Social Research Methods Alan Bryman
Publisher: Oxford University Press (April 1, 2001) ISBN: 0198742045
Hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 9, 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 24, 25
De inhoud van dit uittreksel is met de grootste zorg samengesteld. Incidentele onjuistheden kunnen niettemin voorkomen. Je dient niet aan te nemen dat de informatie die Students Only B.V. biedt foutloos is, hoewel Students Only B.V. dat wel nastreeft. Dit uittreksel is voor persoonlijk gebruik en is bedoeld als wegwijzer bij het originele boek. Wij raden altijd aan het bijbehorende studieboek erbij te kopen en dit uittreksel als naslagwerk erbij te houden. In dit uittreksel worden diverse verwijzingen gemaakt naar het studieboek op basis waarvan dit uittreksel is gemaakt. Dit uittreksel is een uitgave van Students Only B.V. Copyright © 2004 StudentsOnly B.V. Alle rechten voorbehouden. De uitgever van het studieboek is op generlei wijze betrokken bij het vervaardigen van dit uittreksel. Voor vragen kan je je wenden per email aan
[email protected].
Hoofdstuk 1 (begrippen uit het boek, staan schuin gedrukt) In dit hoofdstuk komen de belangrijkste dingen aan de orde die je onder beschouwing moet nemen aan het begin van sociologisch onderzoek. Verschillende methoden van onderzoek zijn verbonden aan bepaalde sociologische visies. Ook of je een onderzoek naar aanleiding van bijvoorbeeld een theorie of van waarnemingen doet, speelt mee in de keuze voor je onderzoeksmethode. Theorie en onderzoek Merton (1967): vormen van theorieën. • Grand theories zijn erg abstract. Het is voor een onderzoeker niet moeilijk hun empirische bevindingen te relateren aan de theorie. Hier tegenover is het erg moeilijk om datgene wat in de theorie beschreven staat, te verklaren. • Theories of the middle range zijn beter te gebruiken in sociologisch onderzoek. Ze zijn niet zo abstract als Grand theories, maar gaan over een beperkt aspect in de maatschappij. Ze staan tussen de empirische bevindingen en de Grand theories in. In sommige sociologische onderzoeken wordt helemaal geen gebruik gemaakt van een theorie. In plaats daarvan is dan bepaalde achtergrondliteratuur de basis van het onderzoek. Meestal is in de literatuur een theorie impliciet terug te vinden. Dit soort onderzoek wordt door sommigen op empiricism (ervaringsleer) terug gebracht. • Empiricism = 1.) een studie die alleen kennis vergaart door middel van ervaring en door observatie (door de zintuigen). 2.) het verzamelen van "feiten" is al een gerechtvaardigd doel op zichzelf (ook wel naive empiricism genoemd). Deductieve en inductieve theorieën Deductieve theorie: (vooral bij kwantitatief onderzoek) Een onderzoeker onderzoekt de hypothese van een theorie door middel van het verzamelen van data in een (empirisch) onderzoek waaruit nieuwe theoretische ideeën en/of bevindingen kunnen ontstaan. Theorie => bevindingen Inductieve theorie: (vooral bij kwalitatief onderzoek) Theorie is de uitkomst van een onderzoek en niet het beginpunt. Uit observaties worden generaliseerbare conclusies getrokken. Bevindingen => theorie Iterative (herhaald): de onderzoeker verzamelt nog meer data om te toetsen in welke omstandigheden zijn theorie blijft gelden en is welke niet.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
2
Epistemologie Epistemologische kwesties gaan over wat (in de wetenschap) gezien kan worden als acceptabele kennis. En of de sociale wetenschap bestudeerd kan worden volgens dezelfde principes, procedures enz. als de natuurwetenschappen. Positivisme= is een epistemologische (,filosofische) beweging die ervoor is om dezelfde methoden in de sociale wetenschap te gebruiken als die in de natuurwetenschappen. Principes binnen het positivisme zijn.... - phenomenalism (alleen kennis die kan worden bevestigd door de zintuigen wordt beschouwd als ware kennis. observatie > theorie) - deductie (het doel van een theorie is om een hypothese te vormen. De hypothese wordt getest om er vervolgens "wetten" mee vast te stellen) - inductie (het verzamelen van feiten biedt de basis voor het vormen van "wetten") - objectiviteit (wetenschap kan en moet belangeloos worden uitgeoefend) Realisme= is, net als het positivisme, vòòr het gelijkstellen van methoden in de sociale wetenschap en de natuurwetenschap. Ook gelooft men dat er een andere werkelijkheid is, naast degene die wij ervaren. Er zijn 2 soorten realisme: • Empirisch realisme (ook wel naive realism) : met behulp van goede methodes kan de werkelijkheid worden begrepen. De woorden waarmee deze werkelijkheid vervolgens wordt uitgedrukt, staan gelijk aan de werkelijkheid zelf. • Kritisch realisme: (Best ingewikkeld. Dit is wat ik eruit haal, maar misschien kunnen jullie het voor de zekerheid zelf nog even nalezen, blz. 12, in het blok) Alleen de "gebeurtenissen" in de werkelijkheid kunnen worden gerekend tot de sociale wereld. De werkelijkheid zèlf behoort tot de "natural order." We zullen alleen de sociale wereld begrijpen als we de structuren kunnen vinden die ten grondslag liggen aan deze "sociale gebeurtenissen." Alleen door middel van observaties en theorieën uit de sociale wetenschap is het mogelijk deze structuren te ontdekken. Kritische realisten maken, in tegenstelling tot empirische realisten, wèl onderscheid tussen de werkelijkheid en datgene (de termen) waarin deze wordt uitgedrukt. Voor kritische realisten is observatie lang niet zo belangrijk als bij de positivisten. Interprevitisme= een stroming waarin men wel vindt dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de mens als object van de sociale wetenschap en het object van de natuurwetenschappen. Sociale handelingen hebben een subjectief doel. understanding
<=>
explanation
verklaren
<=>
begrijpen
hermeneutici (mensen die zich bezighielden met methodes en theorieen met betrekking tot het
<=>
positivisten
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
3
uitleggen van menselijke handelingen -> interprevitisme) "Verstehen" - Max Weber: het onderzoeken van oorzaak-gevolg bij een menselijke handeling (begrijpen) is minder belangrijk dan te zoeken naar de interpretatie die gegeven kan worden bij de handeling (verklaren). Ontologie In de ontologie gaat het erom of sociale kwesties een werkelijkheid hebben onafhankelijk van degene die een sociale handeling uitvoert of dat sociale kwesties enkel zijn opgebouwd uit de waarnemingen en acties van deze mensen. Objectivisme = een ontologische stroming die ervan uit gaat dat sociale verschijnselen bestaan, onafhankelijk van "social actors." (Bepaalde organisaties blijven bijvoorbeeld generaties lang op dezelfde manier voortbestaan, terwijl er intussen allemaal andere mensen bij betrokken zijn, hetzelfde geldt voor verschillende culturen.) Constructionisme (ook wel constructivisme) = een ontologische stroming waarin men ervan uit gaat dat sociale verschijnselen alleen kunnen worden bereikt door de "social actor." Sociale verschijnselen blijven hierdoor constant veranderen. Kennis die men vergaart uit sociologisch onderzoek is tijdelijk. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek Kenmerken van kwantitatief onderzoek: • Deductief; met nadruk op het testen van een theorie • Epistemologisch gezien => onderzoek volgens natuurwetenschappelijk model, vooral volgens het positivisme • Ontologisch gezien => objectivisme Kenmerken van kwalitatief onderzoek: • Inductief; met nadruk op het ontwikkelen van een theorie • Epistemologisch gezien => interprevitisme • Ontologisch gezien => constructionisme Invloeden gedurende sociologisch onderzoek Invloeden op sociologisch onderzoek: Theorie Epistemologie Ontologie Waarden => weerspiegelen de persoonlijke overtuiging(en) en/of gevoelens van een onderzoeker. Voorbeelden van waarden zijn: keuze van onderzoeksgebied, het formuleren van de onderzoeksvraag, keuze van onderzoeksmethode enz. Ideaal zou zijn, als de onderzoeker waardevrij (en dus objectief) is. Praktische overwegingen => over hoe sociologisch onderzoek zou moeten worden uitgevoerd. Onderzoeksstrategie, -ontwerp en -methode moeten goed passen bij de onderzoeksvraag.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
4
Hoofdstuk 2 Reearch design en research method Research design (ontwerp van onderzoek) en Research Method (onderzoeks methode) zijn niet hetzelfde. Het ontwerp van onderzoek biedt een soort van ‘raamwerk’ voor het verzamelen en analyseren van data. De onderzoeks methode is de manier waarop je je data verzameld. Voorbeeld: Het ontwerp van onderzoek is case – study, de onderzoeksmethode is interviewen. Samen is dit je onderzoeks strategie Er zijn 5 verschillende soorten ontwerp van onderzoek. (zie blz 56 voor het schema van deze ontwerpen). - experimenteel ontwerp De term ‘ experiment’ word in het dagelijks leven nog al los gebruikt voor allerlei testen of onderzoeken. Maar het heeft een meer technische en specifieke betekenis dan dat. Gerandomiseerde toewijzing aan experimentele groep of controlegroep Alleen de experimentele groep krijgt ‘treatment’ (Voor- en) nameting; verschil in nameting wordt veroorzaakt door treatment. Controle is optimaal door gerandomiseerde toewijzing; twee groepen zijn identiek behalve de treatment. Quasi-experimenteel design: geen gerandomiseerde toewijzing, maar bijvoorbeeld op basis van bestaande groepen. Controle is niet optimaal. - Cross- sectional ontwerp (‘snapshot’ op 1 moment) Onderzoekers die deze methde gebruiken zijn geinteresseerd in verandering en variatie, dit kun je alleen vaststellen als je meer dan 1 geval onderzoekt. (meestal worden er veel meer gevallen onderzocht). Er wordt op ‘one single point in time’ heel veel kwalitatieve of kwantitatieve data verzameld er wordt er verband gelegd tussen 2 of meerdere variabelen, deze worden getest op ‘patterns of association’ (patroon van verbinding). zie blz 45 voor het schema dat gebruikt wordt by cross sectional design. Verschil tussen cross sectional en survey design. Deze twee wijken in principe niet zoveel van elkaar af, alleen wordt de term survey design meer gebruikt voor cross sectional design waar enquetes en interviews als methode worden gebruikt. er bestaat ook ‘herhaalde cross sectie’ dit is min of meer hetzelfde alleen wordt het ‘snapshot’ op meerdere momenten uitgevoerd, bij deze herhaalde snapshot worden steeds andere mensen gebruikt, dit ontwerp kent dus geen uitval. - Longitudinal ontwerp Dit ontwerp wordt niet veel gebruikt in de sociologie omdat het heel veel tijd en geld kost. het lijkt vrij veel op cross sectional ontwerp,. Bij longitudinal ontwerp wordt een Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
5
‘sample’ (monster) onderzocht, en minstens nog 1 keer onderzocht op een later tijdstip. Er worden twee soorten longitudinal ontwerp onderscheiden. - Cohort study Hierbij wordt een geheel cohort (bijv. geboortecohort, onderwijscohort) deze mensen hebben allemaal iets met elkaar gemeen, ze zijn bijvoorbeeld allemaal op dezelfde dag getrouwd. - Panel study Hieronder een definitie van panel study van het internet. A longitudinal study in which a panel of individuals is interviewed at intervals over a period of time. In general usage, the definitions of longitudinal study and panel study overlap. At least one author says that the term "panel study" is sometimes used for studies that are restricted to a short period of time or are limited to two or three interviews, and "longitudinal study" is used for studies that last longer or include more interviews; but there are significant examples where this distinction is not accurate. In general, longitudinal studies involve panels of respondents and panel studies are longitudinal studies. Examples of panel studies include the Survey of Income and Program Participation (SIPP) and the Panel Study of Income Dynamics (PSID). - Case study ontwerp Hierbij wordt een bepaald geval ‘case’ intensief onderzocht. Deze case wordt uitvoerig en gedetailleerd geanalyseerd. Voorbeelden van Case study zijn onderzoeken over een bepaalde gemeenschap of een bepaalde school. Case study wordt in kwalitief en kwantitatief onderzoek gebruikt. - comparative ontwerp Er zijn tenmiste 2 cases dit kunnen organisaties, naties etc. zijnen de data van beiden wordt meestal vergaard met een cross sectional design. de 2 cases worden met elkaar vergeleken. Criteria Er zijn enkele technische termen die als criteria worden gebruikt bij het evalueren van het onderzoek. Dit zijn: - Reliability ( Betrouwbaarheid) - Validity ( Geldigheid) - Replicability (‘Kopieerbaarheid’) De betrouwbaarheid = de consistentie van een meting. voorbeeld: Het testen van iemands IQ. In principe staat de hoogte van iemands IQ vast, maar als bij meerdere metingen blikt dat het IQ steeds anders is, is de methode van meten dus niet betrouwbaar. Replicability Als er een onderzoek is gedaan, moet de onderzoeker vastleggen hoe hij het onderzoek heeft gedaan, zodat het een keer kan worden overgedaan door iemand anders. Er moet dus sprake zijn van replicability Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
6
De Geldigheid = Meten we wat we willen meten ( geven de stellingen weer wat we willen weten) Een voorwaarde voor de geldigheid is de betrouwbaarheid. Er zijn verschillende soorten betrouwbaarheid -> Validity.
- measurement validity Wordt ook wel construct vadilty genoemd. voorbeeld: Laat het IQ wel echt de mate van iemand intelligentie zien? stel dat dit niet zo is, dan wordt de kennis ongeldig. Definitie van het internet: - Validity refers to the accuracy of a measure. -
A measurement is valid when it measures what it is suppose to measure and performs the functions that it purports to perform.
-
Does an indicator accurately measure the variable that it is intended to measure?
- internal validity Voorbeeld: X veroorzaakt Y, weten we wel zeker dat X dit veroorzaakt of komt het door iets anders? Definitie van het internet: Internal Validity: When you think about internal validity, think INSIDE the experiment. Is your experiment so well designed that when the results are in, you feel confident that you can make truthful and definite statements about what happened in your study? If your study is relatively free of confounds; you will have high confidence in its results. That's internal validity. - external validity Kunnen resultaten van het onderzoek gegeneraliseerd worden over de hele ‘doelgroep’ of gelden deze slechts voor de onderzoeksgroep? ‘External Validity: Can your results be generalized to people outside of your study?’ - Ecological validity Kunnen bevindingen teruggekoppeld worden naar het dagelijkse sociale leven of zijn deze alleen ‘technisch’? Hierbij is de benadering van de mensen die onderzocht worden essentieel? worden ze bijvoorbeeld in een onderzoeks setting geplaatst of niet? De voorgaande criteria gelden vooral voor kwantitatief onderzoek. Lincoln en Cuba kwamen met nieuwe, vergelijkbare criteria die min of meer hetzelfde betekenen maar dan voor kwalitatief onderzoek. -
Credibilty (internal validity)
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
7
Hoe geloofwaardig zijn de bevindingen? - Tranferabilty (external validity) Zijn de bevindingen toepasbaar in een andere context? - dependability (reliability) Zijn de bevindingen toepasbaar in een andere tijd? -
Confirmability (objectivity)
Dit deden zij omdat ze vonden dat je kwalitief onderzoek niet op dezelfde manier kunt controleren als kwantitatief onderzoek. De onderzoeksvraag Waarom is de onderzoeksvraag beangrijk voor het gehele onderzoeks proces? Een onderzoeksvraag die niet goed geformuleerd is lijdt tot een slecht onderzoek, want met een onderzoeksvraag geef je aan wat je wil onderzoeken. de onderzoeks vraag lijdt ook tot een bepaald ontwerp van onderzoek. De onderzoeksvraag bakent als het ware een soort terratorium af waarbinnen je onderzoek plaatsvind, het houdt je tegen om buiten dat gebied naar antwoord op je vraag te zoeken.
Waar voldoet een goede onderzoeksvraag aan? -
Een goede vraag is duidelijk, en valt te onderzoeken.
-
Er moet litaratuur aanwezig zijn waarop je onderzoek gebaseerd kan worden (relatie tussen onderzoek en theorie)
-
De deelvragen en de hoofdvraag zijn aan elkaar verbonden.
-
Er moet iets ontdekt worden, er moet dus een bijdrage aan de wetenschap gegeven worden.
-
Een goede onderzoeksvraag mag niet te ‘breed’ zijn maar ook niet te ‘exact’.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
8
Hoofdstuk 3 Ideaaltypische vorm van kwalitatief onderzoek: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Theorie Hypothese Onderzoeksontwerp Maatstaf van de concepten vaststellen (operationalisatie) Selecteer onderzoeksplaats Selecteer onderzoeksobjecten/respondenten Verzamel data Verwerk data (maak het kwa ntificeerbaar door bijv. codering) Analyseer data (zoek verbanden tussen variabelen, reduceer het aantal data, etc.) 10. Bevindingen/conclusies (interpretatie van de data; wordt de hypothese bevestigd?) 11. Schrijf bevindingen/conclusies op (probeer de lezer te overtuigen van het belang en de geldigheid van je onderzoek) Betekenis van stap 6 en 7 bij experimenteel onderzoek: - Stap 6: Samenstellen van controle-en behandelingsgroepen - Stap 7: Het voortesten van onderzoeksobjecten, de onafhankelijke variabele voor de experimentele groep en het natesten van de respondenten. Betekenis van stap 7 bij cross-sectioneel onderzoek: het interviewen van de mensen uit de steekproef d.m.v. gestructureerd interview, of een zelf in te vullen vragenlijst. Betekenis stap 7 bij gestructureerde observatie: de observator(s) observeert de setting en het gedrag van mensen en verdeelt vervolgens alle gedragselementen over verschillende categorieën. Zodra het onderzoek gepubliceerd is, maakt het deel uit van de voorraad van kennis (theorie) op dat gebied. Daarmee vormt het onderzoek weer de theorie (stap 1) voor een volgend onderzoek. Kwantitatief onderzoek is positivistisch, omdat het zowel deductivistisch is (stap 2) als inductivistisch (de conclusie van het onderzoek wordt weer de theorie (stap 1) van een ander onderzoek). Concept: de bouwstenen van theorie; categorieën voor de organisatie van ideeën en observaties. (bijv. sociale klasse, cultuur, tevredenheid met baan, etc.). Concepten kunnen bepaalde aspecten van de sociale wereld verklaren, of ze kunnen staan voor dingen die we willen verklaren. Maatstaf van een concept: De eenheid waarmee een concept meetbaar wordt gemaakt voor kwalitatief onderzoek. (bijv. IQ. Het concept hierbij is intelligentie). Voordelen van meten in kwantitatief onderzoek: - Kleine verschillen tussen bijv. mensen zijn duidelijker te onderscheiden als deze verschillen meetbaar zijn. - Als iets meetbaar is (als er een vaste maatstaf is), kan het niet beïnvloedt worden door tijd Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
9
of door degene die de meting uitvoert. (wanneer twee verschillende mensen dus op twee verschillende tijdstippen dezelfde meting uitvoeren, kan de uitkomst alleen verschillen door sociale veranderingen en niet door andere factoren). - Je kan de mate het verband tussen verschillende variabelen preciezer meten, omdat je werkt met getallen en niet met termen of woorden. Indicator: Een (indirecte) meting van een concept, dat moeilijk meetbaar is (bijv. de oorzaken van de tevredenheid met je baan). Directe indicator: Bijv. burgerlijke staat; er zijn maar 2 antwoorden: gehuwd of ongehuwd. Indirecte indicator: Bijv. vormen van gedrag. Verschillende gedragingen moeten eerst gecodeerd worden voor je ze kan meten. Het formuleren van een indicator kan door: - gestructureerd interviewen, enquêtes (over bijvoorbeeld de redenen waarom mensen tevreden zijn met hun baan). - Gestructureerde observatie (van bijv. gedrag van mensen) - Officiële statistieken (bijv. statistieken over criminaliteit om crimineel gedrag te meten). - Inhoudelijke analyse van massamedia (bijv. de verandering in de hoeveelheid aandacht die aan AIDS wordt geschonken in de media). Voordelen van het gebruik van meerdere indicatoren: - Als je maar 1 indicator gebruikt en de vraag waarin die indicator verwerkt is, wordt niet goed begrepen door de respondent, krijg je een vertekend beeld. Deze vertekening is kleiner als je meerder indicatoren (dus meerdere vragen) gebruikt. - Een indicator kan te algemeen zijn, of maar een deel van het onderliggende concept beslaan. (Bijv. tevredenheid met je baan; als je alleen de indicator ‘salaris’ gebruikt, mis je dus oorzaken (indicatoren) die te maken hebben met bijv. arbeidstijden, collega’s, etc. - Je kan veel fijnere onderscheidingen maken met meerdere indicatoren. De Likert-schaal: Een schaal waarbij meerdere indicatoren worden gebruikt om de intensiteit van de gevoelens op een bepaald gebied te meten. Om de intensiteit van die gevolens te meten, wordt meestal een schaal van 1-5 of 1 -7 gebruikt. (Bijv. 1 staat voor helemaal mee eens en 5 staat voor helemaal niet mee eens). - De onderwerpen (indicatoren) zijn stellingen, geen vragen. - De onderwerpen gaan over hetzelfde object (bijv. de tevredenheid met je baan). De onderwerpen moeten onderling met elkaar in verband staan. - - Het is nuttig om in de frasering van de stellingen, positieve en negatieve stellingen met elkaar af te wisselen.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
10
Betrouwbaarheid van een concept is op te delen in: - Stabiliteit (Is een meting stabiel over de tijd?) - Interne betrouwbaarheid (Zijn de indicatoren waarmee de schaal is opgemaakt consistent?) - Inter-observator consistentie (Is er sprake van subjectiviteit in bijv. de keuze voor de verschillende categorieën om menselijk gedrag in op te delen? Kortom: maken verschillende onderzoekers verschillende keuzes?) Stabiliteit kan je testen m.b.v. de test-retest methode. Stel bijv. een set vragen aan een aantal mensen en herhaal het onderzoek enige tijd later bij dezelfde mensen: hoe meer de antwoorden overeenkomen, hoe groter de stabiliteit. Bezwaar tegen deze methode is het argument dat de antwoorden op het eerste testmoment (T1) invloed kunnen hebben op hoe iemand op het tweede testmoment (T2) zal antwoorden, waardoor de consistentie tussen T1 en T2 groter lijkt dan eigenlijk het geval is. Ook kunnen er tussen T1 en T2 dingen gebeuren die de manier van antwoorden op T2 beïnvloeden. Interne betrouwbaarheid kun je testen m.b.v. de split-half methode: verdeel de verschillende a-select in twee groepen en kijk vervolgens of mensen die in de ene groep hoog scoren, dat ook doen bij de indicatoren van de andere groep. Deze samenhang wordt gemeten op een schaal van 0 (geen samenhang, dus geen consistentie) tot 1 (optimale samenhang, dus perfecte consistentie). Bij een score van 0,8 of hoger is er sprake van interne betrouwbaarheid. Geldigheid: Meten de indictaor(en) die gebruikt word(en) daadwerkelijk datgene dat je wil meten? Geldigheid m.b.t. meting (dus niet interne, externe of ecologische geldigheid) is onder te verdelen in: - face validity (Reflecteert de meting het betreffende concept?) - concurrent validity (Voldoet de meting ook aan andere criteria? Bijv. mensen waarvan je denkt dat ze minder tevreden zijn met hun baan zouden ook vaker absent moeten zijn dan mensen die wel tevreden zijn met hun baan). - Predictive validity (zie concurrent validity, alleen dan met behulp van een toekomstig criterium). - construct validity (de onderzoeker gebruikt een hypothese die relevant is voor het concept. De meting is valide als de voorspelling (hypothese) klopt met het model). - convergent validity (vergelijk de meting van een concept met een meting van datzelfde concept door een andere onderzoeksmethode. Komen de uitkomsten overeen?) Maar weinig onderzoeken worden getoetst op betrouwbaarheid en geldigheid. Betrouwbaarheid en geldigheid zijn ook met elkaar verbonden: Als je meting niet betrouwbaar is kan-ie ook niet geldig zijn. (een meting die niet stabiel is in de tijd, is niet geldig). Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
11
