Slaaf van de nacht
Copyright © 21-nov-2010 Richard Lemmens. Dit verhaal is beschikbaar onder een Creative Commons "Attribution-No Derivate Works" 3.0 licensie. Het is toegestaan dit verhaal te kopieren, verspreiden en door te sturen, onder de voorwaarde Richard Lemmens als auteur aan te merken. Het is niet toegestaan dit verhaal aan te passen, transformeren of te gebruiken in andere content. De volledige tekst van de licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nd/3.0/
Slaaf van de nacht Peter Lakey was over het geheel genomen niet een erg ijverige student. De dag bracht hij meestal door met bijzaken. 's Avonds dronk hij bier en maakte hij plezier met zijn vrienden en vriendinnetjes. Lakey was, zoals hij zelf meermalen bevestigde, een bourgondiër in hart en nieren. Het leven was kort en dus moest je er volop van genieten, zo was zijn stelling. Al dat nachtbraken was natuurlijk niet zo goed voor zijn studie. 's Ochtends kwam hij maar half uitgerust zijn bed uit en tijdens de meeste colleges zat hij half weg te soezen, hoewel hij beweerde in deze half slapende toestand toch nog informatie op te kunnen nemen. Maar voor Lentesco's ethologie was hij altijd weer wakker. Dat was nog eens interessante stof! Lakey was nog maar in zijn tweede jaar, maar wist al in welke richting hij zou afstuderen. Zijn enthousiasme was de professor niet ontgaan en die besteedde ook meer aandacht aan hem dan aan de gemiddelde student in zijn groep. Dat vormde een nuttige aanvulling op Lakey's eigen inzet, die het zelfs bij ethologie wel eens liet afweten. Toen hij een keer vast zat met een vraagstuk over ambivalente instincten, bood Lentesco aan om zijn student te verlichten middels een kleine demonstratie, 's avonds in het laboratorium. Privéles van de prof zelf, daar zei Lakey geen nee tegen. Dus die avond stond hij stipt op de afgesproken tijd voor de deur van het lab. Lentesco deed open en begroette zijn pupil. De prof was een opvallende verschijning. Hij was broodmager en liep met een vreemd zwaaien van zijn armen, die hem onder zijn studenten de bijnaam 'de Giraf' had opgeleverd. Hij had een smal gezicht met ingevallen wangen en een Arabisch aan doende haakneus, waarboven twee donkere ogen scherpe blikken de wereld in priemden. Maar zijn bezoeker was al aan die verschijning gewend en wist dat achter die ogen een sterk intellect schuil ging. "Goedenavond, Lakey, je bent precies op tijd, dat mag ik wel. En je hebt een flesje wijn meegebracht, wat attent! Kom verder." Lakey volgde de prof door de gangen van het nu opvallend stille gebouw. De oude man leidde hem door de expositiezaal, waar een permanente tentoonstelling was van opgezette dieren, ondersteund met metalen stutjes en hangend aan touwtjes, als marionetten in een enorm theater. Het zag er een beetje griezelig uit in het gedempte licht van het handjevol lampen dat aan stond. Daarachter was het werkvertrek van de professor, relatief klein maar volgepropt met nog meer opgezette beesten, stoffige boeken en chemieapparatuur. De prof maakte een stoel vrij en nodigde de student uit om plaats te nemen. "Excuses voor de rommel, Lakey," begon hij, "Maar ik heb gewoon teveel spullen. Thee?" "Graag, professor," antwoordde Lakey, hoewel hij meer trek had in bier. Lentesco ging even weg om de thee te halen en Lakey liet zijn ogen door de kamer dwalen. De inrichting was van het soort georganiseerde chaos dat je alleen bij intellectuelen aantreft, hield hij zich voor. Aan de apparatuur te zien had de professor net zo goed scheikundige of technicus kunnen zijn als bioloog. Terwijl hij zich verwonderde over hoeveel troep een mens in een wetenschappelijk carrière kan verzamelen, keerde Lentesco terug en serveerde de thee. "Je kwam voor de theorie van Duperus, niet? Tja, daar struikelen veel studenten over. Wel, laat ik die nog eens duidelijk uitleggen. Duperus en zijn collega's van de Nonmeritische School zijn ware vernieuwers geweest op het grensgebied van instinct en rede. Ze waren uniek omdat ze psychologische en fysieke factoren tesamen bestudeerden ..." Hij ging voort met een lang betoog over Duperus en zijn bedenksels. Lakey had één en al interesse moeten zijn, maar voelde zich steeds slaperiger worden. En de nacht was nog maar net begonnen! Hij bedacht zich dat dit misschien wel een soort collegereflex was 1/15
Slaaf van de nacht
en probeerde zich er over heen te zetten, maar dat lukte niet goed. Hij zakte zelfs steeds verder weg. "Ben je wel in orde, Lakey?" vroeg de professor. "Nee, ik voel me niet zo goed," antwoordde Lakey met een dikke tong. "Excuseert u mij, ik moet ..." Zijn zin werd afgebroken door de klap waarmee hij tegen de grond sloeg. Toen hij weer bij kwam lag hij op zijn rug op een tafel. Zijn hoofd voelde raar en toen hij het betastte, voelde hij onder het haar van zijn linkerslaap iets metaligs, dat vast bleek te zitten aan zijn schedel. Terwijl paniek bezit van hem begon te nemen, verscheen het gezicht van de professor boven hem, donker afgetekend tegen de felle lamp aan het plafond. "Kalm maar, Lakey, het is voorbij," zei hij. "Wat is er voorbij?" vroeg Lakey. "Wat is er gebeurd?" "Je bent bewusteloos geraakt," zei de prof. "Van een drug in je thee, om precies te zijn. Momenteel voel je het antigif door je aderen stromen. Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om een kleine operatie op je te verrichten. Je hebt nu een neurocausator in je hoofd zitten. Het voelt in het begin wat ongemakkelijk, maar je raakt er snel aan gewend. Behalve dan dat je de bevelen moet opvolgen die ik je geef met deze transmitter." "Wat?!" riep Lakey, die nu wild werd en overeind kwam, "Ik zal ..." "Blijf liggen! En houd op met dat gekrab aan je slaap!" beet Lentesco hem toe en tot zijn eigen verbazing ging Lakey meteen weer rustig liggen, terwijl hij zijn hand van zijn hoofd wegtrok. "Professor, is dit een grap of zo? Ik ben al ontgroend, hoor!" stamelde hij. "Nee, mijn jongen, dit is bloedserieus. Ik heb plannen met je. Ik heb gehoord dat je nogal een nachtmens bent. Dat komt goed uit, want jij gaat 's nachts voor mij op jacht." "Op jacht?" echoode Lakey verdwaasd. "Je gaat voor mij een nachtwezen zoeken," vervolgde de professor, "Om precies te zijn een vampier." Dit keer zei Lakey niets en keek Lentesco alleen maar verbijsterd aan. "Je gelooft er nog steeds niets van, hè? Je denkt nog steeds dat dit een grap is. Vampieren bestaan alleen maar in oude verhalen en griezelfilms, niet? Jammer genoeg is de werkelijkheid anders. Ik ga geen moeite doen om je te overtuigen, want je gehoorzaamt me toch wel. Hier is je opdracht. Let goed op, want dit leg ik maar één keer uit. Vampieren zijn zeer interessante creaturen. Ik moet er een hebben, om redenen die je niet precies hoeft te weten. Het zijn ondoden, dat wil zeggen dat ze niet levend meer zijn, maar ook niet echt dood. Ze lopen nog rond als levende mensen, maar hun lichaam is dood, zodat ze geen slaap, eten of drinken meer nodig hebben, behalve bloed. Deze behoefte is uniek aan vampieren. Tot zover kloppen de feiten nog met de folklore en de verhalen van Bram Stoker & co. Maar verzinsels als het gerucht dat ze geen huis kunnen betreden zonder uitgenodigd te zijn, moeten naar het rijk der fabelen verwezen worden. Ik wil meer van ze weten, dus ik moet een exemplaar bemachtigen. Jij bent mijn speurhond en gaat er een voor me zoeken. Als dat gebeurd is zul je een ontmoeting tussen mij en een vampier arrangeren. Vertel de vampier dat hij of zij wordt gevraagd om mee te doen aan een wetenschappelijk onderzoek. Deze ondoden zijn erg schuw en achterdochtig, dus het zal niet makkelijk zijn om er een te vinden, laat staan te spreken te krijgen. Maar ik zal je met wat hulpmiddelen uitrusten. Vampieren zijn wel nachtwezens, dus je zult ze 's nachts gaan zoeken. Hier zijn antislaappillen, die je slaapbehoefte verminderen. Elke avond één en je kunt makkelijk met drie á vier uur per nacht toe. Ten tweede is hier een infraroodscanner, waarmee je vampieren kunt herkennen. Richt het ding van dichtbij op iemand en dan geeft het ruwweg de lichaamstemperatuur aan. Ik richt hem nu op mijzelf en dan komt de meter vrij hoog te staan, zie je wel? Als je hem daarentegen op een vampier richt krijg je een lagere waarde, namelijk die van de omgevingstemperatuur. Ten derde is hier een een voorraad sulfurglobine. Hier moet je elke dag aan het begin van de avond een dosis van 10 gram van innemen, met wat water. Het smaakt erg smerig, maar dat vinden vampieren ook, zodat ze je niet zullen bijten. Vroeger gebruikten ze hiervoor knoflook, maar dat werkt niet zo goed. Sulfurglobine is veel beter. Als laatste krijg je een paar zakjes mensenbloed mee; daarmee koop je ze om. Wees voorzichtig, geef niet teveel weg en maak ze duidelijk dat er gestage aanvoer komt als ze met mij 2/15
