Sitech Services BV SHE Pagina 1
van 81
April 2011
Veiligheidsregels Plants & Sitech Services
Uitgave April 2011 Afdeling SHE
Sitech Services BV SHE Pagina 2
van 81
April 2011
INHOUDSOPGAVE
0. INLEIDING 1. VERANTWOORDELIJKHEIDSSTRUCTUUR VOOR VEILIGHEID, GEZONDHEID EN MILIEU 1.1. DE HIËRARCHISCHE / FUNCTIONELE LIJN 1.2. ARBODIENST 1.3. VERANTWOORDELIJKHEIDSSTRUCTUUR VOOR VEILIGHEID, GEZONDHEID EN MILIEU VOOR FIRMA’S 1.4. TOEZICHT EN INSPECTIES 1.5. NALEVINGBELEID 1.6. MELDINGEN TRANSPORTINCIDENTEN ART. 47 WVGS (Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen) 2. GEDRAGSREGELS 2.1. ALGEMENE GEBODEN EN VERBODEN 2.2. MELDINGS- EN INSCHRIJVINGSPLICHT 2.3. WERKONDERBREKING 2.4. ZEND- EN ONTVANGSTAPPARATUUR 2.5. POORT- EN FABRIEKSKAARTINSTRUCTIE 2.6. RIJROUTES OP DE LOCATIE 3. ARBEIDSHYGIËNE, MINERALE VEZELS, GEZONDHEID EN PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN 3.1. ARBEIDSHYGIËNE 3.2. MINERALE VEZELS 3.3. GEZONDHEID 3.4. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN 4. WERKVERGUNNING, BRANDGEVAARLIJK WERK, BESLOTEN RUIMTE, REINIGEN, PLAATSEN EN AFVOEREN VAN EEN ACCOMMODATIE, CONTRACTORVEILIGHEID 4.1. DE WERKVERGUNNING 4.2. BRANDGEVAARLIJK WERK (HEETWERK) 4.3. WERKZAAMHEDEN IN EEN BESLOTEN / BIJZONDERE RUIMTE 4.4. REINIGEN 4.5. PLAATSEN EN AFVOEREN VAN EEN ACCOMMODATIE 4.6. CONTRACTORVEILIGHEID
Sitech Services BV SHE Pagina 3
van 81
April 2011
5. BOUW, WIJZIGINGEN, APPARATUUR, HULPMIDDELEN, BOUWPLAATSEN 5.1 ALGEMEEN 5.2 HIJSEN EN HEFFEN 5.3 WERKEN OP HOOGTE 5.4 DAKEN AFGEDEKT MET NIET DRAAGKRACHTIG MATERIAAL, DEMONTABELE VLOEREN, HIJS- EN VLOEROPENINGEN 5.5 AFPERSEN, AFDICHTMANCHETTEN, AFDICHTEN ONDER DRUK, SLANGEN EN SLANGVERBINDINGEN 5.6 PIJPVRIEZEN 5.7 HETE OPPERVLAKKEN 5.8 HETELUCHTKANONNEN / VERBRANDINGSMOTOREN 5.9 ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIES EN WERKZAAMHEDEN. 5.10 IONISERENDE STRALING 5.11 NIET IONISERENDE STRALING (LASERS) 5.12 KENMERKEN VAN LEIDINGEN EN DERGELIJKE IN PROCESINSTALLATIES 5.13 AFZETTINGEN (VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSSIGNALERING) 5.14 TOEPASSING VAN VONKARM GEREEDSCHAP 5.15 BOUWPLAATSEN 5.16 BESCHERMENDE DEKENS/DOEKEN/ZEILEN 5.17 DE MACHINERICHTLIJN 5.18 ARBEIDSMIDDELEN 5.19 SOLITAIR WERKEN 5.20 DRINKWATER 5.21 TRANSPORTMIDDELEN EN MATERIAALVERVOER 5.22 AFBLINDEN 6. STOFFEN EN INTERN VERVOER 6.1. STOFFEN 6.2. INTERN VERVOER 7. MILIEUZORG 7.1 ALGEMEEN 7.2 BODEMVERONTREINIGING / AANTASTING VAN DE BODEM 7.3 RECYCLING EN HERGEBRUIK CEMENTGEBONDEN MATERIAAL EN ASFALT 8. BEVEILIGINGEN, GEVARENZONE-INDELING EN NOODVOORZIENINGEN 8.1 HET BEHEER VAN BEVEILIGINGSINRICHTINGEN, ALARMERINGEN EN RADIOACTIEVE BRONNEN 8.2 GEVARENZONE INDELING, GASONTPLOFFINGSGEVAAR RESPECTIEVELIJK STOFEXPLOSIEGEVAAR. 8.3 NOODVOORZIENINGEN
Sitech Services BV SHE Pagina 4
van 81
April 2011
0.
