitvormingstraject ingericht. We mikken op definitieve besluitvorming medio 2015. Belangrijk issue daarin is ondermeer de ambitie die wordt gekozen en hoe we die gaan bekostigen. Gaan we voor een minimumvariant, waarin alleen AIM, OLO en Ruimtelijkeplannen.nl worden aangepast, of gaan we verder. Richten we de huizen in en voorzien we het stelsel van slimme beslisbomen die gebruikers op de vraag toegesneden informatie voorzien. Dit laatste hopen we wel, omdat de business case nu juist de meerwaarde laat zien van dergelijke opties.” In de Programmadefinitie wordt geconstateerd dat er momenteel veel handige websites, programma’s en databanken zijn, maar dat de gebruiker zich een weg moet zien te banen door dit woud van slecht vindbare en slecht op elkaar afgestemde ICT-voorzieningen. Waarom wordt dit anders met de uitvoering van GOAL? Cees Moons: “Het wordt anders, omdat er regie komt. Al die losse voorzieningen gaan als stelsel functioneren. We maken bij de realisatie van het stelsel gebruik van wat er al is en verbinden dit slim aan elkaar, zodat er als het ware een laan ontstaat. Het gaat dan om het samenstellen van modules, het vullen van de huizen aan de laan
met data. Daarnaast wordt het gebruik gemakkelijk, omdat het stelsel zich richt op de fasen: oriënteren, indienen, besluiten. Precies het proces waar het in de Omgevingswet om gaat. De link tussen het digitale stelsel en de wet is vrij sterk. De informatievoorziening via de huizen krijgt daarmee nagenoeg een vergelijkbare status als de basisregistraties.” Gebruiker staat centraal Het streefbeeld 2024 op het digitale stelsel is opgebouwd vanuit de gebruikers. De uitvoeringsorganisatie zal een publieke aangelegenheid zijn. Op welke manier wordt in de realisatie van het stelsel de gebruiker betrokken? Cees Moons: “Een gebruikerspanel is erg belangrijk. Daarmee kun je onderweg blijvend toetsen of de werking van het stelsel voldoende goed aansluit bij de gebruikerswensen. En momenteel wordt een ICT-haalbaarheidstoets uitgevoerd door het bedrijfsleven.” Bij de inrichting van de laan en de informatiehuizen staat de gebruikersvraag centraal; dit vergt dus wel een transitie van aanbodgericht- naar vraaggestuurd handelen. De gebruiker wordt hierbij nauw betrokken. In april dit jaar is de visie GeoSamen gepresenteerd, een gezamenlijke visie op geo-informatie van overheid, bedrijfsleven en wetenschap. Het streefbeeld in deze visie - het real time zicht hebben op de stand van het land, goede basisdata, -diensten en -modellen en samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en wetenschap effectief ingevuld - sluit aan op het streefbeeld van het digitale stelsel. Hoe kan deze ‘gouden driehoek’
worden benut in de realisatie van het stelsel van de Laan van de Leefomgeving? Cees Moons:”Het zou zo maar kunnen dat de realisatie van de ambities van beide visies tot win-win kunnen leiden. Dat is dan iets wat de uitvoeringsorganisatie op moet pakken.” Op de vraag hoe het bedrijfsleven betrokken kan worden bij de uitvoering, merkt Cees Moons op dat bedacht moet worden dat de regie op realisatie bij de overheid moet liggen. Het gaat immers om een stelsel gericht op besluiten met rechtsgevolgen. Wel kan het zo zijn dat de uitvoering van het programma leidt tot aanbestedingen bij het bedrijfsleven en waardetoevoegende informatieproducten. Ook ideeën die bij het bedrijfsleven leven moeten een plek krijgen. In dit verband zijn ICT-haalbaarheid toetsen belangrijk. “Er valt veel te winnen” Zoals gezegd is het opstellen van de business case bedoeld om gemotiveerd de besluitvorming een positieve impuls te geven. Weliswaar in definitiefase, maar de contouren zijn overtuigend. De getallen uit de kosten-batenanalyse zijn indicatief en niet bedoeld om nu al de winst uit te tellen. Wel zijn we natuurlijk nieuwsgierig naar de meest opvallende winstpunten. Cees Moons: “Echt verrassende resultaten waren er niet. Je kunt je voorstellen dat efficiëntere vergunningverlening baten oplevert voor gemeenten, omdat daar de meeste vergunningverlening plaatsvindt. De maatschappelijke baten moeten nog in de business case worden opgenomen. Opvallend is wel dat de business case zo overtuigend positief is. En ja, iets wat opviel was dat duidelijk werd dat de huizen er echt toe doen. ”
Het streefbeeld 2024 voor het digitale stelsel laat zich vooral uit over kostenverlaging voor betrokkenen. Maar waar zit de winst voor duurzaamheid en de leefomgeving? Cees Moons: “Omdat iedereen straks dezelfde informatiebasis heeft, leidt dit tot betere en duurzamere besluitvorming. Het wordt mogelijk integrale afwegingen te maken en dat leidt tot optimale besluiten voor de leefomgeving. Bovendien verwachten we terugmelding op de informatiekwaliteit door gebruikers. Het digitale stelsel krijgt daarmee een zelfreinigend karakter, waardoor de kwaliteit steeds beter wordt.” Op de vraag of gebruikers die aanvullend onderzoek doen de nieuwe data terug moeten leveren aan de huizen - in analogie met de basisregistraties - antwoordt Cees Moons dat teruglevering in de juiste maatvoering moet plaatsvinden. Het is Figuur 1 - Schematische weergave van het digitale stelsel, waarin de relatie met bestaande basisregistraties, wel een manier om de kwaliteit van de informaregisters, datasets (waaronder INSPIRE en de informatiehuizen duidelijk wordt). Bron: Programmadefinitie GOAL. tievoorziening blijvend te verhogen.
6 |
Geo-Info | 2014-6
THEMA
Figuur 2 - Verhouding waarin partijen baten kunnen realiseren. Bron: Programmadefinitie GOAL. Sturing op batenrealisatie is nodig om te borgen dat de geraamde baten ook daadwerkelijk ontstaan en dat kostenplafonds niet worden overschreden. Hoe wordt die sturing ingepast in de aanpak van GOAL? Cees Moons: “Belangrijk bij de realisatie is oog te hebben voor de aanpassing van de werkprocessen (bij overheden). Daar zit de hoofdmoot van de baten. Dit betekent dat in de aanpak verweven moet zitten het goed ondersteunen van partijen daarbij. Ook moeten we monitoren hoe het gaat en in goed overleg met elkaar deze transitie vormgeven.” een ingewikkelde ICT, G wel transitie nodig Het gaat immers over een grote transitie. Van aanbodgericht naar vraaggericht denken en handelen. Van een versnipperd en organisatiegebonden (identiteit!) aanbod van informatie naar een samenhangend aanbod vanuit samenwerkende informatiehuizen. En geen eigenstandige voorzieningen maar een open stelsel. Dat is een technisch-organisatorische transitie, maar vooral ook een cultuuromslag. En aangezien het mensen zijn die dit stelsel gaan realiseren, is dit een factor van betekenis.
straks erg nauw luistert, of de juiste deskundigheden (techniek, organisatiekunde en verandermanagement) aanwezig zijn.” Basisregistraties hebben ons dure lessen geleerd, stelt het rapport programmadefinitie. Welke les is dit dan en hoe wordt die les gebruikt in de uitvoering van GOAL? Cees Moons: “Door goed na te denken over de transitie die nodig is. We stellen daarom voor om de realisatie van het stelsel in hapbare stukken op te delen met aparte go-no go momenten. Dat maakt het beter te overzien, er zijn duidelijke tussenresultaten en is beter te managen.” Martijn van Langen: “ In het verleden zijn er binnen diverse domeinen de nodige initiatieven geweest om de informatievoorziening op orde te krijgen. Maar er waren voldoende redenen om die voorziening niet duurzaam in te richten. Onvoldoende gebruik, budget of andere redenen. GOAL kan die impuls zijn om de dromen die binnen domeinen leven om werkprocessen goed te ondersteunen met informatie alsnog waar te maken.”
Informatieleveranciers: de informatiehuizen Essentieel onderdeel van de laan zijn de informatiehuizen. Deze zijn domeingericht, dus er komen huizen over natuur, water, bodem, ruimte, lucht, geluid, externe veiligheid etc. Deze huizen zijn op de laan aangesloten. Informatie uit de huizen wordt via de laaninfrastructuur betrokken, gestuurd door de vraag die een gebruiker aan het loket stelt. De domeinen regelen de informatievoorziening. Er worden ‘huismeesters’ aangesteld die voor het huis zorgen dat alles op orde is en blijft. Zij zijn het aanspreekpunt voor de laan, de verantwoordelijkheid voor de informatievoorziening ligt dus daar. Door het maken van afspraken over standaarden, semantiek en door het vastleggen van aansluitvoorwaarden, wordt gegarandeerd dat gegevens kunnen worden geraadpleegd en uitgewisseld van voldoende kwaliteit. De uitvoeringsregelgeving schrijft voor welke toetsingsgronden er gelden en welke informatie daarbij hoort om tot
De realisatie van het stelsel is geen erg ingewikkelde ICT, omdat het vooral gaat om uitbouwen en slim verbinden van wat er al is en pioniers al toepassen. Organisatievermogen, samenwerkingsbereidheid en de wil om door te pakken zijn belangrijkere issues, aldus de programmadefinitie. Wat is er nodig om juist deze drie begrippen vorm te geven? Martijn van Langen: “Bij de informatiehuizen zie je dat het vooral om verleiding gaat. Pas in laatste instantie wordt wettelijke dwang toegepast. Er komen meer heldere rollen, er komen budgetten, duidelijke doelen en samenhang daartussen. Dat zal de samenwerking stimuleren.” Cees Moons: “Bij de programmadefinitie is Van Vieren organisatieadviesbureau betrokken geweest, juist vanwege deze punten. Feit is dat de inrichting van het programmabureau Figuur 3 - Schematische weergave van een informatiehuis. Bron: Programmadefinitie GOAL.
2014-6 | Geo-Info
| 7
Duurzaamheid
een besluit te kunnen komen. Martijn van Langen heeft de afgelopen tijd een rondje langs de huizen gemaakt. Wat viel op? Martijn van Langen: “Het is me opgevallen dat de staat waarin de huizen in wording verkeren erg verschilt. De (centrale) beschikbaarheid van gemeentelijke informatie, zoals monumenten, bodemkwaliteit en geluid, is nog erg beperkt. Maar als je het hebt over een thema als luchtkwaliteit, dat is met het NSL organisatorisch al goed ingeregeld. Het Informatiehuis Water heeft veel informatiecentraal beschikbaar, maar is inhoudelijk wel een erg breed domein en heeft nog een uitbreidingsopgave voor het centraal beschikbaar krijgen van gegevens naar de scope van de Omgevingswet. Bodem is ook zo’n thema dat erg breed is en daardoor organisatorisch weer minder goed georganiseerd. Cultureel erfgoed is inzichtelijk doordat een aanzienlijk deel van het beheer centraal ingeregeld is bij het RCE.” Er is dus op verschillende fronten (inhoudelijk, technisch en organisatorisch) het nodige te doen. Ook dit is in de programmadefinitie vastgelegd. Wat opvalt aan het staatje van de huizen is dat het thema ruimte de langste doorlooptijd kent om op orde te zijn: 2024. Hoe kan dit, ruimte is de basis, de onderlegger, en bovendien toch al goed ontsloten? Martijn van Langen: “Dat klopt, maar ruimte is een complex thema. We veronderstellen dat de nieuwe plannen snel ontsloten kunnen zijn. Voor de oudere plannen geldt dat deze nog aan de nieuwe regelgeving en ontsluiting aangepast moeten worden, dat maakt het ingewikkeld.” De informatiehuizen zetten de ruwe data die in het domein beschikbaar zijn om naar op de vraag toegespitste, gevalideerde informatieproducten. ICT kan veel faciliteren, maar om van data naar informatie te komen is interpretatie nodig. Is dit te automatiseren en welke verwachting mogen we koesteren? Martijn van Langen: “De 3 B’s van beschikbaarheid, bruikbaarheid en bestendigheid moeten we nog verder operationaliseren. De uitvoeringsregeling geeft handvatten om welke data en welke informatie (data+toetsing) het moet gaan. Daarnaast komt er een onafhankelijke validerende partij in het huis. De kunst is het systeem een bepaalde slimheid mee te geven. Onder andere door alles (ook regelgeving) te geocoderen en het toetsingsinstrumentarium te gieten in de vorm van beslisbomen. Op die manier kan een gebruiker op elke locatie zien welke regels er gelden en of er knelpunten ten aanzien van de voorgenomen activiteit kunnen zijn.” Cees Moons: “Het is al winst wanneer alle basisgegevens, over verschillende thema’s, bij elkaar zijn gebracht op een locatie. Dat met onderliggende
8 |
ruimtelijke plannen en regelgeving maakt in sommige gevallen al duidelijk of iets kan en mag. In andere gevallen is het duidelijk dat het complexer ligt en dat bijvoorbeeld aanvullend onderzoek nodig is.” Hierin kan het bedrijfsleven een rol spelen. Door in te springen op wat het stelsel niet kan leveren en specifieke informatieproducten te maken. Martijn van Langen: “Wat ook opviel is dat de gebruikte toetsingsinstrumenten binnen de domeinen (huizen) erg verschillend zijn. Voor geluid en lucht zijn duidelijke rekenregels, maar wat is er nog aan harmonisatie in modellen te bereiken? Voor natuur, cultureel erfgoed en water is het instrumentarium meer procesmatig ingestoken.” Dit roept nog steeds de vraag op of op de vraag toegesneden antwoorden mogelijk zijn. Niet iedere gebruiker heeft dezelfde materiekennis? Cees Moons: “Ja, dat is zo. Daar moet aandacht voor zijn, bijvoorbeeld door de juiste verbeelding om dezelfde interpretatie van de informatie te verkrijgen.”
THEMA
wet. Inmiddels haken zij ook aan bij de Laan van de Leefomgeving, omdat de uitvoeringsregelgeving er ook aan komt. En, zoals gezegd, de link tussen de regelgeving en het digitale stelsel is vrij sterk. Aan de andere kant zijn organisaties die nu al data beheren positief gestemd, omdat datgene wat zij al langere tijd organiseren nu status krijgt, er overzicht en regie ontstaat.” Het is wachten op de besluitvorming hoe het digitale stelsel vorm gaat krijgen, maar dat het komt staat vast. Martijn van Langen: “Het is een gouden kans om zaken digitaal goed te regelen met de totstandkoming van de Omgevingswet. Er is al veel aan initiatieven en informatievoorziening, het krijgt een veel prominentere betekenis.” Cees Moons: “De digitalisering van de Omgevingswet gaat komen, sta dus klaar. Er is ook nu al genoeg te doen aan digitalisering, nog los van het uitvoeringsprogramma. Trek dat been dus vast bij. En, de vormgeving van het digitale stelsel is vanuit het perspectief van de gebruiker: initiatiefnemer, belanghebbende en het bevoegd gezag. Doe daarom mee, wacht niet af!”
En welke criteria stel je aan de data die straks beschikbaar worden gesteld? In termen van nauwkeurigheid, actualiteit, volledigheid en juistheid? Martijn van Langen: “Hierin zullen we in de volgende fase met behulp van genoemde beslisbomen, gebruikmaking van standaarden, eenduidige semantiek in de regelgeving en slimme toepassingen onze weg moeten vinden. Er zal nog flink geharmoniseerd en aangesloten bij bestaande standaards moeten worden. Aanvullend zullen daarin voorschriften worden opgesteld. Natuurlijk valt er nog veel te verbeteren. Vooral op het gebied van beschikbaarheid van overheidsdata.”
Sytske Postma; Consultant/Eigenaar van Nieuwdenkers BV, redactielid Geo-Info en één van de initiatiefnemers van VODK (Vrouwen op de Kaart). Sytske is bereikbaar via
[email protected]
In hoeverre zijn de domeinen al aangehaakt op iets wat in hun ogen misschien een ICT-project is? Martijn van Langen: “De beleidsdirecties zijn inmiddels al goed aangehaakt bij de Omgevings-
Roelof Keppel; Bestuurslid Geo-Informatie Nederland en hoofdredacteur Geo-Info. Roelof is werkzaam als adviseur bij Grontmij en bereikbaar via
[email protected]
Geo-Info | 2014-6
Meer informatie over GOAL via: omgevingswet.pleio.nl Het definitieve rapport Programmadefiinitie GOAL is de downloaden via: omgevingswet.pleio.nl/file/ download/27383532
Anno 2020: de vergunningaanvraag is een formaliteit Laatst interviewde ik een groep vergunningverleners. Het gesprek kwam op iets dat werd aangeduid als “de Baggerbrief”. Geamuseerd vertelden ze mij dat de eerste stap van een vergunningaanvraag veelal bestaat uit het opstellen van een brief waarin de aanvrager vriendelijk en puntsgewijs wordt gewezen op de vooronderzoeken die hij had moeten uitvoeren. Later in het interview schetsen de vergunningverleners hun ideaalbeeld van het omgevingsvergunningsproces in 2020. Een online omgevingsloket waar je niet alleen je vraag kunt plaatsen en een paar weken moet wachten, maar ook een plaats waarop je geholpen wordt met je idee. Een plek waar je het concept kunt meten, toetsen, bijstellen. Een loket waar je suggesties krijgt voor mogelijk alternatieve locaties. In mijn beleving bedoelde zij zoiets als ‘wat-mag-waar?’. Of liever nog: ‘waar-en-wanneer-kan-het?’. De kenners van het proces rondom de omgevingsvergunning weten dat dit voorbeeld van een “baggerbrief” wat scherp is geformuleerd. Maar zij zijn het er ook mee eens dat een vergunningaanvraag voor zowel bedrijven en overheden onnodig tijdrovend is. En dat terwijl alle benodigde omgevingsinformatie altijd wel ergens digitaal is vastgelegd. Tegelijk weten we ook dat het ideaal van een superoverheidsloket, waarin alle omgevingsvragen kunnen worden beantwoord, een achterhaald idee is, niet meer van deze tijd en ook bewezen onmogelijk. In 2020 is er dus geen superoverheidsloket, maar het ideaalbeeld van een vlot, klantvriendelijk vergunningsproces komt er aan. Niet gefaciliteerd door de overheid, maar door adviesbedrijven met een slimme informatieinfrastructuur. Ik beschrijf drie belangrijke ontwikkelingen die dit beeld ondersteunen. De eerste ontwikkeling is dat overheidspartijen beseffen dat een beter vergunningaanvraag start bij het creëren van een levelplaying-field voor informatie en kennis. Burgers, bedrijven en hun adviseurs moeten dezelfde informatie- en kennispositie hebben, zodat zij betere aanvragen in kunnen dienen en vooronderzoeken uit kunnen zetten. Op rijksoverheidsniveau ontwikkelt de Laan van de Leefomgeving zich richting het beschikbaar stellen van al de informatie, alle kennis en alle algoritmen en niet meer op één overheids-voorwas-machine. Nog interessanter vind ik de bereidheid van regionale en lokale overheden die mogelijkheden zien om ook hun beleid en regels te structureren volgens een landelijke standaard, waardoor deze ook gebruikt kunnen worden in een landelijke voorziening zoals Omgevingsloket Online. Bij een aantal gemeenten en een waterschap bleken veel ruimtelijke regels best in een IMRO of zelfs INSPIRE standaard te passen zonder de typische eigenbeleidsinhoud te verliezen. Als we dit in 2020 voor elkaar hebben, kunnen bedrijven zelf aan de slag met een haalbaar plan.
Een tweede ontwikkeling richting 2020 zijn de explosief toegenomen gegevens die in veel gevallen bestendiger zijn dan de voorhanden gegevens die bij vergunningverleners bekend zijn. In 2020 gaat het om slim combineren van oneindige eventstreams uit sensordata, social media en gegevens die buiten de overheidsdomein worden verzameld. Hierin spelen nieuwe communities en samenwerkingsvorm een cruciale rol. Zo’n community kan tijdelijk, maar ook een meer permanent karakter hebben. Een voorbeeld van zo’n nieuwe community is de Boomregister coöperatie. Het Boomregister is ontstaan vanuit een wetenschappelijk algoritme waarmee alle bomen op basis van AHN, een reeks basisregistraties en satellietdata, alle bomen van Nederland zijn gedetecteerd. Cool, 97 miljoen bomen, maar het unieke is dat dit register wordt aangevuld en verbeterd door hun leden, gemeenten, bosbeheerders, boom inventarisatie apps. Een coöperatieve vorm dus. Deze leden delen informatie uit hun interne managementsystemen om daar in groepsverband nieuwe gegevens voor te krijgen. En de groep samen creëert nieuwe waardevolle landsdekkende informatie, bijvoorbeeld voor een vergunningenproces. Een derde ontwikkeling van een andere orde is dat ook het bedrijfsleven kans ziet om adviesportalen te ontwikkelen op basis van de beschikbare overheidsinformatie en de nieuwe gegevensbronnen en algoritmen. Vergunningadviseurs, planologen en vergunning softwarebouwers tonen de laatste twee jaar veel meer interesse in geotechnologie. Wij merken vanuit onze dataverkoop afdeling dat de groep bedrijven die voorheen om data vroegen nu simpelweg een lijst willen hebben met bevoegde gezagen, relevante wateronttrekkingsgebieden of de geluid- en bouwvoorschriften die er gelden op de specifieke locatie. Een voorbeeld is het bedrijf Genetics, dat voor Rijkswaterstaat en vier Waterschappen hun vergunning- en handhavingsysteem inricht. Het huidige systeem is vooral een zaaksysteem. Aan dat zakensysteem wordt nu wordt een enorme hoeveelheid geointelligentie aan toegevoegd. Het is in dit voorbeeld nog indirect de overheid die met slimmere informatie gaat werken maar het is een trend. Een ander voorbeeld is dat een provincie samen met Royal HaskoningDHV een ‘vergunningenchecklist’ ontwikkelt die straks beschikbaar komt voor ook weer burgers en bedrijven. De checklist wordt gevoed door informatie en algoritmen vanuit rijksoverheden, lokale overheden én nieuwe informatiebronnen.
Peter van den Pol
Column
In 2020 is het ideaal beeld van de vergunningverleners werkelijkheid geworden. Maar niet alléén, of zelfs primair, verzorgd door de overheid; het zijn bedrijven die met hun adviseurs haalbare, getoetste plannen indienen. De aanvraag is dan een juridische eindstation, gefaciliteerd door de overheid. Peter van den Pol Business developer Slimme Leefomgeving, Geodan b.v.
[email protected]
2014-6 | Geo-Info
| 9
Duurzaamheid
Grondwater: gebruik duur Datakwaliteit door positieve synergie tussen bronhouders en afnemers “De Nederlandse overheid verspilt jaarlijks 1 tot 5 miljard aan ICT projecten”. Dit artikel stond medio oktober op de nieuwssite Nu.nl In het rapport van de commissie onder leiding van Ton Elias staan 10 redenen waarom dat zo vaak gebeurt. Versnipperd opdrachtgeverschap, onvoldoende betrokkenheid van gebruikers en onvoldoende ICT kennis bij de opdrachtgever zorgen voor extra projectkosten of een informatiesysteem dat niet in de praktijk bruikbaar is. Door Carla Nikkels
Bron: BIJ12/GBO Provincies. Een belangrijke reden had daar aan toegevoegd mogen worden: de beheerbaarheid van het informatiesysteem in de gebruiksfase. Daar valt nog veel winst te behalen. Een ICT product bewijst -net als alle andere - immers pas zijn meerwaarde op het moment dat het ook daadwerkelijk gebruikt wordt. Het duurzaam gebruiken en kunnen beheren van een informatiesysteem en de daarin verzamelde data is van levensbelang voor de uiteindelijke winst van de investering. Recent is het landelijke systeem voor het vastleggen van grondwatervergunningen en bodemenergiesystemen vernieuwd en uitgebreid. Er zijn meer gebruikers, de data krijgt er meer gebruiksdoelen bij, maar dat vergt wel dat de datakwaliteit voldoende is, het informatiesysteem goed werkt en degelijk beheerd wordt. Het aandachtsgebied datakwaliteit is niet nieuw. Wel maakt het bredere gebruik van data en het letterlijk “in kaart brengen” van data meer inzicht en kansen. De ervaringen met het Landelijk Grondwater Register (LGR) zijn hier uitgewerkt in een praktijkvoorbeeld. Grondwater: een complex speelveld Grondwater wordt in Nederland onttrokken voor veel verschillende doeleinden zoals drinkwater,
10 |
Geo-Info | 2014-6
landbouwgebruik, industriële toepassingen en het droog houden van bouwterreinen. Ook wordt grondwater meer en meer benut als bron voor duurzame energie. Open en gesloten bodemenergiesystemen gebruiken de warmtecapaciteit
Zonder goede informatievoorziening is het complexe speelveld voor grondwater niet te managen van het grondwater om gebouwen te koelen of verwarmen. Een belangrijk verschil tussen beide systemen is het ‘rondpompen’ van grondwater; dit gebeurt bij open systemen wel, er wordt grondwater onttrokken en elders weer geïnfiltreerd, bij gesloten systemen niet: daar wordt alleen de warmtecapaciteit van het grondwater benut.
THEMA
zaam in kaart Het onttrekken van grondwater en open systemen voor warmte-koude opslag is sinds 2009 geregeld in de Waterwet. Provincie, het Waterschap of Rijkswaterstaat zijn verantwoordelijk voor het behandelen van vergunningaanvragen en meldingen. Gemeenten zijn sinds medio 2013 verantwoordelijk voor meldingen van gesloten bodemenergiesystemen. Daardoor zijn in eenzelfde geografisch gebied vier overheden verantwoordelijk voor het kwantitatief en kwalitatief beheer van grondwater. Om af te wegen of een voorgenomen activiteit op locatie verantwoord is, moeten overheden inzicht hebben in elkaars informatie. Ruimtelijk beleid van alle partners is relevant. Locatie is hierbij de verbindende factor. De gebiedsindelingen (KRW-stroomgebieden), beleidsgebieden (grondwaterbeschermingsgebieden, boringsvrije zones) en de geografische administratieve indeling van bestuurlijk Nederland zijn echter niet geografisch verbonden: dit complexe kader zorgt voor de noodzaak voor een landelijke registratie: het Landelijk Grondwater Register (LGR). Registratie volgens een de-facto standaard en de beschikbaarheid van landelijke geografische bestanden voor de verschillende beleids- en toetsingskaders.
Hergebruik faciliteren: noodzaak wordt groter Alleen al binnen de overheid is er sprake van meer vraag naar data uit LGR. Provincies, waterschappen en gemeenten maken gebruik van de actuele situatie om hun eigen doelstellingen en beleidskaders te toetsen en bij te stellen. Er worden grondwaterbeheer taken overgedragen aan Omgevingsdiensten.
