Sociale Teams Jaarverslag 2011
Gehanteerde afkortingen BJZ CJG DOSA IKGG IKW LTHG LZN MPG SISA SWA VJI
Bureau Jeugdzorg Centrum voor Jeugd en Gezin Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak Ieder Kind een Gezond Gezin Ieder Kind Wint Lokaal Team Huiselijke Geweld Lokaal Zorg Netwerk Multiprobleemgezin Stedelijk Instrument Sluitende Aanpak Sociaal Wetenschappelijke Afdeling Verwey Jonker Instituut
2
Inhoudsopgave 1
Inleiding
4
2
Opdracht aan de Sociale Teams
5
3
Kwantitatieve resultaten 3.1 Aanmelding nieuwe gezinnen in 2011 3.2 Kenmerken van de gezinnen 3.3 In ondersteuning of anders 3.4 Voortijdig beëindigde trajecten 3.5 Afgeronde ondersteuningtrajecten 3.6 Gezinnen in begeleiding bij afsluiten van het jaar
7
4
Kwalitatieve resultaten: samenwerking in de zorgketen 4.1 Samenwerking met de back-office 4.2 Samenwerking met zorgredigerende partners
18
5
Werken aan kwaliteit van de Sociale Teams 5.1 Nieuwe versie handboek 5.2 Samen doorontwikkelen 5.3 Gebruik SISA 5.4 Interne organisatie kwaliteitszorg 5.5 Externe audit
21
6
Overige resultaten: bedrijfsvoering 6.1 Middelen 6.2 Personeel
25
7
Vooruitblik 2012
26
3
1.
Inleiding
In dit jaarverslag 2011 wordt inzicht gegeven in de kwantitatieve en kwalitatieve resultaten die zijn behaald in het eerste volledige kalenderjaar waarin de Sociale Teams ruim 700 gezinnen in de gemeente Rotterdam hebben ondersteund. De Sociale Teams zijn in september 2010 gestart met als opdracht om ondersteuning te geven aan multiprobleemgezinnen die door onze redigerende partners in het werkveld bij ons voor ondersteuning zijn voorgedragen. De kernopgave van de Sociale Teams is om snel reageren op zorgsignalen, en de gezinnen die worden aangemeld te ondersteunen bij het zelf op orde brengen (én houden) van het huishouden. De inzet van Sociale Teams is bedoeld als een versterking van de preventieve jeugdzorg: voorkomen dat kinderen in deze gezinnen (verder) in de knel komen, en er op termijn zwaardere vormen van Jeugdzorg ingezet moeten worden. De Sociale Teams werken niet voor maar met het gezin: samen aan de slag, samen een begeleidingsplan maken én volledig uitvoeren, zorgen dat het gezin binnen een periode van zes maanden van samenwerking weer zelfredzaam is. Met dit jaarverslag wordt antwoord gegeven op vragen als: Voor welke gezinnen is er in 2011 om ondersteuning gevraagd, en in hoeverre zijn de Sociale Teams er in geslaagd om deze hoge verwachtingen waar te maken, wat valt er te zeggen over onze resultaten? Wat is er gelukt, wat loopt nog niet goed, en welke specifieke aandachtspunten zijn er voor verbetering in het komend jaar? Een drietal ketenregisseurs geven in interviews hun ervaringen weer van de samenwerking met de Sociale Teams in het afgelopen jaar. Ook is er een aantal beknopte beschrijvingen van casussen opgenomen die illustratief zijn voor de gezinnen waarmee de Sociale Teams aan de slag zijn geweest Met gepaste trots kijken de Sociale Teams terug op de resultaten die er in het afgelopen jaar zijn behaald. Tegelijkertijd realiseren we ons, dat er altijd verbeterpunten zijn, zoals in de werkwijze van de Sociale Teams zelf als in de samenwerking met de partners in het werkveld. De inzet is om dit in het jaarverslag 2012 te kunnen tonen.
Namens alle medewerkers van de Sociale Teams
Annemarie Leenaars, Hoofd Sociale Teams
4
2.
Opdracht aan de Sociale Teams
De opdracht voor de extra inzet in de ondersteuning van multiprobleemgezinnen en de vorming van de Sociale Teams ligt besloten in het programma IKGG (‘Voor Ieder Kind een Gezond Gezin’). Kernpunten van dit programma zijn: • •
•
• •
Versterken van de gemeentelijke inzet op het gebied van de preventieve jeugdzorg Uitbreiding van de begeleidingscapaciteit om alle gezinnen met opgroeiende kinderen, waarvoor dit noodzakelijk is (positie van de kinderen in het gedrang) te kunnen ondersteunen Middels een nieuwe werkwijze; laagdrempelige, snelle ondersteuning, outreachend, samen aan de slag, primair gericht om de “basis op orde te krijgen” en de zelfredzaamheid van het gezin, de ouders te versterken. Waarmee voorkomen wordt (preventie) dat probleemsituaties escaleren en inzet van zwaardere (al dan niet geïndiceerde) vormen van jeugdzorg noodzakelijk worden. Dit te doen op basis van een plan dat samen met het gezin wordt opgesteld, en waarmee ondersteuning “op maat” geleverd wordt; niet de werksoort / aanbod is bepalend maar de vraag van het gezin zelf is het vertrekpunt voor de samenwerking.
Opdracht aan de Sociale Teams was om hiervoor een werkwijze en methodiek te ontwikkelen die gestructureerd werken, en het kunnen beoordelen van de effectiviteit (resultaat voor de gezinnen) van deze ondersteuningsvorm, mogelijk maakt. Dit in nauwe samenwerking met alle partners (regisserende en uitvoerende) in het werkveld. Kortom, een tweeledige opdracht om zowel gezinnen te ondersteunen als het werkveld te versterken. Er zijn momenteel 4 Sociale Teams die in 6 deelgemeenten werken, te weten: Centrum, Delfshaven, Noord, Charlois, Feijenoord en IJsselmonde. Daarnaast zijn er afspraken met de backoffice (van vooral Sociale Zaken en Werkgelegenheid) gemaakt om effectieve en efficiënte ondersteuning van de gezinnen op leefgebieden als inkomen , schulden, werk en activering / participatie mogelijk te maken (zie ook hoofdstuk 4). En er wordt onderzoek gedaan door VJI en SWA (zie ook hoofdstuk 5) met als belangrijkste onderzoeksvragen: “voor welk type gezinnen, met welke competenties en gedragspatronen, met welk type problemen is de inzet van Sociale Teams het meest effectief” en “hoe samen met alle (zorg-)regisserende partijen – te organiseren dat de ondersteuningsvraag van dit type gezinnen bij de Sociale Teams wordt neergelegd?” Gemeentelijke ontwikkelingen in 2011 In het afgelopen jaar zijn deze uitgangspunten in IKW II, het vernieuwde beleidskader voor de gemeentelijke jeugdzorg, nogmaals bevestigd. De Sociale Teams zijn daarbij onderdeel geworden van IKW II. Hierbij is aangegeven dat uiterlijk in 2014 deze vorm van gezinsondersteuning een structureel onderdeel van de gemeentelijke preventieve zorg moet uitmaken. Deze opdracht dient in het lopende proces van de gemeentelijke clustervorming te worden uitgewerkt. De inzet van de Sociale Teams in 2011 is primair gericht geweest op het geven van goede ondersteuning aan zo veel mogelijk gezinnen, waarbij tevens de gebruikte methodiek continu verder doorontwikkeld diende te worden. Er is veel aandacht besteed aan een goede ondersteuning van onze medewerkers die met hun inzet in de gezinnen het verschil moeten proberen te maken. In dit jaarverslag wordt daarom een inkijk gegeven hoe de Sociale Teams in 2011 als “lerende organisatie” aan deze opgave hebben gewerkt.
5
Ter illustratie een korte casusbeschrijving van een gezin dat door de Sociale Teams is ondersteund: Portret van gezin E. Het gezin bestaat uit vader, moeder en vijf kinderen onder de leeftijd van acht jaar. Vader en moeder zijn van Egyptische afkomst. Zij wonen in een krappe koopwoning met twee slaapkamers die meneer bij aankomst in Nederland, lang voor dat er sprake was van een gezin, heeft gekocht. Spanningen tussen beide ouders zijn behoorlijk opgelopen. Meneer heeft een psychische stoornis (PTSS). Mevrouw heeft aangegeven dat meneer snel geïrriteerd is. De kleine woning en de jonge kinderen dragen hier ook aan bij. Het gezin wil graag verhuizen naar een grotere woning maar zien op tegen de verkoop. De kinderen doen het redelijk op school, alhoewel de oudste wel wat gedragsproblemen heeft. Ouders hebben beiden geen betaald werk, meneer is gedeeltelijk arbeidsongeschikt (uitkering), en er is een beperkte schuld ontstaan (€ 7.000,-). Het gezin komt niet in aanmerking voor een urgentieverklaring omdat het een eigen woning heeft. Inzet Sociaal Team Samen met het gezin wordt een plan opgesteld waarin de verkoop van de eigen woning, verhuizing naar een huurwoning en aanpak van de schuldproblematiek de kern vormt. Verder vindt afstemming plaats over de (psychiatrische) zorg die meneer al krijgt. Voorwaarde is echter dat de echte behandeling pas kan plaatsvinden wanneer de thuis- / gezinssituatie op orde is. Er wordt een makelaar benaderd en het lukt wonderwel snel om de etagewoning te verkopen onder beding dat het gezin 3 maanden krijgt om de verhuizing te regelen. Met dit gegeven wordt in overleg met SUWR versneld een urgentie verstrekt, en kan het gezin met voorrang reageren op het woningaanbod. Door de verkoop kan een deel van de schuld worden afgelost en wordt er gespaard voor de verhuizing en inrichting van de nieuwe woning. Ondertussen stellen beide ouders een cv op en worden ze begeleid in het solliciteren naar een baan. Voor de kinderen wordt geregeld dat ze kunnen gaan sporten. Net voor het verstrijken van de drie maanden termijn (boetebeding) lukt het om een ruime woning van een corporatie te huren in de eigen buurt, zodat de kinderen op de eigen school kunnen blijven. Langzaam draaien de zaken voor het gezin weer de juiste kant op en gaan de kinderen aan de slag om de zaken in te pakken voor de verhuizing.
