SOCIO-ECONOMISCHE ANALYSE VAN DE REGIO ZUID-WEST-VLAANDEREN APRIL 2013 STUDIE UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN RESOC ZUID-WEST-VLAANDEREN
Voorliggende situatieschets biedt een actuele sociaaleconomische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen. Ze is gebaseerd op verschillende actuele cijferbronnen, enerzijds, en op onderzoeken die RESOC Zuid-West-Vlaanderen verzamelde en liet uitvoeren, anderzijds. De analyse geeft een kernachtig beeld van de regio en hoe deze zich situeert ten aanzien van de andere regio’s in West-Vlaanderen en Vlaanderen. RESOC kan hierdoor een duidelijker beeld werpen op de sociaaleconomische situatie in de regio, wat helpt om de focus voor de regio scherper te stellen en om de ambities en doelstellingen voor het nieuwe streekpact te formuleren en te verantwoorden. De gedetailleerde cijfers vindt u in het tabellenrapport (bijlagen met uitgebreide tabellen en figuren). Enkel de belangrijkste conclusies uit de tabellen en figuren worden besproken in het rapport.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
1
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
2
INHOUDSTAFEL 1.
DEMOGRAFIE
2.
WELVAART
13
3.
WERKGELEGENHEID
15
4.
ARBEIDSMARKT
19
4.1.
Werkzaamheid
19
4.2.
Werkloosheid
19
4.3.
Vacatures
22
5.
6.
7.
7
ECONOMISCHE INDICATOREN
25
5.1.
Bruto toegevoegde waarde
25
5.2.
Arbeidsproductiviteit
26
5.3.
Loonkost per eenheid product
27
5.4.
Investeringsratio
27
5.5.
Exportquote
27
5.6.
Verloop van de ondernemingen
28
5.7.
Aanbod bedrijventerreinen
30
KENNISECONOMIE EN INNOVATIE
31
6.1.
Technologische industrie en kennisintensieve diensten
31
6.2.
Benchmark van de speerpuntsectoren
32
6.3.
Evolutie aantal patentaanvragen
33
ONDERWIJS EN OPLEIDING
35
7.1.
Hoger onderwijs
35
7.2.
Secundair onderwijs
36
7.3.
Schoolse vertraging
37
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
3
8.
9.
ZORG
39
8.1.
Het zorglandschap in de regio Zuid-West-Vlaanderen
39
8.2.
Gevolgen van de demografische ontwikkelingen voor de zorgvraag
44
8.3.
Tewerkstelling in de zorgsector
45
8.4.
Aantal studenten verpleegkunde
46
WELZIJN EN KANSARMOEDE
47
9.1.
Voorkeurregeling in de ziekteverzekering
47
9.2.
Zorgverzekering
47
9.3.
Schoolse vertraging
47
9.4.
Kredietachterstal
49
9.5.
Maatregelen aanpak energiearmoede; budgetmeters en LAC dossiers
49
9.6.
Sociale huurwoningen
49
9.7.
Gerechtelijke uithuiszettingen
50
9.8.
Psychisch welbevinden
50
9.9.
Kansarme buurten
50
10. WONEN
53
10.1. Prijs bouwgrond
53
10.2. Vergunningen woningen
53
10.3. Gemiddelde verkoopprijs van woningen
53
10.4. Aard van de woningen
54
10.5. Comfort van de woningen
54
11. LAND- EN TUINBOUW
57
11.1. Aantal bedrijven
57
11.2. Tewerkstelling
57
11.3. Cultuurgrond, teelten en veestapel
57
12. MOBILITEIT EN LOGISTIEK
61
12.1. Personenvervoer
61
12.2. Goederenvervoer via binnenvaart
61
12.3. Vliegtuigtrafiek luchthaven Kortrijk-Wevelgem
61
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
4
13. TOERISME EN RECREATIE
65
13.1. Verblijfstoerisme
65
13.2. Dagtoerisme
66
13.3. Omgevingsrecreatie
67
14. ALGEMENE CONCLUSIES
69
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
5
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
6
1. DEMOGRAFIE Begin 2012 telde de regio Zuid-West-Vlaanderen 283.176 inwoners. In WestVlaanderen waren er 1.169.990 inwoners. De regio wordt gekenmerkt door een hoge bevolkingsdichtheid: gemiddeld 703 inwoners per km² tegenover 372 inwoners per km² in West-Vlaanderen. Uiteraard zijn er ook binnen de regio sterke verschillen tussen de gemeenten wat betreft bevolkingsomvang en -dichtheid. Kortrijk kent het grootste aantal inwoners (75.219), gevolgd door Waregem (36.751) en Menen (32.683). Kuurne kent de grootste bevolkingsdichtheid (1.295 inwoners per km²), gevolgd door Kortrijk (940) en Harelbeke (925). Tussen 2000 en 2012 is de bevolking in de regio Zuid-West-Vlaanderen met 1,8% toegenomen. Van alle West-Vlaamse regio’s is dit de kleinste toename. Gemiddeld nam de bevolking in West-Vlaanderen toe met 3,7% (zie figuur 1). Figuur 1 Evolutie van de totale bevolking, 2000-2012 (2000=100)
BRON: POM West-Vlaanderen, afdeling DSA, dataset RESOC 2012; FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, verwerking RESOC Zuid-WestVlaanderen en WES
De groei van de bevolking in Zuid-West-Vlaanderen is zowel het resultaat van een positief natuurlijk accres als van een positief migratiesaldo. Het natuurlijk accres (verschil tussen geboorten en sterften) per 1.000 inwoners bedraagt 1,3 in 2011 en is in tegenstelling tot het natuurlijk accres in de provincie West-Vlaanderen positief. Het migratiesaldo per 1.000 inwoners bedraagt 1,7 en ligt lager dan het cijfer voor WestVlaanderen (3,8) en het Vlaamse Gewest (4,5).
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
7
Net zoals in de andere West-Vlaamse regio’s zal ook het aantal inwoners in de regio Zuid-West-Vlaanderen blijven stijgen. Prognoses1 voorspellen dat er in 2025 circa 287.240 inwoners zullen zijn in de regio Zuid-West-Vlaanderen (+4.064 of +1,4% in vergelijking met 2012). De verwachte groei in Zuid-West-Vlaanderen is evenwel kleiner dan in de andere West-Vlaamse regio’s, in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest (zie figuur 2). In West-Vlaanderen wordt tussen 2012 en 2025 een toename van de bevolking met 4,3% verwacht en in het Vlaamse Gewest met 3,9%. Figuur 2 Prognose van de bevolkingsevolutie in Zuid-West-Vlaanderen en de andere West-Vlaamse regio's, 2007-2025 (2007=100)
BRON: VUB, Interface Demography: bevolkingsprognoses in het kader van DC Noise, verwerking dienst Economie, provincie West-Vlaanderen en WES.
Bekijken we de verwachte groei van de bevolking naar leeftijdsklassen, dan zien we een verwachte toename van het aantal -15-jarigen tot 46.879 personen tussen 2007 en 2025, of een groei met 3,6%. Deze groei ligt niet in de lijn met de algemene WestVlaamse trend: in West-Vlaanderen ligt het aantal -15 jarigen in 2025 iets lager dan in 2007. De aangroei van het aantal -15 jarigen in onze regio is wel beduidend kleiner dan in Vlaanderen. Ook Zuid-West-Vlaanderen wordt geconfronteerd met de gevolgen van de vergrijzing. De prognoses in het kader van DC Noise voorspellen dat het aantal 65-plussers tussen 2007 en 2025 zou toenemen met 14.727 of 28,4%, waarmee hun aantal in 2025 op 66.637 komt te liggen. De groei is aanzienlijk, maar toch minder sterk dan in WestVlaanderen en Vlaanderen.
1
VUB, Interface Demography: bevolkingsprognoses in het kader van DC Noise, verwerking: dienst Economie, Provincie West-Vlaanderen en WES.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
8
De leeftijdspiramide in de regio Zuid-West-Vlaanderen wordt gekenmerkt door een smalle basis en een brede top. We stellen vast dat de leeftijdsgroepen die het sterkst vertegenwoordigd zijn, doorheen de jaren opschuiven in de piramide, waardoor we een verbreding van de top krijgen. In 1997 was de groep van 25 tot 39 jaar het grootst, in 2007 zijn dit de 35- tot 49-jarigen. Volgens de prognose zal in 2025 de grootste groep gevormd worden door de 45- tot 69-jarigen (figuur 3). Figuur 3 Leeftijdspiramide van de bevolking in de regio Zuid-West-Vlaanderen, mannen en vrouwen, 1997-2025
BRON: VUB, Interface Demography: bevolkingsprognoses in het kader van DC Noise, verwerking dienst Economie, provincie West-Vlaanderen en WES.
Volgens de prognose zal de potentiële beroepsbevolking of de bevolking op beroepsactieve leeftijd (leeftijdscategorie van 16-64 jaar) in Zuid-West-Vlaanderen vanaf 2010 bestendig dalen en in 2025 3,8% lager liggen dan in 2007. Deze daling zal in onze regio groter zijn dan in West-Vlaanderen (-3,0%). In Vlaanderen zal de potentiële beroepsbevolking nog verder toenemen tot 2017 en pas daarna afnemen. Hierdoor zal de potentiële beroepsbevolking in Vlaanderen in tegenstelling tot de regio en tot WestVlaanderen in 2025 globaal nog licht gestegen zijn met 1,0% in vergelijking met 2007. De veranderende leeftijdsstructuur van de bevolking heeft heel wat gevolgen. Zo ligt de doorstromingscoëfficiënt in Zuid-West-Vlaanderen momenteel reeds lager dan 100 wat betekent dat het aantal instromende jongeren (15-24 jaar) al niet volstaat om het aantal uitstromende ouderen (55-64 jaar) te vervangen op de arbeidsmarkt. Deze doorstromingscoëfficiënt zal volgens de DC Noise-prognoses verder dalen en slechts 81,6% bedragen in 2025. Het percentage niet-actieven (jongeren en ouderen) ten opzichte van het aantal actieven of de afhankelijkheidsgraad neemt toe van 89,9% in 2012 tot 107,2% in 2025 wat betekent dat er meer inactieven zullen zijn dan actieven. De interne vergrijzing of het percentage hoogbejaarden (80-plussers) in de oudere bevolking wordt geschat op 23,4% in 2025 (zie tabel 1).
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
9
Tabel 1 Evolutie van enkele bevolkingsmaatstaven (*), 1 januari 2012 en prognose op 1 januari 2025 RESOC Brugge Midden-West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid-West-Vlaanderen West-Vlaanderen Vlaamse Gewest
Doorstromingscoëfficiënt 2012 2025 81,4 69,8 100,6 78,0 74,3 58,2 89,3 65,0 98,8 81,6 89,4 69,8 92,5
Afhankelijkheidsratio 2012 2025 94,1 112,9 89,6 100,8 100,0 129,8 97,4 115,0 89,9 107,2 93,5 112,9 86,5
Interne vergrijzing 2012 2025 21,9 23,1 23,0 25,3 21,9 20,9 23,1 22,1 23,0 23,4 22,6 23,1 21,8
(*) Doorstromingscoëfficiënt = bevolking [15-24] jr / [55-64] jr Afhankelijkheidsratio = bevolking [0-19] jr + [60+] jr / [20-59] jr, in %. Interne vergrijzing = bevolking [80+] jr / [60+] jr, in %. BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, VUB, Interface Demography: bevolkingsprognoses in het kader van DC Noise, verwerking dienst Economie, provincie West-Vlaanderen en WES.
Bevolking: 283.176 inwoners in 2012 +1,8% ten opzichte van 2000. Dit is de zwakste groei binnen West-Vlaanderen 287.240 inwoners verwacht in 2025 +1,4% ten opzichte van 2012. Dit is de kleinste verwachte groei binnen WestVlaanderen Aantal 65-plussers blijft sterk stijgen Aantal -15-jarigen kent lichte stijging Bevolking op beroepsactieve leeftijd daalt Aantal instromende jongeren volstaat niet om uitstromende ouderen te vervangen op de arbeidsmarkt
Niet alleen het aantal inwoners, ook het aantal huishoudens in de regio ZuidWest-Vlaanderen zal blijven toenemen. De regio telde op 1 januari 2011 in totaal 117.603 private huishoudens. Naar analogie met de andere regio’s in West-Vlaanderen zijn de huishoudens die bestaan uit één of twee personen het talrijkst. Hun aantal neemt ook systematisch toe doorheen de periode 2007-2011, in tegenstelling tot de huishoudens met 3 of meer personen. Prognoses voorspellen dat het aantal huishoudens zal blijven toenemen. In 2025 schat men het aantal private huishoudens in Zuid-WestVlaanderen op 125.202, dit is een toename met 6,5% in vergelijking met het aantal in 2011. Dat de toename van het aantal huishoudens sterker is dan de voorspelde toename van de bevolking (zie figuur 4), wijst op de algemene trend van gezinsverdunning.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
10
Het aantal een- en tweepersoonshuishoudens neemt al enkele jaren opmerkelijk toe en deze trend zal zich ook in de toekomst blijven doorzetten. Het aantal huishoudens bestaande uit meer dan drie personen zou dan weer afnemen. Zowel de toename van het aantal gezinnen als de verandering in de gemiddelde gezinsgrootte hebben gevolgen voor de woningmarkt. De bijkomende woningvraag zal zich voornamelijk situeren bij de kleine gezinnen (één- en tweepersoonshuishoudens) en ouderen. Voor grotere huishoudens wordt een overschot aan woningen voorspeld. Figuur 4 Prognose van het aantal inwoners en het aantal private huishoudens, 2008-2025 (2008=100) 110 108 106 104 Aantal inwoners 102 Aantal private gezinnen
100 98 96
2024
2022
2020
2018
2016
2014
2012
2010
2008
94
BRON: VUB, Interface Demography: bevolkingsprognoses in het kader van DC Noise, verwerking dienst Economie, provincie West-Vlaanderen en WES
Huishoudens: 117.603 private gezinnen in 2011 125.202 private gezinnen verwacht in 2025 Sterke gezinsverdunning Impact op de woningmarkt: bijkomende woningvraag voornamelijk te situeren bij de kleine gezinnen (één- en tweepersoonshuishoudens) en ouderen. Voor grotere huishoudens wordt een overschot aan woningen voorspeld
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
11
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
12
2. WELVAART Het totaal bruto binnenlands product (= in lopende prijzen) in de regio Zuid-WestVlaanderen bedroeg in 2010 9,3 miljard euro. Het is tussen 2003 en 2010 met 23% toegenomen. Zuid-West-Vlaanderen kent hiermee een beperktere groei van het BBP dan gemiddeld in West-Vlaanderen (+26%) en Vlaanderen (+28%). Bekijken we het bruto binnenlands product per inwoner, dan zien we eveneens een stijgende trend in de regio Zuid-West-Vlaanderen. Het BBP per inwoner nam er toe van 27.153 euro in 2003 tot 32.926 euro in 2010 (zie figuur 5). Het BBP per inwoner ligt hiermee aanzienlijk hoger in Zuid-West-Vlaanderen dan gemiddeld in WestVlaanderen (30.724 euro) en het Vlaamse Gewest (32.264 euro). Van alle WestVlaamse regio’s heeft enkel Midden-West-Vlaanderen een hoger BBP per inwoner (33.596 euro in 2010). Tussen 2003 en 2010 kende de regio Zuid-West-Vlaanderen (+21,3%) evenwel de kleinste procentuele groei van het BBP per inwoner van alle WestVlaamse regio’s. Ook in Vlaanderen (+22,5%) was de stijging iets groter. Figuur 5 Evolutie van het bruto binnenlands product per inwoner, 2003-2010
Ook het beschikbaar inkomen per inwoner is de laatste jaren toegenomen: van 14.866 euro in 2000 tot 19.398 euro in 2009 (+30,2%). Het beschikbaar inkomen per inwoner in Zuid-West-Vlaanderen ligt duidelijk hoger dan gemiddeld in WestVlaanderen (19.053 euro). Binnen West-Vlaanderen kent enkel de regio Brugge een hoger beschikbaar inkomen per inwoner. Het Vlaamse Gewest kent echter een hoger gemiddeld beschikbaar inkomen per inwoner dan de regio Zuid-West-Vlaanderen (19.753 euro). Tussen 2000 en 2009 is het beschikbaar inkomen per inwoner in ZuidWest-Vlaanderen toegenomen met 30,5%. Deze groei was de hoogste in WestVlaanderen - hoewel de groei in de meeste regio’s ook rond de 30% draaide - en was hoger dan in het Vlaamse Gewest (+29%). Nog een welvaartsindicator is het belastbaar inkomen per inwoner. In 2010 bedroeg dit in Zuid-West-Vlaanderen gemiddeld 15.795 euro. Het lag hiermee onder het West-Vlaamse en Vlaamse gemiddelde.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
13
Binnen Zuid-West-Vlaanderen had Waregem in 2010 het hoogste belastbaar inkomen per inwoner, gevolgd door Anzegem en Zwevegem. Het belastbaar inkomen per inwoner is het laagst in Spiere-Helkijn. Daarna volgen Menen en Avelgem.
