Studie - effectiviteit van grindsubstitutie Om te onderzoeken wat deze onderzoeksprojecten op het vlak van grindsubstitutie nu concreet en effectief hebben opgeleverd en wat het realistisch potentieel is voor de toekomst heeft het Onderzoekscomité een laatste studie uitgeschreven. Het Onderzoekscomité stelde in 2008 het bestek ”studie van de effectiviteit van grindsubstitutie als resultaat van onderzoekprojecten uit de oproepen tot projectvoorstellen” op om te kunnen aanbesteden. De inspectie van financiën verleende een gunstig advies op 29 januari 2008. Het Onderzoekscomité oordeelde in de vergadering van 27 februari 2008 dat het aangewezen is om de uitvoering van het dossier uit te stellen tot de beëindiging van alle onderzoeksprojecten. Op 16 november 2010 gaf de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur goedkeuring voor het uitschrijven van een algemene offerteaanvraag voor de studieopdracht „Studie van de effectiviteit van grindsubstitutie als resultaat van onderzoeksprojecten uit de oproepen tot projectvoorstellen‟. In de vergadering van het Onderzoekscomité van 24 januari 2011 werd beslist de studie “effectiviteit van grindsubstitutie” toe te wijzen aan VITO NV, Boeretang 200 te 2400 Mol, mits de goedkeuring van de bevoegde minister. Op 3 maart 2011 ontving het Onderzoekscomité de goedkeuring voor de toewijzing van deze studieopdracht.
Deze studie wordt op 1 december 2011 voorgesteld aan het publiek tijdens het symposium van het Onderzoekscomité en is hiermee ook het sluitstuk van de werkzaamheden van het Onderzoekscomité.
Resultaten - studie van de effectiviteit van grindsubstitutie VITO-studie uitgevoerd in opdracht van het Onderzoekscomité van het Grindfonds INLEIDING De zoektocht naar relevante grindvervangers, die het volume van de Vlaamse gewestelijke grindproductie kunnen overnemen, werd de focus van het Onderzoekscomité van het Grindfonds. Ondanks herhaalde oproepen tot projectvoorstellen (in totaal 7 oproepen sinds 1995) bleef het resultaat van de uitgevoerde gesubsidieerde onderzoeksprojecten op het vlak van bereikte substitutie beneden de verwachtingen (Jaarverslag Grindcomité en subcomités, 2009). Globaal kan gesteld worden dat de respons op deze oproepen eerder moeizaam en beperkt was. Uiteindelijk leidden deze oproepen niettemin tot een aantal valabele onderzoeksprojecten, die al dan niet een substituut voor de vervanging van grind als primaire grondstof opleverden of resulteerden in een vermindering van het gebruik ervan (verhoogde efficiëntie). In totaal werden 53 voorstellen ontvangen (waarvan enkele tweemaal werden ingediend). Daarvan leidden uiteindelijk 18 dossiers tot een onderzoeksproject. In de meeste toepassingen kunnen grind en zand niet zomaar vervangen worden en zijn de secundaire materialen, bouw- en sloopafval geen alternatief zondermeer. Zelfs indien de recyclage van bouw- en sloopafval de 90% zou bereiken in plaats van de huidige 85% en de laagwaardige toepassingen (zoals funderingen en onderfunderingen) voor een miljoen ton worden omgezet in hoogwaardigere toepassingen (zoals betonwaren en stortklaar beton), zal dit slechts in beperkte mate een alternatief vormen voor het gebrek aan grind en bouwzand. Het hergebruik van gerecycleerde granulaten, de steenachtige fractie van bouw- en sloopafval, is dus reeds ruim in toepassing, maar de herwaardering naar hoogwaardigere aanwendingen is niet vanzelfsprekend. In zijn jaarverslag van 2009 stellen het Grindcomité en zijn subcomités dat de premisse van substitutie, vervat in het Grinddecreet, in de praktijk slechts beperkt haalbaar is met ca. 10% van de Limburgse grindwinning. Op dit ogenblik is het nuttig de doelstelling van het Onderzoekscomité volgens het Grinddecreet te evalueren en na te gaan wat de effectieve en eventuele potentiële resultaten zijn van de grindsubstitutie.
