“EIGEN KRACHT GESTEUND”
PERSPECTIEF OP DE HERZIENING VAN DE STEUNSTRUCTUUR VOOR ROTTERDAMSE VRIJWILLIGERSORGANISATIES
Gemeente Rotterdam/SoZaWe December 2011
Inhoudsopgave
“EIGEN KRACHT GESTEUND” PERSPECTIEF OP DE HERZIENING VAN DE STEUNSTRUCTUUR VOOR ROTTERDAMSE VRIJWILLIGERSORGANISATIES
1. Inleiding 2. Maatschappelijke ontwikkelingen 3. Perspectief op de ondersteuning van het vrijwilligerswerkveld 4. Functies en aandachtspunten van de stedelijke steunstructuur 5. De huidige steunstructuur 6. Stedelijke vrijwilligerscentrale: producten en diensten 7. Beoogde resultaten 8. Vorming van de stedelijke centrale.
2
1. Inleiding
Heel veel Rotterdammers zijn actief als vrijwilliger in de stad, georganiseerd of ongeorganiseerd en vaak al jaren. Dat is goed voor de stad en voor de burgers. Vrijwilligers zijn van groot belang voor de kwaliteit van het maatschappelijk leven en de sociale cohesie in Rotterdam. Burgers helpen burgers, dat is het cement van de samenleving. De eigen kracht van burgers staat voorop, hun inzet en zelfredzaamheid zijn van grote waarde voor de Rotterdamse samenleving. Ruim 140.000 Rotterdammers verrichten vrijwilligerswerk, georganiseerd of ongeorganiseerd. Er zijn meer dan 4.500 vrijwilligersorganisaties1 en daarnaast doen veel Rotterdammers vrijwilligerswerk in ongeorganiseerd verband. Hun bijdrage is goud waard voor de stad en voor alle Rotterdammers. Het college van B&W vindt deze inzet van vele burgers van het grootste belang voor de stad en ondersteunt daartoe vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers. Zelfredzaamheid is daarbij de basis, dat is ook het centrale uitgangspunt van de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) en van het collegebeleid, waarbij er van wordt uitgegaan dat elke Rotterdamse burger bijdraagt aan de stad. Het succes van 140.000 vrijwilligers moet worden vastgehouden. Waar ondersteuning nodig is, wil het Rotterdamse bestuur deze bieden. Dat gebeurt onder meer door subsidiering van stedelijke steunorganisaties voor vrijwilligersorganisaties, vrijwilligerswerk en maatschappelijke stages2. Die steun bestaat al vele jaren. Door verschillende ontwikkelingen is die steunstructuur aan heroverweging toe. De belangrijkste zijn: -
-
-
-
De Rotterdamse samenleving is voortdurend in verandering. Dat heeft onder meer consequenties voor de aard en omvang van het vrijwilligerswerk; vergrijzing, verjonging , meer diversiteit en een andere vrijetijdsbesteding zijn van invloed op de invulling van het vrijwilligerswerk; Het traditionele vrijwilligerswerk is sterk aan verandering onderhevig en nieuwe vormen van vrijwilligerswerk (minder gebonden, meer flexibele inzet, opkomst vrijwillige inzet) laten zich zien. Dat vraagt om heroverweging van de ondersteuning. Steeds meer wordt er door burgers een beroep gedaan op de Wmo. Dat zal sterk toenemen met de aanstaande decentralisatie van de AWBZ naar gemeenten. Het appèl op de inzet van burgers wordt ook vergroot. In een periode van schaarse middelen is het van groot belang om de zelfredzaamheid van burgers te versterken, onder meer door een efficiënt ondersteuningsaanbod en direct gericht op de vraag van burgers. Bezuinigingen dwingen om de bijdragen van de overheid te heroverwegen en te beoordelen in het licht van meer efficiëntie en rendement voor de maatschappij.