Vooroordelen in kwantitatief onderzoek: - Meting: geldigheid en betrouwbaarheid zijn erg belangrijk voor kwantitatieve onderzoekers omdat zij ervan uit gaan dat meting veel voordelen biedt. - Causaliteit: kwantitatieve onderzoekers willen fenomenen graag verklaren ⇒ het fenomeen is de afhankelijke variabele; de oorzaak de onafhankelijke. Experimenteel onderzoek wordt van grotere waarde gezien dan cross-sectioneel onderzoek, omdat bij de eerste makkelijker oorzakelijke verbanden kunnen worden gelegd. - Generalisatie (externe geldigheid) probability sampling wordt gezien als het best generaliseerbaar omdat daarbij de steekproef aselect wordt getrokken ⇒ dit is niet helemaal waar, want uiteindelijk is de (aselecte) steekproef alleen generaliseerbaar voor de populatie waar ze uit is getrokken. - Replicatie: als een onderzoek repliceerbaar is, wordt dat onderzoek gezien als objectief en niet onderhevig aan invloed en interpretatie van de onderzoeker ⇒ onderzoeken worden echter bijna nooit ‘nagedaan’, het gaat er alleen om dat ze na zijn te doen. Kritiek op kwantitatief onderzoek: - Je kan mensen en organisaties niet op dezelfde manier onderzoeken als natuurverschijnselen (i.t.t. het wat het positivisme zegt), want mensen interpreteren zichzelf en de wereld om zich heen. - bij het beantwoorden van vragen interpreteren de respondenten de vraagstelling allemaal op een andere manier. - bij het beantwoorden hebben respondenten niet allemaal evenveel kennis van het onderwerp waar naar gevraagd wordt. Ook is het onderwerp niet voor elke respondent van even groot belang of even interessant. Ook kunnen respondenten iets anders zeggen dan ze eigenlijk vinden. - In kwalitatief onderzoek wordt niet duidelijk hoe een verband tussen twee variabelen wordt veroorzaakt door de mensen op wie het betrekking heeft. Interpretatieve epistemologie: nadruk op de interpretatie van het individu (dat onderzocht wordt. Constructionistische ontologie: de sociale wereld wordt gezien als een product van individuen in plaats van iets buiten hen.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
12
Hoofdstuk 4 Sampling Dit hoofdstuk gaat over het trekken van willekeurige en niet willekeurige steekproeven. Vaak is een steekproef nodig omdat de populatie (universum van units dat je wilt onderzoeken) te groot is. Eerst een paar belangrijke termen die in de samenvatting in de engelse vorm gebruikt worden met de uitleg erbij (dan kan iedereen zijn eigen Nederlandse ‘woord’ erbij bedenken om verwarring te voorkomen). Population: Het universum van unit’s waarover je onderzoek wilt doen (dat kunnen dus mensen zijn, maar ook groepen of scholen of dieren enz.). Sample: De gemaakte selectie van de population die je daadwerkelijk gaat onderzoeken. Sampling frame: Een lijst met daarop de hele population waaruit je dus een sample opmaakt. Representative sample: Een steekproefselectie die representatief genoeg is om er generaliserende uitspraken over te doen. Probability sample : Een sample dat geheel willekeurig tot stand is gekomen. Non Probability sample: Een onwillekeurige selectie (vaak dus ook vrij subjectief). Sampling error: Een verschil dat er is tussen de steekproefselectie en de gehele populatie. Non sampling error: Een verschil (fout) dat ontstaat door een fout in bijv. het interviewen of de enquêtelijst. Dit kan dus ook voorkomen bij een compleet willekeurige steekproefselectie. Non response: Wanneer mensen weigeren om mee te werken of bij een bepaalde vraag niet de gevraagde informatie kunnen verstrekken. Census: Het complete aantal units in de population. Voorbeeld: Wanneer je het gedrag van 9000 studenten wilt onderzoeken moet je dus sampelen (het zijn er teveel). Om een generaliserende uitspraak te kunnen doen na je onderzoek moet je een Representative sample hebben gemaakt. Dit kan dus alleen wanneer je een probability sample neemt (een willekeurige selectie waarin iedereen evenveel kans maakt om onderzocht te worden). Als je namelijk op een plek buiten gaat staan en af e n toe iemand aanspreekt is dit om meerdere redenen niet representatief: Bijv; De mensen die op dat moment op die school lopen, hebben dus blijkbaar allemaal les, ze lopen allemaal de zelfde kant op, dus misschien hebben ze allemaal het zelfde vak, wat de uitkomst weer kan beïnvloeden. Ook kies je (onbewust) sneller iemand uit die je er vriendelijk uit vind zien. Als dit gebeurd is je sample biased, oftewel, beïnvloed/bevooroordeeld. Bias moet zoveel mogelijk uitgeroeid worden in je onderzoek. Bias wordt onderbedeeld in 3 groepen: 1. Wanneer er niet random gekozen wordt (en je hebt dus een non probability sample) kan er een verschil optreden tussen de populatie en de sample. Dan is er dus sprake van een Sampling error. 2. Als een sample niet compleet is, dat wil zeggen, als er niet uit de gehele populatie gekozen is, is de sample niet representatief. 3. Als er sprake is van non-response is er een kans dat iedereen die weigert dit doet om de zelfde redenen en sluit je dus die hele groep uit. Dan is je sample dus ‘scheefgetrokken’. Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
13
Voorbeeld van een onjuiste en een juiste sample: (bijvoorbeeld bij een verdeling van mannen en vrouwen, als je een steekproef wilt nemen van 50 personen uit 200 personen). Onjuist: (er is hier sprake van een scheve meting) Mannen
vrouwen
Juist: De meting zit precies (nouja, ik heb mijn best gedaan ;-) ) in het midden. Mannen
Vrouwen
Probability sampling kan fouten niet helemaal uitsluiten maar de kans op sampling errors is aanzienlijk kleiner bij deze methode. Soorten Probability Sampling: • Random sample (een willekeurige trekking): Stel; we hebben 9000 studenten en we willen er 450 interviewen -> Dan deel je 450 door 9000 -> 0.05 oftewel 1 op 20. Dit heet de sample fraction (selectie breuk). We moeten dus 1 op de 20 mensen interviewen. Dit bestaat uit 5 stappen: 1. Tel de populatie (N) 2. Vind een sampling frame (de lijst met de populatie) 3. Bepaal hoeveel mensen je interviewt (n) 4. Geef de hele sampling lijst een nummer van in dit geval 1 Tm 9000 5. Laat een computerprogramma een willekeurige selectie maken van 450. Er zijn ook tabellen met willekeurige nummers te krijgen. Als dat bijv. deze cijfers zijn:
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
14
44689, 13218, 064032, 4548431, 516461, 00016 dan zijn er ook getallen van 5 of meer cijfers. Wij hebben er nu maar 4 nodig (9000) dus we nemen bijv de laatste 4 cijfers. Dan krijg je 4689,4032,8431,6461 en 0016. Wanneer een getal dan alsnog boven de 9000 is, bijv 9056, negeren we dit hele getal en gebruiken dit niet. . Wanneer een getal 2 keer voorkomt in zo’n getallen tabel negeren we dit getal ook. Er komt dan in die lijst echter geen vervanging voor dit getal, het is dus een simple random sample without replacement. •
Systematic sample Dit is een manier van selecteren waarbij je direct van de sampling frame selecteert zonder echt een tabel te gebruiken. Je gebruikt de tabel met willekeurige nummers dan alleen voor het volgende: We moeten dus 1 op de 20 mensen hebben dus we zoeken naar iets dat tussen de 1 en de 20 zit(we kijken dus alleen naar de laatste 20 cijfers). Als we weer de rij 44689, 13218, 064032, 4548431, 516461, 00016 nemen is het laagste getal dat we tegenkomen 16. We nemen dus nummer 16 van de Sampling frame, vervolgens nemen we elke keer de 20ste daarop (dus 36,56,76 enz) totdat we 450 nummers hebben. Zo werkt een aselecte steekproef zonder computer programma.
•
Stratified random sampling Het beste is (in het geval van de 9000 studenten bijv) als van iedere faculteit een aantal mensen meedoet dat evenredig is aan de grote van de faculteit: Bijv: 5000 vd studenten studeren Rechten, 2000 Psychologie en nog eens 2000 Medicijnen. Dan willen we ook graag 5000/20 = 250 rechtenstudenten in de selectie, 2000/20 = 100 medicijnen en 2000/20 = 100 Psychologie studenten in de selectie hebben. Vaak is er in dit soort duidelijk indeling ook een sampling list ter verkrijgen van een instantie die je van die indeling voorziet. Het is meer werk, maar deze selectie loopt meer parallel aan de werkelijke populatie.
•
Multi stage cluster sampling (voor het gemak zo even MSCS) Wanneer je over een groter gebied iets wil zeggen, bijvoorbeeld over een heel land, kan je wel 5000 studenten random kiezen maar dan zitten ze over het hele land. Dit zorgt dus voor meer werk en kosten. Je kan in verschillende gradaties MSCS toepassen. Bijv. Je kan ook eerst random 10 universiteiten kiezen en daarvan elk 500 leerlingen. Dan is het nog wel random maar dan verdeeld over niet meer dan 10 universiteiten in het hele land. Wanneer dan nog te ver uit elkaar ligt kan je ook eerst alle uni’s indelen in gebieden. Vervolgens selecteer je aselect 2 gebieden, uit elk van die 2 selecteer je weer aselect 10 uni’s en uit elk van die uni’s weer 500 leerlingen. Zo heb je dus 5000 leerlingen op 10 uni’s maar dan in maar 2 gebieden die je af hoeft te gaan. Dit kan zo ver gaan als naadzakelijk is.
Het voordeel van Probability sampling is dus dat je kan generaliseren. De data van de populatie en de data van de sample moeten echter nog wel apart gezien worden, ze zijn niet hetzelfde, het geeft hoogstens een gemiddelde aan. Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
15
Generaliseren van sample naar population: Dit is Box 4.4 van hoofdstuk 4 en ik heb net wel de hulp ingeroepen van wat wiskundige collega’s maar ik adviseer absoluut om deze box zelf door te nemen, want dit gaat namelijk om de normale verdeling de relatie tussen aantal steekproeven en populatie. Ik doe hem hier zo uitgebreid mogelijk, dus even niet in de samenvatting vorm, maar hopelijk kan ik dan nog iemand iets duidelijk maken. Wanneer het onderzoek onder de 9000 studenten was gegaan over het alcohol gebruik per week en de uitkomst bij de sample was 9.7 unit alcohol per week, hoe zeker zijn we er dan van dat dit ook echt op de populatie slaat? Als we de kans dat de steekproeven echt iets over de populatie zeggen in beeld willen brengen doen we dit in een grafiek met de bel-vorm, oftewel de normale verdeling.
De middelste lijn is het gemiddelde van de gehele populatie (die we dus eigenlijk niet weten, want we hebben steekproeven gedaan) 50% van de mensen ligt links van of op die lijn en 50% rechts van of op dat gemiddelde. Als je dus meer naar rechts of links gaat is de standaard afwijking van het gemiddelde dus groter, dit betekend dat er een groter verschil is tussen de steekproef uitkomst en de realiteit. 68% ligt binnen een standaardafwijking van -1 of +1 van het gemiddelde.
En 95% ligt binnen een standaardafwijking van -1.96 of +1.96 van het gemiddelde.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
16
De standaardafwijking die altijd wordt gehanteerd is dan ook -/+ 1.96 omdat je dan 95% zeker bent dat je bevindingen overeenkomen met je gemiddelde. Wanneer je dus de standaardafwijking uit zou rekenen (waarvan ik niet denk dat we geacht worden dat nog te kunnen) en deze ligt tussen -/+ 1.96 heb je dus sowieso 95% zekerheid. Dit noemen ze de confidence interval. Als je gebruik maakt van een stratified sample (dat het dus echt parallel loopt aan de realiteit) wordt de standaard afwijking dus ook kleiner. Echter, in het geval van MSCS (zie boven) wordt de standaard afwijking juist groter omdat sommige universiteiten misschien wel heel veel drinken met z’n allen en net niet meegeteld zijn omdat ze geëlimineerd zijn bij de selectie. Zo, hoop dat dat een klein beetje duidelijk is, meer kan ik er niet van maken dus lees het ajb nog even door!! Op de vraag hoe groot je sample moet zijn is geen duidelijk antwoord. Dit hangt van meerdere dingen af: De absolute grote, Tijd en kosten, non response, heterogeniteit van de populatie en het soort analyse. Absolute grote: In tegenstelling tot wat je verwacht is het de absolute grote van een sample die leidt tot betrouwbaarheid en niet de relatieve grote: Dus een onderzoek onder 1000 mensen is in de VS net zo betrouwbaar als in Nederland, terwijl er in de VS meer mensen wonen. Het betekent wel dat het vergroten van de sample de nauwkeurigheid vergroot. Het is dus de vraag in hoeverre een onderzoeker willig is om enige sampling error in zijn onderzoek te laten komen. Daarnaast is sampling error maar één van de errors die op kunnen treden dus een onderzoeker zou zich hiermee niet overdreven veel bezig moeten houden. Tijd en kosten: Als je op een gegeven moment tot een bepaalde betrouwbaarheid bent gekomen, schiet deze niet meer zo erg de lucht in wanneer je sample nog omvattender wordt. De afweging tussen kosten en nauwkeurigheid vervaagt dus omdat onderzoek doen geld kost. Een goede afweging tussen die 2 is erg belangrijk. Over deze vraag staat er ook nog een goede tip voor studenten die onderzoek moeten doen op pagina 97. Dit komt op het volgende neer: Wees eerlijk in je onderzoek en als je beperkingen ondervindt zoals tijd en geld in het sampelen, geef dit dan eerlijk weer. Mensen accepteren eerder jouw beperkingen en hebben daar begrip voor dan wanneer je stelt dat je een uiterst betrouwbaar onderzoek hebt gedaan, terwijl dit niet zo is door die beperkingen. Non response: Houdt non response altijd in gedachten: Als je zeker wilt zijn dat je 450 mensen interviewt, en je denkt dat er 90 niet mee willen doen, vraag er dan dus 540. (net als wanneer je een feestje geeft ;-) ) De response rate is het percentage van mensen die mee hebben gewerkt. De berekening ervan is echter gecompliceerder, sommige interviews zal je uit moeten sluiten omdat ze niet serieus Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
17
of niet compleet genoeg beantwoord zijn. De response rate bereken ziet er daarom als volgt uit:
Bovendien, als je een zo hoog mogelijke response rate wilt behalen, kost dit ook weer meer geld en tijd. Hier moet dus ook een goede afweging zijn. Maar, zolang het betaalbaar en haalbaar is, is het natuurlijk zeer belangrijk om die rate zo hoog mogelijk te houden. Heterogeniteit van de populatie: Wanneer een populatie meer homogeen is zijn hoeft de sample niet zo groot te zijn als wanneer de populatie zeer heterogeen is. Als mensen allemaal een beetje hetzelfde zijn, is de kans groter dat je met een kleinere steekproef dichter bij het gemiddelde komt. Soort analyse: Wanneer je van plan bent om je bevindingen in een tabel te gaan plaatsen met cijfers, heb je een groter sample nodig. Anders is het risico dat sommige cellen leeg blijven of met lage cijfers gevuld zijn te groot, en zo kan er dan moeilijk iets afgelezen worden in de tabel. 3 Types van Non-probability sampling. Convenience sampling: Deze manier van sampling is praktisch voor iedereen toegankelijk. Het houdt eigenlijk in datje de mensen gebruikt die je op dat moment ter beschikking hebt. Wanneer een docent bijvoorbeeld onderzoek wil doen naar andere docenten en daarom zijn directe collega’s een vragenlijst voorlegt, maakt hij gebruik van de middelen dicht bij hem. Hier kunnen echter absoluut geen generaliserende uitspraken over gemaakt worden omdat het maar iets zegt over die specifieke groep van leraren onder elkaar. Deze methode is echter wel heel goed om je onderzoek en interview eerst te testen om te kijken hoe er bijvoorbeeld op vragen wordt gereageerd. Ook kan de uitkomst van zo’n onderzoek gebruikt worden als opstap voor een verder onderzoek op dat gebied. Snowball Sampling: Dit houdt in dat een onderzoeker eerst contact maakt met een kleine groep mensen, en vervolgens hun contacten weer gebruikt in het onderzoek. Het heeft iets weg van convenience sampling maar het is toch wel anders. Je neemt namelijk eerst een kleine groep van de dezelfde soort mensen (bijvoorbeeld drugsgebruikers in de muziekwereld) en je vraagt ze daarna of zijn mensen kennen die mee zouden willen doen. Zo kom je dus ook aan drugsgebruikers in andere kringen). Dit is wel de enige manier om zo’n gevarieerde sample te krijgen omdat er geen sampling frame voor bestaat. Niemand kan echter een lijst maken van iedereen die iedereen kent en van wie ze vervolgens denken dat ze wel mee zouden werken. Bij deze methode kunnen ook geen generaliserende uitspraken gedaan worden. Hij wordt dan ook vaker gebruikt in kwalitatief onderzoek dan in kwantitatief onderzoek, omdat kwalitatief onderzoek minder gericht is op generaliseren. In kwalitatief onderzoek is dan ook meer sprake van theoretisch sampelen en bij kwantitatief onderzoek meer van statistisch sampelen.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
18
Quota sampling: Quota sampling lijk t op stratified sampling maar dan niet random. Er worden verschillende groepen gemaakt op bijvoorbeeld leeftijd, sekse, of politieke voorkeur. Vervolgens zoekt de onderzoeker zelf mensen uit van wie hij denkt dat ze in die quota passen. Er zijn een aantal kritieken op deze methode: • Omdat de keuze van de respondent in de handen van de interviewer is kan het niet representatief zijn. Er is sprake van een subjectieve keuze, bijv wederom of iemand er vriendelijk uitziet of misschien oogcontact maakt of niet. Bovendien zou het gebruik maken van oppervlakkige stereotypen. • Er is een risico dat de mensen die op dat moment in de omgeving van de interviewer zijn, oneerlijk verdeeld zijn. Bijv, dat fulltime werkers minder voorkomen op dat moment. • Het risico is er ook dat een onderzoeker een inschattingsfout maakt. Als hij bijv. iemand zijn leeftijd fout gokt en hem daarom niet vraagt, missen de antwoorden van dat persoon. • Ook is het moeilijk om iemand z’n sociale omgeving, wat ook een quota kan zijn, in te schatten. Daarom kan iemand dus in de verkeerde groep belanden. • Omdat er geen sprake is van random keuze kan er ook geen standaard afwijking berekend worden waardoor het onmogelijk is om te zeggen hoe ver het gemiddelde van de ondervraagden afligt van het gemiddelde van de daadwerkelijke populatie. Toch zijn er ook voordelen aan deze methode: • • • • • •
Het is goedkoper en sneller. De interviewer hoeft mensen niet voor langer te volgen, omdat hij ze later nog iets wil vragen. Het is niet nodig, en zelfs amper mogelijk om je non-response bij te houden of daar rekening mee te houden. Wanneer snelheid vereist is, zoals in de media, is dit een goede manier om een oppervlakkige peiling te maken. Bovendien is het een goede manier om betere methoden te ontwikkelen. In feite dus om te ‘oefenen’. Omdat er minder snel sampling errors optreden is het misschien toch mogelijk om een standaardafwijking te bepalen en daarop een betrouwbaarheid te berekenen; de fouten die in andere onderzoeken wel gemaakt worden, worden hier niet gemaakt en zo heft dat elkaar op.
Grenzen van generalisatie: Er moet voorzichtig omgesprongen worden met generalisatie. Eigenlijk kan een onderzoek vrijwel altijd alleen iets zeggen over de omgeving waarin het is afgenomen. Het alcohol gebruik van de studenten bijvoorbeeld kan van meerdere dingen afhankelijk zijn. Ook is een onderzoek baak tijdgebonden. Zo kunnen er door de jaren heen veranderingen optreden in de situatie van mensen.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
19
‘Errors in onderzoek’
•
• • •
Sampling error: Deze ontstaat doordat het bijna onmogelijk is om een precies goede sample te krijgen die 100% representatief is. (het verschil tussen steekproef en populatie) Sampling related error: Fouten die niet komen door een sampling error zelf maar die ontstaan in het proces van het sampelen. Bijv. door een verkeerde sampling frame of door non-response. Data collection error: Dit zijn fouten die ontstaan in het eigenlijke onderzoek. Bijv. slechte vraagstellingen of een slechte interviewer. Data processing error: Fouten die ontstaan wanneer de data verkeerd wordt verwerkt. Bijv. bij verkeerde codering.
Antwoorden op de vragen achterin: 1. in volgorde: A: populatie -> De complete groep waarover je onderzoek doet. B: Een sample dat geheel willekeurig tot stand is gekomen. C: Een sample dat niet willekeurig tot stand is gekomen. D: Een lijst van de hele populatie waaruit je een selectie maakt. E: Een sample dat representatief genoeg is om er generaliserende uitspraken over te doen. F: Sampling error: een verschil tussen de steekproef selectie en de gehele populatie. Non sampling error: een fout die is opgetreden buiten bovengenoemd verschil om. 2. Sampling gebeurd zodat je niet de hele populatie hoeft te onderzoeken, omdat dit vaak te duur, te tijdrovend of soms zelfs onmogelijk is. 3. Wanneer een sample niet willekeurig is, wanneer er niet is gekozen uit de gehele populatie en wanneer er sprake is van non response. 4. Hoe meer kans er is op sampling error (wat berekend kan worden met die standaard afwijking, hoe minder representatief e onderzoek is. 5. Probability sampling betekent dat je compleet willekeurig een sample samenstelt. Dit is belangrijk omdat er dan het minste kans is op sampling error. 6. Random sample, systematic sample, Stratifies random sampling & Multi stage clustering sample. 7. Stratified random sample loopt meer parallel aan de werkelijkheid. Omdat de verhoudingen die in de werkelijkheid voorkomen ook terug te zien zijn in de verdelingen in je sample. 8. Lijkt me een persoonlijke vraag maar ik zou de simple random sample nemen. Er staan namelijk geen gegevens bij waarover het onderzoek gaat dus je kan de mensen ook niet opsplitsen voor een Stratified random sample. 9. Dat is niet echt representatief. Ze staat maar op een hoek, dus in een buurt, waar vaak een soort mensen woont. Bovendien gaan de mensen allemaal Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
20
langs de zelfde hoek dus ze hebben daar allemaal iets te zoeken. Ook is het moeilijk om daadwerkelijk 1 op 5 mensen te vragen omdat er mensen zijn die gewoon doorlopen of niet mee willen werken. 10. Die vraag snap ik niet. Als het alleen de vraag is: What is the 95% confidence interval? Dan is dat wanneer een onderzoeker +/- 1.96 standaardafwijking als richtlijn neemt om zo te kunnen stellen dat zijn zekerheid 95% is. Als het gaat over dat verhaaltje wat er eerst stond, weet ik het niet… sorry… 11. Je moet rekening houden met de kosten en de tijd. Ook moet je kijken of je sample al niet zo groot is dat wanneer je hem nog groter maakt, het niet zonde is van de tijd, omdat het verschil is kosten dan hoger is dan het verschil in betrouwbaarheid. 12. Non response is wanneer mensen niet meewerken met een interview of niet de gewenste informatie kunnen geven bij een bepaalde vraag. Met non response moet je rekening houden zodat je het kun incalculeren bij de sample zodat je uiteindelijk nog wel genoeg mensen over houdt. 13. Ze zijn zeker niet onbruikbaar. Ze worden meer gebruikt in kwalitatief onderzoek omdat dit minder gericht is op generaliserende uitspreken. Ook zijn ze vaak sneller en goedkoper dus beter voor kleinschalige ‘oefen onderzoeken’ om zo het onderzoek te testen of om betere methoden te ontwikkelen. 14. Wanneer je geen hoog budget hebt en weinig tijd. Ook kan je er gebruik van maken als je zelf al contacten heb in een bepaalde nader te onderzoeken ‘branche’ en zo weer aan andere mensen kan komen die wel met je onderzoek te maken hebben maar toch uit een andere wereld komen, deze krijg je dan via je eerste contacten. Bovendien kan je gebruik maken van de snowball methode als opstap voor een verder onderzoek.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
21
Hoofdstuk 9 Inhoudsanalyse Een inhoudsanalyse is een methode voor het analyseren van documenten en teksten. De inhoudsanalyse zoekt naar kwantitatieve data, door vooraf vast gelegde categorieën en in een systematische en representatieve manier. De categorieën zijn van tevoren vast gelegd om het onderzoek zoveel mogelijk objectief te laten. Voordat er onderzoek gedaan gaat worden is het eerst nodig om onderzoeksvragen op te stellen. . Deze vragen bepalen de selectie van de gebruikte media en het coderingsschema. Deze vragen zijn altijd in de trend van; wie, wat, waar, hoe veel en waarom. Het geen wat onderzocht gaat worden staat in relatie tot wat er in de onderzoeksvragen geformuleerd is. Als er een artikel onderzocht gaat worden zal er op de volgende vragen antwoord gegeven moeten worden: - Wat heeft het artikel gemaakt? ( journalist, wetenschapper) - over wie of wat gaat het artikel ( theorie, politicus) - wie geeft er andere inzichten (wetenschapper, willekeurig persoon) - hoe is de informatie tot stand gekomen ( interview, uitgekomen rapport) Een onderdeel van een inhoudsanalyse kan het tellen van woorden inhouden. Dit heeft als functie om er achter te komen of een artikel geschreven is met als doel om het sensationeler te maken. Een ander onderdeel van de inhoudsanalyse is de tekst onderverdelen in onderwerpen e n thema’s. Nadat het thema en de onderwerpen bepaald zijn worden een classificatieschema en een classificatie handleiding gemaakt. Een classificatieschema is een overzicht waar alle gerelateerde data opstaat die gedecodeerd gaat worden. In de handleiding staan alle onderwerpen onderverdeeld in de mogelijke variaties die aan te pas kunnen komen. Na een schema en handleiding gemaakt te hebben, kan de informatie verdeeld worden onder de onderwerpen. Moeilijkheden bij een inhoudsanalyse: - zorg dat de onderwerpen niks met elkaar te maken hebben - zorg dat de thema’s niks met elkaar te maken hebben ( zo voorkom je twijfel) - elk onderwerp en thema moet duidelijk uitgelegd zijn zodat er geen twijfel meer kan zijn bij de uitvoering van de analyse Checklist: - Zijn de o nderzoeksvragen duidelijk? - Is het aantal documenten relevant met de onderzoeksvragen? - Is de onderzoeksaanpak goed? - Overlappen de onderwerpen elkaar niet? - Overlappen de thema’s niet? - Kunnen de onderwerpen antwoord geven op de onderzoeksvraag? - Zijn de codeer instructies duidelijk?
