SKYLINK draadloze huisalarmcentrale
Art. Nr. 360.003
Gebruiksaanwijzing NL
NL Algemene beschrijving Deze Skylink draadloze alarmcentrale maakt het mogelijk uw woning op een optimale en gebruiksvriendelijke manier te beveiligen. De centrale unit is voorzien van moderne elektronica en kan gemakkelijk geprogrammeerd worden. De signaaloverdracht van de sensors naar de centrale geschiedt door middel van hoogfrequente radiogolven waarbij een veiligheidscodering wordt toegepast. Deze steeds gevarieerde codering zorgt er voor dat de centrale eenheid alleen op de signalen van de bijbehorende sensors reageert. Door dit moderne systeem vervalt de aanleg van bedrading en kan ook na plaatsing de installatie eenvoudig worden uitgebreid of gewijzigd. LEVERINGSOMVANG Deze Skylink alarmcentrale wordt standaard geleverd met:
Centrale bedieningseenheid, met antenne, netadapter en 9 volt batterij. Twee sets deur/raamcontacten met zendunit, compleet met batterijen. Infrarood bewegingsdetector, compleet met 9 volt batterij. Draadloze afstandsbediening, inclusief speciale 12 volt batterij. Montagemateriaal, installatiehandleiding/gebruiksaanwijzing.
N.B. In deze gebruiksaanwijzing wordt voor de duidelijkheid een aantal malen verwezen naar afbeeldingen in de meegeleverde Engelse handleiding.
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING Hoofdstuk 1 Bekijk uw woning uit het oogpunt van beveiliging, waar plaatst u de alarmcontacten en de bewegingsdetector, waar de centrale bedieningseenheid en hoe moeten deze onderdelen na installatie getest worden op goede en betrouwbare werking. Hoofdstuk 2 In dit hoofdstuk wordt de werking van de centrale bedieningseenheid beschreven. Hoofdstuk 3 Basisprogrammering, aan- en uitzetten van het gehele systeem, het gebruik van de afstandsbediening. Het instellen van een eerste en tweede PIN-code. Hoofdstuk 4 Uitgebreide programmering, verdeling van de gebruikte sensors en alarmcontacten in groepen. Het instellen van verschillende alarmeringen. Overzicht van de reeds door de fabrikant ingestelde alarmeringen. Het uitbreiden van de installatie met extra contacten en sensors. Hoofdstuk 5 Een overzicht van de voorgeprogrammeerde alarmeringen, werking paniekknop. Hoofdstuk 6 Het vervangen van de batterijen.
HOOFDSTUK 1 BEKIJK UW WONING Voorafgaand aan de installatie van uw Skylink alarmsysteem is het aan te bevelen nauwkeurig na te gaan waar de raam/deurcontacten en de bewegingssensor geplaatst moeten worden om een zo goed mogelijk beveiliging te verkrijgen. Het is mogelijk dat er meer dan de geleverde twee raam/deurcontacten nodig zijn. Deze sensors zijn als losse accessoires apart verkrijgbaar. (zie laatste blad van deze handleiding) Voor de beveiliging van ramen en deuren zijn de contactsensors geschikt, de bewegingsdetector kan door de grote reikwijdte gebruikt worden voor beveiliging van een ruimte, een gang of een trappenhuis. Waardevolle objecten zoals schilderijen kunnen apart beveiligd worden door een bewegingsdetector er rechtstreeks op uit te richten. (zie s.v.p. ook de tekening op pagina 3 van de Engelse handleiding). INSTALLATIE De overdracht van de signalen gebeurt met radiogolven. Het bereik is ca. 30 meter afhankelijk van de omstandigheden. Een grotere afstand tussen de deur/raamcontacten/sensors en de centrale eenheid is niet mogelijk. Na het bepalen van de juiste plaats voor de diverse onderdelen kunnen deze met behulp van het meegeleverde montagemateriaal worden bevestigd. Er is voorzien in boormallen, tweezijdig kleefband voor tijdelijke montage en muurpluggen met bijpassende schroeven. Plaats de centrale bedieningseenheid bij een stopcontact dicht in de buurt van de toegangsdeur. Open de behuizing van de centrale door de twee sluitlippen aan de bovenzijde in te drukken. (zie afb. op pagina 6 van de Engelse handleiding) Steek het snoer van de netadapter met de contactplug door de opening in de achterkant van de