SPECIAAL IN ONDERWIJS
Openbaar Speciaal OnderwijsAmsterdam Locatie: Mr de Jonghschool
Ondersteuningsplan
Inhoudsopgave ondersteuningsplan 1
Inleiding 1.1 Functies van het ondersteuningsplan in het speciaal onderwijs 1.2 De positie van het speciaal onderwijs van Orion in het samenwerkingsverband 1.3 De toelating en toewijzing speciaal onderwijs
2
Algemene informatie Orion 2.1 Visie en Missie van Orion 2.2 Gegevens van de scholen
3
Het onderwijs op de Mr de Jonghschool 3.1 Contactgegevens 3.2 Onderwijsvisie en onderwijsconcept 3.3 Beschrijving leerlingpopulatie 3.4 De diversiteit van de leerlingen in beeld 3.5 Samenvatting van de diversiteit van de huidige populatie 3.6 Relatie tussen onderwijsbehoefte, leeraanbod en het leerproces
4
De inrichting van de basisondersteuning 4.1 Route leerlingenzorg 4.1.1 Schematische weergave van de route leerlingenzorg 4.1.2 Beschrijvende weergave van de leerlingenzorg 4.2 Het onderwijsaanbod 4.3 De ondersteuningsstructuur 4.4 De professionalisering van de leraren 4.5 Taken en verantwoordelijkheden binnen de ondersteuningsstructuur 4.5.1 CVB en MDO 4.5.2 Taken en verantwoordelijkheden uitgewerkt
5
Inrichting van de extra ondersteuning in Orion 5.1 Leerlingen verschillen in ondersteuningsbehoefte 5.2 Deskundigen in de school en de ketenpartners 5.3 De inrichting van het gebouw en de onderwijsbehoefte 5.4 Extra ondersteuning beschreven in interventiekaarten
6
Grenzen van de ondersteuning
7
Ambities
1
Inleiding
In het kader van Passend onderwijs is Nederland verdeeld in regio’s. Binnen elke regio hebben de gezamenlijke besturen de plicht om te zorgen voor een dekkend onderwijsaanbod voor alle kinderen. De schoolbesturen zijn vertegenwoordigd in samenwerkingsverbanden. Orion is de enige aanbieder van openbaar speciaal (voortgezet) onderwijs - (V)SO - in Amsterdam. Zij heeft daarmee een grote verantwoordelijkheid naar haar leerlingen, hun ouders, ketenpartners en de samenwerkingsverbanden in en om Amsterdam. Orion biedt een combinatie van onderwijs en zorg in samenwerking met vaste externe partners. Op alle Orionscholen kijken de leraren naar wat de leerling wél kan. Binnen de SO en VSO scholen zijn onderwijsarrangementen ingericht die tegemoet komen aan de onderwijsbehoefte van leerlingen met een zeer gecompliceerd ontwikkelingsperspectief, een verschillende leerstijl en/of een specifieke onderwijsbehoefte. Ook voor leerlingen met een zeer beperkt ontwikkelingsperspectief is binnen de Orionscholen een gestructureerd onderwijsaanbod. De diversiteit van de populatie per locatie wordt beschreven in hoofdstuk 3. De locaties van Orion zijn ingericht op basis van het aanbod voor specifieke doelgroepen. Leerlingen met uiteenlopende hulpvragen kunnen vervolgens op verschillende locaties vraaggericht profiteren van een aanbod dat het beste past bij hun onderwijsbehoefte. Het (voortgezet) speciaal onderwijs op de Orionscholen voldoet uiteraard aan de wettelijke basiskwaliteit en de wettelijke basisondersteuning die ook geldt voor reguliere scholen. De inrichting van het onderwijs in arrangementen en het planmatig werken in vaste programma’s, in een vaste cyclus maakt de basisondersteuning geschikt voor leerlingen met zeer diverse uitstroombestemmingen. In hoofdstuk 4 wordt de basisondersteuning beschreven in de afstemming van de onderwijsbehoefte van de leerling in relatie met het pedagogisch didactisch handelen van de leraar. Hoofdstuk 5 beschrijft de mogelijkheden voor de extra ondersteuning in de school. Dit zijn de specifieke mogelijkheden per locatie die verder gaan dan de afspraken die gemaakt zijn over de basisondersteuning. De extra ondersteuning is beschreven in interventies. Deze interventies variëren in tijd en zwaarte en zijn gericht op de onderwijsbehoefte van de leerling. Zij kunnen zowel preventief als curatief worden ingezet. De deskundigheid van de leraren en de inrichting van de basisondersteuning binnen de Orion scholen maakt het mogelijk dat een groot deel van de interventies gerealiseerd kan worden binnen de onderwijsarrangementen in de groep. Er zijn ook grenzen aan de ondersteuningsmogelijkheden. Deze worden aangegeven in hoofdstuk 6. Tot slot wordt de ambitie van de Orionscholen beschreven. Deze ambitie heeft betrekking op het verhogen van de interne kwaliteit van het onderwijs in Orion, maar ook op het overdragen van de expertise van de scholen naar het regulier onderwijs in de samenwerkingsverbanden. Hiermee komt Orion mede tegemoet aan de eisen die Passend Onderwijs aan het speciaal onderwijs stelt.
1.1
De functies van het ondersteuningsplan
Het ondersteuningsplan beschrijft de mogelijkheden van de school voor het bieden van passend onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoefte of specifieke onderwijsvraag. Daarnaast heeft het ondersteuningsplan een aantal andere functies. Communicatie Het ondersteuningsplan is voor een school de basis voor communicatie met de leerlingen, ouders en de ketenpartners over de wijze waarop de school de leerlingen volgt, begeleidt en ondersteunt bij het behalen van de gestelde onderwijsdoelen in het ontwikkelingsperspectief. Het is een uitwerking van het ondersteuningsprofiel zoals beschreven in 2013. Een samenvatting van het ondersteuningsplan is terug te vinden in de schoolgids, het schoolplan of op de website van de school. De samenwerkingsverbanden maken afspraken over de basisondersteuning en bepalen aan welk niveau van ondersteuning iedere (reguliere) school moet voldoen. Daarnaast is uit het ondersteuningsplan op te maken welke extra ondersteuning de verschillende scholen bieden en waar de grenzen van ondersteuning liggen. De beschrijving van de ondersteuningsmogelijkheden op de scholen: ●
● ●
helpt het samenwerkingsverband om vast te stellen of zij voldoet aan de wettelijke eis om iedere leerling in het SWV passend onderwijsaanbod te bieden geeft de scholen informatie over de ondersteuningsmogelijkheden van andere scholen. Dit kan gebruikt worden bij het plaatsen van leerlingen op een andere school (een andere reguliere school, SO VSO of SBO) helpt scholen bij het zoeken naar expertise ter ondersteuning van verbetertrajecten of uitbreiding van de extra ondersteuning
Orion participeert in meerdere samenwerkingsverbanden. De beschrijving van de ondersteuningsstructuur van de Orionscholen schetst de ondersteuningsmogelijkheden binnen de Orionscholen voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte. Het document kan gebruikt worden om een passende onderwijsplaats te vinden binnen de Orionscholen voor leerlingen waarvoor de ondersteuning in het regulier onderwijs ontoereikend is. Daarnaast beschrijft het de wijze waarop Orion als expertisecentrum de reguliere scholen kan ondersteunen bij het inrichten van extra ondersteuning voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte. Het ondersteuningsplan in relatie met andere documenten ● ●
●
De samenwerkingsverbanden maken één maal in de vier jaar een ondersteuningsplan. De profielen van de scholen maken deel uit van dit plan. Het ondersteuningsplan van de school maakt deel uit van het beschreven kwaliteitsbeleid van de school en staat in relatie met: Het voorgenomen kwaliteitsbeleid beschreven in het schoolplan en de verbeterplannen die de school inzet (op leeraanbod, ondersteuningsstructuur en professionaliteit). Een korte samenvatting van het ondersteuningsplan wordt opgenomen in de schoolgids en in een aparte folder voor ouders en reguliere scholen.
3
Het onderwijs op de Mr de Jonghschool
3.1.
Contactgegevens
3.2.
Onderwijsvisie en onderwijsconcept
School: Mr de Jonghschool Brin nummer: 20YD Directeur: Dirk Koops Zorgcoördinator: Vera Ram Gedragsdeskundige: Michiel Asselman Adres: Terpstraat 36, 1069 TV, Amsterdam Telefoon: 020:4100740 Email:
[email protected] l
Missie De missievan de Mr de Jonghschool is het verzorgen en coördineren van goed onderwijs, opvoeding en zorg aan kinderen die vanwege ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen aangewezen zijn op deze school voor speciaal onderwijs. Het uiteindelijke doel is het herkennen en ontwikkelen van talenten, dat elk kind in staat stelt om optimaal aan de maatschappij van morgen deel te nemen. Visie Vanuit de visieop goed onderwijs, creëert de Mr de Jonghschool een veilige, uitdagende, duidelijke pedagogische en didactische leeromgeving. De leerkrachten stimuleren en bevestigen het streven van kinderen naar autonomie, relatie en competentie door kinderen uit te dagen, te ondersteunen en vertrouwen te schenken. Als aan deze basisbehoeften tegemoet gekomen wordt, kan een leerling komen tot een actieve en gemotiveerde leerhouding. Zij zullen nieuwsgierig worden en de meerwaarde van leren in gaan zien. ●
●
●
Aan de basisbehoefte competentiewordt tegemoet gekomen, wanneer alle kinderen betrokken en actief aan de les deelnemen, er plezier aan beleven en zich er door ontwikkelen. Aan de basisbehoefte relatiewordt tegemoet gekomen, wanneer de kinderen met plezier naar school gaan, zich daar gewaardeerd voelen, zich veilig voelen en merken dat ze erbij horen. Aan de basisbehoefte autonomiewordt tegemoet gekomen door de leeromgeving zó in te richten, dat de kinderen veel zelfstandig kunnen doen, initiatief kunnen nemen, samen kunnen werken, van en met elkaar kunnen leren en samen ontdekkingen en leerervaringen kunnen opdoen. Kinderen leren problemen die ze op hun weg tegenkomen zelf op te lossen. Kinderen leren verantwoordelijkheid te dragen. Het is vooral een leerproces.
Het streven naar maximale opbrengsten en uitstromen naar een passende vorm van vervolgonderwijs staat bij ons centraal. Effectieve begeleiding van elke leerling, een passend leeraanbod en werken in instructiegroepen worden hiervoor ingezet. De school realiseert dit door gebruik te maken van een doelbewust ingericht lesrooster. Er wordt methodisch onderwijs aangeboden door gespecialiseerde leerkrachten. Naast het didactische aanbod, heeft de school ook een structureel aanbod voor de sociaal emotionele ontwikkeling. Het werken met een sociaal emotionele methode wordt doelbewust en planmatig ingezet en wordt gekoppeld aan de dagelijkse gang van zaken. Ook ICT, cultuur en sport hebben een belangrijke plaats in ons onderwijsaanbod.
Opvoeding en onderwijs leggen de basis voor ontwikkeling. Om tot maximale ontwikkeling van kinderen te komen vinden wij een goed partnerschap tussen ouders en school tijdens de gehele schoolloopbaan belangrijk.Ook extern gefinancierde zorg zoals bijvoorbeeld fysiotherapie en logopedie kan hiervoor worden ingezet. De school biedt de onderwijsactiviteiten doelbewust en planmatig aan. Plannen, uitvoeren, evalueren en bijstellen zijn begrippen die de basis vormen van ons cyclisch werkproces. Leeropbrengsten worden twee keer per jaar geanalyseerd. Deze analyses kunnen van invloed zijn op de beleidsdoelstellingen op korte-en lange termijn. De school richt zich op de kerndoelen die vanuit het Ministerie van onderwijs zijn gesteld voor het Speciaal Onderwijs. De leerlijnen van de verschillende vakgebieden worden ingezet om de streefdoelen te kunnen behalen. De school speelt in op veranderende wetgeving en brengt systematisch in kaart welke kansen en/of bedreigingen dat voor de organisatie oplevert. De school creëert een sfeer waarbinnen de leerlingen zich veilig en geborgen voelen. Er is rust, duidelijkheid en structuur. De klassen zijn niet te groot en daardoor is er voldoende aandacht voor ieder kind. Binnen de school staan 3 kernwaarden centraal: goed omgaan met jezelf, goed omgaan met anderen en goed omgaan met je omgeving. Deze waarden zorgen ervoor dat de leerlingen met plezier naar school komen en dat is de basis om tot prestaties te komen. Een multidisciplinair team werkt actief en enthousiast samen en staat te allen tijde open voor verbetering.
3.3.
