Le Vengeur
Copyright © 29-mar-2013 Richard Lemmens. Dit verhaal is beschikbaar onder een Creative Commons "Attribution-No Derivate Works" 4.0 licensie. Het is toegestaan dit verhaal te kopieren, verspreiden en door te sturen, onder de voorwaarde Richard Lemmens als auteur aan te merken. Het is niet toegestaan dit verhaal aan te passen, transformeren of te gebruiken in andere content. De volledige tekst van de licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nd/4.0 I got to keep moving, I got to keep moving Blues falling down like hail, blues falling down like hail And the days keep on remindin' me, there's a hellhound on my trail Hellhound on my trail, hellhound on my trail
Robert Johnson, "Hell Hound On My Trail," 1937
Ontwaken De eerste sensatie was een gevoel van leegheid en verlies, maar hij kon zich niet herinneren wat. Blind tastte hij rond, alsof hij zijn gedachten weer bij elkaar kon rapen. Ergens in zijn achterhoofd was er een bewustzijn dat weer focus begon te krijgen. "Open je ogen!" beval het met een onweerstaanbare dwang. Toen kwamen er kleuren, die hij niet thuis kon brengen. Hij zag ze en proefde ze: brandende scherprode verlangens; de hoop van groen, gestaag groeiend; poelen van bitterzwart smart; felle gele priemen van jaloezie en hier en daar wolken van berustend blauw. Ze lagen her en der verspreid en op elkaar gestapeld als tapijten; de bovenste duidelijk en de onderste half verborgen. Als hij ze aanraakte, tintelden de sensaties kort door hem heen en voelde hij ze alsof hij ze zelf ervoer. Hij kon ze waarnemen, maar ze hadden geen plaats of richting. Hij voelde zich als een baby die al heeft geleerd om te kijken, maar nog niet om te zien. Hij vroeg zich af of hij droomde. Een associatie deed hem zich op zijn lichaam concentreren, om zichzelf in zijn arm te knijpen. Toen kwam het eerste besef van positie: dat zijn lichaam niet was waar hij was, maar een eindje verderop. Er ging een aura van angst van uit, maar dat schrok hem niet af. Nieuwsgierig kwam hij dichterbij en onderzocht het. Maar de vrees scheen het enige aspect er aan te zijn en het was onveranderlijk als de emoties, die ijl maar onbeweeglijk in de lucht hingen. De zaak ging hem tegenstaan. Hij probeerde hij zich wakker te schudden, maar vergeefs. Dit hoorde niet; in een droom moesten er dingen gebeuren, moest hij kunnen sturen. In plaats daarvan was hij opgesloten in een ruimte zonder richting of afmetingen, zonder uitweg. Zijn geest was nu weer helder en hij wendde rede aan om de situatie te analyseren. Als hij niet droomde, wat was er dan aan de hand? Was hij aan het hallucineren onder de invloed van drugs? Hij probeerde zich te herinneren of hij die recent gebruikt had, maar wist het niet meer. Er was geen enkele herinnering aan hoe hij in deze situatie was beland, wat hij de afgelopen tijd gedaan had, wat hij ooit gedaan had ... wie hij was. Hij leed aan geheugenverlies, stelde zijn geest koeltjes vast. Meteen schoot witte schrik door hem heen en hij zag het, net als de andere gevoelens om hen heen. Maar deze sensatie vervloog wel, toen de schok plaats maakte voor de nieuwheid van de waarneming. Een tijdje probeerde hij zijn eigen emoties te bespelen als een muziekinstrument dat tonen van kleur verspreidde. Maar uiteindelijk kregen de vertwijfeling en ongerustheid weer de overhand. Hij nam een scherpe blauwe kleur aan en zette de feiten op een rijtje: zijn waarneming was totaal veranderd, hij had geheugenverlies en was gescheiden van zijn lichaam. Het leek wel alsof hij de banden met zijn bekende wereld had doorgesneden en in heel nieuw universum terecht was gekomen. Toen drong zich een ijskoude gedachte op: Zou hij dood zijn? Was dit dan de hemel, of de hel? Maar in plaats van een duivels inferno of een tunnel met wit licht aan het einde was er alleen maar deze brij van losse emotiekleuren. Grimmig bedacht hij zich dat de dood natuurlijk nooit zou zijn wat de levenden zich er van voorstelden. Maar dood of niet, zijn wil had hem nog niet verlaten. Hij wilde weg van waar hij ook was, naar 1/17
Le Vengeur
een tunnel met uitgang, waar die ook was, of in ieder geval naar iets nieuws. Hij zocht naar een uitweg, maar verdwaalde alleen maar in de zee van gemoedstoestanden en keerde uiteindelijk moedeloos terug naar zijn lichaam, het enige baken dat hij had. Opnieuw vulden verschillende emoties hem en brachten een vreemd schouwspel waarvan hij zowel aanstichter als toeschouwer was: rode woede; zwarte wanhoop en uiteindelijk grijze berusting.
De jachthond Na een tijd - kort of lang, dat kon hij niet schatten - kwam er iemand aan. Hij zag meteen de intentie van de nieuweling. Die was honger. Simpele, rauwe honger, die gestild wilde worden. De bezoeker leek hem niet op te merken en ontfermde zich over zijn oude lichaam. Hij zag hoe het verlangen langzaam begon te veranderen in verzadiging. Opeens overspoelde een rode vloed hem: wie of wat was dat die zomaar zijn lichaam zat op te eten? "Hé!" riep hij en viel meteen daarna stil, omdat hij zich toen pas realiseerde dat hij nog een stem had. De ander keek even om en ging toen verder met zijn maal. Hij had niet gezien hoe de eter zich omdraaide, toch wist hij dat diens aandacht zich even op hem gevestigd had. "Blijf daar af! Dat is mijn lichaam!" "Hoepel op," zei de ander, zonder op te houden met smikkelen. "Ik zal niet toestaan dat je van mijn lijf eet!" Er kwam geen reactie. Nu rood woedend geworden, greep hij de ander beet en trok hem van het lijk af. Het was geen fysieke handeling, maar het voelde wel zo. De ander verschoot van kleur, naar een fel wit. "Argh, hoe doe je dat? Laat me los! Gun een arme loa zijn maaltijd! Ga ergens anders rondspoken!" "Ik ben geen spook!" "Nee? En wat ben je dan wel?" "Eh ... Als ik een spook ben, wat ben jij dan?" De ander grijnsde breed, een streep oranje vermengd met woest rood. "In Arabië noemen ze me een ghillan, in dit land een baka en in jouw taal noemen ze me lijkenvreter. Dat is wat ik doe: lijken eten. En aangezien dat jouw lijk is, zou ik het op prijs stellen als je me mijn honger laat stillen." "Geen sprake van." "Waarom? Je bent dood; je hebt er niets meer aan. Toe, laat mij het opeten. Als ik het niet doe, dan doen de maden het. Je wilt toch niet dat er maden uit je oogkassen komen kruipen?" De kleur van de ander wisselde subtiel tussen verschillende tinten geel. "Ik heb het nodig. Het is mijn anker in deze wereld." De ghillan lachte, een hoog, bijna jankend geluid. "Dan bewijs ik je alleen maar een dienst als ik het opruim. Op die manier ben je vrij om naar je geestenwereld te gaan! Welk geloof hang je aan? Islamitisch? Christelijk? Animistisch? Het maakt niet uit, het is toch allemaal één pot nat. Volg de leidsgeest, vind je voorouders, kijk uit naar het licht, etcetera." "Die zie ik geen van allen. Ik zie alleen maar kleuren." "Alleen maar kleuren? Bij de tanden van Iblis, we hebben een doler hier!" Zijn beeld sprong op als een oranje vlammetje. "Wel, aangezien je zo aan je lijk gehecht bent, ben je waarschijnlijk voortijdig aan je eind gekomen. Heb je een ongeluk gehad? Even ruiken hoor ... Nee, je bent vermoord. Nou, dan wil je vast nog afscheid nemen van een geliefde, of wraak nemen op je moordenaar. Aan de slag, zou ik zeggen!" Het 'spook' was ontsteld. "Vermoord? Door wie?" "Dat weet ik niet, ik ruik alleen maar dood. Jij zou moeten weten wie jou vermoord heeft; je was er zelf bij." "Ik kan het me niet herinneren." "Wat?! De meest traumatische gebeurtenis in je leven? Dat wat jou aan deze plek bindt? Hoe kun je dat nu vergeten?" "Ik kan me helemaal niets meer herinneren." Het nare lachje klonk weer. "Oh, wat een meesterlijke vloek! Je moet nog een laatste taak uitvoeren, maar je weet niet wat het is? Dat wordt een lange dooltijd, spookje!" Die opmerking deed hem zich afvragen wat hij nu eigenlijk wilde. Het antwoord kwam meteen 2/17
Le Vengeur
onweerstaanbaar uit zijn binnenste opgeweld, als een pan die overkookt: wraak. Wraak op wie hem vermoord had en hem in deze verwarde toestand gebracht had. Hij wilde niet dood zijn, maar leven en zou niet toestaan dat iemand hem dat ontnam! Hij zou de moordenaar vinden en straffen en een manier vinden om weer te leven. Vervuld van doelgerichtheid richtte hij zich weer tot de ghillan, die weer van het lijk was gaan eten. "Je moet me helpen. Ik moet mijn moordenaar vinden." "En ik moed mijn hwongew stillew," zei de ghillan met zijn mond vol. "Wegel je eigwen zaakjez maaw, zpook." Woede golfde in hem op en hij greep opnieuw het wezen beet, dat het uitkermde van de pijn. "Ai, auw! Je knijpt me fijn!" De ghillan spartelde tegen, maar zonder kracht. Al snel bezweek hij en zijn stem werd hoger, smekender. "Wat is dat voor een macht? Ik geef me over, meester! Ik zweer dienstbaarheid aan u, als u ophoudt!" Hij liet hem los. "Daar zal ik gebruik van maken. Hoe heet je, dienaar?" "Ik heet Fa'imsh." "En ik heet ... eh ... Ik weet mijn naam niet meer." Fa'imsh pareerde meteen. "Dan neemt u toch een nieuwe aan?" "Dat is een goed idee. Aangezien mijn doel wraak is, zal ik me de Wreker noemen." De naam voelde toepasselijk aan en een vluchtige vreugde vervulde hem, alsof hij nu al iets belangrijks had bereikt. "Nu, aan het werk. Ten eerste: hoe vind ik mijn moordenaar?" "Dat is simpel. Uw bloed kleeft aan zijn handen. Dat legt een spoor dat eenvoudig te volgen is. U moet uw neus gebruiken, maar die heeft u natuurlijk niet. Maar ik heb een hele goede. Het loopt daarheen, over de weg." "Welke weg? Ik zie hem niet." "U bent echt nog onervaren, niet?" vroeg de ghillan. "U moet opnieuw leren te zien. Ik zal u helpen. Kijk, ik loop de weg op. Volg mij en zie, hoe er waar ik ga een spoor ligt van gedachten en beslommeringen van reizigers." Hij spande zijn 'ogen' in en zag na enige tijd inderdaad een spoor van impressies, vaag en slecht zichtbaar omdat ze elkaar overlapten tot een bijna egaal grijs. Bijna, maar niet helemaal. Met moeite ging hij de route langs, maar moest vaak stoppen en zich heroriënteren omdat hij