6
3.
Kwantitatieve resultaten
3.1.
Aanmelding nieuwe gezinnen in 2011
In 2011 zijn er 444 nieuwe gezinnen voor ondersteuning aangemeld. Samen met de 279 gezinnen die de Sociale Teams aan het eind 2010 nog in begeleiding hadden, zijn de Sociale Teams gedurende 2011 dus aan de slag geweest met 723 gezinnen. Team
Eind 2010
Noord, Centrum Delfshaven Charlois Feijenoord, IJsselmonde Totaal
Aangemeld 2011
Totaal
48 92 86 53
93 122 109 120
141 214 195 173
279
444
723
Zoals reeds in eerdere rapportages is gemeld, zijn dit minder gezinnen dan de 800 nieuwe gezinnen die begin 2011 waren beoogd1. In overleg met de (zorg-)regisseurs in de zes deelgemeenten waarin de Sociale Teams actief zijn, is gezocht naar een verklaring voor deze resultaten. De partners in het werkveld zijn zonder uitzondering er van overtuigd dat het aantal gezinnen in deze gebieden dat ondersteuning van de Sociale Teams nodig heeft groter is dan nu in deze cijfers naar voren komt. De belangrijkste conclusie lijkt dan ook te zijn dat er in Rotterdam, ondanks alle zorgnetwerken waarin heel veel verschillende organisaties uit het maatschappelijk middenveld actief participeren, nog geen dekkende structuur is om alle zorgsignalen op te vangen en te vertalen in een concrete ondersteuningsbehoefte van de betreffende gezinnen. Nog te vaak bereiken de zorgsignalen niet, of niet tijdig de overlegstructuur voor zorgregie waar interpretatie van de problematiek en toeleiding geregeld zou moeten zijn. Aangemeld via
Aangemeld 2011
CJG LZN / LTHG DOSA Overig / Zij-instroom
209 86 45 104
Totaal
444
In 2011 is het CJG wel uitgegroeid tot onze belangrijkste toeleverancier van nieuwe gezinnen, dit geheel in lijn met de verwachting die we bij de start van de Sociale Teams hierover hadden.
1
Inmiddels is zijn voor 2012 de targets aangepast naar in totaal 600 gezinnen.
7
Interview Roel Trimp, zorgregisseur CJG Roel Trimp is zorgregisseur in Charlois en sinds de start van het Sociale Team in Charlois betrokken bij de samenwerking van het team met de “TIP-partijen”, die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor een dekkende ondersteuning van alle jongeren en gezinnen in de deelgemeente Charlois. Onder leiding van de DOSA regisseur werken het CJG, de LZN coördinatoren, de voorpostfunctionaris van BJZ én de deelgemeentelijke coördinator van het sociale interventieteam hierbij nauw samen. Wat zie je als toegevoegde waarde aan de inzet van de Sociale Teams na 1 jaar van samenwerking ? “Ik constateer dat het Sociale Team in Charlois een grote toegevoegde waarde heeft omdat de ondersteuning die zij bieden aan de gezinnen écht laagdrempelig is. Zij gaan direct naar de gezinnen toe, en kunnen snel samen met het gezin aan de slag. Geen tijdrovende intakeprocedures dus. In de thuissituatie zien zij ook veel beter wat er precies speelt in zo’n gezin dan hulpverleners die vanachter hun loket / balie met deze gezinnen te maken hebben. Verder is het een sterk punt dat zij aan de slag gaan met de praktische problemen zoals het inkomen, schulden, het huishouden waarin nauwelijks structuur in te ontdekken valt etc., waar deze gezinnen mee zitten. Dit zijn doorgaans zaken die veel stress opleveren voor zowel de ouders als voor de kinderen in deze gezinnen. Ook sterk is de inzet om de ouders, de gezinnen zelf aan oplossingen te laten werken, en hen sterker te maken, te leren hoe zij zelf in de toekomst hun eigen zaken het beste kunnen regelen. Ik verwacht dat daardoor de terugval die we vaak zien na een periode van intensieve ondersteuning bij deze gezinnen minder groot zal zijn. Ik merk dat de medewerkers van de Sociale Teams veel kennis hebben van allerlei praktische zaken en regelingen, en dat hun lijntjes naar de collega’s van de SoZaWe, de klantmanagers, de Kredietbank etc. kort zijn. Belangrijk omdat veel van deze gezinnen met geldzaken en schulden zitten. Ik merk dat ze snel zaken kunnen regelen en de gezinnen kunnen leren hoe zij zelf de juiste weg naar de juiste loketten kunnen vinden. Tenslotte wordt door het aanbod van de Sociale Teams voorkomen dat er een stapeling van hulpaanbod plaats gaat vinden in de gezinnen en wordt er echt voorkomen dat gezinnen (verder) afglijden. Ik ben onder de indruk gekomen van de hoge kwaliteit van het werk van de Sociale Teams en de soms lange adem die de medewerkers hebben. Soms worden gezinnen bij het Sociale Team aangemeld die meer nodig hebben dan een steun in de rug. Zelfs deze gezinnen stromen veelal succesvol uit! Hulpverleners wordt geleerd om zichzelf overbodig te maken, maar de Sociale Teams hebben zich wat mij betreft in Charlois in korte tijd onmisbaar gemaakt.” Op welke punten zouden de Sociale Teams zich in het komende jaar nog verder kunnen verbeteren ? “Ik vind dat samenwerking aan de “aan- en afmeldtafel” goed verloopt, maar als ik dan toch een punt op de kwaliteitsagenda zou mogen opvoeren is dit wat mij betreft een verdere verbetering van de samenwerking en communicatie met alle andere partijen in de omgeving van het gezin die ook voor de verdere toekomst van het gezin belangrijk zijn. In de uitvoering verrichten de coaches van het Sociale Team vaak de rol van casusregisseur. In deze rol is het heel belangrijk om ook de aanmelders, de scholen waar de kinderen op zitten, en andere partijen in de omgeving van het gezin goed op de hoogte te houden van de afspraken die zijn gemaakt, en van de aandachtspunten die er bij het afsluiten van de begeleidingsfase nog over blijven. Waar zaken overgedragen moeten worden, zou wat mij betreft ook nog extra aandacht gegeven kunnen worden aan een echte warme overdracht.”
Aanmeldingen via DOSA zijn (procentueel) ten opzicht van vorig jaar licht gedaald. Ook dit is verklaarbaar omdat voor veel van de jongeren, in veel van de huishoudens waar de DOSA hun inzet voor hebben er sprake is van “opschaling” en zwaardere gedragsproblematiek waarbij de inzet van een andersoortige ondersteuning (zwaardere, meer dwingende vorm van gezinscoaching) meer voor de hand ligt.
8
Ook in 2011 is de aanlevering van gezinnen via de LZN / LTHG achtergebleven bij de verwachting. Dit komt niet omdat er geen gezinnen met kinderen onder de aandacht van deze netwerken zouden zijn, maar de ondersteuning wordt via deze netwerken vooral geleverd via de contacten die in de afgelopen jaren zijn opgebouwd. Er is bij de LZN coördinatoren nog steeds een grote mate van terughoudendheid om gezinnen (al dan niet via CJG) aan te melden voor ondersteuning door de Sociale Teams. Versterking zorgregie In opdracht van de toenmalige stuurgroep IKGG (in 2011 opgegaan in het directeurenoverleg Jeugd Zorg Veilig) is door het VJI medio 2011 onderzoek gedaan naar het functioneren van de zorgregie Rotterdam. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat een goede inschatting van de aard en omvang van de gezinsproblematiek door de betreffende zorgregisseurs nog een zwakke schakel in het geheel is. Zonder goede intake, zonder “outreachend” huisbezoek moeten de zorgregisseurs het doen met de zorgsignalen die zij van hun netwerkpartners krijgen. Vaak is er onvoldoende bekend over de feitelijke situatie van de betreffende gezinnen. Zeker wanneer de gezinnen zorgmijdend zijn, de eigen problemen niet onderkennen en (nog) niet open staan voor ondersteuning, wordt vaak gekozen voor een lichte vorm van ondersteuning of (bij een keuze voor zekerheid) direct gekozen voor de inzet van een zwaardere vorm van gezinscoaching. Van de mogelijkheid om in eerste instantie een intake te laten verzorgen door de Sociale Teams waarna een beter onderbouwd oordeel over de ondersteuningsbehoefte kan worden gemaakt, wordt tot nu toe nog (te) weinig gebruik gemaakt. Door alle Sociale Teams is - in overleg en samen met de zorgregisseurs - ingezet op het vergroten van de bekendheid van de mogelijke inzet van de Sociale Teams. Dit is o.a. gebeurd door voorlichtingsbijeenkomsten voor scholen en corporaties en overige partijen uit het maatschappelijke middenveld. In het afgelopen jaar heeft dit ook geresulteerd in een groeiend aantal gezinnen dat direct bij de Sociale Teams is aangemeld, en dat onder de term “overig” is terug te vinden in het overzicht. In alle gevallen is na aanmelding in overleg met de zorgregisseurs beoordeeld wat er met de melding moest gebeuren. Het uitgangspunt is en blijft dat de Sociale Teams werken in opdracht van de zorgregisseurs, en zelf geen gezinnen werven. Tot slot is het aantal aanmeldingen vanuit de eigen SoZaWe organisatie (met name KBR, SZ en de Werkpleinen) in het afgelopen jaar toegenomen. De Sociale Teams blijven dus niet zitten wachten op nieuwe aanmeldingen maar zijn zelf actief op zoek naar manieren om tot een betere signaalopvolging en zorgregie te komen voor gezinnen met problemen. Inzet is om bestaande netwerken te versterken en te ondersteunen, niet om zelfstandig de eigen aanvoer te regelen. 3.2.