Beschrijving leerlingpopulatie
De Mr de Jonghschool is een school voor Speciaal Onderwijs. De school biedt onderwijs, zorg en opvoeding aan kinderen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische stoornissen. Gedragsproblemen (waaronder gedragsstoornissen) zijn onder te verdelen in externaliserend en internaliserend gedrag. Op de Mr de Jonghschool hebben wij vooral te maken met leerlingen die externaliserende problemen vertonen. Veel van onze leerlingen zijn door deskundigen gediagnosticeerd met erkende gedragsstoornissen die zijn opgenomen in het DSM. Het DSM is de internationale standaard waarin per stoornis de criteria staan aan de hand waarvan psychiaters hun diagnoses stellen. Op school komt elke stoornis in lichte en ernstige varianten voor. Het gaat dan om ADHD, ADD, stoornissen in het autistisch spectrum (PDD-NOS, Asperger), ODD, CD(in ontwikkeling), hechtingsstoornissen en angststoornissen. Ook faalangst komt bij deze leerlingen veel voor en leerstoornissen zoals dyslexie en spraak-/taalstoornissen. Op school vertaalt zich dit in ongehoorzaamheid, agressiviteit, pesten, vernielzucht en driftbuien, concentratiemoeilijkheden, druk gedrag en weinig sociale interactie of een verstoorde sociale interactie. In de klas uit zich dat bijvoorbeeld door kinderen die niet op hun stoel kunnen blijven zitten, snel afgeleid te zijn, steeds dingen door de klas heen roepen, niet luisteren naar de leerkracht, schoppen of slaan, geen contact zoeken met anderen of snel in paniek raken. Veelal is er ook sprake van een ongunstige thuissituatie. We denken hierbij aan: eenoudergezinnen, gezinnen waarbij sprake is van fysiek en geestelijk geweld, ouders met psychische of verstandelijke beperkingen, verslavingsproblematiek en armoede en NT2 problematiek. Op de Orionscholen zitten leerlingen met cognitieve beperkingen of belemmeringen op de fysieke-, auditieve- of taalspraak- en de sociaal emotionele ontwikkeling. Leraren binnen de Orionscholen denken en handelen niet vanuit de belemmeringen, maar vanuit de onderwijsbehoefte van de leerlingen. Daarom staat in de beschrijving van de populatie de onderwijsbehoefte centraal. Het uitgangspunt bij het bepalen van de onderwijsbehoefte is dat de leerling zichtbaar moeite heeft om de gestelde onderwijsdoelen te bereiken. Door goed te observeren vertaalt de leraar dit naar een specifieke onderwijsbehoefte en stemt daar het didactisch en pedagogisch handelen op af met als doel
het leerrendement, het effect van het onderwijs op de leerling te verhogen. De beschrijving van de diversiteit van de populatie met de specifieke onderwijsbehoefte, vormt de basis voor het inrichten van onderwijsarrangementen in de school en het didactisch en pedagogisch handelen van de leraren. De diversiteit van de populatie wat betreft het ontwikkelingsperspectief wordt als volgt in beeld gebracht: -A: de verschillende uitstroombestemming -B:diversiteit in cognitieve mogelijkheden -C:diversiteit in leerrendement in de verschillende leergebieden -D:diversiteit in leer- en onderwijsbehoefte vanuit gedragskenmerken -E :diversiteit in leer en onderwijsbehoefte vanuit medische en fysieke kenmerken -F (eventueel taal spraak apart) Het overzicht maakt zichtbaar dat de specifieke leer- en onderwijsbehoefte van de populatie zich niet beperkt tot één categorie, maar dat er sprake is van een leerlingen met een complexe problematiek.
Doel bereikt? aanpak onderwijsbehoefte zichtbaar (leer) gedrag
3.4. De diversiteit van de leerlingen in beeld Uitstroombestemmingen en leerrendement
Aan het eind van het schooljaar 2011/2012hebben 24 kinderen de school verlaten naar het voortgezet onderwijs. In het overzicht staan het eindadvies van de school en de nieuwe school vermeld.
Aant al
Advies
School
Regulier onderwijs
1
Praktijkonderwijs
Kolom Amsterdam Noord
1
Praktijkonderwijs
Het Plein, Amsterdam
1
Praktijkonderwijs
De Meerwaarde, Barneveld
1
VMBO B met LWOO
Iedersland College, Amsterdam
1
VMBO B met LWOO
Hoorn
1
VMBO B met LWOO
Nova college, Amsterdam
Speciaal Onderwijs
3
VSO-ZMOK
Altra College, Amsterdam, Krommenie en Purmerend
3
VSO-ZMOK
Orion college zuid, Amsterdam
1
VSO-ZMOK
Intern
9
VMBO
Orion college west, Amsterdam
1
VSO –ZMOK
Aquarius college, Almere
1
VSO-ZMOK
Gunningschool, Haarlem
22 van de 24 schoolverlaters hebben meegedaan aan de CITO-eindtoets. De uitslagen waren als volgt: Aantal
CITO-score
Komt overeen met niveau
17
Eindtoets 504 t/m 510
Basisberoepsgerichte leerweg
2
Eindtoets 511 t/m 522
Basisberoepsgerichte leerweg
1
Eindtoets 528
Kaderberoepsgerichte leerweg
2
Eindtoets 533 t/m 536
VMBO-T/HAVO
Aan het eind van het schooljaar 2012/2013hebben 15 kinderen de school verlaten naar het voortgezet onderwijs. In het overzicht staan het eindadvies van de school en de nieuwe school vermeld. Aant al
Advies
School
Regulier onderwijs 1
Praktijkonderwijs
Het Plein, Amsterdam
1
VMBO B met LWOO
Panta Rhei, Amstelveen
1
VMBO B met LWOO
Hubertus, Amsterdam
1
VMBO B met LWOO
De Berkhof, Amsterdam
Speciaal Onderwijs 4
VSO-ZMOK
Altra College, Amsterdam, Krommenie
1
VSO-ZMOK
Orion College zuid, Amsterdam
1
Schakelklas
Orion College west, Amsterdam
3
VMBO-B (LWOO)
Orion College west, Amsterdam
1
VMBO-T/HAVO
Orion College west, Amsterdam
1
VSO-cluster 3
Orion College noord, Amsterdam
Veertien van de vijftien schoolverlaters hebben meegedaan aan de CITO-eindtoets. De uitslagen waren als volgt: Aant al
CITO-score
Komt overeen met niveau
8
Eindtoets 504 t/m 510
Basisberoepsgerichte leerweg
2
Eindtoets 511 t/m 522
Basisberoepsgerichte leerweg
4
Eindtoets 522 t/m 532
Kaderberoepsgerichte leerweg
Cognitieve mogelijkheden
Afgezet tegen een normale populatie heeft de Mr. de Jonghschool een populatie: ● ● ● ●
Met een veel bredere spreiding qua cognitieve mogelijkheden Waar leerlingen met een gemiddeld of hoger IQ, benedengemiddeld IQ en laag begaafd niveau een ongeveer even grote groep vormen. Er een grotere groep lager functionerende leerlingen is dan op een gemiddelde cluster 4 school. Er tussen 2011 en 2014 een lichte verschuiving lijkt plaats te vinden met meer gemiddeld tot bovengemiddeld begaafde leerlingen (maar is slechts indicatief).
Gedragskenmerken / onderwijsbehoeften
Hoofd
Bij
AD(H)D
38
40%
9
PDD/ASS
14
15%
Hechtingsstoornis
13
14%
4
Gedragsstoornis NAO
11
12%
4
Ouderkind relatieproblemen
6
6%
13
St. in de kinderleeftijd NAO
4
4%
PTSS
3
3%
ODD
3
3%
12
Relatieproblemen NAO
1
1%
1
KOPP
1
1%
Expressieve taalstoornis
1
1%
1
14
95
Angst Geen diagnose
Diagnose ● ● ●
●
Er is, kijkend naar de gestelde diagnoses, met name sprake van externaliserende gedragsproblematiek. Er is daarbinnen veel variatie in gestelde diagnoses. Bij eerdere telling (2012) zijn er 30 verschillende diagnoses gevonden, voor het overzicht zijn enkele nu in 1 categorie ondergebracht (bv. ASS). Bij een belangrijk deel van de kinderen is er sprake van meervoudige problematiek, ook terug te zien in het aantal classificaties op As 1. Vanuit de praktijk is met zekerheid te melden dat vrijwel alle leerlingen op meerdere gebieden (ernstige) ontwikkelingsproblemen ondervinden, waarbij stressfactoren in de thuissituatie en ouder-kindrelatieproblemen sterk vertegenwoordigd zijn. Vanuit beschrijvende diagnose is op te merken dat vrijwel alle leerlingen zowel externaliserende als internaliserde problematiek ondervinden (depressieve klachten, (faal)angst etc.)
Onderwijsbehoeften
Medische en fysieke kenmerken ●
Andere? Hier kunnen we nog in kaart brengen hoeveel leerlingen spraal/taalproblemen hebben en voor welke onderdelen logopedie. Plus zaken als fysiotherapie of andere.
3.5. Samenvatting van de diversiteit van de huidige populatie Geef hieronder een analyse van de populatiegegevens en haar diversiteit en leg de verbanden met het leeraanbod en de aanpak en illustreer dit met grafieken. Voorbeeld: Selecteer de eerste kolom en de totaalkolom of de percentagekolom Figuur 1 diversiteit cognitieve mogelijkheden (Intelligentie quotiënt) Illustreer de gegeven in grafieken Voorbeelden:
Voorbeeld van een grafiek waarin de diversiteit in categorieën wordt aangegeven:
3.6. Relatie tussen onderwijsbehoefte, leeraanbod en het leerproces. De onderwijsbehoefte van leerlingen kun je op vele manieren beschrijven. Het is belangrijk dat je de relatie tussen onderwijsbehoefte, leeraanbod en het onderwijsleerproces aangeeft. De onderwijsbehoefte staat op onze school in directe relatie met de afstemming van leeraanbod op het niveau van de leerlingen en de kwaliteit van het onderwijsleerproces (de instructie, het klassenmanagement en de relatie tussen de leraar en de leerlingen). Immers als het aanbod te laag of te hoog is of de kwaliteit van de instructie onvoldoende, zien we niet de feitelijke onderwijsbehoeften van leerlingen maar de effecten van een kwalitatief slecht onderwijsaanbod. De leraar stemt het leeraanbod en het didactisch en pedagogisch handelen af op de grootste groep leerlingen in de groep (basisgroep) en differentieert het onderwijsaanbod en het onderwijsproces naar inhoud, leertijd en aandacht die de leerling nodig heeft om de doelen te behalen. Een onderwijsbehoefte van de leerling bestaat uit twee delen: ● Welke doelen streef je met het kind na? ● Wat heeft het kind (extra nodig om dit doel te bereiken)? Kies nu een manier om de diversiteit in onderwijsbehoefte zichtbaar te maken. Je kunt dit doen door de onderwijsbehoefte van de middenmoot aan te geven en daarboven De onderwijsbehoefte in het verdiept aanbod en het intensief aanbod. Voor het VSO kun je dit ook koppelen aan de leerroutes naar de verschillende uitstroombestemmingen Aanbod Talent
Basis
Cluster van specifieke onderwijsbehoeften • • • • •
complexe toepassingsopgaven cognitieve autonomie korte instructie matige hoeveelheid inoefening meervoudig strategiegebruik
Onderwijsbehoeften van de middenmoot
Intensief
• • • •
meer instructie (enige tijd met concreet materiaal) inoefening van specifieke deelvaardigheden hulp bij strategiegebruik ondersteuning van de competentiegevoelens
Zeer intensief
• • • • •
veelvuldige instructie (lange tijd met concreet materiaal) regelmatige reflectie op leerproces tijdens verwerking langdurige inoefening van specifieke deelvaardigheden enkelvoudig strategiegebruik ondersteuning van de competentiegevoelens
Voor het beschrijven van de onderwijsbehoefte stel je een tabel samen in een exceldocument. Je kunt daarbij gebruik maken van het artikel onderwijsbehoefte in tabellen of de “groslijst onderwijsbehoefte”. Het is belangrijk dat je aangeeft op welke wijze de leraren de onderwijsbehoefte van de groep aan het begin van het jaar vaststellen en opnemen in hun groepsplan. Zo staat beschreven op hoe het pedagogisch en didactisch handelen van de leraren is afgestemd op de onderwijsbehoefte. De groslijst en het artikel met de tabellen vind je in de bijlage van deze mail.
Voor het in kaart brengen, gebruiken de leraren een groslijst van onderwijsbehoefte per leerling. Deze gegevens worden verzameld en resulteren in het vaststellen van de basisbehoefte van de individuele leerling, van een groep en van de hele school. Omdat het niet efficiënt en haalbaar is om voor elke leerling met een specifieke onderwijsbehoefte een aparte, individuele aanpak te bedenken wordt de ondersteuning aan leerlingen met een vergelijkbare hulpvraag geclusterd. In het OPP van de leerling wordt de individuele onderwijsbehoefte beschreven gerelateerd aan de volgende clusters: De algemene basisbehoefte van het grootste deel van de populatie ● ● ●
Basisbehoefte + verdieping van de begeleiding en meer autonomie
Basisbehoefte + intensivering van de begeleiding in het leerproces
Basisbehoefte + zeer intensieve begeleiding in het leerproces
De onderwijsbehoefte van de grootste groep leerlingen; De onderwijsbehoefte van de leerlingen die vergeleken met de grootste groep behoefte hebben aan verdieping, verrijking van de leerstof en meer zelfstandigheid en verantwoordelijkheid in het leerproces; De onderwijsbehoefte van de leerlingen die vergeleken met de grootste groep behoefte hebben aan intensivering van onderwijsaanbod, verlengde leertijd en intensivering van het leerproces.