geen gevoel van richting vast scheen te kunnen houden. "Ik heb het voordeel dat ik ik nog een lichaam heb," zei zijn gids. "Maar zonder mijn ogen en mijn neus kan ik toch deze weg vinden en dat zult u ook nog wel leren." "Wijs mij dan de weg," zei de Wreker en ze gingen op pad. De reis was als geen ander die hij ooit gemaakt had. Hij werd niet moe en kreeg geen honger of dorst. Er was geen besef van afstand of tijd en voortgang kon alleen maar afgemeten worden aan plekken die ze voorbij kwamen. Zoals de ghillan voorspeld had, leerde hij langzaam om de indrukken van zijn nieuwe zicht beter te interpreteren. Gaandeweg begon hij vage vormen te onderscheiden en na enige tijd kon hij met moeite wegen, huizen en wezens plaatsen. Hij zag geen fysieke dingen zoals ze waren onder het zonlicht, maar nam ze waar ze zoals anderen ze hadden gezien: opvallend mooi of juist lelijk, vertrouwd of gekleurd door een gebeurtenis: een huis dat met zoveel toewijding, liefde en trots gebouwd was dat het dat uitstraalde als een vuurtoren in de nacht; een speelveldje waar kort geleden kinderen aan het spelen geweest waren en hun gelach nog rondhing als vrolijke spatten oranje; een liefdeshartje dat rood in een boom was gekerfd en later al even rood weer was doorgekrast. Niet alle impressies kwamen uit het verleden. Hier en daar kwamen ze mensen tegen en hij kon hun stemmingen lezen als een boek, hoewel hun diepere gedachten voor hem verborgen bleven. Voor zijn oog hadden ze menselijke gedaanten, maar in plaats van hun echte uiterlijk zag hij het beeld dat ze van zichzelf hadden. Opvallend genoeg was er vrijwel niemand lelijk. Nieuwsgierig liep hij tussen ze door en soms door ze heen, zonder dat ze er iets van merkten. Dieren werden niet zoveel afgeleid door gedachten en meer dan eens sloeg een hond aan als ze voorbij kwamen, tot ergernis van zijn baas die zich van geen spoken bewust was. Gaandeweg ontwikkelde de Wreker toch weer iets van een tijdsgevoel. Dag en nacht, die hij irrelevant gedacht had omdat hij geen licht en donker meer kon zien, waren wel degelijk te onderscheiden. Overdag waren mensen actief en geconcentreerd, maar 's nachts sliepen ze en gingen hun geesten er op uit, dwalend door dromenland, dat net zoveel met het dodenrijk overlapte als met het domein van de levenden. Waar zij kwamen veranderde de omgeving en kon hij delen van hun dromen waarnemen. Maar het was moeilijk om er grip op te krijgen, omdat de 3/17
Le Vengeur
meesten van de hak op de tak sprongen en symbolen projecteerden die alleen in hun eigen belevingswereld betekenis hadden. Er was nog iets in hem dat nieuwsgierig was en er graag een studie van gemaakt had, maar zijn zucht naar wraak dreef hem voort.
De prooi vlucht Na enkele dagen en nachten kwamen ze aan in de voorsteden van wat volgens Fa'imsh Dakar was. De aanwezigheid van 2½ miljoen mensen maakte de stad in de geestenwereld net zo verschillend van het platteland als in de fysieke. De talloze uitingen van de verlangens en wereldbeelden van de stedelingen maakte het voor de Wreker tot een duizelingwekkende jungle van kleuren. Zelfs Fa'imsh had het moeilijk om het spoor te volgen. "Ik moet eten! En we moeten 's nachts gaan reizen. Overdag loop ik het risico om uit de lucht geknald te worden door één van de schietgrage gekken hier en in humanoïde gedaante val ik ook teveel op." "Uit de lucht?," vroeg de Wreker, die zijn waarneming van boven en beneden nog nauwelijks had herontwikkeld. "Ik vlieg rond als een gier. Vergelijkt u mijn positie met die van die feestvierders in die flat daar." Hij probeerde het, maar drie dimensies gingen vooralsnog zijn waarnemingsvermogen te boven. Hij liet Fa'imsh wat vlees stelen uit een slachthuis en ze reisden verder alleen 's nachts. Overdag schuilden ze in kelders en verlaten gebouwen. Het spoor leidde naar een plek waar hij zijn dieptegevoel kon oefenen, want hier vlogen de mensen met hun aura's letterlijk de lucht in. Het was het Dakar-Yoff-Léopold Sédar Senghor vliegveld. Omdat hekken hen niet tegen konden houden, was inbreken gemakkelijk. Ze struinden het vliegveld af, raakten het spoor kwijt en pikten het op een ander punt weer op. De ghillan leidde hen naar een startbaan en hield toen halt. "Het spoor lost hier op! Hij moet een vlucht genomen hebben, misschien wel naar een ander land. Helaas, door de lucht kan ik zijn spoor niet volgen." Een koude wanhoop omklemde de Wreker en hij reageerde meteen met woede. "Je moet!" riep hij. "Leid mij naar hem toe, of ik zorg dat je nooit meer te eten krijgt!" Hij nam de ghillan in een greep en kneep met de kracht van razernij. "Alstublieft, spaar uw dienaar!" kermde Fa'imsh. "Ik kan zijn spoor pas weer oppakken op zijn landingsplek en die kan overal zijn! Het is zinloos, maar ik zal verder zoeken." De rest van de nacht kamden ze het hele vliegveld uit, maar zonder succes. Toen de dag aanbrak nam Fa'imsh een mensengedaante aan om niet teveel op te vallen. Toen keerde hun fortuin. "Die vrouw daar; er hangt een aura van het spoor om haar heen! Het is heel vaag, maar ik kan het ruiken! Misschien heeft ze contact gehad met de moordenaar. Zo te zien werkt ze hier." "Spreek haar aan; zorg dat je meer te weten komt." "In al deze drukte? De mensen zullen me ruiken en anders de honden van de bewaking wel. Dat gaat nooit lukken!" De Wreker wilde zijn zin weer doordrijven, maar deze keer klonk de ghillan zo wanhopig dat hij overtuigd werd. Nors stemde hij toe te blijven wachten tot ze naar buiten kwam. In de vroege avond liep de dienst van de vrouw af en ging ze de stad in. Het tweetal volgde haar op korte afstand. De Wreker wilde haar aanspreken, maar Fa'imsh vond het nog steeds te riskant en adviseerde om te wachten tot ze alleen was. De vrouw liep naar de markt, kocht wat brood en ging een eindje verderop een huis binnen. "We hebben geluk!" zei Fa'imsh. "Ik hoor geen kinderen of begroetingen. Waarschijnlijk is ze alleen." Hij stapte naar voren, maar hield opeens halt. "Ik kan hier niet binnen treden! Het huis is beschermd door een garde." Nu zag de Wreker het ook. Het was een wiel waaraan touwen met vele knopen hingen, in alle kleuren van de regenboog. Het ding zag er in de geestenwereld net zo uit als in de gewone. "Hier huist de loa Aida-Wedo," zei Fa'imsh. "Zij beschermt tegen kwade invloeden en haar macht is te groot voor ons." Zijn kleur werd dof van berusting. "Onzin," zei de Wreker. "Geen macht houdt mij tegen." Hij probeerde langs het amulet te komen, maar stuitte op weerstand. Het leek wel alsof er stralen licht uit de touwen kwamen en waar ze hem raakten voelde hij pijn, de eerste keer sinds zijn dood. Maar koppig drong hij verder op. Het licht sneed door hem heen als gloeiende messen, maar hij koesterde het gevoel juist als een 4/17
Le Vengeur
verloren vriend. Het maakte dat hij zich weer een beetje levend voelde. Met een kreet van pijn brak hij door de barrière. Op het zelfde moment viel het amulet naar beneden en brak met een luide klap kapot op de grond. Geschrokken kwam de vrouw des huizes aangelopen. D e ghillan sprong naar binnen en overweldigde haar. Behendig smoorde hij haar alarmkreet. "Geen kik, of je overleeft het niet! We hebben alleen informatie nodig. Een tijdje geleden heb je op het vliegveld gesproken met een man. We moeten weten waar hij naar toe is gereisd. Hij rook naar, eh ..." "Zij heeft niet zo'n goede neus als jij, niet?" zei de Wreker. "En we weten niet eens hoe hij er uit ziet. Hoe moeten we haar nu een signalement geven?" Terwijl de twee geesten in gepeins verzonken, begon de vrouw met een van schrik wit vertrokken gezicht te spreken. "Doe me niets! Ik weet wie je bedoelt. Het was een vreemde man; ik voelde me niet prettig bij hem. Was hij een serviteur? Jouw aanwezigheid herinnert me aan hem. Ik zie hem weer voor me." Fa'imsh was meteen overtuigd. "Ja! Hij heeft een vlucht genomen. Waarheen?" "Laat me even denken ... Nee, help, doe me geen pijn; ik weet het al! Hij nam een 747 naar St. Louis, in de Verenigde Staten! Hij had een stoel aan het raam, maar ruilde die voor het gangpad." "Vraag haar hoe hij heet," beval de Wreker. Fa'imsh leek van zijn rol te genieten. Streng sprak hij hun gevangene toe. "We moeten meer weten. Wat was zijn naam, zijn nationaliteit?" "Dat weet ik niet meer!" jammerde de vrouw, terwijl tranen van angst over haar wangen biggelden. "Maar dat staat nog in de computer! Ik kan het opzoeken." "Luister goed," zei Fa'imsh. "Ik werk voor een grande houngan voor wie zelfs de machtigste loa moeten buigen; dat heb je zonet gezien. Het is zijn wens dat jij morgen naar het vliegveld gaat en ons daarna alles vertelt wat je over die man te weten kan komen. Als je faalt, probeert te vluchten of hulp te halen, dan maakt hij een zombi van je!" De vrouw, die al zo bleek zag als de gedaante waarmee ze bedreigd werd, stemde meteen toe. De hele nacht lag ze wakker en zachtjes te kermen, terwijl de twee geesten haar voortdurend in de gaten hielden. 's Ochtends haastte ze zich naar het vliegveld alsof het een wedstrijd was en kwam binnen een kwartier al weer naar buiten. Daar trof ze Fa'imsh, die een overall gestolen had en zich voordeed als mecanicien. "Je man heet David Edmond. Hij is Amerikaan, zevenenvijftig jaar oud en is geboren in Lafayette, Louisiana. Hij heeft een vlucht genomen naar Louis Armstrong International in New Orleans. Meer kon ik niet achterhalen. Mag ik nu gaan?" vroeg ze met trillende stem. "Ze kan ons verraden; het is beter als ik haar opeet!" zei de ghillan. "Een lijk verraadt ons meer," zei de Wreker. "Zorg ervoor dat ze banger is voor ons dan de politie en dan zullen we geen last meer van haar hebben." "Luister goed, vrouw," zei Fa'imsh tegen haar. "Je mag gaan, maar we houden je in de gaten. Je slappe bezweringen zijn doorbroken en vervangen door sterke loa. Als je iemand iets over ons vertelt, dan ben je er geweest, begrepen?" Om zijn woorden kracht bij te zetten walmde hij zijn graflucht over haar heen. De vrouw keek hem even met grote ogen aan en holde er toen vandoor.
