Sociaal-Economische Raad t.a.v. mevrouw B.P.F.D. Hendrikx Secretaris Commissie Arbeidsomstandigheden Postbus 90405 2509 LK Den Haag
[email protected]
Datum: 10 oktober 2013 Betreft: SER-advies Toekomst Arbeidsgerelateerde zorg Ref. : 2013.120/RP
Luchthavenweg 81.042A 5657 EA Eindhoven Telefoon 040 – 265 61 61 Telefax 040 – 265 61 60 Jan Massenstraat 26 1411 RW Naarden-Vesting Telefoon 035 – 699 71 00 Telefax 035 – 699 71 01 E-mail
[email protected] www.FalkeVerbaan.nl Van Lanschot Bankiers 22.63.81.072 BTW NL.8011.17.525.B01 K.v.K. 17076427 Eindhoven
Geachte mevrouw Hendrikx, Op 30 september en 1 oktober 2013 heeft Falke & Verbaan in samenwerking met Yellow Factory (Dr. Dick Spreeuwers) een conferentie georganiseerd in Bremen. Tijdens deze bijeenkomst is aandacht besteed aan knelpunten in de bedrijfsgezondheidszorg en arbodienstverlening. Aan dit thema is invulling gegeven door een aantal gezaghebbende sprekers uit Nederland (Dr. Gert van der Laan), België (Dr. Philippe Kiss) en Duitsland (Dr. Hans-Peter Mnich) en een bedrijfsbezoek aan Mercedes Bremen, waarbij de arbozorg in de volle breedte is bekeken. Deze input maakt het mogelijk een vergelijking te trekken tussen Nederlandse, Belgische en Duitse regelingen op het gebied van preventie, signalering, behandeling en compensatie van beroepsgerelateerde aandoeningen, beroepsziekten en bedrijfsongevallen, in relatie tot de dagelijkse praktijk van bedrijfsartsen. De groep deelnemers bij de conferentie bestond uit directeuren van arbodienstverleners en senior bedrijfsartsen, zowel zelfstandigen als werkzaam bij een arbodienst. De adviesaanvraag van Minister Asscher aan de SER, met de bijbehorende knelpuntenanalyse en de vijf scenario's van KPMG plexus, diende als input voor de conferentie. Aan het eind van de tweedaagse conferentie is een aantal conclusies getrokken die wij graag aan u willen voorleggen. Deze conclusies luiden als volgt:
De toegankelijkheid tot de bedrijfsarts in Nederland dient beter geregeld te worden. Dit kan worden bewerkstelligd door herintroductie van het open arbospreekuur in de Arbowet. Een andere mogelijkheid is invoering van een regeling die de werkgever verplicht om ook buiten verzuimperioden vrije toegang tot de bedrijfsarts te organiseren, zodat deze zich niet alleen tijdens verzuim laat voorzien van deskundige bijstand door een bedrijfsarts en andere deskundigen. Dit kan door middel van de Vangnetregeling (via een gecertificeerde arbodienst) of de Maatwerkregeling (via een contract met de bedrijfsarts). De praktijk van dit moment laat overigens zien dat veel bedrijven die gebruik maken van de Maatwerkregeling het al de normaalste zaak van de wereld vinden om het open arbospreekuur in stand te houden. Wij adviseren echter dit voor alle bedrijven (inclusief MKB) verplicht te stellen.
De onafhankelijkheid van de bedrijfsarts staat volgens sommigen ter discussie. De dagelijkse praktijk schetst echter een tegenovergesteld beeld. Wij zijn van mening dat, bij verzuim, de rol van regievoerder de bedrijfsarts niet past. Dit kan de onafhankelijkheid onder druk zetten. Bedrijfsartsen die werken in het eigen regiemodel hebben een zuiver adviserende rol richting werknemers en werkgever. Deze rol zou voor alle bedrijfsartsen beter geborgd moeten worden. Soms wordt de zorgplicht nu uitgelegd als noodzaak tot regievoering op het verzuimproces. Dit is onjuist. Uiteraard is het advies van de bedrijfsarts niet vrijblijvend. Casemanagement bij verzuim hoort primair thuis bij medewerker en leidinggevende. Indien dit om bepaalde redenen niet mogelijk is, vormen goed opgeleide casemanagers met duidelijke bevoegdheden een alternatief. HR dient als adviseur en daar waar medische aspecten mogelijk aanleiding geven tot langdurige uitval of gezondheidschade, geldt dit ook voor de bedrijfsarts. Deze rolverdeling biedt de bedrijfsarts meer ruimte voor preventie bij leefstijlissues.