Ook kun je gebruik maken van de drie basisbehoeften die Stevens aangeeft. Hieronder staat een voorbeeld van een beschrijving en een tabel die je uiteraard zelf aanvult en aanpast aan jouw populatie
We onderscheiden drie basisbehoeften: behoefte aan relatie, behoefte aan competentie en behoefte aan autonomie. (Stevens vanaf 1994) Onder de basisbehoefte relatie wordt verstaan dat leerlingen zich geaccepteerd weten, ze erbij horen, ze het gevoel hebben welkom te zijn, ze zich veilig voelen. Onder de basisbehoefte competentie wordt verstaan dat leerlingen ontdekken dat ze de taken die ze moeten doen, aankunnen; dat ze ontdekken dat ze steeds meer aankunnen. Onder de basisbehoefte autonomie wordt verstaan dat ze weten dat ze (in elk geval voor een deel) hun leergedrag zelf kunnen sturen. Deze drie basisbehoeften samen bepalen het pedagogisch klimaat dat aan het onderwijs ten grondslag ligt. Voor de leraar betekent dit dat hij zijn gedrag afstemt op deze basisbehoeften. Dat doet hij in door de interactie, de instructie en het klassenorganisatie af te stemmen op de leerlingen en rekening op een haalbare wijze te houden met de verschillen in onderwijsbehoefte.
Deze tabel kun je invullen aangepast aan de locatie Interactie
Instructie
klassenorganisatie
Relatie De leraar heeft dagelijks persoonlijk contact met iedere leerling
competentie De leraar reflecteert op het leergedrag en de leerprestatie van de leerlingen en legt nadruk op wat goed gaat.
De instructie is afgestemd op de belevingswereld van het kind en is een leermoment waarin de leraar de leerlingen constant observeert en monitort De leraar creëert ontmoetingstijd en tijd voor aandacht voor de leerlingen door het inrichten van vaste hulprondjes en een planning voor korte gesprekken
Activerende instructie waarin de leerling veel succeservaringen opdoet en stap voor stap begeleidt wordt naar een zelfstandige verwerking Aanpassingen in tijd, ruimte en positieve aandacht. Samen oefenen tot de leerling merkt dat hij het zelf kan
Autonomie De leerlingen krijgen ruimte na te denken, initiatieven worden gehonoreerd en de leerlingen hebben inbreng in het leerproces Leerlingen kort duidelijk instructie geven over het leerdoel en vervolgens de verwerking deels zelf laten kiezen en vormgeven De leerlingen plannen zelf wat ze gaan doen en in welke volgorde.
4
De inrichting van de basisondersteuning
De kwaliteit van de basisondersteuning binnen de Orionscholen is gebaseerd op de toezichtskader van de inspectie voor het (voortgezet) speciaal onderwijs. Alle scholen werken opbrengstgericht en cyclisch aan de interne kwaliteit van het onderwijsaanbod, de ondersteuningsstructuur en de professionalisering van de leraren.
4.1 Route leerlingenzorg 4.1.1 Schematische weergave van de route leerlingenzorg Wanneer
Aug/ sept
Wat
* OPP vaststellen * Didactisch GHP + sociaal emotioneel GHP opstellen (<2 weken) * OPP bespreken met ouders op de ouderavond
Sept/ Okt
Ondersteuning in de klas + interne ondersteuning * Intern ondersteuningsaanbod * Onderwijs aanbod en dagelijkse observatie * Afname van methodegebonden toetsen * Coaching aan de hand van GHP en observatie
Okt/ Nov
Voorbereiding leerlingbespreking * Invullen OVM (6- 8 weken) * Invullen Ontwikkelingsplan (OPP deel 2) * Voorgesprek OPP (alleen voor nieuwe lk)
Nov/ dec
Leerlingbespreking * Welke extra ondersteuning is nodig om de gestelde doelen te halen? (OPP) * Evaluatie leerling bespreking
Dec/ jan
Onderwijs in de klas + interne ondersteuning
Jan/ febr
Afname Cito LVS * Afname Cito LVS * Evalueren GHP’s didactisch en sociaal emotioneel * A.d.h.v. OPP: Nieuw GHP didactisch en sociaal emotioneel (plan van aanpak, doelen handhaven) + nieuwe doelen OPP * Opbrengstgesprek: worden doelen uit OPP behaald? Zo niet: wat is er nodig?
Febr/ mrt
Onderwijs in de klas + interne ondersteuning
April/ mei
Leerling bespreking * (Geen OVM) * OPP: ontwikkelingsplan (deel 2): voortgang aangeven: psychosociale ontwikkeling en leerontwikkeling * Check van de afspraken, is er nog meer nodig om de doelen te halen?
Wie
* CVB * LK + TL * LK
* * * *
MDO LK LK + TL LK + TL
* LK * LK+ MDO * LK + TL
LK +TL+ MDO * CVB
* LK + TL * LK * LK + TL * LK + TL
* LK + MDO
* LK + MDO April/ mei
Onderwijs in de klas + interne zorg
Afname Cito LVS
Juni/ juli
* Afname Cito LVS * Evalueren GHP’s * Evaluatie OPP: ontwikkelingsplan (deel 2) * Opbrengstgesprek: zijn de doelen behaald? Zo niet, wat is er volgend jaar nodig? * Eindevaluatie OPP * OPP opstellen
* * * *
LK + TL LK LK LK + TL
Evaluatie opbrengsten: * Dwarsdoorsnede toetsresultaten Cito
* MT
* CVB * LK + TL+MDO
4.1.2 Beschrijvende weergave van de leerlingenzorg OPP opstellen Binnen zes weken na binnenkomst wordt er voor elke leerling een Instroom-OPP opgesteld. Aan de hand van dossierinformatie en informatie vanuit de CVB wordt een integratief beeld bij binnenkomst geschreven en wordt een eerste OPP gesteld. Hierna zal jaarlijks het OPP deel 1 geëvalueerd worden en besproken (en ondertekend) met ouders. In dit OPP deel 1 wordt de leerroute, het uitstroomniveau en de uitstroombestemming vermeld. Het uitstroomniveau wordt in termen van CITO resultaten beschreven. De doelen behorende bij deze CITO resultaten staan vermeld in de leerlijnen. Deze leerlijnen worden met ouders besproken tijdens het vaststellingsgesprek op de ouderavond en bij de twee OPP gesprekken die later in het schooljaar volgen. Deze leerlijnen zijn te vinden op de team schijf van de Mr de Jonghschool. Zie ook bijlage: OPP OPP vaststellen Het OPP wordt vastgesteld door de CVB. Zij zijn verantwoordelijk voor het plaatsen van leerlingen in een leerlijn, uitstroomniveau en uitstroombestemming. In principe wordt iedere leerling in eerste instantie geplaatst in leerlijn 1.0 (regulier tempo). Pas na een didactische leeftijd van 15 kan eventuele bijstelling van het leertempo plaatsvinden. Nieuwe leerlingen die binnenkomen met een hogere didactische leeftijd dan 15 starten eveneens in leerlijn 1.0 en worden na 3 toetsmomenten eventueel bijgesteld in leertempo. Het inschalen van leerlingen op een bepaald leertempo/ bepaalde leerlijn wordt gedaan aan de hand van de volgende punten: ● ● ● ●
IQ Leerontwikkeling tot nu toe (CITO LVS en methodegebonden toetsen) Zichtbaar gedrag/ leergedrag in de klas Protectieve factoren vs risicofactoren
NB: voorwaarde voor het aanpassen van het leertempo is dat er al voldoende (zichtbaar) geïnvesteerd is om de leerling op het reguliere tempo te behouden. Het ligt in de ambitie van de Mr de Jonghschool om zoveel mogelijk leerlingen binnen het reguliere tempo (leerlijn 1.0) onderwijs te bieden en daar in een uitzonderlijk geval vanaf te wijken. Didactisch GHP + sociaal emotioneel GHP opstellen In augustus en februari/ maart stellen de leerkrachten een groepsplan op voor de verschillende kernvakken en leerstof overstijgende vakken. In deze groepsplannen staat vermeld welke kinderen werken aan bepaalde doelen. Deze doelen zijn vermeld in termen van de CITO toets en in tussendoelen . Vooral de tussendoelen laten heel concreet zien waar de leerkrachten aan werken in de klas. Bij de aanpakbeschrijven de leerkrachten welke leerstof (wat in welke methode) aangeboden moet worden om aan de doelen te werken. Daarnaast staat er in de planning beschreven hoe vaak in de week er wordt gewerkt aan een bepaald vakgebied. Daarnaast vullen de leerkrachten de specifieke onderwijsbehoefte in. Hier
vermelden zij wat een kind nog extra nodig heeft om zijn doel te behalen. Te denken aan: pre-instructie, aparte werkplek, werkt met koptelefoon op etc. In februari en juni/ juli evalueren de leerkrachten de groepsplannen. Zie ook bijlage: groepsplan OPP bespreken ouderavond Tijdens de eerste ouderavond wordt het OPP deel 1 besproken met de ouders. De ouders krijgen uitgelegd in welke leerlijn, uitstroomniveau en uitstroombestemming hun kind is geplaatst. De leerkrachten bespreken het leeraanbod a.d.h.v de leerlijnen die op het digibord worden afgebeeld. Wanneer zij dit mee naar huis willen dan wordt dit voor hen uitgeprint. De ouders krijgen een kopie van het OPP + een leeswijzer mee naar huis. In de leeswijzer staat een uitgebreide uitleg van elk kopje in het OPP. Zie ook bijlage: leeswijzer OPP Ondersteuning in de klas + interne ondersteuning De leerkrachten geven de lessen zoals beschreven in de groepsplannen en in de weekplanningen. In het weekplanning leggen de leerkrachten vast welk lesaanbod zij de leerlingen aanbieden in een week. Deze planning maken zij a.d.h.v. de leerlijnen. Wanneer een leerling (langdurig) afwezig is dan staat in de weekplanning vermeld welke instructies deze leerling nog aangeboden moet krijgen. Daarnaast nemen leerkrachten methodegebonden toetsen af en registreren dit in ParnasSys. Op deze manier en d.m.v. observaties houden de leerkrachten zicht op de leerontwikkeling van kinderen. Eén keer in de drie weken komt de TL in de klassen om te begeleiden en ondersteunen. Zij maken daarbij gebruik van een observatieformulier. Zie ook bijlage: weekplanning Zie ook bijlage: observatie formulier Voorbereiding leerlingbespreking OVM Na 6-8 weken wordt het ontwikkelingsvolg model (OVM) ingevuld. In het OVM wordt de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerlingen geregistreerd. Aan de hand van het OVM overzichtsblad wordt inzichtelijk gemaakt hoe de leerlingen zich ontwikkelen. Het OVM wordt 1 keer per jaar ingevuld. Dit overzichtsblad wordt besproken tijdens de leerling bespreking. OPP ontwikkelingsplan (deel 2) In november wordt er voor elke leerling een OPP ontwikkelingsplan (deel 2) geschreven. Hierin wordt de psychosociale ontwikkeling, de leerontwikkeling, medicatie, extra zorg op school, de thuissituatie, hulpverlening en verwachting op lange termijn beschreven. Daarnaast hebben de leerkrachten orthopedagogische doelen (sociaal emotionele ontwikkeling en gedrag) opgesteld. Deze doelen worden geformuleerd n.a.v. het invullen van het OVM. Ook worden er doelen m.b.t. de leervoorwaarden (motivatie en taakgericht gedrag) opgesteld. De doelen worden rond februari geëvalueerd. In maart/april wordt er weer een nieuw OPP ontwikkelingsplan opgesteld. Op dezelfde manier zoals hierboven is beschreven. In juni evalueren de leerkrachten de nieuwe doelen. Zie ook bijlage:OVM overzichtsblad Zie ook bijlage: OPP deel 2 Leerlingbespreking Twee keer per jaar is er een leerling bespreking (LB). Tijdens deze dag staat de volgende vraag centraal: welke (extra) ondersteuning is nodig om gestelde doelen dit jaar te behalen? (OPP) Zie ook bijlage: voorbereiding leerling bespreking
Afname Cito LVS In januari en mei/ juni worden de Cito toetsen afgenomen. De toetsen voor begrijpend lezen, technisch lezen, rekenen en spelling worden afgenomen en geregistreerd in Parnassys. De resultaten van de toetsen worden geanalyseerd en geëvalueerd. (Zie 4.2 duiden) Dit wordt beschreven in het groepsplan. Na deze evaluatie stellen de leerkrachten gelijk de nieuwe groepsplannen op, voor zowel de didactische als de leerstof overstijgende vakken. Zie ook bijlage: toetsprotocol Opbrengstgesprekken In februari en juni voeren de leerkrachten opbrengstgesprekken met de teamleiders. Tijdens dit gesprek staan de resultaten van de leerlingen centraal. Zijn de doelen behaald? Zo niet waardoor komt dat? Er wordt dan gekeken naar kind-kenmerken, aanbod, leerkracht-gedrag etc. Er wordt dan ook bepaald of er iets in het aanbod aangepast moet worden. De leerkrachten zijn te allen tijde verantwoordelijk voor de opbrengsten van de klas en zijn tijdens deze gesprekken leidend. De afspraken/ aanpassingen n.a.v. deze gesprekken worden door de teamleiders vastgelegd en wordt na afloop van het gesprek gedeeld met de leerkrachten zodat een ieder de afspraken duidelijk heeft. De leerlijn mag nietworden aangepast. Dit mag alleen door het CVB gedaan worden aan het eind van het schooljaar. Zie ook bijlage: voorbereiding opbrengstgesprekken Zie ook bijlage: evaluaties opbrengstgesprekken In de tweede helft van het schooljaar worden deze stappen herhaald.