Kenmerken van de gezinnen
Bij de kenmerken van de gezinnen die bij de Sociale Teams worden aangemeld voor ondersteuning dan vallen er een paar dingen direct op. In vergelijking met de ruim 68.000 gezinnen met opgroeiende kinderen2 die in Rotterdam wonen, zijn er relatief veel “één-ouder gezinnen”. Dit zijn bijna allemaal alleenstaande moeders met kinderen. Verder zijn er opvallend veel gezinnen waarvan de ouder(s) zelf niet in Nederland geboren zijn. Een derde opvallend punt is dat relatief veel van deze gezinnen afhankelijk zijn van een WWB-uitkering. Dit is relevant omdat deze aspecten van invloed zijn op de manier waarop de Sociale Teams met deze gezinnen aan de slag gaan, en voor een deel ook van invloed zijn op de problemen waarmee deze gezinnen te maken hebben.
2
Minimaal nog een thuiswonend kind onder de 18 jaar
9
Deze kenmerken en de inzet van de Sociale Teams hierop worden hieronder nader toegelicht. Alle Rotterdamse gezinnen Huishoudenstype3 % eenoudergezinnen % tweeoudergezinnen Nationaliteit / Geboorteland Nederland Nederlandse Antillen Marokko Suriname Turkije Kaapverdië Overig niet-westers Overig Europees Overig WWB huishoudens WWB Totaal
Sociale Teams gezinnen 32 % 68 %
60 % 40 %
40 % 5% 9% 11 % 12 % 4% 9% 5% 5%
27 % 14 % 14 % 9% 7% 4% 12 % 7% 6%
15 %
56%
68.417
723
4
5
Kenmerk veel één-ouder gezinnen In de afgelopen tien jaar is landelijk het aantal eenoudergezinnen sterk gestegen naar zo’n 20% (zie artikel “forse groei eenoudergezinnen” op de CBS-site). Dit heeft te maken met een wijziging in de gezinsvorming, maar dit gegeven hangt ook samen met de groei van het aantal allochtone gezinnen. Het percentage eenoudergezinnen ligt in een aantal niet Nederlandse culturen nu eenmaal hoger. Alleenstaand ouderschap komt veel voor bij gezinnen van Surinaamse en van Arubaans/Antilliaanse herkomst. Ongeveer de helft van deze ouders (meestal moeders) leeft niet met een partner. Maar ook het percentage Turkse en Marokkaanse eenoudergezinnen (moeder) neemt snel toe. Dit is ook een verklaring voor het iets hoger percentage eenoudergezinnen in Rotterdam t.o.v. dit landelijke gemiddelde (groter percentage allochtone gezinnen). In Rotterdam ligt het percentage eenoudergezinnen op 32 %. Van alle gezinnen die bij het Sociale Team zijn aangemeld is meer dan 60 % eenoudergezin, opvallend veel hoger dan het stedelijk gemiddelde. Nu kunnen kinderen op zich prima opgroeien en functioneren in een eenoudergezin, maar in dit soort gezinnen kan de zorg voor kinderen, voor het huishouden, voor het inkomen, en alle andere zaken die van belang zijn voor het goed functioneren van het huishouden niet gedeeld worden. Eenoudergezinnen blijken soms extra kwetsbaar, zeker wanneer de ouder geen zorg kan delen, of opvoedingskwesties niet kan bespreken met betrouwbare “derden” in het eigen sociale netwerk.
3
Er is hierbij niet gekeken naar de aard van de onderlinge relatie tussen de ouders en of verzorgers of de specifieke relatie tot de kinderen (hoeft niet in alle gevallen om de verzorging van het eigen kind te gaan (denk bv aan kinderen in een gezin met verschillende biologische vaders). Voor de volledigheid: het gaat hier over de huishoudens met minimaal één thuiswonend kind, dus niet over alle Rotterdamse huishoudens. 4 Bij het vaststellen van deze percentages is gekeken naar het geboorteland van het huishoudenshoofd, bij de eenoudergezinnen doorgaans het geboorteland van de moeder. Voor verdere verklaring zie de site van het COS. 5 Percentage van de huishoudens dat voor hun inkomen afhankelijk is van de WWB of WIJ (per 1-12011).
10
In de benadering van deze eenoudergezin is dit gegeven daarom een belangrijk aandachtspunt voor de Sociale Teams. Zeker wanneer er een directe relatie ligt tussen de problematiek van het gezin en het gegeven dat de ouder “er alleen voor staat” wordt samen gezocht naar mogelijkheden om de positie van de ouder te versterken. Kenmerk veel gezinnen met een niet-Nederlandse achtergrond Alhoewel meer dan 70 % van alle gezinnen die bij het Sociale Team zijn aangemeld wel de Nederlandse nationaliteit hebben, en vrijwel alle kinderen in Nederland geboren zijn, blijkt dat 73% van de ouder(s) niet in Nederland is geboren. Zeker ten opzichte van de percentages van alle Rotterdamse gezinnen met kinderen is dit een opvallend verschil. De eigen culturele achtergrond van ouders speelt zeker een rol in de opvoeding van de kinderen. Ook dit is een belangrijk aspect waar de Sociale Teams met de ouders het gesprek over aangaan.
Portret van gezin P. Het gezin bestaat uit moeder (24 jaar) met twee kinderen en vijf maanden zwanger van de derde. Bij aanmelding heeft mevrouw geen werk, ze heeft een paar jaar als oproepkracht gewerkt, maar heeft al enige tijd geen inkomen meer én geen eigen woning. Na de eerste jaren ingewoond te hebben bij haar moeder, is ze min of meer het huis uitgezet en in een krotwoning gaan wonen die door woningtoezicht is afgekeurd voor bewoning. Ze heeft nergens officieel ingeschreven gestaan waardoor ze geen uitkering kon aanvragen, geen zorgverzekering heeft afgesloten, en inmiddels naar eigen zeggen in het totaal zo’n € 7.000,- aan schulden heeft opgebouwd. Zonder verblijfadres komt ze niet in aanmerking voor een urgentie, en ze heeft na vijf jaar zoeken en reageren op woning uit de woningkrant nog geen woning kunnen vinden. De vader van de kinderen woont op papier nog bij zijn eigen ouders. Inzet Sociaal Team Samen met de GGD en CJG wordt overlegd wie welke taak oppakt. Afgesproken wordt dat het Sociale Team zorgt voor huisvesting, inkomen, het op een rijtje zetten van de schulden, de zorgverzekering, en dat het CJG zich richt op de komende bevalling en de opvoedingsondersteuning voor de beide kinderen. Omdat de bevalling nabij is, wordt ervoor gekozen om een beroep te doen op urgentie waarmee het mogelijk wordt om zeer snel een eigen woning te regelen. Na inschrijving gaat het Sociale Team samen met mevrouw P naar het Jongerenloket waar een uitkering wordt geregeld (wet WIJ) en afspraken worden gemaakt om na de bevalling nadere afspraken te maken over bemiddeling naar werk. Mevrouw wordt ondersteund bij het regelen van de zorgverzekering. De vader besluit na onderling overleg om bij het gezin te gaan wonen. Na de bevalling gaat mevrouw P aan het werk. Tijd voor het Sociaal Team om de begeleiding te beëindigen.
In de methodiek en in het handboek van de Sociale Teams wordt hier veel aandacht aan besteed. Hierbij gaat het niet zozeer om de “normen en waarden” kant van de discussie (in het Rotterdamse opvoedingsdebat kwam immers naar voren dat ouders ongeacht hun culturele achtergrond vaak met een zelfde intentie werken aan punten die zij allemaal als belangrijk beschouwen). De Sociale Teams proberen zo veel als mogelijk te focussen op de praktische aspecten. Veel begeleidingsdoelstellingen die in overleg met de gezinnen worden vastgesteld hebben betrekking op deze zaken (afspraken over het spreken van de Nederlandse taal in het huishouden, aanmelding voor een taal- / inburgeringscursus et cetera). Indien mogelijk (bij gezinnen met kinderen die de leerplichtige leeftijd nog niet hebben bereikt) wordt ingezet om kinderen uit deze gezinnen zonder taalachterstand aan hun solocarrière te laten beginnen, door te investeren in voorschools taalonderwijs / gespecialiseerde kinderopvang. Thuis de Nederlandse taal spreken hoort daar bij.
11
Kenmerk veel gezinnen zonder inkomen uit werk De analyse is beperkt tot afhankelijkheid van de WWB en WIJ, maar de inschatting is dat als breder zou worden gekeken dat het percentage uitkeringsafhankelijkheid (zoals WW, WIA en Wajong) verder omhoog zou gaan. Ook hier geldt dat relatief veel gezinnen afhankelijk zijn van een uitkering, en dat het niet hebben van werk, en het gezin moeten onderhouden van een uitkering terug te zien valt in de problemen waarmee deze gezinnen kampen. Het vereist nogal wat vaardigheden en creativiteit om met een beperkt inkomen een huishouden met opgroeiende kinderen goed te kunnen runnen. Veel van de begeleidingsdoelen en van de acties die in de begeleidingsplannen worden overeengekomen, hebben dan ook hebben op deze zaken. Relatief veel huishoudens hebben schulden, zijn hierdoor in grote problemen geraakt (afsluiten gas & elektriciteit, dreigende ontruiming van de woning, et cetera). Doordat de Sociale Teams onderdeel uitmaken van de SoZaWe en er op voorhand goede samenwerkingsafspraken zijn gemaakt met de backoffice, zijn de Sociale Teams in staat gebleken snel de noodzakelijke informatie boven tafel te kunnen krijgen om de problemen van het betreffende gezin goed in kaart te brengen en om snel aan oplossingen te kunnen werken (zie ook 4.1 inzake samenwerking met de backoffice). 3.3.