De welvaart in Zuid-West-Vlaanderen is relatief hoog en neemt toe: BBP: 9,3 miljard euro (2010) BBP per inwoner: 32.926 euro (2010) hoger dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest maar tussen 2003 en 2010 wel lagere groei dan in WestVlaanderen en het Vlaamse Gewest. We concluderen hieruit dat Zuid-West-Vlaanderen nog steeds een sterke economische regio is maar haar voorsprong aan het verliezen is. Beschikbaar inkomen per inwoner: 19.398 euro (2009) hoger dan in West-Vlaanderen, lager dan in het Vlaamse Gewest Belastbaar inkomen per inwoner: 15.795 euro (2010) lager dan in West-Vlaanderen en in het Vlaamse Gewest
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
14
3. WERKGELEGENHEID In 2010 waren in Zuid-West-Vlaanderen 135.203 mensen tewerkgesteld als loontrekkende, zelfstandige of helper. Dit is 26,5% van de totale tewerkstelling in de provincie West-Vlaanderen. Tussen 2000 en 2010 groeide de werkgelegenheid in de regio met 8,1%. Dit groeipercentage is het laagste van alle West-Vlaamse regio’s. De groei in West-Vlaanderen bedraagt 10,8% en deze in het Vlaamse Gewest 12,5%. Ondanks deze lagere groei behoort de jobratio in Zuid-West-Vlaanderen tot de hoogste in Vlaanderen (zie figuur 6). In 2010 waren er in de regio 77 jobs per 100 inwoners op arbeidsleeftijd (15-64 jaar). Hiermee scoort Zuid-West-Vlaanderen veel beter dan de provincie West-Vlaanderen (71,9%) en het Vlaamse Gewest (67,1%). Figuur 6 Evolutie van de jobratio (het aantal jobs per 100 inwoners op arbeidsleeftijd (15-64 jaar)), jaargemiddelde 2006-2010 (in %)
BRON: Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. RSZ Gedecentraliseerde statistiek, RSVZ, RSZ, RSZPPO, RSVZ, RVA, FOD Economie - Bevolkingsstatistieken, Verwerking Steunpunt WSE/Departement WSE en WES
Zuid-West-Vlaanderen is nog steeds een relatief sterk geïndustrialiseerde regio. In 2010 situeerde 21,8% van de totale werkgelegenheid zich in de industrie. In WestVlaanderen (18,1%) en het Vlaamse Gewest (15,4%) is het aandeel industrie veel beperkter. Ook de bouw is relatief sterker aanwezig in Zuid-West-Vlaanderen dan in WestVlaanderen en het Vlaamse Gewest: 8,3% van de totale tewerkstelling in Zuid-WestVlaanderen situeert zich in de bouw, tegenover 7,5% in West-Vlaanderen en 6,8% in het Vlaamse Gewest. De tertiaire (handel en commerciële diensten) en vooral de quartaire sector (overheid, onderwijs, social profit) zijn dan weer minder sterk vertegenwoordigd in de regio Zuid-West-Vlaanderen. In 2010 was 40,6% van de totale tewerkstelling terug te vinden in de tertiaire sector en 27,7% in de quartaire sector. In West-Vlaanderen lag het aandeel van de tertiaire sector op 40,8% en dat van de quartaire sector op 30,1%. In het Vlaamse Gewest lagen deze aandelen op 45,4% respectievelijk 30,1% (figuur 7).
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
15
Figuur 7 Evolutie van het aandeel van de hoofdsectoren in de totale tewerkstelling in RESOC Zuid-West-Vlaanderen, West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest, 31 december 2008, 2009 en 2010 (in %)
BRON: Gedecentraliseerde statistieken RSZ, RSVZ, Verwerking: Afdeling DSA, POM WestVlaanderen en WES
De algemene trend van dalende tewerkstelling in de industrie en toenemende tewerkstelling in de tertiaire sector doet zich ook voor in Zuid-West-Vlaanderen. Tussen 2008 en 2010 daalde de tewerkstelling in de industrie met 7,5% (of – 2.385) en steeg de tewerkstelling in de tertiaire sector met 7,1% (of + 3.618). In de quartaire sector daalde de tewerkstelling ook (-2,6% of -989 in de periode 2008-2010). Hiermee volgt de regio niet de positieve trend die deze sector kent in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. De bezoldigde tewerkstelling maakt 83,1% uit van de totale tewerkstelling in ZuidWest-Vlaanderen. Het aandeel van de zelfstandigen en helpers bedraagt 16,9%. In 2010 waren 112.350 personen als loontrekkende tewerkgesteld in de regio Zuid-WestVlaanderen. Door haar groot aandeel in de totale tewerkstelling, is de vast te stellen trend in de loontrekkende tewerkstelling vrij gelijklopend aan die van de totale tewerkstelling. De toename van de loontrekkende tewerkstelling tussen 2000 en 2010 bedraagt 8,4% en is hiermee ook lager dan de toename in West-Vlaanderen (10,6%) en Vlaanderen (11,9%). De Zuid-West-Vlaamse en West-Vlaamse economie worden gekenmerkt door een sterk kmo-weefsel. 63% van de vestigingen met bezoldigde tewerkstelling in Zuid-WestVlaanderen en 62,8% in West-Vlaanderen tellen minder dan 100 werknemers. In het Vlaamse Gewest bedraagt dit percentage 57,9%. 27.891 loontrekkenden, of een kwart van de totale loontrekkende tewerkstelling, is te situeren in de industrie. Belangrijke subsectoren zijn metaal (9.952 loontrekkenden), textiel (6.033 loontrekkenden), voeding (2.541 loontrekkenden) en rubber- en kunststofnijverheid (1.643 loontrekkenden). De bouwsector telt 8.615 loontrekkenden, de tertiaire sector 39.723 en de quartaire sector 35.779. Tot deze laatste sector behoort de menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, die 17.850 loontrekkenden tewerkstelt.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
16
Bekijken we de specialisatiegraden1 van de regio Zuid-West-Vlaanderen ten opzichte van Vlaanderen, dan stellen we een sterke specialisatie van de regio Zuid-WestVlaanderen vast in de industrie (140) en bouw (124). In de tertiaire (87) en quartaire sector (92) liggen de specialisatiegraden beneden de 100. Binnen de industrie stellen we de hoogste specialisatiegraden vast in textiel (603), vervaardiging van meubelen (248), kleding (224) en vervaardiging van informatica-, elektronische en optische producten, elektrische apparatuur, machines, apparaten en werktuigen (201). De regio Zuid-West-Vlaanderen kent ook een positief pendelsaldo bij loontrekkenden van 5.948 personen. De provincie West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest kennen daarentegen een negatief pendelsaldo. In 2010 waren 22.853 zelfstandigen en helpers actief in de regio Zuid-WestVlaanderen. De toename van de zelfstandige tewerkstelling tussen 2000 en 2010 bedraagt 6,9% en is hiermee, net als de loontrekkende tewerkstelling, lager dan de toename in West-Vlaanderen (11,4%) en Vlaanderen (15,3%). Tot slot bekijken we de evolutie van de grensarbeid in de regio. In 2011 kwamen 5.393 personen die in Frankrijk wonen, naar Zuid-West-Vlaanderen werken. Daarentegen waren er slechts 344 personen die in Zuid-West-Vlaanderen wonen, aan de slag in Frankrijk.
Tewerkstelling: Totale tewerkstelling van 135.203 personen Hoge jobratio: 77 jobs per 100 inwoners op arbeidsleeftijd Relatief hoog (maar dalend) aandeel van de industrie: 21,8% Relatief hoog aandeel van de bouw: 8,3% Aandeel van de tertiaire sector gelijkaardig dan dat in West-Vlaanderen: 40,6% Relatief beperkt aandeel van de quartaire sector: 27,7% Beperktere groei van de totale tewerkstelling in vergelijking met West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest
1
Een specialisatiegraad is de verhouding tussen het aandeel van een sector in de totale bezoldigde tewerkstelling van een subregio maal 100 t.o.v. het analoge aandeel voor het Vlaamse Gewest. Een waarde >100 duidt op een specialisatie voor het gebied in kwestie.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
17
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
18
4. ARBEIDSMARKT 4.1. Werkzaamheid De regio Zuid-West-Vlaanderen kent een relatief hoge werkzaamheidsgraad1. In 2010 bedroeg deze 67,9%. Hiermee kent de regio de tweede hoogste werkzaamheidsgraad in de provincie West-Vlaanderen, na Midden-West-Vlaanderen (70,5%). Van de totale beroepsbevolking in West-Vlaanderen was 67,7% aan het werk in 2010. In het Vlaamse Gewest bedroeg dit aandeel 66%. We stellen een lichte groei van de werkzaamheidsgraad vast in Zuid-West-Vlaanderen van 66,2% in 2003 tot 67,9% in 2010 (figuur 8). Figuur 8 Evolutie van de werkzaamheidsgraad (aantal werkenden/bevolking 15-64 jaar) tussen 2003 en 2010 75
Brugge 70
Midden-West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid-West-Vlaanderen
65
West-Vlaanderen Vlaams Gewest 60 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
BRON: Steunpunt WSE, verwerking WES.
4.2. Werkloosheid Zuid-West-Vlaanderen telde in 2012 gemiddeld 7.737 niet-werkende werkzoekenden. Bekijken we de evolutie sinds 2000, dan merken we een toename van het aantal niet-werkende werkzoekenden tussen 2000 en 2005, waar we een piek van 9.165 werklozen noteren. Daarna kende de werkloosheid een daling tot 2008. Tussen 2008 en 2009 zien we opnieuw een sterke stijging van de werkloosheid, die ongeveer op hetzelfde niveau blijft in 2010. In 2011 zien we opnieuw een verbetering, na de slechtere situatie in 2009 en 2010, maar in 2012 neemt de werkloosheid opnieuw toe. In vergelijking met de toestand in 2000 neemt het aantal niet-werkende werkzoekenden in ZuidWest-Vlaanderen toe met 26,2%. De toename in West-Vlaanderen is veel beperkter, namelijk 11,2%. In het Vlaamse Gewest kende de werkloosheid in deze periode een toename met 20,5%
1
Het aandeel werkenden in de beroepsbevolking (15-64 jaar).
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
19
Ondanks de minder positieve evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden, ligt de werkloosheidsgraad in Zuid-West-Vlaanderen nog steeds ruimschoots onder het Vlaamse gemiddelde. In 2012 bedroeg de werkloosheidsgraad 5,8%. Dit is hoger dan in West-Vlaanderen (5,5%) maar aanzienlijk lager dan in Vlaanderen, waar de werkloosheidsgraad 6,9% bedroeg (zie figuur 9). Figuur 9 Evolutie van de werkloosheidsgraad, 2000-2012 (in %)
BRON: VDAB, POM West-Vlaanderen, afdeling DSA, dataset RESOC 2012, verwerking RESOC Zuid-West-Vlaanderen en WES.
Tot en met 2005 lag de werkloosheidsgraad in Zuid-West-Vlaanderen systematisch onder het West-Vlaamse gemiddelde. Vanaf 2006 ligt de werkloosheidsgraad boven het West-Vlaamse gemiddelde. Momenteel kent binnen West-Vlaanderen enkel de regio Oostende een hogere werkloosheidsgraad dan de regio Zuid-West-Vlaanderen. In Midden-West-Vlaanderen ligt de werkloosheidsgraad het laagst, namelijk op 4,2%. Bij de opsplitsing van de werkloosheidsgraad naar geslacht zien we dat de werkloosheidsgraad van de vrouwen systematisch hoger ligt dan die van de mannen. Bij de vrouwen bedroeg de werkloosheidsgraad in 2012 6,3%, bij de mannen 5,3%. We stellen evenwel vast dat de verschillen in werkloosheidsgraad tussen mannen en vrouwen de laatste jaren veel kleiner zijn geworden. Bekijken we de evolutie van de werkloosheidsgraad in de gemeenten van RESOC ZuidWest-Vlaanderen, dan zien we in 2012 de hoogste werkloosheidsgraden in de gemeenten Spiere-Helkijn (8,41%), Menen (7,73%) en Kortrijk (7,69%). In Lendelede (3,67%), Anzegem (3,70%) en Deerlijk (3,94%) is de werkloosheidsgraad het laagst. In de periode 2006-2012 zien we dat de werkloosheidsgraad in alle gemeenten gedaald is. De grootste daling zien we in de gemeenten Avelgem (2,39 procentpunt), Harelbeke (-1,23) en Spiere-Helkijn (-1,11). In volgende gemeenten daalde de werkloosheidsgraad het minst in de periode 2006-2012: Kortrijk (-0,42 procentpunt), Wevelgem (-0,44) en Waregem (-0,53).
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
20
Bekijken we de kenmerken van de niet-werkende werkzoekenden meer in detail, dan zien we dat 53,4% van de niet-werkende werkzoekenden in de regio Zuid-WestVlaanderen laaggeschoold is. Dit percentage ligt iets hoger dan gemiddeld in WestVlaanderen (42,4%) of Vlaanderen (49%). In Vlaanderen zien we meer middengeschoolde en hooggeschoolde niet-werkende werkzoekenden dan in West-Vlaanderen en Zuid-West-Vlaanderen. In vergelijking met de jaren 2000 en 2006 is het aandeel van de laaggeschoolden in de werkloosheid echter gedaald, en dit zowel in Zuid-WestVlaanderen, West-Vlaanderen als het Vlaamse Gewest. Bij de verdeling van het aantal niet-werkende werkzoekenden naar leeftijd zien we dat 23,5% van de niet-werkende werkzoekenden in Zuid-West-Vlaanderen jonger is dan 25 jaar. 48,9% is tussen 25 en 50 jaar en 27,6% is 50 jaar of ouder. We stellen relatief meer jonge én relatief meer oudere werkzoekenden vast in Zuid-WestVlaanderen en in West-Vlaanderen in vergelijking met het Vlaamse Gewest. In Vlaanderen ligt het aandeel jongeren in de werkloosheid op 22% en het aandeel 50-plussers op 24,9%. Een vergelijking in de tijd leert ons dat het aandeel jongeren in de werkloosheid is gedaald. Het aandeel van 50-plussers in de werkloosheid is daarentegen flink toegenomen. Dit heeft voor een groot deel te maken met verschillende overheidsmaatregelen die de laatste jaren ingrepen op de vrijstellingen die werkloze 50-plussers genoten op onze arbeidsmarkt1. Bij de opsplitsing van het aantal niet-werkende werkzoekenden naar werkloosheidsduur zien we dat in 2012 ongeveer 57,3% van de werklozen minder dan één jaar werkloos is, 15,2% één tot twee jaar en 27,5% langer dan twee jaar. Er is iets meer langdurige werkloosheid in Zuid-West-Vlaanderen in vergelijking met West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. Onderstaande figuur 10 toont de evolutie van het aandeel werkzoekenden uit één van de kansengroepen in Zuid-West-Vlaanderen. De evolutie over de jaren 2000, 2006 en 2012 toont een stijgend aandeel niet-werkende werkzoekenden in volgende groepen: 50-plussers, arbeidsgehandicapten, allochtonen en niet-Europeanen.
1
Vanaf juli 2002 moeten werklozen die nog geen 58 jaar zijn, ingeschreven blijven als werkzoekende (daarvoor
konden ze vanaf 50 jaar vlot kiezen voor het statuut van niet-werkende werkloze), vanaf augustus 2004 werden werkzoekende 50-plussers met mini-vrijstelling2 opnieuw als niet-werkende werkzoekende (NWWZ) gelabeld, vanaf oktober 2004 moesten alle PWA-werknemers opnieuw beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, en in uitvoering van het Generatiepact (eind 2005) moeten bruggepensioneerden, die voor de wettelijke leeftijd van 58 jaar op brugpensioen gaan, beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
21
Figuur 10 Evolutie van het aandeel kansengroepen in de niet-werkende werkzoekenden in Zuid-WestVlaanderen, 2000-2012 70 60
59
55
53
50 40 28
30
23
27 25
23
22
20 11
08
10
13
14 10
2000
13 07 08
11
2006 2012
Niet-EU
Allochtonen
Arbeidsgehandicapten
< 25 jaar
> 50 jaar
Laaggeschoold
00
BRON: VDAB, verwerking RESOC Zuid-West-Vlaanderen en WES.