Gelet op deze en andere relevante ontwikkelingen is herziening van de bestaande steunstructuur voor vrijwilligersorganisaties en maatschappelijke stages gewenst en noodzakelijk. Die constatering is niet nieuw en eerder uitgesproken door het college. De gewenste verbeteringsslag is nog niet doorgevoerd, de bereidheid daartoe is in de afgelopen periode vergroot. In de komende periode 1
Dit aantal betreft zowel zelforganisaties als professionele organisaties die met vrijwilligers werken. Ondersteuning van het vrijwilligerswerk is in het kader van de Wmo een gemeentelijke verantwoordelijkheid (m.n. prestatieveld 4). Maatschappelijke stages door leerlingen aan het voortgezet onderwijs zijn wettelijk verplicht en de lokale overheid heeft hierbij de plicht tot ondersteuning en coördinatie. Coordinatie van de uitvoering van de maatschappelijke stages in Rotterdam is belegd bij enkele steunorganisaties. 2
3
wordt deze verbeteringsslag versneld ingezet, zodat er eind 2012 uiteindelijk een volwaardige en efficiënte stedelijke steunstructuur staat. In deze notitie worden daarvoor de contouren geschetst. Deze passen binnen de visie, zoals verwoord in het Meerjarenplan Wmo Rotterdam 2010-2014, het Collegewerkprogramma “Werken aan talent en ondernemen”, het actieprogramma Vrijwilligerswerkbeleid 2010-2014 “Binden, boeien en verbinden” , de gebiedsgerichte inkoop van zorg en welzijnsproducten in samenwerking met de deelgemeenten en de beleidsregel “Participatie, kiezen voor talent”. Het voorstel voor een herziene steunstructuur sluit daarbij aan.
2. Maatschappelijke ontwikkelingen
De bestaande steunstructuur voor vrijwilligersorganisaties is aan herziening toe onder invloed van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen, die van betekenis zijn voor het vrijwilligerswerkveld in Rotterdam. Denk daarbij aan: -
-
Meer diversiteit leidt tot nieuwe vormen van vrijwilligerswerk in andere, meer eigen verbanden. Jongeren hebben minder affiniteit met het traditionele, gebonden vrijwilligerswerk. Toenemende individualisering draagt bij aan nieuwe vormen van vrijwilige inzet zonder binding aan bestaande organisaties. Steeds meer mensen hebben steeds minder vrije tijd door werk, zorg en andere tijdsbestedingen. Vergrijzing (beperkt in Rotterdam) leidt tot vergroting van de zorgvraag en vergrijzing van het vrijwilligersbestand. Technologische ontwikkelingen maken nieuwe vormen van netwerken en vrijwillige ondersteuning mogelijk, bij voorbeeld online vrijwilligerswerk. Met het meer betrekken van burgers voor taken en functies op allerlei niveaus in de samenleving door de overheid neemt de druk op het vrijwilligerswerk toe. Van burgers met een uitkering wordt steeds meer een tegenprestatie verwacht, bijvoorbeeld in de vorm van maatschappelijke nuttige werkzaamheden, zoals vrijwilligerswerk. Met beleidsmatige ontwikkelingen, met name de invoering van de Wmo, wordt een groter beroep gedaan op de inzet van burgers. Hun inzet en betrokkenheid is noodzakelijk om kwetsbare burgers en burgers die onvoldoende zelfredzaam zijn te ondersteunen. Vrijwilligerswerk is cruciaal om de Wmo-doelstellingen te kunnen realiseren. Invoering van maatschappelijke stages, die met ingang van het schooljaar 2011-2012 verplicht zijn voor alle scholieren in het voortgezet onderwijs.
Onder invloed van deze ontwikkelingen zijn er landelijk op een langere termijn bezien ook verschuivingen in het vrijwilligerspotentieel zichtbaar: meer ouderen, meer jongeren (via maatschappelijke stages) en meer allochtonen zijn actief als vrijwilliger. In Rotterdam laat het bestand van vrijwilligers in de afgelopen jaren een redelijk stabiel beeld zien, op onderdelen zijn verschuivingen te zien. Van de Rotterdammers tussen 13 en 75 jaar doet 30 %
4
vrijwilligerswerk , wat neerkomt op ongeveer 145.000 personen3. Gemiddeld wordt door hen 4,1 uur per week aan vrijwilligerswerk besteed, soms in twee of meer organisaties (gemiddeld 1,9 organisatie). Vrijwilligers zijn vooral actief in sportorganisaties, maar ook in religieuze of levensbeschouwelijke organisaties, i n het onderwijs en in de zorg voor zieken, ouderen en mensen met een beperking. Verhoudingsgewijs doen hoger opgeleiden en bovenmodale inkomens meer vrijwilligerswerk dan lager opgeleiden en lagere inkomens. Tussen mensen met en zonder werk zijn er nagenoeg geen verschillen. Na eerder een sterke stijging is het vrijwilligerswerk onder nietwesterse allochtonen – eerder nagenoeg gelijk met het algemeen gemiddelde - de laatste jaren weer gedaald. Gepensioneerden zijn oververtegenwoordigd. Onder jongeren is deelname aan het vrijwilligerswerk (vooral sport) gedaald en zijn zij ondervertegenwoordigd (26 %). Wat maatschappelijke stages betreft, deze zijn met ingang van het schooljaar 2011-2012 verplicht (30 uur per schoolcarrière) voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. Iin het schooljaar 2011-2012 zijn ruwweg 7 tot 8.000 leerlingen op jaarbasis actief. Jongeren doen zo maatschappelijke ervaring op en maken kennis met vrijwillig, onbetaald werk.