Slaaf van de nacht
samenwerken. Dit is voorlopig het grote lokmiddel. De vampieren zullen waarschijnlijk overwegen om ons gewoon uit de weg te ruimen, om zo hun anonimiteit te waarborgen. Maak ze duidelijk dat ik goed bewapend ben en ze zonder problemen de baas kan. De globine is maar een klein onderdeel van mijn arsenaal. Ze mogen de campus benaderen als ze willen, dan zien ze vanzelf dat die onneembaar is. Je begint je zoektocht op het kerkhof, waar je zonodig een paar nachten zult posten. Volgens mijn aanwijzingen komen vampieren daar met enige regelmaat. Blijf er tot een uur of vier, want je moet nog wel wat slapen. Je komt elke dag om zeven uur 's avonds hier om verslag uitbrengen. Je vrienden zullen zich wel afvragen wat er met de feestgrage Lakey gebeurd is. Vertel ze dat je cijfers te wensen overlieten en dat je bijles van me krijgt. Geef geen verdere toelichting en ga ze zoveel mogelijk uit de weg. Tenslotte: Als dit allemaal tot je doorgedrongen is, koester je wellicht haatgevoelens voor mij. Het spreekt voor zich dat ik je opdraag om niets tegen mij te ondernemen, of anderen daartoe aan te zetten. Als je lucht krijg van een bedreiging jegens mijn persoon, dan zul je me daarvoor zo snel mogelijk waarschuwen. Is dat allemaal duidelijk? Ik denk het wel. Het is nog vroeg, dus ik zie geen reden waarom je niet meteen met je opdracht zou kunnen beginnen. Hier is een eerste capsule sulfurglobine, neem hem in." Lakey gehoorzaamde alweer automatisch, tot zijn eigen ontzetting. "Goed zo. Hier is een voorraad bloed. Houd de tas gesloten totdat je zeker bent dat je een vampier hebt gevonden. En nu: vort!" Toen Lakey weer buiten stond begon hij de gebeurtenissen te verwerken. Dit was te gek voor woorden. Hij een neurocausatische slaaf, een agent voor zijn favoriete professor Lentesco, die opeens veranderd was in een maniakale gestoorde wetenschapper? Op jacht naar vampieren, gewapend met een stinkgoedje en zakken bloed? Als dit een grap was van zijn vrienden, dan was hij wel erg goed. Maar terwijl hij liep te mijmeren, merkte hij dat zijn stappen hem richting kerkhof voerden. Hij overwoog om een andere kant om te gaan, maar er was iets in hem dat die gedachte onmiddelijk verwierp, alsof dat een belachelijk idee was. Tot zijn afgrijzen merkte hij dat hij niet langer volledig meester was over zichzelf. Hij probeerde die andere wil te lokaliseren, maar dat lukte niet. Nergens in zijn hoofd was er iets te bespeuren van een tweede wil of gedachtenstem, maar telkens als hij overwoog om één van de bevelen van de prof te negeren, zag hij er onmiddelijk weer van af, zonder te kunnen verklaren waarom. Zijn emoties sprongen alle kanten op, maar zijn doelgerichtheid bleef ongenaakbaar. Het kerkhof lag maar een kwartiertje wandelen verderop. In horrorfilms had Lakey al vele malen nachtelijke kerkhoven gezien, maar in het echt was het een stuk enger. Het kerkhof lag op en rond een heuvel aan de rand van de stad, weg van licht, drukte en lawaai. De stilte was beklemmend en maakte Lakey, die gewend was 's avonds rond te hangen in gezellige kroegen, nerveus. De grafstenen waren grimmige silhouetten in het zwakke maanlicht, die hem allemaal in de gaten leken te houden. Ze wierpen overal schaduwen, waarin de student instinctief onraad vermoedde. Maar toen hij er een tijdje had rondgedwaald, zakte de nervositeit in. Er gebeurde niets en waarom zou er ook wat gebeuren? Het kerkhof lag vol met doden die gewoon dood lagen te zijn, daar was weinig engs aan. Hij ontspande zich en later begon hij zich zelfs te vervelen. Zouden vampieren zich hier echt ophouden? Wat was er hier voor hen te vinden behalve zerken en botten? Normaal had hij allang de plaat gepoetst, maar de neurocausator hield hem op zijn post. Uit verveling verkende hij alle hoeken en gaten van de plek. Toen hoorde hij opeens een schrapend geluid. Onmiddelijk dook hij in elkaar en verborg zich achter een marmeren beeld. Zou dat een vampier zijn? Bij die gedachte stond hij tot zijn ontzetting op en liep op het geluid af. Hij stuitte op een zo te zien vers gedolven graf, waarover zich een gestalte boog, die zachtjes aan het graven was. Gelijktijdig hielden ze in, Lakey omdat de voorzichtigheid het weer won van de bevelen en de graver omdat hij iets hoorde. De laatste draaide zich om en zag Lakey. Die kon op zijn beurt het gezicht van de ander niet goed onderscheiden, maar trok zijn neus op voor de geur van rotting die van hem af kwam. "Pardon," begon de student, "Het lijkt een vreemde vraag, maar bent u misschien -" De ander sprong opeens op en stortte zich op Lakey, hem overweldigend met zowel de kracht van 3/15
Slaaf van de nacht
de sprong als de nu nog intensere stank en wierp hem op de grond. Lakey zag vaag een afzichtelijk figuur boven zich, met knokige armen, een misvormde schedel met kleine koolzwarte oogjes en vlijmscherpe tanden. "Elp!" kreet hij uit terwijl hij het wezen van zich af probeerde te werpen. Tevergeefs, want de magere armen bleken vreselijk sterk. Het wezen kwijlde op Lakey's wang en sperde zijn bek open om zijn keel open te scheuren. Maar toen dreunde iets met kracht op zijn rug, zodat het op Lakey stortte vóórdat het de kans had gekregen om te bijten. Meteen daarna werd het van de student afgesleurd. Een derde persoon hield het monster vast, sloeg het een paar keer snoeihard in het gezicht en trapte het toen verachtelijk weg. Lakey zag hoe zijn belager overeind krabbelde en snel de schaduwen in vluchtte. Toen boog de ander zich over hem heen, stak een hand uit en trok hem overeind. Lakey keek in het opvallend symmetrische en knappe gezicht van zijn redder, een lange, stijlvol geklede man. Hij kwam op Lakey over als een soort James Bond, met zijn scherpe trekken, beheerste overkomen en niet te vergeten de bijna achteloze manier waarop hij het monster verjaagd had. De blauwe ogen van de man keken intens naar hem, alsof hij niet alleen maar bezorgd was over zijn welzijn, maar meteen zijn hele ziel wilde doorvorsen. "Dank u wel," zei Lakey, "U heeft mijn leven gered, meneer ...?" De ander antwoordde niet, maar vroeg kort: "Hij heeft u niet gebeten?" "Nee, u was net op tijd. Wat was dat voor een gedrocht?" De man snoof en trok een vies gezicht. "Wat voor aftershave heeft u gebruikt?" vroeg hij. "Aftershave?" echoode Lakey, die geen geurtjes bij zich droeg, behalve natuurlijk de sulfurglobine. Toen drong het tot hem door dat hij misschien meteen in zijn eerste nacht al de jackpot gewonnen had. Ik trek ze aan, dacht hij bij zichzelf. "U bent een vampier, is het niet?" "Gelooft u in vampieren?" vroeg de ander geamuseerd. "Nee, eh, ja, wel ... eigenlijk niet, maar als u er één bent dan ben ik zo om." "Bijgeloof," zei de man. "U stinkt echt. Nogmaals: Wat is die lucht?" "Vertel mij eerst maar eens waarom u dat zo goed ruikt," zei Lakey, die er zelf niets van merkte, "En als dat is waarom ik denk dat dat zo is, dan heb ik misschien wel interessante informatie voor u." "En waarom zoudt u me de informatie dan niet gewoon