4.2 Het onderwijsaanbod Het onderwijsaanbod binnen de school stelt alle leerlingen in staat om de doelen te bereiken die binnen hun mogelijkheden liggen. Het onderwijsaanbod wordt gezien als bagage voor de toekomst.
Data Leerlijnen Op de Mr de Jonghschool is het onderwijsaanbod ingedeeld in verschillende leerlijnen/ leerroutes gericht op de verschillende uitstroombestemmingen. Voor de kernvakken spelling, begrijpend lezen, rekenen en technisch lezen is er een leerlijn en ook voor de leerstof overstijgende vakken is er een leerlijn leren leren en sociaal emotioneel. Het leeraanbod binnen deze leerlijnen/ leerroutes bestaat uit leerlijn 1.0, 0.75 en 0.5. Waar leerlijn 1.0 uitgaat van een regulier onderwijs tempo en zal uitstromen naar VMBO-T en hoger. Leerlijn 0.75 heeft als uitstroombestemming VMBO-BK en leerlijn 0.5 heeft als uitstroombestemming Praktijk onderwijs. In de leerlijnen staat beschreven welke tussendoelen horen bij een bepaald DL en CITO niveau. Daarnaast staat er een algemene aanpak, planning en extra remediërend en uitdagend materiaal beschreven. De leerlijnen worden door de groepsleerkrachten gebruikt bij het maken van de groepsplannen en voor de besprekingen met de ouders. Arrangement kaarten
In het schooljaar 2013-2014 en 2014-2015 zal de Mr de Jonghschool de leerlijnen omzetten in arrangementkaarten. In deze kaarten zal de inhoud van de leerlijnen worden aangevuld met didactisch en pedagogisch handelen. Ook zal het aanbod in verschillende arrangementen worden beschreven: een basis arrangement, intensief en verdiept. Het intensieve en verdiepte arrangement zal een extra aanvulling zijn op de leerlijnen zoals we die nu kennen. Zie ook bijlage: Leerlijnen en bijlage: arrangement kaarten
Duiden Het onderwijsaanbod wordt jaarlijks geëvalueerd vanuit de leerling resultaten op schoolniveau, groepsniveau en leerlingniveau en aangepast of herzien waar nodig. 1. Schoolniveau Per schooljaar worden de leerling resultaten op schoolniveau binnen het MT geëvalueerd. Deze evaluatie gesprekken worden één keer per jaar gevoerd a.d.h.v. dwarsdoorsnedes en twee keer per jaar a.d.h.v groepsanalyses. Daarnaast zullen de analyses in het schooljaar 2014- 2015 twee keer per jaar met het team gemaakt gaan worden a.d.h.v. een datamuur. Zie ook bijlage: dwarsdoorsnedes Zie ook bijlage: groepsplan analyses De dwarsdoorsnedes De dwarsdoorsnedes worden gemaakt a.d.h.v de resultaten van de schoolverlaters. Deze gegevens worden afgezet tegen de landelijke resultaten en de schoolstandaard. Het streven van de school is dat 25% van het leerling aantal uitstroomt naar VMBO-T en hoger, 50% van het leerling aantal uitstroomt naar VMBO-BK en 90% van het leerling aantal uitstroomt naar het Praktijk onderwijs. Deze gegevens worden nadat ze in het MT zijn besproken terug gekoppeld naar het team. Schoolstandaard DL
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60 bestemming
25 %
1.0
M3
E3
M4
E4
M5
E5
M6
E6
M7
E7
M8
VMBO - T en hoger
50 %
0.7 5
M3+
E3+
M4
M4+
E4+
M5+
E5
E5+
M6+
E6+
90 %
0.5
M3
E3
M4
E4
M5
M7
VMBO -BK
E5
Praktijk
Groepsanalyse in het MT Twee keer per jaar wordt er kritisch gekeken naar het percentage groepsdoelen wat er is behaald. In het MT wordt gekeken welke doelen behorende bij de kernvakken zijn behaald en welke niet. De kernvakken waar minder goed op is gescoord worden uitgebreid besproken en geanalyseerd. Wanneer hier een actie op moet volgen dan wordt dit opgenomen in het jaarplan. In het jaarplan zal dit onderdeel als ontwikkeldeel worden beschreven. Een
werkgroep zal zich hier dan vervolgens over buigen met als doel om de resultaten voor dit vakgebied omhoog te brengen.
Schoolanalyse met het team In het schooljaar 2014- 2015 worden de schoolresultaten twee keer per schooljaar met het team besproken en geanalyseerd. Dit gaat gebeuren o.a.middels een data muur. 2. Groepsniveau Evaluaties groepsplannen De groepsplannen worden twee keer per jaar geëvalueerd ((januari/ februari en juni/ juli). Bij deze evaluaties beschrijven de leerkrachten of de doelen zijn behaald en zo niet waarom niet, a.d.h.v. een gedegen analyse. Deze toelichting is erg belangrijk en is sturend voor het handelen van de leerkrachten. In het schooljaar 2014- 2015 is het beleidsdoel: leerkrachten worden getraind in het analyseren van toetsresultaten. Dit beleidsdoel is in het jaarplan opgenomen omdat het MT heeft gesignaleerd dat deze evaluaties inhoudelijk verbeterd kunnen worden. Opbrengstgesprekken De evaluaties en analyses van de groepsplannen worden tijdens de opbrengst gesprekken doorgenomen. (Zie 4.1.3) Zie ook bijlage: groepsplannen (evaluaties) en bijlage: voorbereiding opbrengstgesprekken 3. Leerling niveau Twee keer per jaar tijdens de opbrengstgesprekken wordt er naast de groepsresultaten ook gekeken naar de resultaten van de individuele leerlingen. Tijdens deze gesprekken wordt er gekeken of de individueel gestelde doelen zijn behaald en wordt er gekeken naar de leerontwikkeling a.d.h.v. de uitdraai uit ParnasSys. Deze leerontwikkeling moet in zijn totaliteit in de gaten worden gehouden omdat een leerling zijn doelen wel kan behalen maar dan alsnog een enorme leerachterstand kan hebben. Zie ook bijlage: uitdraai ParnasSys
Doelen De tussen- en einddoelen in de leerlijnen/ leerroutes zijn vastgelegd en daarmee is ook vastgesteld welke streefdoelen de school wenst te halen met leerlingen. De Mr de Jonghschool hanteert doorlopende leerlijnen voor alle vakgebieden en werkt planmatig aan de doelen in deze leerlijnen. De leerlingen worden afhankelijk van hun mogelijkheden en onderwijsbehoefte geplaatst in een leerlijn/ leerroute. De uitstroombestemming de tussen- en einddoelen, het te verwachten leerrendement en de onderwijsbehoeften staat in het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Zie ook bijlage: Leerlijnen en bijlage: OPP
Doen
De leraar biedt het leeraanbod aan wat beschreven staat in de groepsplannen. Deze groepsplannen zijn gebaseerd op de onderwijsbehoefte van de groep leerlingen. De leraar organiseert het onderwijs op zo’n manier dat er ruimte ontstaat voor differentiatie in instructie, verwerking en ondersteuning van leerlingen. In de groepsplannen zijn de doelen, de differentiatie, de werkwijze en planning en de evaluatie opgenomen. Zie ook bijlage: groepsplannen
4.3 De ondersteuningsstructuur De onderwijsstructuurin de school is zo ingericht dat de leerrendement en onderwijsbehoefte van de leerlingen constant in beeld is. Het effect van onderwijsaanbod wordt nauwlettend gevolgd om de toekomstmogelijkheden van de leerlingen te versterken en vergroten.
Data De opbrengsten / het leerrendement van de leerlingen worden op een betrouwbare en inzichtelijke wijze in beeld gebracht op schoolniveau, groepsniveau en leerlingniveau in een toegankelijk leerlingvolgsysteem en een ontwikkelingsperspectief per leerling. Alle leraren verzamelen de leerlingresultaten en leggen een relatie tussen de inrichting van het onderwijs en het ontwikkelingsperspectief van de leerlingen. (Zie 4.1)
Duiden Het effect van het onderwijs op de resultaten van de leerlingen wordt tenminste 2x per jaar geanalyseerd en geëvalueerd in groeps- en leerlingbesprekingen. (Zie 4.1 duiden) In de school is een multidisciplinair overleg ingericht . Dit is een intern team van deskundigen die de leraar en directie ondersteunt bij het analyseren van het effect van het onderwijs op de leerlingen en vanuit deze analyse verbeterpunten van het onderwijs t.a.v. van de leerling, de groep of de school formuleert. Zie ook bijlage: voorbereiding opbrengstgesprekken en bijlage: voorbereiding leerling bespreking
Doelen De analyse van de resultaten van de leerlingen heeft meerdere doelen, zoals: 1) Het opstellen, herzien of bijstellen het ontwikkelingsperspectief van de leerling;
2) Bijstellen en aanpassen van aanpak (leerinhoud, leertijd enz.) voor de leerling; 3) De leerling te plaatsen in de juiste leerlijn/ het juiste arrangement (basis- intensiefverdiept); 4) Het herzien van de inrichting van het leeraanbod en het leerproces in de verschillende leerlijnen/ onderwijsarrangementen; 5) Het opstellen van een verbeterplan binnen een van de leergebieden of gericht op de professionalisering van de leraar. Zie ook bijlage: criteria voor het bepalen van het OPP
Doen De school hanteert vaste procedures voor het vaststellen en monitoren van de vorderingen van de leerlingen. In 4.1 zijn alle geplande acties beschreven van de leraar, de teamleider en het MDO in de jaarlijkse onderwijscyclus voor de binnenkomende leerlingen, de zittende leerlingen en de uitstroomleerlingen. Zie ook bijlage 22: Toetskalender en bijlage 23: procedure voor de startende de zittende en de vertrekkende leerling
4.4 De professionalisering van de leraren Binnen de Mr de Jonghschool is werken aan een professionele leergemeenschap een structureel onderdeel van het onderwijs. De onderwijsprofessionals werken samen aan een zo hoog mogelijk effect van het onderwijs op de leerresultaten van de leerlingen in de vakdidactische en vakoverstijgende leergebieden. Aan de didactische en pedagogische competenties van de leraren worden binnen de Mr de Jonghschool hoge eisen gesteld en er wordt cyclisch gewerkt aan de kwaliteit van het leren (aanbod en inhoud).