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
22
Hoofdstuk 10 Secondaire analyse en officiële statistieken Dit hoofdstuk bestudeert de mogelijkheden aangaande de analyse van gegevens die verzameld zijn door anderen. De twee hoofdtypes die in dit hoofdstuk besproken worden: • secondaire analyse van gegevens verzameld door andere onderzoekers • secondaire analyse van officiële statistieken; statistieken verzameld door departementen van de regering dit hoofdstuk bestudeert: • de voordelen en nadelen van het gebruik van secondaire analyse van data verzameld door andere onderzoekers, hoofdzakelijk met het oog op dat veel gegevens zijn gebaseerd op grote onderzoeken die van hoge kwaliteit zijn en die steevast boven de middelen van studenten liggen • Hoe zulke gegevens te verkrijgen zijn • De potentie van officiële statistieken wanneer men kijkt naar betrouwbaarheid en validiteit (deugdelijkheid) • De groeiende herkenning de afgelopen jaren van de potentie van officiële statistieken na een periode van ontkenning als gevolg van veel kritiek • Het denkbeeld dat officiële statistieken een vorm zijn van onubtrusive method - dat wil zeggen een methode die niet gevoelig is voor een reactie van degene die zijn onderzocht, omdat zij niet daadwerkelijk hebben meegedaan aan het onderzoek (bv. CBS die onderzoek doet naar inkomen, dit zijn gewoon feiten, dus het maakt niet uit hoe de deelnemers ergens over denken) Wat is secondaire analyse? Secondaire analyse is de analyse van gegevens door onderzoekers die hoogstwaarschijnlijk niet hebben meegeholpen aan het verzamelen van die gegevens, omdat die gegevens oorspronkelijk verzameld waren voor een heel ander doeleinde. Voordelen van secondaire analyse: • Cost and time (kosten en tijd) Secondaire analyse biedt de mogelijkheid om op een snelle en goedkope manier aan gegevens van hoge kwaliteit te komen. Bijvoorbeeld via internet. • High quality data (hoge kwaliteit van de gegevens) Veel van de gegevens die gebruikt worden voor secondaire analyse zijn van extreem hoge kwaliteit. Ten eerste zijn de steekproeven streng genomen, dat mondt uit in resultaten die bijna gelijk staan aan de werkelijkheid. Ten tweede zijn de steekproeven vaak nationaal of ze gaan over 1 of meerder regio’s, een student zou dit nooit voor elkaar kunnen krijgen. En ten derde is veel van de data verzameld door heel ervaren onderzoekers en worden de gegevens gecontroleerd op hun kwaliteit door sociologische onderzoeksorganisaties aan de hand van uitgevonden structuren en controle procedures. • Opportunity for longitudinal analysis (mogelijkheid tot lengte analyse) Er is de mogelijkheid tot het volgen van trends en ontwikkelingen over langere tijd. • Subgroup analysis (analysering van subgroepen) Wanneer grote steekproeven de bron zijn van gegevens, dan is er de mogelijkheid om kleinere subgroepen te bestuderen. Vaak wanneer je speciale categorieën van individuen bestudeert, zijn kleine gelokaliseerde studies de enige Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
23
•
•
•
•
mogelijke manier vanwege de kosten. Grootschalige gegevens kunnen vaak vrij grote nationale representatieve steekproeven voortbrengen. Opportunity for cross-cultural analysis (mogelijkheid tot cross culturele analyse) Cross cultureel onderzoek is aanzienlijk aantrekkelijk wanneer sociologische wetenschappers het meer afstemmen op een proces dat associeert met globalisatie en culturele verschillen. More time for data analysis (Meer tijd voor de analyse van gegevens) Juist omdat gegevensverzameling zoveel tijd kost, is de analyse van de gegevens vaak samengeperst. Dat is jammer, want de analyse van een onderzoek is vaak belangrijker. Het is sowieso een moeilijk karwei om de analyse te maken, maar nu dring je de tijd terug die je nodig hebt de gegevens te verzamelen zodat je meer tijd kunt besteden aan de analyse van de gegevens. Reanalysis may offer new interpretations (opnieuw analyseren zou nieuwe interpretaties kunnen opleveren) Gegevens kunnen op zoveel verschillende manieren geanalyseerd worden dat het erg ongewoonlijk is dat de reeks van mogelijke analyses uitgeput raakt. Ten tweede kan de komst van nieuwe theoretische ideeën analyses suggesteren die niet onder ogen waren gezien door de oorspronkelijke onderzoekers. Ten derde, een alternatieve methode van kwantitatieve gegevens analyse kan worden gebruikt en kan een hele andere interpretatie van de gegevens bieden. En ten vierde ( gerelateerd aan de derde) nieuwe kwantitatieve methodes van gegevens analyse duiken continu op. Wanneer hun potentiële toepasselijkheid is herkend, wordt het interessant voor onderzoekers om ze toe te passen op nieuwe gegevens. The wider obligations of the social researcher (de grote verplichtingen van een sociologische onderzoeker) Primaire onderzoekers kunnen wel eens hun interesse verliezen als er weer nieuwe gegevens opduiken of als ze alleen een deel van de gegevens nodig hebben. De analyse wordt dan niet gedaan zoals het hoort. Nu er gegevens verkrijgbaar zijn voor secondaire analyse wordt de mogelijkheid dat de gegevens ten volle geanalyseerd worden vergroot.
Limitaties van secondaire analyse: • Lack of familiarity with data (gebrek aan bekendheid met de gegevens) Wanneer je je eigen gegevens verzameld is het logisch dat je zeer bekend bent met de structuren en contouren van jouw gegevens. Maar bij het gebruik van gegevens verzameld door anderen, is een periode van bekend worden met de gegevens noodzakelijk. Je moet de variabelen, de manier waarop variabelen gecodeerd zijn en andere aspecten waarop de gegevens georganiseerd zijn begrijpen. Bij een grootschalig onderzoek kan dit een hoop tijd met zich meebrengen. • Complexity of the data (complexiteit van de gegevens) Er moet goed gekeken worden wat voor gegevens men nodig heeft. Bij een grootschalig onderzoek kunnen bijvoorbeeld de gegevens van huishoudens en individuen verzameld en geanalyseerd zijn. Mocht jij alleen de individuen nodig hebben, dan moet je wel het hele onderzoek uit elkaar halen. • No control over data quality (geen controle over de kwaliteit van de gegevens) Alhoewel er al gezegd is dat de kwaliteit van de gegevens vaak erg goed is, moet er toch mee opgepast worden. De kwaliteit van grote onderzoeken zoals GHS (box 10.2), BHPS (box 2.20), BCS (box 3.10), NCDS (box 2.21), The Social Change in Economic Life Initiative (box 3.1) en The Bristisch Social Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
24
•
Attitudes Survey (box 1.5) is vaak goed, maar bij andere onderzoeken moet je wel oppassen. Absence of key variables (absentie van sleutelvariabelen) Omdat secondaire analyse de analyse van gegevens verzameld door derden voor eigen gebruik inhoudt, kan het zijn dat 1 of meer sleutelvariabelen niet aanwezig zijn (box 10.2). Je wil bijvoorbeeld een relatie toetsen tussen twee variabelen terwijl er 1 of meer andere variabelen mee zijn getoetst, dit wordt multivariate analysis genoemd.
Officiële statistieken Het gebruik van officiële statistieken voor sociologisch onderzoek is vele jaren een controversieel onderwerp geweest. Staatsbedrijven zijn gedurende hun werk verplicht gesteld om een lopend archief van hun activiteiten op te stellen. In Engeland heeft de politie bijvoorbeeld een archief aangaande de criminaliteit en “Job Centre Plus” verzameld gegevens met betrekking tot de werkeloosheid. Dit zijn slechts twee sets van statistieken die kunnen worden benoemd onder “officiële statistieken”. Zulke statistieken zorgen vaak voor grote ophef in de media, bijvoorbeeld wanneer er een enorme groei van de werkeloosheid is. Maar het is mogelijk dat ze een noemenswaardige potentie voor sociologische onderzoekers bieden. We kunnen ons voorstellen dat zulke officiële statistieken sociologische onderzoekers zekere voordelen bieden boven andere vormen van kwantitatieve gegevens, zoals gegevens gebaseerd op onderzoeken.
•
•
• •
De gegevens zijn al verzameld. Daarom, zoals met andere vormen van secondaire analyse van gegevens, worden tijd en kosten bespaard. Daarbij hoeven de gegevens niet op steekproeven te zijn gebaseerd, zodat een compleet plaatje tot doel kan blijven bestaan. Omdat de mensen die de bron van gegevens zijn, geen vragen wordt gesteld die deel uit maken van een onderzoeksproject, zal het probleem van reactivity minder uitgebreid zijn dan bij een interview of enquête. (reactivity = mensen reageren altijd anders wanneer ze weten dat ze meedoen aan een onderzoek) Er is de mogelijkheid om de gegevens cross-sectionally en longitudinal te analyseren. Daarbij is er ook nog de mogelijkheid om de gegevens cross-cultural te analyseren.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
25
The social construction of crime statistics - eight steps A criminal offence (1)
Member of the public is witness to or victim of a crime (2)
Recognition of offence as criminal by a member of the public (3) Police decisions about patterns of surveillance (5) Reporting of offence by a member of the public (4) Police discretion (6)
Recording of offence by police (7)
Notifiable crimes recorded by the police “the crime rate’ (8)
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
26
Betrouwbaarheid en validiteit (deugdelijkheid) Zaken als betrouwbaarheid en validiteit zijn erg belangrijk bij deze consideraties. Betrouwbaarheid is moeilijk, omdat definities en regelingen van tijd tot tijd veranderen. Betrouwbaarheid van criminele statistieken is een probleem, omdat variaties in tijd van een bepaalde criminaliteit er niet zijn, vanwege variaties op het niveau van misdaad, maar tot variaties in the propensity (propensity wordt vertaald met neiging) tot het besteden van bewakingsbronnen en zo verder te gaan met de vervolging. Ook kunnen er veranderingen zijn betreffende de definitie van een misdaad of in the propensity (neiging) van slachtoffers om door te gaan met een aanklacht. Zulke veranderingen hebben duidelijk effect op de mate waarin schommelingen van gebeurtenissen van zekere misdaden zich afspiegelen ten opzichte van echte schommelingen in de frequentie van zulke misdaden of andere factoren (zoals, variaties in tijd van bewaking, bewerking van discretie, definitie, neiging tot rapporteren en andere factoren). Wanneer zulke factoren van kracht zijn, zal de betrouwbaarheid van misdaadgegevens nadelig worden beïnvloedt en als resultaat daarvan zal de validiteit ook worden benadeeld. Wat is ecological fallacy? De ecologische denkfout is de fout van het aannemen dat gevolgtrekkingen van individuen gemaakt kunnen worden van uitkomsten die betrekking hebben op totale gegevens. Als je op een verkeerd aggretie niveau data verzameld. Condemning and resurrecting official statistics (Veroordeling en herleving van officiële statistieken) Vooral in de jaren ’60 was er een stortvloed aan kritiek op verschillende manieren van officiële statistieken, speciaal diegene die te maken hadden met criminaliteit en afwijkend gedrag. Official statistics as a form of unobtrusive method (officiele statistieken als een vorm van een bescheiden??? methode) Officiele statistieken worden vaak gezien als een vorm van unobtrusive method. Dit is een methode waarbij deelnemers zich niet bewust zijn van het feit dat ze deelnemers van een onderzoek zijn. Hierdoor is er geen sprake van reactivity, dit betekent dat ze zich niet anders zullen gedragen en hierdoor zijn de resultaten niet typerend. Unobtrusive measures? Elke methode van observatie die de observeerder rechtstreeks verplaatst naar de plaats van interactie of van de onderwerpen die worden bestudeerd. 1. Physical traces (physische sporen) Dit zijn de sporen die zijn achtergelaten door een groep bijvoorbeeld zaken als graffiti en afval 2. Archive materials (archief materiaal) Deze categorie houdt in: statistieken die zijn verzameld door regering en niet regeringsorganisaties, dagboeken, de massa media en historische feiten 3. Simple observation (simpele observatie) Dit refereert aan situaties waarin de observeerder geen controle heeft over het gedrag of de sporen in kwestie en hij een onobserverende, passieve en niet opdringerige rol in de onderzoekssituatie speelt Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
27
4. Contrived observation (onnatuurlijke observatie) Dit is hetzelfde als simpele observatie, alleen hier zal de observeerd actief iets veranderen aan de situatie (maar zonder de unobtrusive quality van de observatie in gevaar te brengen) of hij plaatst verborgen hardware, zoals videocamera’s om dingen op te nemen Key points • Secondaire analyse van bestaande gegevens biedt het vooruitzicht op de mogelijkheid om onderzoeksvragen van jouw interesse te bestuderen, zonder door het proces te gaan waarin je zelf alles moet verzamelen. • Secondaire analyse biedt erg vaak de mogelijkheid om, gegevens van hoge kwaliteit die zijn gebaseerd op grote tamelijk representatieve steekproeven, te bestuderen. • Er zijn weinig nadelen aan secondaire analyse. • De analyse van officiële statistieken zou je als een vorm van secondaire analyse kunnen zien. Het is alleen een meer omstreden vorm, vanwege de onrust over de betrouwbaarheid en validiteit van zekere typen officiële statistieken, speciaal diegene die te maken hebben met criminaliteit en afwijkend gedrag. • De problemen die geassocieerd zijn met de officiële statistiek van criminaliteit en afwijkend gedrag horen niet gegeneraliseerd te worden tot alle officiële statistieken. Veel vormen van officiële statistieken zijn veel minder geneigd tot de soort fouten die vindbaar zijn in gegevens die in relatie tot misdaad en afwijkend gedrag staan. Maar er blijft een mogelijk probleem van afwijkende definities tussen verzamelaars van die gegevens en sociologische onderzoekers bestaan. • Officiële statistieken vertegenwoordigt een vorm van onubtrusive method (bescheiden methode) en heeft daarom zekere voordelen (speciaal het gebrek aan reactiviteit) Questions for review • What is secondary analyis? - Secondaire analyse is de analyse van gegevens door onderzoekers die hoogstwaarschijnlijk niet hebben meegeholpen aan het verzamelen van die gegevens, omdat die gegevens oorspronkelijk verzameld waren voor een heel ander doeleinde. • Outline the main advantages and limitations of secondary analysis of other researchers’ data. - Advantages: Kosten en tijd Hoge kwaliteit van de gegevens Mogelijkheid tot lengte analyse Subgroep analyse Mogelijkheid tot cross-culturele analyse Meer tijd voor de analyse van de gegevens Opnieuw analyseren kan nieuwe interpretaties verschaffen De bredere verplichtingen van de sociologische onderzoeker - Limitations: Gebrek aan bekendheid met de gegevens Complexiteit van de gegevens Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
28
Geen controle over de kwaliteit van de gegevens Afwezigheid van sleutelvariabelen • Does the possibility of conducting a secondary analysis only apply to quantitative data produced by other researchers? - ??? • Why have many social researchers been sceptical about the use of official statistics for research purpose? - Vooral het gebruik van officiele statistieken bij misdaad en afwijkend gedrag is erg moeilijk, omdat ze vaak erg misleidend kunnen zijn. • How justified is their scepticism? - Over het algemeen zijn officiele statistieken wel een goed hulpmiddel voor onderzoek. Je moet gewoon erg goed oppassen wat de varabelen zijn en hoe het onderzoek is opgezet. • What reliability and validity issues do official statistics pose? - ??? • What are unobtrusive methods or measures? What is the chief advantage of such methods? - Elke methode van observatie die de observeerder rechtstreeks verplaatst naar de plaats van interactie of van de onderwerpen die worden bestudeerd. Het grote voordeel is dat mensen niet weten dat ze in een onderzoek zitten en daardoor zullen ze geen ander (vreemd) gedrag vertonen
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
29
Hoofdstuk 11 In dit hoofdstuk heeft worden de basis methoden voor het analyseren van data behandeld. Als je kwantitatieve data gaat analyseren moet je voordat je al je data hebt verzameld al bedacht hebben hoe je deze data wil gaan analyseren. De fout wordt vaak gemaakt om dit pas te bedenken als alle data al is verzameld, omdat je deze analyse dan pas nodig hebt. In een vroeg stadium van je onderzoek moet je, bijvoorbeeld, al besluiten wat voor soort data je gaat verzamelen en hoe groot je proef wordt. Deze keuzes hebben gevolgen voor het soort analyse dat je later kunt maken. Er zijn twee redenen waarom je dit, vroeg in je onderzoek, moet doen: • Je kunt niet elke techniek toepassen op elke variabele. Deze moet passend zijn bij de soorten variabelen die je hebt gecreëerd tijdens je onderzoek. • De grootte en aard van je proef kunnen waarschijnlijk beperkingen, in de soort technieken die je kunt gebruiken, opleggen. Missende data Als een respondent er, in een onderzoeksproject, niet in slaagt (vergeet of weigert) om een antwoord op een vraag te geven, ontstaat er het probleem van missende data. Bij het verwerken van de data zal er door de analist een nul (0) worden gecodeerd. Er moet wel uitgekeken worden met mogelijke onduidelijkheden, bijvoorbeeld als het antwoord van een respondent nul minuten is, dan mag er geen nul worden gecodeerd, maar een ander, in dit onderzoek afgesproken teken.
De vier verschillende hoofdtypen van variabelen • Interval/ratio variables (interval/verhouding variabelen): het hoogste niveau van meting. Hierbij wordt de afstand tussen de verschillende categorieën weer gegeven. Deze afstand loopt identiek gelijk met andere waarden in de variabele. Er kunnen veel soorten analysetechnieken gebruikt worden bij deze variabele. • Ordinal variables (gewone variabelen): hierbij worden de categorieën geordend. De afstand tussen de categorieen loopt bij dit type niet identiek gelijk met andere waarden. • Nominal variables (nominale variabelen): worden ook wel categorical variables (categoriale variabelen) genoemd. Dit type omvat categorieën die niet grof geordend kunnen worden. • Distochotomous variables: bevatten data die maar twee categorieën hebben. Deze variabele bevat onderdelen van de andere drie variabelen. Ze zien eruit alsof het nominale variabelen zijn, maar omdat ze maar één interval hebben, worden ze soms ook als gewone variabelen behandeld. Het is het meest veilig om deze soort als nominale variabelen te behandelen. Univariate analysis (éénvoudige analyse) Maatstaven van centrale strekking (measures of central tendency) Bij kwalitatieve data analyse worden er drie verschillende vormen een gemiddelde herkent: • Arithmatic mean (rekenkundig/cijfermatig gemiddelde): dit is het gemiddelde zoals we dat allemaal kennen. Alle waarden in een verdeling opgeteld en dan delen door het aantal waarden. De mean zou gebruikt moeten worden bij interval/ratio Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
30
•
•
variables, maar het is niet ongebruikelijk als het ook gebruikt wordt bij ordinal variables. Median (mediaan): dit is het middelste punt in een verdeling van waarden. De mediaan kan zowel bij interval/ratio als ordinal variables gebruikt worden. Bij deze vorm hebben extreme waarden, de zogenaamde outliners, veel invloed op het gemiddelde. De waarden moeten eerst allemaal in rijen geplaatst worden, van de kleinste waarde tot de grootste en vervolgens moet het midden gevonden worden. Bij een even aantal waarden wordt het gemiddelde genomen van de twee middelste waarden in de verdeling. Bijvoorbeeld: 3 7 12 18 25 56 De mediaan in dit voorbeeld is 12+18 = 30 / 2 = 15 Modus : dit is de waarde die het meeste voorkomt in een verdeling. De modus kan gebruikt worden in alle typen variabelen
Maatstaven van verspreiding Hier gaat het om het maken van een contrast tussen vergelijkbare verdelingen van waarden. Er zijn twee manieren om de spreiding te meten in een verdeling: • Via de range (ordening). De range geeft het verschil weer tussen het maximum en het minimum in een verdeling bij een interval/ratio variable. • Via de standard deviation (standaard deviatie). De standaard deviatie is de gemiddelde hoeveelheid van variatie rond het gemiddelde. Berekend door het verschil tussen elke waarde en het gemiddelde te nemen en dit vervolgens te delen door het totaal aantal verschillen bij het aantal waarden. Bivariate analysis (tweevoudige analyse) Deze analyse houdt zich bezig met de vraag hoe de twee variabelen, die geanalyseerd worden, verbonden zijn met elkaar. Er wordt hier gezocht naar bewijs dat variatie in de ene variabele samenhangt met dat in de andere variabele. Er zijn verschillende manieren waarop de variabelen kunnen worden geanalyseerd: • Verbanden, geen oorzakelijkheid: er kan niet geconcludeerd worden dat de ene variabele de andere veroorzaakt. Toch komt het vaak voor dat bij, meer ingewikkeldere verbanden, het tijdens de analyse blijkt dat het toch andersom had moeten zijn, dan dat vooraf was ondervonden. • Contingency tables (onzekerheidstabellen): waarschijnlijk de meest flexibele methode bij het analyseren van verbanden of relaties. Hoewel ze niet de meest efficiënte methode voor bepaalde paren zijn, kunnen ze op elk paar van variabelen toegepast worden. Bij deze methode kunnen twee variabelen gelijktijdig geanalyseerd worden. Hierdoor kan de relatie tussen beide onderzocht worden. Vaak bevatten deze tabellen percentages, zodat het makkelijker wordt om hem te interpreteren. • Pearson’s r: een methode om relaties tussen interval/ratio variables te onderzoeken. Bij deze methode wordt er gebruik gemaakt van diagrammen/grafieken. Om Pearson’s r te kunnen gebruiken, moeten de variabelen naderen tot een rechte lijn en niet krommen. • Spearman’s rho: (ook wel weergegeven met de Griekse letter ?): ontwikkelt voor het gebruik bij paren van ordinal variables, maar wordt ook gebruikt bij een combinatie tussen ordinal en interval/ratio variables. Als je een situatie hebt, waarin je de wederzijdse relatie tussen een ordinal en een interval/ratio variable, Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
31
•
•
wil bereken, kun je geen gebruik maken van Pearson’s r, omdat de meeste variabelen op het interval/ratie variable niveau van meten moet zitten. Hierbij moet je dus gebruik maken van Spearman’s rho. Phi (F) en Cramér’s V: twee sterk verbonden statistieken. De phi wordt gebruikt bij de analyse van relaties tussen twee Distochotomous variables. Cramér’s V hanteert een soortgelijke formule voor phi en kan ontwikkeld worden met nominal variables. Deze statistiek kan alleen een positieve waarde aannemen Het vergelijken van gemiddelden en eta: Eta is een erg flexibele methode om het verband tussen twee variabelen te onderzoeken. Dit komt doordat het bij deze manier kan gebeuren als de ene variabele nominal is en de andere interval/ratio. Deze relatie is alleen niet lineair.