geven?" vroeg de vreemdeling terwijl hij Lakey bij de keel greep. "Ik houd niet zo van raadselspelletjes." "Laaht astebleft loz, ik bn al ovrtuigd!" kermde Lakey en de man liet hem gelukkig inderdaad los. "U heeft niets aan me, want ik heb sulfurglobine in mijn bloed, daar kunt u niet tegen. Maar in deze tas zit beter spul, kijkt u maar." Lakey opende de tas en keek gespannen naar de man die hij als vampier beschouwde, hopende op een blijk van interesse. Maar de man wierp slechts een korte blik in de tas en vertrok geen spier. Daarop pakte Lakey terloops zijn infraroodscanner en richtte hem voorzichting op de ander. Maar die had dat meteen in de gaten en pakte het apparaatje af. "Wat is dit voor een gadget?" vroeg hij. "Dat ... is een infraroodscanner," zei Lakey na enige aarzeling. "Het wordt tijd om te vragen wat u precies voor interessante informatie heeft. En vertelt u er ook meteen maar bij wat u in het holst van de nacht uitspookt op een kerkhof, gewapend met een 'infraroodscanner'." "Ik zoek een vampier," antwoordde Lakey boud, "En als u geen vampier bent, dan zijn we uitgepraat." "In dat geval wil ik wil even een vampier zijn," antwoordde de man opgewekt. "Steekt u nu maar van wal." "Ik moet eerst zeker weten of u werkelijk een vampier bent! Geeft u me alstublieft dat apparaat terug, dan kan ik kijken of u de waarheid spreekt." "Wat zou een vampier nu denken?" vroeg de man zich hardop af, "Hij zou misschien zijn geduld verliezen met uw gedraai en zijn tanden in uw hals zetten, denk ik. Ja, dat klinkt aannemelijk. Wees zo vriendelijk uw kraag opzij te schuiven." "Ok, ok!" riep Lakey uit, "Ik zal u vertellen wat u wilt weten. U kunt het geloven of niet. Don't kill the messenger, toch? Ik ben hierheen gestuurd door een wetenschapper, die met vampieren wil praten om over ze te leren. Hij is bereid tot een deal: In ruil voor medewerking belooft hij een gestage aanvoer van bloed. De inhoud van deze tas is een soort aanbetaling." "En wie is die wetenschapper?" "Dat is professor Lentesco, van de universiteit. Hij laat ook weten dat hij tot de tanden bewapend 4/15
Slaaf van de nacht
is tegen aanvallen van vampieren, dus overweeg maar niet om hem aan te vallen." "Zijn loopjongens zijn anders niet zo goed bewapend," bracht de man in. "Ik .. wij ..." begon Lakey, tot hij zich realiseerde dat dat waar was. De 'loopjongens' waren vervangbaar, zo scheen het. Verbitterd zon hij op wraak, maar liet die gedachte onder druk van de neurocausator meteen weer varen. "Welaan," zei de ander. "Laten we eens aannemen dat je de waarheid spreekt, hoe belachelijk dat ook klinkt. Laten we ook eens aannemen dat ik een vampier ben. In dat geval zou je mijn lunch zijn geweest, maar omdat je boodschappertje moet spelen wordt dat me door de neus geboord. Er zit wel wat bloed in deze zakjes, maar het komt niet in de buurt van de vijf sappige liters in jouw lichaam. Daar moet dus enige compensatie tegenover staan. Zo te zien komt dit bloed uit het ziekenhuis. Daar hebben ze vast nog wel meer, dus laten we er eens een kijkje gaan nemen. Misschien dat jouw professor daar ook is?" "Nee, de professor is thuis," begon Lakey. "Maar zijn huis is zwaar beveiligd!" voegde hij er haastig aan toe toen hij besefte dat hij op deze manier misschien wel zonder waarschuwing een vampier recht op Lentesco afstuurde. De man keek de student langdurig aan met dezelfde intense blik die hem eerder getroffen had. "Goed," zei hij tenslotte. "Hij moet toch eerst nog laten zien wat hij waard is. Kom mee, loopjongen." En hij trok Lakey mee alsof hij een klein kind was. Onderweg werd er lange tijd niet gesproken, terwijl Lakey peinsde over de recente gebeurtenissen en de ander zijn eigen gedachten dacht. Alles in overweging nemende, bleef Lakey bij zijn eerste inzicht dat de man inderdaad een vampier was. Het was wel erg toevallig dat hij hem op zijn eerste avond al getroffen had. Lentesco wist waarschijnlijk meer dan hij had verteld. De gedachte dat zijn held een grimmige bloeddrinkende ondode was deed Lakey rillen, maar wekte ook zijn nieuwsgierigheid op. Opgewonden waagde hij het wat vragen te stellen. "Ik heet Peter Lakey," begon hij. "En uw naam is?" "Lakey, hè? Noem mij maar Hermens." "U bent erg sterk. Zijn alle vampieren zo sterk?" "Je bent nieuwsgierig. Opdracht van je meester?" "Nee, persoonlijke interesse. U trapte dat monster weg alsof het een tekkeltje was. Wat was het eigenlijk?" "Maakt dat uit? Het is weg." "Maar het viel me aan! Alstublieft, vertel het me." Hermens zuchtte. "Je bent vasthoudend. Goed dan. Dat was wat de Arabieren een ghul noemen. Lijkeneter. Niet ongewoon op een kerkhof, maar dat wist je zeker niet?" "Nee, ik dacht dat die alleen in griezelfilms voor kwamen." "Net als vampieren, niet?" "Eh, ja ... " moest Lakey toegeven. "Waarom toeven ondoden altijd op het kerkhof? Is dat omdat ze een emotionele band hebben met hun graf?" "Ghuls zijn geen ondoden, Lakey. Je moet eerst dood gaan voordat je ondood kan worden. Ghuls die je aanvallen zijn nog springlevend, hoewel ze dood vlees eten. Maar dat doe jij toch ook?" "Maar die ghul is toch niet menselijk?" "Nee, dat niet, hoewel hij antropomorf is." "Wat is het dan?" vroeg Lakey vertwijfeld. "Eén van de vele vreselijke dingen die mensen zich kunnen voorstellen, maar waaraan ze niet willen denken. Genoeg gevraagd nu. Daar is het academisch ziekenhuis. Links is de bloedbank, waar een heel wat bloed wordt bewaard. Om te bewijzen wat je waard bent, moest je daar maar eens naar binnen gaan en een voorraadje ophalen. Het kan me niet schelen hoe je het doet. Gebruik je hersens." "Maar ik kan toch niet zomaar naar binnen lopen en om bloed vragen? Dat geven ze alleen aan dokters." "Heb je een doktersuniform nodig?" vroeg de vampier opgewekt en haalde er een tevoorschijn vanonder zijn jas. "Hier is er een. Past zo te zien ook wel redelijk. Nog meer wensen?" Lakey zocht naar een gevat antwoord, maar vond er geen. Hij trok zijn jas uit en het uniform aan. "Dat staat beeldig," zei Hermens. "Hang een stethoscoop om je hals en je lijkt net een echte dokter. Voorwaarts, mijn jongen, en laat je niet teveel afleiden door knappe verpleegsters." 5/15
Slaaf van de nacht
Lakey gehoorzaamde en liep op het ziekenhuis af, terwijl hij zich afvroeg hoe hij deze klus ging klaren. Bij de ingang keek niemand op van een dokter die blijkbaar even een luchtje was gaan scheppen. Hij voelde zich erg ongemakkelijk terwijl hij door de gangen liep en had het idee dat zijn vermomming elk moment kon worden doorzien, maar ook binnen sloeg niemand acht op hem. Hij vond de bloedbank snel en liep toen gewoon maar naar binnen. Een man die over een karretje met flesjes gebogen stond keek op en kwam op hem af. "Kan ik u ergens mee helpen?" "Ja, ik zoek drie liter O negatief voor Hematologie," antwoordde Lakey, die blij was dat hij iets van geneeskunde wist. "Drie liter?!" vroeg de man. "Dat hebben we wel, denk ik, maar is dat allemaal voor onderzoek? Heeft Dijkstra dat goedgekeurd?" "Ja, natuurlijk. Het is voor een hemostase experiment, waarbij de effecten van zwaar bloedverlies onderzocht worden," zei Lakey, die zich bedacht dat de vampier hem inspiratie gaf. "Allemachtig, wat jullie je tegenwoordig wel niet in je hoofd halen. Dit is ook nog een ziekenhuis, besef je dat? We redden hier mensenlevens. Nou, waar is het formulier?" "Eh, dat ben ik vergeten." "Ja, ja, dat zal wel. Zonder B12 formulier geen bloed, meneer ...? Ook al geen naamplaatje?" De man begon erg argwanend te kijken. Hij haalde een apparaatje uit zijn zak en tot zijn schrik zag Lakey dat het een infraroodscanner was, bijna gelijk aan de zijne. Terwijl de ander hem scande, haalde hij met een verveeld gebaar zijn eigen exemplaar tevoorschijn. "Wat denk je nou wel," zei hij. "Geef me dat bloed gewoon. Er is haast bij, als ik te laat kom loopt het experiment in de soep en dan krijg jij Dijkstra op je dak, dat kan ik je