Data Er wordt jaarlijks een nulmeting gedaan van de didactische, organisatorische en pedagogische competenties van leraren. In het schooljaar 2013- 2014 heeft de Mr de Jonghschool ervoor gekozen om de indicator: pedagogisch handelen, activeren directe instructie en leerlingen zijn actief betrokken te meten. De datain het schema is anoniem en gebaseerd op de 0-meting gedaan in september 2013. 1 PEDAGOGISCH HANDELEN
zorgt voor een ontspannen sfeer
1.2
zorgt voor veiligheid
1.3
toont en bevordert respect voor leerlingen
1.4
ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen
1.5
geeft expliciet blijk van hoge verwachtingen
1.6
richt een leeromgeving in die uitdagend en rijk is
1.7
beschikt over pedagogisch repertoire voor passende interventies
4
ACTIVERENDE DIRECTE INSTRUCTIE
4.1
maakt duidelijk hoe de les aansluit aan bij voorgaande lessen
4.2
verduidelijkt bij aanvang van de les de lesdoelen
4.3
maakt voor leerlingen de opbouw van de les inzichtelijk
4.4
geeft duidelijke uitleg van de leerstof en opdrachten
4.5
geeft duidelijke uitleg van het gebruik van didactische hulpmiddelen
4.6
betrekt alle leerlingen bij de les
4.7
hanteert bij uitleg werkvormen die leerlingen activeren
4.8
geeft feedback aan leerlingen
4.9
gaat na of de lesdoelen bereikt zijn
8
LEERLINGEN ZIJN ACTIEF BETROKKEN
8.1
er is een goede individuele betrokkenheid van leerlingen bij de instructie
8.2
leerlingen werken op betrokken wijze aan hun taak
8.3
leerlingen zijn actief gericht op leren
Zie ook bijlage: TOP
Duiden De nulmetingen worden geanalyseerd en besproken met de leraren op een studiedag. N.a.v. de analyse wordt samen met het team bepaald wat de ontwikkeldelen voor het team gaan worden. Indicator 1: Pedagogisch handelen
1
zorgt voor een ontspannen sfeer
PEDAGOGISCH HANDELEN
1.2
zorgt voor veiligheid
1.3
toont en bevordert respect voor leerlingen
1.4
ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen
1.5
geeft expliciet blijk van hoge verwachtingen
1.6
richt een leeromgeving in die uitdagend en rijk is
1.7
beschikt over pedagogisch repertoire voor passende interventies
Aandachtspunt op teamniveau: 1.5: geeft expliciet blijk van hoge verwachtingen
11.1 %
Indicator 4: Activerende directe instructie 4
ACTIVERENDE DIRECTE INSTRUCTIE
4.1
maakt duidelijk hoe de les aansluit aan bij voorgaande lessen
4.2
verduidelijkt bij aanvang van de les de lesdoelen
4.3
maakt voor leerlingen de opbouw van de les inzichtelijk
4.4
geeft duidelijke uitleg van de leerstof en opdrachten
4.5
geeft duidelijke uitleg van het gebruik van didactische hulpmiddelen
4.6
betrekt alle leerlingen bij de les
4.7
hanteert bij uitleg werkvormen die leerlingen activeren
4.8
geeft feedback aan leerlingen
4.9
gaat na of de lesdoelen bereikt zijn
Op alle onderdelen van deze indicator in het totaaloverzicht wordt rood gescoord m.u.v het punt: 4.6 betrekt alle leerlingen bij de les. Aandachtspunten op teamniveau: 4.1 maakt duidelijk hoe de les aansluit bij voorgaande lessen
55.5%
4.2 verduidelijkt bij aanvang van de les ve lesdoelen
55.5%
4.3 maakt voor de leerlingen de opbouw van een les inzichtelijk
77.7%
4.4 geeft duidelijke uitleg van de leerstof en opdrachten
11.1%
4.5 geeft duidelijke uitleg van het gebruik van didactische hulpmiddelen
22.2%
4.7 hanteert bij uitleg werkvormen die leerlingen activeren
33.3%
4.8 geeft feedback aan leerlingen
66;6%
4.9 gaat na of de lesdoelen bereikt zijn
66.6%
Indicator 8: Leerlingen zijn actief betrokken 8
LEERLINGEN ZIJN ACTIEF BETROKKEN
8.1
er is een goede individuele betrokkenheid van leerlingen bij de instructie
8.2
leerlingen werken op betrokken wijze aan hun taak
8.3
leerlingen zijn actief gericht op leren
Er wordt door één leerkracht rood gescoord op het onderdeel: er is een goed individuele betrokkenheid van de leerlingen bij de instructie. Er wordt verder door alle leerkrachten groen gescoord op de onderdelen: leerlingen werken op een betrokken wijze aan hun taak en leerlingen zijn actief gericht op leren Aandachtspunten op teamniveau: 8.1 er is een goede individuele betrokkenheid van leerlingen bij de instructie
11.1 %
Zie ook bijlage: TOP
Doelen De professionaliseringsdoelen voor het team en voor de individuele leraren zijn vastgelegd in een gedifferentieerd professionaliseringsplan. In dit gedifferentieerd professionaliseringsplan staan de: ● ● ●
Doelen voor excellente leraren Doelen voor de leraren die voldoen aan de basiscompetenties Doelen voor leraren die niet voldoen aan de basiscompetenties
Het gewenste leerkrachtgedrag is in concrete afspraken vastgelegd. In de beschrijvingen is zichtbaar dat het didactisch, pedagogisch en organisatorisch gedrag van de leraar afgestemd is op de toenemende zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de leerling. De school formuleert op deze wijze een standaard voor de kwaliteit van de leraar en legt de
relatie met de opbrengsten van de leerlingen. Zie ook bijlage: gedifferentieerd professionaliseringsplan
Doen Eén keer in de drie weken observeren de teamleiders +/- 45 minuten in de klassen De observaties richten zich op pedagogische en didactische aanpak van de leerkrachten. N.a.v. deze observatie voeren de leerkrachten een gesprek met de teamleider, dit gesprek duurt maximaal een uur. Naast deze observaties leggen de teamleiders ook flitsbezoeken af. Deze observaties duren maar drie minuten en hoeven niet perse worden nabesproken. De observaties worden uitgevoerd a.d.h.v. een observatie formulier. De leerkrachten en de teamleiders kunnen beide aangeven waar de observaties en de begeleiding zich op moet richten. In de gesprekken cyclus heeft de Mr de Jonghschool beschreven welke gesprekken wanneer en met wie gevoerd worden. Het behalen van de gestelde doelen wordt in de verschillende gesprekken systematisch besproken. Aan het begin van het jaar evalueren de leerkrachten de doelen in het POP van het voorgaande schooljaar en ze stellen nieuwe doelen op voor aankomend schooljaar. Dit POP bespreken de leerkrachten met de teamleiders tijdens het vaststellingsgesprek. De teamleiders kijken naar: ● ●
Kwaliteitsverbetering van het onderwijs Professionaliseringsbehoefte van de leraar
Zie ook bijlage: observatieformulieren en bijlage: gesprekkencylcus
4.5 Taken en verantwoordelijkheden binnen de ondersteuningsstructuur Binnen de ondersteuningsstructuur van de Mr de Jonghschool staan twee organen centraal: de CVB (commissie van begeleiding) en het MDO (multi-disciplinair overleg). Daarnaast is er een grote rol weggelegd voor de teamleiders en directie. Hieronder zullen in algemene zin deze organen toegelicht worden en vervolgens zullen specifiek de taken en verantwoordelijkheden van verschillende personen toegelicht worden.
4.5.1 CVB en MDO Zowel de CVB als het MDO wordt voorgezeten door de OZC. Deze medewerker heeft het mandaat van de directeur gekregen om de CVB voor te zitten en in die rol formeel besluiten te nemen over opstellen en bijstellen van het OPP. De directeur blijft eindverantwoordelijk.
CVB
De commissie van begeleiding bestaat uit de volgende vaste leden: ● Onderwijs-en zorgcoördinator (Lk en Orthopedagoog) ● School Maatschappelijk Deskundige ● Schoolarts (GGD) ● Orthopedagoog (Lk en Orthopedagoog) ● Teamleider (Lk) De CVB komt een aantal keren per jaar in deze vaste formatie bij elkaar om te voldoen aan de wettelijk vastgestelde kerntaken: ● Jaarlijks vaststellen van het OPP ● Vaststellen van het instroom-OPP ● Mogelijk bijstellen van het OPP
MDO
Het MDO is binnen de school een toegevoegde specifieke deskundigheid op het gebied van de kinder- en jeugdpsychiatrie en deskundig op gebied van verschillende hulpverleningsvormen . Het is een multidisciplinair overleg waarin op basis van de verschillende kennisgebieden de directie geadviseerd wordt rond het brede gebied van zorg. Het schoolse functioneren van het kind met een psychiatrisch beeld en diens interactie in en met het gezin en zijn omgeving wordt in het overleg met de verschillende disciplines in kaart gebracht. Het MDO is mede verantwoordelijk voor de zorg die, binnen de school, aan het kind wordt gegeven. De ontwikkeling van de leerling wordt besproken aan de hand van observaties, didactische toetsen, onderzoeken (psychologisch, psychiatrisch, gezin) en afstemming met hulpverlening en ouders. De aanpak en zorg kan op basis daarvan worden bijgesteld. De verschillende disciplines in het MDO brengen het beeld en de handelingsadviezen vanuit hun eigen deskundigheid en taak binnen het zorgaanbod van de school als volgt in kaart. Het MDO wordt gevormd door werknemers die ook in de CVB zitten. Het MDO hoeft echter niet altijd in volledigheid bij elkaar te zijn om bovenstaande activiteiten uit te voeren. Het MDO heeft een adviserende functie richting het CVB, zodat de CVB zich binnen de beschikbare tijd kan richten op de kerntaak. Het MDO bestaat uit de volgende leden (wisselend van samenstelling): ● Onderwijs-en zorgcoördinator (GL en Orthopedagoog) ● School Maatschappelijk Deskundige ● Schoolarts (GGD) ● Orthopedagoog (GL en Orthopedagoog) ● Teamleider ● Leerkracht/ leerkrachtondersteuner ● Logopediste ● Creatief therapeute ● Fysiotherapeute ● Directeur
NB: Stichting Orion heeft in het management statuut beschreven dat het advies dat de CVB over het OPP van de leerling richting het bestuur moet geven gemandateerd is aan de directeur van de locatie.
4.5.2 Taken en verantwoordelijkheden uitgewerkt
School-orthopedagoog
Taken/verantwoordelijkheden binnen de kerntaak van de CVB: ● Input geven bij de vaststelling of bijstelling van het OPP vanuit ortho-pedagogisch perspectief. Algemene taken SO: Psycho-diagnostisch onderzoek ● Maken van dossieranalyse; opvragen gegevens, inlichten betrokkenen, gesprek met leerkracht. ● Onderzoek doen, normering/ interpretatie, verslaglegging, deelnemen MDO, gesprek ouders en overdracht leerkracht en doorverwijzing voor uitgebreider diagnostisch onderzoek. NB: Psychologische onderzoeken ouder dan 2 jaar worden alleen opnieuw uitgevoerd als de CVB heeft bepaald dat er aanleiding is om opnieuw onderzoek te doen. Deelname leerling-besprekingen ● Aanwezigheid en voorbereiding; lezen/analyseren OPP, OVM en observaties in de klas. Na afloop uitvoering van werkafspraken. Her-indicatie tot 01-08-2014 ● SO houdt dossiers bij en maakt lijst van leerlingen die een her-indicatie nodig hebben. Bij de LB wordt vooraf aangegeven voor welke leerling een her-indicatie nodig is, zodat bekeken kan worden of er nog sprake is van onderwijsbeperkingen. Opstellen van eerste OPP ● SO maakt het integratief beeld van een nieuwe leerling/ Instroom-OPP. ● De SO maakt de eerste psychosociale doelen m.b.v. het dossier. Deze doelen zorgen voor een goede overdracht naar de desbetreffende leerkracht, bij voorkeur vóór plaatsing van het kind op school. Leerkrachtbegeleiding bij (zeer) ingewikkeld gedrag en/of leren ● Ondersteuning bij kinderen met specifieke stoornissen n.a.v. afspraken op de LB/ rondvraag of in overleg met OZC. ● SO ondersteunt op de eerste plaats de teamleiders in de aanpak van omgaan met ingewikkeld gedrag. Gezamenlijk (of tijdens de LB) kan besloten worden dat SO zelf tot begeleiding overgaat. Het zal gaan om kinderen die (zeer) ingewikkeld gedrag laten zien of kinderen waarbij de ondersteuning van de teamleiders onvoldoende vooruitgang laat zien. Uitgangspunt bij de begeleiding van zowel de teamleider als SO is het ondersteunen van de leerkracht om een zo goed mogelijke aanpak te kiezen om de randvoorwaarden op school voor het kind te optimaliseren en doelstellingen zoals in het OPP opgenomen te realiseren. Specifieke taken SO: ● (Aanmeldings-) Trajectbegeleiding bij nieuwe leerlingen ● SO bekijkt de dossiers van alle nieuwe leerlingen met een CVI beschikking en maakt waar nodig dossier compleet, maakt inhoudelijke beoordeling en verzorgt de plaatsing. Hiertoe behoort het inpraten van collega’s. De SO zorgt voor een overlegmoment vóór de start van nieuwe leerlingen waarbij de leerkracht aanwezig is.
● ● ●
●
Observatievoorziening (tijdelijk); observeren van leerlingen die tijdelijk hier op school verkeren om te kijken of terugkeer naar het BaO mogelijk adhv handelingssuggesties Coördinatie ODR/Herstart-leerlingen tot 01-08-2014 Leerlingen volgen, onderzoek verrichten of coördineren bij extern onderzoek, voortgangsgesprekken met ouders, afstemming hulpverlening. Daarnaast administratieve afhandeling, aanvragen beschikking en schoolplaatsingen en deelname aan het ODR-overleg. SO is het aanspreekpunt voor ODR-leerlingen.