3. Perspectief op de ondersteuning van het vrijwilligerswerkveld
Genoemde maatschappelijke ontwikkelingen zijn van grote betekenis voor vrijwilligersorganisaties in Rotterdam en het vrijwilligerswerk dat bij andere organisaties wordt gedaan. Om vrijwilligers te boeien en te binden, zal in het uitvoerend vrijwilligerswerk hiermee rekening moeten worden gehouden. Maar dat geldt ook voor de ondersteuning van de vrijwilligersorganisaties en het vrijwilligerswerk. Het college wil hierin duurzaam blijven investeren om de eigen kracht van burgers – het cement van de samenleving – te ondersteunen en te versterken. Het maatschappelijk belang van vrijwilligerswerk komt tot uiting in: -
Zelfontplooiing van actieve burgers die vrijwilligerswerk verrichten. Zingeving voor burgers die vrijwilligerswerk doen. Participatie van burgers, waarbij onder meer vrijwilligerswerk voor personen met een uitkering als opstap kan fungeren naar betaald werk. Participatie van de minder zelfredzame Rotterdammer om bijvoorbeeld sociaal isolement tegen te gaan, met behulp van ondersteuning door een vrijwilliger. Het bevorderen van sociale cohesie en sociale betrokkenheid tussen en met burgers, zodat zij meer zelfredzaam zijn en minder een beroep hoeven te doen op voorzieningen. Versterking van het aanbod van activiteiten van allerlei maatschappelijke organisaties die slechts met de inzet van vele vrijwilligers mogelijk zijn.
Om het vrijwilligerswerk te kunnen laten bloeien, wil het college faciliteren, ondersteunen en stimuleren. Een duidelijk, zichtbaar, herkenbaar en vraaggerichte ondersteuning op stedelijk niveau is van belang om vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers beter in staat te stellen om hun werk te doen 3
Daarnaast doet 32 % van de Rotterdammers informele hulp (advies, informatie) en 15 % doet mantelzorg (voor familie, vrienden) (COS, Vrijetijdsomnibusenquete 2010, Rotterdam). Ruim 50 % van de Rotterdammers doet geen vrijwilligerswerk, informele hulp of mantelzorg.
5
en de eigen kracht van burgers te benutten. Een stedelijke centrale met een duidelijk gezicht en een duidelijke opdracht, die zo moet bijdragen aan een ‘civil society’ waarin burgers actief participeren en met elkaar invulling geven aan het samenleven. Overheidsvoorzieningen kunnen daarin ondersteuning bieden als dat nodig is, zelfredzaamheid van burgers staat voorop. Vrijwilligerswerk is daarbij een van de meest expliciete en zichtbare uitingsvorm van burgerbetrokkenheid. Het college wil die betrokkenheid stimuleren en zo nodig faciliteren en ondersteunen. In eerste instantie zijn burgers zelf aan zet. Het college heeft als target voor deze collegeperiode geformuleerd het succes van 140.000 Rotterdamse vrijwilligers vast te houden, tegen de dalende landelijke trend in. Daartoe is onder meer een adequate steunstructuur voor vrijwilligersorganisaties, maatschappelijke stages en vrijwilligers nodig. Als doelstelling is eerder geformuleerd: “De stedelijke steunorganisaties ondersteunen vraaggericht alle vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties in Rotterdam en creëren stedelijk een duidelijk herkenbaar loket voor het vrijwilligerswerk. Dit dient ertoe te leiden, dat vrijwilligerswerk interessant blijft voor huidige vrijwilligers en aantrekkelijk wordt voor nieuwe vrijwilligers” (Meerjarenplan Wmo 2010-2014). Op grond van de resultaten uit een behoeftenonderzoek onder vrijwilligers en organisaties is besloten tot herziening van de huidige ondersteuningsinfrastructuur. Daarbij is onder meer geformuleerd dat er: -
Vraaggericht wordt gewerkt. Specifieke aandacht is voor zorgvrijwilligers. Een stedelijk entree voor vrijwilligerswerk wordt gecreëerd. Een centrale aanpak van de Rotterdamse Maatschappelijke Stages komt.