Multivariate analysis (meervoudige analyses) Meervoudige analyses leiden tot de gelijktijdige analyse van de relatie tussen drie of meer variabelen. Er zijn drie hoofdverbanden waarbij deze analyse gebruikt kan worden: •
Kan de relatie niet vals zijn? : hierbij moet er nagegaan worden of de relatie tussen de variabelen niet vals kunnen zijn. Deze valsheid kan ontstaan als het lijkt alsof twee variabelen verbonden zijn, maar deze eigenlijk beide met een derde variabele verbonden zijn. Een voorbeeld: als we een relatie herkennen tussen inkomen en stemgedrag, kunnen we ons afvragen of deze relatie niet een kunstproduct van leeftijd kan zijn. Hoe ouder iemand is, hoe waarschijnlijker het is dat deze persoon meer verdient, en het is bekend dat leeftijd het stemgedrag beïnvloedt. Als dan duidelijk wordt dat leeftijd de kennelijke relatie tussen inkomen en stemgedrag produceert, kan je concluderen dat er sprake is van een valse relatie tussen inkomen en stemgedrag.
Kan er een tussenliggende variabele zijn? : een tussenliggende variabele kan ons antwoord geven over vragen over tweevoudige relaties tussen variabelen. Het laat zien dat deze relatie niet een directe is. Een voorbeeld: als we weer kijken naar de relatie tussen inkomen en stemgedrag, maar dit deze keer niet zien als een valse relatie, maar we ons afvragen waarom deze relatie is ontstaan, is er een mogelijkheid dat er een tussenliggende variabele is. Een mogelijkheid is dat mensen met verschillende inkomen ook verschillende politieke opvattingen hebben, dit heeft weer gevolgen voor het stemgedrag. Politieke opvattingen zijn dan de tussenliggende variabele. •
Inkomen politieke opvattingen stemgedrag •
Kan een derde variabele de relatie matigen? : bij dit verband kunnen we ons, bijvoorbeeld, afvragen of de relatie alleen voor mannen geldt en niet voor vrouwen. Als dit het geval is, hebben we te maken met een relatie die gematigd wordt door het geslacht.
Statistical significance (statistische belangrijkheid) •
Als je werkt met data afkomstig van een proef, heb je altijd de voortdurende zorg of je bevindingen wel te generaliseren zijn bij de populatie van je proef. Er is namelijk altijd de kans dat er een sampling error optreedt, een verschil tussen de populatie en de proef die je hebt geselecteerd. Als dit gebeurt, is de proef niet
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
32
representatief voor een grotere populatie en hierdoor zullen alle bevindingen ongeldig worden. Er is helemaal geen manier om er achter te komen of de proef zich richt op de populatie. Het enige wat je kan doen is een inschatting maken van hoe zeker je bent van je bevindingen. Hierbij komt de statistical significance om de hoek kijken. We hebben namelijk een techniek nodig om te ontdekken hoe zeker we kunnen zijn dat onze bevindingen bestaan, in de populatie, en wat voor risico we nemen als we dit afleiden. Deze twee elementen, zekerheid en risico liggen ten grondslag van de testen van statistical significance, die enkele gebruikt kunnen worden in relatie met het gebruik van probability sampling (kansberekening). Wederzijdse relaties en statistical significance Als we een wederzijdse relatie hebben van –0.62 met een significantieniveau van p < 0.05, kunnen we de nul hypothese verwerpen als er geen relatie is in de populatie. We kunnen afleiden dat er maar kans is van vijf op honderd dat een wederzijdse relatie, of minstens –0.62 zich alleen bij kans heeft voorgedaan. Je kunt wel een van die vijf proeven van de honderd hen die de relatie laten zien, terwijl die niet bestaat in de populatie, maar de mate van risico is redelijk klein. Stel, er is geconcludeerd dat r (relatie) = -0.62 en p < 0.1, dan kunnen er tien kansen van de honderd zijn, dat er geen relatie is in de populatie. Dit betekent dat we in een van de tien proeven een wederzijdse relatie vinden van –0.62 of hoger, terwijl er geen wederzijdse relatie is in de populatie. Als r = -0.62 en p < 0.001, dan is er maar een kans op 1,000 dat er geen wederzijdse relatie bestaat in de populatie. Vragen en antwoorden N.B. Ik vond de stof uit dit hoofdstuk af en toe best lastig, daarom vind ik het heel moeilijk om op sommige vragen het antwoord te geven. Als ik een antwoord helemaal niet zeker weet, geef ik dit aan met (???!)…wie de antwoorden wel makkelijk uit zijn mouw schudt, moet die maar eventjes melden! I did my very best! • Op welk punt in je onderzoek moet je beginnen met nadenken over de soort data analyse die je gaat hanteren? Als je kwantitatieve data gaat analyseren moet je voordat je al je data hebt verzameld al bedacht hebben hoe je deze data wilt gaan analyseren. In een vroeg stadium van je onderzoek moet je, bijvoorbeeld, al besluiten wat voor soort data je gaat verzamelen en hoe groot je proef wordt. Deze keuzes hebben gevolgen voor het soort analyse dat je later kunt maken. • Wat zijn missing data en waardoor ontstaan zij? Als een respondent er, in een onderzoeksproject, niet in slaagt (vergeet of weigert) om een antwoord op een vraag te geven, ontstaat er het probleem van missende data. •
Je moet bekend zijn met de verschillen tussen de vier typen van variabelen - Interval/ratio variables (interval/verhouding variabelen): het hoogste niveau van meting. Hierbij wordt de afstand tussen de verschillende categorieën weer gegeven. Deze afstand loopt identiek gelijk met andere waarden in de variabele. Er kunnen veel soorten analysetechnieken gebruikt worden bij deze variabele. -Ordinal variables (gewone variabelen): hierbij worden de categorieën geordend. De afstand tussen de categorieen loopt bij dit type niet identiek gelijk met andere waarden.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
33
•
-Nominal variables (nominale variabelen): worden ook wel categorical variables (categoriale variabelen) genoemd. Dit type omvat categorieën die niet grof geordend kunnen worden. -Dichotomous variables: bevatten data die maar twee categorieën hebben. Deze variabele bevat onderdelen van de andere drie variabelen. Ze zien eruit alsof het nominale variabelen zijn, maar omdat ze maar één interval hebben, worden ze soms ook als gewone variabelen behandeld. Het is het meest veilig om deze soort als nominale variabelen te behandelen. Waarom is het belangrijk dat je onderscheid kunt maken tussen de vier typen van variabelen? Dan kun weet je wanneer je welke moet gebruiken als je een variabele moet categoriseren
Zijn er meer dan twee categorieën? Ja
Nee : variabele is dichotomous
Kunnen de categorieën grof geordend worden?
Ja
Nee : variabelen is nominal/categorical
Zijn de afstanden tussen de categorieën gelijk? Ja
Nee : variabele is ordinal
Variabele is interval/ratio Welke variabele horen bij de volgende interview vragen? 1. Hou je van winkelen? Ja ____ Nee ____ Niet meer dan twee categorieën dichotomous (???!) 2. Hoe vaak heb je gewinkeld in de afgelopen maand? _______ Niet meer dan twee categorieën dichotomous (???!) 3. Voor welke items ga je het liefst winkelen? Kleding (ook schoenen) _____ Eten _____ •
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
34
Huis-attributen Cadeaus Vermaak (CD’s, e.d.)
_____ _____ _____ Interval/ratio (???!)
4. Hoe belangrijk is het kopen van merkkleding voor je? Heel belangrijk _____ Een beetje belangrijk _____ Niet echt belangrijk _____ Onbelangrijk _____ Interval/ratio (???!) •
•
•
•
• •
•
Wat is een outlier en waarom zou dit een tegenovergesteld effect op het gemiddelde en de range hebben? Een outlier is een extreme waarde die een ophogende of verlagende druk op het gemiddelde heeft. In samenloop met welke waarde van centrale strekking (measures of central tendency) verwacht je de standaard deviatie? Bij de Arithmatic mean (rekenkundig/cijfermatig gemiddelde) en bij de median (mediaan). Bij beide wordt het gemiddelde berekend. (???!) Kan je oorzakelijkheid afleiden van bivariate analysis? Bij causality kan er niet geconcludeerd worden dat de ene variabele de andere veroorzaakt. Toch komt het vaak voor dat bij, meer ingewikkeldere verbanden, het tijdens de analyse blijkt dat het toch andersom had moeten zijn, dan dat vooraf was ondervonden. Waarom is het gebruik van percentages cruciaal als het gaat om contingency tables? Bij deze methode kunnen twee variabelen gelijktijdig geanalyseerd worden. Hierdoor kan de relatie tussen beide onderzocht worden. Vaak bevatten deze tabellen percentages, zodat het makkelijker wordt om hem te interpreteren. In welke omstandigheden zou je Pearson’s r , Spearman’s rho, phi, Cramer’s V en eta gebruiken? Pearson’s r: Bij interval/ratio variables zal ik deze manier van analyseren hanteren. Om Pearson’s r te kunnen gebruiken, moeten de variabelen naderen tot een rechte lijn en niet krommen. Spearman’s rho: (ook wel weergegeven met de Griekse letter ?): ontwikkelt voor het gebruik bij paren van ordinal variables, maar wordt ook gebruikt bij een combinatie tussen ordinal en interval/ratio variables. Phi (F) en Cramér’s V: twee sterk verbonden statistieken. De phi wordt gebruikt bij de analyse van relaties tussen twee Distochotomous variables. Cramér’s V hanteert een soortgelijke formule voor phi en kan ontwikkeld worden met nominal variables. Eta: een erg flexibele methode om het verband tussen twee variabelen te onderzoeken. (???!) Wat is een valse (spurious) relatie? Dit type relatie kan ontstaan, als het lijkt alsof twee variabelen verbonden zijn, maar deze eigenlijk beide met een derde variabele verbonden zijn.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
35
•
Wat is een tussenliggende (intervening) relatie? Een tussenliggende variabele kan ons antwoord geven over vragen over tweevoudige relaties tussen variabelen. Het laat zien dat deze relatie niet een directe is.
•
Wat betekent het als er gezegd wordt dat een relatie gematigd (moderated) is? Bij dit verband is er sprake van een derde variabele die de relatie tussen twee andere matigt.
•
Wat scheidt statical significance van substantive (onafhankelijk/zelfstandig) significance? Het houdt zich alleen bezig met de zekerheid die onderzoekers kunnen hebben over hun bevindingen. Wat is significatie waarde (level)? De mate van risico dat je bereid bent om te nemen als je afleidt dat er een relatie bestaat tussen twee variabelen in de populatie, terwijl die relatie helemaal niet bestaat.
•
•
Wat bereikt een chi-square (x²) test? Deze test helpt ons met het vaststellen van hoe zeker we kunnen zijn dat er een verband is tussen twee variabelen in de populatie. Het werkt door van elke cel in een onzekerheidstabel (contingency tables) de verwachte waarde of frequentie te berekenen.
•
Wat betekent het als er gezegd wordt dat de wederzijdse relatie van 0.42 statistisch significant is met p < 0.05? Als je bevindingen statistical signifant zijn met de 0.05 waarde, dus zodat het risico dat je een relatie ziet, terwijl deze er niet is in de populatie, niet hoger is dan vijf op honderd, dan moet je de nul hypothese verwerpen. Hiermee concludeer je dat het onwaarschijnlijk is dat de resultaten uit de proef zich hebben voorgedaan, bij kans. Er is geconcludeerd dat r (relatie) = 0.42 en p < 0.05, dan kunnen er vijf kansen van de honderd zijn, dat er geen relatie is in de populatie. Dit betekent dat we in een van de vijf proeven een wederzijdse relatie vinden van 0.42 of hoger, terwijl er geen wederzijdse relatie is in de populatie. (???!)
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
36
Hoofdstuk 13 Chapter guide Kwalitatief onderzoek is een onderzoeksstrategie waarbij de nadruk ligt op woorden, dit in tegenstelling tot kwantitatief onderzoek waarbij de nadruk ligt op het verzamelen en analyseren van data(nummers). Kwalitatief onderzoek is een inductieve, constructzionistische en interpretivist (interpretatieve) onderzoeksstrategie. Niet alledrie deze kenmerken spelen bij ieder onderzoek een rol. Kwalitatief onderzoek is een ontzettend populaire onderzoeksmethode geworden binnen de sociale wetenschap. De hoofdzaken van kwalitatief onderzoek worden in dit hoofdstuk beschreven. De hoofdzaken zijn; • De basis stappen in kwalitatief onderzoek • De relatie tussen theorie en onderzoek • Concepten binnen kwalitatief onderzoek, en de manier waarop deze verschillen van de concepten binnen kwantitatief onderzoek. • De vraag in hoeverre de begrippen betrouwbaarheid en geldigheid gepaste criteria zijn voor kwalitatief onderzoek. En of er andere beter passende begrippen –nodig- zijn. • De hoofdbezigheden van kwalitatieve onderzoekers; er worden vijf bezigheden onderscheiden. • De gangbare kritieken op kwalitatief onderzoek. • De basis verschillen tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. • Het standpunt van feministen ten opzichte van kwalitatief onderzoek. Introductie Kwalitatief onderzoek legt de nadruk op woorden in plaats van op nummers. Naast dit wezenlijke verschil met kwantitatief onderzoek zijn er drie belangrijke kenmerken van kwalitatief onderzoek te onderscheiden; • Het is een inductieve benadering, de theorie wordt gevormd naar aanleiding va n het onderzoek. • Bij kwalitatief onderzoek gaat het erom de sociale wereld te begrijpen via toetsing van de interpretatie van de participanten in die wereld. • Een ontologische positie beschreven als constructzionist, een sociaal fenomeen en haar betekenis worden continu tot stand gebracht door sociale actors. Er bestaat onduidelijkheid over wat kwalitatief onderzoek precies is. Er zijn drie verklaringen voor deze onduidelijkheid; • Bij de term ‘kwalitatief onderzoek’ wordt vaak gedacht aan een onderzoeksmethode waarbij absoluut geen gebruik gemaakt wordt van kwantitatieve data. Dit terwijl de afwezigheid van nummers niet het enige is waar kwalitatief onderzoek op berust (en nummers zijn niet altijd afwezig bij een kwalitatief onderzoek). • Er zijn verschillende onderzoekstradities te onderscheiden bij kwalitatief onderzoek. o Naturalism: probeert de sociale werkelijkheid te beschrijven in zijn eigen woorden, ‘zoals hij werkelijk is’. Dit komt neer op uitgebreide beschrijvingen van mensen en interactie in natuurlijke omgevingen. o Ethnomethodology: probeert te begrijpen hoe sociale orde is gecreëerd door te praten en interacties. Heeft aan naturalistische oriëntatie.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
37
•
o Emotionalism: is begaan met de innerlijke werkelijkheid van mensen. Let op subjectiviteit en het verkrijgen van toegang tot de belevenis ‘van binnen’. o Postmodernism: gevoelig voor de verschillende manieren waarop de sociale werkelijkheid kan worden geconstrueerd. De nadruk ligt op ‘method talk’. Kwalitatief onderzoek wordt vaak besproken in vergelijking tot kwantitatief onderzoek. Het probleem dat dan ontstaan is dat kwalitatief onderzoek wordt getypeerd als iets dat kwantitatief niet is.
De belangrijkste onderzoeksmethodes die worden onderscheiden in kwalitatief onderzoek zijn • Etnografische/participerende observatie; de onderzoeker plaatst zichzelf voor langere periode in een sociale setting waar hij zijn onderzoek over/naar doet. • Kwalitatief interview; een term die staat voor verschillende typen onderzoek. In de eerste plaats voor het ongestructureerde diepte-interview. Maar ook voor het semi-gestructureerd interview. • Focus groups; zie H16. • Een op taal gebaseerde benadering waarbij de verzamelde kwalitatieve data zoals gesprekken en de gespreksanalyse worden gebruikt. • Het verzamelen van kwalitatieve analyses zoals teksten en documenten. ! Bij de multi-method worden verschillende methodes gecombineerd. De basis stappen in kwalitatief onderzoek Er worden zes achtereenvolgende stappen genoemd; 1. Algemene onderzoeksvragen formuleren ? 2. Het selecteren van relevante site(s) en onderwerpen ? 3. Het verzamelen van relevante data ? 4. Het interpreteren van de data ? 5. Conceptueel en theoretisch werk ? 5.a Specificeren (verkleinen/beperken) van de onderzoeksvragen. 5.b Het verzamelen van meer relevante data. 6. Het opschrijven van de bevindingen/conclusies. ! Stap 4 en 5 vormen samen de bevindingen van een onderzoek. Stap 6 is enkel het opschrijven van deze bevindingen. ! Uit de verzamelde data kan, na het interpreteren hiervan, een nieuwe theorie of een nieuw concept naar voren komen. Het is niet zo dat er altijd een nieuw concept of een nieuwe theorie gevormd kan worden; ! Stap 5a. en 5.b zijn facultatieve stappen. Dit wil zeggen dat ze enkel worden toegepast wanneer de onderzoeker meent dat verder (specifieker) onderzoek noodzakelijk is. Deze stappen mijn minder belangrijk dan de andere stappen in het model. ! Bij stap 6 moet gezegd worden dat er geen fundamenteel verschil is tussen het opschrijven van de resultaten bij kwalitatief-en kwantitatief onderzoek. ! De verschillende stappen worden in het boek toegelicht met een voorbeeldonderzoek. Mochten de stappen niet duidelijk zijn dan staat op pp. 268-270 een uitgebreid voorbeeldonderzoek dat verheldering kan bieden. De relatie tussen theorie en onderzoek De meeste kwalitatieve onderzoekers hebben een voorkeur voor de invalshoek waarbij een theorie voortkomt uit het verzamelen en analyseren van data Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
38
(=inductieve benaderingswijze). Aan de andere kant wordt gezegd dat kwalitatief onderzoek ook gebruikt zou moeten worden bij het testen van theorieën. De laatstgenoemde methode is in ontwikkeling. Dit wil onder andere zeggen dat de stappen 5.a en 5.b uit het basisstappenplan met toenemende mate worden gebruikt. Dit houdt in dat tijdens de ontwikkeling van een theorie nieuwe data verzameld worden, dit is een belangrijk onderdeel van de grounded theory. Betrouwbaarheid en geldigheid Bij kwalitatief onderzoek worden door LeCompte en Goetz vier begrippen genoemd: • Externe betrouwbaarheid: is een onderzoek repliceerbaar? • Interne betrouwbaarheid: meer dan één observant, de observanten zijn het onderling eens over wat ze horen en zien. • Externe geldigheid: generaliseerbaar? • Interne geldigheid: goede aansluiting tussen bevindingen en de op basis hiervan ontwikkelde theorie. De vier bovengenoemde begrippen vertonen overeenkomsten met de begrippen betrouwbaarheid en geldigheid zoals gebruikt bij kwantitatief onderzoek. Naast deze vier begrippen zijn er ook alternatieve begrippen ontwikkeld voor kwalitatief onderzoek; • Credibility (geloofwaardigheid), komt overeen met interne geldigheid bij kwantitatief onderzoek. • Transferability (overdraagbaar), komt overeen met externe geldigheid. • Dependability (betrouwbaar), komt overeen met betrouwbaarheid. • Confirmability (bevestigbaar), komt overeen met objectiviteit. Triangulatie: dit begrip staat voor het toepassen van meerdere onderzoeksmethoden bij één onderzoek. Respondent validation: een onderzoeker heeft als doel om van de onderzoeksparticipanten de bevestiging te krijgen dat de getrokken conclusies en interpretaties juist zijn. Wanneer de onderzoeker dit doet vergroot dit de geldigheid van het onderzoek. Het verkrijgen van de nodige feedback kan op verschillende manieren. Er kan een één op één situatie gecreëerd worden, er kunnen groepsgesprekken met respondenten plaatsvinden, en er kan een selectie gemaakt worden uit alle respondenten. In alle drie de gevallen komt het erop neer dat de interpretatie van bevindingen worden doorgesproken met respondenten. Hoofdbezigheden van kwalitatieve onderzoekers • Kijken door de ogen van de mensen die object van studie zijn (betekenisgeving). • Beschrijvingen en nadruk op context/omgeving. • Nadruk op het proces. • Flexibiliteit en het gebrek aan structuur. • Concepten en theorieën die voortkomen uit de data. Kritiek op kwalitatief onderzoek • Kwalitatief onderzoek is te subjectief. • Het is moeilijk een onderzoek te repliceren. • Er zijn problemen met de generalisatie. • Er is een gebrek aan transparantie.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
39
De basis verschillen tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek Er zijn duidelijke verschillen tussen de kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethode. Hieronder een schema dat met behulp van kernwoorden de belangrijkste verschillen weergeeft. Kwantitatief Kwalitatief Nummers Woorden Vanuit het oogpunt van de onderzoeker Vanuit het oogpunt van onderzochten Onderzoeker op afstand Onderzoeker dichtbij Theorie testend Theorie vormend Evenwichtig, stabiel Proces Gestructureerd Ongestructureerd Generaliseerbaar Contextueel begrijpbaar (afhangende van-) Harde, betrouwbare data Rijke, diepgaande data Macro niveau Micro niveau Gedrag (van mensen) Betekenis (van het gedrag van mensen) Willekeurige omgeving Natuurlijke omgeving, vertrouwd Feminisme en kwalitatief onderzoek Kwalitatief onderzoek wordt gezien als een vorm die grotere mogelijkheid bied voor feministen dan kwantitatief onderzoek. Kwantitatief onderzoek beantwoord slecht aan de behoeftes van feministen om de volgende redenen: • Vrouwen worden niet gehoord of ondergedompeld in feiten en statistieken. • Vrouwen worden omgetoverd tot onderzoeksobjecten (in plaats van dat ze mens zijn). • Controle is een mannelijke benadering. • Het gebruik van categorieën zorgt voor het consequent stilhouden van de stem van vrouwen. • Vrouwen worden in een gelijkwaardige (neutrale) situatie onderzocht terwijl feministen als doel hebben onderzoek te ontwerpen speciaal voor vrouwen. Kwalitatief onderzoek zou de volgende voordelen hebben: • Vrouwen worden gehoord. • Er wordt gegeven en genomen in het geval van veldwerk. • Vrouwen worden niet als objecten behandeld. • De emancipatie doelen van feministen kunnen worden gerealiseerd. Key points • Er bestaat een meningsverschil over wat kwalitatief onderzoek precies is. • Kwalitatief onderzoek leent zichzelf niet voor de omtrek van een eenzijdige volgorde van stappen. • Kwalitatief onderzoek is een methode met een meer open einde dan het geval is bij kwantitatief onderzoek. • Theorieën en concepten worden gezien als een resultaat dat voortkomt uit het onderzoeksproces (=inductief). • Er bestaat een zekere onenigheid over de toepassing van de begrippen betrouwbaarheid en geldigheid bij kwalitatief onderzoek, met name vanuit het oogpunt van kwantitatieve onderzoekers. Er zijn schrijvers die alternatieve criteria hanteren die parallellen hebben met de begrippen betrouwbaarheid en geldigheid. Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
40
• •
De meeste kwalitatieve onderzoekers hebben een voorkeur voor de onderzoeksmethode waarbij men kijkt door de ogen van de mensen die participeren in het onderzoek. Verschillende schrijvers hebben laten zien dat kwalitatief onderzoek meer affiniteit heeft met feministische standpunten dan kwantitatief onderzoek.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
41
Hoofdstuk 14 Intro Etnografie (volkerenbeschrijving) en participant observation (deelnemende observatie) hebben allebei het kenmerk dat de onderzoeker betrokken raakt in het sociale leven dat de onderzochten. De etnograaf of observerende gaat een groep in (verdiept zichzelf in een groep) voor een periode. Ze observeren gedrag en luisteren naar wat er gezegd wordt in conversaties tussen groepsgenoten en tussen de etnograaf (een etnograaf is eigenlijk ook een observerende) en de groep. Ook stellen ze vragen. Meestal wordt voor deze handelswijze het woord etnografie gebruikt, omdat ‘participant observation’ het simpelweg observeren benadrukt, terwijl het nog zoveel meer is. Etnografen en participant observers zoeken bijvoorbeeld naar verdere informatie in interviews en door het verzamelen van documenten. Het woord etnografie omvat dus eigenlijk de ‘participant observer’ opgeteld met de bezigheden die ze daarnaast verrichten (interviewen, rapporten schrijven..) Acces (=toegang) Eén van de meest moeilijke stappen in de etnografie is het verkrijgen van toegang tot de sociale setting (sociale ontwerp van onderzoek). Deze setting kan ‘public’zijn of ‘non-public’. Non-public is niet openbaar, het betreft organisaties, bijvoorbeeld scholen en firma’s etc. De public setting betreft de rest, dus alles wat geen organisatie betreft, zoals gangs, drug gebruikers etc. Een manier om toegang te krijgen tot de setting is als: 1. undercover, het niet bekend maken van je positie als onderzoeker (covert), 2. op de openlijke manier ‘overt’. Hier maak je je wel bekend als onderzoeker. Soms gaan ‘ overt’ en ‘ covert’ ook samen, wanneer de onderzoeker bijv. duidelijk maakt dat hij onderzoeker is, maar dat mensen nog steeds niet op te hoogte zijn van dat gegeven. Ook komt het voor dat onderzoekers van rollen –overt of covertwisselen. (retrospective ethnography= terugkijken op het ethnografisch onderzoek). Voor en nadelen van een covert-rol zijn: Voordelen: 1. geen toestemming vragen tot toegang (no access problem), 2. de onderzochten zullen zich niet anders voordoen, omdat ze niet weten dat de onderzoeker een onderzoeker is. Nadelen: 1. het is moeilijk notes te maken (dat moet ongezien!), 2. het niet in kunnen zetten van andere methodes (je kunt bijv. niet oppeens gaan interviewen!), 3. angst. De onderzoeker moet zich continu anders voordoen, anders weet men dat hij onderzoeker is, 4. Ethische problemen als: je vraagt geen toestemming voor je onderzoek – Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
42