In ondersteuning of anders
Met de zorgregisseurs zijn op voorhand afspraken gemaakt over het “profiel” van de gezinnen die zij voordragen voor ondersteuning door de Sociale Teams: • Het moet om nieuwe gezinnen gaan (geen zwaar zorgverleden) met problemen die met name op de eerste drie aandachtvelden liggen (1. werk & inkomen, uitgaven, schulden 2. ontwikkelingskansen, opvoeding 3. huishouden op orde). • Ook moet op voorhand de inschatting zijn gemaakt dat het gezin openstaat voor de hulpverlening en zelf ook bereid is om aan de slag te gaan. Soms is bij de zorgregisseurs wel zicht op (een deel) van de problematiek van het huishouden (zorgsignalen), maar is er eerst een goede inventarisatie / intake nodig om te kunnen vaststellen of ondersteuning door het Sociale Team een passend antwoord is op de ondersteuningsvraag. Bij de aanlevering van nieuwe gezinnen is het in het begin voor de zorgregisseurs lastig gebleken om hiervoor de juiste inschatting te kunnen maken. Ook moesten zij natuurlijk eerst ervaring kunnen opdoen met de inzet van de Sociale Teams. Dat is in het afgelopen jaar nog duidelijk wennen geweest. Met slechts 50% van de gezinnen konden de Sociale Teams in 2011 echt aan de slag. In de overige gezinnen is vaak wel veel tijd en energie gestoken al heeft dit niet het beoogde resultaat opgeleverd. In overleg met CJG, GGD en de overige zorgregisseurs werken de Sociale Teams daarom aan een betere manier om de gezinsproblemen in kaart te brengen en de toeleiding naar de meest passende vorm van zorg te kunnen organiseren. Een betere intake en toeleiding is overigens ook een van de uitwerkingspunten van IKW II. Ondersteuning?
Afgeronde dossiers 2011
In %
Geen bereidheid tot samenwerking Andere vorm van begeleiding noodzakelijk Verhuisd buiten Rotterdam Afgerond ondersteuningstraject
96 111 16 223
22 % 25 % 3% 50 %
Totaal
446
100%
12
Interview met Ton Francken, DOSA regisseur Ton Francken is DOSA regisseur in de deelgemeente Noord. Ook Ton is sinds de start van het Sociale Team in Noord betrokken bij de samenwerking van het Sociale Team met alle zorgredigerende partijen binnen de deelgemeente. Verder is Ton lid van de stedelijke projectgroep die onder aansturing van de GGD werkt aan een verbetering van de inzet van gezinscoaches in Rotterdam. Wat zie je als toegevoegde waarde aan de inzet van de Sociale Teams na 1 jaar van samenwerking ? “Ik heb in het afgelopen jaar gemerkt dat de medewerkers van het Sociale Team snel en breed inzetbaar zijn. Het Sociale Team heeft een laagdrempelige insteek en kan van daaruit eenvoudig een eerste analyse van de problematiek maken. Mijn ervaring met het Sociale Team is dat men altijd bereid is de mouwen op te stropen, zijn het collega’s waarmee het prettig is om samen te werken. Dit ondanks dat het aantal gezinnen dat ondersteund is, wél achtergebleven is bij de verwachtingen die wij hier in de deelgemeente van hadden. Hoe hard ook is geprobeerd om zichtbaar te zijn, denk aan verstrekken van voorlichting en in gesprek gaan met organisaties die primair met de doelgroep in aanraking komen, zoals huisartsen en scholen, is het niet gelukt om voldoende gezinnen die passen in het gezinsprofiel waar de Sociale Teams ondersteuning aan kunnen geven ( “basis niet op orde” en open staan voor samenwerking) aangemeld te krijgen. Klaarblijkelijk zijn wij toch nog niet in staat om deze doelgroep goed te benaderen.” Op welke punten zouden de Sociale Teams zich in het komende jaar nog verder kunnen verbeteren ? “Het Sociale Team is ook geïntroduceerd als een medium dat door bestaande organisatielijnen heen zou kunnen breken. Dat is minder van de grond gekomen. Ook voor het Sociale Team is het lastig gebleken om schuldproblemen en huisvestingsproblemen samen met deze gezinnen op te lossen. De samenwerking met de backoffice van het KBR en van de corporaties moet wat mij betreft in het komende jaar verder verbeterd worden om echt effectief te kunnen zijn. Door het beperkte aantal aanmeldingen is het Sociale Team vaker ingezet op multiprobleemgezinnen, maar daar ligt niet in eerste instantie de kracht van het Sociale Team. In dit soort gezinnen kan het Sociale Team wel goede ondersteuning geven aan andere gezinscoaches. In een aantal gezinnen ontstond hiermee voor deze gezinscoach de ruimte om zich te richten op de opvoedvaardigheid van de ouder(s). Een zinvolle manier van samenwerking dus. Dit zou in de toekomst verder uitgebouwd kunnen worden. In die zin kan het Sociale Team een goede (aanvullende) rol vervullen. Het vraagt uiteraard om onderlinge afstemming, maar daaraan heeft het Sociale Team een goede bijdrage geleverd. Van enige competentiestrijd is nimmer gebleken. Op uitvoeringsniveau kan nog een verbeterslag worden gemaakt, welke ook past in de huidige visieontwikkeling waar het vormgeving van de nieuwe zorgstructuur betreft. Nu namelijk is er naast het DOSA kernoverleg, waarin partners als CJG, BJZ, Jongerenloket, Politie en Leerplicht samenwerken, een aparte aan- en afmeldtafel georganiseerd waarin wordt samengewerkt met het Sociale Team, BJZ, LZN en CJG. Kortom in de uitvoering is sprake van een doublure. Mijn inziens zou het Sociale Team heel goed kunnen deelnemen aan het DOSA kernoverleg en daarin dezelfde ondersteunende- en inventariserende rol vervullen.
13
Geen contact, geen bereidheid tot samenwerking, geen ondersteuning Veel gezinnen (96, dit is 22%) waren wel aan gemeld maar bleken geen behoefte aan ondersteuning te hebben. Soms omdat de ouders inschatten de problemen zelf te kunnen oplossen, soms omdat de vonden dat geen problemen hadden, maar vaak ook omdat ze niet bereikbaar waren (ondanks onze aanhoudende pogingen om in contact te komen). Bij al deze gezinnen hebben de Sociale Teams geen goed beeld kunnen krijgen van de probleemsituatie. Doordat er geen goed beeld is,kunnen de Sociale Teams ook niet zeggen of het in alle gevallen gaat om zorgmijders of dat er inderdaad geen ondersteuning nodig was. Wanneer het betreffende gezin niet bereid is om mee te werken aan het opstellen van een begeleidingsplan, is er geen basis om samen aan de slag te gaan. Geen plan, geen begeleiding blijft hierbij het uitgangspunt. Door een betere selectie en beoordeling aan de voorkant door de zorgregisseurs, gecombineerd met meer bekendheid van wat de Sociale Teams en niet kunnen doen, moet dit percentage in het komende jaar naar beneden kunnen. Andere ondersteuning, vervolg ondersteuning noodzakelijk Voor een kwart (25%) van de aangemelde gezinnen bleek bij de kennismaking met deze gezinnen de aard en omvang van de problemen dusdanig groot, of specifiek, dat in overleg met het gezin en met de zorgregisseur is besloten om een andere vorm van ondersteuning in te zetten. Nog te vaak is in het afgelopen jaar om ondersteuning gevraagd voor gezinnen die in het verleden al meerdere intensieve gezinscoachingstrajecten hebben doorlopen, waarmee het gezin niet echt past in het profiel van de preventieve inzet die de Sociale Teams kunnen bieden. Afgesproken is om in 2012 bij te houden of het betreffende gezin echt “nieuw” is (zonder zorgverleden) of dat het gaat om een verzoek om herhaalde begeleiding van een gezin met een hulpverleningsverleden. In deze laatste categorie gaan de Sociale Teams samen met de zorgregisseurs nog beter analyseren of de Sociale Teams wel de aangewezen partij is om deze ondersteuning te leveren (keuze bij gebrek aan juiste ondersteuning is niet verstandig). In deze categorie zitten ook die gezinnen waar pas gedurende de uitvoering van het opgestelde begeleidingsplan goed zicht ontstond over de werkelijke omvang van de problematiek, of van de beperkingen van de ouders / kinderen, waardoor er na overleg met de zorgregisseurs is besloten om de ondersteuning over te dragen aan meer gespecialiseerde collega’s. Hierbij ging het doorgaans om zwaardere opvoedingsproblematiek of om persoongebonden (gedrags-) problematiek. In een klein aantal gevallen bleken de problemen in combinatie met de competenties / zelfredzaamheid van het betreffende huishouden juist mee te vallen zodat er geen ondersteuning nodig was (kon volstaan worden met reguliere dienstverlening, verwijzing). Positief als kan worden teruggemeld dat de zorgsignalen meevallen en er geen ondersteuning noodzakelijk is. Hiermee leveren de Sociale Teams ook een positieve bijdrage de Rotterdamse zorgregie. Tot slot zijn er ook nog een paar aangemelde gezinnen om andere redenen niet verder ondersteund. Dit vanwege een verhuizing buiten Rotterdam, of omdat er geen minderjarige thuiswonende kinderen meer bleken te zijn, of omdat de ouders geen verblijfsstatus bleken te hebben (/te krijgen) zodat er niet gewerkt kon worden aan een toekomst voor deze gezinnen in Rotterdam. De inzet van de Sociale Teams is wel om zo veel als mogelijk de ingezette ondersteuningstrajecten af te maken, en waar mogelijk (indien verantwoord) dit te doen zonder doorverwijzing naar zwaardere zorg. De inzet van de Sociale Teams was immers juist bedoeld om inzet van zwaardere zorg zoveel mogelijk te voorkomen (preventieopdracht).