4.3. Vacatures Eind 2012 telde RESOC Zuid-West-Vlaanderen 12.444 bij de VDAB ontvangen vacatures. In de provincie West-Vlaanderen ontving de VDAB 44.960 vacatures en in het Vlaamse Gewest 263.471. Ten opzichte van het jaar 2000 is het aantal ontvangen vacatures in de regio spectaculair gestegen. De toename in Zuid-West-Vlaanderen is ook veel groter dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. Ten opzichte van 2011 is het aantal ontvangen vacatures evenwel gedaald. Deze daling doet zich in alle WestVlaamse regio’s voor. De daling in Zuid-West-Vlaanderen (-6,8%) was echter veel kleiner dan in West-Vlaanderen (-15,5%) en het Vlaamse Gewest (-14,3%). In Zuid-West-Vlaanderen stonden eind 2012 nog 2.539 vacatures open. Ten opzichte van 2000 is het aantal openstaande vacatures verdubbeld. Ook ten opzichte van 2011 zien we een toename van het aantal openstaande vacatures. Hiermee is de regio Zuid-West-Vlaanderen de enige regio in West-Vlaanderen waar het aantal openstaande vacatures is toegenomen in het laatste jaar. Bij 44% van de openstaande vacatures was er geen studievereiste (of maximum tweede graad secundair). 18% van de vacatures stond open voor middengeschoolden en 38% voor hooggeschoolden. Naar beroepsgroep waren er het meest openstaande vacatures voor ‘andere bureaubedienden’ (339), schoonmakers (278), verkopers (244), kader privésector (193), metaalbewerker (185) en technicus (128). Een laatste indicator die we onder de loep nemen, is de arbeidsmarktkrapte ofwel het aantal niet-werkende werkzoekenden per openstaande vacature. Een arbeidsmarktkrapte wijst op een relatieve schaarste van werkzoekenden in verhouding tot de openstaande jobs. In 2012 waren er in de regio Zuid-West-Vlaanderen per openstaande vacature drie niet-werkende werkzoekenden.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
22
Vergelijken we dit met het West-Vlaamse (3,6) en Vlaamse (4,6) gemiddelde, dan kunnen we spreken van een grotere arbeidsmarktkrapte in Zuid-West-Vlaanderen dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. In Midden-West-Vlaanderen (2,4) en Brugge (2,9) is de arbeidsmarktkrapte nog iets groter (figuur 11). Figuur 11 Evolutie van de arbeidsmarktkrapte (aantal niet-werkende werkzoekenden per openstaande vacature) in RESOC Zuid-West-Vlaanderen, de provincie West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest, december 2000-2012
BRON: VDAB, verwerking WES.
Sinds 2000 is de arbeidsmarktkrapte in de regio Zuid-West-Vlaanderen nog nooit zo groot geweest als in 2011 en 2012 . Deze globale arbeidsmarktkrapte wijst op een relatieve schaarste van werkzoekenden in verhouding tot de openstaande jobs, met als gevolg toenemende knelpunten bij het vervullen van vacatures. Hoge werkzaamheidsgraad: 67,9% van de beroepsbevolking werkt Werkloosheidsgraad (5,8%) lager dan het Vlaamse gemiddelde (6,9%) Sterkere toename werkloosheid in Zuid-West-Vlaanderen dan in WestVlaanderen en Vlaanderen. Dit is opnieuw een aanwijzing van de rem op de economische groei op de streek Stijgend aandeel niet-werkende werkzoekenden in volgende groepen: 50plussers, arbeidsgehandicapten, allochtonen en niet-Europeanen Enige West-Vlaamse regio met een toenemend aantal openstaande vacatures in 2012 Hoge arbeidsmarktkrapte: 3 niet-werkende werkzoekenden per openstaande vacature
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
23
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
24
5. ECONOMISCHE INDICATOREN 5.1. Bruto toegevoegde waarde De bruto toegevoegde waarde1 is een indicator van de economische groei en bedroeg 8,3 miljard euro in Zuid-West-Vlaanderen in 2010 (cijfers in lopende prijzen). We stellen vast dat de bruto toegevoegde waarde in Zuid-West-Vlaanderen vooral in de periode 2003-2008 een stijging heeft gekend. In 2009 daalt de bruto toegevoegde waarde maar in 2010 neemt ze opnieuw toe. Globaal is de bruto toegevoegde waarde in de periode 2000 tot 2010 gestegen met circa 22,5%. Deze stijging is echter kleiner dan in alle andere West-Vlaamse regio’s, West-Vlaanderen en Vlaanderen. Het aandeel van de industrie en energie in de totale bruto toegevoegde waarde ligt in Zuid-West-Vlaanderen nog altijd relatief hoog, namelijk op 23,4% in 2010 (zie figuur 12). Dit aandeel is aanzienlijk groter dan in West-Vlaanderen (20,4%) en Vlaanderen (19,4%). Eerder zagen we reeds dat ook het aandeel van de industrie in de totale tewerkstelling hoger lag in Zuid-West-Vlaanderen dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. Ook het aandeel van de bouw in de bruto toegevoegde waarde is in onze regio (9,4%) groter dan in West-Vlaanderen (8,4%) en Vlaanderen (6,6%). Daarentegen is het aandeel van de handel en diensten in de bruto toegevoegde waarde in onze regio (66,6%) duidelijk kleiner dan in West-Vlaanderen (69,3%) en Vlaanderen (73,1%).
1
De bruto toegevoegde waarde is het bedrag dat de productiefactoren aan de waarde van de verbruikte goederen en diensten toevoegen. Het is gelijk aan het verschil tussen de waarde van de geproduceerde goederen en diensten en de waarde van de in het productieproces verbruikte goederen en diensten. De definitie is als volgt:
(1) Productie (aan de prijs zonder transportkosten indien afzonderlijk gefactureerd en incl. elke eventuele transportmarge). (2) Intermediair verbruik tegen aankoopprijzen (d.i. zonder aftrekbare btw, inclusief eventuele niet-aftrekbare btw). (3) = (1) - (2) Bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten. (4) Niet-productgebonden belastingen (belastingen op gebruik grond, gebouwen, milieubelasting, ...) (5) Niet-productgebonden subsidies (subsidies voor arbeidskrachten, subsidies voor milieubehoud, ...) (6) = (3) + (4) - (5) Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen (7) Productgebonden belastingen (btw, importheffingen en -belastingen, accijnzen) (8) Productgebonden subsidies (importsubsidies, andere subsidies) (9) = (6) + (7) - (8) Bruto binnenlands product aan marktprijzen.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
25
Figuur 12 Aandeel van de hoofdsectoren in de bruto toegevoegde waarde in RESOC Zuid-WestVlaanderen, de provincie West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest, 2010
BRON: NBB, Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES.
5.2. Arbeidsproductiviteit De arbeidsproductiviteit, berekend als de verhouding van het BBP tegen lopende prijzen ten opzichte van de totale werkgelegenheid, bedroeg 69.181 euro in 2010. De arbeidsproductiviteit in onze regio is hiermee iets kleiner dan in West-Vlaanderen (70.659), maar heel wat kleiner dan in Vlaanderen (77.969). Binnen West-Vlaanderen is de arbeidsproductiviteit in alle regio’s hoger dan in onze regio, met uitzondering van de Westhoek. We stellen vast dat de arbeidsproductiviteit in Zuid-West-Vlaanderen vooral tussen 2002 en 2007 sterk gestegen is, terwijl het niveau in 2008 en 2009 ongeveer status-quo blijft. In 2010 zien we opnieuw een stijging. Figuur 13 splitst de arbeidsproductiviteit uit naar sector1. We zien dat in alle sectoren de arbeidsproductiviteit in Zuid-West-Vlaanderen lager ligt dan in West-Vlaanderen. In vergelijking met Vlaanderen kent Zuid-West-Vlaanderen enkel een hogere arbeidsproductiviteit in de bouwsector en de primaire sector. Vergelijken we de sectoren in Zuid-West-Vlaanderen onderling, dan zien we dat de arbeidsproductiviteit het grootst is in de primaire sector (125.562 euro). In de handel bedraagt de arbeidsproductiviteit 98.188 euro, in de bouw 92.715 euro, in de industrie 64.368 euro en in de dienstensector 49.531 euro.
1
Hier werd de arbeidsproductiviteit berekend als de verhouding van de bruto toegevoegde waarde en het totaal aantal werknemers, waardoor de totaalcijfers lichtjes afwijken van de bovenstaande cijfers met betrekking tot arbeidsproductiviteit berekend als de verhouding van het BBP ten opzichte van de totale werkgelegenheid.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
26
Figuur 13 Arbeidsproductiviteit per hoofdsector in Zuid-West-Vlaanderen, de provincie WestVlaanderen en het Vlaamse Gewest, 2010 (in euro)
BRON: INR, Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES.
5.3. Loonkost per eenheid product De loonkost per eenheid product geeft het aandeel van de loonsom in de bruto toegevoegde waarde weer. In Zuid-West-Vlaanderen weegt die loonkost duidelijk zwaarder door in de bruto toegevoegde waarde dan in de andere West-Vlaamse regio’s, in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. Tussen 2000 en 2009 is de loonkost per eenheid product in Zuid-West-Vlaanderen gestegen van 0,55 naar 0,60.
5.4. Investeringsratio De investeringsratio geeft de verhouding weer van de investeringen in de private sector ten opzichte van het BBP. In 2008 bedroeg de investeringsratio in onze regio 22%. De investeringsratio ligt hiermee lager dan in Vlaanderen (23,6%) en duidelijk lager dan in West-Vlaanderen (26,7%). In alle West-Vlaamse regio’s ligt de investeringsratio hoger dan in Zuid-WestVlaanderen. Deze vaststelling kunnen we ook tussen 2000 en 2008 maken.
5.5. Exportquote De exportquote is het aandeel van de uitvoer in de totale omzet. Deze exportquote bedroeg 33,1% in Zuid-West-Vlaanderen in 2010. Hiermee is de exportquote in onze regio ongeveer even groot als in West-Vlaanderen (32,3%) maar opvallend lager dan in Vlaanderen (50,6%).
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
27
Bruto toegevoegde waarde bedraagt 8,3 miljard euro, neemt toe maar aan trager tempo dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest Relatief lage arbeidsproductiviteit. In alle sectoren ligt de arbeidsproductiviteit in Zuid-West-Vlaanderen lager dan in West-Vlaanderen Relatief hoge loonkost per eenheid product Lage investeringsratio Exportquote aanzienlijk lager dan in Vlaanderen, op ongeveer gelijk niveau als in West-Vlaanderen
5.6. Verloop van de ondernemingen In 2011 kende de regio Zuid-West-Vlaanderen 1.941 nieuw opgerichte ondernemingen. In vergelijking met het jaar 2000 zijn er 43% meer starters in 2011. Hiermee scoort Zuid-West-Vlaanderen beter dan West-Vlaanderen en Vlaanderen (beiden +37%). De oprichtingsratio, namelijk de verhouding van het aantal nieuw opgerichte ondernemingen ten opzichte van het totaal aantal actieve ondernemingen, bedraagt 8% in 2011 en ligt hoger dan in alle andere West-Vlaamse regio’s. Vlaanderen kent in de periode 2000-2011 evenwel systematisch een hogere oprichtingsratio. De oprichtingsratio in Zuid-West-Vlaanderen ligt de laatste jaren wel duidelijk hoger dan in het begin van de jaren 2000 (zie figuur 14). De uittredingsratio, of de verhouding van het aantal stopzettingen en faillissementen ten opzichte van het aantal actieve ondernemingen, bedraagt 6,1% in 2011. De uittredingsratio is hiermee iets hoger dan in West-Vlaanderen (5,8%) en iets lager dan in het Vlaamse Gewest (6,2%). De uittredingsratio is in onze regio vrij stabiel gebleven en was in 2011 ongeveer even groot als in 2000. De nettogroeiratio, of het saldo van nieuw opgerichte en verdwenen ondernemingen ten opzichte van het totaal aantal actieve ondernemingen, bedraagt 1,9% in 2011 (zie figuur 15). Dit is de hoogste groeiratio van alle West-Vlaamse regio’s. In het Vlaamse Gewest bedraagt de nettogroeiratio 2,2%. Begin 2000 waren er in Zuid-WestVlaanderen enkele jaren met een negatieve nettogroeiratio. De turbulentieratio, of de som van aangroei en stopzettingen en faillissementen in % van het aantal actieve ondernemingen, is een indicator van de mate waarin het economisch weefsel zich vernieuwt. Deze ratio bedraagt 14% in 2011. Sinds 2000 zien we een licht stijgende trend in de turbulentieratio, vooral dankzij de toename van de oprichtingsratio.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
28
Figuur 14 Evolutie van de oprichtingsratio, 2000-2011 (2000=100)
BRON: FOD Economie, ADSEI, POM West-Vlaanderen, afdeling DSA, dataset RESOC 2012, verwerking WES. Figuur 15 Evolutie van de nettogroeiratio, 2000-2011 (2000=100)
BRON: FOD Economie, ADSEI, POM West-Vlaanderen, afdeling DSA, dataset RESOC 2012, verwerking WES.
In 2012 gingen in Zuid-West-Vlaanderen in totaal 224 bedrijven failliet (cijfers FOD Economie). Dit is een toename met 22,4% ten opzichte van het jaar 2000. Deze toename is veel lager dan in West-Vlaanderen (48,4%) en het Vlaamse Gewest (45%). Het laatste jaar is het aantal faillissementen met 17,3% toegenomen in Zuid-WestVlaanderen. Deze toename was wel groter dan in West-Vlaanderen (7,8%) en het Vlaamse Gewest (9,2%).
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
29
In de eerste twee maanden van 2013 zijn er in Zuid-West-Vlaanderen al 33 bedrijven failliet gegaan, in West-Vlaanderen 152 en in het Vlaamse Gewest 956. De economische crisis zorgt er ook voor dat heel wat bedrijven hun facturen te laat of niet betalen. Volgens cijfers van Graydon voor 2012 zou in West-Vlaanderen 33,6% van de facturen te laat of niet betaald worden. Het aandeel van onbetaalde facturen die de vervaldag al meer dan 90 dagen overschreden hebben, bedraagt 11,16%.
5.7. Aanbod bedrijventerreinen Op 31 december 2012 was er een beschikbaar aanbod aan bedrijfsgrond in de regio Kortrijk van 51,58 ha netto. De ijzeren voorraad zou in principe circa 66 ha moeten bedragen (3 x 22 ha conform de jaarvraag die bepaald werd in de studie van Cabus en Vanhaverbeke). Dus met het huidige beschikbare aanbod van 51,58 ha is er volgens het principe van de ijzeren voorraad reeds een beperkt tekort aan bedrijventerreinen. Bij differentiatie per type bedrijventerrein valt bovendien op dat het aanbod voor twee derde (34,43 ha) bestaat uit specifieke bedrijventerreinen. Deze terreinen hebben specifieke vestigingsvoorwaarden waardoor deze gronden slechts geschikt zijn voor een beperkt aantal bedrijven. Het huidig aanbod aan lokale bedrijventerreinen is dan ook zeer beperkt met slechts 4,11 ha netto. In de komende jaren wordt een bijkomend aanbod gecreëerd (reeds bestemde terreinen) van 45 ha bruto lokale bedrijventerreinen en 120 ha bruto regionaal gemengde terreinen. Rekening houdende met de realisatietermijnen is de kans echter groot op een tussenperiode met schaarste. Belangrijk is om de realisatietermijnen zo kort mogelijk te houden door onder meer een goede afstemming tussen de verschillende overheden te realiseren. We stellen tevens vast dat door in te zetten op de herontwikkeling van leegstaande sites, zoals Nelca in Lendelede, een belangrijk nieuw aanbod aan lokale bedrijventerreinen kan gerealiseerd worden. Ook voor regionale bedrijven kan de herontwikkeling van leegstaande sites mede een oplossing bieden. Zo komen op korte termijn op het bedrijventerrein Kortrijk-Noord diverse sites leeg te staan die snel opnieuw op de markt kunnen worden gebracht.