INLEIDING
Voor u liggen de Veiligheidsregels Plants & Sitech Services. De Veiligheidsregels Plants & Sitech Services zijn bedoeld voor alle personen (eigen medewerkers, inleenkrachten, firmamedewerkers en fabriekspersoneel) die werken binnen de plants van OCI Nitrogen (OMA, OMF, OMM), Lanxess (EPT), DSM Fibre Intermediates (HPO, HSO, ACN, Sulfa), DSM Engineering Plastics (Stanyl, DAB), DEX Plastomers (DEX) en de centrale afvalwaterzuiveringsinstallatie (IAZI). De Veiligheidsregels Plants & Sitech Services zijn tevens van toepassing op alle werkzaamheden die door eigen danwel extern personeel binnen de verschillende afdelingen van Sitech Services worden uitgevoerd. Sitech Services heeft de beschikking over een Integraal Management Systeem (IMS). In dat IMS zijn alle intern toe te passen procedures, protocollen en werkprocessen (Manufex / SHE) opgenomen: het volgen van de IMS regels geldt als een algemene verplichting binnen Plants & Sitech Services. Sommige onderwerpen kunnen daarom op meerdere plaatsen worden beschreven: de toegankelijkheid van alle systemen is geborgd via het interne Intranetsysteem. Bij ogenschijnlijke tegenstrijdigheid tussen Site Regelgeving, de Veiligheidsregels Plants & Sitech Services of de werkprocessen uit het IMS geldt de regelgeving die de meeste bescherming biedt. Het beheer van de Site Regelgeving berust bij de Programmamanager Policy Board. Het beheer van de Veiligheidsregels Plants & Sitech Services berust bij de afdeling SHE. Het beheer van het IMS berust bij de afdeling BIM. Schematisch:
Site Regelgeving (t.b.v. Chemelot Locatie)
Veiligheidsregels Plants & Sitech Services
Integraal Management Systeem (IMS)
Sitech Services BV SHE Pagina 5
van 81
April 2011
De Veiligheidsregels Plants & Sitech Services bestaan uit een digitaal ’boek’ en een alfabetisch trefwoordenregister dat doorlinkt naar de desbetreffende regelgeving, werkprocessen, formats, checklijsten, procedures, etc. Mocht u onvolkomenheden constateren in deze Veiligheidsregels Plants & Sitech Services, gelieve daarvan melding te maken bij het secretariaat van de afdeling SHE, Sitech Manufacturing Services.
Sitech Services BV SHE Pagina 6
van 81
April 2011
1.