Bovengenoemde uitgangspunten zijn nog steeds van kracht. Ter invulling van de stedelijke steunstructuur, zoals hierboven aangegeven, zijn de volgende basisfuncties als speerpunten voor de periode 2010-2014 benoemd4: -
Blijvende aandacht voor het ‘binden en boeien’ van vrijwilligers. Bevorderen van vraaggericht werken. Bevorderen van meer samenwerking, eenduidigheid en efficiency (ook tussen stedelijk en deelgemeentelijk). Intensiveren van de inzet van zorgvrijwilligers. Bevorderen van een efficiënte ondersteuningsinfrastructuur voor maatschappelijke stages.
Recente beleidsmatige ontwikkelingen onderschrijven de voorgenomen koers. In het kader van de gebiedsgerichte inkoop (GGI) van zorg en welzijnsproducten met deelgemeenten is ondersteuning van het vrijwilligerswerk een belangrijk onderwerp. De stedelijke ondersteuning van vrijwilligersorganisaties maakt geen deel uit van de aanbesteding, maar dient zich wel voor te bereiden op de nieuwe structuur die op gebiedsniveau ontstaat. Duidelijke afspraken daarover met de deelgemeenten zijn absoluut noodzakelijk (zie ook de Interdeelgemeentelijke Visie op het Rotterdamse vrijwilligersbeleid vanaf 2009). Daarbij is te denken aan decentrale frontoffices
4
Actieprogramma Vrijwilligerswerkbeleid 2010-2014 “Binden, boeien en verbinden”
6
(gekoppeld aan de Vraagwijzers) die gelieerd zijn aan een stedelijke centrale. In de uitwerking van de centrale moet hierbij rekening worden gehouden.
4. Functies en aandachtspunten van de stedelijke steunstructuur
Ter versterking van het kader waarbinnen een stedelijke steunstructuur moet operen, is een nadere uitwerking van bovengenoemde algemene uitgangspunten gewenst. Wat wordt precies verwacht van de Rotterdamse steunstructuur voor vrijwilligersorganisaties, maatschappelijke stages en vrijwilligers? Naar de mening van het college van B&W gaat het om de volgende functies: •
• • •
•
•
•
•
•
Een duidelijke visie op het Rotterdamse vrijwilligerswerkveld, hoe deze duurzaam kan worden versterkt en hoe een bijdrage kan worden geleverd aan de doelstelling om het huidige aantal vrijwilligers in Rotterdam te behouden en zo mogelijk te vergroten. Inzicht geven in de vraag naar de ondersteuning van vrijwilligerswerk en maatschappelijk stages (met name ook gericht op talent Een stedelijke frontoffice als centraal loket voor vrijwilligersorganisaties, dat nauw samenwerkt met frontoffices voor vrijwilligerswerk op deelgemeentelijk niveau. Zoveel mogelijk zicht bieden op het beschikbare aanbod van vrijwilligerswerk in Rotterdam door middel van een digitale vacaturebank, waar belangstellende burgers kennis kunnen nemen van het aanbod en zo mogelijk kunnen worden bemiddeld, al naar gelang de persoonlijke interesse. De centrale coördinatie van maatschappelijke stages, actief stageplaatsen werven en zichtbaar maken zodat vraag (door scholen en leerlingen) en aanbod goed op elkaar wordt afgestemd. Daarbij dient tevens oog te zijn voor talentontwikkeling van jongeren. Actief het vrijwilligerswerk waarderen en promoten; het vrijwilligerswerk moet op aansprekende wijze worden gewaardeerd met maximale bekendheid aan nut en zin van het vrijwilligerswerk. Daarbij is het ook van belang dat een steunorganisatie optimaal herkenbaar en bekend is in de stad en bij burgers. Actieve, directe en professionele ondersteuning bieden aan vrijwilligersorganisaties of groepen burgers in ongeorganiseerd verband, zodat zij (beter) in staat zijn om hun maatschappelijke rol te vervullen. Regelmatig behoefteonderzoek doen onder potentiële gebruikers (vrijwilligers- en andere organisaties met vrijwilligers en stages) en vrijwilligers, op grond waarvan het beleid en de uitvoering van de centrale wordt aangepast en toegesneden op de vraagkant; het inzetten van een klantenpanel kan daarbij dienstig zijn. Versterken van de deskundigheid bij de vrijwilligersorganisaties, zodat de kwaliteit van het uitvoerend werk wordt gewaarborgd en versterkt.