Hoge en toenemende oprichtingsratio (relatief meer starters) Positieve en toenemende nettogroeiratio Er is voor 51,58 ha aan bedrijventerreinen beschikbaar. Volgens het principe van de ijzeren voorraad is er reeds een beperkt tekort aan bedrijventerreinen. Het huidig aanbod aan lokale bedrijventerreinen is zeer beperkt met slechts 4,11 ha netto
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
30
6. KENNISECONOMIE EN INNOVATIE 6.1. Technologische industrie en kennisintensieve diensten Eind 2010 werkte 5,1% van alle loontrekkenden in de regio Zuid-West-Vlaanderen in de technologie-intensieve industrie1. Dit aandeel ligt iets hoger dan in WestVlaanderen (5%), maar duidelijk lager dan in Vlaanderen (5,6%) (zie ook figuur 16). 6,5% van alle loontrekkenden in de regio Zuid-West-Vlaanderen is tewerkgesteld in hoogtechnologische sectoren. Deze omvatten de technologie-intensieve industrie en de hoogtechnologische diensten. Ter vergelijking: in West-Vlaanderen was dit gemiddeld iets lager, namelijk 6,1%, in Vlaanderen was dit aandeel veel groter, namelijk 7,8%. Wanneer we kijken naar het aandeel van de kennisintensieve diensten in de totale loontrekkende tewerkstelling, dan zien we dat dit aandeel eind 2010 42,3% bedroeg in Zuid-West-Vlaanderen. Hiermee scoort de regio minder goed dan de provincie WestVlaanderen en het Vlaamse Gewest, met respectievelijke aandelen van 45,2% en 46,8%. Figuur 16 Aandeel tewerkstelling in hoogtechnologische sectoren en kennisintensieve diensten, 31 december 2010
BRON: RSZ, verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES.
1
Zie info bij tabel in bijlage over de afbakening van deze sectoren.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
31
6.2. Benchmark van de speerpuntsectoren In de studie ‘Stand van zaken van de kennisgedreven creatieve economie Zuid-WestVlaanderen’, uitgevoerd door WES in opdracht van RESOC Zuid-West-Vlaanderen, werd een kwantitatief onderzoek gewijd aan de speerpuntsectoren die door Leiedal en RESOC Zuid-West-Vlaanderen werden vooropgesteld in het kader van een intuïtieve oefening voor het bepalen van de belangrijkste sectoren waarop de streek dient in te zetten. De zes afgebakende speerpuntsectoren zijn de volgende: kunststofverwerking; software en 3D; visualisatie en communicatietechnologie; mechatronica; design; verlichting. In de studie werd het aandeel van deze speerpuntsectoren in Zuid-West-Vlaanderen en in de ruime regio (waar arrondissementen Ieper en Roeselare meegeteld worden) vergeleken met het aandeel in Vlaanderen en eventueel België, maar ook met het aandeel in de belangrijkste concurrerende regio’s. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn: de kunststofverwerking is duidelijk geconcentreerd in de regio Midden- en Zuid-WestVlaanderen. Het aandeel van Zuid-West-Vlaanderen in de tewerkstelling in de kunststofverwerking in Vlaanderen bedraagt 7% (cijfers 2008) en is groter dan het aandeel van de regio’s Gent en Sint-Niklaas; het aandeel van Zuid-West-Vlaanderen in de tewerkstelling in sector ‘software en 3D’ in Vlaanderen bedraagt 5,15%. Deze sector blijkt veel belangrijker te zijn in andere regio’s (bv. Antwerpen en Gent); in de sector van de visualisatie en communicatietechnologie is het aandeel van ZuidWest-Vlaanderen, de ruime regio en de provincie West-Vlaanderen vrij groot. Zo staat Zuid-West-Vlaanderen in voor 15% van de bedrijven en ruim 16% van de tewerkstelling, terwijl de ruime regio voor nagenoeg 20% van de bedrijven en ruim 23% van de tewerkstelling zorgt; ook in mechatronica is het aandeel van Zuid-West-Vlaanderen, maar vooral van de ruime regio en van de provincie in Vlaanderen vrij groot. Zo zorgt Zuid-WestVlaanderen voor bijna 11%, de ruime regio voor meer dan 23% en West-Vlaanderen voor bijna de helft van de tewerkstelling in deze sector in Vlaanderen. Zuid-West-Vlaanderen heeft een hoger aandeel in de sector design ten opzichte van Vlaanderen dan in de globale economie. Dit is ook het geval voor de ruime regio Kortrijk en voor West-Vlaanderen. Het aandeel van de tewerkstelling in de ruime regio Kortrijk is ook groter dan in de regio’s Hasselt en Antwerpen; het aandeel van Zuid-West-Vlaanderen in de sector verlichting is eerder klein. De ruime regio Kortrijk-Ieper-Roeselare scoort wel goed vooral op het vlak van het aantal bedrijven maar stelt hier niet zo veel tewerkstelling tegenover.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
32
We kunnen dus stellen dat de benchmark de vooropgestelde speerpuntsectoren door Leiedal en RESOC Zuid-West-Vlaanderen grotendeels bevestigd heeft: de sectoren kunststofverwerking, beeld- en communicatietechnologie, mechatronica en design werden heel duidelijk bevestigd als speerpuntsectoren; de sector 3D is in de regio nog niet zo sterk aanwezig op het vlak van bedrijven en tewerkstelling, maar heeft heel wat toekomstpotentieel, gezien de sterke expertise die aanwezig is (onder meer kenniscentrum 3D en gaming); het belang van de verlichtingssector is zeer beperkt voor Zuid-West-Vlaanderen op zich, maar opmerkelijk groter voor de ruime regio Kortrijk-Ieper-Roeselare.
6.3. Evolutie aantal patentaanvragen In de regio Kortrijk waren er in 2008 161 patentaanvragen per miljoen inwoners. Dit cijfer ligt hoger dan in West-Vlaanderen (112) en het Vlaamse Gewest (134). Van alle West-Vlaamse arrondissementen kent enkel Roeselare een hoger aantal patentaanvragen dan Kortrijk, namelijk 188 per miljoen inwoners. Aandeel tewerkstelling in technologie-intensieve industrie is relatief beperkt: 5,1%. Dit aandeel ligt op hetzelfde niveau als in West-Vlaanderen maar veel lager dan in het Vlaamse Gewest Aandeel tewerkstelling in hoogtechnologische sectoren is relatief beperkt: 6,5%. Dit aandeel ligt iets hoger dan in West-Vlaanderen, maar lager dan in het Vlaamse Gewest Aandeel tewerkstelling in kennisintensieve diensten is kleiner dan in WestVlaanderen en het Vlaamse Gewest: 42,3% De vier afgebakende speerpuntsectoren voor de regio zijn: kunststofverwerking visualisatie en communicatietechnologie en 3D mechatronica design (als transversaal speerpunt) Relatief hoog aantal patentaanvragen
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
33
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
34
7. ONDERWIJS EN OPLEIDING 7.1. Hoger onderwijs Ongeveer twee op drie jongeren tussen 18 en 21 jaar in Zuid-West-Vlaanderen volgt hoger onderwijs. In totaal gaat het om 9.080 studenten in het academiejaar 20102011. Van deze Zuid-West-Vlaamse studenten volgt 34,8% les aan een universiteit en 65,2% les aan een hogeschool (zie figuur 17). Het aandeel studenten dat les volgt aan een universiteit benadert het West-Vlaamse gemiddelde van 35,1%, maar ligt aanzienlijk lager dan in het Vlaamse Gewest, waar het aandeel universiteitsstudenten in het totaal aantal hogeronderwijsstudenten 38,9% bedraagt. Figuur 17 Aandeel studenten dat les volgt aan een hogeschool en aan een universiteit in het totaal aantal studenten, naar woonplaats, academiejaar 2010-2011
BRON: Vlaamse overheid, Agentschap voor Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs, Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES.
Tussen het academiejaar 2006-2007 en 2010-2011 is het aantal studenten hoger onderwijs woonachtig in Zuid-West-Vlaanderen gestegen van 7.549 in 2006-2007 naar 9.080 in 2010-2011. Dit is een stijging met 1.531 studenten of 20,3%. In WestVlaanderen bedraagt de toename 20,1% en in het Vlaamse Gewest 19%. Binnen de regio hebben we drie instanties die hoger onderwijs aanbieden. De Hogeschool West-Vlaanderen telt dit academiejaar (teldatum 1 maart 2013) in zijn vestigingsplaats Kortrijk 2.776 studenten. De Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen telt 5.052 studenten in Kortrijk en de KULeuven campus Kortrijk 1.205 studenten. Van alle studenten die hoger onderwijs volgen in West-Vlaanderen, doet bijna de helft dit in de regio Zuid-West-Vlaanderen. In vergelijking met het academiejaar 2008-2009 is het aantal studenten dat les volgt in Zuid-West-Vlaanderen met 20% gestegen. De toename in West-Vlaanderen als geheel bedroeg 24%.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
35
7.2. Secundair onderwijs 20.405 jongeren, woonachtig in de regio Zuid-West-Vlaanderen volgden in het schooljaar 2010-2011 les in het secundair onderwijs. 28,7% volgde gemeenschappelijk secundair onderwijs (GSO); dit zijn de eerste twee jaren van het secundair onderwijs. Bijna een kwart volgde ASO (24,7%), 21,8% volgde TSO, 18,6% BSO, 4,7% BuSO en 1,2% KSO. 0,4% van de leerlingen volgde les in een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers (figuur 18). Er zijn weinig verschillen tussen Zuid-West-Vlaanderen en West-Vlaanderen wat betreft de gevolgde onderwijsvorm. Figuur 18 Aandeel van de verschillende onderwijsvormen waarin de jongeren, woonachtig in ZuidWest-Vlaanderen en West-Vlaanderen, les volgen in het secundair onderwijs, schooljaar 2010-2011
BRON: Vlaamse overheid, Departement Onderwijs en Vorming, Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES.
Tussen het schooljaar 2006-2007 en 2010-2011 is het aantal leerlingen in het secundair onderwijs woonachtig in Zuid-West-Vlaanderen gedaald met 2,9% (-604 leerlingen). In West-Vlaanderen daalde het aantal leerlingen met 3,3%. De daling van het aantal leerlingen in het secundair onderwijs doet zich voor in alle onderwijsvormen, behalve in het kunstonderwijs waar het aantal leerlingen met 77% is gestegen (maar dit aantal blijft vrij beperkt) en in het BuSO waar we een toename met 12,6% waarnemen. In het ASO is de daling verwaarloosbaar. In het GSO bedraagt de daling 8,7%, in het TSO 3,1% en in het BSO 3,6%. De trends in West-Vlaanderen zijn vergelijkbaar met deze in onze regio. In Zuid-West-Vlaanderen volgt 61,4% van de leerlingen in de 2e en 3e graad van het secundair onderwijs een technische opleiding. Dit aandeel is lager dan gemiddeld voor West-Vlaanderen (62,7%). Binnen onze provincie is het aandeel leerlingen dat een technische vorming volgt het hoogst in de Westhoek (68,3%) en het laagst in de regio Brugge (56,4%).
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
36
7.3. Schoolse vertraging Schoolse vertraging is ook een belangrijke onderwijsindicator. Omdat er een belangrijke link is tussen schoolse vertraging en de armoedesituaties van het gezin, werd deze indicator opgenomen als indicator bij welzijn en kansarmoede. We verwijzen naar hoofdstuk 9 voor meer informatie. Uit de analyse die daar is gemaakt, blijkt dat in onze regio 15,7% van de leerlingen minimum één jaar schoolse achterstand heeft in het basisonderwijs en een kleine 5% van de leerlingen secundair onderwijs een schoolse vertraging heeft van minimum 2 jaar.
Circa 9.000 studenten uit Zuid-West-Vlaanderen volgen hoger onderwijs: 34,8% aan een universiteit en 65,2% aan een hogeschool Aandeel studenten dat universitair onderwijs volgt, ligt duidelijk lager dan in Vlaanderen Toenemend aantal studenten dat hoger onderwijs volgt Van alle studenten die hoger onderwijs volgen in West-Vlaanderen, doet bijna de helft dit in de regio Zuid-West-Vlaanderen Aantal leerlingen in secundair onderwijs kent dalende trend 61,4% van de leerlingen in de 2e en 3e graad van het secundair onderwijs volgt een technische opleiding. Dit percentage ligt iets lager dan in West-Vlaanderen 15,7% van de leerlingen in het basisonderwijs heeft minimum één jaar schoolse vertraging. In het secundair onderwijs heeft een kleine 5% een schoolse vertraging van minimum 2 jaar
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
37
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
38
8. ZORG 8.1. Het zorglandschap in de regio Zuid-West-Vlaanderen Zonder exhaustief te zijn, wordt hieronder een beeld geschetst van het zorglandschap in de regio Zuid-West-Vlaanderen. De inventarisatie gebeurde in het kader van de opmaak van de ‘Insteeknota Ronde Tafel Zorg’ door RESOC Zuid-West-Vlaanderen in mei 2012.
8.1.1. Algemene ziekenhuizen De regio Zuid-West-Vlaanderen telt drie algemene ziekenhuizen (zie tabel 2). Tabel 2 Overzicht van het aantal algemene ziekenhuizen in Zuid-West-Vlaanderen Ziekenhuis Heilig-Hartziekenhuis Menen Algemeen ziekenhuis AZ Groeninge Kortrijk Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes Waregem
Aantal erkende bedden 883 1.066 268
Aantal medewerkers (zonder artsen) 2.665 610 365
BRON: RESOC Zuid-West-Vlaanderen, Insteeknota Ronde Tafel Zorg, 7 mei 2012.
8.1.2. Geestelijke gezondheidszorg De regio telt twee psychiatrische ziekenhuizen en er zijn psychiatrische afdelingen in twee algemene ziekenhuizen (zie tabel 3). Tabel 3 Overzicht van het aantal psychiatrische ziekenhuizen in Zuid-West-Vlaanderen Ziekenhuis Kliniek Heilige Familie - Kortrijk Psychiatrisch centrum Onze-Lieve-Vrouw van Vrede - Menen AZ Groeninge - Kortrijk Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes - Waregem Kompas - Kortrijk
Aantal erkende bedden 75 30 90 10 30 50 30 16
Specialisatie Observatie en behandeling Observatie en behandeling Langdurige behandeling EPSI (spoed) gerontopsychiatrie Observatie en behandeling Observatie en behandeling (crisis)behandeling
BRON: RESOC Zuid-West-Vlaanderen, Insteeknota Ronde Tafel Zorg, 7 mei 2012.