misschien willen de onderzochten het helemaal niet- en privacy komt in het gedrang. Toegang tot gesloten settings verkrijg je ruwweg door “een strategische planning, hard werken en het hebben van geluk” … Hieronder staan nog een aantal punten waardoor men toegang verkrijgt in een gesloten setting. 1. Hulp vragen aan vrienden, collega’s of academici, misschien kennen zij mensen uit bepaalde milieus. 2. Het proberen te verkrijgen van ondersteuning van iemand uit de te onderzoeken groep zelf. 3. Doormiddel van het benaderen van ouderen of topmanagers in een organisatie, zij weten veel over de organisatie en hebben toegang tot vele factoren (ze worden ook wel ‘gatekeepers’ genoemd, zie hieronder voor verdere uitleg). ( Sponsers of gatekeepers kunnen key-informants worden voor het onderzoek. Het voordeel daarvan is dat ze veel informatie hebben en dat helpt de onderzoeker met zijn veldwerk. Nadelen zijn dat de onderzoeker de werkelijkheid teveel gaat zien door de ogen van de key-informant dan door de ogen van de te onderzoeken groep. Soms neemt de onderoeker dan meerdere key-informants ‘in dienst’. Dit kan op 2 manieren gaan: 1. Sollicited informants, 2. Unsollicited informants. Bij 1 worden er afspraken gemaakt of worden de key-informants geinterviewd of ondervraagd. Bij 2 gaat het meer natuurlijk, de gesprekken verlopen spontaan.) 4. Iets terug doen, bijv. het geven van een rapport. 5. Het helder uitleggen van je doelen en methodes om die doelen te bereiken. 6. Wees duidelijk over de hoeveelheid tijd die het onderzoek gaan kosten van de onderzochten. Toegang tot gesloten settings kun je ook op meerdere manieren doen. Deze manier hangt af van de situatie en de setting die je onderzoekt (zoals bij elk onderzoek!). Toegang verkijgen kan door: 1. via ‘ gatekeepers’ , zoals al eerder gezegd vormen deze personen een link tussen de onderzoeker en de groep, omdat ze er veel van weten en vaak ook veel connecties hebben binnen de groep, 2. ook kan het via kennissen (‘ sponsors’ ) die zo de toegang tot de groep mogelijk maken. 3. Een andere manier is het gebruiken van je eigen vaardigheden op het onderzoeksgebied, zoals Hobbs, die zijn kwaliteiten als voetbalcoach gebruikte om zo door te dringen tot een groep hooligans. 4. ‘ Hanging around’ is ook een vorm van toegang verkrijgen. De groep vraagt bijvoorbeeld of je erbij komt staan etc. Wanneer je eenmaal toegang hebt, overt of covert, in een gesloten of open setting, betekent dat nog niet dat je toegang hebt tot alles in die organisatie. Problemen die zich dan voor kunnen doen zijn: 1. Mensen zien je als verdacht (misschien ben je wel gestuurd door de baas die zijn werknemers zo wilt controleren!). 2. Sommigen maken zich druk over dat hetgeen wat ze zeggen bekend wordt bij hun baas of collega’s. Deze mensen lijken vaak mee te werken aan het onderzoek, terwijl Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
43
ze soms geen eerlijke antwoorden geven. Wat kun je hiertegen doen? 1. Verplaats je in hun situatie, probeer eventuele problemen te begrijpen. 2. Maak duidelijk dat info niet aan anderen wordt verstrekt. 3. Neem de rol aan van iemand die iets onderzoekt. Kleed je gepast en wees consequent. 4. Vertel wat het doel is, al dan niet verzonnen. Zeg bijvoorbeeld dat je een bezig bent met een boek. 5. Soms wordt e als onderzoeker getest, of je bijv. betrouwbaar bent. Probeer zulke testen in te zien en goed te doorstaan. 6. Probeer altijd te zijn wie je zegt dat je bent. Dit niet doen zorgt namelijk voor grote argwaan. Rollen voor etnografen Je kunt als etnograaf verschillende rollen aannemen: 1. Complete participant: de onderzoeker maakt zichzelf niet bekend en functioneert als lid van de groep. 2. Participant-as-observer: de onderzoeker maakt zichzelf bekend als onderzoeker, maar blijft lid van de groep. 3. Observer-as-participant: de onderzoeker is hoofdzakelijk interviewer. Er vindt observatie plaats een klein deel behoort slechts tot participatie met de onderzoeken groep. 4. Complete observer: hierbij bestaan er geen interacties tussen de onderzoeker er de te onderzoeken groep. De o nderzoeker observeert alleen, men weet niet dat deze een onderzoeker is. ( Deze rol wordt soms gezien als iets dat los staat van participant observation en etnografie omdat het ‘participerende’wegvalt). Nadelen van de complete participant zijn dat je informatie subjectief wordt omdat je de groep gaat identificeren met jezelf. Ook kan er ‘going native’ plaatsvinden. Hierbij raken onderzoekers verstrikt in de levenswijzen van hun onderzochten en verliezen zo het gevoel van het onderzoeker- zijn. In het boek wordt een tweede indeling in de rollen die je als etnograaf kunt aannemen gegeven: 1. Total participant: de onderzoeker zit helemaal in de groep, maar moet tijdens het opschrijven van zijn bevindingen weer onderzoeker worden. 2. Researcher-participant: Deels betrokken bij de groep, maar blijft onderzoeker. 3. Total researcher: Observatie zonder de situatie in te gaan, de onderzoeker wordt geen participant. Deze 2 e indeling heeft als voordeel dat het inziet dat de onderzoekers vaan meerdere rollen aannemen. Zo zijn ze flexibel en loopt het onderzoekt dus beter. In elke situatie waarin de onderzoeker participeert kun je dit passief of actief doen. Actief betekent dat je deels mee doet met de handelingen die de groep verricht. Als je je passief opstelt doe je niet mee met de handelingen die de groep verricht (dit kan
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
44
erg handig zijn als je onderzoek doet in criminele milieus!). Het passieve heeft wel als nadeel dat je als onderzoeker credit verliest, je neemt meer afstand van de groep. Sampling (letterlijk: monsters afnemen) Het verzamelen van informanten (een voorbeeld van sampling) kan met het sneeuwbaleffect: je bereikt andere informanten via al verworven informanten. Het gaat erom dat je een representatieve groep informanten krijgt. Als onderzoeker wil je immmers een zo groot mogelijke toegang krijgen tot de individuen in een groep, zodat de groep zo goed mogelijk geobserveerd wordt. Het hierboven gemelde is een voorbeeld van ‘sampling of informants’. Een ander voorbeeld is ‘theoretical sampling’. Dit is een proces van dataverzameling voor het maken van een theorie waarbij de onderzoeker data verzameld en analiseerd en vervolgens beslist welke data er daarna moet worden verzameld, en waar die data gevonden moet worden, om uiteindelijk de definitieve theorie te verkrijgen. Het proces wordt zo weergegeven in het boek: General research question Sample theoretically Collect data Analyse data Theoretical saturation (verzadiging) Generate hypotheses Het is een proces dat niet stopt maar doorgaat, je ontwikkeld steeds meer theorieën die uiteindelijk samen dé theorie gaan vormen. Theoretical saturation = Wanneer je ‘sample theoretically’ helemaal verzadigd is met data, wanneer je de verschillende verbanden ziet en de relaties duidelijk zijn in de betreffende sample. In het etnografische onderzoekssamling gaat het niet alleen om mensen maar ook om de aspecten er omheen bijvoorbeeld tijd of het interviewen in verschillende condities (wanneer mensen eten of gaan slapen bijvoorbeeld). Soms is het handig om samples af te nemen vanuit de context waarin de mensen leven. Dit doe je bijvoorbeeld om te weten wat de onderzochten bijvoorbeeld doen in hun sociale leven. Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
45
Field Notes Etnografen moeten notes maken van hun observaties. Dit kan op verschillende manieren: 1. Het opschrijven aantekeningen zo snel mogelijk na het zien of horen van iets interessants. 2. Pas later notes maken. Hierbij gaat het meestal om toevoegingen, bijvoorbeeld de tijd, plaats of met wie je sprak. 3. Het opnemen van geluid, d.m.v. een casette bijvoorbeeld. 4. Aantekeningen moeten levendig zijn en duidelijk. Je moet je later niet hoeven afvragen “hoe zat dat nou ook al weer?”. 5. Aantekeningen moeten overvloedig zijn. Als je twijfelt over iets, schrijf het op! 6. Het maken van foto’s (is niet altijd handig). Het maken van notes kun je maken op basis van een theorie, je weet wat je wilt vragen en schrijft vervolgens de antwoorden op, een beetje deductief dus. Je kunt ook notes maken van alles wat je hoor een ziet. Je begint dan zonder ‘focus’. Deze, meer inductieve, maneir kost veel tijd en je kunt het niet te lnag volhouden. Je zult je uiteindelijk toch moeten focussen, op basis van de –eerst volledigeaantekeningen. Je kunt notes (zogenaamde field-notes) indelen in 3 typen: 1. Mental notes: je schrijft niets op, maar slaat het op in het geheugen (wanneer je bijvoorbeeld niet ontdekt wilt worden als onderzoeker). 2. Jotted notes: Hele korte noteringen op stukjes papier of in notebooks. 3. Full field-notes: Het zo snel mogelijk maken van een gedetaileerde aantekeningen. The End Omdat etnografie ongestructureerd is en het onderzoeksmateriaal soms oneindig lijkt, is het soms moeilijk te stoppen. Soms gaat dit natuurlijk, soms ligt het aan de etnograaf zelf. Dit laatste kan bijvoorbeeld doordat zijn familieleven eronder lijdt. Ook kan het zijn dat de onderzoeker even de tijd nodig heeft zijn bevindingen op te schijven ( a sabbatical leave..). Eem ander voorbeeld is dat het werk van etnografen stressvol, je moet stevig i n je schoenen staan . Dit kan een reden zijn om een pauze te nemen of om te stoppen. Het kan ook zijn dat de etnograaf voelt dat zijn onderzoeksvragen zijn beantwoord (een ‘natuurlijk’ einde). Wat ook de redenen zijn voor het beëndigen van etnografisch onderzoek, je moet de onderzoeksperiode goed afsluiten. Beloofde rapporten moeten worden gemaakt, je moet goede redenen hebben (niet zomaar stoppen) en dit ook duidelijk aangeven bij de onderzochten. Maak ook duidelijk aan hen dat de gegevens –indien beloofdanoniem blijven. Can there be a feminist ethnograpy? Deze paragraaf gaat over de stelling of er feministische etnografie bestaat. Deze soort etnografie is kenmerkend voor het feminisme omdat:
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
46
1. Het documenteert levenswijzen en activiteiten van andere kanten. Deze werden eerst als één mannelijk geheel gezien. 2. Het begrijpt de perspectieven van de vrouw, waarom de vrouw iets doet. 3. Vrouwen worden begrepen in hun context. Feministisch onderzoek profiteert niet alleen van de onderzochten, maar geeft ook iets terug. De vrouwen die onderzocht worden worden serieus genomen en het is goed voor hun zelfwaarde. Dit komt ook omdat de individuele problemen na het onderzoek bij heel veel vrouwen voorkomen. Men wordt zich bewust dat ze niet de enigen zijn met de problemen. Feministische etnografie wordt soms gezien als manipulatief, omdat de onderzoekers al een mening hebben en die weer kunnen opdringen aan hun onderzochten. Het debat over of er een feministische etnografie bestaat of kan bestaan is nog bezig houdt nog niet op!
The rise of visual ethnography Een recente ontwikkeling in het kwalitatief onderzoek is de groei van interesse naar visuele materie. Er is altijd al wel visueel materiaal gemaakt, maar het lijkt nu wel toe te nemen. Sosm is het moeilijk onderscheid te maken tussen beeldmateriaal voor onderzoek en beeldmateriaal voor privébedoelingen. 3 manieren waarop foto’s kunnen worden gebruikt zijn: 1. Als geheugensteuntje 2. Als databronnen, niet als toevoegingen of geheugensteuntjes. 3. Als doel een discussie op te wekken bij de onderzochten (laat bijvoorbeeld een schokkende foto zien en vraag naar meningen). Je kunt visueel materiaal in twee posities indelen: “Realist” of “Reflexive”. Realist betekent: De filmer of fotograaf legt gewoon iets vast wat een feit wordt voor de etnograaf. Deze ziet het dus als realiteit. Reflexive: geeft weer wat voor een invloed de onderzoeker heeft op wat de foto of film weergeeft. Visuele materialen kunnen door iedereen weer anders worden gezien (is dus erg subjectief). Vandaar dat het noodzakelijk is dat ze worden ondersteunt en daarnaast moet er aanvullend onderzoek worden gedaan (bijvoorbeeld interviews e.d.). Visueel materiaal is niet noodzakelijk voor ieder wetenschappelijk onderzoek: Het moet relevant zi jn!
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
47
Hoofdstuk 15 Verschillen tussen het gestructureerde interview en kwalitatieve (onderzoeks) interviews. • Hoe verschilt kwalitatief interviewen van gestructureerd interviewen? 1. De benadering van interview is minder gestructureerd. Het gestructureerde interview is ontworpen om antwoord te krijgen op onderzoeksvragen. Bij een kwalitatief interview ligt de nadruk meer op het ‘onderzoeksidee’ en op het eigen perspectief van de geïnterviewde. 2. Bij het kwalitatieve interview is er veel meer interesse in het oogpunt van de geïnterviewde. 3. Bij het kwalitatieve interview is het mogelijk en wordt het soms zelfs aangemoedigd af te dwalen, dit geeft aan wat de geïnterviewde ziet als relevant en belangrijk. 4. Bij het kwalitatieve interview kan de interviewer afwijken van het schema dat hij gebruikt. Er kan worden ingegaan op antwoorden van de geïnterviewde. 5. Door de flexibiliteit van het kwalitatieve interview, kan gereageerd worden op de richting waarin de geïnterviewde het interview meeneemt. Als daardoor nieuwe belangrijke punten worden aangesneden kunnen die mee worden genomen in het interview. 6. In kwalitatieve interviews wil de interviewer lange, gedetailleerde antwoorden, bij een gestructureerd interview wil men korte antwoorden die gecodeerd kunnen worden. 7. Bij kwalitatieve interviews kan de geïnterviewde meerdere keren worden geïnterviewd. Ongestructureerde interviews en semi-gestructureerde interviews. Wat zijn de verschillen tussen ongestructureerde en semi-gestructureerde interviews? Bij het ongestructureerde interview gebruikt je hoogstens een briefje met wat punten die je aan de orde wil laten komen. Het ongestructureerde interview lijkt heel erg op een gesprek/conversatie. Bij een semi-gestructureerd interview gebruik je een ‘interview guide’ met daarop vragen of specifieke punten die aan de orde moeten komen. Alle vragen zullen gesteld worden en dat geld hetzelfde voor elke geïnterviewde. •
Kan semi-gestructureerd interviewen de flexibiliteit van kwalitatief onderzoek in de weg staan? Nee, het interview proces is flexibel. De interviewer volgt niet slaafs een schema, maar de interviewer volgt toch tot op zekere hoogte een draaiboek. •
Wat is het verschil tussen ‘levensgeschiedenis’ (life history) en ‘vertelde geschiedenis’ (oral history) interviews? Een levensgeschiedenis interview kijkt gedetailleerd terug over het hele leven van de geïnterviewde, het is een ongestructureerd interview over iemands totale leven. Het wordt wel gezien als het documenteren van de innerlijke ervaring van een individueel mens, hoe zij de wereld om hen heen interpreteren, begrijpen en definiëren in hun leven. •
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
48
Een verteld geschiedenis interview is specifieker. Er wordt mensen gevraagd te vertellen over perioden in het verleden. De nadruk ligt niet op het leven van die mensen, maar op gebeurtenissen in het verleden. Worden soms documenten bij gebruikt. Wat voor overwegingen moet je maken bij het maken van een ‘interview guide’? Je moet jezelf de vragen stellen: •
Wat is het met dit onderwerp, waar ik mijn hoofd over breek? (brainstormen, maak aantekeningen van alles wat er mee te maken zou kunnen hebben, ook uit andere gesprekken en gedachten.) Wat moet ik weten om antwoord te krijgen op de onderzoeksvragen die ik mezelf gesteld heb? (probeer je voor te stellen wat de geïnterviewde als significant en belangrijk ziet voor het onderwerp, je vragen moeten die gebieden beslaan.)
• Wat voor vragen worden gevraagd in een ‘interview guide’? Drie soorten worden onderscheiden (blz. 327): 1. Begin vragen die open eindigen. (Initial open-ended questions.) 2. Tussenliggende vragen. (Intermediate questions.) 3. Afsluitende vragen. (Ending questions.) Wat voor vaardigheden moet een interviewer ontwikkelen in het kwalitatieve interviewen? Een kwalitatief interviewer moet goed kunnen luisteren en aandachtig letten op wat de geïnterviewde zegt of zelfs niet zegt. De interviewer is dus actief zonder te opdringend te zijn. De interviewer moet het interview goed afstemmen op de geïnterviewde en goed reageren op wat de geïnterviewde zegt en doet (lichaamstaal), omdat de geinterviewde zich bijvoorbeeld ook ongemakkelijk kan voelen. •
Waarom is het belangrijk een kwalitatieve interview op te nemen en transcriberen? Zes punten waarom dit belangrijk is: 1. het menselijk geheugen kan niet alles onthouden en geeft vaak je eigen subjectieve kanttekeningen bij hetgeen de geïnterviewde gezegd heeft. 2. Het geeft de mogelijkheid volledig te onderzoeken wat de geïnterviewde gezegd heeft. 3. Het geeft de mogelijkheid meerdere keren de antwoorden van de geïnterviewde te onderzoeken. 4. Het opent de mogelijkheid voor andere onderzoekers het interview te (kritisch) onderzoeken en zij kunnen ook de analyse van de eigenlijke onderzoeker evalueren. 5. Een analyse kan beïnvloed zijn door de vooroordelen en waarden van de onderzoeker dit kan zo tegengewerkt worden, vloeit voort uit vorige punt. 6. Op deze manier kan de data door andere onderzoekers gebruikt worden op andere manieren dan de originele onderzoeker van plan was. •
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
49
Welke rol kunnen schetsende vragen (vignette questions) spelen in een kwalitatief interview? Schetsende vragen kunnen gebruikt worden om de kijk van de geïnterviewde en het gedrag in bepaalde situaties te gronden. •
Sampling Vergelijk theoretische steekproef (theoretical sampling) met de sneeuwbal steekproef (snowball sampling). Sneeuwbal steekproef wordt gebruikt om met mensen in contact te komen waarvoor geen ‘sampling frame’ is. Deze worden dus via via bereikt. Zijn geen specifieke mensen, ze hoeven niet persé aan bepaalde voorwaarden te voldoen. Theoretische steekproef deze benadering betekent interviewen tot je antwoord hebt op al je vragen. En dan doorselecteren van mensen door de groeiende theorie die je ontdekt. Je gebruikt theoretische reflectie op je verzamelde data en gaat zo na of je nog meer data moet verzamelen. Zie blz. 334 van Bryman linker kolom en begin tweede alinea rechter kolom. Ik zou het even nalezen als ik jullie was! •
Feministisch onderzoek en interviewen in kwalitatief onderzoek. Waarom is het kwalitatieve interview zo’n belangrijke onderzoeksmethode geworden voor feministisch onderzoek? Kwalitatief interviewen maakt het mogelijk een hoop doelstellingen van feministisch onderzoek te halen. Het wordt gezien als passend. Het is minder indringend dan bijvoorbeeld etnografisch onderzoek, daardoor wordt het vaak geprefereerd. Gestructureerde interviews zijn niet goed vanwege de volgende punten: Het is één-richtingsverkeer. Er staat niks tegenover van de interviewer. De relatie tussen interviewer en geïnterviewde is er een van macht en hiërarchie. Zoekt informatie uit het perspectief van de interviewer. Vanwege deze punten wordt het kwalitatieve interview gebruikt. Feministen vinden dat vrouwen geen andere vrouwen kunnen ‘gebruiken’ voor een interview. •
Welke dilemma’s kunnen verschijnen voor feministische onderzoekers die kwalitatief interviewen gebruiken? Er kan een spanning ontstaan tussen interviewer en respondent, doordat de interviewer niet helemaal door de ogen van de geïnterviewde kijkt, maar wordt beïnvloed door haar perspectief en onderzoeksvragen. Hoe om te gaan met de spanning is nog een dilemma. Hoe verenig je de verschillende perspectieven weer? Als derde kan een dilemma ontstaan, doordat feministisch onderzoek vaak te maken heeft met bredere politieke kijk op emancipatie. Een spanning tussen de •
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
50
kijk op de wereld van de respondent en de positie van de onderzoeker doet morele vragen opkomen over het interpreteren door de interviewer. Het komt voor dat respondenten vragen aan de interviewer gaan stellen, Oakley (onderzoekster genoemd in het boek) zegt dat het ethisch onverdedigbaar is deze niet te beantwoorden. Kwalitatief interviewen tegenover participant observation. Zet de relatieve voordelen en nadelen van kwalitatief interviewen en participant observation op een rijtje. Voordelen participant observation: 1. Doordat de onderzoeker zich helemaal ‘onderdompelt’ een sociale setting zou hij beter moeten kunnen zien, zoals anderen zien. 2. Leren van de taal (gebruik van speciale woorden/uitdrukkingen) van de te onderzoeken groep kan door paricipant observation. 3. Door continue met de onderzoeksgroep te leven en door te kunnen observeren in plaats van alleen praten is het logischer dat echt typisch gedrag waargenomen geconstateerd kan worden terwijl je bij een interview moet aannemen wat er wordt gezegd. 4. Begrijpen lijkt door langdurige interactie te komen. 5. Door het extensieve contact van de onderzoeker met de sociale setting kan de context van het gedrag van mensen volledig worden vastgelegd. 6. Door het ongestructureerde natuur van participant observation is het mogelijk onverwachte onderwerpen te ontdekken. Meeste interviews verlopen toch rond bepaalde punten. 7. Het verstoort het dagelijks leven van mensen niet de onderzoeker komt bij mensen in een sociale setting in hun natuurlijke omgeving. •
Voordelen van kwalitatief interviewen: 1. Er zijn onderwerpen die niet geschikt zijn voor observatie. Die moet je vragen. 2. Vaak wordt bij een interview gevraagd naar een reconstructie van gebeurtenissen. En hoe die gebeurtenissen, gebeurtenissen van nu beïnvloeden. Dit kan niet met alleen observatie onderzocht worden. 3. Er zijn dingen die wel geobserveerd kunnen worden, maar waarbij dat ethisch niet verantwoord is. 4. Observeerder en interviewer krijgen te maken met (verschillende) effecten van reacties. Bij het observeren is dat bijvoorbeeld doordat gesprekken ontastaan die er zonder de observeerder niet waren. 5. Observeren is zeer indringend en vraagt veel tijd van de mensen die meewerken. 6. Er zijn grenzen aan de tijd die de observeerder in het project kan steken. Interviewen kan herhaald worden, dit kost minder tijd. 7. Participant observation is gebonden aan een klein groepje mensen, incidenten en locaties. Interviewen geeft de mogelijkheid iets breder aan te pakken. 8. Kwalitatief onderzoek begint soms met een specifiek doel dit is makkelijker te halen met interviewen doordat je ergens naartoe kan vragen.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
51
Lijkt één methode meer aan te sluiten bij de gedachte van kwalitatieve onderzoekers dan de ander? Nee, je moet je onderzoeksmethode afstemmen op wat je gaat onderzoeken. Soms sluit de één beter aan en soms de ander. •
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
52
Hoofdstuk 16 Focus Groups (focusgroepen) Ik zou voor de voorbeelden nog wel ff in het hoofdstuk zelf kijken want anders is het misschien wat onduidelijk. De focusgroep methoden is en interview techniek, waarbij je aan verschillende mensen een aantal vragen over één onderwerp vraagt. Het heeft dus een element van groepsinterview in zich (je interviewt meerder mensen) en het heeft een element van een focusinterview inzicht (het gaat over een speciaal onderwerp). Je bent als onderzoeker vooral geïnteresseerd naar hoe de mensen in de groep met elkaar praten, als groepsleden en hoe de groep een mening maakt. Daarnaast word de gene die de sessie leid vaak moderator of facilitator genoemd. Deze moet het gesprek leiden, maar zal zich nooit in het gesprek mengen. Het word vooral bij marketing onderzoek gebruikt. Het word al heel lang als interview techniek gebruikt. De volgende punten worden besproken in het hoofdstuk. 1. Waarom je deze techniek boven een diepte interview, enquête of groepsinterview zou verkiezen zou verkiezen 2. Hoe gebruik je focusgroep interview. 3. Hoe maak je verslag. Hoe veel groepen heb je en hoeveel mensen per groep en hoe selecteer je deze mensen. Hoe erg mag de moderator zich boeien met de discussie en wat voor een vragen stelt hij. 4. Waarom het belangrijk is dat medewerkers discussiëren en interacteren met elkaar. 5. Waarom deze methode goed bij de feministisch manier van onderzoek doen past. 6. Mogelijke moeilijkheden zoals; Verlies van controle over de groep en ongewilde groepseffecten. 1. Er zijn drie onderscheiden te maken tussen groepsinterview en focusgroep interview: i. Het gaat alleen om 1 specifiek onderwerp of probleem. Bij groepsinterview worden er vaak meerdere besproken. ii. Soms worden groepsinterviews gedaan om geld te besparen. De onderzoeker kan met meerder mensen te gelijk een interview houden. Om deze rede word nooit een focusgroep interview gehouden iii. Bij focusgroep interviews is de onderzoeker, altijd geïnteresseerd naar hoe de discussie word op gebouw als groepsproces. Hij kijk t naar hoe mensen op elkaar reageren en hoe een inzicht word opgebouwd door de groep. 2. Focusgroep interviews horen vooral bij kwalitatief onderzoek doen. Er zijn een aantal vaste dingen over te zeggen: • Het is begonnen met het interviewen van mensen met een bepaalde ervaring, bijvoorbeeld hart aanvallen. Er werd vooral gekeken naar hoe een bepaalde meningen ontstaan, binnen de groep aan de hand van een discussie. • Tegenwoordig word de techniek ook wel gebruikt om te kijken naar hoe mensen op films of nieuws reageren.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
53
•
•
•
•
De techniek geeft de onderzoeker de kans om te kijken waarom mensen zich voelen zoals ze zich voelen. Dit komt doordat mensen tijdens de sessie op elkaar reageren. Op die manier kan iemand die eerst A zei, door de mening van een ander B zeggen. Wanneer je een diepte interview zou houden met deze persoon had hij alleen maar A gezegd en was hij nooit bij B gekomen. De onderzoeker is geïnteresseerd naar hoe dit proces gaat. Focusgroepen kunnen bepaalde problemen, bijvoorbeeld hartaanvallen, met andere onderwerpen in contact brengen, bijvoorbeeld te veel vet eten. Dit is interessant voor kwalitatief onderzoek omdat je geïnteresseerd bent naar hoe mensen iets beleven. In een normaal 1-op-1 interview zeggen mensen vaak ding die politiek correct zijn. Dit komt vaak door dat ze niet goed geprikkeld en op de proef gesteld worden. Door de focusgroep kunnen ze wel op die manier geprikkeld worden, dat ze echt gaan na denken. De techniek geeft de interviewer de mogelijkheid om te kijken hoe “collectieve individualiteit” een fenomeen verklaren en er een mening om heen bouwen.