VERANTWOORDELIJKHEIDSSTRUCTUUR VOOR VEILIGHEID, GEZONDHEID EN MILIEU
1.1. DE HIËRARCHISCHE / FUNCTIONELE LIJN 1.1.1. De Plants & Sitech Services Organisatie (P&S) De hiërarchische lijn is verantwoordelijk voor Veiligheid, Gezondheid en Milieu (VGM) in het algemeen en in specifieke zin voor de uitvoering van de opgedragen VGM taken. Bij onvolkomenheden, voorvallen, incidenten is de lijn direct aanspreekbaar. In de fabrieksomgeving is de betrokken lijnorganisatie (fabrieksmanagement) verantwoordelijk (accountable) voor VGM: het fabrieksmanagement zal er op moeten toezien dat alle werkzaamheden die in hun werkgebied (huisbaasgebied) worden uitgevoerd, in lijn liggen met de verplichtgestelde regels. Dat geldt evenzeer voor het management van Sitech Services: zij zijn verantwoordelijk voor de veilige uitvoering van werkzaamheden in hun eigen omgeving (huisbaasgebieden). Het personeel van Sitech Services, en met hun alle ingeleende en ingehuurde medewerkers zullen zich bij de uitvoering van hun werkzaamheden terdege moeten houden aan de vastgestelde VGM-regels, in de eigen werkomgeving maar ook binnen de plants. De werkzaamheden die door Sitech Services worden uitgevoerd, liggen hoofdzakelijk op het bordje van Sitech Manufacturing Services, Sitech Infra en/of Sitech Park Services. Sitech Services baseert zich bij de uitvoering van werkzaamheden op de Nederlandse wet- en regelgeving, de Site Regelgeving, de Veiligheidsregels Plants & Sitech Services en alle binnen het IMS opgenomen werkprocessen en procedures. In voorkomende gevallen kan daarover detailinformatie worden opgevraagd bij de lijn respectievelijk de betrokken Plant SHE Officers. 1.1.2. De Huisbaas Elk functioneel werkgebied heeft een eigen ‘huisbaas’: dat geldt voor de fabrieksomgeving, de maintenance shops en de kantoorgebouwen van Sitech Services. In de fabrieksomgeving is de Plantmanager (Manufacturing Owner) de eerst aanspreekbare: hij is de 'HUISBAAS'. Bij de shops zijn dat de betreffende Shopmanagers. Voor de kantoorgebouwen van Sitech Services is dat de Manager Infra (‘gebouwveiligheid’); de
Sitech Services BV SHE Pagina 7
van 81
April 2011
Director HRM treedt in die gebouwen op als VGM-verantwoordelijke voor de directe werkomgeving i.c. de kantoorveiligheid. De huisbaas is integraal verantwoordelijk voor de VGM zorg binnen zijn (aangewezen) leased area, met als belangrijkste taken: Het vastleggen van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden m.b.t. VGM. Het onderkennen van de risico’s verbonden aan het binnen zijn huisbaasgebied uitgevoerde activiteiten, Het nemen van passende maatregelen om de VGM risico’s tot een acceptabel niveau te verlagen, Het toetsen of wijzigingen (organisatorische wijzigingen, veranderingen in werkinstructies, en fabriekswijzigingen ten gevolge van (spoed)acceptaties) negatieve gevolgen kunnen hebben voor VGM binnen zijn huisbaasgebied (SE-05), Het benoemen en borgen van de BHV-organisatie binnen zijn huisbaasgebied, Het (laten) lopen van periodieke inspectierondes binnen het huisbaasgebied incl. rapportage en periodieke analyses daarover. De huisbaasgebieden staan weergegeven op tekeningen. Specifiek kan worden verwezen naar het geografisch informatiesysteem van Chemelot (DSM Nederland) waarin e.e.a. is vastgelegd.