De privacyproblemen zoals gesignaleerd in de uitzendingen van Zembla, hebben ons inziens niets te maken met doorgeschoten marktwerking. Deze thema's speelden al voor de privatisering van de sociale zekerheid. De oorzaak ligt voornamelijk in de combinatie van bestaande wet- en regelgeving en het toezichtkader. Dit laatste ontbreekt grotendeels of is niet effectief. In de certificeringregeling voor arbodiensten is hier lange tijd geen aandacht aan besteed. Wij zijn een voorstander van een transparant toezichtkader voor alle betrokken partijen. Een publicatieplicht van procedures met betrekking tot gegevensoverdracht uit persoonsdossiers en medische dossiers maakt zaken transparant en toetsbaar. Een privacycertificaat of keurmerk is mogelijk, maar in de huidige tijd economisch mogelijk niet gewenst gezien eventuele kostenverhoging.
Speciale aandacht vragen wij voor de signalering, diagnostiek en adequate behandeling van arbeidsgerelateerde aandoeningen en beroepsziekten. We constateren vanuit de praktijk twee knelpunten: 1. In Nederland is, ten opzichte van Duitsland en België, mogelijk sprake van onderregistratie wegens het ontbreken van een positieve financiële prikkel. Registratie wordt dan gezien als een verplichting die weinig oplevert. De beroepsziekten die algemeen bekend zijn, worden waarschijnlijk wel gemeld. Bij onderregistratie gaat het vooral om gevallen waarbij interpretatieverschillen mogelijk zijn. 2. Door de afbouw van de basisverzekering is de financiering van interventies bij arbeidsgerelateerde klachten en aandoeningen een probleem voor veel (kleine) werkgevers en werknemers met kleine lonen en dienstverbanden. Werkgevers moeten deze interventies steeds vaker uit eigen zak betalen en vinden dat niet altijd vanzelfsprekend. Hierdoor ontstaat rechtsongelijkheid onder werknemers . Bedrijfsartsen worden gevraagd uitspraken te doen over de effectiviteit van behandelingen en die zijn vaak niet evidence based. Ook hierdoor ontstaat willekeur die de onafhankelijke rol van de bedrijfsarts niet ten goede komt.
Wij stellen een regeling voor die voor alle partijen voordelen heeft en een groot knelpunt kan oplossen. Wij zijn voorstander van een voorziening in de zorgverzekeringswet in de vorm van een verplichte collectieve verzekering voor de signalering en behandeling van alle arbeidsgerelateerde klachten en aandoeningen, inclusief beroepsziekten. Dit is in feite een uitbreiding van bestaande bedrijfszorgpakketten zoals van IZA.
(2013.120/RP/15.10.2013)
2
De reden om dit bij zorgverzekeraars onder te brengen, is gelegen in het feit dat veel interventies al in aanvullende zorgverzekeringen werden opgenomen, er door ontdubbeling kostensynergie mogelijk is en dat zorgverzekeraars met bestaande systemen de consumptie en kwaliteit kunnen volgen. Door hun buying power is ook volumevoordeel in tarieven mogelijk. Bovendien hebben zorgverzekeraars ervaring met het bewaken van de privacy. Desalniettemin denken wij dat het verstandig is om de inhoud van deze verplichte verzekering te laten vaststellen door een commissie, bestaande uit sociale partners en deskundigen, al dan niet op bedrijfstakniveau. Het dient nader uitgezocht te worden in welke mate premiedifferentiatie gewenst is en of naast de werkgever ook de werknemer een klein deel van de premie zou moeten betalen. In Duitsland en België bestaat een beperkte vorm van inkomenscompensatie bij beroepsziekten. De toekenning is zeer streng. Van een aanzuigende werking zoals die men in 2005 veronderstelde bij het wetsvoorstel Extragarantieregeling beroepsrisico's en bedrijfsongevallen in Nederland, is geen sprake. Voor werkgevers heeft dat als bijkomend groot voordeel dat het WA-risico is afgedekt, hetgeen een claimcultuur kan voorkomen. Dit laatste dreigt in Nederland wel en dat is nadelig (invaliderend) voor werknemers. Samengevat levert bovenstaand voorstel in onze ogen de volgende voordelen op:
geen discussie meer over wel of niet financieren van interventies betere melding en diagnostiek van beroepsziekten minder juridisering betere zorg voor werknemers
De klinische arbeidsgeneeskunde is daarbij een belangrijke aanvulling op de huidige dienstverlening door bedrijfsartsen en arbodienstverleners die via DBC-systematiek uit bovengenoemde bedrijfszorgverzekering te financieren is. Sinds de privatisering van de sociale zekerheid en de totstandkoming van de markt voor arbodienstverlening, kunnen we voor het overige stellen dat: Nederland inmiddels waarschijnlijk het laagste verzuim in Europa heeft; de arbeidsomstandigheden met die van de Scandinavische landen, tot de beste ter wereld behoren; de arbeidsproductiviteit en, ondanks de crisis, de werknemerstevredenheid relatief hoog zijn. Wij adviseren dan ook om, behalve het oplossen van knelpunten, geen ingrepen te verrichten die een gezonde marktwerking kunnen verstoren. Juist nu de markt naar een nieuwe ordening toegaat, met meer kosteneffectiviteit en oog voor kwaliteit, zullen nieuwe ingrepen de winst van de afgelopen twintig jaar weer teniet doen. Indien er toch nog een fundamentele discussie nodig is over de sociale zekerheid in de sfeer van werknemersverzekeringen, dan zal de adviesvraag van de minister zich in onze ogen moeten richten op de WGA systematiek, het sanctiebeleid van het UWV en diens toezichthoudende rol. Dat daar ook winst te behalen is, is wel zeker. Dat valt echter buiten de scope van de huidige adviesaanvraag van de Minister van SZW en dus van deze brief aan de Commissie Arbeidsomstandigheden van de SER.
(2013.120/RP/15.10.2013)
3
De ondertekenaars van deze brief achten het van groot belang dat bovenstaande standpunten ter kennisname voorgelegd worden aan de Commissie. Wij zouden het zeer op prijs stellen als de commissie een afvaardiging van ons zou willen ontvangen. Onze achterban bestaat uit meer dan 40 arbodienstverleners en ruim 300 zelfstandig werkzame bedrijfsartsen. Een deel daarvan vindt u terug in de lijst hieronder, waarbij we graag aantekenen dat een aantal arbodienstverleners vele tientallen bedrijfsartsen voor zich heeft werken. Daarmee vertegenwoordigd deze totale groep aan dienstverleners een aanzienlijk marktaandeel van de arbomarkt. Met vriendelijke groet,
mede namens Dick Spreeuwers, directeur Yellow Factory Reijer Pille Directeur Falke & Verbaan
Namens: Dianne van der Putte Directeur Immediator
Pim Berkhout, bedrijfsarts Directeur De Arbodienst
Hans Recourt, bedrijfsarts/adviseur Bedrijfsartsengroep
Piet Kroon, bedrijfsarts Yellow Factory
Bestuur ZFB (Vereniging voor Zelfstandige- en Freelance gevestigde bedrijfsartsen, aangesloten bij de NVAB) Kees Geelen Marc Kimman Rieks Wierda Remi Severijns Jaap Dogger, bedrijfsarts AMC en medisch adviseur Asito
Vincent Hesselink, bedrijfsarts Directeur Praktijk Hesselink
Jurjen Breedijk, bedrijfsarts Diatriba
Joh. Aarts, (geregistr, zelfstandig) bedrijfsarts Praktijkhouder AMABO B.V.
Jan-Rens Klaarenbeek, bedrijfsarts Active Health Group
Harry van Bolhuis, bedrijfsarts Arbo Unie
Bea Rozema, zelfstandig bedrijfsarts
Jan Jacob Gelderblom, bedrijfsarts Gelderblom Health Consultancy B.V.
Diana Loor, zelfstandig bedrijfsarts
Rob Voorberg, zelfstandig bedrijfsarts
(2013.120/RP/15.10.2013)
4
Gerrit-Jan van de Meent, bedrijfsarts Directeur Preventix B.V.
Tjallien Klasema, Algemeen manager Medprevent B.V.
Saekle Hoitinga, bedrijfsarts Directeur Medprevent B.V.
Janine Molier-Bloot bedrijfsarts/Adviseur
Jolanda Schreuder, bedrijfsarts Directeur Schreuderarbo
Jeep Schreuder, bedrijfsarts Directeur Schreuderarbo
M. Hijmans van den Bergh, bedrijfsarts Korporaad
Frans Terlouw, bedrijfsarts Immediator
Louis Schrier, bedrijfsarts MBA directeur R/ Partners in arbeid en gezondheid B.V.