centrale en steek de plug in de connector op de printplaat. Plaats de adapter nog niet in het stopcontact. Draai daarna de antenne naar buiten en plaats de meegeleverde 9 volt alkaline batterij. Schroef de centrale vast met de meegeleverde schroeven (zie pag. 7 van de Engelse handleiding) en plaats het deksel van de centrale weer terug. Steek de netadapter in het stopcontact, de rode indicatieled en de toetsverlichting moeten nu gaan branden. Hierna worden de deur/raamcontacten gemonteerd. Het magneetcontact (die met de draden) komt op het raam- of deurkozijn, de magneet wordt op de raamsponning of de deur vastgezet. Schakelaar en magneet moeten recht tegenover elkaar worden gemonteerd en de onderlinge afstand mag niet meer dan 10 mm bedragen. Gebruik zonodig de meegeleverde afstandstukjes om een en ander goed passend te krijgen. De bijbehorende zendunit wordt in de nabijheid op de muur of het kozijn vastgeschroefd. Het installeren van de bewegingssensor dient zorgvuldig te gebeuren om valse alarmeringen te voorkomen. Deze gevoelige sensor detecteert bewegingen tot op een afstand van 13 meter in een waarnemingshoek van 120 graden. (zie afb. op pagina 8 van de Engelse handleiding). Monteer de sensor op een hoogte van ca. 2 meter en richt deze in een hoek van ca. 12 graden naar beneden voor een optimale werking. Plaats de meegeleverde 9 volt alkaline batterij in de sensor achter het klepje op de achterzijde en schroef de sensor vast. U kunt nu gaan testen of de bewegingssensor het juiste gebied bestrijkt. Zet de schakelaar op de zijkant van de sensor in de stand [ TEST ] en laat de sensor een minuut opwarmen. Loop nu in het te bewaken gebied heen en weer. De rode LED op de sensor moet gaan branden. Na detectie van een beweging duurt het minimaal 8 seconden voordat de sensor opnieuw reageert. Stel de richting van de sensor zonodig bij voor het juiste detectiebereik. Houd er rekening mee dat de sensor ook gevoelig is voor bewegende warme lucht, een verwarmingsradiator of een andere hittebron kunnen een alarm doen afgaan. De bewegingssensor is voorzien van een nieuw elektronisch systeem om valse alarmeringen zoveel mogelijk te voorkomen. Dit PULSE COUNT systeem houdt in dat er twee bewegingen achtereen moeten worden waargenomen voordat de sensor een signaal naar de centrale eenheid doorstuurt. U kunt deze, standaard ingestelde, beveiliging uitschakelen (niet aanbevolen) door de jumper in het batterijvak van de sensor naar de twee rechtse contactpunten te verplaatsen. (zie s.v.p. de afbeelding op pag. 9 van de Engelse handleiding)
TESTEN VAN DE ALARMINSTALLATIE Voor het testen van de raam/deurcontacten en de bewegingssensor wordt eerst het geluidssignaal van de centrale eenheid op CHIME (gong) ingesteld aangezien het echte alarmsignaal zeer sterk is en bij het testen overlast kan veroorzaken. Dit gaat als volgt: Toets de bij aflevering standaard ingestelde MPIN code in. Dit is 0, 0, 0 (verderop wordt beschreven hoe u deze code kunt wijzigen) toets vervolgens [ A ] en daarna [ # ] (hekje). De rode ARM LED en de groene LED’s gaan branden. De deur/raamcontacten geven hun signalen af aan zone 1 en de bewegingssensor aan zone 2. Test de deur/raamcontacten door deuren of ramen te openen. De centrale moet dan een gongsignaal laten horen en de groene LED van zone 1 knippert. Zet de schakelaar op de zijkant van de bewegingssensor op de stand [ ON ] en laat deze 1 minuut opwarmen. Loop nu in het door de sensor bestreken gebied. Zodra een beweging wordt waargenomen geeft de centrale een tweetonig gongsignaal en de LED van zone 2 knippert. Na detectie van een beweging duurt het ca. 20 seconden voordat de bewegingssensor weer een signaal kan afgeven. Het verdient aanbeveling te testen of eventuele huisdieren door de bewegingssensor worden waargenomen.
HOOFDSTUK 2 Lichtsignalen van de centrale eenheid. ACPWR lampje aan:
het systeem werkt op 220 V~ lichtnetspanning.