Duurzame datakwaliteit
ciers van de data in het LGR, groeit. Om een aantal te noemen. De publiekstoepassing WKO-tool (www.wkotool.nl) maakt gebruik van gegevens uit het LGR. Europese regelgeving verplicht tot rapporteren over grondwater en de kwaliteit daarvan. Grondwateronttrekkingen en bodemenergie worden opgenomen als thema’s in de Structuurvisie Ondergrond. Het Centraal Bureau voor de Statistiek maakt statische analyses met de data. Adviesbureaus vragen vaker naar geografische datasets. Vraag van buiten: inzicht door feedback? Opvallend is dat vooral de nieuwe groep afnemers vaker kwaliteitsaspecten opmerkt. Bijvoorbeeld: meerdere grondwateronttrekkingen op 1 x/y coördinaat, veroorzaakt door het niet archiveren van oude data of onttrekkingen buiten Nederlands grondgebied, wegens ontbrekende geografische referentie in oudere versies van vergunningen registraties.
groepen te faciliteren
Met de beschikbaarheid van geodata vanuit andere thema’s (richtlijn INSPIRE) worden ook bredere toepassingen en analyse mogelijk. Bijvoorbeeld: analyses van grondwateronttrekkingen in relatie tot agrarische activiteiten en het opnemen van bodemenergiesystemen in het graafschade preventiesysteem KlicOnline. Deze ontwikkelingen aan de afnemerszijde vergen aandacht voor duurzame datakwaliteit.
De groep afnemers die verder af staat van het LGR dan de eerstgenoemde groep, overheden met primaire grondwatertaken én de leveran-
Datakwaliteit: duurzaamheid door positieve synergie Kwaliteit is de randvoorwaarde voor de bruikbaarheid van data die wordt vastgelegd in een systeem. Er is positieve synergie tussen afnemer en bronhouder nodig om tot duurzame kwaliteit te komen.
is noodzakelijk om nieuwe gebruikers
Grondwateronttrekkingen. Bron: Provincie Gelderland.
Grondwaterbeschermingsgebieden. Bron: Provincie Gelderland.
2014-6 | Geo-Info
| 11
Duurzaamheid
Grondwateronttrekkingen buiten Nederland. Bron: Centraal Bureau Statistiek. Data die vaak wordt hergebruikt dwingt de vastlegger tot meer kwaliteitsbewustzijn. Andersom geldt: voor data die nauwelijks wordt het hergebruikt wordt, is de motivatie tot goed onderhoud kleiner.
oorzaak van problemen. Daar moet dus een verbeterslag gemaakt worden. Los van deze situatie is er meer aan de hand. Een aantal factoren die ook van invloed blijken op het succes voor hergebruik zijn:
Het gevaar in deze afhankelijkheid is dat er een negatieve synergie ontstaat: data is van bedenkelijke kwaliteit, de dataset wordt daardoor niet hergebruikt, waardoor de bereidheid van de data vastlegger om te investeren in datakwaliteit minder wordt.
• De aanwezigheid van kaders en richtlijnen, wetten en regels; • De afstand tussen de vastlegger en de gebruiker; • De manier waarop data beschikbaar is vanuit het bronsysteem; • De geschiktheid van het gehanteerde datamodel voor het (breed) hergebruik voor andere doeleinden; • Ontwikkelingen, kansen en bedreigingen.
vanaf 2015, aan het gehanteerde datamodel (“Data specification Production Facilities”). Een EU-richtlijn zorgt in het geval van LGR voor de noodzaak om van een vrijblijvender “open data beleid” door te groeien naar het duurzaam voorzien in “managed open data”. Hoewel deelname aan LGR niet wettelijk verplicht is, is deze “ontzorging” een sterke stimulans om deel te nemen. Als op termijn de Basisregistratie Ondergrond en/of het Informatiehuis Bodem en Ondergrond leveringsverplichtingen krijgen, zal ook hiervoor het LGR ingericht worden.
Een voor de hand liggend randvoorwaarde: De kwaliteit van het informatiesysteem om data in vast te leggen moet in orde zijn, beheer en gebruikersondersteuning moet zijn geborgd. Beheer en gebruikersondersteuning is voor LGR centraal belegd bij BIJ12. Na de noodzakelijke herbouw van het LGR zijn er echter invoerproblemen ontstaan. Het LGR informatiesysteem is namelijk opgeleverd met tekortpunten die invloed hebben op de datakwaliteit. De invoertoepassing om de data in vast te leggen is niet conform de eisen van de gebruikers. Volgens het rapport van de commissie Elias een veel voorkomende
Afstanden overbruggen door samenwerken Kaders en richtlijnen: De afstand tussen de vastlegger van de data vrijwillig verplicht? en de gebruiker is toegenomen. Er zijn meer “externe” afnemers die verder af staan van de Het LGR vult namens haar deelnemers de oorspronkelijke gebruikers. Contact tussen INSPIRE verplichting in. De Europese richtlijn vastleggers en afnemers kan zorgen dat er een INSPIRE verplicht EU-lidstaten om relevante, milieu gerelateerde data beschikbaar te stellen dialoog kan ontstaan over datakwaliteit en de in de vorm van netwerkdiensten en vindbaar te stappen om daartoe te komen. Samenwerken maken in een nationaal Geo-portaal (Nationaal aan een positieve impuls is hier essentieel. LGR wordt centraal beheerd door BIJ12, zodat de Georegister). Daarbij worden er eisen gesteld aan de beschikbaarheid (quality of service) en, vraagsturing via één organisatie plaats kan vin-
12 |
Geo-Info | 2014-6
THEMA
den. De gebruikersorganisatie bestaat nu nog hoofdzakelijk uit bronhouders. Het verbreden van de gebruikersorganisatie met afnemers is van meerwaarde, BIJ12 kan hier in faciliteren. Standaarden en/of maatwerk ? De data uit het Landelijk Grondwater Register is beschikbaar gesteld via het Nationaal Georegister in de vorm van INSPIRE netwerkdiensten. De inpassing van INSPIRE netwerkdiensten is in de praktijk niet eenvoudig, de dataset voldoet niet aan alle wensen van web-toepassingen en adviesbureaus. INSPIRE biedt de ruimte om eigen data toe te voegen aan de datasets en het leveren van zgn. “as-is datasets”. Van deze mogelijkheid kan gebruik gemaakt worden. De standaard is nu weliswaar “INSPIRE en KRW-proof”, maar wordt lokaal verschillend geïnterpreteerd en geborgd zodat de dataset nog niet consistent is. Dit is te verklaren door verschillen in lokaal beleid. Dit issue geldt overigens ook voor datasets die het LGR als afnemer gebruikt als toets- en referentie kaartlaag in het informatiesysteem. Waterschapsgrenzen sluiten niet altijd aan, complexere download diensten moeten eerst omgezet worden naar een eenvoudiger formaat, datasets zijn niet alle landelijk en geharmoniseerd beschikbaar (administratieve begrenzingen omgevingsdiensten). Inhoudelijke kwaliteit moet nog geverifieerd worden bij de bronhouders. Meer contact met (potentiële) referentiedata leveranciers en duidelijke vraagformulering kan hierbij ook helpen. ntwikkeling en kans: O de Laan van de Leefomgeving Deze zomer heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu het concept van de Laan van de Leefomgeving breed gelanceerd. Informatie over verschillende milieuthema’s zoals water,
bouwen, bodem en natuur wordt gebundeld in zgn. informatiehuizen. Het doel van “de Laan” is om ervoor te zorgen dat gehele keten, inclusief de burger, over dezelfde eenduidige informatie kan beschikken, zodat de besluitvorming transparanter wordt (zie ook het artikel “Op weg naar de Laan van de Leefomgeving; Digitale stelsel onder de Omgevingswet” in ditzelfde nummer, red.). Informatiehuizen moeten daarbij het werkveld verbinden, de afnemers- en bronhoudersbelangen behartigen en de kwaliteit
Wanneer bronhouder en afnemer samenwerken ontstaat synergie en dat komt kwaliteit en hergebruik van data ten goede bewaken. De komst van de informatiehuizen is een potentieel positieve ontwikkeling. Een geborgde verbinding tussen afnemer en vastlegger en het gestructureerd bewaken van de kwaliteit biedt versterking van de informatievoorziening rond grondwater in brede zin. De gebruikersorganisatie LGR kan hier een belangrijke rol in spelen: door actief mee te denken over de gegevenstandaarden, kwaliteitscriteria en semantische afstemming met andere informatie thema’s. BIJ12, unit GBO
Provincies heeft al jarenlang ervaring met landelijk functioneel beheer voor ketenpartners, managen van vraagsturing, de inzet van SDI-componenten en data management. Deze ervaringen brengt BIJ12 graag bij de implementatie van het concept van de Laan van de Leefomgeving en de informatiehuizen. Conclusies De casus rond het Landelijk Grondwater Register laat zien dat sturen op datakwaliteit bijdraagt aan de duurzaamheid en effectiviteit van informatievoorziening. Tegelijkertijd is het evenwicht tussen kwaliteit en hergebruik kwetsbaar. Een degelijk gebouwd en beheerd informatiesysteem dat de overheden en afnemers hierbij moet ondersteunen is essentieel. De groeiende vraag bij bestaande en potentiële afnemers vergt inzet en energie om de datakwaliteit op weer op orde te brengen. Ontwikkelingen als INSPIRE en de Laan van de Leefomgeving kunnen hier een positieve bijdrage aan leveren. Het in kaart brengen van de data geeft meer inzichten. Maar het begint uiteindelijk bij de basis: datakwaliteit is een belang van bronhouder én afnemer. Door samen te werken kan duurzame synergie tussen kwaliteit en hergebruik een positieve impuls krijgen. BIJ12/GBO Provincies gaat hier op inzetten. Carla Nikkels is vanuit de Provincie Gelderland gedetacheerd als programma manager GIS applicaties bij BIJ12/GBO Provincies. Ze heeft hiervoor gewerkt voor de Provincie Gelderland (projectleider, milieu- en VTH informatie), IPO (projectleider oprichting Landelijk Grondwater Register, Basisregistratie Ondergrond) en Geonovum (projectleider INSPIRE implementatie). Ze is bereikbaar via
[email protected].
Nieuwe App: Als Nederland overstroomt blijft laagste punt droog Wanneer Nederland te maken krijgt met grootschalige overstromingen kun je het beste naar de Utrechtse Heuvelrug, Brabant of... het laagste punt van het land in Nieuwerkerk aan den IJssel. Nederlanders moeten zich meer bewust worden van het feit dat het grootste deel van het land onder de zeespiegel ligt. Daarom heeft
minister Schultz van Infrastructuur en Milieu een nieuwe App en website laten maken. Op postcode niveau kunnen inwoners zien hoe hoog het water komt wanneer Nederland te maken krijgt met grote overstromingen. Op de kaart is te zien dat bijna heel west Nederland onder water komt te staan op het moment van een grote dijkbraak. Wanneer
echter de postcode 2914 LM, van het laagste punt van Nederland op 6,76 meter onder NAP, wordt ingevuld blijkt dat er geen sprake is van een overstroming. Een postcode invullen kan op www.overstroomik.nl.
2014-6 | Geo-Info
| 13
www.omroepzuidplas.nl 30 september 2014
Duurzaamheid
Pionieren in de Geo-sector met Netwerk Jong Leefom De Omgevingswet vereenvoudigt en bundelt alle wetten en regels op het gebied van de leefomgeving. Hierdoor gaat er veel veranderen in de processen en werkwijzen die we op dit moment kennen binnen de ruimte ordening. De kans dat deze veranderingen u direct gaan raken in uw dagelijkse werkzaamheden is reëel. De geo-sector is namelijk één van de actoren binnen het domein van de leefomgeving die een prominente rol zal spelen in het juridische en organisatorische proces van de Omgevingswet. Door Juul Osinga en Patrick Blom
14 |
Het groeiende belang van de geo-sector in het domein van de leefomgeving heeft ons, Netwerk Jong Leefomgeving, aangezet om na te denken over de rol van geo-sector, bezien in het licht van de Omgevingswet. In dit artikel presenteren wij de visie van Netwerk Jong Leefomgeving op de geo-sector en de mogelijkheden en kansen die wij zijn in relatie tot de komst van de Omgevingswet.
ondersteunend. De geo-sector reflecteert bij wijze van spreken de fysieke leefomgeving. Hierbij moet gedacht worden aan het begrijpbaar en inzichtelijk maken Netwerk Jong Leefomgeving van specifieke geografisch gerelateerde Netwerk Jong Leefomgeving is een netwerk onderdelen van de leefomgeving. Met de voor en door jonge professionals (t/m 35 komst van de Omgevingswet, en in het jaar) die zich bezighouden met de fysieke bijzonder de “Laan van de Leefomgeving”, leefomgeving én die over hun eigen vakwordt deze ondersteunende rol nog verder gebied heen durven kijken. Het netwerk is versterkt. De geo-sector kan de ambities verbonden aan de directie Eenvoudig Beter van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu. van de Omgevingswet helpen realiseren door het integreren en beter ontsluiten van In de praktijk zijn veel netwerken georgageo-informatie in de “Laan van de Leefomniseerd rondom één specifieke discipline. geving”. In het verlengde daarvan kunnen Jong Leefomgeving richt zich juist op de tools worden ontwikkeld die ondersteunen samenhang tussen de verschillende disciin een betere ontwikkeling en beheer van de plines en integraliteit van de leefomgeving. Onze doelgroep is dan ook divers: zowel qua leefomgeving. achtergrond (juristen, planologen, cultuurGeo-tools voor de Omgevingswet historici, geo-ict ‘ers, etc.) als organisaties Tijdens de Esri GIS Conferentie heeft Jong (ambtenaren, adviseurs, onderzoekers, etc.). Een ding hebben ze met elkaar gemeen, het Leefomgeving deze visie op het gebruik van de “Laan van de Leefomgeving” en een zijn allemaal jonge professionals. aantal mogelijke tools gepresenteerd. Een De kracht van de jonge professionals is hun tool, zoals het “mash-up omgevingsplan” gaat onbevangenheid, enthousiasme en creatiervan uit dat er live gewerkt kan worden met viteit. Vanwege deze kenmerken durven ze data die in de “Laan van de Leefomgeving” en over hun eigen vakgebied heen te kijken via de basisregistraties wordt ontsloten. Daaren zijn ze in staat verschillende disciplines door is het mogelijk een actuele en toetsbare eenvoudig te verbinden. Dit zijn belangrijke voorwaarden om te komen tot een integrale omgevingskaart te genereren welke als basis kan dienen voor het opstellen van een benadering van de leefomgeving. De inteomgevingsplan. De “clusterdata omgevingsgrale benadering staat aan de basis van de vergunning” tool maakt het vervolgens Omgevingswet en is essentieel voor het mogelijk om een verleende omgevingsveroplossen van complexe maatschappelijke gunning automatisch in de “Laan van de opgaven. Leefomgeving” te ontsluiten. Een verandering in de leefomgeving begint immers vaak De geo-sector bezien in het licht met het verlenen van een omgevingsvergunvan de Omgevingswet ning, door dit te koppelen blijft de informatie Het belang van de geo-sector ligt niet in de “Laan van de Leefomgeving” actueel. primair in de fysieke leefomgeving, maar is Door middel van dergelijke tools kan de geoin tegenstelling tot andere sectoren vooral
Geo-Info | 2014-6
THEMA
door Jong Leefomgeving in samenwerking met Grontmij uitgevoerd. Onderwerp van de studie is de wijze waarop 3D van toegevoegde waarde kan zijn op verschillende instrumenten en cycli uit de Omgevingswet. Tot slot leveren wij dit jaar tijdens de GeoBuzz een bijdrage aan Geoplaza Offline. Dit initiatief is gericht op studenten die een geo-gerelateerde opleiding volgen. Deze bijdrage is tot stand gekomen vanuit onze samenwerking met Jong Geo, dat tevens een partner is van netwerk Jong sector haar ondersteunende rol een enorme Leefomgeving. Jong Geo is specifiek gericht op jonge professionals in de geo-sector en door boost geven. Geo-ict’ers weten immers als aan te haken bij de zaken die spelen op het geen ander hoe je van geografische data gebied van Omgevingswet is Jong Geo in staat bruikbare informatie maakt. om haar leden goed te informeren over wat gaat komen. Bij Geoplaza Offline zal Jong LeefHuidige activiteiten omgeving aan studenten een workshop geven Netwerk Jong Leefomgeving Naast dat de leden van Jong Leefomgeving zelf om hen te introduceren met de ontwikkelingen nadenken over ontwikkelingen die gekoppeld die zich nu voordoen, zoals de Omgevingswet en de “Laan van de Leefomgeving” en wat dat zijn aan de Omgevingswet, is het netwerk ook betrokken bij proeftuinen en pilots die op betekent voor hun toekomstige werkveld. dit moment al plaats vinden. Sinds kort is het netwerk aangehaakt bij een pilot ‘3D-OmgeOproep vingswet’ vanuit Geonovum en de TUDelft. De betrokkenheid van jonge professionals Een van de studies die hieruit voortvloeit wordt staat steeds vaker op de agenda. De rol
geving
van jonge professionals blijft echter vaak ondersteunend (“ze weten nog niet hoe het werkt”). Wij willen oproepen dat men niet moet somberen dat oude kennis verdwijnt, maar men lef moet tonen om de nieuwe generatie aan het werk te zetten. Jongeren komen wellicht met oplossingen waar de gevestigde orde nog nooit aan gedacht zou hebben. Als we het hebben over oude problemen, durf dan jonge professionals te laten werken aan nieuwe oplossingen en geef ze daarvoor de ruimte!
Juul Osinga is werkzaam bij TTE Consultants en bereikbaar via
[email protected] Patrick Blom is eigenaar van Digireg en bereikbaar via
[email protected]
Valkenswaard als eerste helemaal in de BGT! Zoals al bekend was, is gemeente Valkenswaard er samen met Grontmij in geslaagd om als eerste bronhouder van het gehele grondgebied een BGT te maken en deze aan de BGT-keten aan te bieden. Dit betekent dat BGTgegevens (inclusief de gegevens van Economische Zaken en waterschap de Dommel) door gemeente Valkenswaard geleverd zijn aan het SVB-BGT en SVB-BGT deze gegevens doorgeleverd heeft aan de Landelijke Voorziening (LV)BGT bij het Kadaster. Vanuit de LV-BGT is de BGT van het totale gemeentelijke gebied te raadplegen in PDOK. Het aanleveren van het gehele grondgebied door gemeente Valkenswaard aan de BGT-keten is voor alle betrokkenen (gemeente Valkenswaard, Grontmij, SVB-BGT, Kadaster, PDOK en het ministerie van Infrastructuur en Milieu) een mooie mijlpaal en dit was natuurlijk reden voor een feestje. Woensdag 9 juli heeft Jetty Eugster (burgemeester van gemeente Schijndel, lid van de programmastuurgroep BGT en lid van het bestuur van SVBBGT) de allereerste BGT-oorkonde en BGT-taart uitgereikt aan de burgemeester van gemeente Valkenswaard, Anton Ederveen. Dit gebeurde in de zaal waar normaal burgemeester en wet-
houders vergaderen. Hier hing al de BGT van de gemeente aan de muur en natuurlijk werd meteen gekeken welk stukje van Valkenswaard was afgebeeld op de oorkonde. Burgemeester Ederveen gaf de eer voor het succes aan de medewerkers die erg hard eraan hebben getrokken om de BGT af te krijgen. Onder het genot van een stukje taart (in de vorm van de
oorkonde) werd gezamenlijk stilgestaan bij de bereikte mijlpaal en de uitdagingen die nog gaan komen. Nu moet immers het bijhoudingsproces bij Valkenswaard zo worden ingericht dat zowel de BGT netjes actueel blijft als de interne gebruikers goed worden bediend. https://bgtweb.pleio.nl/blog/view/27090182/
Jetty Eugster (Burgemeester van Schijndel) reikt de oorkonde uit aan Anton Ederveen (Burgemeester van Valkenswaard).
2014-6 | Geo-Info
| 15
Duurzaamheid
Geo-Informatiebeheer en Op HEMbrug werken het Rijkvastgoedbedrijf, de gemeente Zaanstad en de provincie Noord– Holland aan de herontwikkeling van het voormalig defensie Hembrugterrein te Zaandam, dat in 2012 door het ministerie van Defensie is overgedragen aan het Rijksvastgoedbedrijf. Het terrein wordt omgetoverd tot een aanwinst voor Zaandam en de regio Amsterdam. De her ontwikkeling is een langdurig en complex proces waarbij het voor alle betrokkenen beschikbaar zijn van ruimtelijke informatie essentieel is. Om dit te realiseren ondersteunt TTE Consultants het Rijksvastgoedbedrijf met het geo-informatiebeheer om een duurzame gebiedsontwikkeling te realiseren.
In dit artikel worden allereerst de historie van HEMbrug, de ambities voor de herontwikkeling en de organisatie van dit proces gepresenteerd. Vervolgens wordt aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden geïllustreerd hoe het geo-informatiebeheer is geïmplementeerd en ondersteunend is aan de herontwikkeling. Hierbij wordt aangesloten op de ontwikkeling van het project. In de beginfase waren er immers andere informatievragen en wensen dan nu, en die in de toekomst. Er wordt afgesloten met een reflectie. De historie van HEMbrug HEMbrug is een terrein van 42,5 hectare gelegen in Zaandam aan het Noordzeekanaal en de Zaan. Rond 1895 nam het ministerie van Defensie (toen nog Departement van Oorlog genaamd) deze locatie in gebruik voor de productie van wapens en munitie: De Rijks Artillerie Inrichtingen. Meer dan een eeuw lang is op HEMbrug munitie
Metadata is vergelijkbaar met het etiket op een blik
Door Jacco Wanders en Juul Osinga geproduceerd in zwaar beveiligde gebouwen verspreid over het terrein. Door de jaren heen werden gebouwen gesloopt en toegevoegd. Daardoor zijn er gebouwen in verschillende bouwstijlen op het terrein aanwezig. In het bos liggen aarden wallen en watergangen om de gevolgen van een eventuele explosie te beperken. In de jaren 80 heeft het bedrijf Eurometaal de munitieproductie overgenomen. De productie nam in de jaren 90 verder af en in 2003 sloot ook Eurometaal definitief zijn deuren. Het terrein lag er toen jarenlang verloren bij en werd gekenmerkt door een mysterieuze sfeer. Grote hekken hielden verborgen wat er op het terrein gebeurde. De gebouwen, waar ooit duizenden mensen werkten, stonden leeg en raakten steeds verder in verval. Deze verborgen schoonheid wordt nu teruggegeven aan de
16 |
Geo-Info | 2014-6
HEMbrug in cijfers: 42,5 hectare aan het Noordzeekanaal 120 gebouwen in verschillende bouwstijlen 50 monumentale gebouwen 15 hectare bos regio. Het idee: innovatieve ondernemers blazen dit voormalige defensieterrein nieuw leven in. Momenteel is op HEMbrug ca. 15.000 m² verhuurd aan ondernemers (evenement, design en kunstsector). Nog eens 20.000 m² is op korte termijn beschikbaar voor creatieve en innovatieve ondernemers. HEMbrug gaat weer schitteren, nu niet achter de hekken maar voor de hele regio. Om HEMbrug nog meer te laten leven vinden er jaarlijks diverse evenementen plaats, zoals Art Zaanstad, het grachtenfestival en Halte HEMbrug. Daarnaast worden zowel opgeknapte als vervallen gebouwen gebruikt voor film- en fotoshoots. Afsprakenkader en projectorganisatie In 2012 tekenden het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (inmiddels Rijksvastgoedbedrijf ), de gemeente Zaanstad en de provincie Noord-Holland het Afsprakenkader, een overeenkomst om de samenwerking te bekrachtigen. Voor de herontwikkeling van het voormalige defensieterrein zijn in het Afsprakenkader zes doelen geformuleerd: • HEMbrug teruggeven aan stad en regio; HEMbrug wordt een bedrijvig, gemengd terrein met een grote publieke waarde.
De werktijden van de werknemers van de Artillerie Inrichtingen bedroegen ongeveer 60 uur per week. Gedurende de dag hadden de werknemers een uur pauze (GAZ).
THEMA
herontwikkeling HEMbrug
Ligging en impressie HEMbrug. • Bodemverontreiniging saneren en duurzaam gebruikmaken van de ondergrond. • Cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten optimaal benutten. • Monumenten krijgen een nieuw leven; behoud en herstel van monumenten dankzij hergebruik. • De aanwezige natuur zoveel mogelijk behouden en toegankelijk maken voor de bevolking. • Zorgdragen dat HEMbrug goed bereikbaar is en openbaar toegankelijk.
Bovenstaande doelen weerspiegelen de complexiteit van de herontwikkeling. Een veelheid aan thema’s die integraal onderdeel uitmaken van het terrein en de herontwikkeling. Om de herontwikkeling succesvol te laten verlopen is een projectteam opgezet Aan het hoofd van het projectteam staat de projectdirecteur. De project directeur werkt nauw samen met onder andere de zakelijk leider en projectmanager fysieke herstructurering. Daarnaast werkt het projectteam ook intensief samen met de gemeente Zaandam en provincie Noord-Holland.
Geo-informatiebeheer Het beschikken over betrouwbare geo-informatie is voor de herontwikkeling van HEMbrug van groot belang. Zowel het projectteam als externe partijen, zoals adviesbureaus, gemeente en provincie hebben behoefte aan betrouwbare geo-informatie om hun eigen, veelal integrale vraagstukken te beantwoorden en te delen. Dit kan gaan over het actuele verhuuraanbod, kaartbeelden van het omgevingsplan, opstellen van een grondexploitatiemodel (GREX) en verhuurexploitatiemodel (VEX), ligging van kabels en leidingen, het opvragen van gebouwfactsheets of simpelweg het opmeten van oppervlakten. Door goed geo-informatiebeheer wordt bestaande informatie optimaal benut, kunnen ruimtelijke analyses goed worden uitgevoerd en onderzoekslasten worden verminderd. Goed informatiemanagement zorgt er bovendien voor dat gebruikers over ‘verrijkte’ en gevalideerde informatie beschikken en ad hoc vragen en analyses snel uitgevoerd kunnen worden. Bovendien kunnen de gebruikers vanaf computer en smartphone informatie opvragen, invoeren of muteren. Dus niet alleen vanachter hun bureau, maar ook lopend over het terrein of tijdens een bezichtiging van een gebouw. Geo-portaal De omgevingsinformatie van HEMbrug wordt ontsloten, beheerd en grafisch mooi gepresenteerd via een Geo-portaal. Het Geo-portaal is het geo-informatiemanagementsysteem. Het Geoportaal bevat verschillende mogelijkheden om aan de slag te gaan met de informatie. Ervaring leert dat kaartbeelden beter inzicht geven in de oplossing van ruimtelijke vraagstukken. Het Geo-portaal is daarmee meer dan een instrument
Footprint Ge0-Informatiebeheer HEMbrug.
