Toolkit Slechthorendheid
Doel: -
Het vaststellen van slechthorendheid
-
Het aanbieden van de juiste therapieën en/of hoorhulpmiddelen
-
Het voorkomen van communicatiestoornissen en sociaal isolement
Achtergrond:
Definitie Slechthorendheid is een van de meest voorkomende chronische aandoeningen bij ouderen en gezien de vergrijzende Nederlandse bevolking zal deze aandoening steeds vaker voorkomen (1). In de literatuur worden verschillende definities van slechthorendheid gebruikt (2). In Nederland wordt voornamelijk de onderstaande definitie aangehouden zoals weergegeven in de NHG-Standaard voor slechthorendheid:
“Slechthorendheid is een verminderde waarneming van geluid en verminderd verstaan van spraak (3;4).”
Prevalentie Wegens een hoeveelheid aan verschillende definities van slechthorendheid zijn er een variatie aan schattingen te vinden over de prevalentie van slechthorendheid bij ouderen in Nederland. Volgens Duijvestijn (2) liggen de schattingen van slechthorendheid bij ouderen tussen de 8% en 38%. In een onderzoek (5) naar het spraakverstaan in achtergrondruis bij volwassenen boven de 60 jaar wordt het aantal slechthorenden in Nederland geschat op 1.256.000 personen. En zo geeft Eekhof (4) aan dat bij één op de vier mensen van 75 jaar en ouder is vastgesteld dat zij last hebben van slechthorendheid. Ondanks dat slechthorendheid een veelvoorkomende aandoening is bij ouderen meldt ongeveer de helft van de ouderen met een gehoorprobleem dit niet bij zijn huisarts (4). Enerzijds zien ouderen slechthorendheid voornamelijk als een natuurlijk proces van achteruitgang en hebben zij een negatief beeld van het gebruik van hoorhulpmiddelen. Anderzijds zijn het vaak naasten die zich het eerste bewust zijn van het gehoorprobleem (6). Het gevolg hiervan is dat er geen diagnose van presbyacusis wordt vastgesteld en deze chronische aandoening onbehandeld blijft. Hierdoor kan de kwaliteit van leven van ouderen verslechteren en is er een verhoogd risico op depressie, verlies van zelfvertrouwen en cognitief functioneren en kunnen ouderen terechtkomen in een sociaal isolement (1;4;7).
1
Oorzaken Slechthorendheid is het gevolg van geleidingsverlies en/of perceptief verlies en kan dubbelzijdig of eenzijdig optreden (4). Geleidingsverlies wordt veroorzaakt door afwijkingen aan de gehoorgang, het trommelvlies of het middenoor, waaronder de gehoorbeenketen. De aanwezigheid van cerumenproppen is een van de meest voorkomende oorzaken van geleidingsverlies waarmee
ouderen te maken kunnen krijgen.
Overproductie
van
cerumen
en/of
cerumenretentie kunnen zorgen voor afsluiting van de uitwendige gehoorgang en geven klachten als gehoorverlies, oorpijn, koorts, duizeligheid en faciale parese (3;8). Perceptief verlies wordt veroorzaakt door aandoeningen van het slakkenhuis, de gehoorzenuw of het centrale auditieve zenuwstelsel en is meestal irreversibel, waardoor de patiënt is aangewezen op hulpmiddelen. Perceptief verlies gaat vaak gepaard met recruitment. Daaronder verstaat men een abnormale versterking van het geluid dat de patiënt wel hoort, terwijl hij zwakke geluiden nauwelijks waarneemt (4). Een van de meest voorkomende oorzaken van perceptief gehoorverlies bij ouderen is presbyacusis, wat letterlijk ouderdomshardhorendheid betekent (9). Met het stijgen van de leeftijd vermindert de functie van het gehoor en verliezen mensen hun gevoeligheid voor geluidsprikkels aan beide oren tegelijk. Zo neemt het gehoor vanaf het dertigste levensjaar per decennium af met ongeveer 7 decibel in de lage frequenties en met ongeveer 18 dB in de hoge frequenties (3;4). Presbyacusis is voornamelijk te wijten aan het verlies van haarcellen en degenereren van zenuwcellen en -banen in het orgaan van Corti. Deze beschadiging
is
meestal
irreversibel
waardoor
de mensen
zijn aangewezen
op
hoorhulpmiddelen (6;10;11).