Bij de uitvoering van deze functies is het voorts van belang rekening te houden met de volgende aandachtspunten: 7
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Oog hebben voor maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het vrijwilligerswerk en die zowel een bedreiging kunnen betekenen als een kans bieden. De centrale onderzoekt deze maatschappelijke signalenen vertaalt deze naar de ondersteuning van het vrijwilligerswerk. Zicht hebben op de diversiteit in de Rotterdamse samenleving (ouderen, jongeren, religieuze of levensbeschouwelijke herkomst, allochtone herkomst, zorgbehoevenden en gehandicapten) en gerichte strategieën ontwikkelen om het vrijwilligerswerk van en voor deze groepen te versterken en te ondersteunen. Nauw samenwerken met maatschappelijke partners (organisaties, bedrijfsleven, deelgemeenten) gericht op het vergroten van kansen voor het vrijwilligerswerk en daarmee zo nodig actief allianties aan te gaan. Efficiënt gebruik maken van voorzieningen die al op deelgemeentelijk niveau (Vraagwijzers, vrijwilligerscoördinatie) beschikbaar zijn voor vrijwilligersorganisaties, waarbij het van belang is dat er meer eenduidige afspraken over stedelijke en deelgemeentelijke ondersteuning worden gemaakt. Rekening houden met de gebiedsgerichte inkoop (GGI) aanpak die door de gemeente op het terrein van zorg en welzijn wordt ontwikkeld en daarop de strategie en de uitvoering van de steunstructuur afstemmen. Ook is het zaak, dat een stedelijke steunstructuur zich voorbereidt op de gevolgen van de decentralisatie van de AWBZ voor het vrijwilligerswerk in Rotterdam. Een bijdrage leveren aan het gemeentelijk beleid om alle burgers met een gemeentelijke uitkering een tegenprestatie naar vermogen te laten leveren en daartoe actieve inbreng te verzorgen. Gebruik maken van nieuwe technologische mogelijkheden om het vrijwilligerswerk zichtbaar en herkenbaar te maken en de betekenis ervan te onderzoeken voor nieuwe vormen van vrijwilligerswerk. Het ontwikkelen en benutten van netwerken met partners en organisaties van verschillende signatuur en achtergrond, gericht op versterking van de kwaliteit van het vrijwilligerswerk en de vrijwilligersorganisaties. De centrale moet een zichtbare en herkenbare partner zijn in de ketensamenwerking met andere maatschappelijke organisaties. Bijdragen aan de vergroting van de toegankelijkheid (ook fysieke toegang) van het vrijwilligerswerk bij vrijwilligers- en andere maatschappelijke organisaties en daartoe wervingsstrategieën te ontwikkelen en toe te passen in samenwerking met deze organisaties, met name gericht op nieuwe doelgroepen vrijwilligers.
5. De huidige steunstructuur
In Rotterdam wordt al een groot aantal jaren een vijftal steunorganisaties voor vrijwilligersorganisaties en ter ondersteuning van het vrijwilligerswerk gesubsidieerd. Dat zijn:
8
-
Adviesbureau De Heuvel KSA/MARA Centrum voor Dienstverlening/Vrijwilligerswerk Stichting Vrijwilligerswerk Rotterdam (SVR) SBAW/Proxy.
Deze organisaties werken samen in de belangenorganisatie inZ (Inzet), samen met een aantal andere (steun)organisaties (zoals PBR, SPIOR, BSW en stichting Scouting Rotterdam) voor vrijwilligerswerk. Voorts zijn er andere organisaties actief in Rotterdam die meer of minder een steunfunctie hebben voor zelf- en vrijwilligersorganisaties. Veelal zijn die naar doelgroepen en aard van het vrijwilligerswerk georganiseerd. Ook is er ook op bij sommige deelgemeenten enigerlei vorm van een steunstructuur (vrijwilligerswerkwinkel, vrijwilligerscoördinatoren) aanwezig. Het geheel overziend is er een bonte verzameling van steunorganisaties voor vrijwilligerswerk in de loop der jaren ontstaan. Sommige organisaties bieden enkele producten aan ter ondersteuning, andere organisaties hebben een breed palet aan producten en diensten. De organisaties verschillen naar omvang en betekenis. Enkele organisaties ondersteunen vrijwilligerswerk met een achterban op grond van herkomst en levensbeschouwing , andere organisaties kennen een dergelijke achterban niet. Sommige organisaties richten zich op specifieke groepen, andere organisaties hebben een algemeen product als aanbod. In zijn algemeenheid kan worden geconstateerd dat er sprake is van versnippering, overlapping van producten en diensten en onvoldoende samenhang. Maar er is meer. De mate van bekendheid van 5steunorganisaties blijkt niet heel groot te zijn, de mate van samenwerking op het aanbod van activiteiten en producten is beperkt, vaak slechts op onderdelen en kan zonder meer worden geïntensiveerd. De bereidheid om gelijksoortige producten en diensten gezamenlijk aan te bieden is niet altijd aanwezig en er valt veel meer winst te halen uit versterking van de innovatiekracht. Kortom, de meerwaarde die valt te behalen uit een betere samenwerking tussen organisaties en bundeling van activiteiten gericht op de vraag van organisaties en vrijwilligers wordt onvoldoende gerealiseerd. Dat is eerder geconcludeerd, maar pogingen om daarin meer stroomlijning, afstemming en bundeling te realiseren hebben tot nu toe onvoldoende resultaat opgeleverd. Dat is een gemiste kans. Gelet op deze en andere, geschetste ontwikkelingen is het nu zaak om door te pakken en voortvarend aan de slag te gaan met de opzet en uitwerking van een stedelijke centrale, zoals door het college is besloten op 14 juni 2011, in het belang van vrijwilligersorganisaties, van burgers en van de stad.