ACPWR lampje uit:
geen netspanning aanwezig.
LOBATT lampje uit:
het systeem werkt op de interne 9 volt batterij.
LOBATT lampje flitst:
vervang de 9 volt batterij. (gebruik alleen alkaline batterijen!)
ARM lampje uit:
het alarmsysteem is uitgeschakeld.
ARM lampje aan:
het systeem is ingeschakeld. (op scherp gezet)
Toetsenbord verlichting:
altijd aan wanneer het systeem werkt op netspanning, wanneer het systeem werkt op de interne batterij dan brandt de verlichting slechts gedurende 8 seconden na een toetsaanslag.
Groene LED’s boven #1-4:
aan wanneer ingesteld op een gongsignaal als alarmsignaal.
Rode LED’s onder #1-4 aan: het systeem geeft direct alarm na binnenkomen van een signaal van een van de contacten of de bewegingssensor. Groene en rode LED’s aan:
vertraagd alarm na 30 seconden, wordt gebruikt om na het betreden van de woning het systeem uit te kunnen schakelen met de MPIN code. (DELAY ENTRY MODE)
Groene en rode LED’s flitsen: deze LED’s flitsen 45 seconden, gedurende deze tijd reageert het systeem niet op de signalen van de contacten of sensor. Wordt gebruikt bij het verlaten van de woning. Na verstrijken van de 45 seconden vertragingstijd wordt het systeem automatisch op scherp gezet. Ook wordt dan de binnenkomstvertraging van 30 seconden geactiveerd.
Geluidssignalen van de centrale eenheid. Drie korte pieptonen:
u heeft bij het intoetsen een fout gemaakt, begin opnieuw.
Een lange pieptoon:
de ingetoetste opdracht is juist en correct opgeslagen.
Korte pieptoon:
bevestiging van een juiste toetsaanslag
Tweetonige gong:
het systeem is ingesteld op het gongsignaal als alarmsignaal.
Sirene (3 minuten!):
ALARM! De sirene is als extra accessoire verkrijgbaar.
Korte piepjes (30 sec.):
het systeem is geactiveerd, u heeft 30 seconden tijd om uit te schakelen met de MPIN code. (na betreden van de woning b.v.)
Tweetonige piep:
na 45 seconden wordt het systeem automatisch op scherp gezet, wordt gebruikt bij het verlaten van het pand. (EXIT DELAY)
Wordt er tijdens het programmeren van het systeem een fout gemaakt, dan zijn er drie korte pieptonen hoorbaar. Begin dan opnieuw met intoetsen vanaf het begin. Maakt u tijdens het programmeren een fout of bent u de volgorde kwijt, toets dan [ * ](sterretje) tot het systeem drie korte pieptonen laat horen. Het geheugen is dan schoongemaakt. (gereset) Begin opnieuw met intoetsen. N.B.! Valt ertussen twee toetsaanslagen tijdens het programmeren een pauze van meer dan 8 seconden, dan reset het systeem zichzelf en moet er opnieuw begonnen worden met het invoeren.
HOOFDSTUK 3 Basisprogrammering van het systeem, meer uitgebreide programmeermogelijkheden worden toegelicht in Hoofdstuk 4. Het alarmsysteem kan in- en uitgeschakeld worden vanaf het toetsenbord op de centrale eenheid of door middel van de meegeleverde afstandsbediening. Er zijn verschillende alarminstellingen mogelijk, hierna worden een aantal bruikbare voorbeelden gegeven. Optie 1: inschakelen van het alarmsysteem bij vertrek als laatste persoon uit de woning. Toets de MPIN code [ 0, 0, 0]. ( bij aflevering staat deze op 0,0,0, zie verderop in dit hoofdstuk voor het aanpassen van de MPIN code aan uw eigen veilige voorkeur) Toets [ B ] daarna [ C ]. Er is een lange pieptoon hoorbaar, de rode ARM LED en de rode LED’s in zone 3 en 4 gaan continue branden. De rode en groene LED’s in zone 1 en 2 knipperen snel gedurende 45 seconden. Gedurende deze tijd kunt u het pand verlaten. Na 45 seconden branden de rode en groene LED’s in zone 1 en 2 continue en staat het systeem op scherp. Na het betreden van het pand via zone 1 of 2 heeft u 30 seconden de tijd om het alarmsysteem uit te schakelen. N.B! Zijn er contacten of sensors aangesloten op zone 3 en 4 dan geldt deze 30 seconden vertraging NIET. Activering van deze sensors geeft onmiddellijk een alarm. Optie 2: u vertrekt, maar er blijft iemand thuis die binnen blijft. Toets de MPIN code [ 0, 0, 0 ], toets [ C ]. Er is een lange pieptoon hoorbaar. De rode ARM LED en de rode LED’s van zone 3 en 4 gaan aan. Eventuele sensors in deze zones geven dus altijd direct alarm. De rode en groene LED van zone 1 knipperen gedurende 45 seconden, u kunt nu het pand verlaten. Na afloop van de vertragingstijd wordt het systeem automatisch op scherp gezet waarbij de bewegingssensor in zone 2 uitgeschakeld blijft. De persoon die thuis blijft kan zich dus gewoon verplaatsen zonder dat het alarm afgaat. Na terugkomst heeft u 30 seconden de tijd om het alarmsysteem uit te schakelen nadat de deur is geopend.