14
Portret van gezin F. Aan het Sociale Team wordt gevraagd om ondersteuning te geven aan gezin F dat bestaat uit vader, moeder en vier kinderen. Gevraagd werd om samen met hen te kijken naar de financiële problemen en hen te ondersteunen bij het op orde houden van het huishouden. Bij intake blijkt het verhaal ingewikkelder. Er zijn grote spanningen tussen beide ouders, en moeder heeft last van zware depressies. Er is een stevig conflict met de buren van de naastgelegen huurwoning (gezin zelf zit in een koopwoning) en er is een fraudeschuld van € 4.000,- bij SoZaWe die door de vader betwist wordt. In het tweede gesprek komt boven tafel dat moeder eerder in crisisopvang heeft gezeten vanwege huiselijk geweld. Ook hierna zijn er fikse ruzies geweest tussen de ouders. Gevraagd naar de invloed die dit heeft op de kinderen, geven de ouders aan dat de kinderen hier niet onder lijden omdat zij uit zichzelf naar boven gaan wanneer vader moeder slaat. Ook wordt verteld dat mijnheer in detentie heeft gezeten vanwege drugdelicten. Over het geschil met de SoZaWe zegt mijnheer dat hij de overzichten kwijt is over de periode dat hij geen inkomen heeft ontvangen van zijn werkgever waardoor hij verwachtte aanspraak te kunnen maken op een uitkering. Met elk bezoek krijgt het Sociale Team steeds meer zicht op steeds nieuwe problemen. Na 2 maanden treffen we alleen moeder, die laaiend is om dat mijnheer opnieuw in detentie (9 maanden) zit vanwege drugssmokkel. Doordat ze nu vrij kan praten komt ook naar voren dat er een lange historie is van huiselijk geweld, maar dat moeder desondanks voor haar man blijft kiezen, en daarom destijds ook uit de crisisopvang is teruggekeerd naar huis. Inzet Sociale Team Met de detentie van vader is de rust teruggekeerd om samen met moeder een plan van aanpak op te stellen. Eerst wordt in overleg met de klantmanager het inkomen geregeld (mevrouw werkt parttime, aangevuld met een uitkering) en een afbetalingsregeling getroffen. De schulden blijken bij inventarisatie veel omvangrijker dan eerder gemeld. Hier wordt een regeling voor getroffen. Het lukt om met het bescheiden inkomen dat rest de woning te kunnen aanhouden en het huishouden draaiend te houden. Mevrouw krijgt persoonlijke begeleiding (therapie). Naarmate de datum van vrijlating van meneer F meer in zicht komt, besluit moeder uiteindelijk toch met de kinderen te verhuizen en een eigen bestaan op te bouwen. Via SoZaWe en een zorginstelling wordt een eigen woning geregeld met woontoezicht en wordt er passende begeleiding georganiseerd. Afgesproken wordt dat de zorginstelling het gezin nog een jaar zal begeleiden bij hun nieuwe start in de nieuwe woonomgeving. Tijd voor het Sociale Team om het dossier te sluiten.
3.4.
Voortijdig beëindigde trajecten
Niet alle trajecten die zijn gestart, zijn ook volledig afgerond. Wanneer essentiële onderdelen van het begeleidingsplan niet uitgevoerd konden worden, en de samenwerking niet geleid heeft tot een goede afronding en evaluatie van de samenwerking omdat hiervoor de basis ontbrak (vertrouwen, te weinig inzet van het gezin zelf, bereikbaarheid) dan heet het traject “voortijdig beëindigd”. Hiermee worden dus niet de begeleidingstrajecten bedoeld die eerder beëindigd konden worden omdat het gezin de situatie weer zelf de baas kan (voldoende zelfredzaam), en ook worden niet de trajecten bedoeld die conform het begeleidingplan beëindigd zijn, maar die niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd. Er zijn in 2011 50 voortijdig beëindigde ondersteuningstrajecten omdat het gezin ergens “halverwege” is afgehaakt. Er zijn misschien wel een paar zaken bereikt maar onvoldoende om goed te kunnen afsluiten. In deze situaties is er ook geen (vertrouwens-)basis meer om samen met het gezin de samenwerking te evalueren, en valt er weinig te zeggen over de bereikte resultaten (want die worden niet door de coach éénzijdig beoordeeld maar in onderling overleg). In al deze gevallen is met de zorgregisseur overlegd wat voor noodzakelijke vervolgstappen gezet diende te worden. In enkele gevallen is een AMK melding gedaan om samen met BJZ de ernst van de situatie te kunnen beoordelen.
15
3.5.
Afgeronde ondersteuningtrajecten
Van de 223 ondersteuningstrajecten die in 2011 volledig zijn afgerond, is te bepalen in welke mate dit succesvol is gebeurd. Bij het opstellen van het begeleidingsplan, én bij het beëindigen van de ondersteuning is een inschatting gemaakt van de (zwaarte van) de problemen waaraan gewerkt is, en bovendien wordt bij de volledige afronding (nazorggesprek) ook beoordeeld of de begeleidingsdoelstellingen zoals deze in onderling overleg zijn opgesteld ook allemaal zijn behaald (geheel, gedeeltelijk, niet, niet te beoordelen). In de onderstaande tabel zijn de eerste resultaten weergegeven over het behaalde resultaat. Omdat nog niet voor alle gezinnen waarvoor de begeleidingsfase is afgesloten de eindbeoordeling (nazorggesprek 6 maanden na afsluiting) heeft plaatsgevonden, gaat het hierbij om het voorlopige resultaat. Resultaat begeleiding
Afgeronde dossiers 2011
In %
Succesvol afgerond Gedeeltelijk succesvol Niet succesvol Niet te beoordelen6
132 36 35 20
59 % 16 % 16 % 9%
Totaal
223
100%
Zes maanden na afsluiting van de ondersteuningsfase moet blijken of het gezin in staat is geweest om zelf de zaken op orde te houden, en of er geen nieuwe problemen zijn ontstaan. Ook is afgesproken met de overige gezinscoaches om bij definitieve afsluiting de klanttevredenheid middels een tien punten vragenlijstje (landelijke standaard) te meten. In 2012 kunnen de vragen over de effectiviteit van de inzet van de Sociale Teams dus nog vollediger worden beantwoord. De Sociale Teams sturen op: 1) Probleemreductie, 2) Realisatie van de begeleidingsdoelstellingen; en 3) Klanttevredenheid. Met deze drie ijkpunten wordt in 2012 nogmaals beoordeeld of de resultaten ook echt blijvend bereikt zijn, en wordt opnieuw gerapporteerd over de gezinnen waarbij in 2011 de begeleiding is beëindigd. Een echte effectiviteitsmonitoring dient onafhankelijk plaats te vinden. Daarom doet de SWA nader onderzoek naar de resultaten die door de Sociale Teams zijn behaald. Hiernaast doet VJI ook onderzoek naar de resultaten die door de verschillende aanbieders (verschillende methoden, verschillende doelgroepen) behaald worden bij de ondersteuning van multiprobleemgezinnen.
6
Waar bij afsluiting er geen beoordeling heeft plaatsgevonden van de afname van problematiek en het behalen van de afgesproken doelstellingen, is niet goed vast te stellen in welke mate de ondersteuning succesvol is geweest. In deze situaties is er voor gekozen om hier het label “niet te beoordelen” op te plakken.
16
Portret van gezin M. Mevrouw M woont met haar drie kinderen in een driekamerwoning. Het gezin heeft veel problemen en in het verleden al veel hulp gehad van verschillende instanties. Twee jaar geleden heeft zij gedurende een jaar ondersteuning gehad van een VIG coach, ze krijgt persoonlijke ondersteuning voor haar psychische problemen, en specialistische zorg voor de medische problemen van de kinderen. Er zijn schulden, maar daarvoor krijgt ze al budgetbeheer van het KBR. In het verleden is BJZ al betrokken geweest bij dit huishouden, en er loopt opnieuw een AMK melding. Aan het Sociale Team wordt gevraagd om mevrouw te ondersteunen bij haar wens om te verhuizen, en bij het op orde houden van het huishouden. Verder is er aandacht voor de financiële huishouding nodig omdat er ondanks budgetbeheer steeds opnieuw problemen ontstaan met de financiën. Inzet Sociaal Team Mevrouw heeft veel klachten over haar woning. Er zijn veel vochtproblemen en overal zijn sporen van overstromingen en lekkages en schimmelplekken. Mevrouw vertelt dat de woningbouwvereniging niet reageert op haar klachten, of zaken telkens half opknapt. De kinderen hebben last van astma, en mevrouw wil nu zo snel mogelijk verhuizen en heeft al van alles geprobeerd om dit te regelen. Ze is hiervoor bij allerlei instanties langs geweest en recent ook bij de ombudsman en de wethouder. Begonnen wordt om samen de woning eens goed op te ruimen. Samen met mevrouw M wordt vervolgens een afspraak gemaakt met de woningbouwvereniging. Geconstateerd wordt dat beide partijen schuld hebben aan de situatie die is ontstaan, maar dat hiermee de noodzakelijke oplossing niet dichterbij komt. Er wordt door de woningbouwvereniging een plan gemaakt om de woning geheel op te knappen en opnieuw te schilderen, en de vloerbedekking te vervangen. Om dit plan te kunnen uitvoeren, verhuist het gezin enige weken naar een wisselwoning. Bovendien wordt aandacht besteed aan het noodzakelijk ventileren van de woning nadat zij zijn terugverhuisd. Door het Sociale Team worden verder samen met mevrouw M de problemen met de zorgverzekering geregeld, en een plan gemaakt om beter (gepland) met het beperkte inkomen rond te kunnen komen. Omdat mevrouw M nog persoonlijke ondersteuning blijft ontvangen, en via het CJG er aandacht blijft voor de positie van de kinderen, kan het Sociale Team de begeleiding afronden. Wel wordt afgesproken dat gedurende enige tijd nog contact gehouden wordt om te kunnen vaststellen of mevrouw M zelf alle zaken onder controle blijft houden. In dit gezin volstaat een ondersteuning van 6 maanden niet.
3.6.
Gezinnen in begeleiding bij afsluiten van het jaar
Team Noord, Centrum Delfshaven Charlois Feijenoord, IJsselmonde Totaal
Eind 2011 57 53 81 90 281
Omdat het aantal van 444 aangeleverde nieuwe gezinnen bijna gelijk is aan het aantal afgeronde dossiers, eindigen de Sociale Teams in 2011 met vrijwel hetzelfde aantal dossiers als waar het jaar mee begonnen is, alleen is de verdeling van gezinnen over de vier Sociale Teams wel anders dan bij het begin van het jaar. Balans tussen aanmeldingen en afrondingen betekent overigens nog niet dat de ingeschatte doorlooptijden / duur van de ondersteuning aan de gezinnen automatisch op het gewenste gemiddelde van 6 maanden is uitgekomen. Tegenover het aantal trajecten dat voortijdig is beëindigd, staat ook een behoorlijk aantal ondersteuningstrajecten waar de Sociale Teams meer tijd nodig hadden om de ondersteuning tot een goed einde te brengen. Ook dit jaar blijven we extra aandacht besteden aan de tijdige beëindiging van ondersteuningstrajecten zodat de ruimte voor het aannemen van nieuwe gezinnen maximaal blijft. Sturen op de volledige benutting van de totale ondersteuningscapaciteit over de vier teams heen (waar nodig met verschuiving van capaciteit tussen de teams) blijft een belangrijk aandachtspunt voor het management.