De tovenaar "Nu weten we zijn naam en waar hij heen is," zei de Wreker. "Laten we ons aan boord smokkelen van een vliegtuig en hem achterna gaan." "Dat zal niet gaan. U heeft geen fysieke vorm, dus als het vliegtuig optrekt blijft u gewoon achter op de grond! En voordat u het vraagt: een boot zou hetzelfde probleem geven." "Zonder fysieke vorm heeft de zwaartekracht ook geen vat op mij. Ik zou gewoon over water kunnen lopen!" "Inderdaad," zei de ghillan, maar ik kan dat niet en u heeft mij nodig om het spoor aan de andere kant van de oceaan weer op te pakken. Bovendien vormt het water een barrière die zelfs u niet kunt nemen." "En wat mag dat wel zijn?" De dienaar zocht naar woorden om zijn halsstarrige meester te overtuigen, maar bedacht zich. "Ik zal het u laten zien. Volgt u mij alstublieft naar de haven." Hij leidde hem westwaarts, tot ze aan de 5/17
Le Vengeur
kust kwamen. Voor het geestesoog van de Wreker ontspon zich een eindeloze grijze mist, die traag heen een weer golfde, alsof lucht en water één geheel waren geworden. "De zee is te veranderlijk," zei Fa'imsh. "Alle impressies die mensen er achterlaten worden verdund en verspreid. Tijdens een overtocht zou u nauwelijks oriëntatiepunten vinden, behalve hier en daar een gezonken schip op de bodem. U zou verdwalen en gedoemd zijn om eeuwig rond te dolen tussen de zielen van verdronken zeelui. Vliegen, varen, zwemmen of lopen is onmogelijk." Weer dreigde woede zich van de Wreker meester te maken, maar hij bedwong zich en dacht na. "Dan moeten we iemand zoeken die verstand heeft van wegen in de geestenwereld." "De marid uit mijn geboorteland zouden wel raad weten, maar die zijn moeilijk te benaderen. Laten we in de omgeving hulp zoeken, bijvoorbeeld bij een houngan, of beter een bocor, dat is een voudoun-tovenaar. Hij zal omringd zijn door beschermende spreuken en zijn altaar is voor ons als een baken. We kunnen ook de dolende geesten ondervragen, die weten wel welke serviteurs er in hun omgeving actief zijn." En dus trokken ze de de stad weer in. De macht die de Wreker tegenover Fa'imsh had tentoongespreid, bleek ook op andere geesten te werken. Hij bleek een groot talent te hebben om ze door pure wilskracht tot medewerking te dwingen. Waar zij verwijlden in herinneringen, legde hij ze zijn wil op en wrong informatie uit ze alsof ze vruchten waren die rijp waren om geoogst te worden. Zo kwamen ze allerlei bemiddelaars, bezweerders, magiërs en wonderdokters op het spoor. Sommigen waren bonafide priesters, die magische rituelen combineerden met veel mensenkennis. Anderen waren charlatans die aspirine verkochten als geneesmiddel tegen twee dozijn kwalen tegelijk, of dwazen probeerden af te persen met dreigementen van vervloekingen, die gepaard gingen met namaakceremonies. De twee geesten onderzochten alle aanbevelingen en wezen voor zichzelf de één na de ander af. Maar uiteindelijk stuitten ze op houngan Idrissa Malin du Pont, Somptueux Bocor de Nuit. Dat was in ieder geval zijn titel op het visitekaartje dat Fa'imsh van een kreupele man kreeg, die de diensten van de tovenaar adverteerde op de vismarkt. Nader onderzoek leerde dat de bocor wijd en zijd gevreesd werd om zijn duistere krachten en het gerucht ging dat hij een paar jaar geleden een minister had gedood, die hem had willen opsluiten. Nieuwsgierig gingen ze op zijn huis af. In de fysieke wereld was dat een wat schamel gebouw, beschilderd met afbeeldingen van dieren, mensen en wezens die het midden tussen die twee hielden. Er lag een rommelig tuintje naast en op het dak stond een hele roedel tv-antennes. Maar in de geestenwereld zag het er uit als een burcht, met massieve muren van zwarte steen en diep purperen vuurbakens op de vier hoeken. Bovenop slenterde een pantergeest heen en weer, wiens ogen een fel geel licht uitstraalden. De Wreker wilde er op af gaan, maar Fa'imsh hield hem tegen. "Nee heer, dit is geen simpele garde. Die baka is zelfs voor u te machtig. Hij heeft een eigen wil en verslindt alle indringers. De ze bocor heeft blijkbaar machtige vijanden, maar met zo'n beschermgeest is hij hen allen de baas." "Waarom loop jij dan niet in fysieke gedaante naar binnen?" "De panter zou me meteen doden en mijn lichaam zou slechts de bocor tot zombi dienen. De enige manier om hier binnen te komen is met een uitnodiging. Heb geduld! Vroeg of laat zal ook deze bocor deelnemen in een ceremoni waarin mensen zich openstellen voor loa. Dan kunnen we met hem spreken." Dagenlang hingen ze rond bij het huis en de Wreker oefende zijn geestenzintuigen. Als ze zich in de buurt van de burcht waagden, was daar altijd de panter, die zich nooit liet verrassen en altijd zijn blik op hen gericht had. De bocor bleef al die tijd binnen, hoewel menselijke gasten komen en gingen. Eindelijk kwam hun kans. Een flink aantal bezoekers verzamelde zich op de peristyle, de binnenplaats naast de tempel, de hounfort. Er werd een altaar ingericht, met witte lakens, kaarsen, voedsel en drank van de beste kwaliteit en allerlei symbolen die gerelateerd waren aan een heel leger van loa. De mensen praatten elkaar bij, aten en dronken wat en hier en daar werd er wat gezongen en gedrumd, maar het duurde lang voor dat er enige doelgerichtheid was te vinden. Na enige tijd zette houngan Idrissa de formele ceremoni bijna terloops in gang. Hij opende met drie gebeden aan Mawu, de oppergod en schepper, van wie alles komt. Hij bad in Langage, de taal 6/17
Le Vengeur
van de geesten, Wolof en Frans. Daarna werd aan alle grote loa eer betuigd, gerangschikt op familie en rangorde. De uren verstreken terwijl vele geesten de revue passeerden, zoals de slangengeest Damballah en zijn vrouw Aida-Wedo; Guedé, de genezer; Grans Bwa, loa van het woud; de schone Erzulie Dantor; Ogou Ferraille van het zwaard; Baron Samedi, heer van de begraafplaatsen en zijn vrouw Madame Brigitte; Dan Wédo alias Saint Louis, koning van Frankrijk en vele anderen. Aan elke loa werd een gebed opgedragen, meestal ondersteund met offers, zang en dans. De laatste was Hountor, geest van de trommels. De Maman, de grote drum, die zich tot dan toe op de achtergrond had gehouden, begon aan een doordringend ritme. Hij werd bijgevallen door de Seconde en even later ook door de kleine Cata. De deelnemers zongen en klapten in een opzwepende battérie en stuurden Idrissa de binnenplaats op, waar hij aan een ingewikkelde dans begon rondom de centrale Poteau-mitan, zwaaiend met zijn asson, zijn ratel. Hij groette de vier windstreken in het Siyale ritueel en riep de eerste loa aan: "Papa Legba, open de poort voor mij Papa Legba, open de poort voor mij Open de poort voor mij, Papa Zodat ik mag passeren, als ik terugkeer dan zal ik de loa danken!" In geestenwereld zagen de Wreker en Fa'imsh hoe een oude man daarop zijn opwachting maakte. Hij was klein en armoedig gekleed en leunde zwaar op een wandelstok. De Wreker ging op hem af. "Beste man, wij moeten spreken met die bocor daar. Laat ons binnen!" "U bent niet uitgenodigd," zei de oude. "Gaat heen." "Ik moet naar binnen!" De kreupele liet zich niet vermurwen en de Wreker, kwaad geworden, probeerde hem opzij te duwen. Maar het oudje bleek ondanks zijn iele uiterlijk zo sterk als een reus en hield de dode met gemak van zich af. "Zonder uitnodiging komt u niet binnen," herhaalde hij. "Hoe kom ik daar aan?" verzuchtte de Wreker. "Hmpf. Vraag dat maar aan de andere loa." D e ceremoni ging verder. Andere dansers hadden de plaats van de houngan ingenomen, die nu nieuwe geesten begon aan te roepen. Eén voor één maakten ze hun opwachting. Sommigen namen bezit van een danser, deden zich tegoed aan voedsel en drank en gaven raad aan de mensen. De Wreker vroeg aan elk of zij hem binnen konden laten, maar allemaal wezen ze hem af. Ogou Tonnerre lachte hem uit met een stem die zo luid was als de donder; Erzulie La Sirène keurde hem geen blik waardig en Aida-Wedo durfde hij niet eens te benaderen. Toch waren er veel mogelijkheden. Eerst kwamen alle Rada loa, de koele Afrikaanse geesten en daarna de kleinere groep van Petro loa, vurig en fel. Toen daagde Baron Samedi op, aan het hoofd van de Guedés, de loa van leven en dood. Hij droeg een zwart jasje, waarboven zijn schedelig hoofd half verborgen ging achter een grote zonnebril. De Wreker, inmiddels geheel nederig geworden, smeekte ook hem om hulp. "Alstublieft heer, ik heb een uitnodiging nodig voor de ceremonie van de bocor Idrissa." "Wie is deze bedelaar?" vroeg Samedi met nasale stem aan Papa Legba. "Een verdoolde ziel, dunkt me," was het antwoord. "Wat ziet hij er wanhopig uit! Hij wil weer van het leven proeven? Misschien heeft hij tijdens zijn leven niet genoeg pleziertjes gehad en moet hij dat nu weer inhalen, haha! Goed dan, doler, je mag mijn plaats innemen. Maar handel je zaakjes snel af, want mijn familie wacht ook nog op hun beurt!" Gretig nam de Wreker het aanbod aan en de ghillan gaf instructie. "U kiest een danser uit die de band tussen zijn kleine ziel en zijn lichaam heeft verzwakt door de trance. Dan neemt u bezit van hem en hij wordt uw cheval, uw paard." De Wreker koos een deelnemer uit. Hij probeerde zich meester te maken van het lichaam, maar dat liet zich niet zomaar overheersen door een vreemde en maakte wilde bokkensprongen. "Dat is de débâtement; dat is normaal!" riep Fa'imsh. Met grote moeite kreeg de Wreker het lijf onder controle. Meteen voelde hij zich als herboren. Al zijn zintuigen keerden terug en met verrukking voelde hij de kracht van het lichaam, dat zoveel jonger was dan het zijne was geweest. Het was moe van de dans, maar nog lang niet uitgeput en hij voelde het bloed heet door zijn aderen stromen. Maar hij wist dat hij geen tijd had voor genietingen en zocht naar de bocor. Die zat inmiddels in 7/17