6. Stedelijke vrijwilligerscentrale: producten en diensten
Het college ziet een effectieve, vraaggerichte steunstructuur voor ogen, die actief vrijwilligersorganisaties en de uitvoering van maatschappelijke stages ondersteunt. De steunorganisatie moet algemeen van karakter zijn en ondersteuning bieden aan allerlei organisaties van verschillende signatuur en herkomst, maar ook aan groepen burgers die in ongeorganiseerd 5
Zo blijkt 52 % van de Rotterdammers niet te weten waar men met vragen over advies en informatie over vrijwilligerswerk en informele hulp terecht kan en zijn enkele steunorganisaties slechts bekend bij een zeer gering deel van de Rotterdammers (COS, Vrijetijdsomnibusenquete,2010).
9
verband vrijwilligersactiviteiten willen ontplooien. De stedelijke centrale opereert op stedelijk niveau en is het aanspreekpunt voor vrijwilligersondersteuning op deelgemeentelijk niveau, waarmee een intensieve samenwerking en uitwisseling tot stand moet komen. De stedelijke centrale doet zelf geen uitvoerend vrijwilligerswerk. Uitgaande van de geformuleerde doelstelling en uitgangspunten voor de stedelijke centrale moeten de volgende producten en diensten tenminste in de steunorganisatie te worden gewaarborgd: 1. Kennis van (nieuwe) maatschappelijke ontwikkelingen die van betekenis zijn voor het vrijwilligerswerk, maatschappelijke stages en vrijwilligers, op basis daarvan een signaalfunctie te vervullen voor de gemeente en de samenleving en het vertalen van deze maatschappelijke ontwikkelingen naar de ondersteuning van het vrijwilligerswerk. Bij deze kennistaak hoort ook het investeren en participeren in nieuwe ontwikkelingen die van betekenis (kunnen) zijn voor het vrijwilligerswerkveld en de maatschappelijke stages. Innovatie is nadrukkelijk een onderdeel van de stedelijke centrale. 2. Het verstrekken van informatie en advies aan vrijwilligersorganisaties en ongeorganiseerd vrijwilligerswerk ter ondersteuning van de kwaliteit en continuïteit van deze organisaties en het vrijwilligerswerk. 3. Bemiddeling tussen vraag en aanbod van vrijwilligerswerk door middel van een digitale vacaturebank, gebruikmakend van een stedelijke frontoffice , die zichtbaar, gebruiksvriendelijk, laagdrempelig en toegankelijk is voor organisaties en burgers. Bemiddeling dient zowel digitaal als aan het loket plaats te vinden. De stedelijke centrale werft actief vacatures , begeleidt desgewenst belangstellende vrijwilligers en ondersteunt organisaties bij het werven van vrijwilligers. Binnen de vacaturebank vormen aanbod van en vraag naar maatschappelijke stages een apart en herkenbaar onderdeel. 4. Regelmatig inzicht bieden in de vraag naar de ondersteuning van het vrijwilligerswerk , daarnaar onderzoek (laten) doen en daarover rapporteren aan de gemeente. 5. De stedelijke centrale werkt samen met decentrale ondersteuningsstructuren, waarover nadere afspraken met deelgemeenten moeten worden gemaakt. Op dit moment wisselt de ondersteuningspraktijk van het vrijwilligerswerk sterk per deelgemeente. Het verdient aanbeveling dat de stedelijke centrale duidelijke afspraken hierover maakt met alle deelgemeenten, zodat er een eenduidige ondersteuningsstructuur ontstaat die voor alle vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers helder is. 6. Het opzetten en actief onderhouden van een netwerk met maatschappelijke organisaties van diverse signatuur gericht op het vergroten van het aanbod van vrijwilligersvacatures en maatschappelijke stages en gericht op aanvullende financiering en fondswerving. Deze aanpak moet resulteren in een netwerkstructuur, waarbij