1.1.3. De individuele medewerker Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet en het intern te voeren beleid heeft de individuele medewerker (eigen, ingeleend) de volgende verplichtingen: Machines, toestellen, werktuigen, gevaarlijke stoffen, transportmiddelen en andere hulpmiddelen moeten op de juiste (voorgeschreven) wijze worden gebruikt, De voorgeschreven en eventueel ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen moeten op de juiste wijze worden gebruikt, Aangebrachte beveiligingen mogen niet worden veranderd of buiten gebruik worden gesteld; gebruik daarvan moet op de juiste wijze worden gedaan, Mee te werken aan het voor hem georganiseerde onderricht. De door hem opgemerkte gevaren voor veiligheid of gezondheid onmiddellijk ter kennis te stellen van de directe chef. Medewerking te verlenen aan al diegenen die belast zijn met de uitvoering van de verplichtingen in het kader van de Arbowet.
Sitech Services BV SHE Pagina 8
van 81
April 2011
1.2. ARBODIENST Het beleid Arbeidsomstandigheden kent een viertal beleidsgebieden, namelijk: Veiligheid, Gezondheid, Arbeidshygiëne en Arbeid & Organisatie. De Arbodienst ziet daarop toe, functioneert onafhankelijk van de hiërarchische/ functionele lijn en rapporteert voor de Plants respectievelijk Sitech Services organisatie direct aan de eindverantwoordelijke lijnmanager. In overleg met de ORgeleding cq. de betrokken lijnmanager worden een aantal specifieke Arbo-instrumenten ingezet (Arbo RI&E, PMO, ZV, etc), zoals verwoord in de SLA tussen Plants & Sitech en de Arbodienst. 1.3. VERANTWOORDELIJKHEIDSSTRUCTUUR VOOR VEILIGHEID, GEZONDHEID EN MILIEU VOOR FIRMA’S De verantwoordelijkheid voor de VGM-zorg van de eigen medewerkers berust bij de betrokken firma. Daarbij dient de firma ervoor te zorgen dat personeel van Site Users, derden en installaties niet in gevaar worden gebracht door activiteiten van de firma. Firmamedewerkers zijn gebonden aan de poortinstructie, fabriekskaartinformatie en de inschrijvings- en meldingsplicht, alvorens zij op basis van een werkvergunning werkzaamheden in de Plants & Sitech Services organisatie mogen uitvoeren. Ook de firma’s dienen een (vergelijkbare) verantwoordelijkheidsstructuur te hebben. Dit dient te zijn beschreven in hun eigen VGM beheerssysteem. 1.4. TOEZICHT EN INSPECTIES Door het management van Plants & Sitech Manufacturing Services en Contractors worden op basis van een jaarplanning veiligheidsrondgangen binnen de plants uitgevoerd. Hierbij staan beoordelingen van werkplek en werkmethoden centraal. Uitgangspunt is om vanuit een positieve benadering tot verbeteringen te komen. Essentieel bij veiligheidsrondgangen is het toetsen van regels en procedures. Enerzijds of deze bekend en begrepen zijn, anderzijds of ze adequaat worden toegepast. Resultaten en aanbevelingen voortkomend uit veiligheidsrondgangen worden aan de medewerkers teruggekoppeld. Bij het dagelijks toezicht is een belangrijke rol weggelegd voor de directe toezichthouder. Voor het uitvoeren van rondgangen wordt jaarlijks een planning opgesteld: ook firma’s worden betrokken in het lopen van dergelijke veiligheids- en inspectierondgangen. De uitvoering daarvan is onderdeel van de performancebeoordeling door de individuele plant / het organisatieonderdeel.