verzekeren. Ik breng het formulier wel na." "Ben jij een loopjongen?" vroeg de man hardop denkend. Hij verhief zijn stem. "Gente-" "Nee, die staat daar!" interuppeerde Lakey snel, terwijl hij langs de ander heen wees. Die draaide zich om. Lakey greep in paniek een kistje dat dichtbij stond en sloeg dat hard op het hoofd van de man, die prompt in elkaar zakte. Het zag er naar uit dat hij nog wel een tijdje knockout zou zijn. Schichtig keek de student om zich heen om te zien of iemand iets gemerkt had, maar het bleef rustig. Hij greep wat zakjes bloed, stopte die in een tas en toen hij dacht dat zijn hoofd niet meer zo rood aangelopen was, liep hij kalmpjes weer naar buiten. In de gangen wendde hij instinctief zijn hoofd af als hij iemand passeerde, om maar niet herkend te worden, hoewel hij wist dat verscheidene mensen hem op de heenweg hadden gezien. Bij de uitgang kon hij maar met moeite de neiging bedwingen om te gaan rennen. Buiten was Hermens nergens te bekennen. Verbazing, woede en angst streden om de eerste plek in Lakey's hoofd, maar hij kon zijn actie niet meer ongedaan maken. Hij beende weer richting hoofdingang, maar werd daar plotseling de pas afgesneden door een rijzige gestalte in een donkere jas. "Succes gehad?" vroeg de vampier, met een blik op de tas. "Ja!" stiet Lakey uit. "Ik heb er een dokter voor moeten neerslaan!" "Werkelijk?" vroeg de ander op een toon van lichte verbazing. "Spieren in plaats van hersens gebruikt? Maar je hebt gewonnen, zie ik, en nog wat rood goud meegebracht ook. Veelbelovend, dat moet ik zeggen." Hij nam de tas over van de verbouweerde student. "Goed, Petertje, vertel je professor maar dat we een basis hebben om op voort te bouwen. Maar ons vertrouwen is niet zomaar gewonnen. Je zult moeten bewijzen dat je meer waard bent dan een paar zakjes bloed. Morgenavond is er een feestje om elf uur bij de oude slachtfabriek. Breng een vriendinnetje mee, anders kom je niet binnen." Daarop draaide hij zich om met een werveling van zijn jas en verdween in de nacht. Lakey bleef enigzins verdwaasd achter. Na enig denken besloot hij om verslag uit te gaan brengen bij Lentesco. Maar de professor was niet meer in zijn lab en zijn huis was onverlicht. Lakey belde een paar keer aan, maar er kwam geen reactie. Geïrriteerd droop hij af. Even overwoog hij om zijn stamkroeg nog een laat bezoek te brengen, maar hij voelde zich te moe en zocht zijn bed op. Zoals te verwachten viel sliep hij slecht en werd zijn rust verstoord door nare dromen, waarvan echter niets meer bleef hangen dan een ongemakkelijk gevoel. De volgende ochtend kwam hij pas laat uit bed. Hij brunchte met cornflakes en de NewsTube, waar hij angstig door zapte, op zoek naar een artikel over het incident in het ziekenhuis. Maar tot 6/15
Slaaf van de nacht
zijn opluchting was daar nergens iets over te vinden. Vroeg in de middag volgde hij een college, waarvan hij niets opstak omdat zijn hoofd bij de gebeurtenissen van de vorige avond was. Na het college zocht hij een boekhandel op en kocht twee TubeSticks en een ouderwets papieren boek over vampieren: 'Shakila and the vampire'; 'Vampire short stories' en 'Dracula' van Bram Stoker. Hij plugde het eerste verhaal in, wat erg vermakelijk bleek maar hem weinig leerde over vampieren. Zelfs de shots waarin Shakila halfnaakt haar tegenstanders omver knalde, deden hem zijn zorgen niet vergeten. Tegen zeven uur spoedde hij zich naar het werkvertrek van professor Lentesco om voor het eerst verslag uit te brengen. Een onbekende man deed open. Alles aan hem leek vierkant: zijn schouders, zijn voorhoofd, zijn kaak. "Kom binnen, de professor verwacht je," bromde hij en deed een stapje opzij om Lakey door te laten. Die gehoorzaamde en liep door naar het werkvertrek, zenuwachtig omdat hij de reus vlak achter zich aan hoorde komen. Lentesco wachtte hem op in zijn kamer. Lakey deed zijn mond open, maar de de prof interrupeerde snel. "Zwijg. Blijf even stil staan, terwijl ik wat testjes uitvoer." Hij scande Lakey met een onbekend apparaatje en bekeek hem vanonder een soort lassershelm. "Alles in orde," hernam hij toen het onderzoekje klaar was. "Ik moest even zeker weten dat de vampieren niets met je uitgevoerd hadden. Nu, doe je verslag." "Ik heb gisteren een vampier ontmoet, maar hoe wist u dat?" vroeg Lakey verbaasd. "Meteen de eerste keer al? Dat loopt gesmeerd, ik had niet gedacht dat we zo veel geluk zouden hebben. Dat onderzoek was preventief en niets te vroeg, zo blijkt. Doe nu een volledig verslag van de gebeurtenissen en stel even geen vragen." Hoewel Lakey boordevol vragen zat, merkte hij dat de neurocausator hem nog in bedwang had en hij vertelde het verhaal van de ontmoeting zonder onderbrekingen. "Dus ze hebben toegehapt," mijmerde de professor, "Of ze pretenderen dat tenminste. Ga maar naar die afspraak vanavond, dan zullen we wel eens zien. Je krijgt geen bloed mee, want we moeten het ze niet te gemakkelijk maken. En zo te horen hebben ze zelf iets voor je in petto. Het kon wel eens gevaarlijk worden, maar in dit stadium zullen we definitief hun vertrouwen moeten winnen. Sulfurglobine moet genoeg zijn, dat toont onze waakzaamheid, maar zullen ze het waarschijnlijk niet als beledigend ervaren. Ben je er klaar voor?" "Klaar?" echoode Lakey, "Wat als ze me in de val willen lokken en dood maken?" "Dat is niet waarschijnlijk," antwoordde de professor droogjes. "Als ze dat hadden willen doen, dan hadden ze dat gisteren al gedaan. Het zou kunnen zijn dat dat Hermens figuur eerst met zijn companen wil overleggen, maar ik denk dat je het wel overleeft. Ik ben degene die hier het risico loopt, omdat ze jou zouden kunnen willen gebruiken om op mij af te komen." "Maar ik ben degene die zijn nek uitsteekt. Misschien willen ze me toch wel doodmaken, wat dan? " "In dat geval wordt je leeg gezogen, of zullen ze proberen een slaaf van je te maken. Maar de neurocausator zal je daar tegen beschermen. Ik denk niet dat ze een loopjongen als voedsel zullen gebruiken, want er zijn genoeg andere slachtoffers te vinden." Lakey kaatste geagiteerd terug: "U roept alleen maar 'Dat is is niet waarschijnlijk', 'Ik denk niet dat', etcetera, maar zekerheid heeft u ook niet. Het zou best zo kunnen zijn dat ik gedood wordt, of erger. Kan u dat dan helemaal niets schelen?" De professor keek hem kalm aan, of zag Lakey een klein lachje? "Haal die neurocausator van mijn hoofd!" eiste hij. "Ik heb genoeg van je smerige experiment. Haal dat ding weg en ik zweer je dat ik niemand iets zal zeggen, maar haal dat ding weg!" "Dat is is niet mogelijk," antwoordde Lentesco onbewogen. "Het apparaat is verbonden met je hersenschors. Verwijderen zou je dood betekenen. Dus kan ik er maar beter gebruik van maken, niet? Ik beveel je om straks je afspraak met de vampier na te komen. En nu wegwezen, want ik heb nog werk te doen." Lakey stond op en beende het lab uit, alweer op de voet gevolgd door de reus. Hij was zo ontdaan dat het niet eens bij hem op kwam om te vragen wie dat was of wat hij daar deed, hoewel hij daarover wel enige vermoedens had. De neurocausator herinnerde hem er aan dat hij over drie uur een afspraak had en tot zijn schrik realiseerde hij zich dat de vampier er op gestaan had dat hij iemand mee zou nemen. Wie kon hij 7/15
Slaaf van de nacht