Le Vengeur
een grote stoel en staarde hem net als verscheidene anderen aan met een blik van verwondering. De Wreker beende op hem af. "Idrissa! Ik ben eh, Baron Samedi en ik heb een opdracht voor jou. Je moet -" De bocor sprong op. "Jij bent de baron niet! Jij bent een indringer! Commandant, k-" Maar de Wreker kwam het eerst in actie. Hij greep Idrissa beet en trok hem mee. Snel sleurde hij de man de binnenplaats over, de peristyle uit en voorbij alle beschermingen. Buiten kreeg hij steun van Fa'imsh, die hij voor het eerst met gewone mensenogen kon bekijken. De ghillan had de gedaante van een afzichtelijke mensachtige, met klauwen in plaats van handen en een hoofd als een schedel met een lap vel er overheen. De steun van zijn dienaar was maar wat welkom, want zodra de Wreker de poort door was, verloor hij zijn greep op het lichaam en gleed hij jammerend terug in de geestenwereld. Zijn cheval kwam weer tot zichzelf, zag Fa'imsh en galoppeerde gillend weg. Anderen waren komen aanrennen, een man met een forse sabel voorop. De twee geesten maakten zich op om zich te verdedigen, maar opeens deinsde de menigte terug. De Wreker en de ghillan keken verbaasd achterom en zagen dat ze gezelschap hadden gekregen van een groep andere geesten. Er was een hyena; een man wiens lichaam verteerd werd door één of andere gruwelijke huidziekte; een reus in Arabische klederdracht; een vormeloze zwartheid en een vrouw die haar hoofd onder haar arm droeg. "Dat zijn Loa die op deze man zijn afgestuurd om hem kwaad te doen," zei Fa'imsh. "Ah! Dat komt mooi uit," riep de Wreker. "Kijk goed, tovenaartje. Daar staat je dood in vele vormen, allemaal zeer onaangenaam. Ik ben de enige die ze kan tegenhouden. Maar dat doe ik alleen als je gehoorzaamheid aan mij zweert, want ik heb je diensten nodig." De Wreker had er niet bij nagedacht dat hij met zijn gastheer ook zijn stem verloren was, maar de bocor bleek hem toch te kunnen verstaan. "Een Angajan?" vroeg hij. "Ik heb weinig keus, niet? Goed, ik zweer dienstbaarheid aan u als u mijn leven redt." "Brave borst," zei de Wreker. Hij wendde zijn macht aan tegen de wraakgeesten en joeg ze weg als kleine kinderen. "Uw charge is groot, machtige loa," zei Idrissa met ontzag. "En jouw plan om die geesten tegen mij aan te wenden is ook aan diggelen. Ja, ik had je verraad al gezien; je geest is als een open boek voor mij. Je bent nu van meester gedegradeerd tot knecht." Idrissa's aura verflauwde van paars tot dof grijs. "Zo zij het. Wat verlangt mijn meester van mij?" "Een weg naar Amerika," zei de Wreker.
De oversteek "Wat bedoelt u?" vroeg de bocor. De Wreker legde het hem uit. "Dan heeft u twee dingen nodig: een porte en een clé . Een porte slaat een brug tussen twee plaatsen. Afstand doet niet ter zake; het gaat om de relatie tussen de plaatsen. Met zo'n deur kunt u in een oogwenk van A naar B reizen. Portes zijn overal, maar de moeilijkheid is om ze te vinden! Ze zijn alleen zichtbaar voor de loa en openen zich pas als u de juiste clé heeft. Het zien is geen probleem; u heeft beiden het geestenzicht. Maar kennis van portes is heel schaars. Alleen de Legba loa kennen ze en zij geven er zelden informatie over prijs. U kunt ze niet dwingen zoals u mij gedwongen heeft. De Legba zouden onze intenties al bij het oproepen bespeuren en gewoon niet verschijnen. Het is onmogelijk, heer!" De woede van de Wreker groeide zichtbaar en Idrissa's mondhoeken begonnen onrustig te trillen. "Misschien is er een porte in de haven?" opperde Fa'imsh snel. "Het equivalent van een spookschip dat ons over de zee kan varen?" "Je vergeet dat je een lichaam hebt," zei de Wreker. "Idrissa, we hebben een onstoffelijke poort nodig." De man ging snel mee op het beraadpad. "Portes zijn noch stoffelijk noch onstoffelijk. Zoals ik zei, gaat het om de relatie tussen begin- en eindpunt. In uw geval dus een relatie tussen Afrika en Amerika." "Huh! Dat zal er dan één zijn van slavernij!" riep de ghillan spottend. "Briljant, Fa'imsh!" zei de Wreker. "We hebben geen spookschip nodig, maar een slavenschip. Hmm ... de slavenhandel is al bijna twee eeuwen geleden afgeschaft." 8/17
Le Vengeur
"Wij herinneren het ons nog," zei Idrissa, met een klein randje rood om zijn aura heen. "Het eiland Gorée, oost van hier, was vroeger een vertrekpunt voor slavenschepen. Er is nu een museum." "Daar gaan we heen," zei de Wreker. Ze doorkruisten de stad en kwamen aan in de haven aan de oostkant. Het was een komen en gaan van grote vrachtschepen, met talloze kleinere vissersbootjes die daar tussendoor voeren. De haven was één en al bedrijvigheid, maar de Wreker staarde stil naar de grijsheid van het water. "Wij kunnen een schip nemen," zei Fa'imsh. "Maar hoe gaat u oversteken?" "Ik kan het eiland van hier zien. Het is zwarte plek in de nevel. Dat is genoeg als richtpunt. Zoeken jullie maar een boot, dan ga ik vooruit." Hij gleed het water op en voelde voor het eerst weer angst; bang om verloren te raken tussen de eeuwige golven van de zee. Ze trokken aan hem, maar het eiland was een donker baken en lonkte naar hem. Langzaam maar gestaag kwam hij dichterbij. Ondertussen werd het avond en de wereld om hem heen werd donker. Op het eiland verlieten de laatste toeristen het museum en met hen verbrokkelde ook de herinnering aan de gruwelen van de slavenhandel. Het aura van de trauma's verschraalde tot een dof residu en bijna raakte hij zijn oriëntatie kwijt. Maar hij was al dichtbij en klampte zich vast aan zijn verstervende richtpunt. Met een zucht van verlichting hees hij zich aan land. Het duurde even voordat hij zijn dienaren gevonden had. Ze stonden te praten op de kade in het haventje aan de oostkant. "...grote macht. Zelfs Baron Samedi boog voor hem." "Welnee, de Baron buigt voor niemand. Hij verleende hem een gunst en je weet, als die van de Baron komt, dan is er meestal een prijs aan verbonden! Maar deze keer vroeg hij niets ... Dat is verd- Pas op! Daar komt hij!" "Waarom zijn jullie me niet gaan zoeken?" vroeg de Wreker. "Ik ben bijna verdronken!" De bocor en de ghillan begonnen zich te verontschuldigen, maar werden meteen onderbroken. "Geen tijd voor praatjes. Waar is die deur?" "De porte moet in het museum zijn. Dat is dat gebouw daar." Ze liepen er op af. Het was een oud en lelijk gebouw, opgetrokken uit rode steen. Het was stil en verlaten, maar Fa'imsh en de Wreker konden de vele geesten zien de geketend in hun cellen hun reis afwachtten. Sommigen klaagden luidkeels van ellende, maar de meesten waren verzonken in doffe apathie. "Dus dit is de poort," vroeg de Wreker. "En wat is de sleutel?" "Die ken ik niet," zei Idrissa. Hij kromp weer ineen toen hij de woede van de Wreker voelde. "Maar ik kan vast wel iets bedenken!" Hij begon koortsachtig te prevelen en aan de kwastjes van zijn hoofddeksel te frunniken. "Hij is nutteloos," zei Fa'imsh. "Mag ik hem opeten, meester?" "Ik roep de politie!" riep Idrissa. Fa'imsh kraakte zijn klauwen om ze los te maken. "Haha! En wat gaan die doen? De moordenaar zal weggevlogen zijn, de getuige onzichtbaar en het lijk opgegeten. Het enige dat ze zullen vinden zijn een paar spoortjes bloed." Opeens klaarde het gezicht van de bocor op. "Bloed! Dat is het! Wij Afrikanen hebben ons bloed vergoten voor Amerika. Met een bloedoffer kunt u de poort openen!" "Hm, dat zou kunnen werken. Dan hebben we een offer nodig." "Mag ik, meester?" vroeg de ghillan. "Nee, niet ik!" riep Idrissa. Hij wierp zich aan de denkbeeldige voeten van de Wreker. "Spaar mij, meester! Ik ben uw nederige dienaar, uw gids in het rijk van de loa. Ik kan u tot groot nut zijn!" "Misschien heb je gelijk. Maar wat offeren we dan? Een geit of zoiets?" "Nee, dat zou niet werken. Het moet een neger zijn, want de poort is die van de negerslaven." Op dat moment werden ze opgeschrikt door het licht van een zaklamp. "Hé daar! Het museum is gesloten. Als u een rondleiding wilt, dan moet u morgen terug komen." "We willen geen rondleiding," zei de Wreker bij zichzelf. "We willen een uitweg. Fa'imsh, leef je uit!" D e ghillan rees op en toen de man zijn afzichtelijke gedaante zag, liet hij van schrik zijn lamp vallen. Fa'imsh sprong bovenop hem en beet hem meteen de keel door. Toen begon hij het lijk te verslinden, wild aan het vlees scheurend en gretig smakkend. De geest van de bewaker hing er stil bij, nog verlamd van schrik. Idrissa pakte zijn sleutelbos, die nat was van het bloed en maakte de deur van het museum open. De Wreker trok Fa'imsh mee en ze liepen naar binnen. Om hen heen jammerden de geesten van lang 9/17
Le Vengeur
geleden gestorven slaven om hun lot, maar het drietal negeerde hen. Ze lieten de cellen links en rechts liggen en zochten een weg naar de achterdeur, die Idrissa met een andere sleutel openmaakte.