Jaap Hak, bedrijfsarts Attension
Lex Suurmeijer, bedrijfsarts-adviseur directeur ActaMed
Brigid Verheggen, bedrijfsarts
Guido Govaert, bedrijfsarts Directeur Bedrijfsartsen5
Cees Bouwman, bedrijfsarts Medicon Beheer
Wendel Slingerland, bedrijfsarts 12Support
Mariëlle Dijkstra, bedrijfsarts Dijkstra Advies
Gert Jan Meijer Directeur De Witte Raaf Arbodienst
René te Marvelde, zelfstandig bedrijfsarts
Tjerk Albertsma, directeur Tredin
Gerben de Jong, bedrijfsarts-adviseur
mr R.H. (Robert) Mulder Directeur Assist Verzuim BV
Marlon Freriksen managing director Du Gardijn
Bob Horváth, bedrijfsarts Binding & Balans
H.G. Wierda, bedrijfsarts eigenaar Medi-Counsel
René van Gelder, bedrijfsarts directeur Bakx Wagenaar
Pim Wagenaar directeur Bakx Wagenaar
Jeanette Hemke, zelfstandig bedrijfsarts
Vicky Kermans, directeur Ar-Gon
Bas Gahrmann, bedrijfsarts ProCompany BV
Jurjen Pille, zelfstandig bedrijfsarts
Remco Larooij Algemeen Directeur CS Works
Leonie Hoefgeest, zelfstandig bedrijfsarts
Anne Roorda , zelfstandig bedrijfsarts
Leo P.H. Vermeer, zelfstandig bedrijfsarts
(2013.120/RP/15.10.2013)
5
Jacob Zwier, bedrijfsarts Larbora
Gilbert van der Mooren directeur VerzuimVitaal
Ruud Pels directeur Pre:cent
Martine Korevaar, bedrijfsarts BETER
Willem Heuijerjans Bedrijfsarts
Marc Kimman, zelfstandig bedrijfsarts
Wim Wijnholds Directeur Perspectief Groep bv
Guido Odekerken bedrijfsarts HANDVAT
Anatole Harsveldt, bedrijfsarts Evia
Alex Huisman, zelfstandig bedrijfsarts
G. Blijham, bedrijfsarts UMC Utrecht
Carjolijn Jansen, zelfstandig bedrijfsarts
Martin Michels, bedrijfsarts WVMconsult
Desiree Kubbinga, bedrijfsarts
Maaike Wichgers, bedrijfsarts Mareis B.V.
Elianne van Veelen, bedrijfsarts Balans in Bedrijf
Erik Wijlhuizen directeur Human ConneXion
K. Kingma, bedrijfsarts LogicaWerkt! B.V.
Eric Peperkamp directeur Metaplanning
Theo van Reeken, bedrijfsarts Sociaal Geneeskundig Advies
W. Ruud Eeuwen, bedrijfsarts Eeuwen en Prosee
Frans Kraak, bedrijfsarts Well at Work
Ruud Wolberink, bedrijfsarts directeur WDD-Arbo-BGD
Mevr I.M.T. Vrenken, bedrijfsarts Arbeidskracht / Mens en werk in balans
Huib G. Schoonhoff, bedrijfsarts bedrijfsartsen Fura b.v.
Joop F. Fokke, bedrijfsarts bedrijfsartsen Fura b.v
J.F.G.M. Thissen, medisch adviseur bedrijfsarts, forensisch geneeskundige Medadvis
Marc Derogee, zelfstandig bedrijfsarts
Paulien Smits, bedrijfsarts Smits Bedrijfsgeneeskundig Advies
Hans Pleiter, bedrijfsarts Health Watch BV
Joost Paardekooper, bedrijfsarts Hilvermed
Luut van der Zwaag, Arts voor Arbeid en Gezondheid HumanAbility
(2013.120/RP/15.10.2013)
6
José de Jong-Bonfrer, bedrijfsarts & CSR-Coach
Bas Albers, bedrijfsarts directeur HPHC | Maatwerk Arbodienst
Frank Brouwer, bedrijfsarts Kandidaat-lid Nederlandse Vereniging Medisch Specialistische Rapportage
(2013.120/RP/15.10.2013)
7