2014-6 | Geo-Info
| 17
Duurzaamheid
van het gebiedsontwikkelingsproces: het maakt er juist deel van uit. Het Geo-portaal HEMbrug is stapsgewijs ontwikkeld aan de hand van vragen en wensen uit het projectteam. Aan de hand van deze stapsgewijze ontwikkeling worden een aantal aspecten van het Geo-portaal uitgelegd. S tap 1: Simpele projectwebsite, pdf- en kaartenbakken en geo-richtlijnen. Aanleiding Als gevolg van de activiteiten die zich vanaf eind 19e eeuw op het terrein hebben voorgedaan is de bodem op een aantal plaatsen sterk verontreinigd. Ten behoeve van de herontwikkeling en ingebruikname van het terrein moeten veel van de hieraan gerelateerde vraagstukken inzichtelijk worden gemaakt. De aanpak van de bodemproblematiek kan niet los worden gezien van de ontwikkelopgave. Het is essentieel dat alle betrokken partijen (Rijksvastgoedbedrijf, gemeente, provincie, GGD, RIVM, adviesbureaus, tijdelijke en nieuwe gebruikers etc.) over bruikbare en betrouwbare informatie beschikken. Oplossing Om de reeds beschikbare informatie voor betrokken partijen inzichtelijk te maken is een projectwebsite opgezet met zogenaamde pdf- en kaartenbakken. Een eenvoudig, overzichtelijk en laagdrempelig instrument om de beschikbare informatie toegankelijk te maken. Gebruikers zijn in staat om binnen drie muisklikken de belangrijkste, meest gebruikte documenten en kaarten te raadplegen en te delen met externe partijen. De projectwebsite vervult hiermee al een groot deel van de informatiebehoefte en optimaliseert het werkproces van het projectteam.
Conclusie Het opstellen van geo-richtlijnen zorgt voor een eenduidige werkwijze en efficiënte gegevensuitwisseling van uitgevoerde onderzoeken. Onderzoeksresultaten worden nu in een bruikbaar en compleet format aangeleverd, wat de datakwaliteit en het databeheer ten goede komt. Ervaring leert dat door (kwaliteits)eisen op te leggen aan opdrachtnemers een eerste kwaliteitsslag wordt gemaakt in de aangeleverde gegevens. De opdrachtnemer is namelijk genoodzaakt om gegevens op eenduidige, uniforme wijze aan te leveren en te voorzien van een beschrijving (metadata). Doordat er tijdig en efficiënt wordt geanticipeerd op nieuwe informatievraagstukken, wordt versnippering van gegevens voorkomen en zijn nieuwe gegevens snel te ontsluiten. Belangrijk bijkomend voordeel is dat de ‘brongegevens’ in bezit blijven van de opdrachtgever. S tap 2: Centrale gegevensontsluiting en relationele databases Aanleiding Tijdens de aanvang van het project werd geconstateerd dat veel informatie nog niet centraal ontsloten is. Dit hangt mede samen met de aard
Het is belangrijk om over enthousiaste trekkers te beschikken
Techniek Een belangrijke uitdaging bij het vullen van de pdf- en kaartenbakken betrof de wijze waarop (onderzoeks)gegevens werden aangeleverd en beheerd. Door het opstellen van geo-richtlijnen is het gegevensbeheer geoptimaliseerd. Geo-richtlijnen bevatten de belangrijkste randvoorwaarden waaraan gegevens moeten voldoen en beschrijven de wijze waarop gegevens aangeleverd moeten worden. Hierdoor wordt de inspanning voor verdere verwerking van de gegevens geminimaliseerd en gestandaardiseerd. De geo-richtlijnen zijn bovendien noodzakelijk omdat de inzet van geo-informatiebeheer voor veel mensen nieuw is. Door onvoldoende communicatie, prioritering, planning en bewustzijn ontstaan daardoor snel fouten. Dit is zonde, omdat het reparatiewerk achteraf simpel voorkomen had kunnen worden.
Oplossing Om versnippering van gegevens te voorkomen en de kwaliteit te waarborgen is er voor gekozen om gegevens centraal te ontsluiten met
18 |
Geo-Info | 2014-6
en dynamiek van de gegevensstromen van de herontwikkeling. Gegevens over de exploitatie, de bodemproblematiek, evenementen, de omgevingswet en natuur worden door verschillende personen beheerd en een ieder kent zijn of haar eigen werkwijzen hiervoor. De complexiteit en dynamiek van de gegevensstromen waren onvoldoende beheersbaar, met versnippering van gegevens en kwaliteitsverlies als gevolg.
Belangrijkste databases die voor het HEMbrug worden beheerd zijn onder andere: • Gebouwdatabase; • Leads verhuur database; • GREX/VEX exploitatiemodel; • Bodem Informatie System; • Vergunningen; • Digitaal archief; • Planning en evenementen (in ontwikkeling). behulp van relatief eenvoudige Microsoft Acces databases. Er wordt gewerkt met een relationele database, gebruikers krijgen bepaalde autorisatierechten en er vindt revisiebeheer plaats. Hierdoor wordt de kwaliteit van de gegevens optimaal gewaarborgd. Groot voordeel van een relationele database is dat geautomatiseerde rapportages kunnen worden gegenereerd: dagelijks worden geautomatiseerde (dashboard) rapportages gegenereerd voor het managementteam en gebouwfactsheets die in het Geo-portaal zijn te raadplegen. De gebouwfactsheets geven een volledig overzicht van onder andere de aanwezige risico’s van bodemverontreinigingen, de status van een casco renovatie, de aanwezigheid van riolering en uitgevoerde onderzoeken met documentkoppeling naar de pdf-kaartenbak. Daarnaast geeft het andere projectbetrokkenen nuttige informatie, bijvoorbeeld over de mogelijkheden om een evenement in een gebouw te laten plaatsvinden en de commerciële verhuurprijs. Techniek De centrale gegevensontsluiting vindt plaats in een beveiligde ‘cloud omgeving’. Via digitale werkplekken heeft men alleen een internetverbinding nodig om altijd toegang te hebben tot de databases. De databases zijn voorzien van eenvoudige, heldere en intuïtieve interfaceschermen, die het raadplegen en muteren van gegevens ondersteunen. Door gebruik te maken van databases is ook de uniformiteit van gegevens vergroot. Een gebouwnummer kan bijvoorbeeld niet meer op vier verschillende manieren worden vastgelegd (515a, 515 (A), 515 (B6,a), B6 (515 a)). Naast de onderling verbonden databases is er een koppeling met een GIS-kaartviewer. Hierdoor worden bewerkingen direct in het GIS zichtbaar. Andersom kunnen mutaties via de GIS-kaartviewer verwerkt worden in de databases. De GIS-kaartviewer is daardoor het vertrekpunt voor iedereen. Tot slot is het sinds kort ook mogelijk om 3D-gebouwmodellen in te lezen en online te raadplegen middels een Open Source BIM-server.
THEMA
bare webservices wordt rechtstreeks verwezen naar de betreffende webservice. Flamingo, GeoServer en GeoNetwork zijn Open Source oplossingen gebaseerd op open standaarden en uit te breiden met meer functionaliteit. Door gebruik te maken van Open Source oplossingen worden licentiekosten bespaard en is men niet gedwongen afhankelijk van een softwareleverancier. Groot voordeel van Flamingo 4 is de heldere ontwerp en beheermodule (CMS), waardoor de beheerder op een eenvoudige wijze de applicatie kan samenstellen. Op gebruikersniveau is eenvoudig in te stellen welke gegevens (services en kaartlagen), attribuutbronnen, functionaliteiten en documenten je tot je beschikking hebt. Hierdoor hoeft slecht één werkversie beheerd te worden, waarin het project-, managementteam en externe partijen werken.
HEMbrug GIS-kaartviewer. Conclusie Door met relationele databases te werken, wordt informatie op een integere en uniforme wijze ontsloten en wordt versnippering van gegevens geminimaliseerd. Daarnaast wordt er gewerkt met autorisatierechten en vindt revisiebeheer plaats. Mede door deze beheeraspecten wordt de datakwaliteit optimaal gewaarborgd. S tap 3: GIS-kaartviewer Aanleiding Door het beschikbaar stellen van informatie middels de pdf- en kaartenbak en de centrale gegevensontsluiting is men stapsgewijs bekend gemaakt met het gebruik van geo-informatie. Daardoor is een toenemende vraag ontstaan om zelf informatie en kaarten te kunnen raadplegen.
zoals de kwaliteit, actualiteit, uitgevoerde bewerkingen en bronhouder. Gegevens en metadata zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door het vastleggen van metadata kunnen de gegevens op de juiste manier en voor de juiste analyses worden gebruikt. Zeker in projecten, waarbij veel partijen toegang hebben tot de GISkaartviewer, is metadata een must die onnodige onderzoekslasten en onbetrouwbare analyses voorkomt.
Adopteer de techniek, die het beste past bij de wensen van de
Naast Open Source oplossingen wordt ook gebruik gemaakt van gesloten systemen. Zo is onder andere de Fieldcollector applicatie van ESRI gebruikt om, met behulp van mobiele apparaten, inspecties in gebouwen en aan Nutsvoorzieningen uit te voeren. Ook is recent een Story Map geïmplementeerd ten behoeve van een excursie. Conclusie De GIS-kaartviewer is het sluitstuk van het Geoportaal. Door slimme koppelingen met de centrale gegevensontsluiting en openbare beschikbare informatie kan de gebruiker op een snelle en eenvoudige manier informatie raadplegen. Het ‘less is more’ principe was belangrijk om de GIS-kaartviewer succesvol te implementeren. Met slechts enkele knoppen kan eenvoudig een kaart worden geraadpleegd. Er zijn standaardfuncties als in- en uitzoomen, verschuiven, informatie opvragen, printen, Google Streetview bekijken en zoeken. Deze functionaliteit is voldoende voor de meeste gebruikers. Via een aparte knop kunnen geavanceerde functionaliteiten worden geopend, bijvoorbeeld het online bewerken van gegevens, het instellen van buffers en ruimtelijk filters.
Oplossing Door de introductie van een GIS-kaartviewer hebben gebruikers toegang gekregen tot gevalideerde gegevens en zijn de pdf-rapportages gekoppeld aan kaartlagen en oproepbaar via een popup-menu. Daarnaast is het digitale archief (de oorspronkelijke pdf-kaartenbak) voor gebouwen en bodemonderzoeken ontsloten in Techniek de GIS-kaartviewer. De gebruiker kan desgewenst Flamingo 4 GeoCMS wordt ingezet als GIS-kaartvieeen ruimtelijk bevraging (filter) uitvoeren om de wer, waarbij geografische gegevens via openbare beschikbare eindproducten in te zien. webservices (via het PDOK) en eigen webservices (via GeoServer) in de kaartviewer worden getoond. Om de metadata van eigen webservices weer te Naast het ontsluiten van eindproducten zijn de gegevens ook voorzien van metadata. Metadata geven is een koppeling opgenomen via, onder andere, GeoNetwork. Voor de metadata van openis de beschrijvende informatie over gegevens,
Aanleiding Het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente Zaanstad willen HEMbrug marktgericht en flexibel herontwikkelen. Huidige wet- en regelgeving biedt echter te weinig ruimte om hier goed invulling aan te geven. De gemeente Zaanstad heeft het terrein daarom aangemeld bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor een ‘pilot Omgevingsplan’. Het omgevingsplan is een integraal plan: naast
2014-6 | Geo-Info
| 19
opdrachtgever
S tap 4: Pilot Omgevingsplan
Duurzaamheid
THEMA
klassieke bestemmingsplanregels kunnen in het omgevingsplan ook regels over de fysieke leefomgeving worden opgenomen. Het omgevingsplan (bestemmingsplan nieuwe stijl) maakt het mogelijk om een systematiek te ontwikkelen, waarmee ook op de lange termijn flexibel kan worden ingespeeld op de wensen van ondernemers. Door ruimtelijke informatie in één stelsel te ontsluiten, kan het stelsel helpen bij het beantwoorden van vragen, die vanuit de Omgevingswet gaan worden gesteld. Oplossing Op dit moment wordt nagedacht hoe het Geo-portaal kan ondersteunen bij het opzetten van het omgevingsplan. Het Geo-portaal dat nu is gerealiseerd voor HEMbrug ontsluit reeds alle informatie op het gebied van de fysieke leefomgeving, in één stelsel. Deze informatie voldoet aan de geo-richtlijnen en is centraal ontsloten. Daarmee bevat het Geo-portaal veel informatie die gebruikt kan worden in de voorbereiding van het omgevingsplan. Vanuit deze gedachte sluit het Geo-portaal goed aan op de ontwikkelingen binnen de Laan van de Leefomgeving. De Laan van de Leefomgeving is het digitale stelsel dat in ontwikkeling is om te ondersteunen bij instrumenten en procedures die onderdeel uitmaken van de nieuwe Omgevingswet.
Inzet mobiele apps voor het uitvoeren van veldinspecties.
team naar voren, mede ook doordat gebruikers steeds meer affiniteit met het Geo-portaal krijgen. De voor HEMbrug ontwikkelde tools worden daarom continu geactualiseerd. Zo wordt er tijdens het schrijven van dit artikel gewerkt aan een instrument om de projectplanning van onderzoeken en Techniek evenementen in de GIS-kaartviewer te visualiseren in tijd. Hierdoor worden mogelijke knelpunten In de toekomst kan het wenselijk zijn de centrale vroegtijdig geïdentificeerd. Het Geo-portaal groeit gegevensontsluiting te verhuizen van de losse met de ontwikkelingen binnen het project mee. Microsoft Access databases naar een Postgres database met de ruimtelijke Postgis extensie. Access Tijdens de ontwikkeling van het Geo-portaal HEMverzorgt dan alleen nog de interface naar de gebrui- brug zijn een aantal generieke aandachtspunten en kers. De mogelijkheden voor backup, replica opties conclusies gesignaleerd: The sky is the limit: tegenwoordig kan op Geo-ICT en gelijktijdig muteren door meerdere gebruikers vlak bijna alles gerealiseerd worden. Of het nu gaat worden daardoor uitgebreider en verbeterd. Daarom mobiele toepassingen, online geo-processing naast zouden de rapportages dynamisch bij een of gegevensinwinning met drones. De technische bevraging (filter) gemaakt kunnen worden. mogelijkheden zijn ongekend. Feit is wel dat je daardoor soms afhankelijk wordt van een bepaalde Conclusie techniek of leverancier en het leggen van koppelinMet het huidige Geo-portaal beschikt HEMbrug over een compleet, historisch en actueel beeld van gen naar andere systemen niet vanzelfsprekend is. Aanbevolen wordt een techniek te adopteren die zowel boven - als ondergronds spelende factoren. het beste past bij de wensen van de opdrachtgever. Het is het vertrekpunt voor de informatievoorHet succes van een Geo-portaal valt en staat bij de ziening, waarmee ook toekomstige ruimtelijke draagkracht voor het systeem bij de gebruikers. Het vraagstukken efficiënt en betrouwbaar geanalyis daarom belangrijk om hen actief te betrekken seerd kunnen worden. Het Geo-portaal maakt het in de mogelijkheden van het systeem. Hoewel de ook mogelijk om het digitaal omgevingsplan op een duurzame en doelmatige wijze te ontwikkelen, meerwaarde en onderlinge kruisverbanden vaak direct worden gezien, is inhoudelijke afstemming gebruiken en beheren. en sturing belangrijk. Deze inhoudelijke afstemming is nodig om men bewust te maken dat informatie Reflectie altijd locatiegebonden is en dat in bepaalde Het Geo-portaal HEMbrug laat zien dat geoinformatiebehoeften eenvoudig te voorzien is door informatiebeheer een continu proces is. Naarmate het proces van de herontwikkeling vordert, komen middel van geo-informatiebeheer. Een enthousiaste trekker binnen het projectteam kan het draagvlak steeds nieuwe vragen en wensen uit het project-
20 |
Geo-Info | 2014-6
en begrip binnen een organisatie stimuleren. Ervaring leert ook dat gebruikers de GIS-kaartviewer een handig instrument vinden, maar dat door drukke planningen en prioriteiten het actueel houden van gegevens achterop raakt. Houd hierbij rekening mee, zodat de centrale gegevensontsluiting geen log registratiesysteem van zichzelf wordt en dat gebruikers het soms ook simpelweg ‘eng’ vinden om gegevens aan te passen, hoe mooi en laagdrempelig de instrumenten ook mogen zijn. Tot slot is het voor de GIS-professionals belangrijk om als spin in het web (projectteam) te fungeren om zodoende vragen, wensen en inzichten te verzamelen. Veel vragen hebben een ruimtelijk component dat eenvoudig is te visualiseren of verwerkt kan worden in rapportages. Bovendien weten veel mensen niet dat veel oplossingen tegenwoordig vrij eenvoudig en kosteneffectief kunnen worden uitgevoerd. Door als GIS-professional een actieve en informerende rol aan te nemen kun je mensen actief faciliteren met de ontwikkeling van instrumenten.
Jacco Wanders is werkzaam bij TTE Consultants en te bereiken via
[email protected]. Juul Osinga is werkzaam TTE Consultants en te bereiken via
[email protected].
Fit for Purpose Het onderwerp voor een column is natuurlijk altijd vrij, als het maar relevant is voor onze sector. Toch was het verzoek van de redactie deze keer duidelijk: “We willen je er aan herinneren dat je column voor het themanummer over duurzaamheid en leefbaarheid voor die en die datum verwacht wordt”. Een prachtig onderwerp waar ik blij van wordt. Daarom geen recalcitrant gedrag maar gewoon voldoen aan het verzoek. Ik ga u daarvoor met mijn eigen werk lastig vallen. Niet omdat ik dat bedacht heb, maar omdat het mij dus gevraagd is. Ik kan niet anders. Ik ben nu vier jaar hoofd van Kadaster International. Met een gemotiveerd en enthousiast team reizen we de wereld rond om kennis en kunde van het Kadaster te delen met collega’s en partners buiten onze landsgrenzen. Het uiteindelijke doel daarvan is om bij te dragen aan een duurzamere en leefbaardere wereld. Voilà, het thema van dit nummer. Ik zal het u uitleggen en neem u mee de landsgrenzen over. Duurzaamheid en leefbaarheid gaan over ontwikkeling waarbij de balans tussen people, profit en planet in de gaten gehouden wordt. De millenium development goals van de VN waren op dit principe gestoeld, en ook de post 2015 agenda van de VN bouwt hierop verder. Geo-informatie is hierin een belangrijke factor. Met de opkomst van UN GGIM (United Nations Global Geospatial Information Management) krijgt dit nu overigens ook handen en voeten binnen de VN. Kadasters, of landregistraties, zijn een essentieel onderdeel van deze geo-informatie. Wist u dat voor een geschatte 70% van de wereldbevolking er geen relatie tussen land en mens is vastgelegd? De impact hiervan op leefbaarheid en duurzaamheid is immens. Want als je eigendoms- of gebruiksrechten van land niet zijn vastgelegd, hoe kun je dan duurzaam investeren of ondernemen? En waarom zou je zorg dragen voor een stuk land? De Peruaanse econoom Hernando de Soto zei hierover ter vergelijking: “Er heeft nog nooit iemand een gehuurde auto gewassen ingeleverd”.
Gelukkig is er beweging in het werkveld. Techniek en capaciteit ontwikkelen zich snel, en het besef dat het anders moet, groeit. De International Federation of Surveyors (FIG; het wereldwijde GIN, zeg maar) en daaronder de Wereldbank hebben begin dit jaar de notitie “Fit for Purpose Land Administration” gepubliceerd. Met de beschreven methode kan in landen of gebieden waar nog geen landregistraties zijn (die 70% waar ik het over had) veel sneller en goedkoper een eenvoudig begin gemaakt worden met landregistratie. Afhankelijk van het doel dat je wilt bereiken, kan worden bepaald met welke technieken, gegevens, materialen en nauwkeurigheden een registratie kan worden ingericht. Ook de inwinning van de gegevens is afhankelijk van het doel. Of er een touw, satellietbeeld of Total Station wordt gebruikt, is afhankelijk van het doel. Zelfs het gebruik van crowd sourced data kan een goed alternatief zijn. Een eenvoudig kadaster als basis voor belastingheffing in bijvoorbeeld Guinee Bissau, vraagt nu eenmaal niet de zelfde investering als een modern kadaster zoals in Nederland. Misschien dat een eenvoudig puntkadaster gebaseerd op Google Maps al een hele goede eerste stap is. Dat wil niet zeggen dat zo’n systeem zich niet verder kan ontwikkelen tot een meer geavanceerde aanpak. Maar het is beter zo’n systeem eerst eenvoudig te beginnen en stapsgewijs verder te ontwikkelen. Het is dan natuurlijk wel verstandig om vanaf het begin met een goede informatiestandaard te werken. En die is er gelukkig in de vorm van het Land Administration Domain Model (LADM, ISO 19152).
Kees de Zeeuw
Column
Door op deze manier te werk te gaan, geloof ik dat we binnen één generatie een belangrijk deel van onze wereld van een landregistratie kunnen voorzien. Het is natuurlijk niet zo dat als er een landregistratie is, overheden meteen transparant zijn, dat Spatial Data Infrastructures (SDI’s) werken en burgers en professionals snappen hoe ze dit in moeten zetten voor duurzaamheid en leefbaarheid. Het is alleen wel zeker, dat als die landregistratie er niet is, dit een stuk lastiger zal worden. Dus op naar een landregistratie voor de hele wereld! Maar dan wel Fit for Purpose.
Kees de Zeeuw Director Kadaster International
U heeft het geluk in een land te leven waar die relatie wel – landsdekkend – is vastgelegd, met een behoorlijk hoge nauwkeurigheid en met groot gevoel van rechtszekerheid. Maar als je probeert uit te rekenen hoeveel tijd we met de huidige capaciteit en wereldbevolking nog nodig hebben om de rest van de wereld op vergelijkbare manier te kadastreren, komen onze schattingen uit op 600 tot 1200 jaar. Dat is op zich goed nieuws voor landmeters (de werkvoorraad is haast oneindig) maar natuurlijk onacceptabel als het om duurzame ontwikkeling en leefbaarheid gaat.
[email protected]
2014-6 | Geo-Info
| 21
GEONIS Blaeu: een nieuwe manier van aan besteden én samenwerken Stel, u bent een waterschap. Of liever: u bent vier samenwerkende waterschappen. En één van uw belangrijkste informatiesystemen wordt uitgefaseerd. Waar kiest u voor? Om op traditionele wijze een aanbesteding uit te schrijven om een vervangend informatiesysteem te laten ontwerpen, bouwen en onderhouden? Of om dit moment aan te grijpen om radicaal anders te opereren en de experts uit de markt de gelegenheid te geven om met een innovatieve aanpak te komen? Dat laatste is gebeurd. Door Hans Hanje, Jan Heida en Andreas Hoogeveen
Tenminste, dat is wat de vier waterschappen in het Rijn-Oost gebied besloten. Bij de vervanging van IRIS [1] wilden ze gebruik maken van de ervaringen uit het verleden met IRIS, maar ook een belangrijke vernieuwingsslag doorvoeren. De vernieuwing moest niet alleen plaatsvinden in de functionaliteit en techniek van de applicatie, maar ook in de wijze van aanbesteden en het eigenaarschap van de nieuwe applicatie. De vier waterschappen, Rijn en IJssel, Vechtstromen, Reest en Wieden en Groot Salland [2] besloten het volgende: • De nieuwe applicatie moest gebaseerd zijn op een bestaand platform binnen ArcGIS, dat configureren mogelijk maakt in plaats van programmeren, zoals GEONIS (hierover verderop meer); • De applicatie zou eigendom moeten worden en blijven van de opdrachtnemer; • De functionaliteit van de applicatie zou zich meer moeten richten op de gezamenlijk benodigde functionaliteit (“het kleinste gemene veelvoud”) in plaats van álle functionaliteit van alle waterschappen (“de grootste gemene deler”). De aanbesteding werd gewonnen door de combinatie Royal HaskoningDHV, MUG Ingenieursbureau en Esri Nederland. De applicatie is “GEONIS Blaeu” gedoopt, vanwege de associatie met de blauwe kleur van water en vanwege de naam van vader en zoon Blaeu, twee belangrijke kartografen uit de zestiende eeuw (zie kader). GEONIS Blaeu wordt op dit moment geïmplementeerd bij de vier waterschappen. GEONIS Blaeu De werkprocessen van de waterschappen vragen om een breed scala aan functionaliteit in een GIS-applicatie, die ook nog eens per organisatie kan verschillen. Het oude systeem probeerde al deze gewenste functionaliteit te vangen in één grote maatwerk ArcGISapplicatie. In de praktijk is gebleken dat deze aanpak veel onderhoud vergt en beperkingen oplegt aan de flexibiliteit van de deelnemende
22 |
Geo-Info | 2014-6
organisaties. Vanwege de omvang en de verouderde componenten is het lastig om aanpassingen te doen aan de applicatie en om ontwikkelingen in de markt te blijven volgen. Tijdens een Proof of Concept die in 2012 is uitgevoerd, bleek dat GEONIS veel kansen bood om juist dat probleem te verhelpen. GEONIS is een uitbreiding van ArcGIS die, zowel op de desktop als in een server omgeving, het leven van een ArcGIS software ontwikkelaar veel makkelijker maakt. GEONIS biedt namelijk de mogelijkheid om door middel van configuratie snel user interfaces te maken. Het configureren van invoervelden, dropdown lijsten, tabbladen en andere interface componenten gebeurt door het aanpassen van XML bestanden. Bovendien biedt GEONIS allerlei handige toevoegingen aan het standaard arsenaal van ArcGIS, bijvoorbeeld op het gebied van het genereren van profielen, het koppelen van video’s aan leidingen, diverse CAD-achtige tekentools en voorbeeld configuraties voor drinkwater, riolering, netwerken en vele andere werkvelden. Maar één van de krachtigste eigenschappen van GEONIS zijn de regels die in de geo-database aangebracht kunnen worden die relaties tussen verschillende entiteiten en feature classes kunnen benutten. Wijzigingen in het ene object kunnen dan leiden tot wijzigingen in een ander object. Al deze tools zijn nu beschikbaar in het domein van de Waterschappen. Een andere belangrijke kracht van GEONIS is namelijk dat alle functionaliteit door middel van configureren gerealiseerd kan worden. Dat is ook één van de basisprincipes van GEONIS Blaeu geworden. De hele applicatie is geconfigureerd en er is niet geprogrammeerd. Er zijn ongeveer 700 interfaces gerealiseerd en ongeveer evenveel database relaties aangebracht zonder één regel code. Dit betekent veel voor de snelheid waarmee het consortium de functionaliteit gerealiseerd heeft (zie “Samenwerking”), maar dit betekent ook dat toekomstige updates van GEONIS
Figuur 1 - Voorbeeld van een user interface, waarmee profielen van waterlopen gegenereerd kunnen worden. Blaeu of van de onderliggende software zonder veel moeite doorgevoerd kunnen worden. In GEONIS Blaeu heeft het consortium samen met de Rijn Oost waterschappen voor modulaire opzet gekozen, die aansluit bij de werkprocessen van de waterschappen; • Watersystemen • Waterkeringen • Waterketen. En natuurlijk bevat GEONIS Blaeu generieke functionaliteit zoals een aanschrijfmodule, gebruikersbeheer en templates voor kaarten en rapporten (legger). De inzet van GEONIS Server binnen GEONIS Blaeu zorgt ervoor dat de functionaliteit ook via de integratie in GeoWeb beschikbaar is in een online omgeving.