Symptomen In eerste instantie geven mensen met presbyacusis aan dat zij moeite hebben anderen te verstaan. Zij ondervinden deze klacht vooral wanneer het gesprek in een groep en/of met veel achtergrondruis plaatsvindt. Maar het is niet alleen het ‘minder horen’ waar mensen last van hebben. De belangrijkste klachten die ouderen aangeven zijn (6;11): -
minder goed horen;
-
auditieve pijn (verhoogde gevoeligheid voor harde geluiden);
-
verslechtering van de signaal-ruisverhouding;
-
verminderd discriminatievermogen;
-
verminderd en vertraagd spraakverstaan;
-
duizeligheid en tinnitus (oorsuizen).
2
Specifieke symptomen van geleidingsverlies voor ouderen zijn (3;12): -
gehoorverlies;
-
duizeligheid/evenwichtsproblemen;
-
oorsuizen;
Risicofactoren Ondanks dat presbyacusis sterk gerelateerd is aan het toenemen van leeftijd, zijn er verschillende risicofactoren die kunnen leiden tot presbyacusis. Gates (11) beschrijft de volgende risicofactoren: -
roken;
-
medicatie (aminoglycoside antibiotica, cisplatina, sommige diuretica, ontstekingsremmers);
-
hypertensie (13);
-
diabetes mellitus;
-
arteriosclerose;
-
familiegeschiedenis (14);
-
lawaaidoofheid;
-
ziekte van Ménière (15).
Risicofactoren die kunnen leiden tot geleidingsverlies zijn (3;4): -
langdurige blootstelling aan lawaai (door werk of hobby);
-
traumata (manipulatie in de gehoorgang, klap op het oor);
-
vroegere ooroperaties of trommelperforatie in de voorgeschiedenis;
-
vroeger doorgemaakte meningitis;
-
patiënten met het een verstandelijke handicap;
-
bacteriële infecties van de gehoorgang en het trommelvlies;
-
otosclerose.
Screening in de 1e en 2e lijn Het is van belang dat ouderen met gehoorproblemen tijdig worden herkend. De huisarts is de eerst aangewezen persoon die ouderen kan selecteren op de aanwezigheid van presbyacusis. Deze kan afgaan op de subjectieve waarneming van de patiënt of een audiometrisch onderzoek verrichten (16). Een systematische screening door huisartsen wordt echter niet zinvol geacht. De kosten wegen simpelweg niet op tegen de baten (17). Er zijn verschillende screeningsmethoden om slechthorendheid bij ouderen te kunnen vaststellen. Ten eerste, werkt de eenvoudige vraag “Heeft u momenteel gehoorproblemen?” doeltreffend om een belangrijk deel van de mensen met gehoorproblemen te identificeren
3
(4;7). Ten tweede, is de Hearing Handicap Inventory for the Elderly (HHIE) van Ventry en Weinstein zodanig ontworpen dat de psychosociale problemen worden weergegeven die ouderen ervaren met betrekking tot slechthorendheid (7;18). Ten derde, kunnen ouderen via internet of per telefoon gebruik maken van de Nationale Hoortest, ontwikkeld door Plomp en Mimpen, die de SRT (Speech-Reception-Threshold) in lawaai meet. De aanwezigheid van deze test kan ouderen bewust maken van hun gehoorprobleem en hen stimuleren in het zoeken van hulp (5;19). [http://www.hoortest.nl/welkom.html] Diagnostiek Bij verdenkingen van gehoorproblemen zal de huisarts nagaan welke risicofactoren aanwezig kunnen zijn. Wanneer er geen duidelijke aanwijzingen zijn voor aandoeningen die slechthorendheid kunnen verklaren verricht de huisarts een of meerdere van onderstaande onderzoeken (4).
-
Een standaard handeling die door huisartsen wordt uitgevoerd bij ouderen met klachten van slechthorendheid is de inspectie van beide oren met een otoscoop.