Sitech Services BV SHE Pagina 9
van 81
April 2011
1.5. NALEVINGBELEID Uitgangspunt: de lijn is verantwoordelijk voor het toepassen van het nalevingbeleid. Binnen Plants & Sitech Services is een adviescommissie Nalevingbeleid benoemd. Deze commissie wordt gevormd door twee plantmanagers Plants & Sitech Services, zijnde de SHE referenten en de director SHE Sitech (voorzitter). De samenstelling van de commissie zal onder verantwoordelijkheid van het LeadershipTeam (LT) vallen. Uitgangspunt voor de adviescommissie is het Nalevingbeleid zoals vastgelegd in het managementhandboek Managementsysteem Chemelot. De adviescommissie kan geraadpleegd worden in geval dat lijnmanagement een nalevingactie categorie 3 zijnde een schorsing overweegt. Het lijnmanagement initieert een case en draagt zorg voor een feitelijk onderzoek. Op basis van deze gegevens zal de adviescommissie de case wegen en een advies uitbrengen. Hierbij worden de ernst van de overtreding en de situatie beoordeeld op basis van de volgende aspecten: Aard van overtreding (cardinal rule, voorschrift, procedure, etc.) Bekendheid van/met regels Eenduidigheid van regels Mate van verwijtbaarheid Historie Onderliggende oorza(a)k(en) Uniformiteit en consistentie in normstelling De adviescommissie zal na maximaal twee werkdagen een niet bindend advies uitbrengen aan het betreffende lijnmanagement. Het betreffende lijnmanagement draagt zorg voor het uitspreken en afhandelen van de case. 1.6. MELDINGEN TRANSPORTINCIDENTEN ART. 47 WVGS (Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen) Naast de algemeen geldende meldingsplicht voor ongewone voorvallen die wordt beschreven in hoofdstuk 2 van de Site Regelgeving en in SE-09, geldt er een specifieke meldingsplicht voor transportincidenten. Dit betreft transportongevallen en -voorvallen waardoor gevaar voor de openbare veiligheid is ontstaan of te duchten. Deze meldingen gelden voor wegvervoer, spoorvervoer en binnenvaart. Het karakter van het ongeval/voorval betreft groot en acuut gevaar of dreiging daartoe. Hiervan is in ieder geval sprake bij: het vrijkomen van gevaarlijke stoffen of als er een grote kans op vrijkomen is of is geweest; hierbij gelden met betrekking tot het vrijkomen als minimale hoeveelheden: o 50 kg of liter bij een gevaarlijke stof van vervoerscategorie 0 of 1
Sitech Services BV SHE Pagina 10
van 81
April 2011
o 333 kg of liter bij een gevaarlijke stof van vervoerscategorie 2 o 1000 kg of liter bij een gevaarlijke stof van vervoerscategorie 3, persoonlijk letsel, uitsluitend indien in samenhang met de gevaarlijke stof (dood, 1 dag ziekenhuis, > 3 dagen verzuim), directe materiële schade of milieuschade (>50.000 EURO, schade aan infrastructuur telt niet mee), overheid en/of hulpdiensten erbij betrokken zijn geweest (inzet, evacuatie, stremming > 3 uur) dreiging tot een ongeval (ontsporing waarbij gevaarlijke lading is betrokken, brand en explosie, overvulling van een ketelwagen, een incident waarbij een deuk in de tank ontstaat, lekkage van grote hoeveelheid lading). In voorkomende gevallen besluit de leider Actiecentrum van de Bedrijfsnoodorganisatie na overleg met de Veiligheidsadviseur Vervoer Gevaarlijke Stoffen of en door wie er op basis van voornoemde criteria een melding dient plaats te vinden. De betreffende voorvallen moeten onverwijld worden gemeld aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Uiterlijk binnen 10 dagen dient de rapportage bij de overheid aanwezig te zijn. Voor wegvervoer, spoorvervoer en binnenvaart bestaan hiertoe afzonderlijke standaardformulieren. Eventuele communicatie naar extern met betrekking tot een transportincident wordt uitgevoerd overeenkomstig het Communicatieplan respectievelijk Bijstandsplan.