3. Hoe maak je verlag op: • De sessie opnemen en daarna helemaal uitschrijven. Waarom: o Je kunt dan in de gaten houden, niet alleen wat mensen zeggen maar ook hoe ze het zeggen. o Je kijkt als onderzoeker, dus naar hoe een mening word opgebouwd. Komt deze van 1 persoon, die leider wil zijn. Zijn er meerdere personen met verschillende meningen. Wanneer je aantekeningen alleen maakt kan je niet goed opschrijven waar een mening van dan komt en wie wat zei. o Je bent niet alleen geïnteresseerd naar wat iemand zegt maar ook hoe iemand iets zegt. Wanneer je alleen schrijft kan je nooit precies zeggen hoe iemand iets heeft gezegd. Je kunt de taal beschrijven, gebruikt iemand bijvoorbeeld engelse worden zegt iemand het hard of zacht. • Hoeveel groep is heel erg verschillend per onderzoek, meestal tussen de 10 en de 15 (kijk voor voorbeelden in Bryman p. 350). o Het is wel raar om maar één groep te gebruiken. Je kunt de hoeveelheden laten afhangen van sociaal en demografische factoren als, leeftijd, sekse, klassen. Er moet een goede mix van zijn in je onderzoek. o Je analyse word wel complexere naarmate je meer groepen krijgt. • De grote van de groep. o Normaal 6 t/m 10. Je moet altijd rekening houden met uitvallers, vandaar dit aantal. Met deze aantal komt iedereen ook gewoon aan spreken toe. o Je moet kleiner groepen aan houden: Als er veel is te zeggen over een onderwerp. Wanneer een onderwerp erg controversieel of emotioneels is. o Grotere groepen worden aangeraden wanneer de medewerkers niet zo veel met het onderwerp hebben. • Participatie van de Moderator
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
54
o Je moet je niet meningen in het gesprek door een mening te geven. Je moet je ook niet structureel met het gesprek bemoeien. o De onderzoeker stuur het gesprek door vragen te stellen. Ook door op te letten of medewerkers dingen zeggen die interessant zijn voor de onderzoeksvraag, wanneer deze niet door de medewerkers zelf worden op gepikt. o Sommige onderzoekers geven heel veel vrijheid, sommigen houden het wat strakker. Je moet het aanvoel aan de hand van de mensen die mee doen met het gesprek. • Het selecteren van medewerkers. o Iedereen die relevant is ten opzichte van het onderwerp kan, logischer wijs, worden uitgekozen voor het interview. o Soms doet het er niet toe en dan zijn er, logischer wijs, helemaal geen restricties. Dit gebeurt niet vaak. o Het kan wel zo zijn dat alle verschillende medewerkers op sociaal en demografische eigenschappen worden ingedeeld. De groep kan vervolgens worden samengesteld door een snowbal- of samplemethode. Dit soort voor de grootste variatie. o Er kan ook op gelet worden of je natuurlijke groepen gebruikt (vrienden, studenten, collega’s) of dat je mensen selecteert die elkaar niet kennen. Dit hangt van de smaak van de onderzoeker af. Met natuurlijke groepen kan er wel een probleem ontstaan, rond de participatie. Daarnaast kennen de mensen elkaars meningen al. Dat kan ook voor problemen zorgen. • Wat voor een vragen worden er gesteld. o Twee of drie heel erg algemenen vragen. o Sommigen onderzoeker geven weer iets meer structuur. o Er worden hier heel veel voorbeelden gegeven. Het is handig om p. 355 even te lezen. • Je begint een sessie meestal met voorstellen. Iedereen vertelt zijn doelen, naam enzovoort. De modirator vertelt ook de doelen en zegt dat het opgenomen word en legt uit waarom. Hij legt ook de regels uit, zoals er praat maar één iemand. Daarna zal hij de vragen gaan stellen • Het sluiten van een sessie moet de modirator iedereen bedanken en even vertellen wat er met de data gebeuren zal. 4. Waarom interactie zo belangrijk is. Heb ik aan het begin uit gelegd. In de pagina die hier over gaat worden weer veel quote’s gebruikt, dus is handig om even te lezen p.357. 5. Focusgroepen en Feminisme Er zijn drie aspecten van de methode die hier op in gaan, namelijk : i. Focusgroepen zijn minder artificieel dan andere methodes. Dit komt omdat het om het groepsproces gaat, wat weer een normaal deel van het sociale leven is. ii. Het draait er bij sommigen feministische onderzoekers om decontectualisatie tegen te gaan. Ze willen hun subjecten bestuderen in hun normale omgeving. Dit kan bij focusgroepen, als je natuurlijke groepen selecteert. iii. In de vorige hoofdstukken staat dat feministische onderzoekers, bang zijn voor een machtsrelatie tussen de vrouwelijke deelnemer en de vrouwelijke onderzoeker. Door focusgroepen word dit risico Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
55
vermeden. De deelnemer kan heel veel in de sessie sturen, ten opzichte van de modirator. 6. De mogelijke moeilijkheden. Er is dus veel voor te zeggen om focusgroepen te gebruik bij onderzoek, waarvoor het denk proces erg belangrijk is. Toch zijn er een aantal beperkingen: o De onderzoeker heeft veel minder controle over het proces dan met een individueel interview. o Het is vaak moeilijk om de data te analyseren. Er word vaak snel veel data aangemaakt. Er moet daar een goed systeem voor worden bedacht om het te onderzoeken. o Moeilijk te organiseren. Je moet mensen niet alleen lekker maken om mee te doen. Ze moeten er ook vrijentijd voor opgeven. Vaak doe je dit door kleinen cadeautjes te geven. Het komt er toch vaak op neer dat je meer mensen vraagt dan dat je nodig hebt, met de gedachten dat er altijd wel 2 of 3 niet komen. o Het kost erg veel tijd meer tijd om de transcriptie te maken in vergelijking met een individueel interview. Dit komt, omdat je naar de verschillende stemmen en mensen moet luister en aangeven hoe ze praten. o Er zijn problemen met groep effecten die je niet wil hebben. Je hebt bijvoorbeeld mensen die niet zoveel zeggen en mensen die de hele tijd praten. Je hier wel iets aan doen door bijvoorbeeld tijdens het gesprek tegen de gene die veel praat te zeggen. “that’s one point of view, does anyone have anther point of view”? o Als er kans is op een gevoel van ongemak ontstaan bij de deelnemers, wanneer dit het geval is, kan je beter geen focusgroepen maken. Dit geld voor intimiteiten en privé aangelegenheden. Antwoorden op de vragen: 1 Waarom is het handig een onderscheid te maken tussen een focusgroep- en een groepsinterview: Het zijn twee verschillende manieren van interviewen, waarbij een groepsinterview veel vrijer en veel meer onderwerpen bestrijkt. 2. Welke voordelen brengt een focusgroep interview met zich mee ten opzichte van een 1-op1 interview: Zie punt 2 de gele gebieden. 3. Wat moet de participatie van de moderator zijn? Zo min mogelijk. Als het om cross-groep vergelijkingen gaat, moet hij iets duidelijker aanwezig zijn. Je moet dan namelijk die punten kunnen terug vinden waarop je het onderzoek wil doen. 4. Waarom is het handig om focusgroepen op te nemen en te transcriberen? Zie punt 3 gele stuk. 5. Zijn er omstandigheden wanneer je groepen wil die elkaar kennen? Ja als je mensen zoveel mogelijk in hun natuurlijke setting wil laten praten. 6 Wat zou een voordeel & een nadeel kunnen zijn van een interviewer in een sessie? Nadeel: Hij zich te veel met het interview gaan boeien en daardoor de resultaten te veel beïnvloeden. Voordeel: Je kunt duidelijker lijnen uitzetten, waardoor je het makkelijker met een andere groep kan vergelijken.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
56
7 Waarom zou het belangrijk zijn groepsinteractie als een belangrijk onderdeel te zien, als je je data gaat bekijken? Je kunt dan makkelijker de samenhang tussen verschillende antwoorden en vragen zien. Lees p. 357. 8 Evalueer het argument dat focusgroepen goed passen bij het feministische onderzoek. Zie punt 5 9 Op welke manier zijn focusgroepen een “natuurlijke” manier van onderzoek doen? In het echte leven haal je, je meningen ook bij groepen vandaan. Dus om op die manier onderzoek te doen laat je mensen veel meer in hun natuurlijke zetting. Dit is helemaal het geval wanneer je groepen samenstelt met familie, vrienden of collega’s. 10 Heeft het feit dat je groepseffecten hebt en dat je leiding over het proces kan verliezen effect op het gebruiken van de methode? Ja in zo verre dat je er altijd rekening mee moet houden dat bepaalde mensen niks gezegd hebben en zicht een meningen hebben laten opdrukken. Je moet ook altijd zorgen dat je een aantal verschillende groepen heb, zodat je een grotere variëteit heb. Je kunt er ook rekening mee houden, door mensen met een streken mening bij elkaar te zetten of juist uit elkaar te houden. In hoeverre is het probleem van transcriberen en analyseren een probleem voor focusgroepen. Het is een probleem, omdat het vaak erg veel warrige data oplevert. Je moet zorgen dat je vanaf het begin heel geordend je data verzamelt en op een goede manier er naar kijkt. Als je dit goed doet kan je namelijk makkelijk en goede samenhang vinden in je onderzoek.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
57
Hoofdstuk 17 - Op welke manier verschilt de rol die taal heeft in conversatie (CA, conversation analysis) en gesprek analyses (DA, discourse analysis) met de rol die taal heeft in de meeste andere onderzoeksmethodes? Taal is voor conversatie en gesprek analyses een onderwerp op zich, terwijl taal voor de meeste onderzoeksmethodes een hulpmiddel is waarmee de onderzoeksdeelnemers communiceren met de onderzoekers. Taal wordt gezien als meer dan een medium waardoor sociaal onderzoek wordt gedaan. -Op welke manier is CA fundamenteel over de productie van sociale orde in interactie? CA ziet conversatie als de basis waardoor sociale orde wordt bewerkstelligd. -Waarom zijn audio-recording en transcriptie cruciaal in CA? Er zijn drie aannames voor conversatie analisten: 1. taal is gestructureerd: taal bevat vaste patronen (op een vraag volgt een antwoord enz.), de deelnemers zijn op de hoogte van de regels die bij deze patronen horen. 2. talk is forged contextually (taal is gesmeden contextueel): actie wordt onthuld in taal en daarom moet taal worden geanalyseerd in zijn context. Dat betekent dat we moeten proberen te begrijpen wat iemand zegt aan de hand van de taal die er aan voorafgegaan is, daarom wordt taal gezien als een reeks vertoonde patronen. 3. analyses worden gebaseerd op data: conversatie analisten mijden puur theoretische stelsels, maar vinden dat de karakteristieken van taal in elk apart geval moeten worden gebaseerd op de empirisch verkregen data. De data uit punt drie worden verkregen uit taal, de specifieke details in taal kunnen hierbij niet worden weggelaten. Specifieke details zijn: lengte van pauzes, verlenging van geluiden, enz., zonder deze details is het onderzoek niet effectief en samenhangend. Om deze details te verkrijgen zul je de taal (gesprekken) dus op moeten nemen en uit moeten schrijven. -Wat wordt bedoelt met de volgende zaken: turn-taking, adjacency pair, preference organization, account, repair mechanism? De analyses van taal hebben geleid tot de erkenning dat er terugkerende kenmerken zijn in de manier waarop taal is georganiseerd. Deze kenmerken worden gezien a ls gereedschappen die kunnen worden toegepast op reeksen van conversatie. Dit zijn een paar van die kenmerken Turn-taking (beurt nemen): Betekent dat mensen om de beurt praten, er praat één iemand tegelijk, en de beurt wordt overgenomen met een zo klein mogelijke ruimte ertussen. Dit illustreert dat taal afhankelijk is van gedeelde codes.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
58
Adjacency pairs (verbonden paren): De eerste fase van het gesprek leidt er automatisch toe dat de tweede fase zal volgen. Bijvoorbeeld: een uitnodiging gevolgd door een antwoord (bevestiging of afwijzing), groet gevolgd door een weder groet. De tweede fase is vooral interessant voor de conversatie analist, niet alleen omdat deze reden geeft tot opnieuw een reactie, maar ook omdat deze fase een soort van afgedwongen wordt door de eerste fase. Het is niet zo dat de tweede fase altijd volgt op de eerste, ook dat is reden tot onderzoek geweest. Preference organization (voorkeur organisatie): Op de tweede fase wordt altijd gerekend, maar sommige reacties zijn meer gewenst dan a ndere. Er bestaan dus gewenste en ongewenste reacties (preferred/ dispreferred response). Bijvoorbeeld: op een uitnodiging voor een feestje bestaan een ongewenste (nee) en een gewenste (ja) reactie. Belangrijk is dat deelnemers van een gesprek het adjacenc y pairing doorhebben en dat beïnvloed hun manier van antwoorden. De spreker is zich bewust van wat een gewenst en wat een ongewenst antwoord is. Als de spreker het ongewenste antwoord geeft is dit vaak heel uitgebreid en gaat gepaard met een twijfeling (eeh,uhh), bevestiging van de uitnodiging en een uitleg, waarom de spreker niet het gewenste antwoord kan geven. De gewenste reactie is meestal kort en bondig. Accounts (reden/verklaring): Dit is de verklaring waarom men de ongewenste reactie geeft. Bijvoorbeeld, nee antwoordt op de uitnodiging voor het feestje. Deze verklaring geeft een reden waarom het ongewenste antwoord wordt gegeven. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat je zegt dat je niet kan komen omdat door omstandigheden (constrained by circumstances). Vaak wordt er zo antwoord gegeven dat de relatie tussen de twee partijen niet beschadigd wordt. Repair mechanisms (reparatie mechanismen): Uiteraard kunnen er dingen mis gaan in een conversatie, er zijn verschillende manieren om dat te herstellen. Bijvoorbeeld: wanneer iemand begint te praten voordat de ander klaar is, stopt de originele spreker met praten voordat hij eigenlijk klaar is. Een ander voorbeeld is wanneer iemand niet reageert op een vraag, om hem dan te herhalen. De reparatie mechanismen zorgen ervoor dat de regels van het turn-taking gehandhaafd kunnen worden ondanks dat ze gebroken zijn. -Evalueer Schegloff´s argument dat CA de neiging tot potentieel ongerechtvaardigde aannemingen over de motieven van de deelnemers voorkomt. Conversatie analisten vinden het belangrijk om taal te begrijpen in de vorm van reeksen, ze mijden gevolgentrekking over de betekenis van die taal. Dat is anders dan in het meeste kwalitatieve onderzoek, meestal willen ze het ook begrijpen vanuit het perspectief van de mensen die bestudeerd zijn. Schegloff´s: to import elements that are not specifically grounded in the here and now of what has just been said during a conversation risks the implanting of understanding that is not grounded in participants own terms. -Wat is het belang om te zeggen dat DA (discourse analysis, voordracht analyses) antirealistisch en constructionist is? Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
59
DA benadert taal op een bredere manier dan CA, naast gesprekken benadert het ook teksten, ook ligt de nadruk minder op gesprekken waardoor ook interviews tot de mogelijkheid van onderzoek behoren. Interviews behoren bij CA niet tot die mogelijkheid omdat interviews niet in hun natuurlijke setting plaatsvinden. Antirealistisch: ontkend dat er een externe waarheid is, dus ontkent dat de onderzoeker met een bevoorrechte verklaring kan komen van de sociale wereld die hij onderzoekt. Contsructionist: de nadruk wordt gelegd op de werkelijkheid van de mensen van de onderzochte groep en de manier waarop zij hun werkelijkheid weergeven. Het erkent dat voordracht analyses een selectie maken van verschillende weergave van de werkelijkheid en dat in het proces een bepaalde werkelijkheid wordt afgeschilderd. Dit laat zien dat voordracht (teksten, gesprekken) niet een neutrale manier is om mening te geven. Mensen willen iets bereiken als ze praten of schrijven. DA houdt zich bezig met de strategieën die ze gebruiken om verschillende effecten te creëren. -Wat is een uitlegend repertoire (interpretative repertoire)? Een collectie van taalmiddelen die opgetekend zijn om acties en gebeurtenissen te karakteristieken en te taxeren. -Wat voor technieken zijn er beschikbaar voor voordracht analisten wanneer zij proberen te snappen hoe feiten worden gepresenteerd door middel van gesprekken? Using variation as a lever (gebruik maken van variatie als pressiemiddel): bijvoorbeeld door 1% van een kwart miljoen te zeggen geef je iets minder impact dan door het absolute nummer te gebruiken (2500). Reading the detail (heel gedetailleerd lezen): net als bij CA er is aandacht voor de details van het gesprek. Looking for rhetorical detail (zoeken naar retorische details): dit houdt in dat je kijkt naar de manier waarop de argumenten geconstrueerd zijn. Looking for accountabillity (zoeken naar): dit houdt in dat je let op details waardoor verklaringen worden geconstrueerd. Cross-referencing discourse studies (verwijzing naar andere voordracht studies): het lezen van andere voordracht studies is op zich zelf al een belangrijke activiteit. Het helpt om de analistische mentaliteit te verscherpen en vaak bieden ze ook inzichten voor je eigen data. -Wat zijn de hoofdpunten waarop CA en DA verschillen? CA en DA delen heel veel zaken maar verschillen op enkele punten.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
60
CA houdt zich alleen bezig met natuurlijk voorkomende taal (gesprekken), DA houdt zich daarnaast nog bezig met documenten en onderzoeksinterviews. Voor DA maken zaken als uitlegende repertoires deel uit van de context van het gesprek terwijl dit bij CA absoluut niet zo is, CA focust alleen op het gesprek zelf. Met DA kunnen meer fenomenen worden aangepakt dan met CA.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
61
Hoofdstuk 18: Documents as sources of data. Dit hoofdstuk behandelt de verschillende documenten die gebruikt (kunnen) worden in kwalitatief onderzoek. Ook worden verschillende benaderingen tot de analyse van dit soort bronnen behandelt. De bronnen die behandeld worden zijn: - persoonlijke documenten - officiële documenten van overheden - officiële documenten van particuliere bronnen (organisaties) - massa media bronnen - virtuele bronnen (internet) De bronnen die behandelt worden in dit hoofdstuk kunnen gelezen (begrepen) worden, zijn niet specifiek voor sociaal onderzoek gemaakt, zijn bewaard gebleven zodat ze gebruikt kunnen worden voor analyse en zijn relevant voor de sociale onderzoeker. J. Scott onderscheidt vier criteria om de kwaliteit van bronnen te beoordelen: - authenticiteit (echtheid): is het document serieus, oprecht en onvervalst? - geloofwaardigheid: geen fouten of verdraaiingen? - representativiteit: in hoeverre is het document representatief? - betekenis: is het helder en begrijpbaar? Persoonlijke documenten Dagboeken, brieven en autobiografieën Dagboeken en brieven zijn vooral door historici gebruikt, de sociale onderzoeker neigde ernaar om ze alleen als bronnen te gebruiken als hij er om verzocht bij de auteurs. Maar in dit hoofdstuk gaat het vooral over de bronnen waar niet speciaal door de onderzoeker om gevraagd werd; brieven en dagboeken die er al zijn. Er zijn veel haken en ogen aan het gebruik van deze bronnen. Ten eerste wordt het potentieel van brieven in onderzoek beperkt tot een zekere periode in tijd. Zaken als de telefoon en e-mail verminderen of vervangen het briefverkeer. Ten tweede is het soms lastig om de verschillende persoonlijke documenten te onderscheiden. Brieven zijn een communicatie met andere personen. Dagboeken worden vooral voor de schrijver zelf geschreven. Als het voor een breder publiek geschreven wordt, is het lastig om een onderscheid te maken tussen een dagboek en een autobiografie. Autobiografieën kunnen voor de onderzoeker geschreven worden, en gebruikt worden in ‘life history’ onderzoeken. Ze kunnen dan de primaire vorm van data vormen, of een aanvulling zijn. Ook het onderscheid tussen een biografie en een autobiografie is soms lastig te maken; iemand kan zich zo bemoeien met zijn biografie dat het bijna een autobiografie is. De authenticiteit van persoonlijke documenten is bij de evaluatie van deze documenten van belang. Is de genoemde auteur ook daadwerkelijk de auteur? Bij autobiografieën vormen de zogenaamde ‘geest’-schrijvers de laatste tijd vooral een probleem, maar het probleem komt ook bij de andere vormen van persoonlijke documenten voor. Bij de geloofwaardigheid van deze documenten zijn twee aspecten van belang: in hoeverre is het verhaal feitelijk nauwkeurig? En verhaalt de auteur wel over zijn ware gevoelens? Een gezonde dosis scepticisme is volgens Scott de beste remedie. Het is vrij logisch dat mensen een bepaald beeld van zichzelf naar buiten willen brengen, als men weet dat het geschrevene publiekelijk gemaakt zal worden. Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
62