Zuid-West-Vlaanderen telt één centrum geestelijke gezondheidszorg (Mandel en Leie) in Kortrijk, met verschillende antennepunten in de regio. Er zijn ook enkele initiatieven voor beschut wonen: Eigen Woonst in Menen (84 plaatsen, gespreid over 26 woningen) richt zich voornamelijk op de meer chronische patiënten; de Bolster in Kortrijk (40 plaatsen) voorziet voornamelijk opvang van kortere duur.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
39
De beide initiatieven hebben tevens een activiteitencentrum en een arbeidszorgcentrum. De finaliteit van een initiatief beschut wonen is (meestal) dat patiënten opnieuw zelfstandig kunnen wonen. Psychiatrische verzorgingstehuizen zijn er niet in de regio. De patiënten uit onze regio doen meestal een beroep op het PVT Valckeburg (Rumbeke). Er zijn evenwel lange wachtlijsten in de PVT's. In Menen en Kortrijk (de Fender) is er een dienst voor ambulante psychiatrische zorg in de thuissituatie (PZT). Deze diensten begeleiden chronische patiënten in de thuissituatie. Daarnaast is er de PZT Vesta. Deze PZT doet zowel begeleiding aan huis als zorgcoördinatie. De regio telt drie dagcentra voor personen met een psychiatrische problematiek, zijnde Contact en 't Ac-coord (eigen woonst) in Menen en De Bolster In Kortrijk. Onderstaande kaart toont de spreiding van het aanbod geestelijke gezondheidszorg in West-Vlaanderen.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
40
8.1.3. Het woonzorglandschap in de regio Zuid-West-Vlaanderen Tabel 4 toont voor enkele belangrijke zorgvoorzieningen de programmatiecijfers versus het aantal erkende plaatsen. De programmatiecijfers voor een bepaald jaar worden opgesteld op basis van de bevolkingsprognoses voor 5 jaar later. Ze geven dus de werkelijke behoefte van 5 jaar later weer. De reden hiervoor is dat een initiatiefnemer die op een bepaald moment een voorafgaande vergunning verkrijgt, gemiddeld 5 jaar nodig heeft om de capaciteit effectief te realiseren. Om dus na te gaan in hoeverre de behoefte op basis van de programmatie in een bepaald jaar werd ingevuld, moet de effectief gerealiseerde capaciteit (erkend + erkenning in onderzoek) geplaatst worden tegenover het programmatiecijfer van 5 jaar eerder. Voor de regio stellen we vast dat de behoefte voor wat betreft woonzorgcentra en dagverzorgingscentra (op basis van de programmatie) wordt ingevuld, deze voor wat betreft serviceflats en centra voor kortverblijf niet. Naast woonzorgcentra, serviceflats (assistentiewoningen), dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf zijn er in de regio nog andere voorzieningen in de woonzorg aanwezig. We denken bijvoorbeeld aan: diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg. Deze bieden schoonmaakhulp, klusjeshulp en oppashulp; diensten voor logistieke hulp; diensten voor oppashulp; diensten voor thuisverpleging; diensten voor maatschappelijk werk van het ziekenfonds; lokale en regionale dienstencentra; diensten voor gastopvang; centra voor herstelverblijf; woonzorgnetwerken; verenigingen van gebruikers en mantelzorgers.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
41
Tabel 4 Programmatiecijfers versus erkende plaatsen in woonzorgcentra, serviceflats, dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf in de regio Zuid-West-Vlaanderen, 2005-2014 Aantal erkende plaatsen - woonzorgcentra Programmatiecijfers plaatsen - woonzorgcentra Aantal erkende plaatsen - serviceflats Programmatiecijfers plaatsen - serviceflats (*) Aantal erkende plaatsen - dagverzorgingscentra Programmatiecijfers plaatsen - dagverzorgingscentra Aantal erkende plaatsen - centra voor kortverblijf Programmatiecijfers plaatsen - centra voor kortverblijf
2005 3.807 3.466 757 1.384 105 114 57 114
2006 3.994 3.648 811 1.407 120 116 57 116
2007 3.870 3.770 823 1.423 120 120 60 123
2008 3.887 3.880 843 1.442 120 121 71 124
2009 3.956 3.978 866 1.459 120 123 79 123
2010 3.891 3.914 887 1.479 120 124 89 119
2011 3.959 4.178 887 1.501 142 136
2012 3.844 4.250 1.520 142 143
2013
2014
4.323
4.397
1.541
1.562
131
(*) Vanaf 1 januari 2013 zullen de groepen van assistentiewoningen de huidige serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening vervangen. Voor de groepen van assistentiewoningen wordt geen programmatie vastgelegd. Een groep van assistentiewoningen waarvoor een erkenning wordt aangevraagd, wordt van rechtswege geacht te passen in de programmatie betreffende die voorzieningen. BRON: Studiedienst van de Vlaamse Regering, Lokale statistieken, verwerking WES.
Het besluit van 12 oktober 2012 treedt in werking op 1 januari 2013. Voor de groepen van assistentiewoningen wordt geen programmatie vastgelegd. Een groep van assistentiewoningen waarvoor een erkenning wordt aangevraagd, wordt van rechtswege geacht te passen in de programmatie betreffende die voorzieningen.
42
8.1.4. Gehandicaptenzorg Er zijn in de regio Zuid-West-Vlaanderen ook heel wat initiatieven binnen de gehandicaptenzorg. De initiatieven situeren zich voornamelijk in Kortrijk, Kuurne en Avelgem. In de regio Menen is het aanbod eerder beperkt. De sector krijgt in toenemende mate te kampen met een vergrijzing binnen hun doelgroep. Dit impliceert dat het zorglandschap zich moet aanpassen. Uit cijfers van het ROG (regionaal overlegnetwerk gehandicaptenzorg West-Vlaanderen) blijkt dat de vraag heel groot is en de budgetten beperkt waardoor niet aan alle zorgvragen kan tegemoet gekomen worden. Ook de complexiteit van de zorgvraag binnen deze doelgroep neemt toe. Figuur 19 toont het aantal dringende openstaande vragen per 1.000 inwoners per zorgvorm voor de arrondissementen Kortrijk, Roeselare en Tielt. In de regio Zuid-WestVlaanderen zijn er relatief veel vragen begeleid wonen en geïntegreerd wonen. Figuur 19 Aantal dringende openstaande vragen per 1.000 inwoners per zorgvorm voor de arrondissementen Kortrijk, Roeselare en Tielt
BRON: Jaarverslag ROG West-Vlaanderen 2009-2010, blz. 41.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
43
8.2. Gevolgen van de demografische ontwikkelingen voor de zorgvraag 8.2.1. Ouderenzorg Een belangrijk gevolg van de vergrijzing (zie hoofdstuk 1 rond demografie) is dat de regio zich moet voorbereiden op een toenemende en wijzigende zorgvraag. Eén van de indicatoren die wordt gebruikt om de potentiële zorgvraag te bepalen, is het aantal verpleegdagen. Naarmate de bevolking ouder wordt, stijgt het gemiddeld aantal verpleegdagen. Aan de hand van de DC Noise-bevolkingsprojecties1 wordt verwacht dat de totale potentiële zorgvraag in West-Vlaanderen tussen 2010 en 2025 met 20,8% zal toenemen. Bevolkingsprognoses voorspellen dat er in 2025 bijna 14.000 65-plussers meer zullen zijn in de regio Zuid-West-Vlaanderen dan nu het geval is. Deze groei is immens, maar het groeipercentage ligt nog beneden de cijfers voor West-Vlaanderen en Vlaanderen. Het percentage niet-actieven (jongeren en ouderen) ten opzichte van het aantal actieven of de afhankelijkheidsgraad zal toenemen van 89,9% in 2012 tot 107,2% in 2025 wat betekent dat er meer inactieven zullen zijn dan actieven. De interne vergrijzing of het percentage hoogbejaarden (80-plussers) in de oudere bevolking wordt geschat op 23,4% in 2025. Concreet zullen er in Zuid-West-Vlaanderen volgens de DC Noisebevolkingsprognoses 86.148 60-plussers, waaronder 20.148 80-plussers, zijn in 2025. Momenteel zijn er van de 60-plussers in Zuid-West-Vlaanderen 3.663 woonachtig in een tehuis of gemeenschap. In de categorie 60-79 jaar ligt het percentage van de bevolking woonachtig in een tehuis of gemeenschap op 1,68%. In de categorie 80+ loopt dit percentage op tot 16,47%. Als we veronderstellen dat deze percentages constant blijven in de nabije toekomst en ze toepassen op het geraamde aantal 60-plussers in 2020 en 2025, dan zal er naar schatting nood zijn aan rusthuizen en/of serviceflats voor 4.267 personen van 60 jaar en ouder in 2020 en voor 4.429 ouderen in 2025. Dit is een toename met 604 personen tegen 2020 (+16,5%) en met 766 personen (+21%) tegen 2025. We moeten evenwel ook rekening houden met een aantal trends binnen de zorgsector. Eén van die trends is de vermaatschappelijking van de zorg. Meer en meer beoogt men om mensen met een ondersteuningsnood in de samenleving te laten leven als volwaardige burgers met beperkingen én mogelijkheden. Bij voorkeur wonen deze mensen zo lang mogelijk zelfstandig tussen andere burgers en krijgen zij zorg en begeleiding in de buurt. Het is ook de wens van vele ouderen om zo lang mogelijk op een zelfstandige manier in hun vertrouwde omgeving te kunnen wonen. Keerzijde van de medaille is dat de druk op de thuiszorg hierdoor groter wordt. Meer en beter inzetten op (professionele) thuiszorg wordt noodzakelijk.
1
VUB, Interface Demography: bevolkingsprognoses in het kader van DC Noise.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
44
8.2.2. Kinderopvang Niet alleen de nood aan ouderenzorg, maar ook die aan kinderopvang wordt alsmaar groter. Het gebruik van kinderopvang is de laatste jaren sterk gestegen. De toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen en het hiermee gepaard gaande stijgende aantal tweeverdienersgezinnen spelen hier een rol. Jonge gezinnen kunnen ook alsmaar minder rekenen op de grootouders om op de kinderen te passen omdat zij steeds langer actief zijn op de arbeidsmarkt. Op dit moment zijn er in de regio Zuid-West-Vlaanderen ongeveer 50 opvangplaatsen per 100 kinderen jonger dan drie jaar. Kortrijk scoort hiermee net iets hoger dan het provinciale gemiddelde van 48 opvangplaatsen per 100 kinderen jonger dan drie jaar. Uiteraard is er niet voor elk kind een opvangplaats nodig. WES berekende dat er voor 65% van de kinderen jonger dan drie jaar behoefte is aan formele kinderopvang (in een kinderdagverblijf of bij een onthaalouder). Dit betekent dat er in de regio Zuid-WestVlaanderen op dit moment circa 600 opvangplaatsen te kort zijn om aan de vraag te voldoen. Houden we rekening met de bevolkingsprognoses die de VUB in het kader van het project DC Noise heeft berekend én met de geraamde werkelijke behoefte van 65%, dan zal er in de regio Zuid-West-Vlaanderen in 2016 voor in totaal 6.063 kinderen opvang nodig zijn. Concreet betekent dit dat er in de regio tegen 2016 nog 612 extra opvangplaatsen gecreëerd moeten worden om aan de behoefte te kunnen voldoen1.
8.3. Tewerkstelling in de zorgsector Circa 16% van alle bezoldigde tewerkstelling in Zuid-West-Vlaanderen is gesitueerd in de sector van de menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. Het gaat in totaal om 17.850 personen. Hiermee is de zorgsector de belangrijkste tewerkstellingsverschaffers in de regio. Na een groei in 2008 en 2009, kent de tewerkstelling in deze sector een daling in 2010. Toch verwachten we dat de tewerkstelling in deze sector in de toekomst zal toenemen. De gezondheidszorg had in 2010 een specialisatiegraad ten opzichte van WestVlaanderen van 93,3 wat erop wijst dat het aandeel van deze sector in de totale tewerkstelling kleiner is in de regio Zuid-West-Vlaanderen dan in West-Vlaanderen en dat ze er dus minder in gespecialiseerd is. Ten opzichte van Vlaanderen is de specialisatiegraad echter wel groter dan 100 (106,2). Medewerkers zijn cruciaal voor het optimaal uitbouwen van een goed regionaal zorgaanbod. Momenteel is er echter een tekort aan goed geschoolde arbeidskrachten. Dit tekort zal, ondanks het toenemend aantal studenten verpleegkunde (zie hierna), nog toenemen door de vergrijzing van de zorgmedewerkers zelf. Het inzetten op leeftijdsbewust personeelsbeleid en innovatieve arbeidsorganisatie zijn manieren om tekorten aan medewerkers tegen te gaan.
1
Gedetailleerde cijfers vindt u in West-Vlaanderen Werkt 3/2012, dossier Kinderopvang in West-Vlaanderen.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
45
8.4. Aantal studenten verpleegkunde De sector van de gezondheidszorg kampt nog altijd met een imagoprobleem waardoor jongeren afgeschrikt worden om voor de sector te kiezen. We zien evenwel een toename van het aantal studenten dat kiest voor een opleiding verpleegkunde of vroedkunde. Tussen het academiejaar 2008-2009 en 2012-2013 is het aantal unieke studenten verpleegkunde en vroedkunde aan de Katholieke Hogeschool Zuid-WestVlaanderen, vestigingsplaats Kortrijk, gestegen van 566 in 2008-2009 tot 803 in 20122013 (of +41,9%). In West-Vlaanderen is het aantal studenten verpleegkunde en vroedkunde toegenomen met 50,6%, tot 2.029 studenten in 2012-2013, en in Vlaanderen bedraagt de stijging 43,2% (20.204 studenten in het academiejaar 2012-2013). Ook in het hoger beroepsonderwijs neemt het aantal studenten gezondheidszorg toe. In alle lesplaatsen in West-Vlaanderen tellen we dit schooljaar 1.872 leerlingen, waarvan 358 in Kortrijk en 156 in Waregem. In Vlaanderen volgen 6.837 leerlingen een opleiding gezondheidszorg in het hoger beroepsonderwijs (HBO5).
Vergrijzing zorgt voor toenemende en wijzigende en meer complexe zorgvraag Tewerkstelling in de gezondheidszorg (17.850 personen) bedraagt 16% van de totale tewerkstelling, toch lagere specialisatiegraad dan West-Vlaanderen, maar wel sterker gespecialiseerd dan Vlaanderen Toename aantal studenten verpleegkunde en vroedkunde Er zijn naar schatting 600 plaatsen te kort in de voorschoolse kinderopvang Trend naar vermaatschappelijking van de zorg Veel opportuniteiten voor innovatie in de zorg
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
46
9. WELZIJN EN KANSARMOEDE Met een achttal indicatoren wensen we een licht te werpen op de kwetsbaarheid van de bevolking in de regio Zuid-West-Vlaanderen. Deze indicatoren werden samengesteld door het Welzijnsconsortium Zuid-West-Vlaanderen vzw, in samenwerking met het Steunpunt Sociale Planning van de Provincie West-Vlaanderen.
9.1. Voorkeurregeling in de ziekteverzekering In 2011 waren in de regio (met inbegrip van Wervik) 41.459 personen (titularissen en personen ten laste) gerechtigd op de verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering. Dit wil zeggen dat 13,8% van de bevolking een zeer bescheiden inkomen geniet. In West-Vlaanderen ligt dit percentage lichtjes hoger, namelijk op 14,2%. Binnen de regio is het aandeel van de bevolking dat recht heeft op het voorkeurtarief in de ziekteverzekering het hoogst in Kortrijk (16,3%), Menen (15,8%) en Kuurne (14,3%).
9.2. Zorgverzekering In 2011 waren in de regio 10.916 personen met een tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering. Dit betekent dat 3,6% van de bevolking zwaar behoevend is en recht heeft op de aanvullende maandelijkse tegemoetkoming voor niet-medische zorg. In West-Vlaanderen ligt dit aandeel op ongeveer hetzelfde niveau, namelijk op 3,5%. Tussen 2008 en 2011 is het aantal rechthebbenden gestegen van 9.888 in 2008 tot 10.916 in 2011. Binnen de regio is het aandeel van de bevolking met een tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering het grootst in Kuurne (4,3%), Avelgem en Menen (beiden 4,2%).
9.3. Schoolse vertraging Heel wat onderzoeken tonen aan dat er een link bestaat tussen kinderen met schoolse vertraging en armoedesituaties van het gezin. Eén indicator hiervan is de schoolse vertraging. Schoolse vertraging is de vertraging die een leerling oploopt t.o.v. medeleerlingen met hetzelfde geboortejaar. Deze vertraging is niet noodzakelijk het gevolg van zittenblijven maar kan ook veroorzaakt worden door ziekte, atypische studieovergangen, …1 In de regio heeft 15,7% van de leerlingen minimum één jaar schoolse achterstand in het basisonderwijs. In West-Vlaanderen ligt het percentage op 14,8% (zie figuur 20). In Menen (19,7%), Kortrijk (18,6%), Harelbeke (17,3%) en Kuurne (17,2%) is het percentage leerlingen met schoolse vertraging in het basisonderwijs het grootst. Tussen 2006 en nu zien we het percentage leerlingen met schoolse vertraging in het basisonderwijs afnemen in onze regio. Dit is echter niet in alle gemeenten/steden het geval. 1
Kansarmoedeatlas West-Vlaanderen, pagina’s 36-39.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
47
Een kleine 5% van de leerlingen secundair onderwijs hebben een schoolse vertraging van minimum twee jaar (figuur 21). De cijfers voor de provincie en het arrondissement zijn zeer gelijklopend. De trend over de jaren heen is voor beide onderzochte regio’s licht stijgend. Figuur 20 Aandeel leerlingen met minimum één jaar schoolse vertraging gewoon basisonderwijs, 2006-2011 (in %)
BRON: Departement Onderwijs.