Samenwerking Het consortium is trots op de manier waarop GEONIS Blaeu tot stand is gekomen. De vier waterschappen en drie consortiumpartners hebben er namelijk voor gekozen om volledig gezamenlijk dit traject te doorlopen. De realisatie is uitgevoerd volgens de Agile methodiek, dit betekent een nauwe betrokkenheid van gebruikers. Een systeem bouw je nu eenmaal voor de gebruiker en wat is er dan beter hem direct te betrekken en betrokken te houden. Het projectteam bestond uit een dwarsdoorsnede van álle zeven organisaties. De kick-off in maart 2014 was dan ook een goed bezochte bijeenkomst, aangezien iedere betrokkene van de zeven organisaties op de hoogte moest zijn van de Agile werkwijze. In Zwolle was er dan ook een grote zaal nodig om de vijftig aanwezigen goed hun werk te kunnen laten
Een ander kenmerk van de samenwerking was de samenstelling van het bouwteam in de cleanroom in Zwolle. Bouwers van Royal HaskoningDHV, MUG Ingenieursbureau en Esri Nederland waren continu omringd door twee, drie of zelfs vier experts van de waterschappen. Tijdens de sprints waren de experts van de waterschappen verantwoordelijk voor het uitwerken van de gewenste functionaliteiten, voor het maken van keuzes en voor het overbrengen van de wensen aan de bouwers. Op hun beurt hadden de bouwers direct feedback en konden zij de gerealiseerde functionaliteiten direct toetsen aan de experts. Deze gezamenlijke verantwoordelijkheid en de grote inzet van de waterschappers is een belangrijke reden geweest van het succes van
2014-6 | Geo-Info
| 23
doen tijdens de verschillende workshops op die dag.
Figuur 2 - Een impressie van de kick-off.
en onderhoud als doorontwikkeling optimaal uitgevoerd kunnen worden.
Figuur 3 - Samenwerken in de clean room.
Wie is Blaeu?
En nu verder De strategie die is gekozen voor GEONIS Blaeu biedt allerlei voordelen tijdens het ontwikkeltraject. Maar ook daarbuiten biedt de strategie veel voordelen. De gebruikers van GEONIS Blaeu kunnen zelf aanpassingen doorvoeren aan hun configuratie (mits zij basiskennis van GEONIS hebben), zonder dat zij de compatibiliteit met de hoofdconfiguratie van GEONIS Blaeu verliezen. Dit komt door de manier waarop GEONIS is georganiseerd, in onderdelen die hun configuratie overerven van andere onderdelen. Maar één van de grote voordelen is het gebruik van standaard componenten. Alle functionaliteiten van ArcGIS (Desktop en Server) en GEONIS zijn gewoon beschikbaar. De uitwisseling van informatie wordt hierdoor vereenvoudigd, zowel binnen de organisatie, tussen verschillende werkvelden (bijvoorbeeld voor de hydrologische modellering) als over de organisatiegrenzen heen. De gegevens in GEONIS Blaeu hebben veel verschillende de realisatie van GEONIS Blaeu. In de periode van half maart 2014 tot half oktober 2014 is alle toepassingen, bijvoorbeeld als centrale functionaliteit die voorheen in IRIS zat in GEO- registratie voor watersysteemgegevens of NIS Blaeu geconfigureerd en zonder aanwezig- gegevens over waterkeringen, of als bronsysteem voor de informatie die in de Laan van heid van waterschappers in de cleanroom de Leefomgeving wordt ontsloten. GEONIS was dat nooit zo soepel verlopen. En wat te Blaeu kan hierdoor uitgroeien tot hét centrale denken van de acceptatie van een product. ontsluitingspunt voor informatie die in andere Experts van waterschappen hebben continu vakgebieden van groot belang is. mee kunnen kijken tijdens de realisatie.
Opdrachtgeverschap en eigendom Zoals hierboven al beschreven is, bestaat GEONIS Blaeu volledig uit geconfigureerde functionaliteit en interface elementen. Er is geen maatwerk geprogrammeerd. De keuze voor het ArcGIS-platform en GEONIS maakte dit mogelijk. De gezamenlijke waterschappen van Rijn Oost beschikken natuurlijk al over de benodigde componenten van het ArcGIS-platform en hebben ook GEOBlaeu is gekozen voor de naam van de opvolger van IRIS, onder andere omdat NIS aangeschaft. Met het verlenen van de blauw staat voor water. Maar ook omdat opdracht krijgen zij dus ook GEONIS Blaeu. Of beter gezegd: zij kópen GEONIS Blaeu. Blaeu de naam is van twee belangrijke Nederlandse kartografen: Willem Blaeu Want voor de nieuwe applicatie zochten de waterschappen een leverancier die ook leefde van 1571 tot 1638 en zijn zoon het producteigenaarschap op zich zou Joan Blaeu leefde van 1596 tot 1673. nemen. De leverancier is verantwoordelijk Beide kartografen waren beroemd om voor het doorontwikkelen en het beheer hun globes en atlassen, waarvan de en onderhoud. De waterschappen hebben Atlas Maior (1662) één van de hooghiervoor gekozen, omdat zij beoordelen tepunten. De Atlas Maior bevat bijna 600 kaarten van hele wereld en was één dat een marktpartij beter is ingericht voor het eigenaarschap en zij er beter voor kan van de meest waardevolle kartografische uitgaven uit de zeventiende eeuw. zorgen dat de applicatie bij een grotere klantenkring toegepast kan worden. De drie samenwerkende leveranciers hebben zich Joan Willemsz. Blaeu (1596-1673) ook zodanig georganiseerd dat zowel beheer Bron: Amsterdam Museum
24 |
Geo-Info | 2014-6
Toelichting [1] IRIS (Integraal Resultaatgericht Informatie Systeem) was de gemeenschappelijke ICT-applicatie voor de verwerking en uitwisseling van met name geografische informatie voor de primaire processen van de waterschappen. [2] Waterschappen Vallei en Veluwe en Zuiderzeeland zijn ook nauw betrokken bij het proces, maar maken formeel geen deel uit van het project.
Hans Hanje is Afdelingshoofd Geo-ICT & Geo-Info bij MUG Ingenieursbureau en te bereiken via
[email protected]. Jan Heida is Business Developer bij Esri Nederland en te bereiken via
[email protected]. Andreas Hoogeveen is Senior GIS Consultant bij Royal HaskoningDHV en te bereiken via andreas.
[email protected].
Verslag
Aanbieding Bosatlas van het Cultureel Erfgoed 16 oktober 2014 offreerde uitgever Peter Vroege in het Rijksmuseum het eerste exemplaar van de Bosatlas van het Cultureel Erfgoed aan Martine Gosselink, hoofd Geschiedenis van het Rijksmuseum. Het was een zeer passende omgeving om aan deze nieuwe indrukwekkende productie aandacht te besteden.
Figuur 1 - Oudste nog bekende voetbalclubs in Nederland. Bron: Bosatlas van Figuur 2 - Actieve schutterijen in Noord-Brabant en Limburg. Bron: Bosatlas het Cultureel Erfgoed, uitgeverij Noordhoff, Groningen. van het Cultureel Erfgoed, uitgeverij Noordhoff, Groningen. Het is een sprankelend kartografisch overzicht geworden van ons stoffelijk zowel als immaterieel erfgoed, dat loopt van kastelen, kerken en musea naar de voetbalcompetitie, popmuziek en straatnamen. Wat echt verbluffend is, is hoeveel van de behandelde immateriële verschijnselen ook in kaartvorm kunnen worden gevangen en wat een interessant en verhelderend spreidingsbeeld dat oplevert. Daarnaast zijn er veel inventieve infographics en prachtige foto’s. In het programma van de aanbieding introduceerde Peter Vroege de verschillende hoofdstukken van de atlas (zoals cultuurlandschap, werkplaatsen en fabrieken, verdediging, vermaak en cultuur en tenslotte ons erfgoed in het buitenland). Per thema worden de markante monumenten en de relevante musea waar ze te zien zijn,vermeld. Daarom fungeert de atlas eigenlijk ook als een culturele reisgids voor Nederland – weliswaar te groot om mee te nemen, maar uitstekend geschikt om de reis mee te plannen. Dat wordt nog versterkt door een overzicht van het erfgoed per stad, waarbij van 25 steden wordt vermeld wat er allemaal aan verschillende soorten erfgoed te zien is.
Figuur 3 - Het productieteam van Noordhoff Uitgevers op locatie. Vervolgens gaf Cees van ’t Veen, directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (de instantie waar Monumentenzorg en de ROB in zijn opgegaan) aan wat het belang van de atlas was voor de erfgoedsector: “Het zichtbaar en tastbaar maken van onze cultuurhistorie draagt bij aan de draagvlakverbreding voor behoud en herstel ervan en bevordert cultuurhistorisch toerisme en recreatie, die economisch steeds
belangrijker worden. Daarmee is een algemeen maatschappelijk belang gediend, de ultieme doelstelling van de Rijksdienst”. Zijn dienst heeft intensief meegewerkt aan de atlas. Daarna vond de aanbieding plaats en werd er geborreld met al degenen die aan de atlas hadden meegewerkt.
2014-6 | Geo-Info
| 25
Ferjan Ormeling
Verslag
Oratie hoogleraar SDI Professor Stoter wil naar 4 en 5D Dr. Jantien Stoter - ook bekend van bijdragen in dit blad - werd bij besluit van het college van bestuur van de TU Delft van 12 november 2013 benoemd tot deeltijd-hoogleraar in de Faculteit Bouwkunde. Haar vakgebied is Spatial Data Infrastructure (SDI). Op 29 oktober 2014 hield zij haar oratie met als titel: ‘Geo-informatie: van iedereen, voor iedereen’. Prof.dr. J.E. Stoter, zelf afgestudeerd in 1995 en gepromoveerd in 2004, zag de SDI’s ontstaan in de jaren 80 toen analyserende GISsen de digitale kaartbijhoudingen overstegen. Overheden gingen vanaf de jaren 90 SDI’s structureren en implementeren. ‘Enkelvoudig inwinnen, meervoudig gebruiken’ werd de leus voor de efficiëncyslag. In de intreerede werden vervolgens drie trends onderkend. Geo-informatie wordt van iedereen, evalueert van statisch 2D naar real time 3D en er explodeert een aanbod van big data. Open data en het einde van overheidsmonopolies, maar ook crowdsourcing en zelfs rondlopen met mobiele devices, verbonden met netwerken, illustreren de eerste trend. De groei van statisch 2D naar real time 3D en
van opnemen naar analyseren kan dankzij de sensorenexplosie. Die laatste is ook de oorzaak van het aanbod van big data: in 2020 is er tien maal zoveel digitale data als in 2013! Veel van die data wordt geproduceerd zonder doel en de clou in het vakgebied is hoe er ruimtelijke informatie uit te halen. De drie genoemde trends vragen volgens mevrouw Stoter om herziening van het vakgebied van de SDI’s. Dat betreft governance-vraagstukken (wiens data en wiens waarheid is het?) en technische vraagstukken (structureren, linken én kleiner maken).
26 |
Geo-Info | 2014-6
Vijf bouwstenen Prof. Stoter ziet vijf bouwstenen voor de SDI-herpositionering. In de eerste plaats is dat
de automatische generalisatie, waar 25 jaar onderzoek naar is gedaan, maar die nu voor hoge actualiteiten en consistenties zorgt. (Ook gebruikers hadden daarin een rol; zij slikten de updatecycli van twee tot vier jaar niet meer.) Als Nederlandse mijlpaal memoreerde zij dat in 2013 de Topografische kaart 1:50.000 slechts iets later uitkwam dan de 1:10.000. De tweede bouwsteen was het haar na aan het hart liggende 3D. De zinsnede ‘3D-data is nodig om de wereld te modelleren, te plannen en te beheren’ klinkt zo logisch en ondanks vele toepassingen wordt toch nog ‘de werkelijk-
3D-data moet efficiënter worden gebruikt. Hoe zit dat? ‘Nu vindt elke gemeente of instelling zelf het wiel zelf uit. Vaak worden objecten ook meer dan een keer in 3D in kaart gebracht. Zonde van de energie. Kennis moet beter gedeeld.’ Uit: Bard van de Weijer, Jantien Stoter: Binnen tien jaar gaat stedelijke ontwikkeling in 3D, in: De Volkskrant 25 oktober 2014
heid platgeslagen in 2D’, aldus de spreekster. Dat er een ‘killer app 3D’ zal komen om de investering te rechtvaardigen verwacht ze niet. De enorme opbrengsten zijn - ook in de USA niet vanwege één toepassing. (De status van 3D SDI omschreef ze trouwens treffend als ‘2D 20 jaar geleden’.) Als opvolger van de multiscaling bij 2D volgt het omgaan met Levels Of Detail
(LODs). Als bijzonder relevant ziet mevrouw Stoter het integreren van 3D-data binnen en tussen domeinen. De derde bouwsteen van de vijf is samen te vatten als ‘3D+tijd+schaal=5D’. De vierde bouwsteen is dan de interoperability. Het daarvoor nodige expliciet maken van de semantiek kent in Nederland al belangrijke stappen als informatiemodellen en Inspire-
‘In 2020 3D voor iedereen’ eisen, maar toch is bijvoorbeeld het water uit het ene informatiemodel nog niet het water uit het andere model. Hergebruik van niet alleen data, maar ook van begrippen is nodig. De vijfde bouwsteen tenslotte is dat transitie van geo-informatie, als voorziening voor overheden
Rectificatie
kunde. Dat dossier is vervaardigd door Fundeon en is tot stand gekomen in nauwe samenspraak met vertegenwoordigers uit de geo-beroepspraktijk en SAGEO. Naast het onderwerp infra (typisch SOMAIn Geo-Info 5 van dit jaar is het artikel ‘MBO college) komen industrie, lokale overheid en Geo: terug van weggeweest!’ van Ed Vermeer kadaster ook ruim aan bod in de vorm van en Eric Hagemans over het SOMA College in specifieke uitstroomprofielen. Harderwijk te lezen. Uit het kwalificatiedossier volgt verder dat de Het artikel is echter incompleet, de laatste opleiding het hele geo-traject omvat: naast alinea’s zijn tijdens de opmaak abusievelijk landmeetkunde, GNSS & fotogrammetrie komen te vervallen, waarvoor onze oprechte komen ook onderwerpen als GIS, kartografie, excuses. basisregistratie en databasetechnologie aan Onderstaand de ontbrekende tekst. Het complete artikel kunt u vinden op www.geo-info.nl bod. Het zijn dus niet alleen landmeters maar zeker ook geo-informatie medewerkers die Profiel van de opleiding bij SOMA: land- van de opleiding afkomen. De opleiding voorziet verder in doorstroommogelijkheden meters & geo-informatiemedewerkers De opleiding Landmeetkunde van het SOMA- richting het HBO, waarvoor met name de geocollege is gebaseerd op het kwalificatiedossier opleidingen in Utrecht, Den Bosch en Almere in aanmerking komen. MBO: middenkaderfunctionaris landmeet-
2014-6 | Geo-Info
naar voorziening voor de samenleving, groeit. SDI als basisvoorziening wordt breed erkend en er staat veel geo-data op lijstjes voor vrijgave. Ze roemde die van het actueel hoogtebestand AHN2, maar toonde ook een tweet met de vraag: ‘Hoe krijg ik nu één hoogtecijfer uit het AHN?’ Vanuit haar ervaringen viel het prof. Stoter verder op dat de geo-sector een andere dynamiek kent dan de ict-ontwikkelingen en het belang van gebruikers intussen onderkend wordt. Dat laatste misschien wel in meerdere mate dan het belang van innovaties! Als unica zag ze in haar conclusies de volwassen status van geo-informatie, de kracht van de locatiecomponent en de blijvende behoefte aan een integrerende rol ervan. Voor haar brede dankwoord kon de slotconclusie zeker voor bekenden niet missen: ‘In 2020 is er dynamische real time data in 3D voor iedereen!’ 3D-feest Voorafgaand aan de intreerede committeerde een groot aantal partijen (57 in totaal) uit wetenschap, overheid en bedrijfsleven zich feestelijk aan 3D-ambities door ondertekening van een manifest ‘Doorbraak 3D’. Dat gebeurde in dezelfde aula tijdens een ‘3D-doorbraaksymposium’ georganiseerd door Jantien Stoter (TU Delft, vertegenwoordiger wetenschap), Rob van de Velde (Geonovum, vertegenwoordiger overheid) en Henk Scholten (Geodan, vertegenwoordiger bedrijfsleven). Prof.dr. Stoter is ook consultant bij het Kadaster en Geonovum. Adri den Boer
De MBO ICT-opleidingen zijn bezig met de opzet van een aparte Geo-ICT keuzemodule. Het idee is dat de deelnemers die daar uitstromen zich met applicatiebouw- en beheer gaan bezighouden. De deelnemers van het SOMAcollege zullen zich beperken tot het gebruik van Geo-ICT en het bewerken van geo-data. Tot slot Het SOMA-college werkt via SOMA bedrijfsopleidingen samen met het Kadaster bij het opleiden van de kadastrale landmeters. SOMA wil ook met andere marktpartijen samenwerken aan het breed scholen van geo-informatiemedewerkers. De ambitie van SOMA is om zich te ontwikkelen tot het expertise centrum van hoogwaardig geo-onderwijs op MBO-niveau. We zijn te vinden op de GeoBuzz in Den Bosch en zullen daar onze onderwijsproducten presenteren.
| 27
Voorop lopen met de BGT Terwijl veel gemeenten nog worstelen om met de Basis registratie Grootschalige Topografie (BGT) te beginnen, heeft de Gemeente Zwolle de opbouw van dit informatiesysteem al afgerond en is zelfs al gestart met het bijhouden van mutaties. Azimuth Geodetic helpt de gemeente met een ambitieuze, innovatieve en kostenbesparende aanpak. Door Mirjam de Vreden
In het derde nummer van Geo Info van dit jaar wordt de BGT ‘een van de grootste operaties in de geschiedenis van de Nederlandse geo-informatie’ genoemd. Het is dan ook geen wonder dat het maken van één landsdekkend en objectgericht grootschalig topografisch bestand heel wat voeten in de aarde heeft. En met een deadline van 1 januari 2016, als de BGT af moet zijn, begint het inmiddels aardig te dringen. Redenen genoeg voor Azimuth Geodetic en de Gemeente Zwolle om niet achterover te leunen, maar keihard aan de slag te gaan. Azimuth heeft al in 2012 ervaring met de BGT opgedaan bij twee pilots in Midden-Drenthe en Franekerdeel. Ook verzorgt het bedrijf de opbouw van de BGT voor een aantal andere gemeenten en waterschappen. Zwolle werd als koploper gevraagd om een voortrekkersrol te vervullen, omdat ze al veel heeft gedaan in de transitie naar de BGT. In september vorig jaar is Azimuth begonnen met de opbouw van de BGT voor Zwolle, door informatie uit BOR (Beheer Openbare Ruimte) en GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) samen te brengen. Uit een openbare aanbesteding kwam Azimuth als beste uit de bus, wat betreft prijs-kwaliteitverhouding, maar ook omdat dit bedrijf goed uit de voeten kan met het complexe en innovatieve karakter van dit omvangrijke project. De geometrie van Zwolle is complex, met 12.000 hectare, 120.000 inwoners en een grote diversiteit in objecten, zoals een oude kronkelige binnenstad met historische stadsmuren, maar ook strakke nieuwbouw, vele watergebieden en uiterwaarden. Daarnaast zijn in deze gemeente alle zeven bronhouders vertegenwoordigd. De gemeente, de Rijksoverheid, de provincie, het waterschap en andere bronhouders leveren allemaal een bijdrage aan deze topografische lappendeken. ‘Die stukjes moeten tegen elkaar aan gelegd worden’, vertelt Peter van Capelleveen, hoofd onderzoek en informatie bij de Gemeente Zwolle. ‘Als je niet van tevoren afspreekt hoe die stukjes eruit komen te zien, kun je ze moeilijk aan elkaar vastnaaien. Dat maakt het extra complex.’ Marcel Meems, projectleider bij Azimuth, adviseerde welke bestanden de gemeente het beste als basis kan gebruiken voor de BGT. ‘Niet alle kaarten zijn even nauwkeurig, en als je ze over elkaar heen legt ontdek je dat ze
28 |
Geo-Info | 2014-6
sterk verschillen. We zoeken dan samen naar de beste oplossing.’ Slagroom op de taart Zwolle koos voor de plus-variant van de BGT, genaamd IMGEO. Van Capelleveen: ‘De BGT is de taartbodem. Daar hoort een vulling bij, het plusje dat we erbij willen doen. Soms doen we er zelfs slagroom op.’ Deze plus-variant betekent dat de gemeente meer onderscheid in de objecten aanbrengt. Volgens de wettelijke plicht moet een object een label krijgen zoals ‘groen’ of ‘weg’. Met IMGEO is er de mogelijkheid om dat verder te specificeren, bijvoorbeeld: de groenvoorziening bestaat uit gras en moet wekelijks gemaaid worden. Met IMGEO kan al die informatie in één bestand worden vastgelegd. Van Capelleveen: ‘We vinden onze eigen bedrijfsvoering belangrijker dan de wettelijke plicht. Als we het alleen zouden doen voor de wettelijke plicht, dan hebben we er zelf niet zoveel aan. Dus we hebben ervoor gekozen om het te combineren.’ Het voordeel van één gecombineerd bestand betekent dat eenmalige inwinning meervoudig gebruik mogelijk maakt. Marcel Meems van Azimuth is een groot voorstander van IMGEO. ‘Er waren verschillende kaarten in omloop. Nu kunnen meerdere afdelingen uit één basis putten. Dat is veel efficiënter en bespaart kosten. Het klinkt heel logisch om voor dit systeem te kiezen, maar daar hebben we bij veel gemeenten hard aan moeten trekken. Dat besef is er niet overal.’ De samenwerking verliep goed, aldus Christiaan Wolters, projectleider voor dit project bij de Gemeente Zwolle. ‘Ik vond het heel prettig dat we bij Azimuth zelf in de keuken konden kijken. We zijn naar Groningen afgereisd om daar de opbouw van het systeem te volgen. Gedurende het gehele proces hadden we één aanspreekpunt, in de vorm van Marcel, waarmee we snel konden schakelen.’ Meems vult aan: ‘Omdat het zo’n innovatief project is waarin alles nieuw is, is het belangrijk dat je je flexibel opstelt, extra service biedt en ervoor open staat om van elkaar te leren.’ Vlakgericht bespaart kosten Als een van de weinige gemeenten is Zwolle ook al bezig met het bijhouden van de BGT. Ook daarin zijn Azimuth en Zwolle samen opgetrokken. De partijen hanteren hierbij een compleet andere aanpak: bij het bijhouden
gaan de landmeters niet meer ‘puntjes prikken’ maar ‘objectgericht denken’. Wolters legt uit: ‘Je zit al snel vast in dezelfde manier van denken als bij het bijhouden van de GBKN, de voorloper van de BGT. Landmeetkundig ingenieurs werden altijd betaald per punt. Dat leverde soms onoverzichtelijke puntenwolken op. Bij IMGEO houden we nu een vlakkenbestand bij met objecten. De nauwkeurigheid is van minder belang. We willen liever een actueel,
volledig en juist bestand.’ De gemeente betaalt nu een vaste prijs per object, ongeacht de grootte. Dat maakt het werkproces makkelijker. Bovendien weet de gemeente van tevoren precies wat een mutatie gaat kosten. Azimuth heeft meegedacht bij het ontwikkelen van deze objectgerichte werkwijze. Volgens Meems heeft zijn bedrijf de nieuwe methode nu ook omarmd: ‘Onze medewerkers dachten
jarenlang in lijnen, maar hebben de omschakeling gemaakt naar vlakgericht denken. Dat werkt veel prettiger, dus bieden we het nu ook aan andere klanten aan. Je kunt daarmee efficiënter werken en een betere prijs afspreken. Objectgericht afrekenen is overzichtelijker en eerlijker.’
Mirjam de Vreden is werkzaam bij Azimuth en bereikbaar via
[email protected]
GeoBuzz 2014 succes
Instrument op SpoorParade
‘Ik heb veel gezien, nieuwe kennis en contacten opgedaan. Maar ook heel veel niet. Gelukkig is er de GeoBuzzTV en zijn er veel video-opnames gemaakt, zodat ik deze boeiende dagen via de GeoBuzz website kan terugkijken. Ik kijk uit naar GeoBuzz 2015.’
Dankzij BAM Rail was ook een landmeetkundig instrument van Leica voor een zeer breed publiek te bekijken op het onderdeel ‘werkplaats’ van de SpoorParade op de Wagenwerkplaats in Amersfoort in oktober. Aanleiding was het 175-jarig bestaan van de Nederlandse Spoorwegen - en wat hebben die niet voor een meet- en uitzetwerk gezorgd!
Bij het verschijnen van deze editie waren al heel wat bijdragen online te vinden. In het eerste nummer van 2015 treft u een verslag aan van dit succesvolle evenement.
Adri den Boer
2014-6 | Geo-Info
| 29
Verslag
Kadasterjubileum met inhoud Op 25 september 2014 werd herdacht dat Zacharias Klaasse 50 jaar in dienst van het Kadaster was. Het werd met honderden genodigden gevierd in congrescentrum ‘De St@art’ in Apeldoorn. Zelfs de busbestemming erheen ‘Apenheul via Rijkskantoren’ - leek te duiden op de humor van de jubilaris!
kwam er in Nederland een goed systeem dankzij die samenwerking tussen bewaarder en notaris, ‘ondanks een gebrekkig causaal negatief onroerendgoedstelsel’. Anders dan in Angelsaksische landen zijn er geen ‘titelverzekeringen’ nodig, waarbij je nóg je huis uit kunt
Prof.mr. Aart van Velten: ‘Kadaster naar semi-positief en 3D’. Er was een programma met lezingen, toespraken en bewerkte historische filmpjes, deels door Klaasse in een garage gevonden. Middagvoorzitter dr.ir. Martin Salzmann gaf om te beginnen nummer 2014-06 van het personeelsmagazine ‘Onder Ons’ aan de jubilaris met zíjn verhaal als coverstory. Kadasterbestuurder Dorine Burmanje memoreerde dat deze met slechts een ulo-diploma op zak een academische post kreeg te bekleden en pas sinds 2000 gebruik van zijn voornaam op het werk tolereerde. ‘Je hebt geknokt voor je banen, en als ze er niet waren maakte je ze zelf, ook de laatste’, zo zei ze tegen de huidige conservator van het Kadastermuseum.
Van bewaarder
Vliegtuigen en museumvriendin Salzmann zelf hield een toespraak met de titel ‘Het resultaat telt’. Hij ging in op de registratie bij het Kadaster van vliegtuigen, waar maar een paar notariskantoren zich mee bezighouden en die per stuk wel $80.000.000 kunnen kosten, met ook enorme hypotheken. Dankzij Klaasse werden deze in 2004 praktisch digitaal toegankelijk en Salzmann sprak in september 2014 een bewaarder die er nog over aan het nadenken was hoe het goed georganiseerd
naar conservator
Notariële professor Prof.mr. Aart van Velten sprak over ‘De samenwerking tussen bewaarder en notaris’. Hij startte met het tot 1956 mogelijke opmaken van overdrachtsakten van onroerend goed door ‘zaakwaarnemers’, zoals broodbakkers en begrafenisondernemers. Zeker nadien
moeten. Ook de ‘voorlopige aantekeningen’ bij twijfel van de bewaarder kwamen aan de orde. Toen de voorraad daarvan in Amsterdam dankzij een bepaalde bewaarder de helft ervan benaderde door ‘kommafouten’, loste opvolger Klaasse dat anno 1992 praktisch op. Ondanks automatisering bleef volgens de spreker een bewaarder nodig, omdat cliënten het onroerendgoedverkeer ingewikkelder maken met steeds meer ingewikkelde constructies en gestapelde eigendomsvormen. De emeritushoogleraar was ervan overtuigd ‘dat er toch een 3D-kadaster komt’. Een andere uitsmijter was: ‘Als we internationaal gaan samenwerken moet het toch een semi-positief stelsel Museumvriendin Dr.mr. Barbra Janssen: ‘Als het worden, zoals nu in Oostenrijk.’ maar des Kadasters is’.