Schoolmaatschappelijk deskundige
De SMD houdt zich voornamelijk bezig met aangewezen leerlingen en hun thuissituatie, meestal afgesproken in de LB/ MDO of afgestemd met OZC. Taken/verantwoordelijkheden binnen de kerntaak van de CVB: ● Input geven bij de vaststelling of bijstelling van het OPP vanuit het thuissituatie perspectief. Algemene taken: Sociaal onderzoek (kennismakingsgesprekken): ● Op aanvraag n.a.v. onvoldoende beeld (of problematische) gezinssituatie bij de start van plaatsing. ● In de eerste 2 klassen(Zon en Maan) worden de ouders van alle nieuwe kinderen uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek (uiterlijk voor de kerstvakantie). ● In de overige klassen worden de ouders van nieuwe leerlingen niet standaard uitgenodigd maar wel bij vragen en/of zorgen rondom thuissituatie n.a.v. het binnengekomen dossier/ op vraag van de CVB. Motivatiegesprekken voor doorverwijzing hulpverlening ● Gesprekken op school en/of thuis met ouders wanneer er zorgen zijn over het kind. De gesprekken zullen gericht zijn om daar waar mogelijk z.s.m. te verwijzen naar passende hulpverlening. Realiseren van doorverwijzingen ● Het doorverwijzen naar verschillende instellingen voor hulpverleningsvormen. Wanneer het om GGZ instellingen gaat kan er in overleg met de CVB besloten worden wie dat gaat doen. Aanwezigheid bij leerlingbespreking en MDO Bijhouden van stand van zaken externe hulpverlening en terugkoppeling naar OZC Aandachtsfunctionaris kindermishandeling
Schoolarts
De schoolarts is in dienst van de GGD en werkt voor een aantal uur op de Mr de Jonghschool. Taken/verantwoordelijkheden binnen de kerntaak van de CVB: ● Input geven bij de vaststelling of bijstelling van het OPP vanuit medisch perspectief. Algemene taken: ● Kennismakingsonderzoek (binnen een jaar na aankomst op school) ● Regulier Periodiek Geneeskundig Onderzoek (elke 2 of 3 jaar) ● Medisch onderzoek op verzoek van de CVB ● Verwijzingen naar huisartsen, ziekenhuizen en GGZ ● Overleg met leerkrachten inzake JGZ vragen
● ● ●
Begeleiding bedplassen en overgewicht Aanwezig bij de leerlingbespreking Aanwezig bij CVB en MDO
Onderwijs- en Zorgcoördinator
Taken/verantwoordelijkheden binnen de kerntaak van de CVB: ● Formeel vaststellen of bijstellen van het OPP op basis van de input van de andere CVB leden. Algemene taken: Voorzitter en organisatie CvB-overleggen Voorzitter MDO Voorzitter en organisatie rondom leerlingbesprekingen ● De OZC houdt de algehele voortgang van de leerlingen door het jaar heen in de gaten. Leidend daarin zijn de gemaakte afspraken vanuit de leerlingbespreking en de doelen zoals vastgesteld in het OPP. Er vindt daarnaast regelmatig overleg plaats met de teamleiders. ● Rondom de leerlingbespreking heeft de OZC nauwe afstemming, over ieder kind dat in behandeling is, met de verantwoordelijke disciplines of externe behandelaars werkzaam binnen de school. Zie ook bijlage ..: ‘Opzet leerlingbespreking’ Organisatie van het MDO ● Kan om verschillende redenen gebruikt worden; bespreken van nieuwe leerlingen, zorgen over een leerling vanuit leerkracht, teamleider, staf of disciplines. Als iemand van het MDO gebruik wil maken, dan doorgeven en overleggen met de OZC. Aanspreekpunt voor leerkrachten i.v.m. zorgen over de algehele ontwikkeling van een kind. ● De OZC is voor leerkrachten aanspreekpunt wanneer er zorgen zijn rondom de thuissituatie of er grote zorgen zijn die van invloed zijn op de algehele ontwikkeling (of behalen van doelstellingen zoals vastgesteld in het OPP) van een kind. Wanneer het gaat om gedrag in de klas en/of de leerontwikkeling is de teamleider het eerste aanspreekpunt. Aanspreekpunt voor hulpverleners/instellingen over leerling ● Hulpverleners willen graag weten hoe het gaat op school met een leerling, maar we willen meer dan alleen informant zijn voor de hulpverlening. We willen meedenken in wat nodig is voor onze leerlingen. Hiervoor is regelmatig overleg en afstemming nodig. Wanneer er een nieuw contact is met een instelling voor een bepaalde leerling, is het de bedoeling dat het eerste contact met de OZC of de betrokken SMD is. Bij de leerkracht ligt de verantwoordelijkheid om aan te geven hoe het in de klas gaat. Voor strategie en afstemming tussen school en de hulpverlening is de OZC in samenwerking met overige CVB-leden verantwoordelijk. Dit om de continuïteit in het proces te waarborgen. Afstemming van zorg en onderwijs (zowel intern als extern) ● Algemene afstemmingsgesprekken (rond de tafel met alle betrokkenen) worden georganiseerd door OZC of betrokken SMD waarbij zoveel mogelijk de ouders en de leerkracht aanwezig zijn. Het is de wens om op termijn te bekijken of externe hulpverleners/behandelaars aanwezig kunnen zijn bij de LB voor een optimale afstemming van het aanbod. Daarnaast houdt de OZC in beeld of behandel- en schooldoelen niet in conflict zijn met elkaar. De OZC houdt in Parnassys bij wat de adviezen van behandelaars zijn en koppelt dit terug naar de gehele CVB op het moment dat dit gevolgen heeft
voor de realisering van doelen zoals beschreven in het OPP. De TL is er verantwoordelijk voor dat de informatie bij de betreffende leerkrachten terecht komt (zie beschrijving bij TL) Deelname aan inhoudelijke vergadering schoolteam Deelname aan het MT-overleg Werkbegeleiding van stafleden en disciplines Voortgangsgesprekken met stafleden en disciplines Aandachtsfunctionaris kindermishandeling
Teamleider
De teamleider-taken worden uitgevoerd door twee medewerkers. Elke teamleider is gekoppeld aan een deel van de groepen. De teamleider verzorgt werkbegeleiding en coaching voor leerkrachten en is betrokken bij de leerlingzorg. De teamleider is het aanspreekpunt voor leerkrachten en andere CVB-leden en heeft op afspraak contact met externen. Verder maakt de teamleider deel uit van het managementteam. Hij/Zij overlegt met directie over knelpunten betreffende groepen en leerlingen, actuele zaken en gewenste ontwikkelingen op het gebied van methoden en middelen. Ook neemt de teamleider deel aan de leerlingbesprekingen, MT overleg en het CVB. Indien wenselijk kan de teamleider betrokken worden bij gesprekken met ouders. De teamleider brengt advies vanuit het CVB over naar de leerkrachten. Taken/verantwoordelijkheden binnen de kerntaak van de CVB: ● Input geven bij de vaststelling of bijstelling van het OPP vanuit onderwijsinhoudelijk perspectief Algemene taken ● Deelnamen aan het management teamoverleg ● Voorzitten van de bouwvergadering ● Overnemen van klassen bij afwezigheid van leerkrachten ● Maken van de indeling van de groepen ● Coördineren van activiteiten rond OVM ● Verwijzen naar andere vormen van onderwijs. ● Onderwijskundig beleid maken. ● OKR maken. Leerkrachtondersteuning ● Coachen en begeleiden van leerkrachten d.m.v. coachingsgesprekken ● Opstellen van begeleidingsplannen ● Klassenbezoeken t.b.v. klassenmanagement, groepsaanpak en individuele aanpak van leerlingen op basis van de hulpvraag van de leerkracht en naar inzicht van de IB-er ● Begeleiding op basis van individuele doelen leerlingen geformuleerd in het OPP ● Mentorschap voor nieuwe leerkrachten ● Begeleiden van nieuwe leerkrachten op huisbezoek ● Ondersteunen bij het opstellen van het OPP/ groepsplannen Leerlingbegeleiding ● Bijhouden LVS, voorbereiden van toetsen ● Samenstellen van leerstofpakket voor nieuwe leerlingen ● Bijwonen LB, notuleren en besluitenlijsten maken ● Opvangen van leerlingen die tijdelijk uit de klas zijn gestuurd ● Didactische ontwikkeling volgen en optimaliseren
● ●
ELKK invullen. Coördinator dyslexiebegeleiding/ estafette lezen
Opbrengstgesprekken De teamleiders voeren voorde leerlingbesprekingen opbrengstgesprekken (groepsbesprekingen). Tijdens deze opbrengstgesprekken geeft de leerkracht aan wat zijn/haar handelen voor resultaat heeft op de voortgang van de realisatie van doelen zoals opgesteld in het OPP. De leerkracht is tijdens dit gesprek verantwoordelijk voor het aandragen van de hulpvragen. Op dit moment kunnen leerkracht en teamleider besluiten om bestaande aanpakken/methodieken te wijzigen om doelen die niet gehaald lijken te worden alsnog te halen (zie verder stappenplan opbrengstgesprekken).
Directeur
Algemene taken: ● Naast de leerkracht aanspreekpunt voor ouders ● Consult- en aanmeldingscontacten aanmeldingen. ● Kennismakingsgesprekken met ouders van nieuwe leerlingen. ● Op afroep aanwezig op leerling-bespreking,MDO en CVB overleg. ● Strategisch in te zetten bij gesprekken met ouders en afstemmingsgesprekken. ● Ondersteuning in pedagogische aanpak van leerlingen (uit de klas, straffen etc) wanneer de teamleider niet beschikbaar is.
Gebruikte afkortingen CVB TL SO SP SMD SA OZC OPP LB LVS OVM CVI ODR Bao OKR ELKK
commissie van begeleiding teamleider schoolorthopedagoog schoolpsycholoog schoolmaatschappelijk deskundige schoolarts onderwijs- & zorgcoördinator ontwikkelings perspectief plan leerlingbespreking leerlingvolgsysteem ontwikkelingsvolgmodel commissie van indicatiestelling op de rails basisonderwijs onderwijskundig rapport elektronisch loket kernprocedure en keuzegids
NB: Uitgebreidere taakomschrijvingen zijn terug te vinden op de t-schijf
5
De inrichting van de extra ondersteuning
5.1. Leerlingen verschillen in ondersteuningsbehoefte De extra ondersteuning is in het speciaal onderwijs sterk verweven met de basisondersteuning. In de basisondersteuning zijn preventieve interventies ingebed in het orthopedagogisch- didactisch handelen van de leraren, maar ook in de inrichting van de werkplekken in het gebouw, de regels en afspraken en het onderwijsleerproces De extra ondersteuning beschrijft in het speciaal onderwijs de specifieke mogelijkheden voor ondersteuning die verder gaan dan de basisondersteuning. Vanaf de eerste schooldag verschillen leerlingen van elkaar in mogelijkheden, kennis, vaardigheden, attituden en motivatie over wat onderwezen gaat worden. Sommige kinderen kunnen eind groep 3 al goed lezen, terwijl voor andere kinderen het leren lezen in leerjaar 4 nog veel tijd en ondersteuning vraagt. De basisondersteuning op scholen wordt ingericht volgens een onderwijsleerproces dat leerlingresultaten van de grootste groep leerlingen positief beïnvloedt. Er is veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen de onderwijstijd en de leerresultaten. De onderste 10% van de leerlingen heeft 2,5 tot 6 keer zoveel tijd nodig om iets te leren dan de bovenste 10% van de leerlingen (Cox&Cuthry 2001). Differentiëren in onderwijstijd is dus van groot belang. Ook het op tijd signaleren van leerproblemen is een grote preventieve factor voor leerproblemen. De achterstand die de leerling heeft opgelopen is soms te groot om te overbruggen met gerichte onderwijsactiviteiten. Als laatste is de duidelijke relatie tussen het oplopen van een leerachterstand en gedragproblemen in wetenschappelijk onderzoeken aangetoond. De leerachterstand beïnvloed het sociaal emotioneel functioneren van de leerlingen en tast in hoge mate het zelfbeeld en het zelfvertrouwen aan waardoor de leerlingen gedragsproblemen of vermijdingsgedrag kunnen gaan vertonen. Gedrag wordt binnen onze school gezien een vorm van communicatie. Het kind wil met zijn of haar gedrag iets duidelijk maken. De leraren binnen de Orionscholen zijn erop gericht de boodschap achter het gedrag te ontcijferen en vervolgens de juiste aanpak voor de leerling te bepalen. De vraag is ‘wanneer is gedrag echt probleemgedrag?’ Bij het vaststellen van probleemgedrag zijn de leraren en deskundigen in eerste instantie bezig om in beeld te krijgen hoe vaak het gedrag zich voordoet, in welke situaties en wat de gevolgen van het gedrag zijn voor de leerling en de omgeving. Na het signaleren van probleemgedrag is het analyseren van gedrag van de leerling met probleemgedrag de volgende stap. Hierbij observeert de leraar of de deskundige objectief wat er gebeurt met betrekking tot gedrag en maakt een gedragsfunctieanalyse. De Interventies binnen de school zijn gericht op: ● ● ●
het positief versterken van gewenst leer- werk en sociaal gedrag; het verminderen van ongewenst leer- werk en sociaal gedrag door negeren en/of visuele feedback; het helder maken van de consequenties van ongewenst leer- werk of sociaal gedrag voor de ander en voor de leerling zelf.