-
De screeningsaudiometrie geeft de ernst van de gehoorstoornis aan en kan eventueel worden vervolgd in de toekomst. Het is een kleine audiometer die tonen van bepaalde frequenties op verschillende geluidssterkten aanbiedt. Met deze test kan worden nagegaan wat de geringste geluidssterkte is die iemand nog kan horen (3). Het nadeel van deze test is dat er geen onderscheidt kan worden gemaakt tussen geleidings- of perceptief verlies (4;20).
-
Wanneer huisartsen niet over een screeningsaudiometrie beschikken kunnen zij gebruik maken van de fluisterspraaktest. Deze test wordt veelvuldig gebruikt wegens een hoge betrouwbaarheid (21). Indien de test niet in een geluidsarme omgeving plaatsvindt en er geen sprake is van uniforme uitvoering moeten huisartsen bedachtzaam zijn voor fenomenen als overhoren en het gebrek aan maskering. De fluisterspraaktest geeft hierdoor slechts een grove indicatie voor de mate van slechthorendheid (4;20).
-
Stemvorkproeven kunnen in een vroeg stadium stemvorkproeven behulpzaam zijn bij het onderscheidt maken tussen geleidings- of perceptief verlies (4;20).
Regelmatig brengen ouderen met gehoorklachten eerst een bezoek aan de audicien. Hier kunnen zij gratis een hoortest ondergaan zonder enige verplichtingen. Tevens mogen
4
audiciens hoortoestellen leveren zonder dat gebruikers ervan zijn gezien door een huisarts, KNO-arts of audioloog. De audicien neemt hiermee een gedeelte van de poortwachterfunctie van de huisarts over en ontlast zodoende de huisarts van moeilijke en tijdrovende taken (10). Wanneer de audicien een complex gehoorprobleem constateert zal hij meestal verwijzen naar een audiologisch centrum of de KNO-arts. De verwijsbrief voor de specialist dienen ouderen zelf via hun huisarts te regelen. Voor ouderen zijn vooral de ernst van de klachten en de ervaren beperkingen bepalend voor het verwijzen naar een KNO-arts voor nadere diagnostiek en hoorrevalidatie (22). De KNO-arts kan adviseren om de leefstijl aan te passen. Bijvoorbeeld door een lawaaierige omgeving te vermijden en te stoppen met of verminderen van bepaalde medicatie. Een vroege diagnose kan bijdragen aan het vertragen van gehoorproblemen bij ouderen (14). Bij ouderen bij wie het auditieve systeem zich wat meer afwijkend gedraagt of bij wie psychosociale factoren een rol spelen dienen doorverwezen te worden naar een audiologisch centrum (10). Hier wordt gehooronderzoek verricht, worden hoortoestellen aangepast en verdere begeleiding gegeven (3). Interventie Afhankelijk van de uitslag van bovenstaande onderzoeken zal een behandeling worden gestart. Wanneer er een gemiddeld gehoorverlies van 30 dB wordt vastgesteld zal er drie maanden worden afgewacht. Ouderen bij wie de klachten na drie maanden aanhouden wordt er opnieuw een audiometrie en fluisterspraaktest aangeboden en/of worden doorverwezen naar een KNO-arts (3;4;22).
-
Overproductie cerumen en/of cerumenproppen
Wanneer na inspectie van het trommelvlies blijkt dat sprake is van een cerumenprop zal getracht worden deze te verwijderen met een cerumenhaakje of door middel van uitspuiten van het oor (3;8).
-
Infectie
Bij verdenking op otitis externa of otitis media behandelt de huisarts overeenkomstig de richtlijnen in de NHG-Standaarden Otitis externa en Otitis media acuta.