Optie 3: nachtinstelling, niemand vertrekt of komt thuis. Toets de MPIN code [ 0, 0, 0 ], toets [ A ], dan [ B ]. De rode ARM LED en de rode LED’s in de zones 1, 3 en 4 gaan aan. Alle zones worden zonder tijdvertraging geactiveerd, behalve zone 2 met de bewegingssensor, deze blijft uitgeschakeld zodat men zich vrij door het huis kan bewegen. UITSCHAKELEN VAN HET ALARMSYSTEEM MET HET TOETSENBORD Toets de geldige MPIN code, toets daarna [ # ] (hekje). Alle LED’s behalve de ACPWR LED gaan uit. N.B! drukt u deze toetscombinatie in terwijl het systeem reeds was uitgeschakeld, dan valt het systeem automatisch terug op de laatste gebruikte instelling. Toets nogmaals de MPIN code en [ # ] om definitief uit te schakelen. BEDIENING DOOR MIDDEL VAN DE AFSTANDSBEDIENING De handige afstandsbediening past door zijn kleine formaat gemakkelijk aan een sleutelbos. De reikwijdte van de signalen bedraagt ca. 30 meter, afhankelijk van de omstandigheden. Er is voorzien in een zogenaamde paniek druktoets. Wanneer deze wordt ingedrukt gaat het alarmsignaal zonder vertraging af. Inschakelen (op scherp zetten) van het systeem met de afstandsbediening kan op twee manieren. Druk op toets 1 (zie afb. pag. 14) en het alarmsysteem wordt ingeschakeld volgens de eerder beschreven optie 1. (u vertrekt als laatste), wanneer toets 2 wordt ingedrukt, dan wordt het systeem ingeschakeld volgens optie 2 ( er blijft iemand thuis ). Uitschakelen van het systeem: druk op toets 3, ook kunt u met een druk op deze toets de sirene uitschakelen. Paniekknop Zowel op de afstandsbediening (de grote rode toets) als op de centrale eenheid (de rode toets op het toetsenbordje) bevindt zich een paniekknop. Door op een van deze toetsen te drukken wordt de sirene direct ingeschakeld. Dit ongeacht de instelling van de centrale eenheid, zelfs wanneer deze is uitgeschakeld. Uiteraard moet de netspanning of de interne batterij wel aanwezig zijn. WIJZIGEN PINCODE Alle opdrachten worden voorafgegaan door het intoetsen van de primaire of secundaire PIN code. Bij aflevering staat de primaire MPIN ( master pincode) ingesteld op 0, 0, 0. Het is aan te bevelen deze gemakkelijke code snel te veranderen. Wijzigen van deze code gaat als volgt: Toets de geldige code (de eerste keer dus 0, 0, 0), toets [ * ] (sterretje), toets [ 0 ], toets [ * ], toets de nieuwe PIN code van minimaal 3 cijfers, toets [ * ]. Wanneer het systeem de nieuwe PIN code accepteert dan wordt dit aangegeven door een lange pieptoon. Hoort u drie korte piepjes dan is er iets fout gegaan en moet u opnieuw beginnen. FOUTE PINCODE Wordt er een foute pincode ingetoetst dan gaat na de vierde foute poging de alarmsirene af. PINCODE VERGETEN? Het kan gebeuren dat u de pincode niet meer weet. Schakel het systeem uit door middel van de afstandsbediening. Open de centrale eenheid, verwijder de voedingsplug van de netadapter uit de connector op de printplaat en de interne batterij. De PIN code wordt daardoor gereset op 0, 0, 0. Plaats de connector en de batterij weer terug en sluit de behuizing van de centrale eenheid. N.B! Is het systeem ingeschakeld (op scherp) dan is de centrale eenheid beveiligd. Wordt de behuizing geopend of vernield dan gaat het alarm zonder tijdvertraging af.