de centrale de gezamenlijke ingang vormt voor de diverse maatschappelijke organisaties die aanbod voor vrijwilligerswerk (waaronder maatschappelijke stages) bieden en gebruik willen maken van de diensten van vrijwilligers en stagiaires. Binnen dit netwerk moet met name worden ingezet op organisaties die zich specifiek inzetten voor bepaalde doelgroepen (allochtone groepen, ouderen, jongeren en mensen met een beperking) en daarvan kennis hebben, waarmee ook de benodigde diversiteit tot uitdrukking komt. De netwerkstructuur kan worden vertaald in een platform met betrokken, samenwerkende organisaties en de stedelijke centrale. 7. Het bieden van deskundigheid aan vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers in ongeorganiseerd verband gericht op versterking van de kwaliteit en continuïteit van de organisaties met 10
daarbij de nadruk op technische ondersteuning en organisatieadvies. Dit kan in de vorm van voorlichting, cursussen en trainingen. Waar het relevant is om meer inhoudelijke ondersteuning te bieden, kan de centrale verwijzen naar stedelijke organisaties met meer affiniteit en kennis van specifieke doelgroepen. 8. De stedelijke centrale dient een aantal algemene, basale faciliteiten te bieden voor organisaties en burgers, zoals ondersteuning bij subsidieaanvragen, opstellen van jaarplannen en - verslagen, vrijwilligersverzekering, een vrijwilligersovereenkomst en indien nodig ruimte en materiaal voor vergadering en groepsbijeenkomsten. 9. De stedelijke centrale onderzoekt regelmatig de klanttevredenheid onder organisaties en vrijwilligers, de mate van het gebruik van de stedelijke centrale door organisaties en burgers en rapporteert hierover. Daarbij hoort ook een behoefte-onderzoek onder vrijwilligersorganisaties. Van de stedelijke centrale wordt verder verwacht dat er een klantenpanel wordt opgezet, dat regelmatig wordt geconsulteerd. 10. Het vrijwilligerswerk (waaronder maatschappelijke stages) is erbij gediend, dat dat op professionele en aansprekende wijze wordt gepromoot door de stedelijke centrale, in nauwe samenwerking met betrokken partners. Het informatieaanbod van het vrijwilligerswerk moet laagdrempelig, toegankelijk en direct bereikbaar zijn voor organisaties en vrijwilligers. Inspireren, verleiden, verbreden en waarderen, daarom gaat het. De promotie moet gericht zijn op vergroting van het vrijwilligerswerk en toename van het aantal organisaties dat vrijwilligerswerk biedt. In de promotie van het vrijwilligerswerk kunnen specifieke activiteiten worden ontplooid om de waardering van het vrijwilligerswerk te ontplooien en tot uiting te brengen. Deze taken en producten worden in de stedelijke centrale gewaarborgd. Het is van belang te benadrukken, dat de centrale moet opereren in een werkveld met tal van andere organisaties die vrijwilligerswerk bieden en ondersteunen en doorgaans gebieds- of doelgroepgebonden zijn. De kracht van deze organisaties ligt in hun binding met een eigen achterban of specifieke werksoort en hun kennis daarvan. De stedelijke portal moet nadrukkelijk investeren in samenwerking met deze organisaties en actief diensten en producten aanbieden aan deze organisaties waarvan zij gebruik kunnen maken. De meerwaarde ligt in samenwerking tussen organisaties met hun eigen specifieke deskundigheden, waarbij de algemene ondersteuning van een stedelijke centrale direct beschikbaar is voor verschillende steun- en vrijwilligersorganisaties die producten en diensten kunnen afnemen van de stedelijke centrale. Tussen gemeente en stedelijke centrale zullen daarover afspraken worden gemaakt.