-
Hoorrevalidatie
Bij ouderen met presbyacusis is hoorrevalidatie met behulp van een hoortoestel een van de meest effectieve interventies. Een hoortoestel is geïndiceerd bij een gehoorverlies aan beide oren van 35 dB bij 1000, 2000 en 4000 Hz vastgesteld met een klinische audiometrie. Een hoortoestel kan worden aangemeten door een audicien. Veel audiciens bieden klanten de
5
mogelijkheid om hoortoestellen de eerste twee maanden gratis uit te proberen. Ouderen dienen te worden doorverwezen naar een audiologisch centrum wanneer er sprake is van een complexe gehoorproblematiek en/of psychosociale factoren (zoals verlies van zelfvertrouwen, eenzaamheidsgevoelens, of stemmingsverandering) een rol spelen. Hier kan er een betere afstemming van het hoortoestel op de verminderde werking van het auditieve systeem en verdere begeleiding worden gerealiseerd (10). Voordat een hoortoestel wordt aangemeten is het van groot belang om na te gaan in hoeverre mensen bereid zijn om een gehoortoestel te gebruiken.
-
Andere hulpmiddelen
Naast hoorrevalidatie met behulp van een hoortoestel zijn er nog andere hulpmiddelen die ouderen kunnen helpen in hun dagelijkse leven, namelijk (23): -
telefoons voor slechthorenden;
-
versterkte deurbel;
-
visuele signalen (flitslicht) of trillingen;
-
akoestiek kamer verbeteren door het aanbrengen van absorberend materiaal;
-
hulphond;
-
fietsplaatje en andere symbolen om slechthorendheid aan te geven (te bestellen bij de webwinkel van NVVS)
-
cursus assertiviteit (GGMD voor Doven en Slechthorenden);
-
cursus zelfverdediging (Trainingsbureau VeerKracht).
-
Leefstijl adviezen
Ouderen kunnen zelf nog een aantal aanpassingen verrichten met betrekking tot hun leefstijl, namelijk: -
naasten adviseren goed te articuleren, in een rustig tempo te spreken en oogcontact te houden;
-
vermijden van een lawaaierige omgeving;
-
Innovatieprogramma welzijn ouderen
In meerdere audiologische centra in Nederland is een thuiscursus als revalidatieonderdeel opgenomen in het zorgaanbod. Met behulp van een individueel lespakket krijgen 55plussers, die een hoortoestel aangepast hebben gekregen, de mogelijkheid om hun dagelijkse communicatie met een goedhorende naaste te verbeteren. Het doel van de thuiscursus is vereenzaming bij slechthorende ouderen te voorkomen (24;25).
6
Financiering van zorg De zorgverzekering voorziet in een vergoeding wanneer is aangetoond dat het beste oor minimaal 35 decibel gehoorschade heeft. Hoortoestellen zijn opgenomen in het basispakket en vergoeding kan worden geregeld met een medisch voorschrift, geschreven door de KNOarts. Voor de eerste aanschaf krijgen mensen een vergoeding van 496,50 euro per hoortoestel. Na vijf jaar is het opnieuw mogelijk om een vergoeding te krijgen van 496,50 euro per hoortoestel. Bij vervanging na zes of zeven jaar wordt de vergoeding hoger. De vergoeding is exclusief het verplichte eigen risico van 165 euro. Als de hoortoestellen die de gebruiker heeft uitgezocht duurder zijn dan de verzekering vergoed dan dient het verschil bijbetaald te worden door de gebruiker zelf. Het kan zijn dat mensen beschikken over een aanvullende verzekering (26;27). Heeft iemand een hoortoestel nodig voor maatschappelijke participatie (bijvoorbeeld vrijwilligerswerk), dan kan er een beroep worden gedaan op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De gemeente is hierbij het aanspreekpunt. Tevens zijn er bepaalde omstandigheden waarbij ouderen een geavanceerder toestel nodig hebben om hun werk te kunnen uitvoeren. Het UWV kan worden geraadpleegd of iemand in aanmerking komt voor een vergoeding. Als laatste is het mogelijk om gebruik te maken van fiscale voordelen. Hoortoestellen zijn namelijk onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar van de belasting (23;27).