SECUNDAIRE PINCODE Het is mogelijk tot drie verschillende secundaire pincodes (SPIN) in te stellen. Met deze secundaire pincodes kan het alarmsysteem aan- en uitgezet worden, maar er kan niet mee geprogrammeerd worden. Programmeren is voorbehouden aan de primaire (MASTER) pincode.
Deze SPIN code mogelijkheid kan gebruikt worden voor het toelaten van tijdelijke bezoekers, bijvoorbeeld de babysitter, de interieurverzorger of een reparateur. De SPIN code kan gemakkelijk weer verwijderde worden. INSTELLEN SPIN CODE Toets de MPIN code in, toets [ * ] (sterretje), toets het volgnummer van de SPIN code (1, 2 of 3), toets weer [ * ], daarna gevolgd door de nieuwe SPIN code van minimaal 3 cijfers en sluit af door weer een hekje [ * ] in te toetsen. Wordt de SPIN code geaccepteerd door het systeem dan hoort u een lange pieptoon. Hoort u drie korte piepjes dan is er iets fout gegaan en moet u opnieuw beginnen. VERWIJDEREN SPINCODE Toets de MPIN (primaire pincode), toets [ * ] (sterretje), toets het volgnummer van de te verwijderen SPIN code (1, 2 of 3) en toets twee maal [ * ]. Er klinkt een lange pieptoon ter bevestiging.
HOOFDSTUK 4 UITGEBREIDE PROGRAMMERING, TOEVOEGEN VAN EXTRA SENSORS OF CONTACTEN. In de voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe u de voorgeprogrammeerde alarminstellingen van het systeem kunt activeren en hoe u het systeem kunt bedienen door middel van het toetsenbord op de centrale eenheid of door middel van de afstandsbediening. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u bepaalde sensors of contacten naar een andere zone kunt verplaatsen en hoe u vertraagde of directe alarmering kunt instellen. Tevens wordt beschreven hoe later aangeschafte extra contacten of sensors aan het systeem kunnen worden toegevoegd. Het digitale controlesysteem van het Skylink alarmsysteem is verdeeld in 5 zogenaamde zones. Zone 1 t/m 4 worden door middel van rode en groene LEDS op de centrale eenheid aangegeven en elke zone kan tot maximaal 6 verschillende contacten of sensors bedienen. Het gehele systeem is dus geschikt voor maximaal 24 sensors/contacten. Zone 5 wordt niet op het frontpaneel aangegeven en is uitsluitend bedoeld voor de ontvangst van signalen afkomstig van de afstandsbediening(en). Zone 5 heeft eveneens een maximale capaciteit van 6 afstandsbedieningen. Basisinstelling. Bij aflevering van het systeem zijn de twee deur/raamcontacten, de bewegingssensor en de afstandsbediening reeds aangemeld bij de centrale eenheid en ingesteld op respectievelijk zone 1, zone 2 en zone 5. Wijzigen van de zone-instelling van een contact of sensor. Voorbeeld: beide meegeleverde deur/raamcontacten staan ingesteld op zone 1 met vertraagde alarmering. U verlaat en betreedt de woning echter uitsluitend via één toegang waarop u de inschakelvertraging wilt laten werken. Een niet voor dagelijkse toegang gebruikte achterdeur kan dan beveiligd worden met een deurcontact met directe alarmering waarvoor zone 3 of 4 staat ingesteld. Er moet dus een deurcontact/sensor van zone 1 naar zone 3 of 4 verplaatst worden. BELANGRIJK! Het toevoegen van een sensor of contact aan een bepaalde zone kan stuk voor stuk gebeuren. Het verwijderen van één sensor uit een zone gaat echter niet, u dient alle in een zone aanwezige sensors met één opdracht te verwijderen. Daarna is het noodzakelijk de sensors die aanwezig moeten blijven in deze zone stuk voor stuk terug te plaatsen. VERWIJDEREN VAN DE SENSORS Toets de geldige MPIN code, toets [ B ], toets het nummer van de betreffende zone (1, 2, 3 of 4), de zone LED’s knipperen gedurende 8 seconden. Druk, terwijl deze LED’s knipperen, op de toets [ * ] (sterretje). Nu knipperen de rode en de groene LED’s gedurende 30 seconden om aan te geven dat het geheugen van de betreffende zone gewist wordt. Druk tijdens deze wisperiode niet op een toets.