Figuur 21 Aandeel leerlingen met minimum twee jaar schoolse vertraging gewoon secundair onderwijs, 2006-2011
BRON: Departement Onderwijs.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
48
9.4. Kredietachterstal In 2010 waren er in de regio 128.625 kredietnemers, hiervan hadden 5.640 kredietnemers (of 4,4%) een achterstallig krediet. Het cijfer voor het arrondissement is zeer gelijklopend met het West-Vlaamse cijfer en wijzigt zeer weinig over de jaren heen. De grootste problemen inzake betalingsachterstand doen zich voor bij de leningen op afbetaling en de verkopen op afbetaling. Er is heel weinig betalingsachterstand bij de hypothecaire kredieten.
9.5. Maatregelen aanpak energiearmoede; budgetmeters en LAC-dossiers Eind 2011 zijn 2.593 budgetmeters voor elektriciteit en 1.417 budgetmeters voor gas geactiveerd bij huishoudens uit de regio. In 2011 kwamen 2.249 dossiers voor op het LAC (Lokale Adviescommissie), waarvan 1.279 met betrekking tot elektriciteit en 970 met betrekking tot gas. In 2010 waren negen op de tien dossiers van “niet-beschermde afnemers”: mensen die volgens de overheid geen laag inkomen hebben of zich niet in een kwetsbare situatie bevinden waardoor ze geen recht hebben op het goedkope “sociaal tarief” voor gas en elektriciteit. Wanneer we de regio vergelijken met de provincie, dan merken we, gemiddeld genomen per 1.000 huishoudens, dat de besproken maatregelen budgetmeter en LAC iets meer toegepast worden in de regio.
9.6. Sociale huurwoningen In de regio Zuid-West-Vlaanderen telt de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen in 2010 9.454 sociale huurwoningen en -appartementen. Op vier jaar tijd is dit een aangroei van het sociaal huurpatrimonium met 181 sociale huurwoningen en -appartementen. Eind 2010 stonden 4.704 gezinnen op de wachtlijst voor een sociale huurwoning. In 2010 waren 584 huurwoningen in beheer bij de sociale verhuurkantoren uit de regio. Van eind 2007 tot 2010 kwamen 99 huurwoningen in beheer bij. In 2010 stonden 1.080 gezinnen op de wachtlijst van de sociale verhuurkantoren. Het tegen 2020 te behalen bindend sociaal objectief voor de regio is vastgelegd op 1.927 woningen, waarvan 1.058 huurwoningen. Menen, Spiere-Helkijn, Wervik en Zwevegem hebben geen verplichtingen meer in het kader van het bindend sociaal objectief huurwoningen.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
49
9.7. Gerechtelijke uithuiszettingen In 2011 werden 446 meldingen van gerechtelijke uithuiszetting overgemaakt van de vredegerechten naar 9 van de 13 OCMW’s uit de regio. Geen rekening houdende met de onvolledigheid van de cijfergegevens en er vanuit gaande dat de meldingen allemaal resulteren in een effectief vonnis, betekent dit 37 gerechtelijke uithuiszettingen per maand.
9.8. Psychisch welbevinden Als indicator rond psychisch welbevinden werd gekozen voor de cijfers van het aantal zelfmoorden. Zelfmoord is de eerste doodsoorzaak voor mannen tussen 25 en 49 jaar en voor vrouwen tussen 10 en 39 jaar. West-Vlaanderen steekt boven de andere provincies uit inzake aantal zelfmoorden tussen 2004 en 2009, zowel voor de mannelijke als de vrouwelijke bevolking. In WestVlaanderen pleegden 442 vrouwen zelfmoord (12,7 op 100.000 inwoners). Bij de mannen is dit meer dan dubbel zo hoog, met name 29,4 op 100.000 inwoners of 993 mannen pleegden zelfmoord.
9.9. Kansarme buurten Tot slot van deze opsomming van een aantal regionale sociale indicatoren wordt de kaart met de kansarme buurten in de regio gepresenteerd. Deze kaart is het resultaat van een oefening van het Steunpunt Sociale Planning om een kansarmoedeindicator voor West-Vlaanderen te ontwikkelen, waarbij de meest kwetsbare buurten in kaart werden gebracht. De buurten werden geanalyseerd op basis van een set van tien indicatoren. Deze tien indicatoren geven een risico van kansarmoede of verhoogde kwetsbaarheid weer. Deze tien indicatoren werden herleid tot vier dimensies: demografie, huisvesting, onderwijs en werkloosheid. Per dimensie werd een drempelwaarde gecreëerd. Om vervolgens te bepalen of een buurt al dan niet als kwetsbaar kan aangeduid worden, stellen we dat alle buurten die op drie of vier van de dimensies de drempelwaarden hebben overschreden als potentieel kansarm kunnen weerhouden worden. Tot slot nog even herhalen dat het oplichten van een buurt als zijnde kansarm niet per definitie betekent dat alle inwoners van deze buurt zich in een kansarmoedesituatie bevinden. Wat wel zeker is, is dat er binnen deze betreffende buurten meerdere risicofactoren aanwezig zijn die de kans op kwetsbaarheid verhogen. Onderstaande kaart toont aan dat niet elke gemeente in het arrondissement Kortrijk kansarme buurten telt. Menen en Kortrijk tellen het meest kansarme buurten. Maar ook Wervik, Harelbeke en Waregem tellen minimum één kansarme buurt. Van de 93 kansarme buurten in West-Vlaanderen telt Zuid-West-Vlaanderen er 23. In totaal wonen er in deze kansarme buurten 25.650 personen. Opgesplitst per gemeente gaat het om: Harelbeke: 2 kansarme buurten met 2.635 inwoners of 9,9% van het totaal aantal inwoners van de gemeente; Kortrijk: 13 kansarme buurten met 14.509 inwoners of 19,3% van het totaal aantal inwoners;
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
50
Menen: 6 kansarme buurten met 5.442 inwoners of 16,6% van het totaal aantal in-
woners; Waregem: 1 kansarme buurt met 1.557 inwoners of 4,3% van het totaal aantal inwoners; Wervik: 1 kansarme buurt met 1.507 inwoners of 8,3% van het totaal aantal inwoners. Kaart Kansarme buurten in de regio Zuid-West-Vlaanderen
13,8% van de bevolking is gerechtigd op verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering (en geniet dus een zeer bescheiden inkomen) 3,6% van de bevolking heeft een tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering (en is dus zwaar behoevend) 15,7% van de leerlingen in het basisonderwijs heeft minstens één jaar schoolse vertraging en 4,8% van de leerlingen in het secundair onderwijs heeft minstens twee jaar schoolse vertraging 5.640 personen hebben achterstallig krediet 2.593 budgetmeters voor elektriciteit en 1.417 voor gas in de regio Eind 2010 staan 4.704 gezinnen op de wachtlijst voor een sociale huurwoning Ongeveer 37 gerechtelijke uithuiszettingen per maand in de regio De regio kent 23 kansarme buurten. In deze buurten wonen 25.650 personen
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
51
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
52
10. WONEN 10.1. Prijs bouwgrond De prijzen van bouwgrond zijn in de afgelopen jaren spectaculair gestegen. In 2000 bedroeg de gemiddelde prijs van een vierkante meter bouwgrond in de regio Kortrijk 45 euro. In 2011 is die prijs opgelopen tot 144 euro (of maal 3,2). In West-Vlaanderen is de gemiddelde bouwgrondprijs gestegen van 56,4 euro naar 167,1 euro en in het Vlaamse Gewest van 55,1 euro naar 156,6 euro.
10.2. Vergunningen woningen In 2011 werden in de regio Zuid-West-Vlaanderen 1.318 nieuwbouwwoningen vergund. Het aantal vergunde renovaties bedroeg 909. Zowel voor nieuwbouw als voor renovatie zien we een daling van het aantal vergunningen ten opzichte van 2010. Bekijken we een langere periode, dan zien we tussen 2000 en 2005 zowel in Vlaanderen, West-Vlaanderen, als in de verschillende RESOC-gebieden een sterke stijging van het aantal vergunde nieuwbouwwoningen en renovaties. In de periode 2005-2011 zien we echter de omgekeerde beweging.
10.3. Gemiddelde verkoopprijs van woningen Zowel bij de gewone woonhuizen, als bij de villa’s en de appartementen zien we een sterke stijging van de gemiddelde verkoopprijzen. Een gewoon woonhuis in Zuid-West-Vlaanderen kostte in 2000 gemiddeld 71.811. In 2011 zijn de prijzen meer dan verdubbeld, tot een gemiddelde van 156.615 euro. Met uitzonderling van de regio Ieper, kennen de andere West-Vlaamse regio’s hogere gemiddelde verkoopprijzen dan de regio Kortrijk. In West-Vlaanderen kostte een gewoon woonhuis in 2011 gemiddeld 181.512 euro en in het Vlaamse Gewest 201.078. De gemiddelde verkoopprijs van villa’s, bungalows en landhuizen bedroeg 314.826 euro in de regio Zuid-West-Vlaanderen. Ook hier ligt de prijs onder het gemiddelde voor West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. De prijzen van villa’s, bungalows en landhuizen zijn ook toegenomen in vergelijking met het jaar 2000 (gemiddelde prijs 300.464 euro), doch in veel mindere mate dan de prijzen van gewone woonhuizen. Appartementen, flats en studio’s werden in 2011 in Zuid-West-Vlaanderen verkocht tegen een gemiddelde verkoopprijs van 178.857 euro. In West-Vlaanderen bedroeg de gemiddelde prijs 237.741 euro en in het Vlaamse Gewest 200.835 euro. Tussen 2000 en 2011 steeg de gemiddelde verkoopprijs van een appartement, flat en studio van 95.386 euro tot 178.857 euro (+87,5%). Figuur 22 vergelijkt de verkoopprijzen van woningen in de 13 centrumsteden. In de stad Kortrijk bedroeg de verkoopprijs van gewone woonhuizen in 2011 gemiddeld 161.730 euro. Wonen is in de stad Kortrijk nog veel betaalbaarder dan in andere steden. Van alle 13 centrumsteden is de gemiddelde verkoopprijs van gewone woonhuizen enkel in Genk goedkoper dan in Kortrijk. In Gent bijvoorbeeld bedroeg de gemiddelde kostprijs van gewone woonhuizen 213.345 euro.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
53
357.838 181.045 170.767 Sint-Niklaas
360.004
370.120 172.525 179.708 Roeselare
191.404 174.141
190.379 332.478 196.264 Oostende
371.433 199.064 167.869
277.471 430.279 209.422
394.069
208.679 295.146 197.726
161.730 176.410
200.000
213.345 379.927 208.281
300.000
155.000 274.762 167.506
400.000
228.008 381.478 223.377
500.000
176.979 331.840 176.546
600.000
224.331 159.760
556.934
Figuur 22 Gemiddelde verkoopprijs van gewone woonhuizen, villa's, bungalows en landhuizen en appartementen, flats en studio's in de 13 centrumsteden in 2011 (in euro)
100.000
Gewone woonhuizen
Villa's, bungalows en landhuizen
Turnhout
Mechelen
Leuven
Kortrijk
Hasselt
Gent
Genk
Brugge
Antwerpen
Aalst
0
Appartementen, flats en studio's
10.4. Aard van de woningen 38,6% van de woningen in Zuid-West-Vlaanderen zijn huizen in gesloten bebouwing, 27,7% zijn huizen in halfopen bebouwing en 26,7% in open bebouwing. 2,2% van de woningen zijn buildings en flatgebouwen met appartementen en 4,4% zijn handelshuizen. De regio kent een duidelijk groter aandeel woningen in gesloten en halfopen bebouwing dan de rest van West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. Het aandeel appartementen en huizen in open bebouwing ligt dan weer duidelijk lager in onze regio in vergelijking met West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest.
10.5. Comfort van de woningen Om het comfort van de woningen te definiëren, hebben we drie categorieën gedetecteerd: gebouwen met garage, parking of overdekte staanplaats, gebouwen met minstens één badkamer en gebouwen uitgerust met centrale verwarming of airconditioning. 70% van de gebouwen in Zuid-West-Vlaanderen beschikt in 2011 over een garage, parking of overdekte staanplaats. Dit aandeel is ongeveer hetzelfde als in WestVlaanderen en het Vlaamse Gewest. 82,3% van de gebouwen heeft minstens één badkamer. Het percentage gebouwen met badkamer bedraagt 82,6% in West-Vlaanderen en 84,4% in het Vlaamse Gewest. 59,5% van de gebouwen in Zuid-West-Vlaanderen is uitgerust met centrale verwarming of airconditioning. In West-Vlaanderen ligt dit aandeel iets hoger, namelijk op 62,9% en in het Vlaamse Gewest op 69,5%. In alle categorieën zien we een kleine stijging in de periode 2006-2011.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
54
Sterk stijgende bouwgrondprijzen en verkoopprijzen van woningen; prijzen wel onder het West-Vlaamse en Vlaamse gemiddelde Gewone woonhuizen in de stad Kortrijk zijn nog relatief betaalbaar (in vergelijking met de andere centrumsteden) Relatief veel woningen in gesloten en halfopen bebouwing Toename comfort van de woningen. Op vlak van centrale verwarming komt Zuid-West-Vlaanderen nog iets achter op West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
55
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
56
11. LAND- EN TUINBOUW 11.1. Aantal bedrijven In 2011 waren er 915 land- en tuinbouwbedrijven in Zuid-West-Vlaanderen. Het aandeel van onze regio binnen West-Vlaanderen bedraagt 10%. Tussen 2006 en 2011 zijn er in Zuid-West-Vlaanderen 231 land- en tuinbouwbedrijven verdwenen. Het aantal bedrijven is er met 20,2% op achteruitgegaan. In WestVlaanderen daalde het aantal bedrijven met 16,8% en in het Vlaamse Gewest met 21,9%.
11.2. Tewerkstelling In 2011 waren er 1.798 regelmatig tewerkgestelde arbeidskrachten tewerkgesteld in de land- en tuinbouw in Zuid-West-Vlaanderen. Dit is 10% van het totaal aantal regelmatig tewerkgestelde arbeidskrachten in de land- en tuinbouw in West-Vlaanderen (17.822). Tussen 2006 en 2011 daalde het aantal regelmatig tewerkgestelde arbeidskrachten in de land- en tuinbouw in Zuid-West-Vlaanderen met 556. Dit betekent een afname met 23,6%. Ook de andere West-Vlaamse regio’s en het Vlaamse Gewest kenden een daling van de tewerkstelling, zij het iets beperkter dan in Zuid-West-Vlaanderen. In WestVlaanderen nam het aantal regelmatig tewerkgestelde arbeidskrachten af met 17,2%, in het Vlaamse Gewest met 20,6%.
11.3. Cultuurgrond, teelten en veestapel 11.3.1. Cultuurgrond In 2010 bedroeg de oppervlakte cultuurgrond in Zuid-West-Vlaanderen 20.518 ha. Het aandeel van de regio in de totale oppervlakte cultuurgrond in West-Vlaanderen bedraagt ongeveer 10%. Tussen 2006 en 2010 onderging de oppervlakte cultuurgrond een licht dalende trend. De daling is echter groter in Zuid-West-Vlaanderen (-3,5%) dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest (beiden -1,3%). In 2011 zou de oppervlakte cultuurgrond in Zuid-West-Vlaanderen echter sterk zijn gestegen. Allicht is dit het gevolg van een andere telmethode in vergelijking met de vorige jaren, waardoor de cijfers niet meer vergelijkbaar zijn1. Een land- en tuinbouwbedrijf in Zuid-West-Vlaanderen was in 2010 gemiddeld 21,17 ha groot. De gemiddelde grootte is gelijkaardig aan deze in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. Er is een duidelijke trend tot schaalvergroting merkbaar. De gemiddelde oppervlakte van een land- en tuinbouwbedrijf in Zuid-West-Vlaanderen is tussen 2006 en 2010 toegenomen van 18,55 ha in 2006 tot 21,17 ha in 2010. 1
Als gevolg van een administratieve vereenvoudiging in 2011 is de teleenheid niet meer de vestiging maar de onderneming. Dit zorgt voor een daling van het aantal land- en tuinbouwbedrijven en een verschuiving van de tewerkstelling, het teeltpatroon en de veestapel tussen gemeenten onderling. Strikte vergelijking met cijfers vóór 2011 is niet meer mogelijk.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
57
De oppervlakte cultuurgrond in Zuid-West-Vlaanderen nam in 2010 ongeveer de helft (50,9%) van de totale kadastrale oppervlakte in. In West-Vlaanderen wordt een veel groter aandeel van de kadastrale oppervlakte ingenomen door landbouwgrond, namelijk 66,1%. Het aandeel cultuurgrond in Vlaanderen ligt dan weer onder dat van ZuidWest-Vlaanderen en bedraagt 45,6%. Onderstaande figuur 23 vat de evolutie met betrekking tot aantal bedrijven, tewerkstelling en oppervlakte cultuurgrond nog eens samen. Figuur 23 Evolutie van het aantal land- en tuinbouwbedrijven en de tewerkstelling in deze bedrijven in 2006-2011 en van de oppervlakte cultuurgrond in 2006-2010 (in %)
BRON: FOD Economie, ADSEI, Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES.