De representativiteit van deze documenten is ook van belang. Vroeger schreven vooral de bovenste klassen uit de maatschappij, en meer jongens dan meisjes. Op deze wijze is het mogelijk dat er een vertekend beeld van de werkelijkheid ontstaat. De selectiviteit van het doorstaan van de tand des tijds van brieven is ook een issue. Waarom blijven sommigen brieven wel bewaard, en andere niet? De betekenis van brieven wordt soms lastig te bepalen door schade aan brieven en het gebruik van codes, afkortingen en symbolen waar de onderzoeker de betekenis niet van kan achterhalen. Een groter probleem is echter dat er in brieven ook veel niet gezegd wordt. Auteurs gaan ervan uit dat de lezer bepaalde zaken (bijv. waarden en bepaalde aannames) al weet. Deze zaken worden zodoende in de documenten niet vermeld. Visuele objecten Foto’s worden de laatste tijd zélf onderzoeksobjecten. Vergeet wederom niet het onderscheid tussen voor onderzoek geproduceerde foto’s en foto’s die er al zijn. In hoofdstuk 14 werd gesproken over foto’s in kwantitatief onderzoek. Foto’s kunnen echter ook in kwalitatief onderzoek gebruikt worden. Drie prominente manieren daarin zijn: ter illustratie (van een punt), als data (als onderdeel van ‘fieldnotes’) en als aanzet (om mensen aan het praten te krijgen over het onderwerp van die foto). Eén van belangrijkste zaken die foto’s in sociaal onderzoek interessant maken is wat ze vertellen over families. Veel familiefoto’s worden gemaakt bij ceremoniële aangelegenheden (trouwerijen etc.) en terugkerende evenementen (kerst). Volgens Scott zijn er drie types van familiefoto’s: idealisatie (formele situaties en poses), natuurlijke afbeelding (zaken fotograferen zoals ze zijn, maar in hoeverre dat kan…) en demystificatie (iemand in een atypische, vaak schaamtevolle situatie fotograferen). Als je bewust bent van deze zaken is het mogelijk om er ‘doorheen’ te kijken naar het verhaal achter de foto. Hiervoor is het wel nodig dat je je ook bewust bent van de (sociale) context van de foto. De representativiteit van foto’s is een lastige zaak. Foto’s die de tand des tijds doorstaan zijn volgens Scott zeer waarschijnlijk niet representatief, vooral omdat er een grote selectiviteit bestaat in wat bewaard wordt. Mensen zijn eerder geneigd om de ‘leuke’ zaken te bewaren, en de minder leuke zaken weg te gooien. Zodoende is het nodig om te beseffen dat er veel niet gefotografeerd wordt, zodat er bewust of onbewust een realiteit door de mensen zelf geschapen wordt. De verschillende manieren om een foto en de bedoeling van die foto te interpreteren zorgen ook voor problemen, die met veel zorgvuldigheid en gevoel voor de context van foto’s redelijk overwonnen kunnen worden. Officiële documenten van overheden De staat is de bron van veel informatie. Statistische gegevens maar ook veel teksten, zoals officiële rapportages. Turner deed onderzoek door heel gedetailleerd rapporten door te gaan en zo een theorie te funderen. Abraham keek naar hoe specialisten de veiligheid van medicijnen beoordeelden. Hij onderzocht hiervoor diverse bronnen. Dit soort materiaal is van een zekere authenciteit en heeft ook voldoende betekenis (duidelijk en begrijpelijk). Geloofwaardigheid is ietwat belangrijker, want de vraag of deze documenten bevooroordeeld zijn komt snel op. Volgens Abraham is juist het gegeven dat deze documenten bevooroordeeld zijn interessant omdat ze zo deze Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
63
vooroordelen openbaren. Het is lastig om te zeggen dat deze documenten dan de realiteit weergeven. De representativiteit van deze zaken is gecompliceerd omdat ze uniek zijn, en het is juist het zogenaamde officiële karakter van deze documenten dat ze interessant maakt. De representativiteit van de beschreven zaak in de documenten is in kwalitatief onderzoek niet van belang. Het is bij onderzoek met officiële documenten zaak om een krachtig theoretisch verslag te creëren en de te onderzoeken zaak in verschillende contexten te bekijken, als dit mogelijk is. Officiële documenten van particuliere bronnen Deze groep bronnen is zeer divers, maar degene die het meeste gebruikt worden zijn bedrijfsdocumenten. Die zijn er in twee vormen: de documenten in het publieke domein, en de documenten die intern blijven. De interne bronnen kunnen van groot belang zijn voor ‘case-studies’. Ook deze documenten moeten met behulp van de vier criteria geëvalueerd worden. Deze documenten zullen net als de vorige waarschijnlijk wel authentiek en betekenisvol (begrijpbaar) zijn. Geloofwaardigheid en representativiteit liggen iets lastiger. Mensen die zaken schrijven willen graag een bepaald beeld naar buiten brengen, een bepaald punt maken. Mensen van verschillende groepen/lagen in de hiërarchie binnen een bedrijf, zullen ieder voor zich op een andere manier naar dezelfde zaak kijken. Als objectieve beschrijvingen van de zaak kan je deze documenten dus niet beschouwen. Ze zullen dan ook grondig onderzocht en geconfirmeerd (als mogelijk) moeten worden. Deze documenten kunnen wel mooi de verschillende subculturen e.d. binnen een bedrijf blootleggen. De representativiteit van de documenten hangt erg samen met in hoeverre de onderzoeker toegang had tot alle documenten, en welke bewaard gebleven zijn of niet. Ook de bedoeling van deze documenten (positief of negatief) kunnen de representativiteit van het document betwijfelbaar maken. Massa media bronnen Kranten, tijdschriften, televisie programma’s, films en andere vormen van massamedia zijn potentiële bronnen voor sociaal onderzoek. Naast de meer kwantitatieve inhoudsanalyse kunnen deze media onderzocht worden op thema’s. Hierbij worden dan vaak verschillende bronnen tegelijk vergeleken en beoordeeld. Het is dan van belang om op te merken dat generaliseren lastig is. ‘De pers’ is niet eenduidig; de ene krant neemt een ander standpunt in dan de andere krant. Contradicties kunnen door het vergelijken aan het licht komen, vooral bij een diepgravend onderzoek naar bepaalde thema’s. Dit kan ook gezegd worden over tijdschriften en films. Films leveren zelden een neutraal beeld van de werkelijkheid. Authenticiteit is lastig om te bepalen binnen de media. Vaak zijn auteurs onduidelijk (bijvoorbeeld bij redactionele stukken) waardoor het nagaan of de auteur een zeker recht van spreken heeft erg lastig is. Geloofwaardigheid is regelmatig een zaak waar aandacht aan besteed moet worden, maar vaak is ontdekken van fouten en onregelmatigheden het doel van onderzoek van massamedia bronnen. Representativiteit is niet echt een issue, omdat het vaak vast te stellen is uit welk gebied/corpus de bron afkomstig is, zeker als een breed spectrum van de media geanalyseerd wordt. De bronnen zijn vaak voldoende duidelijk en begrijpbaar (betekenis), maar wederom is de context van de bron van een groot belang.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
64
Virtuele bronnen De relatieve nieuwheid van het internet zorgt ervoor dat er door onderzoekers nog maar weinig gebruik van gemaakt wordt, ook al is het potentieel duidelijk erg groot. Er zijn dan ook een paar nadelen. Ten eerste is de authenticiteit bijna niet te achterhalen; bijna iedereen kan een website bouwen, maar toch kan er gezocht worden naar sites waar de authenticiteit groter is. Ten tweede is de geloofwaardigheid een gevaar; sites worden vaak met een bepaalde achterliggende bedoeling opgezet. Ten derde is de representativiteit van een website niet te achterhalen vanwege de ontzettende grote en snelle veranderingen in het internet. De betekenis van websites kan ook lastig zijn, gezien er toch een bepaald soort taaltje gesproken wordt, die niet voor iedereen te begrijpbaar is. De wereld als tekst Bijna alles kan als een soort ‘tekst’ gezien worden dat ‘gelezen’ kan worden. (foto’s, objecten etc.) Er is veel onderzoek gedaan naar hoe publiek zaken leest. Zijn het actieve interpreteerders, neemt men passief alles in zich op of is er een middenweg? Veel onderzoek wijst uit dat publiek vaak zaken anders interpreteert dan de bedoeling was van de auteur. Dit plaatst dan vraagtekens bij hoe sociale onderzoekers teksten behandelen; een ieder interpreteert een tekst op zijn of haar eigen manier. Als je iemands interpretatie van teksten leest, moet je dit goed in je achterhoofd houden (kijk ook even naar de checklist op p.392). Het interpreteren van documenten Hier wordt behandeld hoe je documenten kan interpreteren als je geen gebruik maakt van inhoudsanalyse. Drie benaderingen worden uitgelegd: kwalitatieve inhoudsanalyse, semiotiek en hermeneutiek. Kwalitatieve inhoudsanalyse Dit houdt in dat onderliggende thema’s in het te analyseren materiaal worden onderscheiden. Hoe deze thema’s worden onderscheiden, het proces, wordt in veel onderzoeken impliciet gehouden. Altheide heeft dit wel onder worden gebracht in zijn etnografische inhoudsanalyse (E.C.A.). Deze codificatie van het proces kan gezien worden als typisch voor een kwalitatieve inhoudsanalyse. Het verschil met een kwantitatieve benadering is dat de onderzoeker constant zijn thema’s en categorieën van het onderzoek reviseert en veranderd. Zodoende is ECA veel beweegelijker (tussen concept, dataverzameling, analyse en interpretatie) dan het kwantitatieve onderzoek waar de thema’s al van te voren worden vastgesteld. Bij ECA kunnen deze verschuiven en veranderen aan de hand van wat er uit het materiaal komt. Zijn stappenplan is als volgt: - bedenk een onderzoeksvraag. - maak jezelf vertrouwd met de context waarin de documenten gemaakt zijn/worden. - wordt vertouwd met een klein beetje documenten (6-10 stuks). - bedenk een set categorieën die het dataverzamelen zullen leiden, en maak hier een schema voor. - test dit schema door het op een beperkt aantal documenten toe te passen. Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
65
-
reviseer het schema en selecteer andere zaken om het aan te scherpen.
Semiotiek Dit is de wetenschap van de tekens/symbolen. Het is een benadering van de analyse van symbolen in het dagelijks leven, en kan op allerlei manieren gebruikt worden. De belangrijkste termen die in de semiotiek gebruikt worden staan op p.393. Semiotiek is gericht op het ontdekken van de verborgen betekenis in teksten in de brede zin van het woord. Als voorbeeld wordt een CV gebruikt. De grootste moeilijkheid bij deze benadering is het gevoel van arbitrair bezig zijn. We hebben het gevoel dat we een oordeel vellen, maar dit doe je eigenlijk bij iedere vorm van interpreteren. Hermeneutiek De hermeneutiek is zo ongeveer synoniem met Webers ‘Verstehen’. Het is een tekst bekijken en begrijpen vanuit het perspectief van de auteur. De kritische hermeneutiek bekijkt dan ook zeer grondig de sociale en historische context van een tekst. Phillips en Brown hebben het een beetje formeel vastgelegd in drie ‘momenten’: Het sociaalhistorische moment, waarin je kijkt naar de auteur, de bedoeling, en voor wie het bedoeld was. Het formele moment, dat een formele analyse inhoud van de structuur en conventies van de tekst, waarbij verschillende methodes gebruikt kunnen worden (zoals de semiotiek). Het laatste moment is het interpretatie - reïnterpretatie moment; de eerste twee momenten komen samen in de interpretatie van de resultaten van die eerste twee momenten. Cruciaal voor de kritische hermeneutiek is dus de link die gelegd wordt tussen het standpunt van de auteur en zijn sociaal-historische context. Dit heeft een grote aantrekkingskracht op kwalitatieve onderzoekers.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
66
Hoofdstuk 19 Twee algemene strategieën van kwalitatieve data analyse: 1. Analytische (ontledende) aanvoering (van feiten): Wanneer de onderzoeker op zoek is naar universele verklaringen voor de verschijnselen, gaat hij hierbij net zo lang door op de collectie van data tot er niets meer – dat niet overeenkomt met de hypothese- kan worden gevonden. (zie schema blz. 400) 2. Gegronde theorie - Deze strategie wordt het meest gebruikt om kwalitatieve data te analyseren. - Hierbij gaat het om de ontwikkeling van theorie die uit de data komt en het is herhalend, waarmee wordt bedoeld dat de collectie van data en de analyse achter elkaar aan lopen: ze verwijzen naar elkaar. - Hulpmiddelen die gebruikt worden bij de gegronde theorie: o Theoretische sample (box 14.8) o Codering: de data wordt in stukken verdeeld doordat aan deze delen namen worden gegeven o Theoretische verzadiging o Constante vergelijking Narrative analyses (vertellende analyse): benadrukt de verhalen die mensen vertellen in de loop van het interview en andere interacties met de onderzoeker. Er bestaan vier modellen van deze analyse: • Thematische analyse: het benadrukken van wat er wordt gezegd, niet hoe. • Structurele analyse: de manier van hoe het verhaal in elkaar zit • Interactie analyse: de nadruk ligt hierbij op het dialoog tussen de verteller van het verhaal en de luisteraar. • Performance analyse: de nadruk ligt hierbij op de performance van de verteller. (gebruik van woorden en bewegingen) Secondaire analyse: van kwalitatieve data komt pas recent ter sprake. Dit in tegenstelling tot kwantitatieve data. Deze tweede analyse wordt nu dus ook bij deze data als belangrijk beschouwd.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
67
Hoofdstuk 21 In het hoofdstuk wordt behandeld: -Aspecten van kwalitatief onderzoek dat elementen heeft zoals de natuurwetenschappen. -Aspecten van kwantitatief onderzoek dat bevat interpretisme( begrijpen van de mens) -Het idee dat onderzoek methode meer onafhankelijk is van epistemologische (geaccepteerde kennis) en ontologische(sociale werkelijkheid?) opvattingen. Dat men denkt. 2 redenen voor het onderscheiding van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. - Er zijn verschillen tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek met betrekking tot onderzoeksstrategie - Het is handig bij het organiseren van onderzoek methodes, het lijkt op Data analyse Natuurwetenschapsmodel en kwalitatief onderzoek 3 problemen waarom epistemologische onderzoek geen natuurlijke wetenschap is: - Positivisme is gebaseerd op natuurwetenschap, Realisme ook. Er is geen duidelijke basis. - Onderzoekers houden informatie achter, zodat de informatie niet altijd correct is - Er ontstaat vaak karakterisering door het plaatsen van mensen in bepaalde categorieën. De ‘onnatuurlijke’ setting van een interview zorgt voor een beïnvloed kwalitatief onderzoek. Als men een goed kwalitatief onderzoek wil doen, moet men een persoon in ‘real-life’vanaf het begin heel precies data-analyses maken en zorgen dat bij het eerste contact vertrouwen ontstaat met de respondent. Dit is te bewerkstellen bij:. - Een specifiek probleem. - Hypothesen en theorie testen Het moet wel etnisch blijven Kritisch realisme Wordt uitgevoerd doordat iemand in een sociale wereld onderzoek doet en daar volledig geïnfiltreerd is. Het is geen objectieve ontologie of constructivisme, maar word bekeken vanuit een aantal bestaande hypothesen en vanuit die theorieën kijkt men naar de uitwerkingen. Kwantitatief onderzoek en interpretisme Bij de studie van betekenissen staat een kwalitatief onderzoek als monopolie. Maar er zijn problemen. Ten eerste: kwalitatief onderzoek leidt niet tot een objectieve uitkomst, er is vaak sturing. Als mensen lang met de respondent participeert, kan de onderzoeker beinvloedt raken door de respondent en is het niet objectief meer. Ten tweede: Iedereen heeft een andere benadering van een onderwerp, het onderwerp heeft bij iedereen een andere invloed en dus kan er onduidelijkheid ontstaan over het onderwerp. Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
68
Hierop kan een kwantitatief onderzoek leiden tot verduidelijking van een onderwerp: Wat verstaat een respondent onder het onderwerp. Er het soms moeilijk om het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek te onderscheiden. Kwantitatief onderzoek en constructionisme Meestal wordt voor constructionisme (sociale werkelijkheid bestaat uit individuen) een kwalitatief onderzoek gedaan. Dit kan een vertekenend beeld geven doordat er bepaalde mensen als respondenten worden gebruikt. Met kwalitatief onderzoek moet er een keuze worden gemaakt welke mensen onderzocht worden, men kan niet iedereen als respondent gebruiken. Door kwantitatief onderzoek daarop toe te passen kan er worden achterhaald welke doelgroepen teveel benadrukt zijn en welke niet zijn benadert. Onderzoeksmethoden en epistemologische en ontologische overwegingen Er zijn verschillen tussen kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeken met opvattingen over epistemologische en ontologische betrekkingen. Maar de connectie tussen onderzoeksstrategie en epistemologische en ontologische overwegingen is niet vastgesteld en niet perfect. De keuze en geschiktheid van een methode ontstaat door opvattingen van kennis en hoe die bewaard kan blijven net als de opvattingen van het fenomeen dat wordt onderzocht. Het is dus een veel vrijere keuze hoe men een onderzoek methode volgt, dan men oorspronkelijk denkt. In vele gevallen zijn theorieën, methodologische opvattingen, opvattingen die gebaseerd zijn op hoop, slagzinnen en inspiraties, geen regels die uit de praktijk zijn gebleken.
•
Problemen met het contrast tussen kwalitatief en kwantitatief
Men moet oppassen met het overdrijven van de verschillen tussen beide. Een aantal onderscheiden worden onderzocht om dit punt duidelijk te maken. Gedrag betekenis (van dat gedrag): Normaal gesproken wordt de onderscheiding gemaakt dat kwantitatief onderzoek zich bezig houdt met gedrag van mensen en kwalitatief onderzoek zich bezig houdt met betekenis van dat gedrag. Maar: de meeste kwantitatieve vragenlijsten en interviews hebben weinig van doen met gedrag en kwantitatieve onderzoekers proberen vaak ook betekenissen aan te duiden. Kwalitatieve onderzoekers onderzoeken ook gedrag, maar dan in een bepaalde context. Dus: kwalitatieve en kwantitatieve onderzoekers zijn beide geïnteresseerd in wat mensen doen en denken, maar onderzoeken dit op een andere manier. Theorie en concepten getest door onderzoek theorie en concepten ontstaan uit data: Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
69
Men gaat er vaak vanuit dat kwantitatief onderzoek uitsluitend theorietestend is. Maar veel kwantitatief onderzoek voldoet niet aan deze verwachting. Want: kwantitatief onderzoek is veel minder gedreven door hypothesen dan men vaak denkt. Tijdens het analyseren van kwantitatieve data worden veel meer ontdekkingen gedaan en dit beidt mogelijkheden om nieuwe concepten en theorieën te scheppen. Net als kwantitatief onderzoek, kan kwalitatief onderzoek ook dienen om theorieën en concepten te testen, ipv alleen nieuwe theorieën scheppen. Cijfers woorden Kwalitatieve onderzoekers gebruiken vaak heel weinig kwantificatie in hun onderzoek. Silverman (1984,1985) zegt: kwantificatie van ondervindingen in kwalitatief onderzoek kan helpen om de algemeenheid van datgene wat onderzocht wordt bloot te leggen. Kwalitatieve onderzoekers gebruiken wel vaak quasi-kwantificatie door termen als veel en vaak te gebruiken. Kunstmatig natuurlijk Er wordt vaak aangenomen dat kwantitatief onderzoek een kunstmatige verklaring geeft van hoe de sociale wereld werkt, vanwege de onderzoeksinstrumenten die worden toegepast op mensen die worden bestudeerd (Gestructureerde interviews, enquêtes etc.). Kwalitatief onderzoek wordt als meer natuurlijk gezien (zie box 2.4: naturalisme). Zeker bij etnografisch onderzoek zou dit zo zijn, omdat de participerende observeerder mensen bestudeerd in hun normale sociale omgeving en context. Maar: bij (diepte)interviews worden mensen wel uit hun normale omgeving en van hun alledaagse activiteiten weggehaald. Mensen houden zich dan bewust bezig met het feit dat ze worden geïnterviewd. Hierdoor kan er vertekening komen, waardoor het dus toch een soort van kunstmatig kan worden genoemd. Er wordt gezegd dat onderzoek onder een specifieke groep (focus groups) natuurlijker is dan kwalitatieve interviews. Omdat: het de manier tracht te evenaren hoe mensen over problemen praten in het echte leven. Maar: Het is de vraag of de participanten er zelf ook zo tegenaan kijken. Soms worden ze betaald om mee te doen, praten ze over dingen waar ze normaal nooit over zouden praten, moeten ze lang reizen om mee te doen met het onderzoek. Het is waarschijnlijk minder natuurlijk dan gedacht. Bij participerende observatie kan de onderzoeker zelf een “bron van verstoring” zijn in het onderzoek, waardoor het onderzoek minder natuurlijk is dan verwacht. Zeker wanneer de onderzoeker in een open rol zit, zijn reacties daarop bijna onvermijdelijk. Het is moeilijk om in te schatten in hoeverre de onderzoeker een indringend element is en wat voor impact dit heeft op het onderzoek. Als de onderzoeker ook gebruik maakt van interviewen, gaat de naturalistische kwaliteit waarschijnlijk achteruit. •
De onderlinge analyses van kwantitatief en kwalitatief onderzoek
Beide soorten worden gebruikt om elkaar te analyseren. Een kwalitatieve benadering van kwantitatief onderzoek. Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
70
Gebeurt steeds vaker. Kwalitatieve geschreven teksten over onderzoek bevatten de presentatie van bevindingen (toelichting) en kunnen de lezer overhalen tot het geloven van deze bevindingen. Een kwalitatieve benadering helpt vaak verhelderend. Een manier waarop een kwalitatieve benadering van een kwantitatief onderzoek is gemanifesteerd: “Ethnostatistics”. Betekent: studie van constructie, interpretatie en vertonen van statistieken in kwantitatief sociologisch onderzoek.