New Orleans Ze kwamen terecht in een loods, waar goederen lagen te wachten voor transport. Er stonden duizenden kisten vol katoen, suiker, tabak en allerlei andere spullen. De opschriften waren in het Engels, niet in het Frans. Maar de Wreker merkte ook op een andere manier dat ze gereisd hadden. De wereld om hem heen voelde anders aan: jonger, dynamischer en agressiever; meer zoals hijzelf; meer als thuis. "Je hebt je nut bewezen," zei hij tegen de bocor. "Je mag blijven. Fa'imsh, kun je het spoor hier oppakken?" "Niet hier, maar op het vliegveld moet dat kunnen lukken." Ze verlieten de loods. Ondanks het tijdsverschil bleek het ook in Amerika nacht te zijn. Ze maakten gebruik van de duisternis en wandelden westwaarts, richting vliegveld. Meteen kwamen ze in het Franse Kwartier terecht, waar de stad nog lang niet sliep. Uit diverse cafés klonken flarden van blues, jazz en rock; soms melodieus, soms hard, soms bevlogen. Het riep gevoelens van heimwee op bij de Wreker, maar hij kon ze niet concretiseren tot herinneringen. Toch draalde hij en zwierf hij hij heen en weer, tot ongerustheid van zijn twee dienaren. "Meester, het vliegveld is deze kant op. Laten we voortmaken, want straks wordt het licht!" Met tegenzin gaf hij gehoor aan het verzoek en richtte zijn schreden weer westwaarts. Toen ze vroeg in de ochtend bij Louis Armstrong International aankwamen, gingen ze meteen naar de uitgang. De ghillan snoof diep en volgde de lucht alsof er geen tijd verstreken was. "Hij is met een auto weggereden, over deze weg hier. Ik kan het spoor zonder problemen volgen, maar we kunnen niet over de autoweg gaan lopen of vliegen. Bocor, kan jij autorijden?" "Natuurlijk," bromde Idrissa. "Ik kan er zelfs een voor je stelen. Maar hoe krijgen we de meester mee? Een auto gaat te snel voor hem." "Ik heb een lichaam nodig," zei die. "Als ik iemand kan bezitten, net zoals bij het ritueel in Dakar, dan kan ik ook meerijden. Idrissa, je moet iemand vinden en betoveren, zodat ik hem kan overnemen." Onnadenkend begon die weer bezwaren te maken. "Dat lukt alleen bij ingewijde hounsi, heer. Een willekeurig persoon zal zich nooit uit zijn lichaam laten verdrijven." En opnieuw deed de blik van de Wreker hem sneller nadenken. "Maar ik weet iets dat wel haalbaar is! U kunt bezit nemen van een corps cadavre en zo een zombi van hem maken. Dat is niet mogelijk als de dode fatsoenlijk begraven is, maar er zijn altijd wel geschikte slachtoffers te vinden. Laten we eens in de mortuaria gaan kijken." "Die weet ik wel te vinden!" riep Fa'imsh uit. "In een onbekende stad moet je als eerste weten waar de restaurants zijn. Het is een kwestie van gewoon op je neus afgaan." Hij leidde hen terug de stad in, naar een groot ziekenhuis. Omdat het al ochtend begon te worden en ze bang waren dat ze teveel aandacht trokken, verschuilde de groep zich in een vervallen schuurtje naast de Mississippi. Idrissa sliep wat, de Wreker wachtte ongeduldig en Fa'imsh zat in gierengedaante op uitkijk op het dak. 's Nachts hervatten ze hun gespook en benaderden het ziekenhuis. Fa'imsh, die veel ervaring had met mortuaria, wist een achteringang te vinden en het slot open te krijgen. Gretig ging hij hen voor naar binnen. Daar zag de Wreker waar Idrissa voor had gewaarschuwd, of eigenlijk zag hij het juist niet. De lichamen van mensen die waren beschermd door rituelen en zorgen van hun dierbaren waren onzichtbaar voor hem. Ze waren als de aarde, de muren en het meubilair om hem heen: dode materie zonder essentie, niet bestaand voor zijn geestesoog. Maar de lijken van mensen die nog niet volledig afscheid hadden kunnen nemen van hun Aardse bestaan waren wel te zien. Hun geest klampte zich nog aan hun lijf vast en verlichtte het als een uithangbord. "Kiest u maar uit, heer," zei de bocor. De Wreker keek even rond en maakte zijn keus. Hij dreef naar een lijk en trapte zijn bewoner er uit. Toen wrong hij zichzelf er in, als een arbeider die zich in een zwaar en nauwsluitend werkpak hijst. Weer maakte de sensatie van normale zintuigen zich van hem meester. Hij rook formaldehyde en voelde zich stijf. Moeizaam ging hij rechtop zitten, 10/17
Le Vengeur
maar de beweging was traag en houterig, alsof hij een marionet was in de handen van een onvolleerde speler. Elke beweging kostte bijna volledige concentratie. "Wha izs dit mhoeilik!" riep hij uit, met een stem die nauwelijks te verstaan was. "Dat komt omdat dit lichaam geen ti bon ange meer heeft om het te besturen. Uw gros bon ange moet nu alles zelf doen. Het is alsof u opnieuw moet leren bewegen, net als een baby. Maar geloof me, het zal later makkelijker worden." Strompelend, één been tegelijk bewegend, kwam de Wreker in beweging. "Jhe kan maaw betew glijk hebb," mopperde hij. De bende verliet het mortuarium en ging gelijk door naar de parkeerplaats. Idrissa brak een auto open, zette het alarm af en wist binnen twee minuten de motor te starten.