30 |
Geo-Info | 2014-6
moest worden. Dr.ir. Barbara Janssen sprak over: ’50 jaar: verzamelen of bijeenbrengen?’ Naast items als ‘kennis=macht’ en een lange adem behandelde ze ook de geliefde term ‘des Kadasters’ van de jubilaris. (‘Het maakt niet uit wat je zegt of schrijft, als het maar des Kadasters is.’) In 2009 werd Klaasse van beleidsmedewerker conservator, vroeg slechts vrienden voor zijn museum, maar zij werd toch als vriendin aanvaard! ‘Alles wat je in het filmpje ziet staat al in het museum’ was trouwens bij een van de flitsende beeldpresentaties een opmerking van Salzmann. Dick de Groot had een toespraak met als titel ‘Van bewaarder naar conservator’. Hij herinnerde toch aan selectieve archiefvernietiging door Klaasse in Amsterdam en had mooie verhalen over interne kadasterzaken en de relatie met notarissen. Oud-kadasterbestuurder Godfried Barnasconi, sinds 1 september bestuursvoorzitter van het Goudse Groene Hartziekenhuis, hield ook een toespraak. Hij memoreerde de start van het Kadastermuseum dankzij de sluiting van tien kadastervestigingen. (‘Zacha-
14_384497_184x125_GEO_fc_C.indd 1
rias zei dat er dan te veel werd meegenomen of de vuilnisbak inging.’) Volgens hem heeft het museum een allure als je maar bij weinig Kadasters in Europa ziet, en dat bleek uit studietours. Dat er zoveel werd bereikt,kwam omdat Klaasse liever achteraf om vergeving dan vooraf om toestemming vroeg, zo wist Barnasconi uit ervaring. Slot De geplande lezing van mr. Martin Berendse, voormalig algemeen rijksarchivaris, getiteld ‘De toekomst van ons papier’, was afgezegd en dat was volgens Klaasse voor die toekomst een helderder signaal dan een lezing. Vóór de jubilaris in drie woorden af wilde sluiten - ‘Soli Deo Gloria’ - had hij nog statements als: ‘Als je nog een beetje resultaat van je beleidswerk wilt zien is 50 jaar eerder een minimum dan een maximum!’ Het was een middag met ‘lofzangen óp Zacharias’ en zowel sprekers als hijzelf hoopten op minstens nog een 55-jarig jubileum! Adri den Boer
Zacharias Klaasse: ‘Soli Deo Gloria’.
2014-6 | Geo-Info
28-10-14 11:25
| 31
O PEN k a a r t
Ebola in tijd en ruimte Op woensdag 8 oktober publiceerde de Volkskrant de infographic “Ontwikkeling Ebola-uitbraak in Afrika” op de voorpagina. De infographic vertelt hoe het virus zich de afgelopen maanden heeft verspreid. Naast de getroffen landen in Afrika met de aantallen in de loop der tijd, toont een overzichtskaartje ook de besmettingen en dodelijke slachtoffers in Europa en de Verenigde Staten. Op de website van de Volkskrant zijn deze gegevens verwerkt tot een interactieve infographic op volkskrant.nl/ebola. De columnisten bespreken de infographic die in de gedrukte versie verscheen. Winifred Broeder (zelfstandig kartograaf): Dit is een prachtige infographic, die direct de aandacht opeist. Meerdere aspecten worden belicht, zowel de situatie binnen als buiten West-Afrika en de ontwikkeling van de uitbraak zelf in de tijd. Bij nadere inspectie raak ik echter in de war. De puntsymbolen op de lijn vanuit het land waar Ebola heerst gaan vanuit het land terug in de tijd. Het duurt even voordat ik dat door heb. Wat betekenen de aantallen? Betreft het het aantal besmettingen? Doden? In de situatie buiten Afrika is daarin onderscheid gemaakt, maar in de puntsymbolen niet. Ik vind het ook verwarrend, dat het “totaal” alléén op 3 juli klopt met de som van de bij de landen genoemde aantallen. Op 4 augustus is het totaal bijna de helft meer. Tellen er nog meer landen mee? Waarvan is het totaal eigenlijk een totaal? Ik zoek mijn toevlucht tot de kleine lettertjes onder de bronvermelding. Daar staat alleen dat DR Congo een aparte uitbraak betreft.
“data space” en de “geographic space” lijken zo te versmelten, zoals gewoonlijk bij een choropleet of anamorfose. Desondanks is het moeilijk om de aantallen aan de landen te relateren. De oriëntatie van de tijd-as – buiten naar binnen – voelt ook niet intuïtief. De oplossing ligt in het gebruik van “small multiples”: een tijdsserie van staafgrafieken of kaartjes, waarbij de proportionele symbolen in het betreffende land worden geplaatst.
Edward Mac Gillavry (adviseur kartografie en geo-ICT): Een infographic op de voorpagina fungeert als blikvanger, verleider: zonder het artikel te lezen, moet de lezer de infographic begrijpen. De verleiding is goed geslaagd! Lezers worden de infographic ingetrokken, doordat de grafische vorm van het assenstelsel de geografische vorm van het continent Afrika herhaalt. De zogenaamde
Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geo-visualisatie’): Veel lezers zullen de ontwerpfout niet gezien hebben, omdat de illustratie er zo professioneel uitziet. Het beeld suggereert – nog eens versterkt door het overzichtskaartje – een geografische bron voor de uitbraak én een bepaalde geografische richting van de besmettingsgolf. Zou de tijd-as ook nog eens in de richting van Europa zijn gegaan, dan had de redactie de vreemdheid van deze ‘kaart’ wel gezien. Maar de redactie heeft dit niet gezien. Misschien te veel vertrouwd op de beeldredactie? Snelheid mag geen argument zijn; een kwaliteitskrant moet nu eenmaal kunnen omgaan met actueel nieuws én actuele gegevens snel kunnen omzetten in behapbare en juiste brokken. Gezien consistente opmaak en visuele hiërarchie gok ik dat, dat de beeldredactie door
32 |
Geo-Info | 2014-6
tijdgebrek of ervaringsoverschatting van dat mooie concept, vergeten is te kijken hoe een leek of een collega-expert dit product zou ontvangen. Tijd en geografie hadden gescheiden moeten worden aangeboden. Of gewoon: werken met (maandelijkse) proportionele symbolen per land of een lijnof staafdiagram. Minder spectaculair misschien, maar wel informatiever en leesbaarder. Frédérik Ruys (information designer en organisator jaarlijks Infographics Congres): De eerste seconden zijn cruciaal bij het bekijken van een visualisatie: vormt het een aantrekkelijk beeld, spreekt het onderwerp mij aan en snap ik waar ik moet beginnen? Drie vragen die je als lezer razendsnel beantwoordt alvorens je de infographic verder gaat bestuderen. Met de eerste twee punten is niks mis, maar door een cruciale fout heeft de Volkskrant er toch een zoekplaatje van gemaakt. De intentie van de infographic redacteur was nobel; het visualiseren van de spreiding in zowel ruimte (kaart) als tijd (chronogram). Maar door die combinatie lijkt het alsof de cirkels ook de geografische positie aangeven, terwijl de stippellijn suggereert dat die aantallen ook fysiek met elkaar verbonden zijn. Natuurlijk snappen de lezers na goed bestuderen dat dat niet zo is, maar toch zijn zij in eerste instantie op het verkeerde been gezet.
Blog Informatiebegeleiders U kent ze vast wel: de verhalen waarom de BGT niet gehaald wordt. Bronhouders beginnen te laat, geen geld, het SVB-BGT kan het niet aan, leveranciers beloven meer dan ze waarmaken, etc. Die verhalen irriteren: er spreekt een gebrek aan vertrouwen uit in de aanpak en in de collega’s die deze klus klaren. Het geo-vakgebied in Nederland is echter van een dusdanig hoog niveau dat de BGT op z’n pootjes terecht gaat komen. Niet in één keer, maar op termijn wel. Hoe staat de BGT er voor? Gaan we halen wat we met elkaar afgesproken hebben? Op 1 januari 2016 moet de eerste fase van de BGT gereed zijn: de fase van de landelijke beschikbaarheid. Het gehele oppervlak van Nederland is voor 100% bedekt met objecten, elk object heeft een bronhouder en de bronhoudergrenzen sluiten exact op elkaar aan. Het liefst zijn de objecten ook al voorzien van de volledige attribuutwaarden op BGT-niveau, maar dit is niet strikt noodzakelijk. Het omzetten van de brondata (veelal GBKN + BOR) verloopt in de regel in vijf stappen:
1. 2. 3. 4.
Vaststellen van de inhoud, BGT of BGT-plus; Verzamelen brondata; Vlakvorming ofwel objectvorming; Classificatie, ofwel toevoegen van de attribuutwaarden; 5. Afstemmen op aangrenzende bronhouders. Stap 4 is een tijdrovende klus voor meerdere specialisten binnen de organisatie. De eis om de BGT op het vereiste kwaliteitsniveau te brengen is gepland in fase 2, 2016 - 2020. (Volledigheid, betrouwbaarheid en actualiteit). Verder geldt er per 1 -1-2017 een verplicht gebruik van de BGT. Je kunt het perfectioneren over een langere tijd uitsmeren: een periode van vier jaar. Dit is goed nieuws voor bronhouders die nog moeten beginnen en die enorm opzien tegen de hoeveelheid werk. Omdat de eis van de actualiteit nog niet hard is op 1-1-2016, is het werken met berichten verkeer feitelijk niet direct nodig. Synchroniseren van de eigen data met de LV bij het SVB BGT hoeft pas in de periode 2016-2020 voor elkaar te zijn!
Waarmee we maar willen zeggen dat goed is nagedacht over de opzet en planning van de BGT. Het blijft uitdagend, zowel in complexiteit als in tijd. Het is een uitdaging die recht doet aan wat het geo-werkveld vermag. Een paar tips tot slot: • Schakel en/of deel deskundigheid; • Doe navraag bij bronhouders die al bezig zijn of die al klaar zijn; • Vermijd Prince2 voor operationele sturing, werk gefocust in kleine stappen. Trello biedt een digitaal en dynamisch planbord. Prince2 is geschikt voor de opzet van het project; • Is het mogelijk om vanuit BOR-systemen objecten of vlakken direct over te nemen en om te zetten naar BGT-objecten? • Stel indien nodig de ambitie bij: van BGT-plus naar BGT. Plusobjecten kunnen ook na aansluiting op de landelijke voorziening toegevoegd worden. Informatiebegeleiders: Jochem Mollema Leen Murre Willem Sosef Harrie van der Werf
Binnenkort: Nieuwe website voor GIN Het strategische plan is geschreven en de gesprekken met webbouwers zijn gestart. In 2015 krijgt onze vereniging een nieuw online hoofdkwartier. Hierbij zullen we elkaar hard nodig hebben. Naast een website, komt er ook een community voor vakprofessionals in het geo-werkveld. In de community kun je blogs schrijven, andere leden vinden op profiel en documenten uploaden. Het eindresultaat staat of valt bij actieve participatie. Tijdens de ALV op 26 november is dit door communitymanager Peter Staal (MOS) in een korte presentatie toegelicht. Omdat er met de nieuwe community een hoop werk gemoeid zal zijn, zijn we nog op zoek naar vrijwillige ondersteuning. We zoeken een aantal flink betrokken leden die van netwerken houden. Zij zullen verantwoordelijk worden om in ca. 8 uur per week de leden van de community te activeren. Het volledige functieprofiel staat hiernaast.
Vacature Community Manager Geo-Info Digitaal We zoeken minimaal twee betrokken leden voor onze nog te bouwen community. Zij worden andere verantwoordelijk voor: • Het maken of vinden van goede content voor de community en social media kanalen; • Strategisch adviseren van bestuur en leden over gebruik van de community; • Het managen van projecten; bij communities zijn tal van subprojecten die om goed management vragen: Implementatie en activatie van leden; • Redactie en moderatie van content; • Evaluatie en rapportage. De community manager houdt de community in de gaten en brengt kwantitatief en kwalitatief rapportage uit aan het bestuur; • De boodschap van de community uitdragen. De community manager signaleert kansen voor de community, zorgt voor werving van nieuwe leden en probeert aandacht te genereren voor de community; • Netwerken binnen de vereniging Geïnteresseerd? Neem dan contact op met Roelof Keppel voor meer informatie:
[email protected]
2014-6 | Geo-Info
| 33
De SteekproefModulator: Een ArcGIS-model voor het samenvoegen van kleine populaties De vraag naar informatie over locale gebieden wordt steeds groter. Onderzoekers willen graag uitspraken kunnen doen over bijvoorbeeld 6 positie postcodegebieden. Het formaat van deze gebieden ligt tussen dat van een straat en een buurt. Het probleem hierbij is dat de populatie van zo’n 6 positie postcodegebied vaak te klein is voor het doen van betrouwbare uitspraken. Een oplossing hiervoor is het samenvoegen van meerdere 6 positie postcodegebieden. Dit artikel beschrijft een ArcGIS-model dat kleine populaties samenvoegt: de SteekproefModulator. Door Koen Koggel
De SteekproefModulator is tot stand gekomen gedurende een stage bij de gemeente Zwolle in het kader van de Nationale Geo Informatie Minor in de periode van december 2013 tot en met juni 2014. Een enquête in de gemeente Zwolle in het kader van het Buurt voor Buurt onderzoek levert resultaten op 6 positie postcodegebiedsniveau op. De respons, populatie in de statistiek, in veel van deze gebieden is te klein voor het doen van betrouwbare uitspraken. Vandaar is mij als student van de GI Minor gevraagd een rekenkundig model te maken met de ArcGIS 10.0 ModelBuilder, dat responsaantallen uit naastgelegen 6 positie postcodegebieden samenvoegt. Omdat het model kleine populaties samenvoegt voor een voldoende grote steekproef, heb ik het de SteekproefModulator genoemd. Het proces dat uiteindelijk heeft geleid tot de SteekproefModulator verliep voornamelijk volgens trial and error. In eerste instantie was het idee om in een vector omgeving te proberen 6 positie postcodegebieden binnen een buurt samen te voegen. Met een vector omgeving wordt een kaart met lijnstructuren(polygonen), zoals een wandkaart bedoeld. Dit bleek echter al snel een te ingewikkeld probleem voor een stage van drie maanden. Bovendien richtte deze aanpak zich teveel op het toekennen van 6 positie postcodegebieden aan een bepaalde buurt en te weinig op het eigenlijke probleem: het samenvoegen van respons. Dit leidde tot de suggestie de responsaantallen weer te geven in een raster. De locaties van de cellen geven hierin de onderlinge ligging van de responsaantallen, de celwaarden, weer. In deze omgeving is het resultaat van trial and error approaches sneller zichtbaar en makkelijker te voorspellen.
Om het samenvoegen van celwaarden beter te kunnen voorspellen, zijn de onvoldoende en voldoende celwaarden in eerste instantie niet willekeurig, maar in clusters over het raster verdeeld. Figuur 1 geeft dit ‘uitgangsraster’ weer. Legenda Grens gebieden met al voldoende respons Grens gebieden met te weinig respons Respons voor samenvoegen 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Figuur 1 - Uitgangsraster. Vervolgens zijn de voorwaarden nodig waaronder het model responsaantallen kan samenvoegen. De eerste is al gegeven; (1)een responsaantal tussen de ‘2’ en ‘7’. Voor de betrouwbaarheid van de resultaten van het onderzoek, is het wenselijk de samen te voegen gebieden zo weinig mogelijk te veranderen ten opzichte van de oorspronkelijke gebieden. Dit leidt tot de voorwaarden een onvoldoende responsaantal samen te voegen met: (2) het naastgelegen, (3)dichtstbijzijnde, en (4)een bij voorkeur eveneens onvoldoende responsaantal. In een toekomstige, meer complexe, weergave van de werkelijke situatie, zullen de 6 positie postcodegebieden worden weergegeven door meerdere naastgelegen rastercellen. Ook in deze situatie moet het model kunnen functioneren. Daarom is (5) een laatste voorwaarde dat naastgelegen, gelijke, responsaantallen niet worden samengevoegd. Drie naastgelegen cellen met elk celwaarde ‘4’ bijvoorbeeld, stellen één 6 positie postcodegebied voor met het responsaantal ‘4’. Figuur 2 geeft voorwaarden nogmaals weer.
De volgende stap was het samenstellen van het te gebruiken raster. Na het succesvol optellen van naastgelegen celwaarden in een 4-bij-4 raster is • Rekenkundige weergave van naastgelegen responsaantallen in een 8 bij 8 raster. uiteindelijk een 8-bij-8 raster gekozen als uitgangs• Willekeurige, gehele, waarden tussen 2 en 12 voor het aantal respondenten. materiaal. Als fictieve responsaantallen zijn gehele waarden van 2 tot en met 12 gekozen. Omdat deze waarden overeen komen met de mogelijke comVoorwaarden voor samenvoegen: binaties bij het werpen van twee dobbelstenen, • Het minimum aantal respondenten voor een steekproef is gesteld op 8. kon het voorkomen van de verschillende waarden • Voeg naastgelegen responsaantallen samen met de laagste naastgelegen waarde. Bij voorkeur een waarde die ook niet voldoet. enigszins worden voorspeld. Bij herhaald werpen is de meest voorkomende waarde ‘7’. Ervan uitgaande dat het merendeel van de respons uit één 6 positie postcodegebied te klein is, is als grenswaarde voor voldoende respons ‘8’ gekozen. Figuur 2 - Voorwaarden voor het model.
34 |
Geo-Info | 2014-6
De eerste stap van het model is alle celwaarden onder de grenswaarde ‘8’ te selecteren. De overige responsaantallen voldoen immers al en hoeven niet te worden samengevoegd. Bovendien zijn er, door de clustering van voldoende en onvoldoende responsaantallen, geen geïsoleerde cellen met onvoldoende respons. Het resultaat is een raster waarin de cellen binnen het rode kader van figuur 1 de waarde ‘1’ krijgen en de cellen er buiten waarde ‘0’. Het selecteren van de cellen met de minimum respons is de volgende stap. Dit zorgt ervoor dat de waarde van de naastgelegen cellen altijd hoger is en dat uit de naastgelegen cellen zelf ook weer de laagste respons kan worden geselecteerd (het dichtstbijzijnde responsaantal). Figuur 3 toont de afstanden van de cellocaties vanaf de cellocatie met de minimum waarde (‘2’ in dit geval). De cel locaties met waarde ‘0’ staan voor het minimum zelf, cellocaties met waarde ‘1’ zijn de naastgelegen cellen, enzovoort tot en met waarde ‘6’ voor ver weg gelegen cellen. Bovendien kan na samenvoegen van het eerste minimum(‘2’) het proces worden herhaald door het volgende minimum te zoeken, totdat alle celwaarden voldoen( een waarde van 8 of hoger hebben). Figuur 3 toont de locatie van de cellen naast het minimum, de cellen met waarde ‘1’.
Figuur 3 - Locatie van de cellen naast het minimum, waarde ‘1’.
stap worden alle locaties van cellen in het raster van figuur 1 opgezocht met dezelfde waarde als de dichtstbijzijnde respons (‘3’ in dit geval). Deze locaties worden vervolgens toegevoegd aan de locaties met de minimum respons, zodat figuur 4 ontstaat.
krijgen. Dit kan worden gedaan door de gevonden locaties uit figuur 4 te combineren met de nieuwe responsaantallen van figuur 5. Het resultaat hiervan wordt weer gecombineerd met het uitgangsraster (figuur 1), zodat alleen de op dat moment dichtstbijzijnde, minimale, responsaantallen worden vervangen door opgetelde responsaantallen (zie figuur 6).
Figuur 4 - Resultaat van de tussenstap. Het vervolg van het proces is de waarden van de cellen met de minimum respons en naastgelegen, dichtstbijzijnde respons op te tellen en toe te kennen aan beide cellen. In de voorgaande stappen zijn de cellocaties van het minimum en de daarnaast gelegen cel met de dichtstbijzijnde waarde bepaald. Door deze cellocaties samen te voegen, ontstaan een of meerdere groepen van cellen. Door voor elk van deze groepen de minimum(‘2’) en de maximum(‘3’) waarde te bepalen en deze vervolgens op te tellen, kunnen de minimale respons en de naastgelegen, dichtstbijzijnde respons worden opgeteld. Nu dat de minimum respons is samengevoegd met een naastgelegen hogere respons, kunnen de nieuwe waarden worden ingevoegd in het oorspronkelijke raster (figuur 1). De originele respons van de cellocaties wordt vervangen door de samengevoegde respons. Het resultaat is figuur 5 met de samengevoegde respons.
Het vervolg van het proces is met behulp van de genoemde cellocaties met waarde ‘1’ uit figuur 3, de bijbehorende responsaantallen uit figuur 1 op te zoeken. Wanneer deze gevonden zijn, kan uit deze responsaantallen met behulp van de locaties in figuur 3 de minimum respons in deze locaties worden gevonden. Hierna kan wederom met behulp van figuur 1 de cel met de minimum respons uit de cellocaties van figuur 3 worden gevonden. Dit is de naastgelegen cel met de dichtstbijzijnde respons(‘3’), zie figuur 1. De oranje cel links naast de bovenste gele cel en de oranje cel rechts naast de onderste gele cel.
Figuur 5 - Resultaat met de samengevoegde respons.
Om te voorkomen dat eventuele naastgelegen, gelijke, responsaantallen worden opgeteld is nu een tussenstap noodzakelijk in het proces. In deze
Als laatste stap dienen de eerder genoemde eventueel naastgelegen, gelijke, responsaantallen ook dezelfde samengevoegde respons te
Figuur 6 - Resultaat met opgetelde responsaantallen. Er is nu een nieuw raster met responsaantallen ontstaan (figuur 6) met een nieuw minimum(‘3’), waarmee het model opnieuw kan worden door lopen. Als laatste bevat het model een stap die het resultaat van de eerste stap kopieert. Beide kopieën worden met elkaar vergeleken en wanneer alle celwaarden in beide kopieën gelijk zijn aan ‘1’, en dus een responsaantal gelijk aan of hoger dan ‘8’ hebben, stopt het rekenproces. Toen dit model eenmaal werkte, bleek het relatief eenvoudig het model aan te passen zodat het ook bij een ‘echte’ willekeurige verdeling van onvoldoende en voldoende celwaarden, zonder clustering, over het raster werkt. Desondanks voegt het model alleen responsaantallen samen en is het dus slechts een deel van de oplossing voor daadwerkelijk samenvoegen van 6 positie postcodegebieden. Een mogelijke aanvulling op het model is de ‘extract by mask’ systemtool van ArcMap. Na het verrasteren van responsaantallen in 6 positie postcodegebieden, kan hierop bijvoorbeeld een polygon van een buurt als ‘masker’ worden gebruikt. Na deze actie blijven alleen de rastercellen van de postcode gebieden onder het ‘masker’ (de buurtgrens) zichtbaar.
2014-6 | Geo-Info
Koen Koggel was ten tijde van het schrijven van dit artikel werkzaam bij Gemeente Zwolle als adviseur Geo-Informatie en is bereikbaar via
[email protected].
| 35
Deformatiemetingen in de Willemsspoortunnel Ondergrondse metingen op hoog niveau Sinds de bouw van de Willems spoortunnel in 1993 worden er in de tunnel deformatiemetingen uitgevoerd: een waterpassing door de buitenste tunnelbuizen en een horizontale meting door de westelijke buis.
De afgelopen jaren groeide de behoefte aan een vernieuwde meetopzet, vanwege andere meettechnieken, strengere veiligheidseisen langs het spoor en het steeds meer verdwijnen van de originele aansluitpunten. In dit artikel bespreken wij een stukje achtergrond van de tunnel, de oude en de nieuwe meetopzet en de daaruit voortkomende producten.
Door Leon van Osnabrugge
Historische achtergrond De Willemsspoortunnel is in de jaren 1987 - 1993 gebouwd ter vervanging van het toenmalige
tracé door de stad met de Willemsspoorbrug over de Nieuwe Maas. Het tracé is onderdeel van de spoorlijn Breda – Rotterdam. De brug is gebouwd in 1877 en was na 100 jaar aan vervanging toe. Daarnaast bepaalde de openingstijden van de brug in grote mate de dienstregeling van de NS (zie figuur 2). De gehele tunnel is ongeveer drie kilometer lang. Het rivier kruisende deel is 1000m lang en bestaat uit acht tunnelelementen, die gebouwd zijn volgens de afzinkmethode [Van Aart, 1993]. Oorspronkelijke meetopzet De oorspronkelijke meetopzet van de deformatiemeting uit 1994 bestaat uit een waterpassing door de buitenste tunnelbuizen (de buizen L en H) en een horizontale meting door de westelijk gelegen buis (buis H).
De waterpassing wordt aangesloten op 2 ondergrondse peilmerken, die overdag gemeten worden. In de nacht werd de waterpassing in de tunnel uitgevoerd met slagen van maximaal 30m, om de invloed van de refractie ten gevolge van het meten door verschillende luchtlagen te minimaliseren. Bij de waterpassing worden de hoogtemerken Figuur 1 - Locatie Willemsspoortunnel (Bron: spoor- gemeten en die zitten ongeveer om de 50m bij de mootscheidingen. kaart ProRail, 2013).
Figuur 2 - Huidige situatie van de hefbrug van de oude spoorbaan (Bron: Wikipedia).
36 |
Geo-Info | 2014-6
De horizontale meting in de tunnel voeren we uit met behulp van op wandconsoles geplaatste tachymeters in de tunnel (zie figuur 3). Deze worden door wandplaten aan de muur bevestigd en daarop wordt de tachymeter opgesteld. Vanuit deze opstelling worden 2 wandconsoles voor en 2 wandconsoles achter in een drie serie gemeten (alle punten worden vanuit de standplaats 3x gemeten, maar niet gelijk achter elkaar). Vanwege de voorkomende refracties in de tunnel moeten de opstellingen minstens 50cm uit
aan beide zijden van iedere voegovergang van de moten een hoogtebout geplaatst.
Verkenningsberekeningen Voordat we begonnen met meten is een verkenningsberekening uitgevoerd, waarbij voor verschillende meetvarianten de verwachte kwaliteit (precisie en betrouwbaarheid) van de meting wordt beoordeeld en geanalyseerd. Uit deze analyse werd de volgende meetopzet gekozen: • Het waterpassen van de punten (hoogteen PV-bouten) in alle buizen; • Het aansluiten van de waterpassing op ondergrondse peilmerken; • Het meten van de aansluitpunten vanuit nieuwe zettingsvrije punten buiten de tunnel (meting overdag); • Het overbrengen van de meting naar de tunnel via de nieuwe zettingsvrije punten (meting ’s nachts); • Het opstellen van de wandconsoles in de tunnel en twee consoles voor en achter in een drie serie meten; • Het inmeten van alle nieuwe grondslagpunten vanuit minimaal 4 standplaatsen; Figuur 3 - Voorbeeld van een wandconsole, zoals • Het inmeten van het spoor en het scannen gebruikt bij diverse tunnelmetingen. van de tunnel met een trolley. Deze metingen worden aangesloten op de berekende de wand zijn. Buiten de tunnel worden consoles coördinaten van de PV-bouten in de tunnel. opgezet en deze worden overdag en ’s nachts gemeten. Overdag worden de uitgangspunten buiten het deformatiegebied ingemeten en ’s nachts wordt een verbinding gemaakt tussen de consoles binnen en buiten de tunnel. Een overzicht van de meetopzet is te zien in figuur 4.