TOEVOEGEN OF TERUGPLAATSEN VAN EEN SENSOR/CONTACT AAN EEN ZONE Toets de geldige MPIN code, toets [ B ], toets het nummer van de betreffende zone (1, 2, 3 of 4), de zone LED’s knipperen gedurende 8 seconden. Druk, terwijl deze LED’s knipperen, op de toets [ * ] (sterretje). Nu knipperen de rode en de groene LED’s gedurende 30 seconden. Ga, terwijl deze LED’s nog knipperen, naar de toe te voegen sensor of contact en activeer deze door het raam of de deur te openen of voor een bewegingssensor in het detectiegebied heen en weer te lopen. Ter bevestiging van de correcte programmering is er een lange pieptoon hoorbaar. Bij het aanmelden van een bewegingssensor dient u eerst de schuifschakelaar op de zijkant van de sensor op [ ON ] te zetten en een opwarmperiode van ca. 60 seconden in acht te nemen. N.B. deze aanmeldingsprocedure wordt dus ook toegepast bij een later toegevoegde sensor of contact. (zie s.v.p. lijst van extra accessoires op de laatste pagina) VERWIJDEREN VAN ALLE AFSTANDSBEDIENINGEN UIT ZONE 5 Toets de geldige MPIN code, toets [ B ], toets [ 5 ], toets [ * ] (sterretje), wacht de wisperiode van 30 seconden af zonder verder een toets aan te raken. Zet nu de afstandbedieningen die u in zone 5 wilt behouden terug zoals hierna omschreven. N.B.! Het is dus niet mogelijk één aangemelde afstandsbediening uit een zone te verwijderen. TOEVOEGEN VAN EEN AFSTANDSBEDIENING AAN ZONE 5 Toets de geldige MPIN code, toets [ B ], toets [ 5 ], toets [ * ] (sterretje) en druk nu binnen 30 seconden op een van de vier toetsen van de toe te voegen afstandsbediening. Er is een lange pieptoon hoorbaar ter bevestiging. Herhaal deze stappen zonodig voor het toevoegen van meerdere afstandsbedieningen. N.B! Zone 5 is uitsluitend bedoeld voor de ontvangst en verwerking van signalen van afstandsbedieningen, programmeer dus geen andere sensors of contacten in deze zone om de goede werking van de alarminstallatie niet te verstoren. STANDAARD ALARMERINGSINSTELLINGEN Elk van de 5 zones kan weer op 5 verschillende manieren reageren op een signaal van een sensor of de contacten. Hoe deze instellingen te wijzigen wordt beschreven in Hoofdstuk 5. 1) Gongsignaal Alleen de groene LED’s branden, na ontvangst van een alarmsignaal van een contact op deur of raam of van de bewegingssensor is er een tweetonig gongsignaal te horen. 2) Directe alarmering Alleen de rode LED’s branden, na ontvangst van een alarmsignaal wordt de sirene zonder vertraging ingeschakeld. 3) Vertraging bij binnenkomst De rode en de groene LED’s branden, na ontvangst van een alarmsignaal duurt het 30 seconden voordat de sirene geactiveerd wordt. U heeft zodoende de tijd om het alarmsysteem uit te schakelen. 4) Vertraging bij vertrek De rode en de groene LED’s knipperen gedurende 45 seconden, in deze korte periode reageren de zones niet op eventuele signalen zodat u de woning kunt verlaten. Na 45 seconden wordt het systeem automatisch ingeschakeld (op scherp gezet) en wordt eveneens de 30 seconden vertraging bij binnenkomst ingeschakeld. 5) Uitgeschakeld De gekozen zone is uitgeschakeld en reageert niet op signalen van de bijbehorende contacten of sensors.