Een kwantitatieve benadering van kwalitatief onderzoek Heeft een aantal voordelen: Diepte-interviews en –onderzoeken kunnen cijfermatig benaderd worden, waardoor de betrouwbaarheid groten wordt. Er kan veel data worden gebruikt met veel meer diepte dan bij alleen kwantitatief onderzoek. Met een kwantitatieve benadering is het mogelijk om op veel verschillende vlakken onderzoek te doen. Je kunt hiermee ook hypothesen, die zijn afgeleid van theorieën, testen. Nadeel: kwalitatieve onderzoekers zijn bang dat ze door deze benadering de sociale context verliezen. Wat heel belangrijk is, is dat de systematische analyse van documentatie een analytische link legt tussen diepte-onderzoeken van kwalitatieve onderzoekers en de statistische methodes van kwantitatieve onderzoekers. •
kwantificatie in kwalitatief onderzoek
Naast het combineren van kwalitatief en kwantitatief onderzoek, kun je ook waarnemen dat er sowieso vaak wat kwantificatie in kwalitatief onderzoek voorkomt. Thematische analyse Eén van de meest voorkomende aanpakken van kwalitatieve data-analyse is het zoeken naar thema’s in veldnotities en transcripten. Maar: de criteria die gebruikt wordt om die thema’s te identificeren is de vaak onduidelijk . Een mogelijkheid is dat de onderzoeker let op de frequentie van het voorkomen van bepaalde woorden, gebeurtenissen of zinnen, en van daaruit hun thema vinden. Een thema ontstaat dus als iets vaak voorkomt in de codering (kwantificatie) van een kwalitatieve onderzoeker. Deze kwantificatie binnen het kwalitatief onderzoek is dus direct van invloed op het selecteren van thema’s. Quasi-kwantificatie in kwalitatief onderzoek. Kwalitatieve onderzoekers gebruiken vaak woorden als vaak, frequent, zelden of veel. Deze uitdrukkingen zijn niet precies. Een alternatief is om alleen (echte) kwantificatie te gebruiken als het echt nodig is, zoals bij het ondersteunen van een argument. Het bestrijden van anekdotalisme door beperkte kwantificatie Een punt van kritiek op kwalitatieve onderzoekers is dat publicaties waar het onderzoek op is gebaseerd vaak anekdotisch zijn. Hierdoor geeft het onderzoek de lezer weinig duidelijkheid over het onderwerp waar de anekdote naar refereert. De lezer krijgen te weinig mee over de mate van belang van onderwerpen. Kortom: anekdotes zijn vaak te vaag. Hierdoor moet de onderzoeker meer precisie aanbrengen in zijn onderzoek en dit doet hij door middel van beperkte kwantificatie. Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
71
Hoofdstuk 22 Multi-strategy research: onderzoek dat kwantitatief en kwalitatief onderzoek combineert. Het argument tegen multi-strategy research: • Het idee dat onderzoeksmethoden kennisleer verplichtingen dragen (=het vastgezette methoden argument) • Het idee dat kwantitatief en kwalitatief onderzoek twee verschillende modellen zijn (=het paradigma/model argument) Het vastgezette-methoden argument Onderzoeksmethoden zijn geworteld in epistemologische(=kennisleer) en ontologische(=zijnsleer) verplichtingen. Participerende observatie gaat niet alleen over data verzamelen, maar is een verplichting aan een epistemologische positie, dat vijandig is naar het positivisme en dat vergelijkbaar is met interpretatie. Deze visie op onderzoeksmethoden heeft ernaar geleid dat sommige schrijvers beweren dat multi-strategy research niet mogelijk is. Een etnograaf kan met enquêtes gegevens verzamelen over iets van het sociale leven dat onderworpen is aan participerende observatie. Maar dit vertegenwoordigt niet een integratie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek, omdat de kennisleerposities waarin de twee methodes zich bevinden, onverzoenlijke meningen vormen over hoe de sociale realiteit bestudeert zou moeten worden. Smith en Heshusius bekritiseren de integratie van onderzoekstrategies, omdat het de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan onderzoekmethodes negeert en het verandert kwalitatieve onderzoek in een procedurele variatie van kwantitatief onderzoek. Het meest moeilijke met het argument dat schrijvers als Smith prestenteren is het idee dat onderzoekmethodes vaste kennisleer en zijnsleer implicaties met zich meebrengen die erg moeilijk zijn te ondersteunen. Het paradigma/model argument Het vat kwantitatief en kwalitatief onderzoek op als paradigma’s, waarin kennisleer veronderstellingen, waardes en methodes onvermijdbaar ineen worden gestrengeld, en onverenigbaar zijn tussen paradigma’s. Als onderzoekers participerende observatie met enquêtes combineren, combineren ze niet echt kwantitatief en kwalitatief onderzoek, omdat de paradigma’s onvergelijkbaar zijn en dus onverenigbaar: de integratie is alleen een oppervlakkig level en met daarin één enkel paradigma. Het probleem met het paradigma-argument is dat het rust, (net als met de vastegezette- methoden argument) op geschillen over de onderlinge verbondenheid van methode en kennisleer in het bijzonder, dat niet (in geval van social research) gedemonstreerd kan worden. Terwijl Kuhn beweert dat paradigma’s onvergelijkbaar zijn, is het in geen geval duidelijk dat kwantitatief en kwalitatief onderzoek in feite paradigma’s zijn. Er zijn gebieden van overlapping en uniformiteit tussen. Twee versies van het debat over de aard van kwantitatief en kwalitatief onderzoek Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
72
•
•
Een epistemologische(=kennisleer) versie, net als in de vastgezette-methoden argument en het paradigma/model-argument. Het ziet kwantitatief en kwalitatief onderzoek als geworteld in onverenigbare epistemologische principes. Volgens deze versie over hun aard, is multi-strategy onderzoek niet mogelijk. Een technische versie, een positie die door de meeste onderzoekers wordt genomen, geeft grotere bekendheid aan de sterkte van de data-verzameling en data-analyse technieken met wie kwantitatief en kwalitatief onderzoek beide zijn geassocieerd en zien deze als geschikt om samengevoegd te worden. Er is een erkenning dat kwantitatief en kwalitatief onderzoek elk zijn verbonden met duidelijke epistemologische en ontologische veronderstellingen. Maar de verbindingen worden niet vast en onvermijdelijk gezien. Onderzoeksmethodes worden waargenomen als autonoom (dus niet als in de epistemologische versie). De technische versie over de aard van kwantitatief en kwalitatief onderzoek laat hoofdzakelijk zien dat de twee onderzoekstrategies verenigbaar zijn. Met als resultaat dat multi-strategy research uitvoerbaar en wenselijk wordt.
Benaderingen van multi-strategy research Het idee van triangulering impliceert dat het resultaat van een onderzoek een methode tewerkstelt geassocieerd met één onderzoeksstrategie, dat kruislings wordt gecontroleerd tegen de resultaten van het gebruiken van een methode geassocieerd met de andere onderzoeksstrategie. Hammersley’s classificatie van benaderingen van multi-strategy research: • Triangulering; dit wijst naar het gebruik van kwanitatief onderzoek om kwalitatief bevindingen te bevestigen of vice versa. • Vergemakkelijken; deze benadering komt naar boven wanneer één onderzoekstrategie tewerk is gesteld, om onderzoek te helpen de andere onderzoekstrategie te gebruiken. • Complementariteit; deze benadering komt voor wanneer de twee onderzoekstrategies tewerk zijn gesteld zodat verschillende aspecten van een onderzoek in elkaar kunnen sluiten. Morgan’s classificatie van benaderingen van multi-strategy research Morgan heeft vier benaderingen van multi-strategy reseach. Zijn classificatie is gebaseerd op twee criteria: • Het prioritair besluit: In hoe verre is een kwalitatieve of kwantitatieve methode het belangrijkste data-verzamelende hulpmiddel? • Het opeenvolgende besluit: Gaat de kwalitatieve methode vooraf aan de kwantitatieve methode of vice versa? (zie het figuur in box 22.3 op blz. 455) Kwalitatief onderzoek vergemakkelijkt kwantitatief onderzoek Er zijn verschillende manieren waarin kwalitatieve onderzoek gebruikt kan worden om kwantitatieve onderzoek te begeleiden: • Het verstrekken van hypothesen; door zijn tendens tegenover een ongestructureerd, open-einde benadering van data-verzameling, is kwalitatieve onderzoek vaak heel nuttig als een bron van hypotheses of ingevingen dat later getest zou kunnen worden bij het gebruiken van een kwantitatieve onderzoekstrategie. Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
73
•
Helpende meting; de diepgaande kennis van sociale contexten verworven door kwalitatief onderzoek, kan gebruikt worden om het ontwerp van onderzoeksvragen voor gestructureerde interviewen en zelf-voltooiende enquêtes te informeren.
Kwantitatief onderzoek vergemakkelijkt kwalitatief onderzoek Een van de hoofd manieren waarin kwantitatieve onderzoek de basis voor kwalitatieve onderzoek kan voorbereiden is, door de selectie van mensen die worden geïnterviewd. Dit kan voorkomen op verschillende manieren. Het invullen van de gaten Deze benadering van multi-strategy research komt voor wanneer de onderzoeker niet alleen kan vertrouwen op een kwantitatieve of niet op een kwalitatieve methode, en moet zijn of haar bevindingen steunen met een methode die getekend is uit de andere onderzoekstrategie. Zijn meest typische vorm is wanneer etnografers een gestructureerde interview te werk stellen of misschien een zelf-voltooiende enquête, omdat niet alles wat zij moeten weten toegankelijk is via participerende observatie. Dit soort behoefte kan zich met verschillende redenen voordoen, zoals de behoefte aan informatie dat niet toegankelijk is voor observatie of voor kwalitatieve interviews, of de moeilijkheid van het toegang krijgen tot bepaalde groepen mensen. Statistische en processuele eigenschappen Kwantitatief onderzoek brengt meer een statistisch beeld van het sociale leven naar buiten, terwijl kwalitatief onderzoek meer processueel is. De term ‘statistisch’ kan makkelijk in een negatief daglicht komen. In feite is het heel waardevol op veel gelegenheden om regelmatigheid aan het licht te brengen dat een processuele analyse toestaat om te werk te gaan. Een multi-strategy research biedt het vooruitzicht aan in staat te zijn om beide elementen te combineren. Onderzoekers’ en deelnemers’ perspectieven Soms willen onderzoekers twee soorten data verzamelen: kwalitatieve data dat hun toestaat om toegang te krijgen tot de perspectieven van de mensen die ze bestuderen; en kwantitatieve data dat hun toestaat om specifieke zaken te onderzoeken waar ze in geinteresseerd zijn. Als dit voorkomt, zoeken ze naar een gebied dat ze op beide manieren kunnen onderzoeken, zodat ze beide een ongestructureerde benadering van dataverzameling kunnen goedkeuren, waarin deelnemers’ meningen de hoofd aandacht krijgen en ze onderzoeken een specifieke reeks van kwesties door de meer gestructureerde benadering van kwantitatief onderzoek. Het probleem van algemeenheid Een probleem waar vaak naar wordt verwezen door critici van kwalitatief onderzoek, is dat de tendens voor bevindingen vaak frustrerend is, aangezien wij weinig betekenis van het relatieve belang van de geïdentificeerde thema’s kunnen krijgen. Het kwalitatieve onderzoek kan de interpretatie van het verband tussen variabelen vergemakkelijken Een van de problemen waar kwantitatieve onderzoekers vaak geconfronteerd mee worden is hoe ze de relatie tussen variabelen moeten verklaren. Een strategie is, om te zoeken naar een tussenliggende variabele die beïnvloed is door de onafhankelijke Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
74
variabele, maar die op zijn beurt weer een effect heeft op de afhankelijke variabele. Een alternatieve benadering kan zijn om een kwalitatieve studie te doen. De relatie tussen variabelen wordt afgeleid van kwantitatief onderzoek door een verwant kwalitatief onderzoek. Verschillende aspecten van een fenomeen bestuderen Deze categorie van multi-strategy research neemt twee verschillende vormen aan; de relatie tussen ‘macro’ en ‘micro’ levels en ‘stadia in het onderzoek process’. Het macro level vestigt de aandacht op de tendens om te denken dat kwantitatief onderzoek het meest geschikt is voor onderzoek van het macro fenomeen en de kwalitatief onderzoek is het meest geschikt voor de micro fenomeen. De categorie ‘stadia in het onderzoek process’ vestigt de aandacht op de mogelijkheid dat kwantitatief en kwalitatief onderzoek geschikt kunnen zijn voor verschillende fases in een studie. Solving a puzzle De uitkomsten van onderzoek zijn niet altijd makkelijk te voorzien. Sommigen zeggen dat sociale wetenschappers vinden wat ze willen vinden of dat ze dat wat logisch drukken ze alleen uit. De capaciteit van het verstrekken van dat wat logisch is moet niet onderschat worden. Als dit voorkomt kan het aanwenden van een onderzoekmethode, verbonden aan de niet aanvankelijk gebruikte onderzoekstrategie, nuttig zijn. Een context waarin dit misschien voorkomt, is wanneer kwalitatieve onderzoek is gebruikt als een reddingsoperatie, als een reeks resultaten voorzien van een kwantitatieve onderzoek faalt om te materialiseren. Net als ongeplande triangulatie, is deze categorie van multi-strategy research min of meer onmogelijk. Reflections on multi-strategy research Het is belangrijk om te realiseren dat multi-strategy research niet intrinsiek superoir is tegenover mono-method of mono-strategy research. Het is verleidelijk om te denken dat multi-strategy research meer of minder onvermijdelijk superior is tegenover onderzoek dat zich aan één enkele methode vasthoudt, waarin ‘meer gevarieerde bevindingen’ onvermijdelijk goed is. Deze punten goed onthouden: • Multi-strategy research, net als mono-method research, moet bekwaam ontworpen en geleid zijn. Het slecht geleide onderzoek zal verdachte bevindingen opbrengen, maakt niet uit hoeveel methodes aangewend zijn. • Net als mono -method of mono -stategy research, moet multi-strategy research aangewezen worden voor de onderzoeksvragen of onderzoeksgebied met welke je betrokken bent. Er is geen punt om meer data te verzamelen omdat ‘meer beter is’. Multi-strategy research moet in elkaar sluiten met onderzoeksvragen, net als alle andere onderzoeksmethoden moeten doen. Het is toch aanzienlijk om meer tijd en financiële bronnen te verbruiken, dan onderzoek doen met als basis maar één methode. • Elke onderzoeksproject heeft beperkte middelen. Te werkgestelde multi-strategy research kan de onderzoeksinspanning verdunnen op elk gebied, als bronnen verspreid moeten worden.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
75
Alle onderzoekers hebben de vaardigheden en training om kwantitatief en kwalitatief onderzoek te doen, zodat hun ´getrainde onvermogen´ als een barrière handelt voor integratie. M.a.w.: Multi-strategy research moet niet gezien worden als een benadering dat universeel toepasselijk is of als een panacee. Het verstrekt een beter begrijpen van een fenomeen, dan als er alleen één methode werd gebruikt. Het verbetert ook vaak ons vertrouwen in onze vindingen of die van anderen, bijvoorbeeld bij triangulatie oefening. Het kan zelfs onze veranderingen verbeteren, van toegang naar settings waar we anders misschien van uitgesloten zouden worden. Maar het hoofdpunt is dat multi-strategy research onderwerp is, van gelijkwaardige beperkingen en overwegingen als onderzoek basis met één methode of onderzoekstrategie. •
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
76
Hoofdstuk 24 Retorische strategie:Een strategie van het noteren van de onderzoeksgegevens op een overtuigende manier. De lezer moet overtuigd worden van de geloofwaardigheid van het onderzoek. Het opschrijven van een onderzoek is even belangrijk als het onderzoek zelf. De basisstructuur en de retorische strategieën in de meeste kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksartikels zijn overeenkomstig. Waar moet men op letten bij het opschrijven van het onderzoek: - Opening is erg belangrijk, direct aandacht trekken van de lezer - Duidelijkheid van onderwerp - Duidelijkheid in onderzoeksvragen - Duidelijke samenvatting van het onderzoek/ data - Uitkomst moet overeenkomen met onderzoeksvragen Postmodernisme: De verschillende manieren hoe men de sociale realiteit kan onderbouwen. Gericht op de onderzoeker, hoe hij via zijn sociale realiteit de onderzoeksresultaten interpreteert. Reflexiviteit: Legt de nadruk op de culturele, politieke en sociale context van de onderzoeker. Etnografisch onderzoek: Je duikt in een bepaalde cultuur, groep of subcultuur en met meerdere technieken probeert men onderzoek te doen. Realisme: Vorm van schrijven in de etnografie, van een onderzoek dat een externe en objectieve realiteit weergeeft. Knelpunten in het realisme: - Een rapport uit de etnografie kan subjectief zijn , dit omdat de onderzoeker in een andere leefomgeving is, vaak geïsoleerd, er is ander voedsel etc. - De onderzoeker onderzoekt vaak patronen in het gedrag van mensen. Hierdoor wordt er vaak incidenteel gedrag van individuen naar voren gebracht, terwijl de nadruk op het geheel ligt. - Te grote betrokkenheid bij de mensen kan resulteren in subjectiviteit. - Omdat er maar een onderzoeker is, krijgen we maar een kijk op een cultuur.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
77
Hoofdstuk 25: Ethics en politics in social research In dit hoofdstuk draait het om de ethiek binnen het uitvoeren van onderzoek. Ethische, ofwel morele kwesties kunnen niet genegeerd worden aangezien deze een directe link hebben met de integriteit van het uitgevoerde onderzoek waarop zij betrekking hebben. Introductie: “Ethics in social research”: discussie over welke waarden in het onderzoeksproces van belang zijn zoals bijv: 1. Hoe moeten we mensen die we onderzoeken behandelen? 2. Zijn er activiteiten waarin we als onderzoeken wel of juist niet met de onderzochte moeten “verbinden”. Codes of ethics kunnen hierbij een richtlijn geven. Maar deze geschreven codes zijn vaak frustrerend om 4 redenen 1. Schrijvers van deze codes hebben vaak redelijk verschillende opvattingen over ethische kwesties en wat ethisch verantwoord is en wat niet. 2. Er is niet echt progressie binnen het debat over deze ethische kwesties. Dezelfde punten die in 1960 aan de orde waren zijn dat nu nog steeds. Er zit dus weinig schot in. 3. The discussie over ethische kwesties heeft vaak betrekking op de uitvoering van extreme gevallen binnen het sociale onderzoek. Zoals bijv. box 25.1 waarin een onderzoeker zich mengt binnen een groep homo’s die op het openbaar toilet graag seks hebben. Het probleem is dus dat de discussies over de extreme gevallen gaat terwijl het een meer generale aard zou moeten hebben. 4. Vaak gaat de discussie over ethische kwesties maar over een aantal soorten van onderzoek zoals bijv. observatie waarbij de geobserveerde niet weet dat je hem/haar observeert (disguised observation) en het gebruik van misleiding van de onderzochte. Hierbij zou ook meet moeten gekeken worden naar andere vormen van studies en hun ethische vormen. Ethische principes: Discussies over ethische principes draaien meestal om de volgende onderwerpen: 1. Harm to participants 2. Lack of informed consent 3. Invasion of privacy 4. Is deception involved? 1. Harm to particpants (nadelige, schadelijke gevolgen voor participanten) Meeste mensen vinden dit onacceptabel. Meerdere manieren van schadelijke gevolgen voor participanten: - Fysiek schade - Schade in ontwikkeling van participant - Schade in zelfvertrouwen - Stress - Bepaalde acties uitlokken die schade kunnen toebrengen Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
78
In verschillende codes wordt duidelijk aangegeven dan de onderzoeker zo goed mogelijk rekening moeten houden met de schadelijke gevolgen van de onderzochte. De onderzoeker moet hen tegen deze schade beschermen. Hierbij is het geheim houden van de verzamelde data heel belangrijk. Dit houdt ook in dat bij publicatie van een onderzoek niet duidelijk mag worden wie de onderzochte individu’s zijn. In kwalitatief onderzoek is dit gemakkelijk, er word namelijk op grote schaal onderzoek gedaan. Bij kwalitatief onderzoek is het moeilijker. Wanneer een individu een grote rol krijgt binnen het onderzoek is het moeilijk om de gepubliceerde data goed weet te geven zonder dat de anonimiteit van het onderwerp verloren gaat. Men moet de data geheim houden, maar ook dit kan weer zorgen voor problemen. Voorbeeld in boek: vrouw doet onderzoek naar geweld van politie op gevangenen. Als het geweld echter te erg is zal de onderzoeker dit misschien gaan melden (klokken luiden) dan zal er echter niet meer een natuurgetrouwe uitkomst van het onderzoek zijn want de onderzoeker wordt door de onderzochten niet meer vertrouwd. Een ander probleem is dat het niet mogelijk is om in alle gevallen te identificeren of de schade ook daadwerkelijk door het onderzoek komt 2. Lack of informed consent (gebrek aan toestemming van geobserveerde doelgroep) Een onderwerp waar hevig over wordt gedebatteerd. Hierbij gaat de discussie dan voornamelijk over “disguises/covert observation” (dus waarbij de geobserveerde doelgroep niet weet dat men geobserveerd wordt). Het grootste nadeel is dat het object van studie zou moeten kunnen kiezen of hij/zij wenst mee te werken aan een onderzoek. Wanneer men niet weet dat men wordt onderzocht kan de onderzochte deze keuze echter niet maken. Ook staat in ethical guidelines van het SRA dat de participerende mensen in een onderzoek volledig op de hoogte zouden moeten worden gehouden van het onderzoeksproces. Dit levert ook een probleem op bij disguised observation. Problemen bij informed consent: - Heel moeilijk om participanten van alle informatie omtrent het onderzoek te voorzien zonder dat dat invloed heeft op het onderzoek. - Wanneer er etnografisch onderzoek wordt gedaan is het vrijwel onmogelijk om alle participanten op de hoogte te stellen van het onderzoek. Dit zou zo’n invloed hebben op het dagelijks leven dat de onderzoeker lijdt binnen de groep dat de hele onderzoek setting wordt veranderd en er waarschijnlijk geen valide onderzoek wordt gedaan. 3. Invasion of privacy (spreekt voor zich) Hoever kan je iemand privacy schenden? Het wordt grotendeels niet geaccepteerd dat je als onderzoeken in privé-zaken gaat snuffelen en is d us erg gerelateerd met “informed consent”. Het kan echter wel zo zijn dat iemand wel mee doet aan een onderzoek en daar dus over is geïnformeerd (informed consent) maar sommige vragen vanuit de privé sfeer niet zal willen antwoorden (invasion of privacy) 4. Deception? (Is er sprake van misleiding van de onderzochte doelgroep?) Onderzoekers presenteren hun onderzoek aan participanten als iets anders dan waar het eigenlijk in het onderzoek om draait. Ze worden misleid. Het wordt redelijk
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
79
vaak gebruikt om sociaal onderzoek om mensen op een natuurlijke wijze te laten reageren. Het ethische probleem over misleiding is dat: - Het is niet een aardig iets om te doen (staat letterlijk zo in boek). En zal ook leiden tot minder waardering voor onderzoekers. - Toch is het een veel voorkomend middel in sociaal onderzoek.en het moeilijk is om de grens van wat wel en wat niet kan vast te stellen. De problemen van ethische beslissingen. Waar trek je de lijn van wat wel en wat niet ethisch verantwoord is? De moeilijkheid ligt in: - Wat voor onderzoek het is en welke rol de onderzoeker daar in heeft. Bij een etnografisch onderzoek moet men hele andere beslissingen ten opzichte van ethiek maken dan bij een grootschalig kwalitatief onderzoek. - Is deceptie in sommige studies wel geoorloofd en op welke schaal zou dat dan het geval moeten zijn? - Ook het internet brengt een nieuwe moeilijkheid met zich mee. Het is makkelijk om als onbekende onderzoeker veel data van het internet te halen in de vorm van bijv. discussiegroepen etc. Ook is hierbij de vraag of deze data wel betrouwbaar is. Politiek in sociaal onderzoek Politiek heeft invloed op sociaal onderzoek: - Door politiek komt een onderzoeker wel is in de positie waarin men een kant moet kiezen. Zo zal een feministisch vooral gefocused zijn op bijv. nadelige gevolgen voor vrouwen in gezinssituaties. - Overheid of instellingen financieren vaak sociaal onderzoek. Deze hebben vaak belang bij de uitkomst van het onderzoek. Men zal als geldschieter dus vaak voor bepaalde studies kiezen die belangrijk voor de betreffende geldschieter zijn. Men moet als onderzoeker dus rekening houden met deze randvoorwaarde. - Toegang krijgen tot bepaalde onderzoeksgroepen is vaak ook politiek beïnvloed. - Wanneer men dan eenmaal wel bij de onderzoeksgroep is opgenomen moet men ook weer steeds rekening houden wat er wel en niet geoorloofd is. - Ook wanneer onderzoekers in teams werken, moeten politiek bedreven worden om gezamenlijk tot een standpunt te komen waarin elke onderzoeker zich kan vinden Het kan zo zijn dat in de politieke arena er druk wordt gezet om de het onderzoek niet te publiceren. - Tot slot kan er nog op verschillende manieren gebruik worden gemaakt van het onderzoek.
Bron: Social Research Methods - Alan Bryman www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!
80