11.3.2. Teelten Binnen de regio Zuid-West-Vlaanderen nemen weiden en grasland in 2010 28,3% van de oppervlakte cultuurgrond in (5.813 ha). De graangewassen kennen een aandeel van 22% en de groenvoedergewassen van 14,8%. Het aandeel van aardappelen bedraagt 14,3%. De regio Zuid-West-Vlaanderen heeft een aandeel van 3,3% in de totale oppervlakte cultuurgrond van het Vlaamse Gewest. Teelten die relatief sterk vertegenwoordigd zijn in onze regio in vergelijking met Vlaanderen zijn groenteteelt in openlucht (aandeel van 7,9% in Vlaanderen), aardappelen (6,3%), nijverheidsgewassen (6,1%) en wortel- en knolgewassen (4,6%).
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
58
11.3.3. Veestapel In vergelijking met het aandeel van Zuid-West-Vlaanderen in de totale oppervlakte cultuurgrond van West-Vlaanderen (9,9%) en het Vlaamse Gewest (3,3%) is de veestapel in onze regio niet zo sterk vertegenwoordigd. Pluimvee vormt hierop een uitzondering. Met 1,2 miljoen kippen bedraagt het aandeel van onze regio in West-Vlaanderen 11,4% en in het Vlaamse Gewest 4,2%. De varkenshouderij is evenwel sterk ondervertegenwoordigd in Zuid-West-Vlaanderen. Ook geiten en schapen, runderen en hoefdieren zijn er ondervertegenwoordigd.
915 landbouwbedrijven; dalende trend die sterker is dan in West-Vlaanderen 1.798 regelmatig tewerkgestelde arbeidskrachten; dalende trend die sterker is dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest Licht dalende trend in oppervlakte cultuurgrond, maar sterker dan in WestVlaanderen en het Vlaamse Gewest Trend tot schaalvergroting Groenteteelt in openlucht, aardappelen, nijverheidsgewassen en wortel- en knolgewassen zijn sterk vertegenwoordigd in de regio Pluimvee is sterk vertegenwoordigd, andere diersoorten kennen ondervertegenwoordiging
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
59
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
60
12. MOBILITEIT EN LOGISTIEK 12.1. Personenvervoer In 2011 waren er per 100 inwoners in Zuid-West-Vlaanderen 51,8 ingeschreven personenwagens. Dit is iets meer dan in het Vlaamse Gewest (51,1) en duidelijk meer dan in West-Vlaanderen (49,2). Het aantal nieuwe personenwagens per 100 inwoners bedroeg 4,4. Dit aantal is iets groter dan in West-Vlaanderen (3,8) maar kleiner dan in Vlaanderen (4,9). Het aantal nieuwe personenwagens per 100 inwoners is in onze regio licht gestegen tussen 2009 en 2011, maar deze stijging is duidelijk kleiner dan in West-Vlaanderen en dan in Vlaanderen.
12.2. Goederenvervoer via binnenvaart Het goederenvervoer langs de Leie is een veelvoud van het goederenvervoer langs het kanaal Bossuit-Kortrijk. De sluis te Harelbeke is iets sterker bezet dan de sluis te Menen zowel wat tonnage als wat het aantal schepen betreft. In 2010 haalde de sluis te Menen 4.312.027 ton met 8.599 schepen, de sluis te Harelbeke 4.563.275 ton met 8.857 schepen en de sluis te Bossuit 471.640 ton met 489 schepen. Indien we de evolutie tussen 2006 en 2010 bekijken, dan stellen we vast dat de tonnage op de sluizen langs de Leie na een daling, vooral tussen 2008 en 2009, sterk is toegenomen tussen 2009 en 2010. Hierdoor is de totale tonnage over de periode 20062010 toegenomen met 14,4% te Menen en met 18,3% te Harelbeke. Het aantal schepen is sterk gedaald tot in 2009 waardoor, ondanks de stijging tussen 2009 en 2010, het aantal schepen in 2010 lager ligt dan in 2006, respectievelijk -10,1% te Menen en -10,4% te Harelbeke. Wat de sluis in Bossuit betreft stellen we vast dat zowel de tonnage als het aantal schepen in 2010 gedaald is in vergelijking met 2006 (respectievelijk -9,2% en -16,1%).
12.3. Vliegtuigtrafiek luchthaven Kortrijk-Wevelgem In 2012 zijn in totaal 33.531 vliegtuigbewegingen geteld op de luchthaven KortrijkWevelgem. Het zakelijk verkeer daalde tussen 2007 en 2010 vrij sterk, dit zowel wat het aantal vliegtuigbewegingen (-37,6%) als het aantal passagiers (-38,5%) betreft. De economische crisis is hier de belangrijkste verklarende factor. In 2011 zien we opnieuw een heropleving van het zakenverkeer en is zowel het aantal vliegtuigbewegingen als het aantal passagiers opnieuw gestegen met respectievelijk 12,7% en 17,9%. In 2012 stellen we echter opnieuw een daling vast. Het niet-zakelijk verkeer, dat voor ongeveer 80% uit op professionele wijze gegeven scholing en training bestaat, kende geen terugval. Het aantal vliegtuigbewegingen is tussen 2007 en 2012 toegenomen met 17,1% en het aantal passagiers met 15,0%.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
61
Als we een opsplitsing maken tussen het aantal zakelijke vliegtuigbewegingen op binnenlands en buitenlands vlak, dan zien we dat het aantal professionele vliegtuigbewegingen op binnenlands vlak toenam tot in 2008, fors daalde tussen 2008 en 2009 om pas in 2011 opnieuw licht te stijgen. In 2012 stellen we een nieuwe daling vast. Het aantal professionele vliegtuigbewegingen van en naar het buitenland is sterk toegenomen tot 2007, daalde licht tussen 2007 en 2008 en zeer sterk tussen 2008 en 2009 om tijdens de laatste twee jaren opnieuw te stijgen. Zoals bekend mikt de uitbater in de eerste plaats op de internationale zakenluchtvaart en de medische vluchten in de westelijke delen van Vlaanderen en de noordelijke helft van de Eurometropool. In dit segment zijn er met 2.475 bewegingen 2,2% meer vliegtuigbewegingen geregistreerd, met op deze vluchten 0,9% minder reizigers (10.453) dan een jaar eerder. Deze lichte daling van het aantal passagiers kwam er doordat het jaar voordien, in 2011, charters naar de ITMA-beurs in Barcelona plaatsvonden. En deze beurs is slechts vierjaarlijks. Het aantal medische vluchten bedroeg rond de 150 en bevindt zich daarmee verder op een hoog peil. In vergelijking met 2004 is het aantal binnenlandse zakelijke vliegtuigbewegingen met 21% gedaald. Het aantal buitenlandse zakelijke vliegtuigbewegingen lag in 2012 11% hoger dan in 2004 (zie figuur 24). Figuur 24 Evolutie van het aantal zakelijke vliegtuigbewegingen, 2004-2012
BRON: Beheersmaatschappij: West-Vlaamse Intercommunale Vliegveld Wevelgem-Bissegem (W.I.V.).
Het aantal niet-professionele vliegtuigbewegingen situeert zich voor het grootste deel op binnenlands vlak. Dit aantal binnenlandse vluchten is tussen 2004 en 2012 globaal toegenomen met 21,6%. Het aantal buitenlandse vliegbewegingen van nietprofessionele aard is tussen 2004 en 2012 toegenomen met 2,8% (zie figuur 25).
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
62
Figuur 25 Evolutie van het aantal andere vliegtuigbewegingen (+80% professionele scholing en training), 2004-2012
BRON: Beheersmaatschappij: West-Vlaamse Intercommunale Vliegveld Wevelgem-Bissegem (W.I.V.).
51,8 ingeschreven personenwagens per 100 inwoners, iets hoger dan in WestVlaanderen en het Vlaamse Gewest Toename goederenvervoer op Leie, afname op kanaal Bossuit-Kortrijk 33.531 vliegtuigbewegingen op de luchthaven Kortrijk-Wevelgem Focus ligt in de eerste plaats op de internationale zakenluchtvaart. Deze kende een toename van het aantal bewegingen in de voorbije jaren
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
63
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
64
13. TOERISME EN RECREATIE Het luik toerisme en recreatie werd ingevuld door Westtoer.
13.1. Verblijftoerisme In 2010 was Zuid-West-Vlaanderen goed voor 64% van de aankomsten en 61% van de overnachtingen in de Leiestreek. Wat de aankomsten betreft, is dit maar liefst 9% meer dan in 2005 en op vlak van overnachtingen betekent dit een groei in het marktaandeel binnen de Leiestreek van 8%. Figuur 26 vergelijkt de evolutie van aankomsten en overnachtingen commercieel logies in Zuid-West-Vlaanderen en de Leiestreek met andere toeristische regio’s in WestVlaanderen. De Kust en stad Brugge worden buiten beschouwing gelaten omdat deze binnen het toeristisch beleid een aparte positie innemen waarvoor een specifiek instrumentarium ter beschikking wordt gesteld. Uit de figuur kunnen we afleiden dat de Leiestreek na de Westhoek de belangrijkste regio is. Zuid-West-Vlaanderen telt ongeveer evenveel overnachtingen als het Brugse Ommeland en telt zelfs meer aankomsten dan deze regio die afzonderlijk wordt geprofileerd. Figuur 26 Vergelijking evolutie aankomsten (A) en overnachtingen (O) in commercieel logies met andere toeristische regio’s
Aankomsten en overnachtingen in commercieel logies die gelinkt zijn aan de beroepsactiviteiten van de gasten zijn erg belangrijk voor de toeristische sector in Zuid-WestVlaanderen. Deze “business”-klanten zijn goed voor meer dan 60% van de aankomsten en voor net iets minder dan 60% van de overnachtingen. De verklaring hiervoor ligt in het feit dat de gemiddelde “business”-klant minder lang in het logies verblijft dan de gasten die naar aanleiding van toeristische activiteiten in de regio verblijven.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
65
De verhouding tussen deze twee segmenten is doorheen de jaren min of meer gelijk gebleven. Het marktaandeel van het “toeristisch” segment in Zuid-West-Vlaanderen is in 2010 zowel op vlak van aankomsten als van overnachtingen met 1% toegenomen ten opzichte van 2005. Deze bescheiden groei toont aan dat Zuid-West-Vlaanderen ook op toeristisch vlak over troeven beschikt. We denken hierbij in eerste instantie aan het glooiend gebied tussen Leie en Schelde, Kortrijk als minicitytripbestemming en de Grensleie met z’n specifieke profiel. Aan de hand van de reële cijfers kunnen we afleiden dat het commercieel logies in ZuidWest-Vlaanderen in 2005 zo’n 31.149 toeristen over de vloer kreeg die 69.089 overnachtingen realiseerden. Dit komt overeen met een gemiddelde verblijfsduur van 2,22 nachten. In 2010 was het aantal toeristen al gegroeid tot 46.230 (+48,4%) die samen goed waren voor 94.065 overnachtingen (+36,2%) waarmee de gemiddelde verblijfsduur zakte tot 2,03 nachten. Het aantal gasten dat in commercieel logies in Zuid-WestVlaanderen verbleef naar aanleiding van beroepsactiviteiten groeide in de periode 2005-2010 van 57.860 tot 80.529 (+39,2%). Zij waren goed voor 113.387 overnachtingen in 2005 en 149.632 in 2010 (+32%). De gemiddelde verblijfsduur bleef daarmee min of meer gelijk binnen dit segment. Op basis van de cijfers en de methodiek die Westtoer hanteert bij de opmaak van hun jaarlijks trendrapport kunnen we de werkgelegenheid in VTE die wordt gegenereerd uit de bestedingen van verblijfgasten in commercieel logies in Zuid-West-Vlaanderen op 449 ramen1.
13.2. Dagtoerisme Op basis van het “Onderzoek dagtoerisme 2010-2011” en de resultaten van het onderzoeksproject “Transvisite” wordt het totaal aantal dagtoeristen dat jaarlijks Zuid-WestVlaanderen aandoet op 1.056.380 geraamd. In het “Onderzoek dagtoerisme 20102011” wordt dagtoerisme gedefinieerd als elke daguitstap die op meer dan 20 km van huis plaatsvindt (behalve bij toertochten te voet, per fiets, per paard) én waarvoor men minimaal vier uur van huis is (inclusief de reistijd), zonder dat daarbij een overnachting plaatsvindt. Niet inbegrepen zijn bezoek uitsluitend aan familie, vrienden en kennissen; dagtochten vanuit een vakantieadres of tweede verblijf en uitstappen met een routinematig karakter. Het aandeel Vlaamse dagtoeristen in Zuid-West-Vlaanderen wordt op 56% geraamd en het aandeel Walen, Brusselaars en Noord-Fransen op 44%. Gebruikmakend van de methodiek die Westtoer heeft ontwikkeld voor de opmaak van hun jaarlijks trendrapport kunnen we de werkgelegenheid die uit de bestedingen van dagtoeristen wordt gegenereerd op jaarbasis op 716 VTE’s ramen. Het gaat hierbij om 477 VTE’s directe tewerkstelling en 239 VTE’s indirecte tewerkstelling. Shopping en stadsbezoek zijn erg belangrijk voor het dagtoerisme in de Leiestreek. Dat bij 33% van de daguitstappen in de Leiestreek wordt aangegeven dat de deelnemers niets uitgeven is opmerkelijk en niet onmiddellijk te verklaren. Anderzijds scoort de Leiestreek met 9% van de daguitstappen waarbij wordt aangegeven dat er meer dan € 300 wordt uitgegeven erg hoog. Dit cijfer hangt samen met het belang van funshopping. Dit kunnen we ook afleiden uit de cijfers van het Maasland met Maasmechelen Village (20% daguitstappen waarbij meer dan € 300 wordt uitgegeven). 1
Deze cijfers zijn gebaseerd op de gegevens die logiesuitbaters vrijwillig verstrekken aan de FOD Economie, periodiek onderzoek van Toerisme Vlaanderen onder verblijftoeristen en internationale cijfers met betrekking tot de bestedingen van toeristen uit het “business”-segment. Er wordt van uitgegaan dat deze officiële cijfers een onderschatting zijn van de werkelijkheid op het terrein.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
66
13.3. Omgevingsrecreatie Grote delen van Zuid-West-Vlaanderen kennen een hoge bevolkings- en bebouwingsdensiteit. Anderzijds is er het gebied tussen Leie en Schelde dat nog grotendeels open en landelijk is gebleven en scherp contrasteert met de drukke Leievallei. Inwoners van gebieden met een hoge bevolkings- en bebouwingsdensiteit hebben nood aan goede recreatiemogelijkheden in de buurt. Deze maken deel uit van een aangename en aantrekkelijke woon- en leefomgeving. De behoeftes van de inwoners situeren zich zowel op vlak van cultuur, natuur, sport, avontuur, recreatie, gastronomie als op specifieke voorzieningen voor kinderen. Evenementen spelen in deze ook een belangrijke rol. De recreatieve voorzieningen in de regio zo plannen en uitbouwen dat ze ook een meerwaarde vormen op vlak van dag- en verblijftoerisme vormt een bijzondere uitdaging voor ZuidWest-Vlaanderen. Dit gecombineerd gebruik moet toelaten dat zowel publieke als private investeringen in deze voorzieningen maximaal kunnen renderen. Naast de directe meerwaarde van goede recreatieve voorzieningen voor het welzijn van de eigen bevolking, vormen ze ook meer en meer een element in het afwegingsproces van investeerders. Bij de keuze om een bedrijf in te planten spelen vanzelfsprekend heel wat financiële, fiscale, sociale, ruimtelijke en praktische elementen mee. Maar een aangename en aantrekkelijke woon- en leefomgeving voor de werknemers speelt een steeds belangrijkere rol bij de keuze van de investeerder. Dit is zeker het geval in sectoren waar profielen nodig zijn die schaars zijn op de arbeidsmarkt. Investeren in goede, kwaliteitsvolle en vernieuwende recreatieve voorzieningen in Zuid-West-Vlaanderen zal op die manier bijdragen tot het waarmaken van de ambitie van de regio om haar economische toppositie te behouden en te versterken. Investeren in de voorzieningen alleen zal echter niet volstaan. Het is uitermate belangrijk dat de kwaliteiten van de regio op dit vlak ook naar buiten toe worden uitgedragen. Zo wordt een wezenlijke bijdrage geleverd aan de opbouw van een positief imago van de regio. Eenzelfde redenering als voor de investeerders gaat ook op voor de talrijke studenten uit de regio die na hun studieperiode in Gent, Leuven enz. blijven hangen in de stad waar ze hebben gestudeerd.