ONDERZOEKSCOMIT E
DOELSTELLING Het onderzoekscomité wenst met deze studie te onderzoeken wat het substitutiepotentieel van de uitgevoerde onderzoeksprojecten reëel en concreet betekent. Is dit potentieel effectief realiseerbaar en wat zijn de knelpunten (technisch, economisch, ecologisch, ruimtelijke ordening, markt)? De onderzoeksvragen van deze studie zijn de volgende: Wat zijn de werkelijke resultaten van de onderzoeksprojecten en leiden deze voor Vlaanderen tot effectieve grindsubstituten voor grind als primaire delfstof? Welke van deze onderzoeksresultaten hebben geleid tot een effectieve grindvervanging of –besparing en wat is het realistisch verwacht potentieel per jaar voor de eerste vijf jaren respectievelijk in eerder laagwaardige en eerder hoogwaardige toepassingen? Wat was de invloed van beschikbare secundaire granulaten op het verbruik van primair grind en zand? Wat is de marktappreciatie van de toegepaste alternatieven? Wat zijn de eventuele knelpunten voor een meer doorgedreven gebruik van secundaire granulaten als effectieve grindvervangers en hoe zijn deze op te lossen? Wat is de financiële rendabiliteit van grindsubstituten voor de verbruikers van grind en zand en wat zijn de effecten hiervan voor de gebruikers van betonwaren en –producten (korte/lange termijn)? Wat is de effectieve milieubalans in een vergelijking van deze substituten met hun origineel? Welke zijn de resultaten van een SWOT-analyse naar aanleiding van de aanwending van de grindsubstituten?
PLAN-VAN-AANPAK Vooreerst werden de verschillende onderzoeksprojecten onderzocht op basis van de rapporten (POTENTIEEL) en bijkomende interviews (ACTUALISATIE). Hierbij werd dieper ingegaan op volgende onderzoekstopics: 1. effectieve grindsubstitutie of –besparing in ton/jaar (grindsubstitutie); 2. effecten van schaarste aan grondstoffen, welke substituties zouden ook gerealiseerd worden zonder dat er een schaarste in de grondstof zou zijn opgetreden (effecten schaarste); 3. inzicht in het financiële kostenplaatje en rendabiliteit van het op de markt brengen van grindsubstituten, en het gebruik ervan (financieel); 4. inzicht in de milieueffecten en milieukosten van de productie, aanwending en duurzaamheid van de grindsubstituten en grindbesparende maatregelen (uitputting grondstoffen, productieprocessen, ruimte-inname, reststoffen, transport, procedures en vergunningen) (milieu); 5. knelpunten en oplossingen om grindsubstituten überhaupt in te zetten of meer toe te kunnen passen (normering, vergunningverlening, ...) (knelpunten en oplossingen). Vervolgens werd op basis van deze gegevens een effectiviteitsanalyse uitgevoerd waarbij een antwoord gezocht werd op de onderzoeksvragen. De belangrijkste bevindingen werden vervolgens samengevat in een overzichtelijke SWOT-analyse. De studie werd finaal afgesloten met de belangrijkste conclusies en er werden aanbevelingen gedaan aangaande het delfstoffenbeleid inzake grind in Vlaanderen. RESULTATEN STUDIE EFFECTIVITEIT VAN GRINDSUBSTITUTIE Een algemene bespreking van de onderzoeksprojecten toont aan dat er 3 types van onderzoek zijn uitgevoerd: 1. onderzoeksprojecten met een focus op grindsubstitutie (9 studies) 2. onderzoeksprojecten met een focus op grindbesparing (4 studies) 3. algemene onderzoeksprojecten met een focus op specifieke knelpunten, inzichten en overzichten (5 studies)
Tevens wordt opgemerkt dat het onderzoek naar alternatieven voor grind volledig is toegespitst hoogwaardige betontoepassingen (grindvervangers in bv de asfaltsector komen niet aan bod) enkel is uitgevoerd op de volgende stromen: gerecycleerde granulaten afkomstig van bouwsloopafval of productieafval (focus op betongranulaat), slakken (stinox, metamix), bodemassen, en inerte fractie van huishoudelijk afval.
op en en de
Het potentieel van de studies is besproken aan de hand van 5 onderzoekstopics (effectieve grindsubstitutie, effecten schaarste, financieel, milieu, knelpunten en oplossingen) op basis van de rapporten. Voor grindsubstitutie is een potentieel naar voor geschoven van 550 kton/jaar terwijl het potentieel voor grindbesparing 82 kton/jaar bedraagt (1 kton/jaar = 1000 ton/jaar).