Sitech Services BV SHE Pagina 11
van 81
April 2011
2. GEDRAGSREGELS
2.1. ALGEMENE GEBODEN EN VERBODEN Binnen Plants en Sitech Services is de Nederlandse wet- en regelgeving van toepassing en gelden de regels uit de Site Regelgeving. Alle medewerkers van site users en firma’s moeten zich houden aan de bepalingen in het boekje Gedragsregels Chemelot. Mede vanuit die achtergrond worden onderstaand enkele specifieke thema’s behandeld. 1. Alcoholhoudende dranken en drugs Het is binnen Plants en Sitech Services verboden alcoholhoudende drank of drugs mee te nemen, bij zich te hebben, of te gebruiken. Iemand die onder invloed van alcoholhoudende drank of drugs verkeert, of van wie dit redelijkerwijs kan worden vermoed, moet de toegang tot Plants en Sitech Services worden ontzegd. Indien hij/zij zich reeds op de locatie bevindt, dient de chef of de toezichthouder er voor te zorgen dat hij / zij de locatie verlaat of zonodig wordt verwijderd. Het voorgaande geldt op gelijke wijze voor elke andere stof, die bij gebruik iemands geestelijke of lichamelijke gesteldheid zodanig beïnvloedt dat daardoor gevaar kan ontstaan. Indien nodig zal de chef of de toezichthouder van de betrokken werknemer zorgen voor vervoer naar huis. De chef of de toezichthouder rapporteert voorkomende gevallen aan het management. 2. Roken In de fabrieken, gebouwen en terreinen van Plants en Sitech Services geldt een absoluut rookverbod. Het rookverbod is bij de ingangen van de locatie door verbodsborden aangegeven. Roken is alleen toegestaan in ruimten die daartoe speciaal zijn vrijgegeven en middels opschrift duidelijk herkenbaar gemaakt. Bij gebruik van rookcabines dienen de deuren gesloten te worden. 3. Gebruik Walkman, MP3-spelers, GSM etc. Binnen Plants en Sitech Services is het gebruik van de walkman of MP3-speler niet toegestaan in verband met geen of onvoldoende waarnemeningen van verkeerssignalen, mededelingen, etc. Het gebruik van de fotocamerafunctie van GSM’s is eveneens niet toegestaan. 4. Gebruik van skeelers Het gebruik van skeelers is niet toegestaan.
Sitech Services BV SHE Pagina 12
van 81
April 2011
2.2. MELDINGS- EN INSCHRIJVINGSPLICHT In alle fabrieken en installaties binnen Plants en Sitech Services geldt een meldingsplicht. Dat geldt voor de fabrieken en productie-installaties cq. alle plaatsen die door borden als zodanig zijn aangeduid. Niemand, behalve het directe eigen fabriekspersoneel, mag zich onaangemeld in de fabriek bevinden. Vooraf dient hij/zij zich te melden bij de productiebalie en zich in te schrijven in het register. Bij het verlaten van de fabriek moet hij/zij zich weer uitschrijven uit het register. Het doel van het melden is toestemming te krijgen om de fabriek in te gaan. Het doel van het inschrijven is dat de betrokken huisbaas steeds op de hoogte is wie zich in zijn fabriek bevindt (vooral van belang bij calamiteiten). Bij groepsbezoeken kan de begeleidend medewerker de registratie voor de gehele groep op zijn naam laten gebeuren. Personen, die bekend zijn in de fabriek kunnen door de huisbaas worden vrijgesteld van de verplichting tot in- en uitschrijven in het meldingsregister. Deze personen moeten op een - bij de balie aanwezige - lijst zijn geregistreerd. 2.3. WERKONDERBREKING Krachtens art. 29 van de Arbeidsomstandighedenwet hebben de werknemers het recht om bij ernstig gevaar dat onmiddellijk dreigend is, het werk te onderbreken. Om het werk te mogen onderbreken moet aan twee voorwaarden zijn voldaan: Naar het redelijk oordeel van de werknemer moet er sprake zijn van ernstig gevaar voor personen (de werknemer zelf of voor anderen). Het gevaar moet onmiddellijk dreigend zijn. Wanneer werk wordt onderbroken, moet de huisbaas cq. het lijnmanagement hier direct over worden geïnformeerd. De huisbaas zal in geval van dreigend ernstig gevaar moeten beoordelen welke maatregelen hij moet treffen (alarmering, preventieve inzet, correctieve inzet). Als naar het oordeel van de huisbaas geen ernstig gevaar (meer) aanwezig is, wordt dit gemotiveerd aan de betrokken medewerker(s) medegedeeld en dient het werk weer te worden hervat. Wanneer partijen het oneens blijven zijn over een mogelijk (potentieel) arbeids- en/of veiligheidsrisico, kan de Ondernemingsraad cq. de Arbeidsinspectie daarover worden geconsulteerd. In die gevallen dienen beide partijen (werkweigeraar en huisbaas) een rapport over de geconstateerde situatie op te stellen.