De meting wordt aangesloten op de ‘oude’ meetkundige grondslag, bepaald in 1994, en op de PMG-punten van ProRail om een goed vergelijk te maken tussen de verschillen in beide grondslagstelsels en de trend van de deformatie te kunnen continueren. Uitvoering van het project De uitvoering van alle metingen nam meerdere weken in beslag, omdat er in de tunnel alleen ‘s nachts gemeten kan worden als de sporen buitendienst zijn. De meting is uitgevoerd in twee delen. De eerste meting bestond uit het waterpassen en een tachymetrische meting van alle MG-punten in de tunnel en een GPS-meting buiten de tunnel voor de aansluiting van de meting op de PMG-punten. Nadat deze meting was berekend volgde een tweede meting in de tunnel, waarbij met een trolley door de tunnel werd gereden. Deze meting is aangesloten op de grondslagpunten die tijdens de eerste meting in coördinaten zijn bepaald. Uit deze meting zijn de coördinaten van het spoor bepaald en is de tunnel in zijn geheel gescand.
Nieuwe meetopzet De afgelopen jaren groeide de behoefte aan een vernieuwde meetopzet in de Willemsspoortunnel vanwege: • Het verdwijnen van de oorspronkelijke aansluitpunten; • De strengere veiligheidseisen langs het spoor. Hierdoor zijn niet alle punten langs het spoor meer bereikbaar; • De introductie van nieuwe meettechnieken, zoals GPS-metingen en laserscannen; • De bouw van geluidsschermen, waardoor sommige aansluitpunten niet meer rechtstreeks te meten zijn. Daarnaast wilde ProRail graag inzicht krijgen in de huidige ligging van het spoor in de tunnel (het nultracé) en deze spoorligging in de toekomst kunnen onderhouden. Daarvoor zijn in alle tunnelbuizen grondslagpunten, PVbouten, aangebracht. Daarnaast was de eis om voor de stations Rotterdam Zuid en Rotterdam Blaak een gelijkvloerse instap te realiseren: het project P76 [Osnabrugge, 2012]. Om ten slotte een beter inzicht te krijgen wat de deformaties Figuur 4 - Overzicht van de huidige meetopzet deformatiemeting Willemsspoortunnel, locatie station van de afzonderlijke tunnelelementen zijn, is er Rotterdam Zuid.
2014-6 | Geo-Info
| 37
Figuur 5 - Overzicht van de deformatiemeting in de Willemsspoortunnel, ver- Figuur 6 - Dwarsmeting bij station Rotterdam Blaak, om de metingen van de werkt met het vereffeningspakket MOVE3 ©Grontmij. verschillende tunnelbuizen te combineren en het meetnetwerk sterker te maken. Alle metingen zijn verwerkt en samengevoegd tot één model, dat vereffend is met het programma MOVE3 (zie figuur 5 en 6). Uitleg van de codering: OA = ondergronds peilmerk, PMG = Primaire meetkundige grond-
slag van ProRail, 999x = Nieuwe uitgangs punten voor de deformatiemeting, BT PTT = Uitgangshoogte voor waterpassing in de tunnel, 127 (MG) = Oorspronkelijk MG punt, D/DP = Draaipunten van de water-
passing, stpl = Tachymetrische standplaatsen, PV = PVS-bouten. Een belangrijk onderdeel van een landmeetkundige meting is de analyse van de kwaliteit van de meting. Die kan worden bepaald uit de precisie en betrouwbaarheid van de meetpunten. Deze gegevens worden door het vereffeningsprogramma MOVE3 berekend. In de figuren 7 en 8 is voor buis J de kwaliteit van de nieuwe grondslagpunten (PV-bouten) in de tunnel weergegeven: • We hebben heel veel data verzameld, maar wat kunnen we met de resultaten van al deze metingen? • We hebben diverse producten gemaakt: • Een verschillijst van de deformaties in de tunnel; • Een nultracé van de huidige spoorligging; • Een 3D-model van de tunnel; • Een doeltracé voor P76 station Rotterdam Blaak.
Figuur 7 - Standaardellipsen van de MG-punten in buis J. De standaardellips van PV-bout 3028N is lager, Verschillijst deformatiemeting omdat deze maar vanuit 2 standplaatsen is gemeten in plaats vanuit 4 standplaatsen. Daarnaast is dit De deformatiemeting is voor de 17e keer uitgepunt niet gewaterpast. Je ziet in deze grafiek gelijk welke PV-bouten niet zijn gewaterpast. voerd en de verschillen van de hoogtepunten zijn per buis in een tabel gezet. Uit deze tabel is een grafiek gemaakt (zie figuur 9). Uit de analyse van de hoogteverschillen blijkt dat het afzinkgedeelte harder zakt dan de oevertunnel. Uit de horizontale meting blijkt dat de verschillen tussen de 17e herhalingsmeting en de nulmeting klein zijn: tussen de -5mm en
Figuur 8 - Externe betrouwbaarheid van de MG-punten in buis J. PV-bout 3028N is maar vanuit 2 standplaatsen gemeten in plaats van de voorgeschreven 4 standplaatsen. Dat zie je gelijk in de externe betrouwbaarheid van dat punt terug. De externe betrouwbaarheid van PV-bout 3010 is slechter, omdat deze vrijwel alleen in lengterichting is aangemeten.
38 |
Geo-Info | 2014-6
+5mm in lengterichting en tussen de -22mm en +6mm in zijdelingse richting. Voor de deformatiemetingen blijven we gebruik maken van tachymetrie en waterpassing, de laserscandata is hiervoor van onvoldoende kwaliteit. Nultracé Van de gemeten sporen en beperkingspunten (perron, ontsporingsprofiel, rijdraad bovenleiding) hebben wij een nultracé gemaakt, waarbij wij de huidige ligging van het spoor zo goed mogelijk benaderen en het zo goed mogelijk voldoet aan de ontwerpvoorschriften van ProRail voor een alignment. Het resultaat is een schift- en lichtplot met daarop de verschillen tussen de inmeting en het berekende tracé en de afstanden tot de beperkingspunten (zie figuur 10). Figuur 9 - Overzicht van de zettingen in buis H van de Willemsspoortunnel. Duidelijk is te zien dat het rivier kruisende afzinkgedeelte harder zakt dan de rest van de tunnel.
D-model van de tunnel Uit de scangegevens van de trolleymeting is er een 3D-model van de tunnel gemaakt. Door deze aan de coördinaten van hart spoor te koppelen krijg je een 3D-visualisatie van de tunnel in het RD-stelsel. Door met een PVR (profiel vrije ruimte)-profiel over hart spoor door het 3D-model van de tunnel te rijden, kan er worden gevisualiseerd of er objecten zich binnen het PVR bevinden (zie figuur 11).
Figuur 10 - Schiftplot van de nultracés in de Willemsspoortunnel bij station Rotterdam Blaak.
Uit deze analyse is mede bepaald of er ontsporingsprofielen binnen PVR vallen en dat ze dus te hoog of te laag liggen. Ontsporingsprofielen zorgen ervoor dat de trein bij ontsporing niet buiten de dwarsliggers komt met de flens van de wielen. Hiermee wordt voorkomen dat de trein gaat kantelen en tegen de wand van de tunnel komt. Daarnaast is geanalyseerd welke TAG-armen (Tunnel Arm Geïsoleerd, zie figuur 12) van de bovenleiding zich binnen het PVR bevinden. Het blijkt dat de rijdraad soms binnen het PVR komt te liggen en dat de ruimte tussen de rijdraad en tunneldak te is klein om dit op te lossen, waardoor een nieuw type bovenleiding constructie wordt aangebracht die voldoet aan de regelgeving van ProRail.
P76 Rotterdam Blaak In de tunnel bevindt zich station Rotterdam Blaak. Voor dit station is het eveneens de bedoeling om een gelijkvloerse instap te realiseren [Osnabrugge, 2012]. De perrons zijn Figuur 11 - Overzicht van de scandata met daarbij de objecten in rood die zich binnen het Profiel van geheel geconstrueerd en aanpassing van de Vrije Ruimte bevinden. Op deze scan is te zien dat een stukje ontsporingsprofiel, rijdraad en ventilator perrons leek onmogelijk, maar uit een onderzoek van Movares blijkt dat bij het vernieuwen binnen het PVR vallen.
2014-6 | Geo-Info
| 39
van de deklaag het perron tot 3cm verlaagd kon worden [Movares, 2011](zie figuur 13). De overige aanpassing om P76 te realiseren, moest in het spoor gevonden worden, met als eis dat de rijdraad op minimaal 4.90m boven BS moest blijven. Na berekening van het doeltracé bleek dat ongeveer 80% van het perron voldoet aan de eis dat de perronhoogte tussen 73cm en 76cm boven BS ligt (zie figuur 14). Toekomstmuziek Met de nieuwe meetopzet en de nieuwe grondslagpunten in de tunnel is de meting weer gemoderniseerd voor de toekomst. Daarnaast is de spoorligging beschreven in een nultracé en kan deze worden onderhouden vanuit de grondslagpunten in de tunnel. Ook is de tunnel nu goed geïnventariseerd welke objecten binnen PVR vallen en kunnen passende maatregelen worden genomen.
Figuur 12 - Overzicht van een TAG-arm.
Samenvatting Sinds de bouw van de Willemsspoortunnel in 1994 worden er deformatiemetingen uitgevoerd: een waterpassing door de buitenste tunnelbuizen en een horizontale meting door de westelijke buis.
Figuur 13 - Dwarsdoorsnede van het perron bij Rotterdam Blaak ©Movares.
De afgelopen jaren groeide de behoefte aan een vernieuwde meetopzet, vanwege andere meettechnieken, strengere veiligheidseisen en het verdwijnen van de originele aansluitpunten. Na het uitvoeren van een verkenningsberekening is de gekozen meetopzet uitgevoerd, met een combinatie van tachymetrie, waterpassing, GPS-metingen en laserscannen, waarbij ook de spoorligging en de tunnel in zijn geheel is ingemeten. Na de meting zijn er diverse producten gemaakt, zoals een beschrijving van de huidige spoorligging, een analyse van de objecten die binnen het PVR komen en een overzicht van de zettingen in de afgelopen jaren. Literatuurlijst • Historie Willemsspoortunnel: nl.wikipedia.org/wiki/Willems spoortunnel, Van Aart A.J.C., 1993. Ontwerp-/evaluatienota Willemsspoortunnel. • Van Muiswinkel, C.P., Movares, 2011. Station Rotterdam Blaak onderzoek perronhoogte. • Van Osnabrugge, L., 2012. Stap goed in! - Geo-Info 2012-8.
Figuur 14 - Lichtplot van het doeltracé voor station Blaak t.b.v. het project P76, waarbij het perron 3cm naar beneden gaat, de sporen worden gelicht en waarbij de hoogte naar de perronrand is gecorrigeerd voor de verkanting.
40 |
Geo-Info | 2014-6
Leon van Osnabrugge is werkzaam als Specialist Rail Survey bij Arcadis en bereikbaar via
[email protected].
De wereld is in beweging “De wereld in beweging”, dat was het thema van de laatste Esri GIS Conferentie. Het deed mij nadenken over de bewegingen om mij heen. Heel dichtbij: de bewegingen van mijn zoontje van 5 maanden, die zich nu net kan omdraaien en straks zijn eerste stapjes zal gaan zetten. Hierdoor gaat een hele nieuwe wereld van mogelijkheden voor hem open. Heel klein maar voor hem toch heel groot. Maar ook verder van mij vandaan zie ik grote en kleine bewegingen. Zakelijk zie ik onze gemeentelijke klanten steeds meer bewegen richting andere gemeentelijke afdelingen om daar de toegevoegde waarde van GIS te positioneren. De gemeente Zwolle is daarvan een goed voorbeeld. Ik vind het een gemeente met visie, lef en doorzettingsvermogen. Zij zijn in gesprek gegaan met hun collega’s en ontdekten nieuwe inzichten. Geo-informatie speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol in de transitie van wijkgericht naar opgave gericht werken. Goede monitoring in combinatie met geoinformatie bepalen de programmering van de gemeente, organisaties en bewoners. Een beweging om intern meer samen te doen, niet alleen omdat het nodig is. Er zijn gewoon minder mensen en middelen beschikbaar. Tegelijkertijd is er zoveel meer informatie en data beschikbaar. Die moet worden gemanaged, zodat deze kan worden gebruikt. Maar de ingezette beweging levert ook de kans om als één organisatie kwaliteit te bieden aan de maatschappij. Ik ben er van overtuigd dat je een ander alleen in beweging brengt door zelf de eerste stap te zetten. Zo kunnen wij elkaar inspireren en verder helpen. Het is mijn missie om gemeenten te ondersteunen om Geo te gebruiken in alle relevante processen. Het is dan ook mijn overtuiging dat wij met Geo op veel meer beleidsterreinen kunnen ondersteunen om betere beslissingen te maken. Wij moeten samen de stoute schoenen aantrekken, op deuren gaan kloppen en vooral luisteren naar waar anderen mee bezig zijn. Zet zelf de eerste stap! Hoe klein ook, elke stap is er één. Als laatste wil ik met u een beweging delen waar ik heel trots op ben. De ‘Vrouwen op de Kaart’ in beweging. Wat ooit gestart is met een lekker etentje op een stormachtige avond op het GeoFort heeft nu meer dan 200 vrouwen in ons Geo-netwerk in beweging gebracht. De opmerking van Theo Overduin in zijn column in Geo-Info 2013-4 dat “het geovakgebied dus inderdaad wordt gedomineerd door oude(re) mannen” en de daaraan gekoppelde oproep van de redactie voor meer ‘girlpower’, heeft ons getriggerd. Het resultaat daarvan is dat er nu twee vrouwelijke redactieleden zijn en er meer artikelen van vrouwen in de Geo-Info staan. Het zou interessant zijn om te weten wat de uitkomst is van Theo’s hernieuwde ‘koppentelling’ in de Geo-Info: is de ontwikkeling
ook zichtbaar geworden? Meer (jongere) vrouwen aan het woord en minder ‘oubollige’ onderwerpen? Maar ‘Vrouwen op de Kaart’ heeft de afgelopen twee jaar meer in beweging gezet. Het organiseren van verschillende netwerkbijeenkomsten bijvoorbeeld. Als ik daarop terugkijk, ben ik enorm geïnspireerd geraakt door Dorien Burmanje tijdens een van die bijeenkomsten. Een bevlogen verhaal, waarin zij de nadruk legt op het eigen initiatief. Wil jij wat bereiken dan moet je het zelf regelen en daar kan ik mij helemaal in vinden. Wees je bewust van je kwaliteiten en handel daarnaar. Tijdens de workshop van Meinou Lambeck hebben wij de kunst van het pitchen geleerd. Een zinvolle oefening in het neerzetten van jezelf. Dit jaar was ook al weer onze 3e ‘Ladies Lunch’ op de Esri GIS Conferentie. Een inspirerende en interactieve lunch met drie vrouwelijke ondernemers. Wat beweegt hen in hun ondernemerschap? Hoe zijn zij ondernemer geworden? Welke tips kunnen zij ons, vanuit hun ervaringen, vertellen? En ook op GeoBuzz was ‘Vrouwen op de Kaart’ present met een workshop: serious gaming, the battle of the sexes. Dat is natuurlijk uitdagend bedoeld, maar wie weet wat dat in beweging zet! Dit is nog maar een greep uit de activiteiten van de afgelopen jaren. We zijn volop bezig met nieuwe verbindingen te leggen en activiteiten te organiseren. Ik verwacht dat de bijdrage van ‘Vrouwen op de Kaart’ ook de komende jaren zal bijdragen aan een kleurijker en diverser geluid in de geosector.
Janneke Korenromp
Column
Janneke Korenromp, Business manager gemeenten
[email protected]
2014-6 | Geo-Info
| 41
Verslag
CLGE General Assembly Reykjavik Vroeger keek ik met ontzag naar bijeenkomsten van internationale raden onder leiding van Oe Thanth of Henry Kissinger. Oude mannen, toen. Betekenisvol als ze waren om wereldvrede te bewaken of aanstormend noodlot af te wenden. Altijd in een politieke context. Langgerekte, of soms juist ronde, tafels met vlaggetjes. Niet zelden was Reykjavik - als veraf gelegen van de bewoonde wereld en verondersteld neutraal - gekozen als decor om ingewikkelde politieke vraagstukken op te lossen of om deze door te schuiven naar een ander bord. Zoals in 1972, Spasski-Fischer, de koude oorlog in een verwarmde sporthal. IJsland was deze keer het decor van de gezamenlijke vergadering van Europese vertegenwoordigers van het CLGE (Comité de Liaison des Géomètres Européens). Aan mij de beurt om hierbij vanuit GIN aanwezig te zijn. Het zou me toch niet weer overkomen, zoals ooit op Aruba, dat ik bij vertrek van de douane te horen kreeg: ‘Maar meneer, u bent hier maar een paar dagen geweest: dit eiland moet u zien en ze moeten u gezien hebben!’. IJsland: een mooi eiland volgens de reisgids, met vulkaan Bárðarbunga op het punt van eruptie: het borrelt ondergronds. De locatie voor deze CLGE-bijeenkomst had niet beter gekozen kunnen worden: er zat ‘iets’ onder de grond. Wanneer je van de gebaande paden gaat, wordt het warm onder je voeten. Niet oppervlakkig En weer overkwam het me: in de ruim 48 uur dat ik op IJsland was, heb ik 75% van de tijd in een daglichtvrije conferentieruimte in Reykjavik doorgebracht. Van het eiland zelf (dat inwoners liever ‘Vuureiland’ noemen, omdat ze er met hun energievoorziening uit geisers warmpjes bijzitten: als het te warm wordt in huis zetten ze niet de thermostaat een graadje lager, maar de ramen open) heb ik bijster wei-
nig gezien. Dat was ook niet het doel van deze missie achter Gate F op Schiphol. Wat dan wel? De laatste paar jaren is een Nederlandse delegatie vanuit het geo-werkveld op pad geweest om CLGE-bijeenkomsten te bezoeken en hiervan verslag te doen. En verbindingen te maken met internationale evenknieën. Vanuit GIN en GeoBusiness Nederland, was het idee. De verslagen hebt u kunnen lezen in vorige edities van Geo-Info. Maar wat hebben we daar te zoeken, behalve de geur opsnuiven en erbij zijn? Welke missie hebben we? Welke verbindingen zouden we kunnen maken die interessant genoeg zijn voor onze vereniging GIN? Met die vragen was ik toeschouwer en
De GA bijeen.
42 |
Geo-Info | 2014-6
deelnemer aan de laatste editie van de gezamenlijke vergadering van het CLGE. Net boven de oppervlakte Als delegatie vanuit Nederland ben je onderdeel van een internationale machinerie. CLGE is een instituut dat alweer een flink aantal jaren meedraait. Misschien is dat wel de reden dat die machinerie zo onderhand eens van wat smeermiddelen moet worden voorzien. Ik ben maar eens begonnen met een analyse van de samenstelling van de groep. Wie zijn er en wie of wat vertegenwoordigen zij? Bezien vanuit een van de doelen van CLGE: uitwisseling van kennis en ervaring tussen professionals over
nationale en internationale grenzen heen. Bijzonder om vast te stellen dat er veel vrijblijvendheid bestaat in de samenstelling van de delegaties. Je bent er namens een Europees land, maar de missie waarmee je er bent, is niet altijd goed gedefinieerd. Dat kun je optekenen uit de monden van vertegenwoordigers uit Moldavië, Polen, Slowakije, Malta en België en nog een aantal. Dat gold ook voor onze afvaardiging: je kunt je nog zo inlezen in de te behandelen agendapunten, wat is de betekenis ervan voor een betere Europese samenwerking? Want dat staat buiten kijf: de missie van CLGE is gericht op een verbeterde Europese samenwerking. Moet je er dan heen
met een handelsmissie? Moeten we mensen gaan werven? Er zijn tekorten bij ons en overschotten elders. Zou dit platform daarbij behulpzaam kunnen zijn? Ongetwijfeld, al zou het daarbij welkom zijn wanneer we elkaar wat beter zouden kunnen begrijpen. Door de breed ervaren beperkte kennis van de gezamenlijk gekozen voertaal, bleven de discussie veelal aan de oppervlakte. Iets beter verging het de meesten in de één op één gesprekken. Daarnaast spelen cultuurverschillen ongewild toch een belangrijke rol bij het vinden van elkaar.
Oppervlakkig Na een heel plezierige icebreaking bijeenkomst met een paar lokale biertjes op de donderdagavond werd de assemblee met het serieuze vergaderwerk de volgende ochtend voortgezet. Ik zal in dit verslag de details achterwege laten, maar neemt u van me aan dat ik met een geïnteresseerd oor heel wat droodles op mijn schetsblok heb kunnen maken. Financiële stukken uit het afgelopen boekjaar, de verschillende MOU’s (Memorandum of understanding), de KEN’s (knowledge exchange networks), de COE’s (code of ethics) gingen in gezapig tempo over de vergadertafels. Niet onbelangrijk is dat het CLGE er een eigen afkortingenlijst op na houdt. Een belangrijk onderdeel - we zaten inmiddels wat verder op de dag - werd gevormd door de EP (election procedure); deze werd uit-en-ter-na toegelicht na integrale voorlezing en later bleek waarom. (Op het moment Jean Yves Pirlot daargt voorzittershamer over aan zelf ontging me de relevantie, we hadden kunnen volstaan met individuele lezing ervan Maurice Barbieri.
Duurzaamheid op IJsland IJsland is de moeite waard om te bezoeken. Het staat nog steeds op mijn ‘nog te bezoeken’-lijstje. Want hoewel ik er was, heb ik maar weinig gezien van de meest interessante delen van het land. Op een korte excursie op zaterdagmiddag 27 september bezocht de gehele delegatie een van de belangrijkste energiecentrales annex museum (Reykjanes) van IJsland. Met behulp van twee reusachtige turbines wordt geothermische energie opgewekt. Het opwekken van energie gebeurt hier op onconventionele wijze door met behulp van warm water, afkomstig uit geboorde warmwaterbronnen in vulkanisch actieve grond, turbines/dynamo’s aan te drijven. Die turbines wekken stroom op. Daarnaast wordt warm water geschikt gemaakt om het door buizen richting de regio van de stad Reykjavik te pompen. De stadsverwarming van de stad, 99% van de huishoudens en hele industrieën maken gebruik van de warmte van dit soort centrales. Vrijwel elk huis in IJsland beschikt naast een aansluiting op de waterleiding ook over een aansluiting voor warm water. Boilers, cv-ketels en dergelijke zijn niet in woningen aanwezig. In totaal zijn er vijf geothermische centrales in IJsland. IJsland is het enige land ter wereld dat in zo’n hoge mate afhankelijk is van deze vorm van energiewinning. De opwekking van een groot deel van de overige energie in IJsland vindt overigens plaats met behulp van waterkrachtcentrales, wat ook beschouwd wordt als duurzame manier om energie op te wekken, hoewel vooral de waterkrachtcentrales een enorme impact op de omgeving waarin ze staan hebben. Beide vormen van energiewinning zijn financieel gezien erg voordelig ten opzichte van conventionele stroomopwekking.
of verwijzing ernaar, maar bij kleine verstoringen later, tijdens de stemming zelf, kon ter bezwering van tegenstand verwezen worden naar de integraal voorgelezen tekst: ‘u hebt het allemaal kunnen horen!’. En dat werkte.) Vanuit een enorme reglementaire controledrang werd keer op keer gepoogd de eenheid te bewaren. Later bedacht ik: misschien is een solide set regels ook wel het enige dat echt samenbindend werkt en zou alleen al
2014-6 | Geo-Info
| 43
daarom verplicht voor langere tijd de rode draad in het handelen van CLGE moeten zijn. Kennelijk dwingt een overmaat aan strakke regels volgzaam gedrag op en wekt een veelheid aan reglementen de suggestie van controle en overzicht. Bij de diversiteit in belangen die vertegenwoordigers uit de verschillende landen blijkbaar meezeulden is het handig om deze verschillen niet al te groot te laten worden. Oppervlakkig gezien is de gekozen structuur misschien wel de meest optimale. Moet dat zo blijven of kan dat ook anders? Opstijgen Voordat ik nu de indruk wek dat het alleen maar kafkaiaanse toestanden waren: nee, gelukkig waren er ook heel veel verlichtte momenten. Dat kwam ook door de overigens heel open sfeer tijdens de individuele gesprekken met vertegenwoordigers uit de ruim 30 landen. Deze twee dagen waren te kort om met ieder kennis te maken. Toch kwam het juist in deze gesprekken op de toekomst. Concreet kwam de vraag vanuit het organiserende comité op IJsland om hen te helpen met het opzetten van een geo-infrastructuur. Die actie zal verder worden opgevolgd vanuit het kadaster, dat bij deze CLGE-meeting vertegenwoordigd
Warm onder de voeten.
dadelijk zouden opstijgen. Een beetje spanning en ook de sensatie. Vanuit die benadering moet dat m.i. ook de missie vanuit GIN zijn de komende jaren: met open vizier meewerken aan versteviging van de internationale contacten en waar mogelijk onze duurzame bijdrage leveren in het democratiseren, verjongen en ontzuilen van het comité. Met tinteling en energie. Minder reglementair, dat zou welkom zijn. Met deelnemers die wat meer ontspannen en open-minded de mooie wereld van geo-informatie zouden willen binnenstappen. Misschien moeten oude structuren daarvoor losgelaten worden. Sowieso: verjonging van systemen, gebruiken en deelnemers. CLGE is eraan toe. Daar moeten we bij gelegenheid vanuit GIN maar eens iets over zeggen. Op de volgende bijeenkomst in Cyprus. Treffend en humorvol was onderstaande oproep tijdens de afsluitende zaterdagochtendmeeting. In verschillende workshops kon geoogst worden en de lijnen naar de toekomst konden worden uitgezet. In de wandelgang kon je horen: ‘Let’s work in shops!’
werd door Wim Boschman. Kijkend naar de toekomst: hoe willen we dat CLGE er over een paar jaar uitziet? Nu met een nieuwe voorzitter (Maurice Barbieri), die aangaf naast consolidatie van beleid ook wel wat wijziginVoor verder informatie zie: www.clge.eu/home gen en vernieuwingen te willen doorvoeren. Er kwam zichtbaar energie in deelnemers toen er toekomstbeelden werden gedeeld. Alsof we Roelof Keppel aan het begin van de startbaan stonden en
Met Google kom je overal! Met Street View slaat Google geheel nieuwe wegen in. Er wordt nog wel rondgereden met auto’s, maar er komt heel wat nieuws bij. Street View is het project, waarmee Google zo’n beetje de hele wereld in kaart probeert te brengen. Auto’s met speciale camera’s rijden door steden en dorpen en om de zoveel tijd wordt Via software worden de individuele foto›s aan bollen worden aan elkaar geregen en gekopeen 360-graden foto gemaakt van de omgeving. elkaar geplakt tot een bolvormig geheel. Al die peld aan een ruimtelijke coördinaat. Zo kan vanaf een positie op de kaart worden gesprongen naar de bijbehorende foto. Steeds meer beelden Niet alleen steden worden zo opgenomen, de teams van Google dringen ook door op andere plaatsen, zoals in gebouwen, op het water maar ook er onder. En op plaatsen waar een camerawagen niet kan komen, worden heel andere vervoermiddelen ingezet. Ga mee en neem een kijkje in de wereld van Street View.
http://bit.ly/1yaDiIp
44 |
Geo-Info | 2014-6
www.bgtgereed.nl
meer dan
26.000 ha
Wie volgt? GeoCensus heeft de kennis, de kunde èn de capaciteit om uw BGT-project uit te voeren. Wij vertalen uw vragen en wensen naar concrete doelen en kunnen die daarna ook voor u realiseren. Wilt u ook tijdig BGT of IMGeo gereed zijn? Met maatwerk van GeoCensus zet u daarvoor onmiskenbaar een stap in de juiste richting. Bel 035-622 11 79 of mail voor meer informatie naar
[email protected].