ONDERZOEKSCOMIT E
Een grondige actualisatie van deze studies op basis van verschillende interviews bij de betrokken bedrijven zelf toont aan dat dit potentieel in 2010 niet werd gehaald. De effectieve grindsubstitutie bedroeg slechts 40 kton terwijl de besparingen goed waren voor 35 kton. Enkel gerecycleerde betongranulaten afkomstig van eigen bedrijfsafval werden in 2010 succesvol ingezet bij de ondervraagde bedrijven. Omwille van verschillende redenen werden de andere potentiële grindsubstituten tot nu toe niet ingezet. Vaak omdat zeer grote investeringen moeten gedaan worden (slakken en assen) en de perceptie van het risico nog te groot is (gerecycleerde granulaten afkomstig van externe bronnen). Er is aldus nog een grote groeimarge voor grindsubstitutie in Vlaanderen, zeker bij veranderende randvoorwaarden. Het volledige effect van de verschillende studies voor het Onderzoekscomité van het Grindfonds zal dan ook pas binnen een aantal jaren duidelijk worden. Op basis van deze gegevens en de gegevens uit de algemene studies is een effectiviteitsanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het grootste potentieel voor grindsubstitutie voor Vlaanderen de gerecycleerde granulaten afkomstig van bouw- en sloopafval (10.000 kton) zijn waarvan nu reeds is aangetoond dat vooral de betongranulaten (3.200 kton) integraal als grindvervanger kunnen dienen. De belangrijkste knelpunten die een hoogwaardig gebruik van deze grindsubstituten in de weg staan zijn het gebrek aan garanties over de continue kwaliteit en samenstelling van de gerecycleerde granulaten en betonproducten op basis van deze gerecycleerde granulaten (gebrek aan vertrouwen) gekoppeld aan het ontbreken van prestatie-gerichte bestekken (nu hoofdzakelijk middelen-verbintenissen). Echter, de laatste jaren heeft het thema ‘Duurzaam materiaalgebruik in de bouw’ zeer veel aandacht gekregen (zie ook ViA-project, Vlaanderen in Actie) en zijn er verschillende initiatieven op de sporen gezet om de kwaliteitsgaranties en het vertrouwen te verhogen. Zo is er de evolutie van een Afvalstoffendecreet naar een Materialendecreet, de ontwikkeling van een ketenbeheersysteem met daaraan gekoppeld eenheidsreglement, de verplichting van selectieve sloop voor bouwwerken >1000 m³ etc. Tevens beseft de overheid dat onderbouwde gegevens absoluut noodzakelijk zijn voor het uittekenen van een goed beleid. Dit heeft o.a. geleid tot de opstart van een ‘Monitoringsysteem Duurzaam Oppervlaktedelfstoffenbeleid’ in een samenwerkingsverband van LNE, OVAM en VITO waarvan de finale gegevens van 2010 begin 2012 beschikbaar zullen zijn. De in deze studie gebruikte gegevens afkomstig uit het Monitoringsysteem moeten dan ook met de nodige omzichtigheid behandeld worden. In totaal werd in 2010 in Vlaanderen ongeveer 6.000 kton grind gebruikt. Volgens het Monitoringsysteem gaat het hier om een kleine 2.000 kton eigen ontginningen en iets meer dan 4.000 kton import. Langs de aanbodzijde wordt uit informatie van Belbag verkregen dat er 4.000 kton geproduceerd wordt (deels met ingevoerde tout-venant) aangevuld met 2.000 kton andere import. Deze 2 scenario’s kunnen dan ook als een vork beschouwd worden dat het minimum en maximum aangeeft van eigen productie versus import. De belangrijkste substitutie van grind in Vlaanderen werd in 2010 echter gerealiseerd door import van steenslag. In totaal werd er afhankelijk van de bron tussen de 6.300 en 11.000 kton steenslag geïmporteerd in vergelijking met slechts 2.000 kton in de periode 20062007. Van het grind wordt ongeveer 4.650 kton gebruikt in hoogwaardige betontoepassingen (stortbeton en betonwaren). Naast het natuurlijk grind wordt in deze hoogwaardige toepassingen ook ongeveer 560 kton betongranulaten afgezet. Daarnaast wordt ook nog eens 700 kton grind gebruikt in asfalttoepassingen. Naast het natuurlijk grind wordt in de asfalt ook nog 650 kton asfaltgranulaat toegepast. Voor de vervanging van grind door betongranulaat in betonwaren kunnen we dus spreken van ongeveer 10% terwijl de vervanging van grind door asfaltgranulaat in asfalt bijna 50% bedraagt. Uit deze cijfers kunnen we besluiten dat vandaag reeds 1.210 kton gerecycleerde granulaten hoogwaardig wordt toegepast in Vlaanderen (Monitoringsysteem, 2011). Voor laagwaardige toepassingen is grind zo goed als volledig vervangen door gerecycleerde granulaten. De verwachtingen zijn dat het hoogwaardig gebruik van alternatieve granulaten (gerecycleerde granulaten en secundaire granulaten) de komende jaren zal toenemen, maar vermoedelijk eerder traag (1 à 2% per jaar) tenzij bepaalde externe factoren de inzet van de alternatieve granulaten sterk zouden versnellen.