vragen? En belangrijker: Wat zouden de vampieren met haar doen? Hij vermoedde niet veel goeds, maar dacht ook dat de opmerking van de vampier eerder een eis dan een verzoek was geweest. Dat maakte dat het apparaat aan zijn hoofd hem geen keus liet. Na enig ijsberen besloot hij een hoertje op te pikken in de Dump. Hij moest daar toch doorheen om bij de slachtfabriek te komen. Hij ging naar huis, stapte op zijn roler en reed naar de beruchte wijk aan de rand van de stad. In de Oude Waagstraat waren voldoende prostituees te vinden. Lakey had er één keer eerder een bezoek aan gebracht, samen met een stel dronken vrienden. Ze hadden zich toen goed vermaakt, hoewel ze op de terugweg waren bestolen. Maar omdat ze bijna al hun geld al hadden uitgegeven, had dat niet erg gedeerd. Deze keer voelde hij zich minder op z'n gemak. Op zich heen loerend reed hij langzaam door de straat, terwijl van alle kanten hoertjes naar hem lonkten. Uiteindelijk stopte hij bij een jong mager meisje met knalrood haar. Ze zag er niet zo goed uit, dacht Lakey, die vermoedde dat ze ergens verslaafd aan was, zoals de meeste hoeren in de straat. "Hallo schatje, wat zal het zijn?" vroeg ze. "Ik, eh, ga naar een feestje vanavond, en ..." "Je hebt geen vriendinnetje? Voor vijftig wil ik jouw meisje wel zijn hoor. En als je er nog veertig bijlegt dan zal ik je na afloop ook nog eens lekker verwennen. Wat zeg je daarvan?" "Zoiets, ja," stamelde Lakey, die zich afvroeg wat hij zichzelf en haar op de hals haalde. "Spring maar achterop, dan rijden we er meteen heen. "Eerst vijftig, alsjeblieft," zei het hoertje." Lakey trok zijn geldkaart en boekte het bedrag af. "Hoe heet je?" vroeg hij. "Hoe wil je dat ik heet?" kaatste ze terug. "Hestia," zei Lakey, denkend aan de vampier. "Dat is een leuke naam." Ze klom achterop, sloeg haar armen om zijn middel en ze reden weg. De oude slachtfabriek lag op een oud verlaten industrieterrein, dat de gemeente liever kwijt dan rijk was, maar waarvoor geen geld was om het te renoveren. Om tien voor elf reden Lakey en zijn partner het terrein op. Tot zijn verassing was het 'feestje' een trash party, en niet zo'n kleintje ook. Lakey's gemoed klaarde wat op. Hij parkeerde zijn roler en legde Hestia uit dat hij een vriend moest opzoeken. Ze zochten buiten naar Hermens, maar konden hem niet vinden. Misschien was hij al binnen? Ze liepen op de ingang af, waar ze staande werden gehouden door twee massieve portiers. "Uitnodiging?" vroeg de linker kleerkast. Lakey dacht een seconde na en viste toen zijn geldkaart uit zijn zak. "Vijftig," bood hij aan. "Voor twee is het honderd," antwoordde de man. "Maar omdat je een meisje mee brengt is het tachtig." "Maar ik ben een arme student!" protesteerde Lakey. "Student? Dan is het toch honderd," grapte de andere portier. Lakey zette de teller op tachtig en liet het aan de eerste man zien, die dat zonder een woord accepteerde. Even later waren ze binnen. Binnen was het een grandioos spektakel. Er was een grote zaal waarin een band het publiek aan het ophitsen was met een trash show, terwijl anderen boven hun hoofden aan het diven waren met magneetkatapulten. In oude slachtkamers waren dozerooms ingericht waar een rijk assortiment aan drugs te krijgen was, aan de man gebracht door knappe verkoopstertjes in een soort piccoloparodie kostuum. Hestia sprong op en neer van enthousiasme. "Wow, dit is zo zwart! Kom, we gaan dansen!" "Nou, laten we eerst ...," begon Lakey tegen te werpen, maar bedacht zich toen. "Weet je wat? Ga jij maar even dansen, dan zoek ik mijn vriend Hermens op. En niet weglopen hoor, want misschien wil ik nog wel een verwennerij achteraf." Het meisje gaf hem een kus op de wang en stoof de menigte in. Lakey zwierf, gedreven door onaangenaam plichtsbesef, afstandelijk enige tijd door het feestgewoel op zoek naar Hermens. De vampier vond hem eerst en tikte hem op zijn schouder. "Goedenavond, loopjongen. Je hebt het gevonden, zie ik. Bevalt de entourage je?" "Ja, het is een mooi feest," beaamde Lakey. "Heb je een vriendinnetje meegenomen, zoals ik gevraagd heb?" "Dat heb ik inderdaad. Die is even aan het dansen. Zeg Hermens, heb je met andere vampieren 8/15
Slaaf van de nacht
overlegd? Zoals ik gisteren zei, wil mijn prof jullie bloed leveren in ruil voor -" "Sst, niet zo snel," onderbrak de ander hem. "Eerste dingen eerst. Laten we je vriendin gaan zoeken. Hmm, ze ruikt lekker. Bijna ongesteld." "Huh?" bracht Lakey uit, "Hoe weet je dat? Je weet niet eens wie het is! Of heb je ons zien binnenkomen?" "Nee, maar je bent een wandelende geurvlag. Wat kijk je verbaasd? Weet je nu nog niet dat ik net zo goed ruik als de hond van je huisgenoot? En mompel je verwensingen niet zo hard, mijn andere zintuigen zijn al net zo scherp. Kom mee." Hij leidde de student door de swingende menigte naar een van de dozerooms, waar ze Hestia half verdoofd aantroffen op een matras in een hoekje. Lakey tilde haar op, maar ze was slap en haar ogen rolden verschillende kanten op. "Verdomd, ze heeft zett genomen!" riep hij uit. "Dat maakt niet uit," bracht Hermens in. "Ik kan er beter tegen dan zij. Zo schone jongedame, sta eens op je benen. Mijn naam is Hermens en ik ga je deelachtig maken van en nieuw soort genot, waarvan je in je stoutste dromen nog niet gedroomd hebt!" "Wacht even," riep Lakey, "Je gaat haar toch niet ...?" "Natuurlijk wel. Waarom heb je haar anders meegebracht? Kom mee, hierachter is een kamer die nog leeg is." Hij leidde hen naar een oude slachtkamer die niet bij het feest was getrokken. De wanden waren kaal en koud en het wit van voorheen was groezelig geworden. De ruimte was verlaten. "Dit voldoet. Jij houdt de wacht, want we willen geen pottekijkers." "Maar je kunt haar toch niet zomaar vermoorden?" siste Lakey ontzet. "Ik neem alleen maar een paar slokjes," zei de vampier. "Ze is zo ver weg, ze merkt het niet eens. We drinken zelden iemand leeg, dat loopt toch maar in de gaten. Wil je het zien?" "Nee bedankt," antwoordde Lakey. "Ik houd de wacht wel." Maar staande in de deuropening wierp hij toch steelse blikken op Hermens, die zich over het meisje heen had gebogen. Na een minuutje richtte hij zich weer op. Lakey schrok toen hij de mond van de vampier zag, die onder het bloed zat. Maar die haalde een doekje tevoorschijn en veegde zowel zijn mond als de wond in de hals van Hestia schoon. Hij sproeide er ook iets op uit een spuitbusje. "Vloeibaar collageen," legde hij uit. "Doet het bloed snel stollen en versnelt het regeneratieproces." "Dat was lekker. Je hebt je plicht goed gedaan, loopjongen. Het is tijd voor een ontmoeting met de Ouden. Maar eerst gaan we naar buiten. Jij ondersteunt haar links, ik rechts. Als het personeel lastige vragen stelt, dan zeggen we dat ze stoned is. Dat is toch zo, niet?" "Ok," zei Lakey, zich afvragend hoe de 'Ouden' er uit zouden zien. Toen bedacht hij zich iets. "Hé wacht, vampieren kunnen een huis toch niet onuitgenodigd binnen gaan? Hoe ben jij hier dan binnen gekomen?" "Onzin!" zei Hermens onverwacht fel. "En we hebben zeker ook geen spiegelbeeld, moeten hopen graankorrels obsessesief tellen als we ze tegenkomen en kunnen geen stromend water oversteken?" "Die laatste twee kende ik nog niet," zei Lakey. "Maar die zijn zeker ook onzin? En zonlicht dan, is dat wel dodelijk voor vampieren?" "Zonlicht wel," gaf de vampier toe en vervolgde met theatrale stem: "Wij zijn de Kinderen van de Nacht!" "Hoe gaan jullie dan dood, verbranden jullie zoals in de film?" "Ik zou het niet weten, ik mijd daglicht." "Maar je kunt je toch beschermen met kleding en zonnebrillen en dergelijke?" "Luister goed, studentje," beet Hermens hem toe, "Dat zonlicht ons doodt is geen fysiek fenomeen, dat had je onderhand wel moeten begrijpen. Fysieke beschermingen helpen dus ook niet, anders hadden we de zonnebrand-industrie al lang overgenomen. Alleen de aarde beschermt. Aarde en nacht, duister en zwart! En nu voort die nacht in." Ze brachten Hestia naar buiten, haar meer dragend dan ondersteunend. Niemand stelde lastige vragen. Buiten aangekomen stuurde Hermens hen naar een donker zijstraatje. "Dit is ver genoeg," zei hij. "Wel mijn jongen, zoals gezegd heb je je tot nu toe voorbeeldig gedragen. Kom morgenavond om acht uur naar het beeld van Machiavelli. Dan haal ik je op voor een diner met de Ouden. En als je leven je lief is, blijf je dan zo goed gedragen als je tot nu toe gedaan hebt. De Ouden zijn niet zo geduldig met lastpakken." 9/15
Slaaf van de nacht