Sitech Services BV SHE Pagina 13
van 81
April 2011
Bij melding van de werkonderbreking aan de Arbeidsinspectie zal deze de situatie komen beoordelen. De Arbeidsinspectie geeft een bevel om het werk definitief stil te leggen of een verklaring dat het werk kan worden hervat, al dan niet onder het stellen van bepaalde eisen. Met een verklaring dat het werk kan worden hervat vervalt het recht op onderbreking van het betreffende werk door de werknemer.
2.4. ZEND- EN ONTVANGSTAPPARATUUR Inside Battery Limit (IBL) geldt dat door de betreffende Huisbaas toestemming moet zijn verleend voor het gebruik van zend en ontvangstapparatuur. Dit heeft met name betrekking op explosieveiligheid (ATEX). Inside Battery Limit (IBL) is het bij zich hebben van mobiele telefoons, walkmans, MP3-spelers etc. verboden in verband met explosieveiligheid en de mogelijke verstoringen van meet- en regelsystemen. De Huisbaas heeft de mogelijkheid om ontheffing te verlenen voor het gebruik van GSM’s tijdens stopstand van de gehele fabriek in het kader van een onderhoudsstop. Op de gehele Plants en Sitech Services Outside Battery Limit (OBL) locatie is het toegestaan om handsfree te bellen in rijdende voertuigen (auto’s, bussen, vrachtauto’s). Wanneer niet-handsfree moet worden gebeld, dient de bestuurder het voertuig stil te zetten; overtreding van deze regel zal leiden tot sanctionering conform het interne beleid daarover.
2.5. POORT- EN FABRIEKSKAARTINSTRUCTIE De veiligheidsinstructie die aan eigen personeeI, maar ook aan het tewerk te stellen extern personeel (firmamedewerkers) wordt gegeven is opgedeeld in een drietal zaken. Zie figuur volgende pagina.
Sitech Services BV SHE Pagina 14
van 81
April 2011
Opbouw veiligheidsinformatie
W e rk v e r g u n n in g ( s it e u s e r s )
K a r w e i s p e c if i e k e v e i l i g h e id s b e p a li n g e n
F a b r ie k sk a a rt ( s it e u s e r s )
F a b r ie k s s p e c i f ie k e v e i l i g h e id s a a n w i jz in g e n
P o o r t in s t r u c t ie (site o v e rk o e p ele n d )
V e i l i g h e id s r e g e l s C h e m e lo t s ite - v e il i g h e i d s f il m - b o e k je G e d ra gsreg e ls
Toelichting: Poortinstructie:
Alle site user en firmamedewerkers moeten de poortinstructie hebben gevolgd en met een positief resultaat de toets hebben afgelegd. Fabriekskaart: Alvorens aan of in de nabijheid van een fabriek of installatie zelfstandig te mogen werken ontvangen alle medewerkers een specifieke Fabriekskaart die betrekking heeft op de bijzondere risico’s en omstandigheden van de betreffende fabriek of installatie. Werkvergunning: Bij de start van werkzaamheden onder het regime van een werkvergunning wordt eventueel noodzakelijke additionele veiligheidsinformatie verstrekt. Bezoekers van een fabriek kunnen worden vrijgesteld van een fabrieksinstructie indien aan alle van de volgende voorwaarden is voldaan: het bezoek is kortstondig, de bezoeker verricht geen activiteiten, waarbij veiligheid, bedrijfszekerheid, gezondheid en milieu in het geding komen, de bezoeker wordt continu begeleid door een in de fabriek bekend medewerker die hiertoe van de chef van dienst toestemming heeft. Opmerking: De meldings- en inschrijvingsplicht blijven onverkort van kracht.