17
4.
Kwalitatieve resultaten: Samenwerking in de zorgketen
4.1.
Samenwerking met de backoffice
Een van de specifieke punten in de inzet van de Sociale Teams is de goede verbinding met de backoffice die ervoor garant moet staan dat er snel zicht komt op de specifieke (probleem-) situatie van de gezinnen die bij ons worden aangemeld (informatiepositie), en die het mogelijk maakt om snel zaken te kunnen regelen wanneer de situatie hierom vraagt (zoals financiële steun, aanpak schulden en huisvestingsproblemen). Dit gebeurt alleen als de situatie hierom vraagt, want normaliter gaan de Sociale Teams samen met het gezin aan de slag, en moet het gezin leren hoe het dit soort zaken zelf kan regelen. Voor een klein aantal gezinnen is in 2011 gebleken dat de situatie bij aanmelding zo precair was dat “per direct” een oplossing gevonden moest worden om escalatie voor het gezin, voor de kinderen, te voorkomen (bijv. dreiging woningontruiming, afsluiten gas & elektriciteit , “broodnood”). Omdat op voorhand goede samenwerkingsafspraken gemaakt zijn met alle afdelingen binnen SoZaWe, maar ook met de corporaties, kan in deze situaties snel worden gehandeld. Momenteel is dit voor de meeste zaken middels een mandaat voor de teamchef van de Sociale Teams geregeld, maar dit dient na de gemeentelijke clustervorming opnieuw goed te worden geregeld. De Sociale Teams werken in dit kader met kleurencodes die aan actiepunten worden toegekend. Een actiepunt kan “groen”, “oranje” of “rood” zijn. Wanneer een actiepunt “groen” (85 %) is, wordt het volgens de normale procedure afgehandeld in de backoffice. Wanneer een actiepunt oranje (10%) is, wordt het sneller afgehandeld dan gebruikelijk. Wanneer een actiepunt rood (< 5%) is, wordt het met voorrang/spoed behandeld. Er is dan sprake van een noodsituatie. Binnen de Sociale Teams is de afspraak gemaakt dat actiepunten standaard “op groen staan” en alleen op oranje of rood komen te staan als sprake is van een bijzondere situatie. In 2011 is er slechts 1 keer een beroep voor een gezin gedaan op het Fonds Bijzondere Noden Rotterdam (FBNR) omdat in de meeste situaties gewoon door via reguliere procedures oftewel code Groen (inzet van bijzondere bijstand) het acute financiële probleem ook kon worden opgelost. In 27 situaties is hierbij wel een beroep gedaan om dit te doen op basis van de spoedprocedure die is afgesproken (code Oranje). Er is 7 maal een beroep gedaan op de Stichting Urgentiebepaling Woningen Rotterdam (SUWR) om tot een snelle beoordeling te komen van de urgentieaanvraag. In een aantal situaties kon hierdoor met de verkregen urgentie net op tijd een nieuw huis gevonden worden. Voor 3 gezinnen is direct bemiddeld naar een “crisiswoning” (voorkomen plotselinge dakloosheid. Maar voor veel van de overige huisvestingsproblemen is gewoon met ondersteuning van het Sociale Team via de normale procedures aan een oplossing gewerkt. Er is 3 maal een beroep gedaan op Stedelijke Zorg voor de ondersteuning van een specifieke zorgklant. En ook in de samenwerking met het KBR (schulden) is slechts in 2 gevallen een beroep gedaan op de spoedprocedure waarmee een snellere intake van een gezin met grote schulden geregeld kon worden. Misschien nog belangrijker dan het beroep op de bijzondere samenwerkingsafspraken is het gebruik van het netwerk van professionals dat op deze manier tussen collega’s is ontstaan waardoor snel kan worden overlegd en een beroep kan worden gedaan om “even mee te denken” hoe de oplossing voor een specifiek probleem waarmee het gezin zit het beste aangepakt kan worden (kennis van specifieke regelingen, gericht doorverwijzen etc.).
18
Ook van onze ketenpartners krijgen de Sociale Teams complimenten voor de snelle inzet en kennis om snel contact te kunnen leggen met de juiste klantmanager, teamchef, etc. wanneer de situatie hier om vraagt. Doordat de Sociale Teams diverse systemen kunnen raadplegen, weten we snel de juiste medewerker van de ketenpartner te vinden en kunnen de Sociale Teams de gezinnen goed ondersteunen met specifieke hulpvragen.
Portret van gezin K. Via het CJG wordt door het schoolmaatschappelijk werk om aandacht gevraagd voor gezin K. Mevrouw K is een alleenstaande moeder met drie kinderen tussen de 5 en 9 jaar. In een gesprek met moeder over de leerprestaties van haar oudste zoon komt aan de orde dat moeder zelf slecht Nederlands spreekt, geen ondersteunend netwerk heeft en kampt met schulden. Door huurschuld dreigt huisuitzetting. Het Sociaal Team wordt gevraagd om dit gezin te ondersteunen. Inzet Sociale Team Tijdens de kennismaking blijkt mevrouw K veel zaken in huis redelijk goed geregeld te hebben. Haar relatie met de kinderen is goed, maar ze geeft wel aan dat ze het lastig vind om zaken met officiële instanties te regelen. Mevrouw leeft van een WWB-uitkering en heeft haar financiële problemen nog niet met haar klantmanager besproken. Bij inventarisatie blijkt een schulden van in totaal € 3.700,waaronder de huurachterstand van drie maanden. Mevrouw gaat samen met het Sociale Team naar SoZaWe en vervolgens naar de KBR. Voor de huurschuld wordt een regeling getroffen met de (particuliere) verhuurder. Mevrouw wordt aangemeld voor een taalcursus, en geeft zich zelf op voor een vrouwen fitnessgroep in de buurt, dit met de bedoeling om wat meer kennissen te maken in de buurt. Ook de kinderen worden via de stichting Leergeld aangemeld bij een sportvereniging. Afgesproken wordt dat mevrouw voortaan zo veel als mogelijk in het Nederlands met haar kinderen probeert te praten. Na vijf maanden geeft mevrouw aan dat ze blij is met onze hulp maar dat ze haar zaken nu zelf weer verder kan regelen. Tijd om het dossier te sluiten. Het Sociale Team maakt een afspraak om over een half jaar nog een langs te komen voor een afsluitend gesprek.
4.2.
Samenwerking met zorgredigerende partners
Een goede samenwerking met de zorgregisseurs is van het grootste belang voor het welslagen van de inzet van de Sociale Teams. Niet alleen voor de aanmelding van de juiste gezinnen, maar ook voor het verdere goede verloop van de ondersteuningstrajecten en de samenwerking met partijen die hiervoor noodzakelijk is. Er wordt samengewerkt op basis van een concreet begeleidingsplan dat samen met de ouder(s) / het gezin wordt opgesteld. Dit betekent voor die gezinnen waarvoor de inzet van meerdere partijen aan de orde is, dat de zorgregisseur zorgt voor een goede afstemming van de inzet van de verschillende partijen. Dit is overigens in 2011 slechts voor een beperkt aantal gezinnen aan de orde geweest. In totaal is voor een 15 tal gezinnen op deze wijze samengewerkt met een coach van het CJG of van stichting Flexus. In een groter aantal gevallen is in overleg of door de zorgregisseur gezorgd voor een goede overdracht waar de inzet van een ander type coach, of van specialistische zorg (bijv. verslavingszorg of GGZ) noodzakelijk bleek. Waar vragen ontstaan over de verstandelijke vermogens (/beperkingen) van ouders of kinderen, wordt door de Sociale Teams rechtstreeks contact gezocht met MEE. Omgekeerd weet MEE de Sociale Teams inmiddels ook te vinden wanneer een gezin dat onder de aandacht is van MEE specifieke (vaak praktische) hulp nodig heeft. Dit hoeft dus niet per definitie via de zorgregisseurs te verlopen.
19
Verder is het overleg met de zorgregisseur van groot belang wanneer getwijfeld wordt over een juiste beëindiging van een ondersteuningstraject. In 2011 is in 12 gevallen via de zorgregisseurs een beroep gedaan in de collega’s van AMK. Niet zozeer om direct aan te sturen op een inzet van de formele Jeugdzorg, maar primair voor collegiale consultering. In een aantal gevallen heeft dit wel geleid tot een formele melding (geen bereidheid om verder mee te werken, en de positie van kinderen in gevaar). En ook hierbij kan geconstateerd worden dat in 2011 dit geleid heeft tot een beter samenwerking met collega’s van de AMK’s en BJZ . Omgekeerd is er door BJZ ook voor enkele gezinnen gevraagd om ondersteuning door het Sociale Team. Zeer behulpzaam hierbij is het consequent melden van zorgsignalen in SISA waarmee het over en weer duidelijk wordt wanneer er inzet in dezelfde gezinnen, voor dezelfde kinderen geleverd wordt (zie ook hoofdstuk 5).