5.2. Deskundigen in de school en de ketenpartners Inzet van formatie voor de basisondersteuning en extra ondersteuning Totale formatie van de school
Percentage t.o.v. het totaal
Totale formatie schoolleiding: Directeur 1,0 FTE
4,7% van totale formatie
Totale formatie basisondersteuning -
De basisondersteuning is alle formatie die wordt ingezet op de basisondersteuning in de groep
Groepsleerkrachten 9,4 FTE
44,4% van de formatie
Leerkrachtondersteuners 2,9 FTE
13,6% van de formatie
Totale formatie begeleiding leraren in de basisondersteuning Teamleiders/LC (deels) 2,25 FTE
10,6% van totale formatie
Totale formatie extra ondersteuning * Dyslexie: * Gedragsspecialist: * Onderwijs-en zorgcoördinator * Spraak-taal/logopedie: * Creatieve therapie * Administratie * Conciërge * SMD 5,67 FTE
26,7% van de totale formatie
De samenwerking met ketenpartners Externe speciale zorg De Mr de Jonghschool school werkt samen met het alle vormen van beschikbare jeugdhulpverlening, orthopedagogische centra en jeugdpsychiatrie zoals GGZ-organisaties. Veel van de bij ons geplaatste leerlingen en hun ouders hebben voor zij bij de Mr de Jonghschool aangemeld worden al contacten met hulpverleners. Wij proberen deze voor ouders vertrouwde hulpverleners in overleg met de ouders bij de school te betrekken, zodat we ook hun adviezen in het schoolaanbod kunnen verwerken.
Algehele lijst van jeugd-GGZ organisaties in Amsterdam Nieuw-West Altra College Attie's praktijk, integratieve kindertherapie Balans, afdeling Groot Amsterdam Boers-Stoll, Psychotherapiepraktijk Cannabis en Alcohol poli Centrum '45, Stichting locatie Diemen Child Support Amsterdam, Psychodiagnostisch Centrum de Bascule de Bascule, divisie gezin en gezag de Bascule, divisie gezondheidszorg de Bascule, divisie leren en ontwikkelen de Bascule, divisie onderzoek, onderwijs, opleiding en ontwikkeling Depri-en-dan, Multiculturele jongerenwebsite Eijden, Psychologie- en psychotherapiepraktijk Van En nu ik...!, groep voor kinderen en tieners die met huiselijk geweld te maken hebben gehad GGZ inGeest Jeugd & Jongeren Hersencentrum B.V. IMH-centrum Jeugd-GGZ Amsterdam Jeugdpreventiewijzer Kabouterhuis, Medisch Orthopedagogisch Centrum 't KIES Expertise Centrum Kind en Scheiding Koppeling, De, besloten behandelcentrum voor jongeren Oase, De Orthopsychiatrische Residentiële Voorziening Amsterdam Perspectief, praktijk voor psychosociale hulpverlening
Praktijktuin, De, praktijk voor lichaamsgerichte kinder- en jeugdtherapie Professor Waterinkschool PuntP behandeling jeugd REC Bovenamstel Vangnet MGGZ (GGD) Waag, De, centrum voor ambulante forensische psychiatrie Ziezo, Communicatie- en sociale weerbaarheidstraining voor kinderen
Een overzicht van de belangrijkste ketenpartners rond zorg en ondersteuning op de Mr de Jonghschool De Bascule Een speciale samenwerkingsrelatie hebben we met academisch centrum voor kind- en jeugdpsychiatrie De Bascule. Sommige kinderen stromen uit naar dagbehandeling van de Bascule of krijgen deeltijdbehandeling. De kinderen die naar de deeltijdbehandeling gaan, krijgen zowel onderwijs binnen de Mr de Jonghschool als een gedeelte van de week behandeling op een afdeling van de Bascule. Deze leerlingen zijn twee dagen per week afwezig in verband met de behandeling die zij dan krijgen op de Bascule. Het kan ook zo zijn dat leerlingen voor langere tijd voltijd naar de Bascule gaan en daarna weer terugkomen op de Mr de Jonghschool. Redenen van verwijzing naar de Bascule zijn onder andere: - Uitvoeren van diagnostiekaanvragen - Het aanbieden van individuele behandeltrajecten aan de kinderen en/of hun ouders. Bv: psychomotorische therapie, traumatherapie, speltherapie - Het aanbieden van opvoedingsondersteuning aan ouders die kampen met opvoedingsvragen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van verschillende methodes; PMTO, PIT, Triple P - Medicatietrajecten inzetten en begeleiden - Gezinsbehandeling - Kinderen vanuit het MTFCP worden regelmatig bij ons op school geplaatst Bureau Jeugdzorg Amsterdam en Advies en Meldpunt Kindermishandeling Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) gaat uit van de rechten van het kind op een veilige opvoeding. Kinderen moeten kunnen opgroeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene die volwaardig kan meedoen in de maatschappij. Voor alle externe (jeugd)hulpverlening moet een verwijzing ( ‘indicatie’ ) komen. Een gezinsmanager van BJAA schrijft een plan van aanpak. In dit plan van aanpak staat ook de verwijzing (‘indicatie’) naar de juiste vorm(en) van zorg. Er zijn meerdere vormen van hulp die alleen met verwijzing geregeld kunnen worden. Dit kan zorg zijn van de Jeugd- en Opvoedhulp (zie www.jeugdhulpwijzer.nl), maar ook van de GGZ of schulphulpverlening. De gezinsmanagers van BJAA onderzoeken met de ouders hoe zij hen kunnen ondersteunen, opdat zij zelf en zonder hulp weer verder kunnen met hun kind. Zij begeleiden hen bij het werken aan een oplossing en het realiseren van een veilige ontwikkeling en opvoedingssituatie. BJAA streeft ernaar volledig gezinsgericht te werken en kijkt niet alleen naar het kind, maar naar het gehele gezinssysteem. Waar mogelijk benutten zij daarbij de sociale omgeving van b.v. familieleden, kennissen of buurtbewoners. Bureau Jeugdzorg onderneemt direct actie wanneer kinderen in de knel zitten. Het gaat hierbij om kinderen die fysiek, verbaal of seksueel mishandeld worden, maar ook om kinderen die het ontbreekt aan gezag, structuur en geborgenheid. Bureau Jeugdzorg zorgt ervoor dat de juiste stappen worden gezet om deze bedreigingen van hun veiligheid weg te nemen. BJAA is er voor kinderen van 0 tot 18 jaar, maar de inzet kan soms worden voortgezet tot 23 jaar. Medewerkers van BJAA bieden zelf geen hulp, maar zorgen ervoor dat het resultaat voor een
kind van een veilige opvoedingssituatie bereikt wordt. Zij zijn vast aanspreekpunt voor het gezin, coördineren de zorg voor het gezin en zorgen ervoor dat alle betrokken partners één aanpak hanteren. Zij werken volgens het principe één gezin, één plan, één medewerker. De schoolmaatschappelijk deskundige van de Mr de Jonghschool heeft regelmatig contact met de gezinsmanager en aansluitfunctionaris van het aansluitteam van BJAA om te overleggen wat de meest geschikte instantie is om de gevraagde hulp van de ouders en leerlingen van de Mr de Jonghschool te bieden. Daarnaast heeft de schoolmaatschappelijk deskundige overleg met de aansluitfunctionaris van het aansluitteam van BJAA als er zorgen zijn over de thuissituatie van een leerling en er eventueel een (zorg)melding gedaan moet worden. BJAA heeft ongeveer 20 vaste aansluitfunctionarissen (vanaf 1 juni 2011), die alle meldingen ontvangen en beschikbaar zijn voor vragen en adviezen over de mogelijkheden van BJAA. Zij kunnen direct alle deskundigheid mobiliseren ook van het Crisisteam of het AMK en koppelen direct een binnengekomen gezin aan een gezinsmanager. In geval van crisis is BJAA altijd binnen 2 uur ter plekke. Hoe een cliënt ook binnenkomt, BJAA zal zoveel mogelijk één vaste gezinsmanager inzetten waar het gezin een beroep op kan doen. Na ontvangst van een melding onderzoekt de medewerker samen met het gezin en andere betrokken partners de situatie en stelt bij voorkeur met het gezin doelen op die noodzakelijk zijn om het kind weer blijvend op de veiligheidsnorm te krijgen. Vaak is de inzet van specifieke zorg nodig van de instellingen voor Jeugd en Opvoedhulp, BJAA zal hen dan inschakelen. In een startgesprek bespreken de medewerkers van Jeugd & Opvoedhulp en BJAA met de klant het in te zetten zorgtraject. Redenen van verwijzing zijn onder andere: - indien hulp niet van de grond komt kan er een melding gedaan worden bij BJAA - op het moment dat er vragen zijn over de veiligheid van een leerling kan er een melding gedaan worden bij het AMK. Dit is altijd met ouders besproken voordat de melding gedaan wordt. - Veel van onze leerlingen hebben al een contactpersoon bij BJAA. Deze wordt door SMD nauw betrokken bij het gehele onderwijstraject om de samenwerking met ouders zo optimaal mogelijk te maken. Altra Thuis op School (AToS) Via Altra is een gezinsbegeleider aan de school verbonden. Dit aanbod richt zich op het begeleiden van de ouders van leerlingen van onze school. Hierbij staat opvoedingsondersteuning centraal, maar de AToS medewerker ondersteunt ouders ook waar nodig op andere gebieden. Hierbij kan gedacht worden aan financiën, huisvesting, contacten met andere instanties e.d. Daarnaast werkt de AToS medewerker met het kind individueel op school. Hierbij werkt zij met elementen uit de rots/water training, het IK boek, sociale vaardigheidstraining enz. De kracht van deze vorm van begeleiding is dat de driehoek school, thuis en vrije tijd met elkaar verbonden worden. De AToS medewerker heeft ruimte voor het begeleiden van acht gezinnen. De CvB kan de AToS medewerker inzetten wanneer dit nodig is. Er wordt dan door de schoolmaatschappelijk deskundige een verwijzing gevraagd bij Bureau Jeugdzorg en in sommige gevallen kan er een directe verwijzing plaatsvinden via de schoolarts in het kader van de transitie jeugdzorg. Er is wekelijks overleg met de AToS medewerker, waarbij zowel de lopende casussen als de eventuele nieuwe aanmeldingen worden besproken. Redenen om te verwijzen naar AToS zijn onder andere: - complexe opvoedingsvragen - vele falende hulpverleningstrajecten in het verleden - weerstand bij ouders - er liggen opvoedingsvragen en tevens een hulpvraag voor de leerling - meer zicht krijgen op het gedrag van een leerling op alle leefgebieden - Onderzoeken welke hulpverlening/behandeling wenselijk is voor het gezin Fysiotherapie (de Baarsjes) Gedurende één dag per week is er een fysiotherapeute aanwezig in de school. De zorgcoördinator kan leerlingen aanmelden voor behandeling van de fysiotherapeute. Voor een groot aantal kinderen is het noodzakelijk dat ze behandeld worden door de fysiotherapeut.
Hierbij kan gedacht worden aan fysiotherapie voor de fijne motoriek om zo het handschrift te kunnen verbeteren. Redenen om te verwijzen naar fysiotherapie zijn onder andere: - het verbeteren van de fijne motoriek - het verbeteren van de grove motoriek - lichaamsbewustwordening vergroten - vertrouwen vergroten in eigen lichaam SO poli Bascule Binnen de Mr de Jonghschool is een polikliniek van de Bascule gevestigd. 1 dag per week is er een behandelaar van de Bascule aanwezig om leerlingen te behandelen. De behandeling van deze leerlingen richt zich op ‘disfunctioneren op school’. De doelstelling hierbij is het verminderen en/of compenseren van ernstige risicofactoren bij kinderen met een combinatie van psychiatrische problematiek en/of schoolproblemen. De aanmelding bij de SO poli van de Bascule gaat via het CVB overleg. Na dit overleg wordt er contact gezocht met ouders en schrijft de schoolarts een verwijzing. Redenen om te verwijzen naar de SO Poli zijn onder andere: - het uitvoeren van zeer complexe diagnostiekvragen - het stellen van diagnoses waarbij ouders veel weerstand ervaren om ergens naar toe te gaan buiten school - het bieden van een faalangstreductie trainen - leerlingen kunnen een agressieregulatie training op school volgen. Dit is een individueel traject - begeleiden bij ernstige lees en reken problemen denk aan dyslexie en dyscalculie - de overstap naar het VO te ondersteunen aan leerlingen door ze aan het eind van groep 8 deel te laten nemen aan het Overstap project. Beschrijf de samenwerking met de ketenpartners en maakt een lijst van ketenpartners waar een beroep op gedaan wordt en op welke wijze. Voorbeelden Reade, Bureau Jeugdzorg, MEE, de Bascule, GGD, regulier onderwijs, OSL, OKA, WSG, speciaal basis onderwijs, Kentalis-Zorg, Altra, Spirit, Visio, leerplicht, VIA Amsterdam en de gemeente Amsterdam enz. MEE
Deelname in de CVB Ondersteuning in de thuissituatie
Altra
….