Handige links www.hoorwijzer.nl http://www.nvvs.nl/ www.fenac.nl www.beterhoren.nl www.stichtingplotsdoven.nl www.hoorstichting.nl www.telefoonsvoorslechthorenden.nl www.stichtingplotsdoven.nl www.vilans.nl http://www.kenniscentrum-ouderen.nl http://www.hoortest.nl/hoortest.html
7
Reference List (1) Kramer SE, Kapteyn TS, Kuik DJ, Deeg DJ. The association of hearing impairment and chronic diseases with psychosocial health status in older age. J Aging Health 2002; 14(1):122-37. (2) Duijvestijn JA, Anteunis LJ, Hendriks JJ, Manni JJ. Definition of hearing impairment and its effect on prevalence figures. A survey among senior citizens. Acta Otolaryngol 1999; 119(4):420-3. (3) Gunst SGv, Pigmans VG, Veld CJi'. NHG-Standaarden voor praktijkassistenten en ondersteuner 2009. 1 ed. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2009. (4) Eekhof JAH, Balen FAMv, Fokke HE, Mul M, Ek JW, Boomsma L. M61 NHGStandaard Slechthorendheid. NHG-Standaarden voor de huisarts 2009. (5) Smits C, Kramer SE, Houtgast T. Speech reception thresholds in noise and selfreported hearing disability in a general adult population. Ear Hear 2006; 27(5):538-49. (6) Leeuwen YDv, Anteunis L. Presbyacusis. Bijblijven 2004; 20:276-9. (7) Gates GA, Murphy M, Rees TS, Fraher A. Screening for handicapping hearing loss in the elderly. J Fam Pract 2003; 52(1):56-62. (8) Kruk Tvd, Salentijn C, Schuurmans M. Verpleegkundige zorgverlening aan ouderen. Utrecht: Lemma B.V.; 2003. (9) Jochems AAF, Joosten FWMG. Zakwoordenboek der Geneeskunde. 24 ed. Arnhem: Elsevier/Koninklijke PBNA; 1993. (10) Verschuure J. Hoortoestellen. Bijblijven 2004; 20(7):63-74. (11) Gates GA, Mills JH. Presbycusis. Lancet 2005; 366(9491):1111-20. (12) Huizing EH, Snow GB, Vries de N, Graamans K, Heyning van de P. Keel-NeusOorheelkunde en hoofd-halschirurgie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2007. (13) Gates GA, Cobb JL, D'Agostino RB, Wolf PA. The relation of hearing in the elderly to the presence of cardiovascular disease and cardiovascular risk factors. Arch Otolaryngol Head Neck Surg 1993; 119(2):156-61. (14) Steel KP. Science, medicine, and the future: New interventions in hearing impairment. BMJ 2000; 320(7235):622-5. (15) Kortschot W. De ziekte van Meniere. Neuropraxis 1999; 3:95-100. (16) Swart Sd, Lagro-Janssen T. Visus- en gehoorstoornissen bij ouderen. 38[9], 391-7. 1995. Huisarts & Wetenschap.
8
(17) Eekhof JAH. Is systematische screening van ouderen door de huisarts zinvol? 44[9], 390-3. 2001. Huisarts & Wetenschap. (18) Ventry IM, Weinstein BE. The hearing handicap inventory for the elderly: a new tool. Ear Hear 1982; 3(3):128-34. (19) Smits C. Hearing screening by telephone [Amsterdam: VU University Medical Centre; 2005. (20) Hulst RJAMvd. De standaard 'Selchthorendheid' van het Nederlands Huisartsen Genootschap; reactie vanuit KNO-heelkunde. Ned Tijdschr Geneeskd 1998; 142(32):1806-7. (21) Eekhof JAH, Bock GHd, Laat JAPMd, Dap R, Schaapveld K, Springer MP. The whispered voice: the best test for screening for hearing impairment in general practice? Br J Gen Practice 1996; 46:473-4. (22) Eekhof JAH, Laat JAPMd. Slechter horen. Huisarts & Wetenschap 2002; 45[12], 68993. (23) www.hoorwijzer.nl. (24) www.kenniscentrum-ouderen.nl. http://www.kenniscentrum-ouderen.nl/smartsite.dws?id=66502 . (25) Kramer SE, Allessie GH, Dondorp AW, Zekveld AA, Kapteyn TS. A home education program for older adults with hearing impairment and their significant others: a randomized trial evaluating short- and long-term effects. Int J Audiol 2005; 44(5):25564. (26) www.beterhoren.nl. (27) www.oorzaken.nl.
9