Uw betrouwbare partner in geodetisch werk Deventer Boxtel Soest | telefoon 035 - 622 11 79 |
[email protected]
Samen naar de top
Be le e f he t zel f ...
To p c o n ’s i n n o v a t i e ve g eo deti s ch e o pl o s s i n g en en to e g e w i j d e s u p p o r t bi eden u een o n g eëven aarde s n el he id , na u w k e u r i g h e i d e n pro du cti vi tei t bi j el k pro j ect.
www.topconpositioning.nl
2014-6 | Geo-Info
| 45
Verslag
Opening DHC-depot in Delft Woensdag 27 augustus werd aan de Delftse Kanaalweg het nieuwe depot van de stichting De Hollandse Cirkel (DHC) geopend. In verband met nieuwbouwplannen moest het oude gedeelte, de zogenaamde kazerne, met het eerdere depot wijken. De eigenaar, Nederlands grootste studentenhuisvester DuWo, zorgde voor vervangende ruimte in nu de torenkamer van het Geodesiegebouw (98 traptreden). De Koninklijke Nederlandse Vereniging Weer- en Sterrenkunde (KNVWS) werd tegelijk de grote groene koepel 35 treden hoger in gebruik gegeven. Beide ruimtes waren overigens reeds ingericht.
Onthulling door algemeen directeur Jan Benschop van DuWo.
Ondertekening aan Schermerhornbureau door DHCsecretaris Hans van der Linde. Schermerhornbiografie voor Benschop.
46 |
Geo-Info | 2014-6
Opening ‘De expositie en het depot van historisch geodetisch materiaal van de stichting De Hollandse Cirkel in de torenkamer, die beschikbaar is gesteld door DuWo, werd op 27 augustus 2014 officieel geopend door Jan Benschop, directeur van DuWo.’ Die tekst achter glas en een overeenkomstige in een ander lijstje voor de KNVWS kwamen tevoorschijn na het wegtrekken van een doek bovenaan de torentrap. In de torenkamer dankte DHC-secretaris Hans van der Linde ervoor, maar niet dan na gememoreerd te hebben ‘hier leerden wij meten van de vorm van en de plaats op de aarde’. Dank was er ook voor Delftenaar en beheerder van de DHC-collectie Wim van Beusekom. De dank aan Benschop werd door de DHC onderstreept met een exemplaar van de Schermerhorn-biografie van Langeveld.
Benschop zou dit als benutter van de oude huiskamer van Schermerhorn, nu zijn werkkamer, snel gaan lezen. Op zijn beurt dankte de directeur zijn facilitair manager Cees Hoogestrijd voor de dienstverlening aan DHC en die mocht van het boek als tweede gaan genieten. Mooi verwoord was zijn motief voor de beschikbaarstelling, gratis en voor onbeperkte tijd: ‘Wij zijn passanten in een historisch gebouw dat niet ongebruikt kan blijven staan; we zijn er heel blij mee, het past en het hoort erbij.’ Als de renovatie van het voormalige gebouw voor Elektrotechniek, Kanaalweg 2b, klaar is, vertrekt het DuWo-hoofdkantoor zelf uit het Geodesiegebouw. De stichting DuWo blijft er dan wel eigenaar van en zal benedenruimten gaan verhuren aan waardige gebruikers, die ondersteunend zijn aan de academische samenleving van Delft. Enthousiast beschreef Benschop een
DuWo huisvest studenten én instrumenten
Van www.delta.tudelft.nl
Senior science editor ir. Jos Wassink schreef 12 augustus op de website van het magazine Delta van de TU Delft een bijdrage. Zijn concept was door DHC-ers gescreend en er waren daarna hoogstens vraagtekens bij de kop te zetten: ‘Landmeet instrumenten terug op Kanaalweg’. De uitnodiging voor de opening immers had als eerste zin: ‘De stichting De Hollandse Cirkel (DHC) heeft al een aantal jaren aan de Kanaalweg 4 te Delft een ruimte voor de opslag van geodetisch-historisch instrumentarium bij de studentenhuisvester DuWo.’ De bijdrage telt ook vijf foto’s van Tomas van Dijk. En het leukste fragment? ’Nelis herinnert zich vooral het platform onder de koepel. Pas afgestudeerden lanceerden van hieraf hun jalons (roodwit gestreepte landmeetkundige stokken) als speren richting Botanische tuin om te zien wie het verste kwam. Ver kwam Nelis niet, maar nu is hij wel als een van de weinigen teruggekeerd.’
eindbeeld van een leuke campus TU Noord. Aan het bureau van Schermerhorn werden vervolgens overeenkomsten getekend door Benschop, Van der Linde en Ligteringen (DHC-penningmeester). Gasten bewonderden de ruimten van DHC en KNVWS, maar konden bij mooi weer op het toren- sinds de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat als gebruiker het pand in 2003 verliet. Voor platform ook door een opgesteld instrument die dienst was het een reserve-vergaderkamer. kijken (en wat zonnen). De torenkamer was leeg
(Aan de muur blijft nóg een analoge telefoonlijst van die dienst bewaard met ook namen van nu gepensioneerden als W. van Beusekom en A.M. den Boer!) Beneden in de Terraskamer - met permanent ook enkele instrumenten - waren er nog volop hapjes, drankjes en gesprekken. Slot Op Open Monumentendag, zaterdag 13 september, was de toren open en te bekijken. Er waren meer dan 500 bezoekers! DuWo had voor deze gelegenheid een ongedateerde luxe publieksflyer laten maken: ‘Kanaalweg 4 – van sterrenwacht tot studentenhuisvesting’. Deze gaat niet alleen over het gebouw en de koepel, maar bevat ook paragrafen over de ijkklok en de stichting DHC. Het slot daarvan: ‘De circa 500 instrumenten die de toren herbergt, zijn alle in beheer bij de stichting De Hollandse Cirkel, die zich bezighoudt met de geschiedenis van de geodesie in Nederland. De stichting zorgt voor de instrumenten en waarborgt daarmee hun voortbestaan.’
Kijkje in observatorium met geodesietelescoop.
Adri den Boer
2014-6 | Geo-Info
| 47
Verslag
Twee verschillende Schiedamse exposities... Deze zomer waren er in Schiedam twee heel verschillende exposities met een geo-component. ‘Google Mapping’ van Hans Gremmen en Gerco de Ruijter heette die in het Stedelijk Museum Schiedam. ‘Historische Atlas van Schiedam’ was de titel van één van twee andere exposities in een zijbeuk van de ook letterlijk Grote of Sint Janskerk. ‘De computer verbindt ons met locaties over vrijwel de gehele wereld. Digitalisering en navigatie per satelliet maken het mogelijk om, in enkele muisklikken, deze locaties overzichtelijk in beeld te brengen. Routes kunnen worden bestudeerd en foto’s van reisbestemmingen worden bekeken. De presentatie Google Mapping laat zien hoe grafisch ontwerper Hans Gremmen (Langenboom, 1976) en beeldend kunstenaar Gerco de Ruijter (Vianen, 1961) gebruik maken van deze voor iedereen toegankelijke media. Beide passen het op een geheel eigen wijze toe en verbeelden daarmee iconen uit de Amerikaanse cultuur.’ Dat vermeldde de website van het Stedelijk Museum Schiedam vooraf al. Daar aangekomen bleken op de expositiezolder twee projectieschermen aanwezig, maar geen stoel of bank. The Mother Road (2010-2011) van Hans Gremmen was op het grootste scherm een virtuele reis over de legendarische Route 66. Met beelden van Google Streetview - geen ‘Mapping’ - werd de lange
reis over deze oost-westautoweg in de USA in beeld gebracht. Hans Gremmen monteerde de foto’s van Google Streetview als film-stills achter elkaar (duur: 5 uur, 11 minuten en 49 seconden). Het bekeken resultaatfragmentje gaf mij de illusie van een uit de auto gefilmd saai reisver-
slag, de dito snelweg goed tekenend! Maar er was nóg een scherm. Gerco de Ruijter’s CROPS (2012) had een videocollage samengesteld uit foto’s van irrigatiesystemen in de USA die hij via Google Earth verzamelde. Het was een collectie van bijna abstracte afbeeldingen.
Gerco de Ruijter, Playground, 2014, video collage 3’12”. ‘Het is alsof de wijzers van een klok een verloop in tijd illustreren of alsof je naar de aanloopstrook van een oude celluloidfilm kijkt; abstract en realistisch tegelijk’, aldus website en zomerbulletin van het museum en dat klopte. In zijn in Schiedam tweede videocol-
Google al in museum
lage Playground (2014) verzamelde De Ruijter volgens net zo’n aanpak, afbeeldingen van Amerikaanse voetbalvelden. Het kan nu technisch, maar wat een werk Tentoonstellingspanelen met Schiedamse kaart én een van de zes daarvoor benutte koperplaten, 1770. (www.gercoderuijter.com/gerco/video/item/1161).
48 |
Geo-Info | 2014-6
kleurenlitho’s met stadsplattegronden. Die van ‘J.K. Dominicus opzichter bij de Gemeentewerken’ (1:5.000) werd in 1900 uitgegeven door de vereniging met de aansporende naam Schiedam Vooruit. De herziene kaart (1:5.000) door G. van Marion, leraar ambachtsschool, en A. Geurtsen, opzichter van Gemeentewerken Schiedam, is van rond 1933. Deze werd uitgegeven door Henri Rebers: ‘alleen Hoogstraat 146 Schiedam’.
Titel van plattegrond van Schiedam van Dominicus, 1900. Kaarten in de kerk De twee (gratis) exposities ‘Historische Atlas van Schiedam’ en ‘Parel aan de Nieuwe Maas’ over wederopbouwarchitectuur waren het resultaat van een samenwerking tussen het
(en stadsarchitect) Rutger van Bol-es van ‘Schiedam en omleggende heerlijkheden’ werd gemeten in 1770. Naast de gedrukte samengestelde wandkaart (schaal ca. 1:12.500) hing één van de zes benodigde koperplaten. Amsterdammer N. van der Meer graveerde ze. Van later zijn vermeldenswaard twee
Slot In het Stedelijk Museum Schiedam met kunst van na 1945 waren er bij mijn bezoek meer suppoosten dan bezoekers. In de Grote Kerk waren er meer bezoekers dan (hulp)kosters. Thuis las ik in de Zuid-Hollandse Studiën I uit 1950 het artikel ‘Plattegronden van de stad Schiedam’ van J. Keuning met zelfs de kosten van de tentoongestelde kopergravures. ‘Zwart Nazareth’ had daarmee vrij vroeg een cartobibliografie. Wat de artiest Gerco de Ruijter betreft: Museum Jan Cunen in Oss toonde tot 23 november 2014 nog een andere tentoonstelling van hem: Almost Nature. En werk van deze kunstenaar hangt, volgens zijn cv op zijn website, ook bij het Kadaster in Apeldoorn. Kennelijk goed voor het imago! Adri den Boer
Gerco de Ruijter hing al bij Kadaster Stedelijk Museum Schiedam, het Gemeentearchief Schiedam en de Grote of Sint Janskerk. Alleen ‘Historische Atlas van Schiedam’ met als ondertitel ‘Stad van vis, schepen en jenever’ is hier relevant. Aan de hand van tekeningen, foto’s en schilderijen, maar vooral van lokale en regionale historische kaarten ontvouwde zich de geschiedenis van de stad. (Uiteraard hing er wel een kopie van de in opdracht van de landsregering gemaakte stadskaart van Jacob van Deventer van 1560, maar de nationale kaartseries van na de Franse tijd waren niet nodig.) Er waren zelfs twee kaarten niet alleen op papier gedrukt, maar ook op de originele koperplaat tentoongesteld. De gravure van één blad van de stad uit 1598 was van Jacques de Gheyn. De kaart van de in 1745 geadmitteerde landmeter Plattegrond van Schiedam van Van Marion en Geurtsen, circa 1933.
2014-6 | Geo-Info
| 49
Marjan Bevelander
Column
50 |
3D Doorbraak is nodig en gaat er komen Dat was de inspirerende boodschap op het symposium 3D doorbraak dat op 29 oktober in de aula van de Technische Universiteit Delft plaatsvond. Het symposium ging vooraf aan de oratie van Jantien Stoter. Zij is benoemd tot hoogleraar bij de Faculteit Bouwkunde op het vakgebied Spatial Data Infrastructure (SDI). Haar oratie had als titel: “Geo-informatie van iedereen, voor iedereen”. Zoals ze zelf verklaarde ligt haar hart bij de creatie van een 3D-SDI voor Nederland. Daarom ook de mooie combinatie van het symposium in de ochtend en de oratie in de middag. De hele dag was de energie die van het idee ‘3D doorbraak’ uitgaat voelbaar in het enthousiasme van de sprekers. Jantien was samen met Rob van de Velde en Henk Scholten dagvoorzitter. Samen vertegenwoordigen zij de driehoek wetenschap, overheid en bedrijfsleven. De Gouden Driehoek die samenwerking vorm geeft in GeoSamen. Waarom een 3D doorbraak? Voor de jongere generatie die is opgegroeid met games en Internet is een virtuele omgeving heen gewoon. Zij zijn de Minecraftgeneratie, die gewend is om te spelen, te communiceren en te bouwen in een fictieve 3D-omgeving op Internet. De kloof met de professionele geowereld, die nog gevangen lijkt te zijn in een structurele 2D-benadering met zo hier en daar een uitstapje in 3D, is groot. We zijn gewend geraakt aan het platslaan van de werkelijkheid. Dat belemmert ons in de ontwikkeling van Nederland in 3D. Hoe erg is dat? Voor een deel zien we dat aan de voorbeelden die er al wél zijn. Gemeenten als Rotterdam, Eindhoven en Gent passeerden de revue. Zij zijn al volop bezig met de (door) ontwikkeling van hun 3D-basistopografie. In Rotterdam wordt zelfs de ondergrond daarin meegenomen. Eindhoven ziet het 3D-stadsmodel als de toekomstige interface voor de stad en gaat op de weg ernaartoe een intensieve samenwerking aan met onderwijsinstellingen en bedrijven. Het vrijkomen van het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2) als open data begin dit jaar speelt een belangrijke rol. Het blijkt een katalysator voor vele initiatieven en ideeën. Een greep daaruit: 3DTop10NL, nog niet 100%, maar wel al heel bruikbaar, te downloaden bij het Kadaster, het Bomenregister, het hoogtebestand met absolute bouwhoogtes, 3Di Waterbeheer dat sneller en beter wateroverlast kan voorspellen en een 3DIMgeo toolkit op de site van Geonovum met gebouwen als kubussen. Allemaal componenten die het gemakkelijker zullen maken om 3D in te gaan zetten voor de opgaven waar Nederland voor staat. Maar dit alles zijn relatief kleine stappen op weg naar het doel dat Jantien Stoter zo inspirerend neerzet. In haar oratie schetste zij de stip op de horizon zonder enig voorbehoud. Het deed mij denken aan de eerste schilders die perspectief in hun schilderijen aanbrachten. Toeschouwers zagen dat niet in één keer. Nu kun je je dat bijna niet meer voorstellen. Zo zal er ook een dag komen dat wij ons niet meer kunnen voorstellen
Geo-Info | 2014-6
dat kaarten plat en niet actueel waren. Jantien schetste een visie waarin overheid, bedrijven en wetenschap samenwerken om actuele gegevens over de leefomgeving te integreren in een 3D-model en dat op interactieve wijze te delen. Dat gaat ver en ik merk dat ook ik geneigd ben om me te concentreren op de opgaven waar we in 2D al voor staan. De beweging maken naar 3D gaat stap voor stap. Ik ben ervan overtuigd dat het symposium in Delft een belangrijk moment was in het bewustzijn dat we anders gaan denken. Nu gaat het erom hoe we dit denken gaan omzetten in daden. Het is duidelijk dat we een 3D-basisvoorziening en 3D-standaarden nodig hebben. Zonder dat zien we een ad hoc benadering van 3D-projecten en dat kost handenvol ontwikkelen leergeld. Het maakt bovendien de markt onzeker omdat het onduidelijk is hoe we informatie gaan uitwisselen en inwinnen. Het is tijd voor actie: “De samenleving vraagt hierom en we zijn er al goed in.” Dat we er al goed in zijn, zagen we in het dertigtal presentaties die in rap tempo voorbij kwamen. Tegelijkertijd werd ook duidelijk dat er nog veel uit te zoeken is. Over 3D zelf, maar ook over de integratie met 4D (tijd), 5D (schaal) en 6D (thema’s). Via onderzoeksprojecten op allerlei universiteiten worden nu grote stappen gezet. Nederland is op weg naar 3D, dat is duidelijk. Het gaat er nu nog om dat we dat op een efficiënte manier doen. Daarom was er aan het eind van de ochtend een manifest te ondertekenen. De eerste 49 partijen die samen de gouden driehoek vertegenwoordigen, ondertekenden het manifest dat de samenwerking onderstreept en ervoor gaat om samen te willen veranderen van een structurele 2D benadering naar een structurele 3D benadering. Vanaf nu gaat het er alleen nog om, om de weg ernaartoe te plaveien. Daar ligt nu een uitdaging. Duidelijk is wel dat het goed zou zijn om een landelijke basisvoorziening 3D te creëren. Hoe dat het beste kan gebeuren, is nu nog een vraag. Wel is duidelijk dat het symposium en de oratie van Jantien Stoter een essentiële bijdrage hebben geleverd in de totstandkoming ervan. En dat is pas het begin. Marjan Bevelander Beleidsmedewerker Ministerie van Infrastructuur en Milieu
[email protected]
Elf landmeters gediplomeerd Elf landmeters ontvingen vrijdag 31 oktober 2014 jl. op het Radius College te Breda hun diploma. Zij volgden de MBO opleiding middenkader functionaris landmeetkunde niveau 4. De studenten zijn werkzaam bij de volgende bedrijven: Dibec Fugro Geoned Geonius GBRD HDBtekenburo IV-Groep PL-Landmeetkunde Prisma Meten en Uitzetten De lessen werden gegeven door het opleidingsinstituut Ingenieursbureau Zondag op de locatie te Bruchem in samenwerking met het Radius College (Gem. Zaltbommel). In 1½ jaar tijd werden de studenten opgeleid tot zelfstandig landmeter, die met alle landmeetkundig apparatuur kunnen werken, het voorbereiden van uitzettingen en detailmetingen
met landmeetkundig- en cadsoftware, maar ook de metingen m.b.v. reken- en tekensoftware verwerken. Met behulp van GIS-software themakaarten te vervaardigen en de gegevens op te slaan in de database van dit programma.
Nieuwe studenten voor deze MBO landmeetkunde opleiding, die weer plaats vindt in Bruchem, kunnen nog instromen tot januari 2015, aanmeldingen via de website van het Radius College te Breda.
Wisseling bij de Geo-Info redactie Precies hebben we zijn eerste bijdrage niet kunnen achterhalen maar zeker is dat vertrekkend redacteur Edward McGillavry in het afgelopen decennium heel wat bijdragen voor Geo-Info op zijn naam heeft gezet. Daar hebben we hem in de laatste redactievergadering namens de vereniging dan ook hartelijk voor bedankt. Edward heeft aangegeven nu ook wat meer tijd voor zijn gezin te willen hebben. Met de aan hem overhandigde afscheidscadeaus heeft de redactie hem alvast een stukje op weg geholpen. We blijven gelukkig de komende tijd nog genieten van de bijdragen die Edward als auteur van o.a. Open Kaart zal blijven leveren. Heel mooi is dat er vrijwel direct ook weer werd voorzien in deze vacature. Jonna Bosch, werkzaam bij Nieuwland, heeft aangegeven graag het stokje over te nemen. Hieronder stelt zij zichzelf voor. ‘Ik vind het enorm inspirerend om mensen anders naar de dagelijkse dingen te laten kijken. Geoinformatie is volgens mij een werkgebied waarin veel mooie (nieuwe) ontwikkelingen plaatsvinden. Hiervan maak ik graag mensen binnen en buiten het werkveld bewust. Als redactielid van Geo-Info kan ik er voor zorgen dat deze verhalen, ontwik-
Edward MacGillavry
Jonna Bosch
kelingen en ideeën beschikbaar komen. In mijn werk doe ik dit met het geven van cursussen, het ontwikkelen van lesmateriaal of het ontsluiten van kaarten en gegevens naar de ‘buitenwereld’ via webapplicaties. Deze drang om informatie over te dragen op een toegankelijke manier was er al op de middelbare school, waar ik de schoolkrant levend heb gehouden en later tijdens mijn studie door posters en uitkranten te ontwerpen. Ik was bijna journalistiek gaan studeren dus eigenlijk is het niet meer dan natuurlijk dat ik in de redactie van Geo-Info ga zitten.
2014-6 | Geo-Info
Ik hoop in de komende jaren te bereiken dat GeoInfo een dusdanig inspirerend blad wordt, dat al mijn vakgenoten er naar uitkijken. Waarvan zij zich nieuwsgierig afvragen wat er nu weer voor interessante en onvermoede ontwikkelingen worden besproken. Wat concreter: ik hoop dat mijn bijdrage leidt tot inspirerende verhalen over het dagelijkse werk van ieder die met geo-informatie werkt. Want geo-informatie is zo breed, dat het dagelijks werk van de één een eye-opener kan zijn voor de ander. Nieuwsgierig zijn, blijven en maken.’ Jonna: van harte welkom! Met deze inspirerende woorden kunnen we interessante bijdragen tegemoet zien.
Nieuw bestuurslid Geo-Informatie Nederland Tijdens de ALV is gekozen Roosmarijn Haring gekozen als nieuw bestuurslid. Zij zal zich in de volgende editie van Geo-Info voorstellen.
| 51
Verslag
Esri GIS Conferentie in beweging ‘De wereld in beweging’. Dat was het thema van de 21ste Nederlandse Esri GIS Conferentie 2014 op 17 en 18 september in Rotterdam (nu in Beurs WTC). Op de beursvloer bruiste het volgens het programmaboekje al van enthousiasme over kaarten en dat klopte. Er kwamen 1500 bezoekers. goud in handen, eerst was het benzine!’. Informatie was volgens haar corebusiness voor rekenkamers en de media. Ze toonde op een site een kaart met de NATO-lidstaten ‘die bij doorscrollen alle publieke informatie geeft’, die de 2e Kamer opviel en voorpaginanieuws werd. Brieven met dezelfde informatie, die zeven jaar land jaarlijks aan de Kamer werden gezonden, bereikten niets. Het ging nog alleen om NATO-bijdragen, de geldstromen in één richting, maar gevolg van de actie kan worden dat ‘undisclosedbordjes’ soms zullen verdwij-
Enterprise GIS Award voor Zwolle
Saskia Stuiveling enthousiast over geo-informatie. Veel is nog te vernemen op www.esri.nl. Deze impressie beperkt zich tot de keynotespeakers van de tweede ochtend. Esri-directeur Frits van der Schaaf sprak over ‘Informatie op maat met apps’. Met ArcGIS-apps is een nieuwe doelgroep bereikt. Nederlandse basiskaarten krijgen alleen al daarmee per maand 30 miljoen requests en een jaar eerder waren dat er nog maar 10 miljoen. Esri-directeur Ed van Ingen interviewde vanwege diens drukte spreker Arie Versluis, kwartiermaker Chief Data Officer (CDO) bij de dienst CIV van Rijkswaterstaat (RWS) over ‘Datastromen in de keten’. CDO’s waren volgens Van Ingen nog uniek en hij vroeg naar de relatie met de CIO’s. De van oorsprong landbouweconoom Versluis wist dat de ict bij minstens RWS veel eilandautomatisering opleverde en er geredeneerd moest gaan worden
vanuit de data en de gebruiker. Hij was in kaart aan het brengen wat RWS allemaal heeft. (‘Er gaan een Kadaster en een CBS schuil in RWS. Je wilt niet weten wat we hebben!’) Toepassen van open RWS-data voor maatschappelijke problemen viel Versluis tegen en de zaal kreeg de oproep om aan de slag te gaan, want hij heeft graag de rol van dataprovider. ‘Open data van anderen kan saneren van eigen data tot gevolg hebben’, zo verwachtte hij ook. Zijn afsluitende open vraag ‘Wat heeft TomTom?’ leidde echter tot gemompel in de zaal met vakmensen.
52 |
Geo-Info | 2014-6
President Stuiveling Saskia J. Stuiveling, president van de Algemene Rekenkamer, sprak over ‘Je moet bewegen om hetzelfde te blijven’. Haar start tot de geomensen was al helder: ‘U hebt
De gemeente Zwolle is tijdens de conferentie bekroond met de Nederlandse ‘Enterprise GIS Award’. De Esri-award is een erkenning voor het ambitieuze geoinformatiebeleid in ‘Zicht op Ruimte, roadmap 2009-2015’. Dit beleid bestaat uit twee pijlers: werken op het ArcGIS-platform en gebruik door de hele organisatie. Ed van Ingen, directeur van Esri Nederland, reikte de award uit aan Regina Riemersma, gemeentesecretaris van Zwolle.