GGD
….
5.3. De inrichting van het gebouw en de onderwijsbehoefte De inrichting van de school in relatie tot de onderwijsbehoeften Kinderen van de Mr de Jonghschool gaan naar school om te leren. Leren rekenen, leren lezen en leren sociaal omgaan met elkaar. Op school is lesmateriaal aanwezig waaruit de kinderen kunnen leren. Op school is ook een leraar die de kinderen begeleidt en helpt bij het leren. Maar hoe ziet het schoolgebouw er zelf uit? Ook het schoolgebouw maakt integraal onderdeel uit van het leerproces. Zodoende kan ons schoolgebouw en haar inrichting de prestaties en ervaringen van leerlingen beïnvloeden. Ons schoolgebouw heeft als primaire doel onderwijs te faciliteren voor leerlingen. In het geval van het SO gaat dit om kinderen van 4 tot en met 12 jaar. Zij zijn de eindgebruikers van het gebouw en het doel zou moeten zijn deze eindgebruiker, zoveel mogelijk in het leerdoel te ondersteunen. Bij de inrichting van de school dienen we daarom rekening te houden met de specifieke behoeften van de populatie. Een gebouw schept kaders. Deze kaders zijn, als ze eenmaal gebouwd zijn, niet gemakkelijk aan te passen. Als je gaat kijken naar onderwijs, is er juist veel behoefte aan flexibiliteit. De ene keer moeten leerlingen geconcentreerd werken, de andere keer moet er ruimte zijn om contact te maken met mede leerlingen en weer een andere keer is het tijd voor feest. Verschillende leerdoelen vereisen verschillende leerstrategieën, verschillende leerstrategieën vereisen verschillende leeromgevingen. Daarnaast dienen we rekening te houden met de speciale behoeftes van het gedragsmoeilijke kind. Dat doen we door rekening te houden met basale behoeften van onze leerlingen: ● ● ● ● ● ● ●
prikkelarme omgeving overzichtelijke inrichting stevig meubilair ruimte opgeruimd/schoon veel visuele ondersteuning time out voorziening
De Mr de Jonghschool probeert bij de inrichting van de klaslokalen zoveel mogelijk in te spelen op de verschillende behoeftes die er gedurende een lesdag ontstaan. Onze leerlingen nemen waar met al hun zintuigen. Hier maken we dan ook gebruik van. Zicht krijgt veel aandacht, wat logisch is omdat dit het dominante zintuig is, maar er is ook veel aandacht voor temperatuur en luchtvochtigheid, ook deze twee hebben een effect op de leerprestaties van kinderen.
5.4. Extra ondersteuning beschreven in interventiekaarten Veel leerlingen in het speciaal onderwijs hebben een combinatie van leer- en gedragsproblemen. Een kind met een leerprobleem is binnen de Orionscholen geen probleemkind, maar een kind dat vaardigheden mist om te leren in het tempo en de wijze van andere leerlingen. Een kind met een gedragsprobleem is ook geen probleemkind maar een kind dat de vaardigheden mist om zich aangepast te gedragen. Elke school binnen Orion is gespecialiseerd in een bepaalde doelgroep. De specialisatie van deze school is… Specialisatie invullen Binnen Orion wordt de extra ondersteuning in interventiekaarten beschreven. De verschillende deskundigen (gedragdeskundigen, logopedisten motorisch therapeuten enz) beschrijven succesvolle interventies op de locatie en delen die met de andere scholen. Zo profiteren de Orionscholen van de opgebouwde kennis en ervaring van de verschillende scholen en kunnen vervolgens de interventie inzetten op hun eigen school. In 2015 worden de kaarten gedeeld met de reguliere scholen in de samenwerkingsverbanden waar Orion deel van uitmaakt. ● ● ● ● ●
Interventies voor leerlingen cognitieve mogelijkheden die afwijken van de basisgroep. (leerlingen met beperkte mogelijkheden maar ook begaafde leerlingen) Interventies binnen de leergebieden taal, (begrijpend en technisch) lezen en rekenen Interventies gericht op ondersteuning van het gedrag Interventies gericht op de ondersteuning op de leergebiedoverstijgende gebieden (leren-leren, taakaanpak, werkhouding, omgaan met sociale situaties, zelfvertrouwen enz. Interventies gericht op fysieke en medische ondersteuning
De interventiekaart beschrijft de gerichte aanpak van de school voor leerlingen die onvoldoende profiteren van de basisondersteuning of een hulpvraag hebben die valt buiten deze ondersteuning: De interventies worden beschreven vanuit de volgende onderdelen: ● ● ● ● ● ● ●
de preventieve interventies de curatieve interventies extra aandacht en tijd voor de leerling De deskundigheid Voorzieningen in het gebouw en op het plein De samenwerking met externen De samenwerking met de ouders of verzorgers
Binnen onze school zijn interventies beschreven gericht op de diversiteit van onderwijsbehoefte van onze populatie. (zie hoofdstuk 3) Maak hier een opsomming van de extra ondersteuning die de school biedt. Formuleer dat als volgt: De school heeft een gerichte aanpak voor leerlingen met een hulpvraag op het gebied van taalspraakontwikkeling
Interventiekaart 1 De school heeft een gerichte aanpak voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte ten aanzien van oppositioneel of antisociaal gedrag Preventieve interventies ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
Er zijn duidelijke regels en afspraken gekoppeld aan drie kernwaarden: ‘Je bent goed voor jezelf’, ‘Je bent goed voor elkaar’ en ‘Je bent goed voor de omgeving’. Alle leerlingen werken met ‘gedragsdoelen’ (op individueel- en op groepsniveau) die zichtbaar zijn gemaakt in de groep en geëvalueerd worden met behulp van een doelenmeter. De onderwijssituatie is ingericht met een (visueel gemaakte)voorspelbare en duidelijke structuur (oa picto’s en dagritmekaarten). Er wordt gewerkt met een beloningssysteem (smiley’s, krullen). Voorafgaand aan ieder lesmoment wordt met de leerlingen besproken wat er van ze verwacht wordt (gewenst gedrag benoemen). Gewenst gedrag wordt systematisch positief bekrachtigd door aandacht en complimenten. Na ieder lesmoment wordt er met de leerlingen geëvalueerd aan de hand van de vooraf gemaakte afspraken. Ongewenst gedrag wordt direct omgebogen en vrijwel nooit ‘gelaten’ zodat het gedrag niet verergerd. De school gebruikt een methode (Leefstijl) voor sociaal-emotionele ontwikkeling waardoor gewenst gedrag ook systematisch in aparte lessen aangeboden wordt. Zowel in de groep als daarbuiten (oftewel door de gehele school) wordt er zoveel mogelijk eenduidig gehandeld naar leerlingen. Een pedagogische basisaanpak waarbij iedere leerling dagelijks met een schone lei begint (overzichtelijk, voorspelbaar, veilig).
Extra tijd en aandacht ● ● ● ● ● ●
Door het werken in een kleine groep (13 leerlingen) is de leerkracht beter in staat onderwijs op maat te bieden. Naast de indeling op niveau wordt er goed gekeken naar de samenstelling van kinderen in een groep (indelen op onderwijsbehoefte). Er wordt getracht in iedere groep een stagiaire te plaatsen (extra handen in de groep). Iedere leerkracht ontvangt begeleiding van een coach/ teamleider; zowel op het ortho-didactische, het ortho-pedagogische als op het organisatorische vlak. Er kan gebruik gemaakt worden van orthopedagogen (gedragsobservaties, gedragsanalyses en daaruit voortvloeiend advies). De school speelt in op specifieke behoeften van leerlingen door bv een concentratiescherm, een koptelefoon of een wiebelkussen aan te bieden.
Curatieve interventies ● ● ●
● ● ● ● ●
Werken met interventieprotocol (time-out in de groep, time-out in een andere groep, time-out bij de achterwacht, stille kamer etc). ATOS+: gedragstraining van Altra binnen de school waarbij de koppeling tussen thuis en school centraal staat. SO-Poli van de Bascule binnen de school: diagnostiek en behandeling. De SO-Poli kan verschillende gedragstrainingen geven binnen de school (oa faalangst-reductietraining, agressie-regulatie training, cognitieve gedragstraining). Rots en water training (gegeven door SMD ism Altra). Contract met gedragsafspraken (school/ouders/leerling). Overleg/ gesprek met de buurtregisseur. Als beloning een klusje buiten de groep doen. Als beloning een spelletje/ ontspanningsmoment bij de achterwacht.
Deskundigheid ●
●
●
● ● ●
De leerkrachten hebben kennis, inzicht en vaardigheden in het creëren van een gestructureerde, voorspelbare en veilige leeromgeving. De leerkrachten hebben ervaring in het omgaan met leerlingen met oppositioneel gedrag/ anti-sociaal gedrag; zij zijn creatief in hun aanpak naar ieder individu zodat er bij ieder kind groei mogelijk is op sociaal-emotioneel gebied hoe beperkt de mogelijkheden soms ook lijken te zijn. Veel leerkrachten hebben een master-SEN opleiding gedaan of zich theoretisch verdiept in de verschillende gedragsstoornissen zodat ze optimaal kunnen afstemmen op ieder individu. De coaches/ teamleiders zijn er om de leerkrachten op de werkvloer te begeleiden en te adviseren. Op deze manier zijn leerkrachten steeds beter in staat om een aanpak op maat te bieden. Er wordt meegekeken en meegedacht in de aanpak van kinderen met oppositioneel en anti-sociaal gedrag zodat gedrag verbeterd wordt. De gedragsdeskundigen zijn specialistisch op het gebied van gedrag. Ze nemen deel aan de CVB en geven vanuit dit orgaan advies om te zorgen dat de leerlingen hun doelen behalen en op een goede manier kunnen deelnemen aan het onderwijs. Ook onderzoeken/ observeren ze leerlingen om vervolgens mee te denken over een aanpak in de klas. SMD weet de juiste routes te bewandelen zodat hulpverlening voor ouder en kind zo snel ingezet kan worden. De zorgcoördinator bewaakt de processen en stuurt bij waar nodig. Doel is dat er voor alle leerlingen op alle vlakken het optimale rendement gehaald wordt. Het gehele team van de school werkt nauw samen op een eenduidige manier zodat er voor alle leerlingen een voorspelbaar en veilig klimaat gecreëerd wordt.
Het gebouw ● ● ● ● ● ●
Het gebouw is kindvriendelijk en heeft een open uitstraling (veel licht en ruimte). Het gebouw is veilig. Binnen de school is er altijd sprake van achterwacht. Tijdens het buitenspelen is er altijd toezicht (2 a 3 personen). Er is een stille kamer om tot rust te komen. Kinderen kunnen zich terugtrekken/ afkoelen op time-out plekken of bij de achterwacht.
Samenwerking met externen ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
Bascule SO-Poli Bascule De Oase Altra GGD Fysiotherapiepraktijk Logopediepraktijk Osdorp JBRA en WSG Veilig thuis OKT Samen Doen Triversum Lijn 5 Cordaan MEE etc
Voorbeeld van een interventiekaart
Interventiekaart voorbeeld De school heeft een gerichte aanpak voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte ten aanzien van oppositioneel of antisociaal gedrag Preventieve interventies Voorbeelden: -Er zijn duidelijke regels en afspraken -de onderwijssituatie is ingericht met een (visueel gemaakte) duidelijke structuur -Het gewenst gedrag wordt in verschillende onderwijsmomenten benoemd. -Het gewenst gedrag wordt systematisch positief bekrachtigd door aandacht en beloningen -De vaardigheden voor het gewenst gedrag worden systematisch aangeleerd in aparte lessen. -De vaardigheden worden toegepast in alle lessen (ook stages) tot het gewenste gedrag bereikt is -De school gebruikt een methode Extra tijd en aandacht Hier kan aangegeven worden hoe groot de groepen zijn Ondersteuning van de leraar door een orthopedagoog bij: -De gedraganalyse -De uitvoering -Assistentie in de groep Curatieve interventies Trainingsprogramma’s: -extra sociale vaardigheid training buiten de groep -extra materialen en middelen (beloningssystemen)om het gewenste gedrag te bereiken -oefenmogelijkheden buiten de groep
Deskundigheid Beschrijf hier de deskundigheid die in de school aanwezig zowel bij de leraren als de overige deskundigheid bij andere disciplines.
Het gebouw De veiligheid: Inrichting van de werkplekken, extra toezicht, cool down ruimtes enz. Het gebruik van materialen, kleuren en akoestiek
Samenwerking met externen Beschrijf met welke externen de school samenwerkt bij het beantwoorden van de hulpvraag.
6 De grenzen van de ondersteuning Fysieke agressie (algemeen/ naar personeel) weglopers ouders die niet meewerken wapens hulpverlening nodig maar niet krijgen etc Bijlage protocollen
7 De ambitie Wat hebben we en waar willen we naar toe?
8 Bijlagen