Hij pakte het hoertje op, legde haar met speels gemak op zijn schouder en begon weg te lopen. "Hé, wat ga je met Hestia uitvoeren?" riep Lakey. "Aan de Ouden geven," antwoordde Hermens. "Je dacht toch niet dat ik haar helemaal voor mezelf hield?" En hij verdween weer in het duister, Lakey wederom verdwaasd achter latend. Lakey zocht zijn roler op en reed terug naar de stad. Hij raasde door de Dump alsof de duivel hem op de hielen zat en reed bijna een zwerverstype aan, waarvan niet duidelijk was of die beneveld was of hem of een om andere reden aan probeerde te houden. Lakey deed geen poging om het uit te zoeken. Hij reed naar een kroeg en deed wat hij altijd deed als hij teveel aan zijn hoofd had: hij liet zich vol lopen met bier. Geen van zijn drinkmaten was aanwezig en hij voelde zich alsof iedereen hem verlaten had. De drank leek de zaken niet beter te maken, eerder erger. Diep in de nacht reed hij terug naar huis, nu langzaam maar slingerend. Dit keer reed hij bijna zichzelf dood, toen hij een bocht slecht inschatte en ternauwerdood een frontale botsing met de gevel van een gebouw wist te vermijden. Het kon hem maar weinig schelen. Hij sliep langdurig zijn roes uit en werd nog later wakker dan de dag daarvoor. Zijn gedachten waren al lang niet meer bij zijn studie en hij bracht zijn middag door met de Vampire short stories en het eerste hoofdstuk van Dracula. Tegen zevenen hees hij zich overeind en ging naar Lentesco. Diens privéportier deed weer open en nodigde hem woordeloos binnen te komen. De professor was in tegenstelling tot zijn pupil één en al vrolijkheid. "Goedenavond, Lakey! Blijf daar even staan terwijl ik de routinetests uitvoer." Hij ging weer met zijn apparaatjes in de weer en hernam daarna het woord. "Zo, je hebt het er levend van af gebracht, zoals ik al voorspelde. Vertel maar eens hoe het gegaan is - en dit keer geen domme vragen tussendoor." Weer deed Lakey plichtmatig zijn verhaal. Toen hij klaar was, was Lentesco nog opgewekter. "Geweldig, we maken vorderingen. Hun vertrouwen is gewonnen, voor zover dat mogelijk is tenminste. Nu al een afspraak met de Ouden, dat is beter dan ik had durven hopen. Eigenlijk moet ik een cameraatje in je schedel monteren, maar je afspraak is al om acht uur, niet? Verdomme, dat haal ik niet meer. Dat betekent dat je zelf je ogen en oren goed open moet houden. Het gaat hier om de Ouden zelf, ik wil geen detail missen!" Bij het zien van het enthousiasme op het gezicht van de prof kon Lakey zich niet meer inhouden. "Heeft u dan helemaal geen scrupules? We hebben een meisje de dood in gejaagd!" "Hmpf, is dat zoveel om je druk over te maken? Ze was een zett-junkie, ze was toch binnen een paar jaar de vernieling in gegaan. Nu hebben de vampieren de zaak een beetje versneld. Weet je hoeveel mensen er wel niet sterven aan hun bloeddorst?" "Maar ze zuigen ze niet leeg," wierp Lakey tegen. "Ze nemen maar een kleine hoeveelheid, anders zouden ze de politie achter zich aan krijgen." "Laat me niet lachen," zei de professor lachend. "Weet jij hoeveel onopgeloste verdwijningen er in de databanken van de politie staan? Misschien kunnen we daar wel wat aan doen, maar dan moeten we eerst meer van ze weten. En daar ga jij een sleutelrol in spelen, jongeman. Nu, naar je volgende afspraak, anders kom je nog te laat." En daar ging Lakey weer. De neurocausator hoefde hem niet eens aan te sporen, zo graag wilde hij het gezelschap van de ijskoude Lentesco kwijt zijn. Het pleintje met het standbeeld lag in het centrum en hij was er binnen een paar minuten. Natuurlijk was Hermens nergens te bekennen, maar Lakey wachtte af met het soort stoïcijnse kalmte die Machiavelli, toekijkend vanaf zijn sokkel, vast goed zou keuren. Tenslotte verscheen de vampier, schijnbaar uit het niets tevoorschijn tredend. Hij keurde Lakey met een korte blik en wenkte hem om mee te komen. Lakey volgde hem door een paar straatjes naar een putdeksel, dat Hermens tot zijn verbazing oplichtte en hem met een handgebaar uitnodigde om af te dalen naar het riool. "We gingen toch dineren?" vroeg hij verbaasd. "Inderdaad," zei de vampier, "Maar het restaurant is ondergronds." "Maar dit is het riool! Leidt dit naar een restaurant?" "Ja. Je zult een beetje vies worden, maar daar doen we bij aankomst wel wat aan. Nu, ga je nog afdalen of wil je te laat komen?" 10/15
Slaaf van de nacht
Lakey zag af van verdere tegenwerpingen en klom naar beneden. "Het is stikdonker hier!" riep hij uit terwijl zijn voet uitgleed en in een koude plas water neer plofte. "Dat klopt," zei Hermens, die achter hem aan kwam, het deksel weer op zijn plaats legde en daarmee de laatste straaltjes licht weg nam. "Maar ik ken de weg en ik heb geen ogen nodig om hier te navigeren. Houd mijn jas maar vast." Ze sjokten minstens een half uur door de inktzwarte gangen. Lakeys schoenen en sokken raakten doorweekt met koud water en smurrie waarvan hij blij was dat hij niet kon zien wat het was. Ze zigzagden en draaiden eindeloos heen en weer door de tunnels en hij raakte alle besef van plaats en richting kwijt. Uiteindelijk kwamen ze bij één of andere deur, waar Hermens aanklopte. Er werd opengedaan en opeens stroomde er weer licht in de ogen van de student. Hermens stapte naar binnen en hij volgde. Ze stonden in een hal met een wat ouderwetse maar sfeervolle inrichting. De wanden waren gelambrizeerd met een lichte houtsoort en behangen met allerlei schilderijtjes van een halve voet in doorsnee. Op de grond lag een verweerd Perzisch taptijt en in de hoek stond een oude grammofoon. De man die opengedaan had was klein, met een uitdrukkingsloos gezicht en formeel gekleed. Hij bewoog met afgemeten, beheerste bewegingen en bekeek zijn twee gasten, met name Lakey, met een blik die afkeuring suggereerde maar net niet expliciet maakte. Lakey labelde hem onmiddelijk als butler. "De heren zijn mooi op tijd," zei hij. "Wilt u mij volgen naar de kleedkamer?" En hij leidde hen naar een kamer waar rijen met avondkostuums klaar hingen. Hermens begon zich meteen van zijn vuile kleding te ontdoen en Lakey volgde zijn voorbeeld. Nieuwsgierig bekeek hij zijn gids vanuit zijn ooghoeken, benieuwd of zijn naaktheid nog vampierenkenmerken zou onthullen, maar tot zijn teleurstelling zag Hermens er heel normaal uit. De butler hees hem in een elegant rokkostuum, waardoor hij er opeens erg gedistingeerd uit kwam te zien. Daarna was het Lakey's eigen beurt. Hij had de kostuums al even bekeken en was niet tevreden. "Is er geen vlot jacquetje of zoiets?" vroeg hij. De butler leek geschokt. "Mijnheer, we hebben hier geen jacquets. Het is al avond! Hier is een smoking voor u." Hij hielp de student vlot in het pak. Daarna besproeide hij beiden met een luchtje, streek nog even een lok van Hermens recht en zei toen: "U bent gereed. Wacht hier, dan zal ik u aankondigen," waarop hij vooruit ging. "Jezus, die oude vampiers zijn wel stokoud, hè?" vroeg Lakey. "Ze komen zeker uit de negentiende eeuw?" "Sommigen zijn zelfs ouder dan dat," antwoordde Hermens. "Veel ouder. En gebruik de naam van die Joodse schaapherder niet in hun bijzijn, dat is niet netjes. Luister goed jongen, dit is geen spelerij zoals gisteren of de dag daarvoor. Deze lieden zijn oud en machtig. Als je ze beledigt, dan maken ze je zonder aarzelen af. Wees terughoudend, spreek alleen als je iets gevraagd wordt en doe niet te onnozel." De butler kwam terug en nam de twee mee naar een ontvangstkamer. Die was al even rijk ingericht als de entreehal. Er in stond een groep mensen, of vampieren, te borrelen. Allemaal draaiden ze zich om toen Hermens en Lakey binnenkwamen en keken hen met belangstelling aan. Lakey ontwaarde een stuk of twintig figuren in allerlei soorten en maten. Ze waren allemaal formeel gekleed en zagen er helemaal niet eeuwenoud uit, hoewel er een paar grijs of zelfs wit haar hadden. Een energieke man kwam naar voren en schudde hen de hand. "Goedenavond, Hermens! En wie hebben we hier? Dat zal de jonge Lakey wel zijn. Wees welkom, heren. Mijn naam is Joost Babel en ik ben uw gastheer vanavond." Hij draaide zich om en tikte tegen een klein belletje. "Attentie, dames en heren! We zijn compleet. Wilt u zo vriendelijk zijn u allen naar de dineerzaal te begeven?" De groep kwam in beweging in stroomde langzaam naar het volgende vertrek. Dit was een grote, rijk gedecoreerde zaal die in een paleis niet misstaan zou hebben. De stoelen waren met rood fluweel bekleed, het tafelbestek was van zilver en sprankelde in het licht van een fantastische kroonluchter. In het midden stond een lange en ook brede etenstafel, reeds gedekt en van naambordjes voorzien. In een hoek speelde een viermansorkestje een zachte melodie. 11/15