HOOFDSTUK 5 In het volgende hoofdstuk worden een aantal voorbeelden van verschillende alarminstellingen gegeven. Optie 1: Alarminstelling met mogelijkheid voor betreden van de woning met 30 seconden vertraging, echter de vertraging bij verlaten, normaal 45 seconden, is uitgeschakeld. Ook de bewegingssensor in zone 2 is niet actief. Toets de MPIN code, toets twee maal [ A ]. U hoort een lange pieptoon, de ARM LED en de rode en de groene LED’s in zone 1 gaan aan en ook de rode LED’s in zone 3 en 4 gaan aan. Optie 2: Instelling als van optie 1, echter met ingeschakelde bewegingssensor met 30 seconden vertraging. Toets de MPIN code, toets [ A ], toets [ C ]. U hoort een lange pieptoon, de ARM LED en de rode en de groene LED’s van zone 1 en 2 gaan branden alsmede de rode LED’s van zone 3 en 4.
Optie 3: Gongsignaal, de alarmsirene wordt niet ingeschakeld. Toets de geldige MPIN code, toets [ A ], toets [ # ] (hekje). Deze instelling wordt gebruikt bij het testen van de gehele alarminstallatie, maar is ook bruikbaar voor het onopvallend signaleren van het openen van ramen en deuren. Er zijn dus in totaal 6 verschillende alarminstellingen voorgeprogrammeerd, drie zoals direct hierboven beschreven en drie zoals beschreven in hoofdstuk 3. In de onderstaande tabel staan deze instellingen nog een keer vermeld. Toetsvolgorde
Zone 1
Zone 2
Zone 3 en 4
Gebruiken bij :
MPIN / A / #
Gongsignaal
Gongsignaal
Gongsignaal
het testen van de gehele alarminstallatie of voor onopvallende signalering.
MPIN / B / C
vertraagd bij uitgeschakeld direct alarm vertrek (45 s)
het verlaten van de woning, niemand blijft thuis.
Na 45 seconden..
vertraagd bij uitgeschakeld direct alarm binnenkomst ( 30 sec.)
idem
MPIN / C
vertraagd bij uitgeschakeld direct alarm vertrek (45 s)
MPIN/ A / B
direct alarm
MPIN / #
uitgeschakeld uitgeschakeld uitgeschakeld het buiten werking stellen van de alarminstallatie.
MPIN / A / A
vertraagd bij uitgeschakeld direct alarm binnenkomst (30 s)
aanwezigheid van personen in de woning en er komen nog personen binnen.
MPIN / A / C
vertraagd bij vertraagd na direct alarm binnenkomst detectie (30 s) (30 s)
aanwezigheid van personen in de woning die echter niet in de ruimte komen bewaakt door de bewegingsmelder.
uitgeschakeld direct alarm
het verlaten van de woning en er blijven ook personen aanwezig. iedereen blijft thuis en er worden geen bezoekers verwacht.
Het is mogelijk deze voorgeprogrammeerde instellingen van de verschillende zones aan uw eigen wensen aan te passen op de volgende manier: Kies 1 van de 6 voorgeprogrammeerde alarminstellingen. Toets de MPIN code, toets [ B ], toets dan het nummer van de zone die u wilt wijzigen [ 1, 2, 3, of 4], ( de instelling van zone 5 kan niet gewijzigd worden!). De LED’s in de gekozen zone gaan knipperen gedurende een korte periode van 8 seconden, toets [ A ] terwijl de LED’s nog knipperen. Toets vervolgens naar keuze: [ 0 ] = uitschakelen zone, [ 1 ] = Gongalarm, [ 2 ] = binnenkomst en vertrekvertraging (30 en 45 sec.), [ 3 ] = alarm zonder enige vertraging. Toets [ * ] (sterretje) om af te sluiten. Een lange pieptoon geeft aan dat de wijziging in het geheugen is opgeslagen.
PANIEKKNOP De Skylink alarminstallatie heeft twee rode paniekknoppen, een op de afstandsbediening en een op het toetsenbord van de centrale eenheid. Het alarm gaat altijd af wanneer een van rode knoppen wordt ingedrukt, dit ongeacht de overige alarminstellingen.