Negers De bewering van de ghillan dat hij geen problemen zou hebben met het spoor bleek niet te kloppen. Vaak moesten ze stoppen om hem de geur op te laten snuiven, of omkeren omdat ze de verkeerde kant waren opgereden. Het feit dat het spoor vreemd kronkelde en zelfs rondjes draaide, maakte het zoeken nog lastiger. "Ht lijk errop dat onze prooi maatreglen gnomen heeft om ons af te skudde," merkte de Wreker op. "'t zal hem niet batn; we zulle hem pakkn." Urenlang reden ze rond. "We hebben benzine nodig," zei Idrissa toen hij de meter bekeek. Hij reed een tankstation binnen en liet de tank vol gooien. Toen kwamen ze er achter dat niemand van hen geld bij zich had. De blik van pompbediende veranderde van vragend via geïrriteerd naar argwanend en hij keek eens goed naar binnen om te zien wat voor vlees hij in de kuip had. Toen hij de Wreker in het oog kreeg, wiens huid grauwer dan grijs was, vernauwden zijn ogen zich eerst, maar sperden zich toen wijd open. "Geev gaz!" riep de Wreker en ze scheurden weg. "Verdomde stervlinge! Hoe eerdr we mijn moordenaar te pakkn hebbe, hoe better." Ze hervatten hun zoektocht, maar na een paar minuten hoorden ze een sirene. Een blik in de achteruitkijkspiegel onthulde een politiewagen. "Skud hem af!" beval de Wreker. "In deze drukte?" snauwde Idrissa, die even zijn angst voor zijn baas was kwijtgeraakt. "Ik ben geestenbezweerder, geen autocoureur!" Hij deed toch zijn best, maar veroorzaakte alleen maar onrust onder zijn medeweggebruikers. Een vrachtwagenchauffeur die voor hem reed, kreeg het in de gaten en blokkeerde de doorgang door heen en weer te zwenken. Hij remde langzaam af en dwong zo ook Idrissa om vaart te minderen, terwijl de politiewagen dichterbij kwam. "Alz ze ons pakke, dan zijn we de sgaar!" zei de Wreker. "Va'imss, vlucht naar buite, maar blijv inde buurt. Idrizza, je mot ons er oit pratn." De ghillan draaide een raam open, veranderde zich in een gier en vloog naar buiten. Maar hij had nog geen snelheid. Hij werd meteen geramd door een auto achter hen en veranderde in een bloedige massa veren. Die stuiterde opzij en werd door een andere auto aangereden. Voor de verbaasde ogen van de anderen veranderde hij onmiddellijk weer terug in een gier. Deze keer wist hij van de weg af te komen en tussen de bomen te gaan vliegen. Ondertussen haalde de politiewagen hen in. Idrissa werd in de tang genomen en gedwongen om te stoppen. De Wreker ging op de achterbank liggen. Voorzichtig kwam de agent aanlopen. De bocor draaide zijn raam open en toonde een domme grijns. "Meneer, uw kenteken komt overeen met dat van een auto die kort geleden zonder te betalen is weggereden bij een tankstation. Uw rijbewijs alstublieft." "Eh, dat eb ik niet," zei Idrissa in Engels met een zwaar Frans accent. De vrachtwagenchauffeur was ook uitgestapt. "Vieze nikker!" zei hij. "Benzine jatten, hè? Leren jullie het dan nooit?" "Houd u zich er alstublieft buiten, meneer," zei de agent. Tegen Idrissa: "Wilt u alstublieft uitstappen? Houd uw handen waar ik ze kan zien." De trucker zag de Wreker liggen en schrok. "Wat is dat?!" De politieagent zag het ook en werd maakte zijn pistool los in zijn holster. Zijn stem werd scherp. 11/17
Le Vengeur
"Meneer, wilt u onmiddellijk uitstappen? Handen tegen de auto, spreid uw benen en snel! U daar, houd hem in de gaten!" Hij maakte de achterdeur open en ontfermde zich over de Wreker, die zich stil hield. De agent zag al snel dat hij een dode voor zich had en liep terug naar zijn wagen. "Centrale? Hier is wagen P14 op de 39 richting Wills Point. Heb een verdachte van benzineroof aangehouden. Het is een mannelijke neger van een jaar of veertig. Hij heeft een dode op de achterbank liggen. Mannelijk; blank; een jaar of vijftig; ongeveer zeseneenhalve voet lang." "Hé," zei de stem aan de andere kant van de lijn. "Dat zou wel eens het vermiste lijk kunnen zijn. Er is vannacht een dooie gestolen uit het mortuarium van River Oaks." Toen verloor de Wreker weer zijn geduld. Hij richtte zich op en klom uit de auto. De vrachtwagenchauffeur, een beer van een vent, deed het in zijn broek en rende toen weg, een spoor van pis achterlatend. "Het bos in, snel!" siste de Wreker tegen Idrissa. De politieagent was weer uit zijn auto gestapt en zijn blik flitste heen en weer tussen het levende lijk en de vluchtende neger, wiens kwastjes alle kanten op flapperden. "Halt!" riep de agent en toen de bocor daar geen gehoor aan gaf, begon hij te schieten. De Wreker liep wankelend op hem af. De politieman begon nu op hem te vuren, maar de kogels deerden het dode lichaam nauwelijks. Tot ontsteltenis van de andere weggebruikers greep hij het hoofd van de agent en brak met een ruk zijn nek. De menigte die had staan toekijken stoof uiteen alsof ze een exploderende bom waren. De Wreker draafde onhandig het bos in. "Bent u gek geworden?!" riep Fa'imsh. Nu zullen ze een klopjacht organiseren, met honden, helikopters, nachtkijkers en de halve politiemacht van New Orleans! Hoe moeten we daar aan ontsnappen?" "Jij verndert jezelf weer innen gier. Ik dump dit lichm, dat sowiesso waardlooz is. En jij, bocorr, gat je waarde nog es bewijz door een nieuw licham voor mij tevinde - eendje die wad enrgiekr en handebarder iz. As je saagt, dan vinde we well een mnier om ook hou uit de hande van de kitt te houdn. So niet, dan moge zeje hebbe, alz lijk - een echte dtmaal." Na deze toespraak voelde zijn tong alsof hij in een knoop was gelegd. Idrissa's ogen fonkelden en de Wreker zag zijn aura rood opvlammen, maar hij bedwong zich. "De ghillan is niet de enige die van vorm kan veranderen. Ik zal de loa aanroepen en hun sluipvaardigheid lenen. Als we op een veilige plek zijn, zal ik een nieuw lichaam voor u vinden." Haastig haalde hij wat poeder tevoorschijn en trok de juiste vévé patronen, onder het prevelen van aanroepingen. Hij trok zijn kleren uit, maar haalde eerst een dode muis uit een leren zakje, dat tot offer moest dienen. Toen maakte hij zijn eigen transformatie. En zo kwam het dat toen de politie ter plekke arriveerde, ze niets anders vond dan een ontzield lijk en een boubou mantel. Hun prooi was verdwenen in de moerassen van Louisiana, in de gedaante van een gier, een zwarte kat en een vormloze geest. Vliegend, klauterend en zwevend doorkruisten ze het moeras. Het contrast met de snelweg was groot. Daar heersten snelheid en lawaai, hier stapelden de jaren zich stil op, laag na laag. Traag stroomden de zijtakken van de Mississippi tussen de mangrovebomen door. Er hing een vage mist die niet alleen het geluid dempte, maar ook het zicht. In de geestenwereld was het ook verlaten, want dit was het rijk van alligators en vogels. "Zeg Fa'imsh," zei Idrissa, "Hoe flikte je dat kunstje op de snelweg? Ik zag hoe je tot moes gereden werd, maar daarna vloog je weg alsof er niets gebeurd was." "Domme hounsi. Weet je dan niet dat je een ghillan met één klap dood moet slaan? Een tweede heelt ons weer." "Dat zal ik onthouden, baka." "Genoeg, slaven," zei de Wreker. "Dat bekvechten doen jullie maar een andere keer. We zijn nu wel ver genoeg gevlucht, dunkt me. Idrissa, waar blijft mijn lichaam?" "Daarvoor moet ik contact zoeken met de loa. Ghillan, zoek wat voedsel voor mij. Breng van alles wat mee: insecten, zaden, visjes en dergelijke. Ik heb offers nodig voor de vogels." Hij zocht een boom uit, klom er in en begon een soort nest te bouwen. In de stam van de boom kerfde hij zijn vévés. Fa'imsh kwam terug met een lading bladeren, zaden, schelpdieren en wriemelende insecten. "De kikker heb ik opgegeten," zei hij. "Ik had honger." "Blijven jullie op afstand, anders schrikken jullie de loa af," zei de bocor. Hij begon aan een 12/17
Le Vengeur
ritueel, waarin hij de vogels aanriep in hun eigen talen. Hij verweefde zijn dwingende zang met hun geluiden en lokte ze met de voedseloffers naar zich toe. Het geheel nam uren in beslag en die tijd kwamen vogels in allerlei soorten en maten langs: kievieten, eenden, koolmeesjes, strandlopers, uilen, reigers en zelfs een grote albatros. Na afloop was Idrissa, zelf ook beïnvloed door het ritueel, vergeten dat hij een mens was en probeerde hij uit de boom weg te vliegen. Hij donderde met een harde klap in het water en moest daar half versuft weer uit gehesen worden. "De loa zeggen dat er in het zuidoosten een groot nest is waar mensen eieren uitbroeden, maar dat ze lang niet allemaal uitkomen. Daar moeten we iets van onze gading kunnen vinden." "Eieren?!" bulderde de Wreker. "Ik heb een lichaam nodig, geen ei!" "Ik weet ook niet precies wat ze er mee bedoelen," zei Idrissa. "Maar dit was het antwoord op mijn vragen aan hen en de loa liegen niet. Laten we er gaan kijken." Hij zei het zo zeker dat zelfs de Wreker inbond. Ze verlegden hun koers naar zuidoost en na enkele mijlen ploeteren voor Idrissa kwamen ze aan bij het 'nest'. Het was een droog stuk land met daar op een klein complex van gebouwen, omringd door metalen hekken met wachttorens.