Slaaf van de nacht
De vampieren namen plaats op de voorgeschikte plaatsen en Lakey vond zijn naam tussen die van Hermens en ene Alexander Petel. Babel overzag het geheel vanaf een hoek van de tafel. Toen iedereen zat, verhief hij zijn stem. "Geachte aanwezigen! Het is mij een genoegen om u allen welkom te heten op dit Diner Nocturne. Terwijl ik u inlicht over de gerechten kunt u uw smaakpapillen tintelen met het voorgerecht: Gestoofde garnaaltjes met Machini-saus. Daarna volgt een tweede gang, bestaande uit filet de canard au airelles, waarbij u de keuze hebt uit een aantal uitgelezen wijnen ..." Lakey kon zijn aandacht niet goed bij de etenspraat van de man houden. Hij was zich aan het afvragen waarom er eigenlijk gegeten werd. Vampiers dronken toch alleen bloed? Hij draaide zich half om naar Hermens om het hem te vragen, maar zag toen hoe die in een garnaal beet, waarbij even een erg forse hoektand zichtbaar was. Terwijl Laley van de schrik aan het bijkomen was, werd zijn aandacht getrokken door een walgelijke graflucht van iemand die zich over hem heen boog. Hij keek om en zag een half ontbonden lijk, dat een wijnfles vasthield en daarmee Lakey's glas vol schonk. "Dd-hhh!" zei hij tegen Hermens. Die keek ook even om en zei toen: "Ja, die is dood. De rest van obers ook, trouwens. Ze zijn heel goed. Ze morsen niet en zijn er altijd meteen bij als iemands glas leeg is." "Maar hij loopt nog!" bracht Lakey uit. "Dat komt omdat hij een zombie is. Hij is gewoon dood hoor, niet ondood zoals wij. Hij beweegt alleen maar omdat hij geanimeerd is door onze necromantiër. Dat is Hendrik van Schalk, die man daar. Zie je dat hij een beetje afwezig lijkt? Dat komt omdat hij al die zombies aan moet sturen, dat vergt nogal wat concentratie. Maar hij is er heel bekwaam in." Lakey verdeelde zijn aandacht nu ook spontaan tussen van Schalk en de zombies en pakte toen argwanend zijn wijnglas. "Is dit bloed?" vroeg hij. "Nee sukkel, dat ruik zelfs jij nog wel. Het is gewoon rode wijn, dus drink gerust." Aarzelend nipte Lakey van de wijn, die wel lekker bleek. Ondertussen was Babel van de beschrijving van het menu overgegaan op andere zaken, maar de student had de inleiding gemist en hoorde alleen nog maar: "... voor Gerrit Leeker!" Er werd beleefd geapplaudiseerd terwijl een man plaats nam achter een gereedstaand katheder. Met een zware stem begon hij te spreken. "In den beginne was er chaos, en de wereld was in evenwicht. Twee goden regeerden, de Zwarte en de Witte. Maar de Witte was eigenzinnig en wilde een eigen domein. Daarom bracht hij een bloedoffer en scheidde hij Aarde en Hemel, die voorheen altijd in harmonie hadden bestaan. Hij nam het Licht en eigende het zichzelf toe en liet de Zwarte de Duisternis. Maar het Licht is sterfelijk en gaat steeds ten onder, om weer opnieuw geboren te worden, zodat Nacht en Dag elkaar afwisselen in de Hemel, terwijl de Aarde eeuwig Duister blijft." "Amen," sprak de het verzamelde publiek plotseling. De man achter het katheder ging verder. "De wereld werd bevolkt door vele wezens, die luisterden naar de bevelen van de Goden. Met de scheiding werden ook zij in twee groepen verdeeld. De Bovenmensen gingen leven onder de brandende stralen van het Licht. Zoals het Licht, werden zij zwak en sterfelijk. Kort leven zij en als zij sterven, keert hun lichaam terug naar de Aarde. Maar de Ondermensen werden sterk en onsterfelijk. Zij hebben Licht nodig als voedsel, maar kunnen het Licht zelf niet verdragen. Daarom komen zij in de Nacht boven en voeden zich met het bloed van de Bovenmensen en keren weer terug naar de Aarde als de Dag aanbreekt." "Amen," zeiden de aanwezigen weer en dit keer viel het Lakey op dat zijn andere tafelbuur niet meedeed. Leeker vervolgde: "En de Zwarte en zijn Ondermensen verlangen terug naar de harmonie van weleer, maar die zal niet komen tot de Nacht van Vernietiging. Op die nacht zal de Zwarte zijn ketenen verbreken en het evenwicht herstellen. Duisternis en Licht zullen herenigd worden en de wereld zal weer één zijn. Oh Duisteren, wacht met geduld!" "Amen," zeiden de eters voor de laatste keer. Daarna stortten ze zich op de eend, die inmiddels was geserveerd. "Zo, dat hebben we ook weer gehad," zei de man naast Lakey, die tijdens de laatste zinnen tekenen van ongeduld had vertoond. "Het wachten is vooral op de nacht dat we van dat religieuze gewauwel af zijn, denk ik. Jij bent Peter Lakey, niet? Ik ben Alexander Petel. Wat vindt jij van dat gepreek?" 12/15
Slaaf van de nacht
"Ik ben niet zo goed bekend met de tradities hier," zei Lakey voorzichtig. "Dus ik heb er nog geen mening over, denk ik." "Hmpf, een diplomaat," zei Petel afkeurend. "Laat me je een goede raad geven, jongeman. Als je hier wilt overleven, dan moet je hard zijn, spijkerhard. Geen tijd voor compromissen en ander soft gedoe. Toon je superioriteit en dan dwing je respect af." Hermens kwam er tussen. "Ja Alex, we hebben allemaal gezien waar dat toe leidt. Je maatjes zijn er flink onder geschoffeld, niet?" Petel werd rood van woede. "Je weet heel goed dat dat de schuld is van die vuige Joden!" riep hij uit. "Altijd opereren ze achter de schermen, iedereen omkopend met hun smeergeld. Maar het Rijk zal herrijzen! We zullen de bovengronders knechten als de schapen die ze zijn, we zullen ..." "Meelmans steelt je vlees," interuppeerde Hermens. Verschrikt draaide Petel naar zijn rechterbuurman, die inderdaad een poging deed om zijn eend te stelen. De twee raakten onmiddelijk in een ruzie verwikkeld. "Wat is dat voor een neonazi?" vroeg Lakey zachtjes aan Hermens. "Neonazi? Hij was een NSB-er. Gelooft er nog steeds in." "Hoe oud is hij?" "Van 1919, dus amper een eeuw oud. Niet echt een van de Ouden dus, maar oud genoeg om ... Wat zie je nu weer?" Lakey stamelde: "Die zombie daar, dat is ... Hestia." "Ja, ik zei toch dat ik haar aan de Ouden zou geven?" vroeg Hermens geamuseerd. "Maar ..., maar ..." begon Lakey. "Zet haar uit je hoofd, man. Ze is dood, zoals de meesten hier. Dat daar is slechts haar lichaam, aangestuurd door de voortreffelijke van Schalk. Haar ziel is al lang gevlogen, dus maak je niet druk." Het begon Lakey allemaal een beetje teveel te worden. Ter compensatie ledigde hij zijn glas in één teug, wat een beproefd middel tegen allerlei onrust was. Een andere zombie kwam het meteen weer bijvullen en inderdaad kwam die niet zo afschrikwekkend meer over als eerst. Aan zijn rechterzijde begon het argument tussen Petel en de eendedief enigszins uit de hand te lopen, maar van een eindje verderop aan de tafel kwam een knappe vrouw aan, die de twee kemphanen wist te sussen. Terwijl ze op fluistertoon met de twee vrede maakte, keek ze even opzij in Lakey's ogen. Haar trekken waren licht exotisch en mysterieus en in haar blik lag een belofte van onuitgesproken ontdekkingen. Lakey's hart begon letterlijk harder te kloppen en hij voelde hoe zijn bloed naar zijn wangen steeg. Wat een schoonheid! Ze praatte nog wat met de twee ruziemakers en ging toen terug naar haar plek. "Wie is die vamp?" vroeg Lakey aan Hermens. "Dat is Eva Occumba, een van de oudsten hier." "Zo ziet ze er anders niet uit. Ze heet 'Occumba'? Is ze Spaanse, of Italiaanse?" "Nee, Romeinse," antwoordde