ONDERZOEKSCOMIT E
Van deze analyse is vervolgens een overzichtelijke en overkoepelende SWOT-analyse gemaakt aangaande de aanwending van grindsubstituten voor Vlaanderen als resultaat van de onderzoeksprojecten (confrontatiematrix hieronder weergegeven). STERKTES technisch goed mogelijk (mits beperkte aanpassingen) (enkele uitzonderingen) milieuhygiënisch meestal ok geringe transportafstanden en kostprijs (eigen puin met mobiele breker) specifieke intrinsieke eigenschappen kunnen meerwaarde bieden groot potentieel (urban mining)
OPPORTUNITEITEN omzetting Afvalstoffendecreet naar Materialendecreet ketenbeheersysteem en eenheidsreglement (COPRO/Certipro) ontwikkelingen ‘End of Waste’ (EU) het Grinddecreet zelf stortverbod voor bouw- en sloopafval groene imago (ECO) ook op het gebied van materiaalgebruik (nu vooral energie en water) – groene economie stijgende prijs primaire grondstoffen selectieve sloop pre-sloopbeoordeling (milieuhygiënisch en technische aspecten) toekomstige aanpassing betonnorm (NBN 15-001)
ZWAKTES secundaire grondstoffen voldoen niet altijd (milieuhygiënisch/bouwtechnisch) beperkte onafhankelijke controle (e.g. COPRO, Certipro, Milieu-inspectie) geen vrije markt secundaire grondstoffen (onbekendheid, verkoopspunten, continue aanvoer en kwaliteit, organisatie vraag en aanbod) ruimtebeslag (opslag stock, aparte silo’s) betonproducten met sec. grondstoffen worden niet vaak vermarkt als ‘groen of milieuvriendelijk product’. BEDREIGINGEN middelenverbintenissen ipv prestatie-gerichte bestekken (vb SB250) afvalstatus (perceptie) – negatieve lobby risicoperceptie van de producent negatieve pers (plof-stenen, asbest, ...) en invloed op imago beschikbaarheid van substituten in grensregio’s huidig regulerend kader BENOR certificatie onvoldoende flexibel en dynamisch om secundaire grondstoffen optimaal te benutten er zijn geen financiële stimuli om grindsubstituten te gebruiken of betonproducten met hoog aandeel secundaire grondstoffen aan te kopen. kostprijs grind weerspiegelt niet de schaarste/maatschappelijke wens tot beperking grindwinning omwille van import kalksteen, import grind buitenland /NL, marktwerking (lange termijn contracten, klantenrelaties,….)
Tenslotte zijn de belangrijkste conclusies samengebracht en worden aanbevelingen gemaakt voor het delfstoffenbeleid inzake grind in Vlaanderen. Naast de besluiten die hierboven reeds werden besproken wordt dieper ingegaan op een aantal bedenkingen. Zo worden gerecycleerde granulaten die het belangrijkste Vlaamse potentieel vormen als grindsubstituten, voor ongeveer 95% afgezet in de funderingsmarkt (laagwaardige toepassingen). Zolang deze markt voldoende afzetmogelijkheden biedt voor de gerecycleerde granulaten zal verschuiving naar meer hoogwaardigere toepassingen geremd worden.
ONDERZOEKSCOMIT E
12
10
min
Hoogwaardige toepassingen
max
c
miljoen ton
8
6
4
a 2
b
0 12
10
Laagwaardige toepassingen
miljoen ton
8 6
4 2
?
0 grind productie
grind import
steenslag import
gerecycleerde secundaire granulaten granulaten
Figuur: Schematische en benaderende voorstelling van de markt voor hoogwaardige toepassingen (stortklaar beton, betonwaren en asfalt) en laagwaardige toepassingen (funderingen en onderfunderingen) in Vlaanderen. Bij de hoogwaardige toepassingen is er een opsplitsing gemaakt tussen minimale (blauw) en maximale (bordeaux) geschatte waarden afkomstig van verschillende bronnen. De rode pijl geeft de mogelijke verschuiving weer van gerecycleerde granulaten naar hoogwaardige toepassingen (vooral betongranulaat). De oranje pijlen geven vervolgens de mogelijke scenario’s weer bij een constante markt voor de hoogwaardige toepassingen. (a) reductie grindwinning, (b) reductie import grind, (c) reductie import steenslag.