Het lab "Wat is dit voor een plek?" vroeg Fa'imsh. "Er is in ieder geval genoeg vlees; ik kan het ruiken!" "Kijk eens goed met je geestesoog," zei de Wreker. "Overal dolende geesten. Sommigen zijn bang; de meesten verward; anderen waanzinnig. Het lijkt wel een gesticht. Hmm ... misschien kan ik een geesteszieke uit zijn lichaam duwen en het overnemen. Je plan lijkt te werken, Idrissa. Blijf hier, dan gaan wij naar binnen en zoeken wat kleren voor je. Fa'imsh, strek je vleugels en zoek een ingang. Ik volg je wel." D e ghillan nam weer zijn gierengedaante aan, wiekte omhoog en maakte een verkenningsvlucht boven het complex. Omdat het weer nacht was, zag niemand hem. Hij landde naast een gebouw, veranderde in een mensachtige en gluurde naar binnen. "Mensen in witte jassen en ingewikkelde apparatuur," rapporteerde hij even later. "Gadver, wat is het steriel hier." "Dit is geen gewoon gesticht," mijmerde de Wreker. "Waarom al die spullen en waarom ligt het hier in niemandsland?" Hij werd onderbroken door een zachte kreet van schrik naast hen. Een man in een soort ruimtepak kwam om de hoek en schrok zich duidelijk een ongeluk van Fa'imsh. De ghillan stortte zich meteen op de man, rukte zijn helm af en reet zijn gezicht open met een klauw. Zijn hoofd zakte slap achterover en met zijn laatste adem blies hij ook zijn geest uit. Die keek verbijsterd om zich heen, net zoals de Wreker in Afrika had gedaan. "Je hebt hem dood gemaakt!" riep de Wreker tegen Fa'imsh. Nu heb ik toch weer een ander lichaam nodig." "Zal ik dit dan maar opeten?" zei de ghillan met een vuile grijns. "Als je er voor zorgt dat er geen botje meer overblijft. Ik wil niet dat ze het lijk vinden en dat er weer heisa van komt. En trek eerst zijn pak uit; dat is voor Idrissa." "En jij daar! Je bent dood, sukkel. Tijd om terug te gaan naar je maker. Maar eerst ga je wat vragen beantwoorden. Bijvoorbeeld: Wat is dit voor oord?" Het aura van de man was veranderlijk en onduidelijk. "Ik weet het niet. Alles is zo vaag ... Waar ben ik?" "Nee, dit gebouwencomplex! Wat is dit? Beantwoord mijn vraag of ik maak gehakt van je!" "Maar ik ben dood?" Daar had de Wreker even geen antwoord op, maar hij herstelde zich prompt. "Als je niet gehoorzaamt, dan stuur ik je ziel naar de hel!" "Nee, alstublieft! Ik voerde alleen maar experimenten uit! U moet de staf hebben, zij bepalen het beleid. Ik heb niets slechts gedaan! Ik mat de groeiparameters maakte vergelijkingsstudies voor de gamma- en rho-populaties ... De mutatiecoëfficient leek te stabiliseren rond de dertigste generatie, maar was afhankelijk van het dieet. Bij te weinig Zaminsky-eiwitten stagneert de voortplanting, maar bij teveel onstaat wildgroei. Het is zaak om de juiste dosering te vinden, maar die verandert per genera-" Fai'm onderbrak hem. Met zijn vingers nog vet van zijn galgemaal, viste hij een electronisch 13/17
Le Vengeur
toegangspasje uit de zak van de man en toonde het triomfantelijk aan zijn meester. Een kwartiertje later naderde een astronautengedaante met een donker gezicht achter zijn vizier de ingang van het complex. "Identificatiekaart insteken," zei een blikken computerstem. Idrissa deed wat hem gevraagd was. "ID check ok. Welkom doctor Peszky." D e bocor wandelde naar binnen. Hij zocht een verlaten kamer op en zette een raam open. Even later landde er een gier, die meteen van vorm veranderde. Gedrieën betraden ze het laboratorium en begonnen het te verkennen. Behalve instrumenten waren er ook veel dieren. Er waren beesten uit alle biologische klassen, waarvan de meesten geagiteerd raakten toen ze de ghillan roken. De menigte begon te kraken, piepen, raspen, krijsen en andere geluiden uit te stoten, maar de indringers stoorden zich er niet aan; ze zochten mensen. Ze vonden een lift, die niet omhoog, maar omlaag ging. Een niveau lager kwamen ze uit in een gang met cellen aan weerszijden. In sommige zaten mensen, die in een hoek waren gekropen, rondjes liepen of uitgeteld op hun brits lagen. Met hun geestesoog zagen ze bij enkelen schrik, maar de meesten reageerden niet op hun aanwezigheid. "Wat een verknipt zootje," zei de Wreker. "Hier kan ik misschien wel een lichaam vinden." Een paar cellen verderop begon een vrouw te roepen. "Hé jullie daar! Jullie zijn niet van hier! Komen jullie ons bevrijden?" Ze liepen naar haar toe en zagen een jonge knappe latina in een cel met muren die waren volgetekend met planten en dieren. De vrouw wekte meteen Idrissa's nieuwsgierigheid op. Toen zag hij achter haar fraaie achterwerk een staart van een halve meter lang heen en weer kronkelen. "Dat hangt er van af," stamelde hij. "Wat kun je ons over deze plek vertellen? We zijn nog maar net komen binnenvallen, weet je." "Ik heet Curly. Als je me hier uit laat, dan vertel ik je alles over het Project." Fa'imsh kwam er tussen. "Ben je niet bang van mij?" "Waarom? Ben jij niet ook een mutant?" "Wat is een mutant?" vroeg de ghillan. "Ze heeft een scherpe geest," zei de Wreker tegen hem. "Haal haar uit die cel en laat haar ons gidsen." Op aanwijzingen van Curly bediende Fa'imsh het controlepaneel en maakte de cel open. Enthousiast sprong ze haar hok uit. "Vrijheid! Eindelijk! Lucht, leven, zonlicht!" "Vertel ons eerst over deze plek, schoonheid," zei Idrissa. "Dit is de hel," zei ze verbeten. "We zijn hier opgesloten als proefkonijnen en niemand bekommert zich om ons, want dit is allemaal staatsgeheim. En de ploerten die hier werken hebben allang geen geweten meer. Ze proberen chemische troep op ons uit en kruisen ons als laboratoriumratten. Eén van de witte jassen heeft me eens uitgelegd dat ze een middel voor onsterfelijkheid zoeken. Moet je zien wat dat opgeleverd heeft," zei ze wijzend op haar staart. "Ik vind hem wel leuk," zei Idrissa en Curly keek hem aan met een mengeling van verrassing en tederheid. "Genoeg geflirt," zei de Wreker. "Vraag haar hoe dat onderzoek vordert. Hebben ze die onsterfelijkheid al bereikt?" "Ik weet het niet zeker," antwoordde ze nadat Idrissa zijn woorden geluid had gegeven. "Hun paradepaardje is de krokodillenman, maar ik weet niet of hij het eeuwige leven heeft. Ik breng jullie naar hem toe, dan kun je het zelf zien." Ze leidde de groep verder het complex in, gebruik makend van het pasje van Idrissa. De apparatuur en experimenten werden steeds exotischer. Ze passeerden een afdeling met insecten zo groot als konijnen, een computerzaal met tientallen zoemende machines en driedimensionale projectieschermen vol abracadabra en een hal met allerlei mutanten, dood of bewusteloos, in vaten met een dikke gele vloeistof. "Iedereen ligt te slapen, dus we hebben het rijk alleen," legde Curly uit. "Werken jullie voor de Russen, of de Mafia? Het kan me niet schelen hoor, zolang jullie me hier maar uit halen. Kijk, hier woont de krokodillenman." Ze waren aangekomen bij een cel waarin een reus van een man lag te slapen op een brits. Hij was niet alleen bijna tweeënhalve meter lang, maar ook overeenkomstig breder en zwaarder. Ze maakten hem wakker en hij knipperde verwonderd met zijn ogen. Curly sprak hem aan. "Hallo Al, we gaan uitbreken. Heb je zin om mee te komen?" Maar Idrissa, op aandringen van de Wreker, kwam er tussen. "We moeten eerst weten hoe het zit 14/17
Le Vengeur
met de onsterfelijkheid." De reus had blijkbaar Curly's vraag niet begrepen en scheen te denken dat er weer een stel wetenschappers aan zijn deur stond in het kader vam een rondleiding. Met een verveelde stem begon hij zijn verhaal af te steken. "Ik ben Al, de krokodillenman. Ze noemen me zo omdat ik steeds maar blijf groeien, net als een krokodil. Er is geknutseld met mijn genen, zodat mijn cellen zich blijven delen. Als dat verkeerd gaat, dan krijg je kanker, maar als het goed gedaan wordt dan blijf je groeien tot aan je dood. De staf probeert momenteel mijn groei te versnellen om uit te vinden of er een limiet aan mijn grootte en leeftijd zit, maar de versnelling is beperkt. De huidige consensus is dat ik onder normale omstandigheden zo'n vijfhonderd jaar oud kan worden." "Perfect!" riep de Wreker uit. "Die moeten we hebben. Idrissa, assisteer met het losweken van zijn geest. Hij moet mijn permanente - hoe noem je het ook al weer? - paard worden." "Ok," zei Idrissa en begon voorbereidingen te treffen voor zijn magie. "Wat gaan jullie doen?" vroeg Curly. "Waarom gebruik je het pasje niet?" "Hier zijn andere methoden nodig," zei Fa'imsh. "Opzij, sterveling." De bocor krijtte allerlei symbolen rondom de cel en begon te zingen en te dansen, zachtjes, om geen bewakers te alarmeren. Hij incanteerde in het Wolof, onverstaanbaar voor de mutanten maar wel voor de geesten die zijn intenties konden horen. "Van de ene cel naar de andere, van het leven naar de dood! Ketens van vlees, ketens van duister, ketens van blindheid. Weg van het licht, dwalen tot in de eeuwigheid. Ontsnappen is niet mogelijk, de Baron houdt de deur gesloten!" De Wreker zag hoe de geest van de krokodillenman ingesnoerd werd. Een klein deel spartelde hulpeloos, terwijl de grotere helft wit werd van ontzetting. Hij voegde zijn eigen kracht toe aan de splitsing, maar toen begon Al te tegenwerken. "Ik wil er uit!" kreette de reus en begon in de fysieke wereld met zijn grote handen aan de tralies van zijn cel te rukken, terwijl zijn geest zich in allerlei vreemde vormen wrong, als ballon met water waarin wordt geknepen. Na een heftige worsteling scheurde de Wreker hem in tweeën en stootte de grotere helft verachtelijk uit. Triomfantelijk installeerde hij zich in het lichaam en haakte het restant van Al's geest onder zich. Opnieuw genoot hij van de terugkeer van zijn fysieke zintuigen. Ondertussen had Curly de gebeurtenissen met stijgende ontzetting aangezien. Ze had geprobeerd te vluchten, maar Fa'imsh had haar gegrepen en leek nu te twijfelen welk deel van haar hij eerst ging opeten. De Wreker zag haar kronkelen in doodsangst en dat vervulde hem opeens van een wild verlangen. "Doe haar niets!" riep hij met een stem als een eikenboom. "Breng haar hier. Ik wil haar vlees proeven." "Eet u nu ook al ...?" vroeg de ghillan, maar Idrissa had de zaak beter begrepen. "Baas, u gaat toch niet? Moeten we hier ondertussen niet weg? Er kunnen bewakers langskomen, en eh ..." Maar de Wreker lette niet op hen. Hij trok de mutante naar zich toe, rukte haar kleren van haar lijf en verkrachtte haar ter plekke. Met enige moeite, want ook zijn geslachtsdeel was groter uitgevoerd en paste maar net. Curly keek de hele tijd smekend naar Idrissa, terwijl de reus van achteren op haar in ramde. Toen hij klaar was, wilde Fa'imsh zijn beurt hebben, maar de Wreker duwde hem weg. "Dat was goed! Dat heb ik lang niet meer gevoeld. Zij gaat mee naar boven; we gaan het spoor weer oppakken." Het gezelschap, nu met zijn vieren, ging de weg terug, Curly in een slecht passende laboratoriumjas. Maar vlak voordat ze bij de lift aankwamen, ging er een alarm af. "We zijn verloren!" riep Curly. "Zometeen krioelt het hier van de soldaten. Die jongens zijn bang van alles wat hier zit. Ze zullen er maar al te graag op los knallen." De wreker was nog in een roes van zintuigelijkheid en voelde zich onoverwinnelijk. "We verrassen ze," zei hij. "Ik heb mijn kracht, Fa'imsh zijn gedrochtengestalte en Idrissa kan nog wel wat toveren. We verslaan ze voordat ze weten wat ze overvalt." "Meester, ik moet u waarschuwen," zei Fa'imsh. Dit zijn getrainde soldaten en ze schieten met scherp. Ze doden uw nieuwe lichaam en dat van ons ook en dan zijn we nog verder van huis." "Nee!" riep Curly. "Ik was bijna ontsnapt! Terug naar mijn huis, naar mijn dieren!" De Wreker draaide zich om om haar het zwijgen op te leggen, maar Idrissa had een ingeving. "Die tekeningen in je cel, zijn dat tekeningen van jouw huis en je dieren?" "Ja, natuurlijk," antwoordde Curly verbaasd. "Terug naar haar cel!" kreet de bocor. "We gaan dit oord via een achterdeur verlaten." 15/17
Le Vengeur
Ze volgden hem naar de cel, waar hij onmiddellijk voorbereidingen begon te treffen voor een nieuw ritueel. "Ook dit is een porte," legde hij uit. "Rechtstreeks naar het huis van Curly. Kom hier, meisje, jij bent de sleutel. Houd mijn handen vast en zeg me na: Bij de loa van de wegen, de loa van het woud, ..." De twee raakten gaandeweg steeds inniger verstrengeld. Een beetje te innig naar de smaak van de Wreker, die zijn ijzeren geest tegen die van Idrissa drukte. Haastig maakte die het ritueel af en draaide zich om naar de celdeur. Die was veranderd van een traliehek in een doodgewone houten deur met afbladderende verf. Hij opende hem triomfantelijk en ze stapten naar buiten op een klein erf.