Hermens. Lakey maakte even een rekensommetje en nam toen nog een flinke slok wijn. Zijn hoofd tolde van alle indrukken van de nog jonge avond en hij bedacht zich dat hij zijn meester heel wat te vertellen had. Ondertussen werd de derde gang opgediend, alweer vlees, ditmaal op spiezen in een bedje van groente. Weer vielen de vampieren enthousiast aan. Het viel Lakey op dat de maaltijd wat levendiger begon te worden. Werd er in het begin nog voornamelijk beschaafd geconverseerd, nu werden er grappen gemaakt waar hard om gelachen werd. Sommigen begonnen de spiezen te gebruiken om net als Petel's buurman eten te stelen, of om andere gasten op allerlei plekken te prikken. Toen draaide Petel zich weer naar hem toe. "Waar was ik gebleven? O ja, het suprioriteitsbeginsel. Zie je, er steekt wel enige waarheid in die reli-praat. Ze hebben gelijk als ze zeggen dat vampieren superieur zijn aan sterfelijke mensen. In een waarlijk machtige samenleving regeren de sterken de zwakken. Een -" "Maar hoe zit het dan met naastenliefde?" wierp Lakey, boud geworden door de wijn, er plotseling tussen. "Hoe zit het met respect, saamhorigheid en elkaar steunen?" "Nonsens!" antwoordde Petel verhit. "Saamhorigheid en liefde, laat me niet lachen. Excuses van mietjes die te slap zijn om elkaar onder de duim te houden. Respect, wel, dat is heel iets anders. Respect houdt de samenleving bij elkaar. Gehoorzaamheid aan je meerderen, daar gaat het om. 13/15
Slaaf van de nacht
Heb je mij gehoord, jongmens? Hermens heeft je niet zo goed opgevoed, denk ik, aan je interrupties te horen." "Hij is sterfelijk, Petel," wierp Hermens tegen. "Jij bent ook ooit sterfelijk geweest. Herinner je je niet meer hoe dat was? Of was je toen ook al zo?" "Ik ben de oudste van dit drietal!" riep de andere vampier. "Luister naar mij, anders -" "Er zijn maar weinigen aan wie ik gehoorzaamheid betuig, en jij hoort daar niet bij," beet Hermens hem toe. Terwijl er zich opnieuw een ruzie ontwikkelde, kreeg Lakey Occumba in beeld, die was opgestaan en aan de andere kant van de tafel langs liep. Hij vroeg haar met een blik en een kort gebaar of ze ook dit gevecht wilde sussen, maar ze schonk hem alleen maar een glimlach, die genoeg was om hem de wereld om zich heen te laten vergeten. Het conflict tussen zijn tafelburen werd opgelost door de aankomst van het hoofdgerecht, een enorm gebraden zwijn in een bad van rode kersensaus. Er steeg een gejuich op en het halve tafelgezelschap stortte zich op het beest. Iedereen probeerde tegelijk een stuk van het vlees af te snijden. Het ging er zo wild aan toe dat het wel tot ongelukken moest leiden en inderdaad zag Lakey bij verschillende figuren bloed vloeien, maar het kon ook wijn geweest zijn. De vampieren likten elkaar's vocht op en de maaltijd begon te ontaarden in een ware orgie. De tafelorde verging en Lakey, die genoeg had van het gedoe om hem heen, stond enigszins wankelend op en ging op zoek naar de Romeinse. Hij vond haar wellustig uitgestrekt op een sofa, even buiten het strijdgewoel. "Mag ik even naast u zitten, vrouwe Occumba?" vroeg hij. "Eva," zei ze met zwoele stem. "Natuurlijk, neem plaats. Wordt het je teveel?" "Ik ben meer een drinker dan een eter," zei Lakey. "Bovendien wil ik mijn bloed nog even bewaren voor het overal gemorst wordt." "Heel verstandig. Wil je wat anders zien?" Ze wachtte niet op een antwoord, maar stond op en liep de kamer uit. Lakey volgde haar, zijn blik gericht op haar lichte heupwiegen. Ze leidde hem door een paar zwak met fakkels verlichte gangen naar een vrij grote zaal. Langs de wanden stonden rijen pilaren en in het midden een massief zwart basalten verhoging, als een altaar, waarop een paar kandelaars stonden. Tussen de pilaren in waren schilderingen aangebracht. Nieuwsgierig probeerde Lakey ze te bekijken in het ook hier flauwe licht. "Vindt je ze interessant?" vroeg de de vampier. Ze sloeg een arm om zijn middel, wees met de andere details aan en gaf uitleg. "Hier is de scheiding van Aarde en Hemel. En deze beeldt de start van de jachtcyclus af, bij volle maan. Zie je hoe de wolven voorop gaan?" Ze gingen de hele duistere vampierenmythologie af, maar Lakey had alleen maar aandacht voor de nadrukkelijke nabijheid van de vrouw. Haar aanraking was koel, zoals hij had kunnen verwachten, dacht hij. Maar hij vond het verre van onaangenaam en de wijn gaf hem warmte voor twee. Zijn broek spande zich om zijn erectie, wat de vampier natuurlijk niet ontging. "Oh, is dat een pistool of ben je blij om ...," vroeg ze op een plagerig toontje. Lakey begon zich te verontschuldigen, maar ze hield hem tegen. "Wat is daar nu mis mee, schatje? " Ze legde haar armen om zijn hals en keek hem recht in de ogen, met al weer die onpeilbare blik. Lakey voelde zijn laatste reserves wegsmelten. "Je wilt het, niet? Sinds je ons kent, heb je je afgevraagd hoe het is om met een vampier te vrijen. Wel, hier ben ik. Wat ga je doen?" "Maar jullie drinken toch alleen maar bloed?" wierp Lakey nog tegen. "Jullie zijn toch ondood en kunnen dus geen sex meer hebben?" "Geloof je dat echt?" zei ze en greep zijn piemel vast. Toen gaf Lakey zich over. Hij greep haar beet, gek van verlangen, en begon haar wild te beminnen. Ze veegden de kaarsen van de tafel en kronkelden daar over elkaar heen. Ze beminden elkaar met een dierlijke directheid en Lakey vergat alles en iedereen. Uiteindelijk, toen hij om het punt stond om te exploderen, boog ze zich over hem heen en hijgde in zijn oor: "Wil je het? Wil je het ultieme genot meemaken?" Ergens in zijn achterhoofd wist hij dat het verwachte antwoord fout was, maar desondanks bracht hij diep uit zijn binnenste een keelachtig "Ja!" voort. Toen voelde hij haar tanden in zijn keel en op hetzelfde moment ging hij af als een kanon. Terwijl zijn sappen uit hem weg ebden bleef het genot vreemd genoeg langdurig aanhouden. Eva zoog 14/15
Slaaf van de nacht
hem met een beestachtige overgave half leeg, maar uiteindelijk rukte ze zich los, haar mond rood besmeurd als een roofdier. Ze pakte zijn hoofd en drukte het tegen haar borst. "Drink, sterveling, en wordt mijn slaaf. Je geest is gekluisterd, maar je lichaam niet. Spreek je verlangen uit!" En Lakey opende zijn mond en beet haar op zijn beurt. Hij zoog haar vampierenbloed naar binnen en voelde het zich verspreiden door zijn lichaam. En waar het ging werd zijn lijf koud, gevoelloos en dood, totdat er geen leven in hem meer was. Maar daarvoor in de plaats kwam iets nieuws, een kracht die zich niet liet beteugelen. Zijn bewustzijn keek zonder spijt toe hoe zijn ziel gillend uit hem vandaan gejaagd werd. Een rauwe oerkracht stroomde door zijn aderen en maakte dat hij zich onkwetsbaar voelde. Aan zijn linkerslaap voelde hij een irritatie, nu werkeloos en machteloos. Hij rukte het met geweld los en nog meer bloed stroomde weg, maar hij kon voelen hoe de wond al begon te helen. Toen maakte zijn euforie plaats voor besef. "Je hebt een vampier van me gemaakt," stelde hij droog vast. "Dat is wat je wilde," antwoordde Eva. "Nee, dat is wat jij wilde. Je hebt me dronken gevoerd met je wijn en je truukjes en nu ben ik ondood, voor altijd!" Jij feeks, ik zal je -" "Zwijg!" beval ze plotseling beslist. "Ik heb een vampier van je gemaakt en daarmee is het te laat voor spijt of verzet. Je bent mijn slaaf en zult mijn bevelen gehoorzamen, maar met meer genoegen dan voorheen, dat kan ik je verzekeren. En omdat de nacht nog jong is, zet ik je meteen aan het werk. Een kleine oefening in bloedwraak vanwege een aanval op mijn familie. Wij vampieren kunnen het ons niet veroorloven dat onze positie wordt aangetast. Elimineer mijn vijand en je zult je eerste sporen verdiend hebben." Lakey merkte dat hij, ondanks dat hij de neurocausator kwijt was, automatisch gehoorzaamde. "Wie?" vroeg hij met een mengeling van weerzin en nieuwsgierigheid. "Wel, je vorige meester natuurlijk!" antwoordde de vampier opgewekt.
15/15