HOOFDSTUK 6 HET VERVANGEN VAN DE BATTERIJEN De betrouwbare werking van de alarminstallatie hangt af van een goede conditie van de toegepaste batterijen. De centrale eenheid en de bewegingssensor zijn voorzien van een waarschuwingssysteem dat aangeeft wanneer de batterijen uitgeput raken. Centrale eenheid. Deze werkt op de meegeleverde netadapter en de interne 9 volt batterij zal ongeveer 2 jaar meegaan. Wanneer deze batterij uitgeput raakt zal het lampje LOBATT gaan branden. Schakel het alarmsysteem uit door middel van toetscombinatie MPIN en [ # ] maar verwijder de netadapter beslist niet. (Wanneer netadapter en de batterij tegelijkertijd worden verwijderd, wordt het geheugen op de fabrieksinstellingen teruggezet, de MPIN code staat weer op 0, 0, 0!). Open het deksel van de centrale eenheid en vervang de 9 volt batterij door een nieuw exemplaar van goede kwaliteit. WAARSCHUWING, wanneer de alarminstallatie is ingeschakeld kan het deksel niet geopend worden zonder dat het alarm af gaat. Dit is een extra beveiliging. Bewegingsmelder. Ook deze detector werkt op een 9 volt batterij. Wanneer de batterij uitgeput raakt zal de infrarood bewegingsdetector dit melden met korte pieptoontjes. Schakel de alarminstallatie uit met de toetscombinatie MPIN en [ # ] en vervang de batterij. (zie afbeelding op pagina 25 van de Engelse handleiding). Deur/raamcontacten. Deze werken op een speciale miniatuur 12 volt batterij. Open het batterijvak aan de onderzijde van de zendunit en vervang de batterij. In het batterijvak staat aangegeven hoe de batterij geplaatst dient te worden. Afstandsbediening. In de afstandsbediening wordt dezelfde 12 volt batterij als in de deur/raamcontacten toegepast. Draai de twee schroeven aan de achterzijde los en neem het klepje weg. Plaats een nieuwe batterij, in het batterijvak staat duidelijk aangegeven hoe deze met de plus- en minpolen geplaatst moet worden.
EXTRA VERKRIJGBARE ACCESSOIRES N.B.! Bij uitbreiding van de alarminstallatie met deur/raam contacten of bewegingsmelders moeten deze na installatie aangemeld worden bij de centrale eenheid. Wanneer deze aanmelding nagelaten wordt, dan reageert de centrale eenheid niet op de signalen van de nieuwe sensors. Zie hiervoor Hoofdstuk 4, alinea 7, TOEVOEGEN VAN EEN SENSOR/CONTACT AAN EEN ZONE.
Art. nr. 360.006
Sirene AA 433/434
Art. nr. 360.009
Deur/raam magneetcontacten WT 434
Art. nr. 360.012
Infrarood bewegingsmelder PS 434
Art. nr. 360.015
Draadloze afstandsbediening 4B 434
Art. nr. 360.018
Garagedeurmelder
GS 434
Nederland Belgie CE : Type goedgekeurd volgens de EN 300 220-1 richtlijn en EMC goedgekeurd volgens de ETS 300683 richtlijn onder registratie nr. RO900696 van de BABT.
CE0168(!) Gebruiksfrequentie Vermogen Duty Cycle Dit artikel is in Nederland en vergunningplichtig.
433.920 MHz <10 mW <0.1% o.a. in Frankrijk,Engeland,Belgie en Duitsland niet
Francais Belgique CE : Homologation selon Enrégistré sous le no. aupres de BABT Angleterre no.
EN 300 220-1 EN 300-683 RO900696 0168
CE0168(!) Fréquence de canal 433.920 MHz Puissance de sortie <10mW Duty Cycle <0.1% Ce produit en nécessite pas dáutorisation d’utilisation en France, entre autres choses Pays Bas, Belgique,Allemagne et Angleterre.
English CE : Approved according to and registered under no. with BABT England
EN 300 220-1 EN 300-683 RO900696 0168
CE0168(!) Channel frequency 433.920 MHz E.r.p. <10mW Duty Cycle <0.1% The use of this device is licenfree in the U.K., a.o.Holland,Belgium,Germany and France.
Deutschland CE : Zugelassen laut EN 300 220-1 und EN 300 683 Und registriert unter Nummer RO900696 von BABT England 0168
CE0168(!) Kanal frequenz 433.920 MHz Ausgangsleistung <10mW Duty Cycle <0.1% Dieses Gerät darf Lizenzfrei in Deutschland u.a. Holland,Frankreich,Belgien und England gebraucht werden.