7. Beoogde resultaten
Met de toekomstige stedelijke steunorganisatie voor vrijwilligersorganisaties en maatschappelijke stages wil de gemeente resultaatafspraken maken. In de subsidiering van de huidige steunorganisaties voor vrijwilligerswerk is daarvan nog in beperkte mate sprake. De verschuiving naar meer resultaatgerichte afspraken vraagt aanpassing in de regievoering, subsidiering en uitvoering door organisaties. Eenduidige vergelijkingscijfers of referenties ontbreken, waardoor het op korte termijn vaststellen van targets een hachelijke zaak is en 11
onvoldoende grondslag heeft. Een overgangsperiode is daarom gewenst om gaandeweg te komen tot meer kwalitatieve outputresultaten van de stedelijke centrale. Met de centrale worden afspraken gemaakt om binnen 3 jaar (bindende) resultaatafspraken te maken over: -
Het aantal organisaties dat is betrokken bij de stedelijke centrale en gebruik maakt van de diensten van de stedelijke centrale. De mate van diversiteit van de aangesloten organisaties. De omvang van de vacaturebank en het aantal vrijwilligersvacatures. Bijdrage aan vergroting van de vrijwilligersaantallen, verdeeld naar diverse doelgroepen ( jongeren, ouderen, allochtonen, mensen met een beperking). Het aantal (geslaagde) bemiddelingen tussen vrijwilligers en vacatures en voor maatschappelijke stages. Het aantal geboden en gebruikte faciliteiten aan vrijwilligersorganisaties. Het aantal verstrekte adviezen aan organisaties. Het aantal en kwaliteit van begeleidingen en deskundigheidsactiviteiten gericht op vrijwilligersorganisaties. Het aantal en de kwaliteit van promotieactiviteiten en de omvang van het bereik onder organisaties en vrijwilligers. Aantal gemaakte afspraken met decentrale frontoffice-organisaties voor vrijwilligersondersteuning. Aantal en kwaliteit van waarderingsactiviteiten gericht op vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. Aantal en kwaliteit van onderzoeken naar de vraag naar ondersteuning van vrijwilligerswerk en klanttevredenheidsonderzoek. Het organiseren van een klantenpanel en regelmatige consultatie.
In overleg tussen gemeente en stedelijke centrale zullen in de eerste twee jaar kwantitatieve resultaten worden opgesteld en onderzocht. Op basis van de ervaringscijfers worden voor het derde jaar resultaatafspraken gemaakt die leidend zijn voor de financiering van de stedelijke centrale. Tegelijkertijd kan in deze fase worden nagegaan hoe gaandeweg tot outcome-afspraken kan worden gekomen, waarbij de focus ligt op het maatschappelijke rendement als gevolg van de ondersteuning door de stedelijke centrale. Het gaat daarbij vooral om de maatschappelijke bijdrage van de ondersteuningsstructuur aan de stad en de burgers van Rotterdam.
8. Vorming van de stedelijke centrale
Op dit moment is er geen sprake van een stedelijke centrale met producten en diensten, zoals hierboven beschreven, die vraaggericht werkt en hét Rotterdamse portaal is voor ondersteuning van het vrijwilligerswerk, maatschappelijke stages en diverse vrijwilligersorganisaties. Aan het opzetten van een stedelijke centrale moet worden gebouwd. Dat zal in overleg met de huidige steunorganisaties – de eerdergenoemde en mogelijk andere vergelijkbare steunorganisaties – gebeuren, waarbij uitdrukkelijk voor ogen staat dat er een gezamenlijke aanpak op korte termijn moet komen. Producten en taken die bijdragen aan de centrale, volgens het hierboven geschetste 12
overzicht van producten en diensten, kunnen er onderdeel van uitmaken, waarbij deze vooraf wel worden getoetst op bruikbaarheid, gewenste kwaliteitsverbetering en benodigde middelen (personele inzet en financiën). Ook zal om redenen van eenduidigheid en efficiency voorkomen moeten worden dat er sprake is van overlapping in producten en diensten van verschillende organisaties. Producten en diensten die worden ondergebracht bij de centrale zullen bij andere (steun)organisaties niet worden gefinancierd om zo dubbeling tegen te gaan. De (organisatorische) vorm van de stedelijke centrale en gezamenlijke aanpak is onderwerp van gesprek met de betrokken steunorganisaties. De meest eenduidige en zichtbare vorm is een stedelijke centrale waarin de beschreven producten en diensten worden ondergebracht. Dat kan een van de bestaande organisaties zijn, maar ook kan worden gedacht aan een nieuwe organisatie als samenwerkingsverband van de betrokken organisaties. De inzet zal erop worden gericht om in goed overleg met de betrokken organisaties tot een organisatorische vorm te komen, die het meest recht doet aan de stedelijke uitstraling en de benodigde diversiteit die wordt gewenst. Voor de ontwikkeling en opzet van een stedelijke centrale wordt overwogen een subsidieaanvraag op te stellen, waarop de betreffende en andere organisaties kunnen reageren. Het voornemen is om de aanvraag begin 2012 uit te zetten. Medio 2012 kan op basis van de ingediende aanvragen een besluit worden genomen, zodat de tweede helft van 2012 wordt benut om de stedelijke centrale te bouwen en te ontwikkelen. Begin 2013 moet de stedelijke centrale volledig operationeel te zijn.
13