Interview coördinatoren LZN en LTHG Marie-José Hakvoort en Susan Sliep zijn beide coördinatoren van twee LZN in Delfshaven en Afshin Yasamin is coördinator van het LTHG in Delfshaven. Wat zien jullie als toegevoegde waarde aan de inzet van de Sociale Teams na 1 jaar van samenwerking ? “Toegevoegde waarde is vooral dat het Sociale Team snel ingezet kan worden en goede kennis heeft van de materiële problematiek waar veel cliënten mee te maken hebben. De coaches zijn goed ingewerkt op de materiële hulpverlening die zij geven en kunnen cliënten hier goed in adviseren en begeleiden. De vlotte inzet van het Sociale Team maakt dat zij vaak bij cliënten binnenkomen op het moment dat er een crisis is en cliënten dus ook openstaan voor hulp. Wat het Sociale Team doet op materieel gebied doet eigenlijk geen andere instelling. Met name het outreachende karakter gecombineerd met de ondersteuning bij de financiën is iets wat geen enkele andere instelling binnen de deelgemeente biedt. Dit is uniek aan het Sociale Team, evenals de positie richting de woningcorporaties; de onderhandelingsruimte die het Sociale Team daar heeft is groot. Helaas hebben veel gezinnen in Delfshaven, en zeker de gezinnen die bij ons worden aangemeld, zulke complexe problemen dat we vaak moeten besluiten om “zwaardere”, meer gespecialiseerde gezinscoaches in te zetten.” Op welke punten zouden de Sociale Teams zich in het komende jaar nog verder kunnen verbeteren ? “Als de medewerkers van de Sociale Teams tegen ernstige problemen aanlopen, moeten ze hier niet zelf te lang mee aan de slag blijven en zouden ze eerder naar de aanmelder / zorgregisseur moeten terugkoppelen. De terugkoppeling en het zoeken naar de versterking van de inzet zou volgens ons dus nog kunnen worden verbeterd. Dit geldt ook bij afsluiting en eventuele overdracht. De tussentijdse evaluatie na drie maanden zou hiervoor ook beter kunnen worden gebruikt.”
20
5.
Werken aan kwaliteit
Ook in het afgelopen jaar is op heel veel verschillende manieren gewerkt aan (verbetering van) de kwaliteit van de inzet van de Sociale Teams. Dit door goed te kijken naar de ervaringen die elders in het land en door andere organisaties worden behaald met de ondersteuning van vergelijkbare gezinnen, maar vooral ook door intern veel aandacht te besteden aan de aansturing en ondersteuning van de medewerkers van de Sociale Teams. Verbetering van de methodiek, van de werkprocessen, van de gebruikte hulpmiddelen zijn allemaal belangrijk, maar uiteindelijk geeft de houding en vaardigheden van de medewerkers de doorslag. Ook hierbij is gezocht naar manieren om dit niet geïsoleerd te doen voor de medewerkers van de Sociale Teams , maar om hierbij vooral gezamenlijk op te trekken met de overige Rotterdamse zorgaanbieders. 5.1.
Nieuwe versie handboek
Direct na de start van de Sociale Teams in 2010 bleken de coaches bij het werk in de gezinnen tegen allerlei situaties aan te lopen waarin de methodiek de Sociale Teams zoals beschreven in de eerste versie van het handboek, onvoldoende ondersteuning bood. In overleg met de coaches zijn de onderwerpen benoemd waarop onze methodiek is doorontwikkeld. Het ging hier om zaken als de motivatie van gezinnen, risicotaxatie, inzet op zelfredzaamheid, gezinnen met een niet-Nederlandse achtergrond; en aandacht voor de opvoeding van kinderen In overleg met het CJG, GGD en de zorginstellingen Flexus en Humanitas zijn deze zaken verder uitgewerkt in de nieuwe versie van het handboek dat in september 2011 in het directeurenoverleg voor IKW II is vastgesteld. 5.2.
Samen doorontwikkelen
Ook op stedelijk niveau is (onder aansturing van de GGD) in 2011 gewerkt aan verbinding in het jeugdzorgveld en aan verbetering van kwaliteit . Ook hierin hebben de Sociale Teams actief geparticipeerd. Belangrijke stap is hierbij gezet in het gezamenlijk benoemen wat onder kwaliteit wordt verstaan, en hoe de verschillende gezinsinterventies ervoor kunnen zorgen dat zij structureel zicht krijgen op de effectiviteit van hun inzet. Hierbij zijn afspraken gemaakt over afstemming bij het gebruik van methodieken, en de begrippen die worden gehanteerd bij het vaststellen van deze effectiviteit / kwaliteit. De Sociale Teams sturen op de realisatie van expliciet in begeleidingplannen benoemde doelstellingen, sturen op vermindering van (zwaarte van) de problematiek en gaan op eenduidige wijze aan de slag met een klanttevredenheidsonderzoek bij beëindiging van de begeleiding. Voor de Sociale Teams betekende dit op onderdelen het aanpassen van procedures, de werkwijze van coaches in de gezinnen en het registratiesysteem (genereren van managementinformatie). 5.3.
Gebruik SISA
Sociale Teams gaan aan de slag met gezinnen waarover zorgregisseurs signalen hebben ontvangen. Uitgangspunt was daarom dat de kinderen uit deze gezinnen al met signaal in het SISA zouden zijn opgenomen. Dit bleek afgelopen jaar niet in alle gevallen zo te zijn, hiervoor is bij de zorgregisseurs om aandacht gevraagd. Zodra de Sociale Teams met een gezin aan de slag gaan, komt er ook in SISA een aantekening van, zodat alle gebruikers van SISA die mogelijk ook signalen ontvangen over deze gezinnen op de hoogte zijn van de inzet van de Sociale Teams. Omgekeerd weten de Sociale Teams zo welke andere collega’s betrokken zijn bij, of kennis hebben over deze gezinnen.
21
Uit de matches blijkt deze betrokkenheid en wordt, voor zover dit nog niet door de zorgregisseur is gebeurd, verder afgestemd. Bij de intake van de gezinnen vertellen de Sociale Teams ook waarom een melding in SISA wordt gedaan en welk voordeel dit oplevert voor een goede, afgestemde hulpverlening. Bij de SISA beheerders is er grote tevredenheid over het registreren van de SISA signalen en de daarbij behorende voorlichting aan de gezinnen door de Sociale Teams. Er is sinds de start van de registraties geen enkele klacht bij hen binnen gekomen en de enkele telefoontjes die er zijn geweest betroffen navraag. 5.4.
Interne organisatie kwaliteitszorg
Op verschillende manieren hebben we ervoor gezorgd dat ondersteuning van coaches, het delen van ervaring tussen de coaches en tussen de teams, het agenderen van onderwerpen voor de “kwaliteitsagenda” binnen de Sociale Team voldoende aandacht krijgt. Primair is dit geborgd door een goede ondersteuning van coaches en stagiaires door de interventiespecialisten en teamchefs, en in de dagelijkse briefing en de-briefing, waarbij ervaringen direct kunnen worden gedeeld. Maar hiernaast zijn er ook een aantal specifieke overlegvormen waarin aan de kwaliteit, en aan de verdieping van onze methodiek gewerkt kan worden. Klankbordgroep Maandelijks overleg waarin een aantal coaches, interventiespecialisten en teamchef, samen met de stafmedewerkers die meer specifiek belast zijn met de methodiekontwikkeling en implementatie, gezamenlijk voorstellen ontwikkelen voor verbetering van methodiek en werkwijze. Via deze klankbordgroep wordt niet alleen gewerkt aan de verdere uitwerking, maar worden ook nieuwe punten voor de “kwaliteitsagenda” benoemd. De teamleden zorgen zelf voor terugkoppeling naar de collega’s in het eigen team, zodat ieders stem gehoord kan worden (vandaar “klankbord”). Casuïstiekoverleg Hiernaast is er een casusoverleg waarin door de interventiespecialisten specifieke kwesties, dilemma’s van een eigen concrete casus wordt besproken. Een goede manier om collega’s meer in de diepte te consulteren, en om ervaring uit te wisselen (denk s.v.p. even mee, hoe zouden jullie dit nu aanpakken,..). Ook worden hierbij succesvolle casussen besproken, ook primair om collega’s te laten mee profiteren van de ervaring die hierbij is opgedaan. Inmiddels is ook een start gemaakt om op vergelijkbare manier casussen te bespreken met een aantal coaches uit de verschillende teams, zodat ook op het uitvoerend niveau direct van elkaar geleerd kan worden.