Showdown Curly was dolgelukkig dat ze weer thuis was, maar het pand bleek verlaten en vervallen. Er waren geen dieren meer, behalve insekten die her en der intrek hadden genomen. De Wreker bespeurde nog een vaag aura van vreugde en vrijheid, maar dat was al lang geleden vervaagd. "Mijn dieren ..." treurde Curly. "Het is al minstens twee jaar geleden. Wat is er van ze geworden? Zouden ze meegenomen zijn naar een asiel?" De Wreker werd al weer ongeduldig. "We hebben geen tijd voor een paar stomme beesten. We moeten terug naar de snelweg, achter mijn moordenaar aan. Maar dit keer moeten we minder in de gaten lopen." "Dat busje daar lijkt wel geschikt," zei Fa'imsh. "Het is groot genoeg voor uw lijf en er zitten gordijntjes in om ons aan het zicht te onttrekken. En ik heb ook een spaarpotje met geld gevonden. Dat was slecht verborgen, zeg." Curly wist haar blik neutraal te houden en zei niets, maar haar geest was felrood. Het busje was oud en gammel, maar de bocor verrichte een klein wonder door de motor weer leven in te blazen. "Het is beter als we hier een tijdje rust houden," zei hij tegen de Wreker. "We hebben rust nodig en u ook. Luister maar naar uw lichaam." "Een paar uurtjes en dan gaan we weer verder," bromde die. Hij nam Curly's bed, dat groot genoeg was voor twee, in zijn eentje in beslag en begon al snel luid te snurken. Idrissa en Curly lagen samen aan de andere kant van de kamer. "We kunnen nu ontsnappen, jij en ik samen," zei de vrouw, terwijl ze haar staart om de tovenaar heen wikkelde. "We maken geen kans," was het antwoord. "Die lijkenvreter slaapt niet en hij kan ons spoor gemakkelijk volgen. Je bent nu slaaf van die reus, of je het leuk vindt of niet." Zo lagen ze samen in het duister, zonder te slapen. De Wreker deed iets wat hij al lang niet meer gedaan had: dromen. Maar dit was geen gewoon dromen, zwevend van de ene associatie naar de andere. Hij was maar met één ding bezig: zijn moordenaar nazetten. De ander leek bekend, maar zijn precieze uiterlijk bleef vaag. Hij zat hem voortdurend op de hielen, maar kon hem steeds net niet inhalen. Uiteindelijk, toen hij hem bijna te pakken had, schrok hij wakker. "Tijd om te gaan," zei hij tegen de anderen. Ze klommen in het busje en stuurden terug naar de bewoonde wereld. Curly woonde een eindje ten noorden van Lake Lery en in minder dan een uur waren ze terug op de plek waar ze de snelweg 39 hadden verlaten. Dit keer reed Idrissa zo langzaam mogelijk, om Fa'imsh de gelegenheid te geven het spoor te blijven volgen. Dat kronkelde als voorheen en voerde hen uren lang door de moerassen rond New Orleans. Uiteindelijk, 's avonds, leidde het terug de stad in, naar een huis in Marrero. Het was een oud gebouw met overal speelse ornamenten aan de gevel, helemaal rood geschilderd. "Het spoor gaat hier vele malen naartoe en vandaan, baas," zei Fa'imsh. "Het gaat moeilijk worden om alles te volgen." "Dat is niet nodig," zei de Wreker. "Dit is zijn huis. Ik kan het voelen; ik weet het zeker. Zo te zien is er niemand thuis. Idrissa, stap uit en open de deur." D e bocor rommelde met het slot en had de deur binnen een halve minuut open. Hij seinde de anderen en ze glipten snel naar binnen. De bende doorzocht nieuwsgierig het huis. Ze troffen een grote boekenkast aan, die de hele westwand van de woonkamer besloeg en nog een kleine dependance had in de studeerkamer. Naast een paar honderd romans stonden er ook vele 16/17
Le Vengeur
geschiedkundige werken en antropologische vakliteratuur. Er waren vele typisch Afrikaanse souvenirs, zoals houten maskers, trommels, talismans en dergelijke, plus ongewone zaken zoals een kaars in de vorm van een dwerg die niet van gewoon kaarsenvet gemaakt was, een ivoren sieraad in de vorm van ean klauw en oude donkere perkamentrollen. "De bewoner van dit huis is een grande savant," riep Idrissa. "Kijk, wat een prachtige kaart van Dakar! Ik kan zelfs mijn huis aanwijzen." "Maar savant van wat?" vroeg Curly. Ze had een kastdeur opengetrokken en daarachter bleek een voodoo-altaar verborgen. Ze pakte een stel brieven die op de speer van een jagersbeeldje waren gespietst. Ze waren allemaal afkomstig van het West Jefferson Medical Center. Curly las ze oppervlakkig door en deed een ontdekking. "Deze man lijdt aan kanker ..." "Er komt iemand aan!" riep Fa'imsh opeens. Ze zagen hoe buiten een auto stopte. "Snel, verberg je!" zei de Wreker en ze doken weg achter het meubilair. Er klonken voetstappen op het pad en in de gang en toen liep een man de huiskamer binnen. De Wreker was naast de deur gaan staan, want hij was te groot om zich achter stoelen of banken te verbergen. Hij greep meteen de man in zijn lurven. Fa'imsh kwam tevoorschijn, snoof aan hem en knikte veelbetekenend tegen zijn meester. "Jij!" riep de Wreker. "Jij hebt mij vermoord! Ik ben het zwarte water overgestoken om jou te vinden en nu heb ik je. Bereid je voor om te sterven!" "Wat? Wie?" stamelde de huiseigenaar. Toen trok hij wit weg. "Jij bent het! Bij de voorouders, alsjeblieft, doe dit niet! Je verdoemt -" "Zwijg!" beval de Wreker. "Niets zal mij weerhouden!" Hij sleepte de man naar de achtertuin en hield hem in bedwang. Idrissa rukte een waslijn los en knoopte die om de nek van de man. Het dessounin begon. De neger maakte de lasso goed vast en kneep zelfs zijn keel al een beetje dicht. Angst nam hem in zijn greep, maar hij gaf geen krimp; er was geen weg terug. De reus wierp het touw over de scharnier van een schommel die in de tuin stond en hees zijn slachtoffer op, met een blik van woeste vreugde op zijn gezicht. De pijn en paniek waren intens, maar al snel verlamden zijn zenuwen en zakte het gevoel weg. Hij kreeg een sensatie van euforie. De extatische Wreker zag het lichaam van de gehangene spartelen en een doodserectie krijgen. Voor zijn geestenzicht zag hij de ziel van de ander verscheidene malen van kleur verschieten. Baron Samedi verscheen ten tonele. "Ah, sterfelijke, wij hebben een angajan, niet? Het is tijd om mijn bijdrage te leveren. Ik zal je gros bon ange scheiden van de rest. Hier moet geweld gebruikt worden; misschien dat er wat scheurt!" De geest van de stervende kreeg vorm, een vage massa rode begerigheid, die twee armen uitstrekte en aan de Wreker begon te trekken. Verbaasd merkte die dat hij, voor de eerste sinds zijn ontwaken in Afrika, geen weerstand kon bieden. De heer scheurde het rottende deel van zijn geest uit hem weg en wierp het achteloos terzijde voor de gieren. "Nu ben je genezen. Sterker nog, je bent onsterfelijk!" zei hij met een duivelse grijns. "Maar denk erom, niets is gratis!" Het lichaam aan de strop viel stil. De ander trok de Wreker in zich, of hij in hem - hij wist het niet meer. Toen was hij weer compleet, maar verward, alsof hij in een droom geleefd had. Weg was de doelbewustheid, terug waren onzekerheid en angst. De anderen voelden het ook. Het was alsof de druk van zijn zware hand opeens van hen afgenomen werd. Fa'imsh reageerde als eerste. "Zo, meestertje," zei de ghillan. "Het spel is uitgespeeld. Nu heb ik honger!" Hij sloeg zijn klauwen in het lichaam van de reus en reet hem open. De Wreker voelde hoe zijn geest wederom van zijn lichaam gescheiden werd, maar nu onderging hij het lijdzaam, niet in staat om te handelen. Vol plezier stortte Fa'imsh zich op het lijk en begon te gulzig op te eten. "Dit is nog niet klaar," zei de bocor. "Het corps cadavre is dood, maar de gros bon ange dwaalt nog." Snel haalde hij een wit flesje tevoorschijn en begon een gehaast maar compleet boule zen ritueel. In naam van de guedés ving hij de gedesoriënteerde geest in een wit flesje en verbrandde dat met de papieren die Curly had gevonden. Gillend vluchtte de donkere geest de wereld uit. "Nu is hij werkelijk dood," verklaarde Idrissa, zijn gezicht ontspannen. Maar Curly liep naar de dode reus, liet haar hand over het lichaam gaan en voelde toen aan haar buik. "Onsterfelijken sterven niet," zei ze. 17/17