In Innovatiepaviljoen op de beurs werd ArcGIS-content geladen in de headset van Oculus Rift Virtual Reality. nen. Andere maatschappelijke voorbeelden van nuttig gebruik van geo-informatie, vooral uit New York, betroffen zaken van rechercheren van brandrisicopanden en rioolverstopping door vette restaurants tot verspreiding van inbraken. Ook het webportaal van de Groninger BodemBeweging vond ze een mooi voorbeeld. Zoiets komt er ook met rijksvastgoedbeslissingen met lege kantoren en verzorgingscentra als gevolg. ‘We brengen nu nog maar voorbeelden, maar die moeten structureel worden’, zo vond ze. De oorzaak van alle ketenoptredens was volgens haar de uitvinding van de boekdrukkunst 600 jaar geleden. Je hoefde van elkaars expertise niets te snappen en gaf je werk door. Dat drukken dwong tot lineair werken, maar nu zit, dankzij ict en internet, kennis tot in de haarvaten en gaat de wereld over van volgtijdig naar gelijktijdig. (De boekdrukkunst was trouwens eerst in China uitgevonden, maar een centraal gezag legde daar controles en vergunningen op, een censuur die in het Europese landenlappendeken niet kon.) Rekenkamers gaan over de relatie tussen beleid en geld, zo vatte Stuiveling samen en Obama deed onder federale druk aan Open Geo Spending (zie
www.recovery.gov). Presenteer beleidsinformatie op kaart, zo was haar boodschap. (‘Met geography-based en evident-based policy zijn
Geo-informatie is goud we een heel eind.’) De zaal werd aangeraden te kijken op de website www.nvrr.nl met alle Nederlandse rekenkamers en niet te wachten op vragen, maar om aanbiedingen te doen. Van Ingen vroeg als slot naar haar visie op Open Data. ‘Zorg dat je overzicht hebt over rijksdatasets en discussieer niet over ruwe of bewerkte data. Dat is een achterhoedegevecht!’
voor media en journalistiek’. Ook hij bewonderde de bloem van de digitale transformatie met ‘luisteraars die terugpraten’. Met Esri Nederland is er een speciale band. Kaarten brengen patronen in beeld waar vrij nieuws mee gemaakt kan worden. Ook komen ze op de website www.bnr.nl. Bijvoorbeeld verkiezingsdata, vakantiegedrag of verschraling van eerstehulpposten zijn zo voor ieders plek met thematische kaarten raadpleegbaar. Journalisten zouden weg zijn van ‘júllie open data’ en de zaal kreeg de waarschuwing mee: gebruik de privacywetgeving niet als schaamlap. Hoog in organisaties werd transparantie wel gewaardeerd, ‘maar communicatiemedewerkers doen daar zenuwachtig over en hebben een omslag nodig’ (ook voor vakbladen herkenbaar, AdB). Tegenover een volgende nieuwsvoorziening moet een minder lui ‘digital journalism’ worden gepromoot, aldus deze vlotte spreker. Fröhlich sloot af met de mooie woorden: ‘u zit op goud met geo-informatie’. Adri den Boer
Journalist Fröhlich Sjors Fröhlich, hoofdredacteur van BNR Nieuwsradio, sprak over ‘Openheid als motor
2014-6 | Geo-Info
| 53
Verslag
Promotie Paul van Asperen (OTB TU Delft)
Ook paranimfen bij lekenpraatje.
Prof.mr. Jitske de Jong overhandigt laatste bul.
Op 17 september 2014 promoveerde in Delft Rijkswaterstater én oud-OTB-er ir. Paul van Asperen op “Evaluatie van innovatieve land registratie-instrumenten in sub-Sahara Afrika: drie cases binnen een peri-urbane context”. (Het OTB – onderdeel van de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft - is gespecialiseerd in onderzoek, onderwijs en advies op het gebied van de gebouwde omgeving.) De promotoren waren de emeritus prof.mr. Jitske de Jong van de TU Delft - Paul was haar laatste promovendus - en prof.mr.dr. Jaap Zevenbergen van U-Twente. Van Asperen (1965 en in 1989 afgestudeerd als geodeet) bekende zijn oude passie voor Afrika en gaf in zijn Nederlandse ‘lekenpraatje’ vooraf negen jaar werk in een kwartier weer. Er zijn in Afrika diverse, elkaar soms overlappende grondregistratiesystemen. (Hij kwam van één gebied een registratie tegen van zowel een gemeente als van een hoofdman!) Origineel is de pre-koloniale landtoewijzing via traditioneel recht. In het koloniale tijdperk kwamen daar voor de steden op westerse leest geschoeide kadasters overheen. In deze post-koloniale tijd is de formele registratie complex en duur en handhaaft de traditionele zich in rurale
gebieden in Lusaka (Zambia), Oshakati (Namibië) en Gaborone (Botswana), waarbij vooral wordt ingezoomd op het perspectief van de landbezitters. Naast toetsingskaders als ‘wegnemen van angst voor verdrijving’ waren literatuur en vooral interviews zijn bronnen. De belangrijkste conclusie van Van Asperen is dat de innovatie-instrumenten tot op zekere hoogte gunstig zijn voor de armen, waarbij punten voor verbetering zijn geïdentificeerd. In ieder geval zijn deze instrumenten een noodzakelijke toevoeging aan de bestaande conventionele landregistratie-instrumenten. Steun van nietgouvernementele organisaties (ngo’s) en van buurtorganisaties is welkom. Uit de internationale oppositie - proefschrift en promotie waren ook in het Engels - leek de vraag van dr.ir. Chrit Lemmen van Kadaster International het leukst: Waarom mankeerden woorden als computer en database in een proefschrift over innovatieve instrumenten? Het was bewust. Van Asperen waardeerde hulpmiddelen, maar ze geven niet weer wat het volk vindt! Het proefschrift is voor € 65 te bestellen via www.iospress.nl.
54 |
Felicitaties en nog meer boeken. gebieden. Er is ook sprake van informeel gebruik zonder rechtsbescherming en sinds 2000 zijn er innovatieve instrumenten (vooral gedachten en ‘pro-poor’) om rechten en claims te formalise-
Zie ‘OTB & Omgeving’ 2014-3 ren. Hiermee wordt beoogd de rechtsbescherming van voornamelijk arme landbezitters te verbeteren en daarmee bij te dragen aan armoedebestrijding. Dit onderzoek evalueert dus dergelijke instrumenten in drie peri-urbane
Geo-Info | 2014-6
Adri den Boer
In Memoriam
Prof. Dr. Ir. Kees de Jong 12 januari 1962 – 31 oktober 2014 ducten en diensten. Zijn “bewegende basislijn” software wordt gebruikt voor seismische toepassingen. Voor Inertiële navigatie (INS) legde hij de mathematische basis. Zijn EHP engine haalt werelwijd “real-time” 10 cm nauwkeurigheid. De opzet is zo algemeen, dat nieuwe GNSS-systemen als Glonass en Beidou eenvoudig konden worden toegevoegd. De laatste jaren werd door zijn team gewerkt aan 1 cm real-time wereldwijde nauwkeurigheid. Kees werd wereldwijd gerespecteerd in de academische gemeenschap en binnen Fugro. Hij was (co) auteur van meer dan 130 publicaties en schreef een standaard werk over Hydro grafie. Hij was bestuurslid van de HSB, NIN, VPN, DSNS’93 en mede organisator van het succesvolle congres ENC-GNSS 2014 in Rotterdam. Sinds 2013 was hij “visiting professor in Newcastle” Daarnaast was Kees zeer geliefd bij zijn collega’s vanwege zijn sociale karakter en zijn gevoel voor rechtvaardigheid. Kees liet iedereen in zijn waarde. Kees, een persoon van formaat in de wereld van de geodesie.
Met droefheid melden we dat Kees de Jong plotseling is overleden aan de gevolgen van een hersenbloeding. Kees startte zijn opleiding geodesie aan de TH in 1981, na eerst een jaar wiskunde gestudeerd te hebben. Zijn GPS-software rekende posities binnen 10 meter. In 1984 hielp hij, als student, bij de eerste GPS-metingen in Nederland. Midden in de nacht, want dan waren er vier GPS-satellieten, en na dagen rekenen was de basislijn Delft-Kootwijk 10 cm nauwkeurig over 100 km. In zijn eerste baan bij Osiris schreef hij geavanceerde GPS-software, welke, in één uur, centimeter nauwkeurig was op basislijnen tot 20 km. Daarna werkte hij voor Sokkia in Japan, waar hij GPS-software schreef. In 1992 begon hij aan TU Delft als onderzoeker op GNSS en kwaliteitscontrole. Aansluitend werkte hij twee jaar bij Philips als teamleider bij het CARIN autonavigatiesysteem. Van 1998 tot 2002 was hij assistent professor aan de TUD op het gebied van mariene geodesie en GNSS. Sinds 2003 werkte hij voor Fugro. Kees speelde een sleutelrol in onderzoek en de ontwikkeling van Fugro’s geavanceerde positionerings pro-
Hans Visser
Mooie straatnamen in Hoorn Hollandse Cirkel Jan Dou zit er al wel bij, en die was er in het echt ook eerder dan zijn instrument. Bordjes met Hollandse Cirkel mankeren helaas ook nog, maar de straatnaam komt voorbarig al wel voor op kaarten langs de weg en op www.openstreetmap.org. (De naar land-
In het plan Bangert en Oosterpolder in Zwaag (sinds 1979 gem. Hoorn) werden al in 2009 voor fase 3 straten vernoemd naar het
landmetersgereedschap Meetketting, Hollandse cirkel en Jacobsstaf en voor fase 4b naar ‘Landmeetkundigen, intellectuelen en kartografen’ (prachtige pikorde!). Zie voor het hele namenlijstje www.bangertenoosterpolder.nl. Ondanks die mooie namen duurde realisatie door de bouwcrisis langer dan gedacht. De Jacobsstaf is nu deels bewoond en aan de Meetketting staat een enorme multifunctionele accommodatie (De Kreek), maar de Hollandse Cirkel heeft het meest onder de crisis te lijden en ligt nog braak. De uitvinder van de
2014-6 | Geo-Info
meter Jan Dou vernoemde straat ook, maar als Jan Douwstraat...) Zou het in deze na-crisistijd niet wat zijn om plantopografie wat onderscheidend van de rest aan te geven? Adri den Boer
| 55
Verslag
Commando-wisseling Dienst der Hydrografie Onder aanwezigheid van de commandant zeestrijdkrachten vice-admiraal Borsboom, en met prachtig zonnig weer, droeg op vrijdag 12 september 2014 Kapitein ter zee N.P.(Peter) Kortenoeven zijn functie van Chef der Hydrografie over aan Kapitein ter zee M.C.J. van der Donck. Ter gelegenheid van deze overdracht lagen de beide opnemingsvaartuigen Snellius en Luymes aan steiger 21 van de Marinehaven in Den Helder.
Kapt. ter zee Peter Kortenoeven bij zijn afscheidsspeech, met de slaggaard en de hydrografische lantaarn tegen het spreekgestoelte. Links Kapt. ter zee Van der Donck. Na een ontvangst op de Snellius, en de traditionele nasi goreng, werd op de kade naast het schip een carré gevormd door een daarvoor gebouwde tribune, het spreekgestoelte en de bemanningen van de Snellius, de Luymes en het personeel van de Hydrografische Dienst in Scheveningen. Met veel ceremonieel en muziek werd daar het commando overgedragen, met speeches van de commandant van de zeestrijdkrachten en de scheidende en komende chef der hydrografie. Kortenoeven nam afscheid na een dienstverband bij de Koninklijke Marine van 38 jaar, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de hydrografi-
sche diensten van andere Noordzeestaten, waarmee hij gedurende zijn loopbaan veel had samengewerkt; hij is ook geruime tijd in Groot-Brittannië bij de Admiralty gedetacheerd geweest. Kortenoeven is nog voorzitter van het International Centre for Electronic Navigational Charts (ENC). Uit de database van deze ENC wordt de internationale electronische zeekaart samengesteld.
56 |
Geo-Info | 2014-6
Voor de overdrachtsceremonie was de slaggaard (een peilstok in de kleuren zwart, rood, blauw en wit met een schaalverdeling) tegen het spreekgestoelte aangezet en symboli-
seerde een brandende hydrografische lantaarn het licht dat de (elektronische) zeekaarten verschaffen voor de zeevaart, zowel civiel als militair. De slaggaard was geschonken door de laatste bemanning van het vorige opnemingsvaartuig, de Buyskes, aan de Snellius bij gelegenheid van haar indienststelling in 2003. De heer Schoonhoven, commandant van de Zr.Ms Luymes, hield tot slot een toespraak over Kortenoeven’s verdiensten, waarna een receptie volgde. Ferjan Ormeling
Wil jij ook buiten werken als landmeter? Kadaster zoekt nieuwe landmeters, als één van de grootste werkgevers voor landmeetkundig werk In januari 2015 starten de eerste 10 landmeters met hun eenjarige opleiding voor landmeter. Een interessante opleiding die bestaat uit een combinatie van theorie en training-on-the-job. In mei 2015 is een tweede opleiding gepland. Binnenkort starten we met de werving van kandidaten die wonen in Midden en Zuid Nederland.
(Landmeetkunde) of kandidaten met een technisch mbo+ niveau. Je hebt kennis van meetkunde (Goniometrie), numerieke vaardigheden en ruimtelijk inzicht. Je houdt van nieuwe (meet)technieken, je kunt zelfstandig werken en gaat voor kwaliteit. Ook heb je een rijbewijs B. Het brutosalaris is maximaal € 41.680,- per jaar, afhankelijk van kennis en ervaring.
Ben jij een geschikte landmeter? We zijn op zoek naar gemotiveerde kandidaten met een afgeronde mbo opleiding Bouw en Infra
www.werkenbijhetkadaster.nl
Interesse of meer weten? Kijk op: www.werkenbijhetkadaster.nl
N
Kenniskring bijeenkomst GIS ondersteuning grootschalige nieuwbouwprojecten Maandag 24 maart 2014 14:15
Ontvangst, socializing
Wageningen
15:00
Welkom & Agenda
Jan Roodzand
15:05
TenneT en het NoordWest 380kV project Introductie over TenneT, Manno en het NW380 project. Wat zijn de uitdagingen en ervaringen in het voorbereiden en realiseren van een hoogspanning-verbinding tussen de Eemshaven en de Randstad. Welke rol speelde en speelt GIS daarbij
15:50
GIS Team binnen TenneT Welke ontwikkeling heeft het GIS-team binnen TenneT doorgemaakt om de grote nieuwbouw projecten adequaat te ondersteunen. In dit deel gaat Peter in op de aanleiding, structurering en organisatie van de ondersteuning door het GIS team. 8:30 Ontvangst,
16:15
Korte Pauze
16:30
Demonstratie GIS gebruik binnen NW380 Peter (en Manno) Via concrete voorbeelden uit het NW30 project wordt inzet 9:05 College: OpenTopo.nl – het combineren van open geodata GIS verder toegelicht De kaartbladen op opentopo.nl zijn begonnen als experiment om van de
Manno Bannink Programma manager NW380 TenneT
Mini seminar: OpenTopo Kennisdag Peter van de Koppel
Vrijdag 25 april 2014 GIS-team TenneT
16:50
9:00
socializing
Welkom & Agenda
gedetailleerde Top25raster een actueler kaartbeeld te kunnen maken voor de Verbreding ondersteuning Peter hulpdiensten. In dit college komen de ervaringen aan bod met het combineren De meerwaarde van GIS is binnen TenneT al snel verbreed door het inzetten van 3D en animaties. van de BRT, de BAG, de OSM, de Risicokaart en sinds kort ook het Actuele Peter vertelt hierover, maar vooral toont ze
Jan-Willem van Aalst
Hoogtebestand. Er is veel ruimte voor interactie en het uitwisselen van ideeën.
17:15
Delen ervaringen “GIS binnen Nieuwbouw” De meerwaarde van Kenniskring sessies is ervaringen 10:30 Pauze uitwisselen, dat staat hier centraal!
17:45
Afsluiting, drankje, napraten
10:45
Jan Roodzand
Allen
(circa 18:30 eind) Mini Seminar: Open Topo
1) Open data als bron voor open data
De topografische producten van het Kadaster kenmerken zich door authenticiteit en gedefinieerde kwaliteit. Door het Kadaster wordt onderzoek 5253gebruik RJ Nieuwkuijk, 073-5236778 gedaanKuiper naar5,het van open data bronnen om de actualiteit van de BRT
[email protected] www.ruimteschepper.nl te verhogen en de gebruiker te voorzien van actuele geloofwaardige topografie. In deze sessie wordt ingegaan op de toegevoegde waarde van deze topografische open data rotonde.
Ben Bruns
Kenniskring bijeenkomst Rijkswaterstaat & Geonovum 2) Open Data, Linked Data en Linked Open Data Dinsdag 20 mei 2014
De overheid gaat steeds meer over naar open data. Ministeries, Provincies, Waterschappen, Gemeenten, ZBO's en semi -verheidsbedrijven als Alliander Bert ten stellen data via internet beschikbaar. Waarom doen ze dat, hoe doen ze dat, Brinke wat kunnen we er mee, hoe gaan we om met privacy. In de presentatie zal 13:45van Open Ontvangst, socializing worden ingegaan op deze en nog enkele andere aspecten Data, Linked Data en Linked Open Data.
14:30
Lelystad
Welkom & Agenda
Jan Roodzand
3) OGB: overleg gebruikers open data en geo basisregistraties
Het OGT (Overlegplatform Gebruikers Top10NL) is doorontwikkeld naar de 14:35 Introductie Rijkswaterstaat & Digitale Delta (1) BRT: BasisRegistratie Topografie. Er is behoefte aan een gebruikersoverleg Harrie voor Open Data en Geo Basisregistraties en het gebruik van het stelsel. Waar Rijkswaterstaat • Werkveld Watermanagement van der Werf richt het OGB zich op? Met welke doelen? Voor welke • Uitdagingen watermanagement gebruikersdoelgroepen? Wie zijn sparringpartners? Wat worden de werkwijzen en participaties? Deze vragen worden in de introductie van het • Aanleiding en doelstellingen Digitale Delta OGB beantwoord.
12:15
Raymond Feron Rijkswaterstaat
• Digitale Delta programma: Organisatie , betrokkenen, programma
Netwerk Lunch
15:15
Rob van de Velde Kenniskring bijeenkomst Geonovum SVB-BGT & Transfer Solutions
Introductie Geonovum en Laan van de Leefomgeving (1)
Kuiper 5253 RJ Nieuwkuijk, 073-5236778 • 5,Werkveld Geonovum
[email protected] www.ruimteschepper.nl
• Uitdagingen omgevingswet en digitale uitvoering
• Stelselwijziging , doelstellingen en betrokkenen • Laan van Leefomgeving introductie
Donderdag 26 juni 2014
16:00
Korte pauze
16:15
Concretisering Laan van de Leefomgeving (2)
13:45
Ontvangst, socializing
Leerdam
Rob van de Velde 14:30 • Eerste ideeën over de Informatiehuizen en de componenten Welkom & Agenda van de Laan van de Leefomgeving
Jan Roodzand
14:35 BGT in Uitvoering • Van digitale bestemmingsplannen naar digitale omgevingsplannen
• Een beeld geven van de stand van zaken in het land
• De semantische opgaven 16:50
Raymond Feron
• Aanpak programma • Bereikte resultaten (incl. voorbeelden) • Lessons learned en hoe verder 15:10 • Laan van de leefomgeving “avant la lettre…” 17:30
Jan Bruijn Directeur SVB-BGT
• De snelheid waarmee nu de BGT gemaakt wordt
Concretisering Digitale Delta (2)
Afsluiting, napraten met een drankje
• De samenwerking die we zien tussen bronhouders onderling • Hoe SVB-BGT de synergie tussen bronhouders vergroot. Transfer Solutions en de weg naar BRAVO • Laatste technische en organisatorische ontwikkelingen 18.30 eind
•Kuiper Ontwikkeling van BRAVO systeem 5, 5253 RJ Nieuwkuijk 073 7820 168
[email protected] www.ruimteschepper.nl
15:50
Korte pauze
16:15
Onder de motorkap van BRAVO
Ivo van Dongen Transfer Solutions
Mini seminar: Geo-architecturen toegepast
• Rol Transfer binnen BGT activiteiten
Woensdag 15 juli 2014 Albert Lems
• Toelichting BRAVO systeem
16.45
• Architectuur, functionaliteit
Ontvangst, socializing Transfer Solutions
17.30
Welkom & Agenda
• Ervaringen • Demonstratie & vragen
17.35
16:50
BGT in de praktijk • Toelichting assemblage proces • Inrichting controle proces • Eerste ervaringen uit de praktijk • Lessons learned en hoe verder
17:30
Afsluiting, napraten met een drankje
18.15
Jan Roodzand
Overheden: Landelijke referentiearchitecturen als GEMMA
Landelijke referentiearchitecturen als GEMMA en haar zusters, bieden referentiecomponenten om & inzicht te krijgen in bijvoorbeeld het Sandra de Vos applicatielandschap en informatieproducten van een organisatie. Ze leveren Geert Albers handvatten voor het maken van views, bijvoorbeeld een overzicht voor een hele SVB-BGT gemeente of specifiek gericht op de geo-informatievoorziening. In het kader van werken onder architectuur kan hier – naast andere methodieken - gebruik van gemaakt worden als hulpmiddel bij het sturen op ontwikkelingen. Ook geoinformatie krijgt in deze referentiearchitecturen meer aandacht, denk aan “Geo in 18.30inleiding eind gaat in op de rol en mogelijkheden van GEMMA, onder GEMMA”. Deze andere aan de hand van praktijkvoorbeelden. Coen en Aad zijn beiden deelnemer van Ruimteschepper. Kuiper 5, 5253 RJ Nieuwkuijk 073 7820 168 Gebiedsinformatiemodel als basis
[email protected] www.ruimteschepper.nl
Verboom Advies & Gemeente Stichtse Vecht
Kenniskring bijeenkomst: Gemeente Almere: Geo benut! Hein Corstens
Woensdag 25 september 2014
• Gegevensarchitectuur • Ontologie van een Gebied/GebiedsInformatieModel 14.30
Meld je m et op ruimt een aan escheppe r.nl
Aad Verboom
voor geo-gegevens-architectuur
Hein gaat op basis van onder andere zij brede kennis van BIM (Building Information Model) in op geo-gegevens-archtiecturen voor een gebied. Onderdelen die hij behandeld zijn: • Informatie-architectuur
Coen Wessels
CORSTENS informatieOntvangst, socializing architectuur
• Gebiedsmodel als instantiatie van een Gebiedsinformatiemodel
15.00
Welkom & Agenda
Jan Roodzand
15.05
De “marketing” van geo-informatie
Jaap Meindersma
19.00
Korte Pauze
19:15
Detoekomst? “marketing” van geo-informatie binnen een gemeentelijke organisatie, is Dimitry Dekker De (Geo)architectuur van de netbeheerder van de de ‘rode draad’ van deze middag. Jaap kent de afdeling Dimitry en Mark hebben een brede ervaring op het gebiedeigenlijk van integrale gegevensmanagement informatie architecturen waar de geografische systemen een belangrijke plaats in (team Geo-Informatie) nu al een aantal jaar, hij zal dan nemen. Voor organisatie als Alliander, Delta en recent samen Vitens zijn hebben zij ook vanuit perspectief vertellen over het team op zich en het (nog steeds) een belangrijke bijdrage aan het definiëren en implementeren hiervan vakgebied. geleverd. onbekende Ook de uitdaging om het vakgebied meer kenbaar te Mark van maken, zowel politiek als ambtelijk, binnen de organisatie komt aan de orde. Op basis van die kennis en nieuwe ontwikkelingen geven zij ons een kijkje in dergelijke architecturen en doen dit met name vanuit een toekomstgericht perspectief.
Rosmalen
Gebiedsinformatie binnen Dimitry en Mark zijn ook als deelnemer aan Ruimteschepper verbonden. 20:00
Vastgoedbedrijf
Henk Hoogland
Kenniskring bijeenkomst: Manager Vastgoedbedrijf GIS-Competence Center DLG
Henk kan op zijn manier vertellen over het (vooral voor onszelf) boeiende vakgebied Geo-Informatie. Hij heeft dagelijks met het vakgebied te maken en vertelt dan ook met een “vastgoed-pet” op over zijn ervaringen. Met een kritische blik licht hij de eventuele valkuilen/kansen Kuiper 5, 5253 RJ Nieuwkuijk, 073-5236778 van ons vakgebied toe.
Napraten
Directeur Stadsbeheer
[email protected] www.ruimteschepper.nl
16.15 16.30
Ruimteschepper Kenniskring
Korte Pauze
Doorontwikkeling Geo-informatie (afdeling)Donderdag
30 oktober 2014
John Vreenegoor De verandering en verbreding van het vakgebied heeft er toe geleid dat ook team Geo-Informatie binnen de gemeente Almere, moet meegaan om zijn Teamleider Geo14:00 Ontvangst, socializing bestaansrecht te behouden. John zal onderwerpen behandelen zoals: de Informatie doorontwikkeling van Gegevensmanagement, Transitie Sociaal Domein, Open 14:30 Welkom & Agenda data en Geo-Informatie in de politiek.
Utrecht Jan Roodzand
GIS in de haarvaten Het gebruik van GIS en geo binnen het ministerie kent een lange historie. Eerst van het voormalige ministerie van LNV, later EL&I Door gegevens een gezicht te geven Emil Otte envan nugeoEZ. Al ruim 25 jaar gebruiken we de kracht van de kaart. Emil zal aan de hand van enkele praktische voorbeelden, de kracht Adviseur binnen de Dienst Landelijk Gebied, Hetdomein, GCC, gepositioneerd informatie voor een gemeentelijke organisatie, toelichten. Het sociaal Geo-Informatie beheer en onderhoud van de stad en ook de presentatie van uitslagen voor de deze ondersteunt dienst met geo-tooling, maar ook andere EZgemeenteraadsverkiezingen, overal zit geo-informatie in. Dit zal hijonderdelen dan ook, dooren andere ministeries maken gebruik van de gegevens een gezicht te geven, aan u laten zien!. diensten van het GCC. Volgend jaar zit het GCC bij het RVO, een nieuw fase in de ontwikkeling. Caroline verhaalt over toen Einde 18.00 Napraten en nu, de ontwikkeling en de toepassingen van gis en geo. 14:35
17:30
Open (geo)Data in de praktijk
Elke maand een inspirerende sessie! • Actuele onderwerpen • Interessante sprekers • Volop interactie • Ideaal netwerken
s: slecht n e m lne ar dee tudent a j n e s E al €75 profession €300 onderwijs e €300 organisati €900
Kuiper 5, 5253 RJ Nieuwkuijk, 073-5236778 Ramon is volop aan de slag met
[email protected] www.ruimteschepper.nl
de implementatie van open data binnen EZ. Hij vertelt over het beleid, stipt internationale aspecten aan en geeft aan wat EZ concreet doet aan de uitvoering van het beleid. Momenteel zet het ministerie in op het vergroten van het aanbod en zoekt interactie met gebruikers. Graag nodigt hij je uit voor gesprek: open data is mooi, maar wat zijn jullie ervaringen, wat merken jullie van het open databeleid?
16:00
Korte pauze
16:15
Geo (hoe doen we dat) Samen Naar aanleiding van het bij de agenda verspreide visie document GeoSamen*) willen vanuit de driehoek overheid, bedrijfsleven (incl. zelfstandige professionals) en het geoonderwijs in gesprek gaan over de concretisering ervan: • Hoe leeft GeoSamen bij jou?
Caroline Porsius Programmamanager GIS Competence Center EZ
Ramon de Louw Programmamanager Aanpak Open Data CIO-office Min van EZ
Allen O.l.v. Sytske Postma Adviseur DLG
• Wat is er nodig om GeoSamen te laten werken? • Wat zijn de issues om GeoSamen verder uit te werken? 17:00
Afsluiting, napraten met een drankje
18.00 eind
Kuiper 5, 5253 RJ Nieuwkuijk 073 7820 168
[email protected] www.ruimteschepper.nl