22
Portret van Gezin L. Mevrouw L. is 23 jaar, en heeft op het moment dat zij wordt aangemeld bij het Sociale Team voor ondersteuning een zoontje van bijna 1 jaar oud. Moeder is depressief en een aantal dingen gaan niet goed. Er zijn schulden, de woning is nauwelijks ingericht (mevrouw slaapt samen met haar zoontje op een matras op de vloer van een verdere ongemeubileerde woning). Mevrouw heeft geen opleiding afgemaakt (twee maal een VMBO opleiding gestart, maar in beide gevallen het eerste jaar niet afgemaakt), nauwelijks werkervaring, en leeft tamelijk geïsoleerd. Mevrouw heeft een paar maanden parttime gewerkt na de geboorte van haar zoontje, maar de kinderopvang is opgehouden omdat er een betalingsachterstand is ontstaan. Ook heeft mevrouw een huurachterstand, en is de premie van de zorgverzekering niet betaald. Mevrouw L. heeft een conflictueuze relatie met haar moeder. Toen zij 4 jaar oud was is zij door haar moeder vanuit Suriname naar Nederland gestuurd. De moeder kwam pas naar Nederland toen zij 16 jaar oud was. Ze is door haar vader en grootvader opgevoed. Ze heeft nog een aantal (half-)zusjes en broertjes, maar die wonen verspreid en die ziet ze nauwelijks. De vriend van mevrouw L. en tevens de vader van haar zoontje komt af en toe langs maar bemoeit zich nooit met het kind. Een intensievere relatie zit er niet in. Door zelf moeder te worden, had mevrouw L. gehoopt om weer een doel in het leven te hebben, maar het moederschap valt haar zwaar Inzet Sociale Team Samen met mevrouw L. wordt een plan gemaakt. Er moet zicht komen op de financiële huishouding, een oplossing voor de schulden die zijn ontstaan (toeleiding KBR), en mevrouw L moet leren hoe zij met haar beperkte inkomen (uitkering) haar huishouden kan voeren. Er wordt gezorgd voor een minimale inrichting en ze wordt aangemeld bij de Voedselbank. Er wordt een afspraak gemaakt bij het Jongerenloket om door te praten over werk en/of het afmaken van een opleiding. De samenwerking verloopt soms behoorlijk stroef en mevrouw L houdt zich niet altijd aan de gemaakte afspraken. Ondanks het schema dat samen is opgesteld van alle huishoudelijke taken, komt het steeds vaker voor dat zaken blijven liggen omdat mevrouw L zegt niet de energie te hebben om op te ruimen, kleding te wassen etc. Ook blijkt het lastig om zich aan de gemaakte budgetafspraken te houden. Het valt ook op dat mevrouw L veel simpele zaken niet zonder directe aansturing weet uit te voeren. Er is gebrek aan overzicht en inzicht. Er is een vermoeden dat mevrouw naast haar depressie ook kampt met andere beperkingen. Afgesproken wordt om via psychologische test nader te onderzoeken waarom het voor haar lastig is om zaken zelfstandig uit te voeren. Zo’n test heeft ze nog nooit ondergaan, en ze is zelf ook benieuwd naar de uitkomst. Uit de test blijkt niet alleen dat mevrouw L.zwakbegaafd is (I.Q. 70 – 80) maar dat er ook een sociaalemotionele ontwikkelingsachterstand is. Ook een aantal andere opvallende zaken in haar persoonlijkheid maken haar, in combinatie met haar depressieve gevoelens, extra kwetsbaar. Aangegeven wordt dat van mevrouw niet kan worden verwacht dat zij zonder ondersteuning de dagelijkse zorg voor zichzelf en voor haar zoontje aan kan. Geadviseerd wordt om te zorgen voor een goede ondersteuning voor langere duur waarbij gedacht moet worden aan een vorm van begeleid wonen. Ook moet zij hierbij opvoedingsondersteuning krijgen. Voor de behandeling van de depressie wordt geadviseerd om een zinvolle dagbesteding te vinden die aansluit bij het cognitieve niveau van mevrouw L. In overleg met de zorgregisseur van het CJG wordt besloten aan de stichting MEE te vragen om het gezin verder te begeleiden. Uiteindelijk wordt besloten dat stichting MEE en stichting Humanitas gezamenlijk de ondersteuning geven op basis van een plan dat zij samen opstellen. Gezien de aangekondigde beleidswijziging (verkleining van de doelgroep < I.Q. 70) wordt gevreesd dat deze ondersteuning binnenkort niet meer kan worden gecontinueerd , omdat er een beroep gedaan wordt op de zelfredzaamheid en het eigen ondersteunend netwerk. Op beide punten mag betwijfeld worden of dit een reële verwachting is.
23
Begeleiding stagiaires Leren van, en in de uitvoeringspraktijk door 3e jaar HBO-stagiaires is een integraal onderdeel van de organisatie van de Sociale Teams. In principe staat naast elke coach een stagiaire waarmee ze een team vormen in de ondersteuning van de gezinnen (in principe altijd met z’n tweeën op pad). In 2011 is er op deze manier aan zo’n 30 stagiaires de mogelijkheid geboden om ervaring op te doen, mee te werken, en waar mogelijk met hun theoretische achtergrond een bijdrage te leveren aan de verdere verbetering van de inzet van de Sociale Teams. Het spreekt voor zich dat een goede begeleiding van deze stagiaires veel inzet vraagt van de medewerkers van de Sociale Teams. Deze begeleidende rol ligt primair bij de interventiespecialisten Twee themabijeenkomsten In 2011 zijn twee speciale themamiddagen georganiseerd waaraan alle medewerkers hebben deel genomen. In de eerste is het thema “niet vrijblijvende ondersteuning” besproken. Wat aanvankelijk het toepassen van “dwang en drang” noemde, is na deze middag benoemd als; motiveren en stimuleren van de gezinnen, normatief optreden en doorzetten als dit in het belang van de ontwikkelingskansen van de kinderen in het gezin noodzakelijk is. In een aantal rollenspelen kon hierbij geoefend worden met de eigen inzet in gezinnen zonder “intrinsieke motivatie” en/of probleeminzicht. Bij deze middag waren ook een aantal gespecialiseerde coaches van collega-instellingen uitgenodigd. In het najaar hebben we aan de hand van de documentaire over gezinscoaching die door de HRO is vervaardigd voor de eigen master gezinscoaching in groepen besproken welke dingen we van onze ervaren collega’s die in deze documentaire figureerde konden leren, en op welke punten we zelf zaken net wat anders aan zouden pakken. Een feest van herkenning en erg leerzaam was na afloop het commentaar van onze coaches. Ook uit deze bijeenkomst zijn weer een aantal punten benoemd voor onze “kwaliteitsagenda” voor 2012. 5.5.
Externe audits
Sinds de start van de Sociale Teams is wordt de inzet nauwlettend onderzocht / gemonitord door VJI en SWA. Achterliggend idee hierbij is was om gebruik te maken van hun expertise bij de ontwikkeling van (de methodiek van) de Sociale Teams. Door deze onderzoeksinstituten op een onafhankelijke manier mee te laten kijken naar het functioneren van de Sociale Teams in de gezinnen, om zo de effectiviteit en de kwaliteit te verbeteren. Hierbij heeft het VJI de opdracht dit te doen voor het bredere veld van de preventieve jeugd- en gezinszorg (waarbinnen de Sociale Teams een specifiek rol is toebedacht), en is de inzet van SWA specifiek gericht op het analyseren van de samenwerking met de gezinnen door de coaches (een meer procesmatige evaluatie). De bevindingen van SWA en VJI zijn en worden separaat gerapporteerd en via de begeleidingscommissie aan het directeurenoverleg JZV (Jeugd Zorg Veilig) voorgelegd en vervolgens aan de Wethouder OJG (Onderwijs, Jeugd en Gezin).
24
6.
Overige resultaten: bedrijfsvoering
6.1.
Middelen
Het budget voor 2011 bedroeg € 4, 5 miljoen; € 2,4 miljoen aangevuld met € 2,1 miljoen uit het participatiebudget. Van de ingezette middelen is de verdeling als volgt geweest in 2011: Personele kosten Buurtcoach en BAC Gezinscoaches Onderzoekskosten Bureaukosten Huisvesting Totaal
6.2.
64% 4% 22% 2% 4% 4% 100%
Personeel
Medewerkers* Bij ST gedetacheerd Stagiairs
01-01-2011 31-12-2011 55,6 fte 51,7 fte 5,0 fte 1,0 fte 26,3 fte 24,1 fte
*waarvan interventiespecialisten 8,7 fte en basiscoaches 29,1 fte.
Van het personeel van de Sociale Teams was op 31 december 2011 57% op tijdelijke basis werkzaam. Detacheringen De bij de Sociale Teams gedetacheerde medewerkers waren, op één na, allemaal al werkzaam bij de gemeente Rotterdam. Per 31-12-2011 was nog 1 medewerker gedetacheerd bij de afdeling Sociale Teams. Stagiairs De stagiairs vormen een koppel met de basiscoaches bij het begeleiden van de gezinnen. De verhouding basiscoach – stagiairs was per 31 december 2011; 29,1 fte : 24,1 fte. Inhuur Als gevolg van de vacaturestop heeft in 2011 heeft slechts eenmalig gedurende 1 maand inhuur plaatsgevonden voor de (gedeeltelijke) vervanging van de algemeen stafmedewerker die afwezig was i.h.k.v. zwangerschapsverlof. Verdere invulling van de vervanging tijdens het zwangerschaps- en ouderschapsverlof is ingevuld door de stafmedewerker in opleiding.
25
7.
Vooruitblik 2012
In overleg met de medewerkers is voor 2012 een aantal ontwikkel- en aandachtpunten voor de Sociale Teams vastgesteld. Juist in dit jaar van gemeentelijke clustervorming is het van belang vanuit de inhoudelijke invalshoek naar de werkzaamheden van de Sociale Teams te blijven kijken, om zo niet alleen de gezinnen verder te helpen op weg naar zelfredzaamheid, maar ook om een gefundeerde inbreng te hebben in de discussies inzake gebiedsgericht werken en zorgcoördinatie. •
Werken aan eigen vaardigheden: 2011 was het jaar waarin veel aandacht is besteed aan de doorontwikkeling van de methodiek, 2012 moet het jaar worden waarin gewerkt wordt aan de vaardigheden van de coaches om ook conform de methodiek te kunnen werken.
•
Inzet op het gehele gezinssysteem: Er is veel aandacht voor de ondersteuning van de ouders bij praktische zaken die in de gezinnen niet goed verlopen. In het komend jaar moet meer specifiek inzet zijn voor het betrekken van de kinderen bij de begeleiding (inzet op het gezinssysteem).
•
Aanscherpen criteria: Inzet op het versterken van de zelfredzaamheid, maar ook “niet loslaten” wanneer vitale zaken nog niet op orde zijn na 6 maanden. Dat betekent langer doorgaan wanneer de situatie hierom vraagt, en voorkomen dat de hulpverlening een aaneenschakeling van verschillende ondersteuningstrajecten wordt. In overleg met de zorgregisseurs moeten hier in het komend jaar scherpere criteria voor worden ontwikkeld .
•
Doorontwikkeling: leren van elkaar, en ook van (collega) coaches van andere organisatie. Gezamenlijk doorontwikkelen in het jeugd- en gezinszorg werkveld.
•
Versterken van de eigen kracht van gezinnen: Nog gerichter werken aan het versterken van de “eigen kracht” van de gezinnen door in te zetten op versterking (opbouw) van het eigen netwerk van de gezinnen.
•
Analyse competenties en beperkingen: Vaststellen van de competenties en de “beperkingen” van de afzonderlijke gezinsleden, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden tussen “niet willen” en “niet kunnen”. Een nog betere analyse van de situatie waardoor tijdig andere professionals bij de inzet kunnen worden betrokken.
•
Een betere analyse aan de voorkant van het proces, bij de aanmelding, waarmee voorkomen wordt dat de juiste gezinnen worden aangemeld bij de Sociale Teams. Hiervoor is een nog nauwere samenwerking met zorgregisseurs noodzakelijk.
•
Blijvende aandacht voor de kwaliteit van de samenwerkingsafspraken met de backoffice.
26
27