Aantal toeristen in 2010: 46.230, goed voor 94.065 overnachtingen Aantal business-klanten in 2010: 80.529, goed voor 149.632 overnachtingen Business-klanten zijn goed voor meer dan 60% van de aankomsten en iets minder dan 60% van de overnachtingen Zuid-West-Vlaanderen goed voor 64% van de aankomsten en 61% van de overnachtingen in de Leiestreek Groeiend marktaandeel Zuid-West-Vlaanderen in Leiestreek Groei aankomsten en overnachtingen in Kortrijk is duidelijk hoger dan in de rest van Zuid-West-Vlaanderen Raming jaarlijks aantal dagtoeristen in Zuid-West-Vlaanderen: 1.056.380
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
67
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
68
14. ALGEMENE CONCLUSIES De uitgebreide analyse van de sociaaleconomische toestand in de regio Zuid-WestVlaanderen doet ons het volgende concluderen: de regio Zuid-West-Vlaanderen telde 283.176 inwoners in 2012. Het aantal inwoners groeide met 1,8% ten opzichte van 2000. Dit is de zwakste groei binnen WestVlaanderen. In 2025 worden 287.240 inwoners verwacht. In vergelijking met 2012 betekent dit een groei met 1,4%. Dit is de kleinste verwachte groei binnen WestVlaanderen; de bevolkingsevolutie stelt ons voor een aantal grote maatschappelijke uitdagingen. De veranderende leeftijdsstructuur van de bevolking, met een dalend aandeel jongeren en een toenemend aandeel ouderen, heeft grote gevolgen, onder meer op het vlak van zorg, arbeidsmarkt en wonen. We stellen het volgende vast: de instroom van de potentiële beroepsbevolking, dit is de groep jongeren tussen 15 en 24 jaar, volstaat momenteel al niet meer om het aantal uitstromende ouderen (55-64 jaar) te vervangen op de arbeidsmarkt. Deze doorstromingscoëfficiënt zal volgens de DC Noise-prognoses verder dalen en slechts 81,6% bedragen in 2025. Met alle gevolgen vandien voor de arbeidsmarkt, de afhankelijkheidsgraad zal toenemen tot 107,2% in 2025 wat betekent dat er meer inactieven zullen zijn dan actieven, de groei van het aantal huishoudens zal, omwille van de gezinsverdunning, sterker zijn dan de groei van de bevolking, zowel de toename van het aantal gezinnen als de verandering in de gemiddelde gezinsgrootte hebben gevolgen voor de woningmarkt. De bijkomende woningvraag zal zich voornamelijk situeren bij de kleine gezinnen (één- en tweepersoonshuishoudens) en ouderen. Voor grotere huishoudens wordt een overschot aan woningen voorspeld. Hoe dan ook zal er een visie rond woonbeleid in de regio ontwikkeld moeten worden waarin ingespeeld wordt op de veranderende behoeften (kleinere woningen, cohousing, behoefte van ouderen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen (woonzorg), …) en op de vraag naar zuinig ruimtegebruik, er zijn nog altijd kinderopvangplaatsen te kort in de regio, de toename van het aantal 65-plussers, waaronder een groot aandeel 80-plussers, brengt een grote toename van de potentiële zorgvraag met zich mee. De vraag naar gekwalificeerd personeel in alle subsectoren van de zorgsector is groot en neemt toe. Ook het aantal knelpuntvacatures neemt er toe, één van de trends in de zorg is de vermaatschappelijking van de zorg. Meer en meer beoogt men om mensen met een ondersteuningsnood in de samenleving te laten leven als volwaardige burgers met beperkingen én mogelijkheden. Bij voorkeur wonen deze mensen zo lang mogelijk zelfstandig tussen andere burgers en krijgen zij zorg en begeleiding in de buurt. Het is ook de wens van vele ouderen om zo lang mogelijk op een zelfstandige manier in hun vertrouwde omgeving te kunnen wonen. Keerzijde van de medaille is dat de druk op de mantel- en de thuiszorg hierdoor groter wordt. Beter ondersteunen van mantelzorgers en meer en beter inzetten op (professionele) thuiszorg wordt noodzakelijk, de nood aan kwaliteitsvolle zorg is groot. Inzetten op verhoogde samenwerking binnen alle segmenten van de zorg (sector zelf, toeleverende bedrijven, onderwijs en opleiding, …) is noodzakelijk om het hoofd te bieden aan de toekomstige uitdagingen. Zorginnovatie onder de vorm van het (verder) integreren van technologie, ICT en productinnovatie, is hierbij van cruciaal belang,
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
69
Zuid-West-Vlaanderen is een welvarende regio. Het BBP per inwoner bedraagt
32.926 euro en ligt hoger dan in West-Vlaanderen. Tussen 2003 en 2010 stellen we wel een lagere groei van het BBP per inwoner vast dan in West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. Zuid-West-Vlaanderen is op vandaag nog steeds een sterke economische regio - binnen West-Vlaanderen nog steeds op de tweede plaats wat betreft BBP per inwoner - maar is toch een stuk van haar voorsprong aan het verliezen; er zijn ook in de regio Zuid-West-Vlaanderen een aantal kwetsbare groepen: mensen met een voorkeurregeling in de ziekteverzekering, mensen met achterstallig krediet, jongeren die schoolse vertraging oplopen, …. De regio telt ook 23 kansarme buurten waar 25.650 mensen wonen. Een geïntegreerde aanpak van armoede en sociale uitsluiting is daarom noodzakelijk en vereist samenwerking met alle actoren in de streek; op economisch vlak kan de regio goede prestaties voorleggen: de bruto toegevoegde waarde kent een toename met 22,5% tussen 2000 en 2010, er zijn relatief veel startende ondernemingen (hoge oprichtingsgraad). De nettogroeiratio, of het saldo van nieuw opgerichte ondernemingen en verdwenen ondernemingen, bedroeg 1,9% in 2011 en ligt in geen enkele West-Vlaamse regio hoger, de jobratio (het aantal jobs per 100 inwoners op arbeidsleeftijd) bedraagt 77% en behoort tot de hoogste in Vlaanderen, er is een sterk kmo-weefsel aanwezig in de Zuid-West-Vlaamse economie, de regio is nog steeds sterk geïndustrialiseerd: ongeveer 22% van de totale tewerkstelling situeert zich in de industrie. Ook de bouw is relatief sterk aanwezig in de regio, via eerder onderzoek door WES zijn er voor de regio vier speerpuntsectoren afgebakend: kunststofverwerking, visualisatie en communicatietechnologie en 3D, mechatronica, design (als transversaal speerpunt), In deze sectoren beschikt de regio over heel wat specialisatie en over bedrijven die tot de wereldtop behoren. Deze speerpuntsectoren sluiten aan bij de West-Vlaamse invulling van het op Vlaams niveau ontwikkelde ‘Nieuw Industrieel Beleid’. De WestVlaamse vertaling van dit beleid komt tot uiting in de ‘Fabrieken voor de Toekomst’ voor drie speerpuntsectoren, met name nieuwe en intelligente materialen en producten/industrieel design, cleantech en agrovoedingsindustrie. De vier voor de regio Zuid-West-Vlaanderen geselecteerde speerpuntsectoren ressorteren allemaal onder de koepel ‘nieuwe en intelligente materialen en producten/industrieel design’. Economische clustering en samenwerking tussen bedrijven, overheid en onderwijs moeten bedrijven in deze sectoren, in het bijzonder kmo’s, laten doorgroeien tot modelfabrieken voor de toekomst;
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
70
er zijn ook een aantal minder sterke punten op vlak van economische prestaties
waar te nemen: in de afgelopen periode groeide de totale toegevoegde waarde en de totale tewerkstelling in Zuid-West-Vlaanderen aan een trager tempo dan in WestVlaanderen en het Vlaamse Gewest. Nogmaals zijn dit tekenen dat de regio haar voorsprong op de andere regio’s aan het verliezen is, in alle sectoren ligt de arbeidsproductiviteit in Zuid-West-Vlaanderen lager dan in West-Vlaanderen, met het huidige beschikbare aanbod van 51,58 ha is er volgens het principe van de ijzeren voorraad reeds een beperkt tekort aan bedrijventerreinen. Bovendien is het huidig aanbod aan lokale bedrijventerreinen zeer beperkt (4,11 ha netto). De uitdaging zal erin bestaan om via reconversie de nood aan lokale bedrijventerreinen op te vangen, het aandeel van de tewerkstelling in technologie-intensieve industrie is relatief beperkt (5,1%). Ook het aandeel van de tewerkstelling in hoogtechnologische sectoren is relatief beperkt (6,5%). Meer inzetten op kennisontwikkeling, innovatie en creatief ondernemerschap in alle sectoren is noodzakelijk; Zuid-West-Vlaanderen is een regio die traditioneel sterke arbeidsmarktprestaties kan tonen. Dit is momenteel nog altijd deels het geval. De situatie is evenwel minder rooskleurig dan een tiental jaar geleden: de werkzaamheidsgraad ligt hoog: 67,9% van de beroepsbevolking is aan het werk, de werkloosheidsgraad ligt onder het Vlaamse gemiddelde, maar is de laatste jaren sterker gestegen dan in West-Vlaanderen en Vlaanderen, er is een stijgend aandeel niet-werkende werkzoekenden in volgende groepen: 50plussers, arbeidsgehandicapten, allochtonen en niet-Europeanen. Om deze mensen aan het werk te krijgen, is een gepersonaliseerde aanpak noodzakelijk. Inzet op randvoorwaarden voor tewerkstelling (mobiliteit, kinderopvang, …), enerzijds, en op sociale economie, anderzijds, blijft belangrijk. Maatschappelijk verantwoord ondernemen in de Zuid-West-Vlaamse bedrijven moet ervoor zorgen dat mensen uit kansengroepen terecht kunnen in de reguliere bedrijven, het aantal openstaande vacatures neemt toe, er is een hoge arbeidsmarktkrapte: drie niet-werkende werkzoekenden per openstaande vacature met als gevolg toenemende knelpunten bij het vervullen van vacatures; op het vlak van onderwijs kent de regio een sterke vertegenwoordiging van studen ten aan de hogescholen. Het aandeel Zuid-West-Vlaamse studenten dat universitair onderwijs volgt, ligt wel duidelijk lager dan in Vlaanderen. Andere vaststellingen op het vlak van onderwijs zijn: de instroom van jongeren in een technische opleiding is nog steeds te klein. Om de Fabrieken van de Toekomst te realiseren, zal het noodzakelijk zijn om het opleidingsaanbod sterker te laten aansluiten bij de speerpuntsectoren. Dit zou moeten leiden tot een hogere instroom van jongeren in technische opleidingen. Verder dient ook meer geïnvesteerd te worden in onderzoek, zodat de onderwijsinstellingen de bedrijven voldoende kunnen begeleiden en ondersteunen in hun kennisontwikkeling en innovatietraject. Inzetten op meer onderzoek moet ook resulteren in meer spin-offs voor de regio. Ook een intensievere samenwerking met de associaties lijkt wenselijk, 15,7% van de leerlingen in het basisonderwijs heeft minimum één jaar schoolse vertraging. In het secundair onderwijs heeft een kleine 5% een schoolse vertraging van minimum 2 jaar,
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
71
hoewel er geen cijfers op niveau van de regio’s beschikbaar zijn, is het aandeel jongeren dat zonder diploma de school verlaat aanzienlijk. Gemiddeld bedroeg het percentage vroegtijdige schoolverlaters in West-Vlaanderen in de periode 20092011 8,2%; Zuid-West-Vlaanderen is een regio waar wonen in vergelijking met andere regio’s nog relatief betaalbaar is. Dit is een belangrijke troef om meer jonge gezinnen te kunnen aantrekken. Inwoners hebben ook nood aan goede recreatiemogelijkheden in de buurt. De recreatieve voorzieningen in de regio zo plannen en uitbouwen dat ze ook een meerwaarde vormen op vlak van dag- en verblijftoerisme vormt een bijzondere uitdaging voor Zuid-West-Vlaanderen; de regio beschikt over een sterk blauwgroen netwerk: de Leie en Schelde, Kanaal Bossuit-Kortrijk, Kanaal Leie-Roeselare, heuvelkammen en kleikoppen, … De uitbouw van dit netwerk moet een belangrijke ambitie zijn. Hierbij dient rekening gehouden te worden met mobiliteit, economie, ecologie, cultuur, erfgoed, recreatie, toerisme en lokale ontwikkelingen.
Samenvattend kunnen we op basis van de vaststellingen uit de socio-economische analyse voor de regio Zuid-West-Vlaanderen de volgende aanbevelingen doen voor de regio:
1. Pak de maatschappelijke uitdagingen verbonden aan de bevolkingsevolutie en de toenemende vergrijzing aan, onder meer door in te zetten op kwaliteitsvolle zorg, verhoogde samenwerking in de zorg en zorginnovatie. Houd hierbij ook rekening met een aantal trends zoals vermaatschappelijking van de zorg en de gevolgen hiervan voor onder meer de thuiszorg. 2. Werk een aangepast woonbeleid uit waarin ingespeeld wordt op de veranderende behoeften (kleinere woningen, cohousing, behoefte van ouderen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen (woonzorg), …) en op de vraag naar zuinig ruimtegebruik. 3. Zorg voor een geïntegreerde aanpak van armoede en sociale uitsluiting en werk hiervoor samen met alle actoren in de streek. 4. Trek de kaart van kennisontwikkeling, creatief ondernemerschap en innovatie en laat bedrijven in de speerpuntsectoren via clustering en samenwerking met andere bedrijven, overheid en onderwijs, doorgroeien tot de modelfabrieken voor de toekomst. 5. Tracht de nood aan lokale bedrijventerreinen op te vangen via reconversie. Probeer ook de realisatietermijnen van bijkomend aanbod zo kort mogelijk te houden. 6. Streef naar een gepaste job voor iedereen. Zet, mede met het oog op de toenemende krapte op de arbeidsmarkt en het toenemend aantal knelpuntvacatures, in op activering van niet-actieven en blijf extra aandacht besteden aan kansengroepen en de sociale economie. 7. Zorg voor een versterking van de regionale onderwijsinstellingen, stimuleer onderzoek en ontwikkeling en laat het opleidingsaanbod nauwer aansluiten bij de noden van het bedrijfsleven in het algemeen en bij de speerpuntsectoren in het bijzonder.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
72
8. Laat Zuid-West-Vlaanderen een regio zijn waar het goed is om te wonen en waar wonen in vergelijking met andere regio’s nog relatief betaalbaar is. Dit is een belangrijke troef om meer jonge gezinnen te kunnen aantrekken. Zorg ook voor goede recreatiemogelijkheden in de buurt. Plan de recreatieve voorzieningen zodanig dat ze een meerwaarde vormen op vlak van dag- en verblijftoerisme. 9. Bouw een visie en strategie uit voor het blauwgroene netwerk dat rekening houdt met mobiliteit, economie, ecologie, cultuur, erfgoed, recreatie, toerisme en lokale ontwikkelingen. 10. Trek lessen uit de mindere economische prestaties (in vergelijking met sommige andere West-Vlaamse regio’s) van de voorbije jaren en probeer een dynamiek te creëren die van Zuid-West-Vlaanderen opnieuw een topregio maakt, die aantrekkelijk is voor zowel inwoners, bedrijven, bezoekers als investeerders.
Þ
Socio-economische analyse van de regio Zuid-West-Vlaanderen
April 2013
73
WES vzw Baron Ruzettelaan 33 BE-8310 Assebroek-Brugge T +32 50 36 71 36 F +32 50 36 31 86
[email protected] www.wes.be
BTW BE 0408.382.668 Bank 280-0234285-67 IBAN BE93 2800 2342 8567 BIC GEBABEBB