Met andere woorden, een cruciale factor in het meer hoogwaardig toepassen van gerecycleerde granulaten is de grootte van de funderingsmarkt (funderingen en onderfunderingen). Een goed beeld van deze markt kan bijdragen tot een betere kijk op deze transitie. Een krimp in de funderingsmarkt gekoppeld aan het huidige stortverbod voor bouw- en sloopafval heeft in Nederland reeds gezorgd voor een stijging van de inzet van betongranulaat in hoogwaardige toepassingen. Mocht er zich in Vlaanderen een gelijksoortige verzadiging voordoen van de funderingsmarkt kan dit de verschuiving naar meer hoogwaardige toepassingen versnellen. Bij het renoveren van wegen wordt typisch het materiaal dat hierbij vrijkomt (toplaag en fundering) geheel of gedeeltelijk terug ingezet in de nieuwe fundering. Aangezien er in Vlaanderen steeds minder ruimte is voor nieuwe wegen, kan men stellen dat zulke verzadiging niet onmogelijk is. Daarom kan een grondige studie van de funderingsmarkt voor de voorbije 10 jaar en een voorspelling voor de komende 10 jaar extra klaarheid scheppen in deze toch wel belangrijke factor.
ONDERZOEKSCOMIT E
Deze studie kan, gekoppeld aan een volgehouden inspanning in het kader van het ‘Monitoringsysteem Duurzaam Oppervlaktedelfstoffenbeleid’ belangrijke inzichten verschaffen die noodzakelijk zijn voor de onderbouwing van toekomstige beslissingen. Tevens moet er rekening gehouden worden met de verschillende politieke initiatieven en evoluties op Europees niveau (Raw Materials Stragegy, Resource Efficiency Initiative, Europe 2020 Strategy en de Waste Framework Directive) en dat van de buurlanden (vb. National Raw Material Strategy in Duitsland). In bovenstaande figuur wordt een schematisch overzicht gegeven van de markt voor hoogwaardige en laagwaardige toepassingen. Indien alle betongranulaat hoogwaardig zou worden ingezet is het theoretisch mogelijk om de winning van grind (a) of de import van grind (b) en/of steenslag (c) significant te reduceren. Hierbij moeten echter een aantal kanttekeningen geplaatst worden. Vooreerst ontstaat op deze manier een tekort in de funderingsmarkt dat moet worden opgevuld door een ander materiaal (behalve bij sterke krimp van de markt zoals hierboven aangehaald) en anderzijds is het vandaag niet mogelijk om alle grind en/of steenslag te vervangen omwille van o.a. BENOR certificatie, bestekken, visuele aspecten. Met andere woorden, de Vlaamse markt heeft op korte en middellange termijn duidelijk nog behoefte aan grind, al dan niet afkomstig uit eigen ontginningen (omwille van o.a. middelenverbintenissen en esthetische aspecten). Wanneer er voor gekozen wordt om de grindwinning in Vlaanderen volledig stop te zetten wordt onze regio volledig afhankelijk van de import van primaire granulaten. Indien men kiest om de eigen grindwinningen te behouden kan de import van primaire granulaten net sterk worden afgebouwd waardoor Vlaanderen minder afhankelijk wordt van zijn buurregio’s/landen (geopolitiek). Ook de toekomstige behoefte aan granulaten voor de hoogwaardige toepassingen speelt een belangrijke rol in deze dynamiek. Enerzijds kan deze nog stijgen (opleving van de bouwmarkt), maar anderzijds is het niet onmogelijk dat deze in de (verdere) toekomst zal dalen omwille van de nieuwe bouwtechnieken aangaande duurzaam bouwen etc. waarbij spaarzaamheid, nieuwe innovatieve en andere materialen, vaak niet op basis van granulaten (e.g. cellenbeton, hout, staal,) een deel van de markt zullen overnemen. Het Grinddecreet heeft er toe bijgedragen dat de grindsector evolueert naar een sector die op een meer duurzame manier aan grindwinning doet. Tevens is er een duidelijk maatschappelijk draagvlak voor projectmatige grindwinning (maatschappelijke projecten van groot openbaar belang) in Limburg gegroeid. Deze projectmatige grindwinning is volgens Belbag (Belgische federatie van grind en zand) de toekomst die een evenwicht tracht te vinden tussen de veiligheid van de burger, de natuur (met een goede balans tussen landbouwgebied en natuurgebied) en de grindwinning (economisch aspect). Grindwinning is uitgegroeid tot een meer duurzaam gebeuren waarbij al deze partijen hun zeg kunnen doen en waar gestreefd wordt naar consensus en rationele beslissingen. Op deze manier blijft grind een belangrijke delfstof in Vlaanderen voor hoogwaardige toepassingen in de bouwsector.
ONDERZOEKSCOMIT E