Sitech Services BV SHE Pagina 15
van 81
April 2011
2.6. RIJROUTES OP DE LOCATIE (Tijdelijk verplichte rijroute) Betreffende het geheel of gedeeltelijk blokkeren van wegen en terreinen moet overleg plaatsvinden met Parkmanagement (meldpunt Site Infra 046-7022533) opdat maatregelen genomen kunnen worden ter beheersing van de verkeersveiligheid en de waarborging van een adequate bereikbaarheid door hulpdiensten.
Sitech Services BV SHE Pagina 16
van 81
April 2011
3. ARBEIDSHYGIËNE, MINERALE VEZELS, GEZONDHEID EN PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN
3.1. ARBEIDSHYGIËNE 3.1.1. Algemeen Onder Arbeidshygiëne wordt verstaan het gestructureerd herkennen, evalueren en beheersen van belastende factoren. Onder de belastende factoren wordt hier verstaan: chemische stoffen, geluid, straling, fysieke belasting, psychosociale belasting, belasting ten gevolge van beeldschermwerk. Afspraken zijn gemaakt om periodiek middels een Arbo RI&E, inclusief EPO/PMO onderzoeken na te gaan of en zo ja in welke mate arbeidshygienische belasting kan optreden en op welke wijze dat kan worden tegengegaan. Bedacht moet worden dat een groot aantal veiligheidsthema’s binnen die Arbo RI&E kan en moet worden meegenomen ( blootstelling aan chemicalien, arbeidsmiddelen, machinerichtlijn, ATEX procedures, etc). In het IMS wordt middels het werkproces SE-13 aangegeven op welke gestandaardiseerde wijze een Arbo RI&E moet worden opgesteld. Conform de REACH regelgeving zal basisinformatie over de (daarin bedoelde) stoffen in een stoffenregistratiesysteem bv. Worldwise worden opgenomen. De betrokken afdelingen kunnen daar hun eigen Safety Data Sheet-formulieren uit downloaden en als basis gebruiken voor de interne (werkplek)informatiebladen. 3.1.2. Grenswaarden De blootstelling van schadelijke en/of hinderlijke stoffen op de werkplek moet worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden (Worldwise, Safety Data Sheets). 3.1.3. Registratiesystemen Voor carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen dienen registratiesystemen aanwezig te zijn. In dit systeem dienen de vigerende carcinogene en reprotoxische stoffen herkenbaar te zijn opgenomen. Als er geen alternatieven zijn dient er een Risico analyse uitgevoerd worden. Men moet ervoor instaan dat de blootstelling aan deze stoffen onder de grenswaarde ACGIH (American Conference of Governmental Industrial Hygienists) blijft. Daarnaast dient men meetresultaten m.b.t.
Sitech Services BV SHE Pagina 17
van 81
April 2011
de eventuele blootstelling per persoon bij te houden in een archief. Deze vertrouwelijke gegevens dienen minimaal 40 jaar te worden bewaard.
3.2. MINERALE VEZELS 3.2.1. Begripsomschrijving Minerale vezels is de verzamelnaam voor vezelvormige anorganische materialen bestaande of verkregen uit onder andere asbest en keramische vezels. Nieuw gebruik van asbesthoudende materialen is verboden. 3.2.2. Veiligheidsmaatregelen Bij ontdekking van niet gemarkeerde minerale vezels of asbest (verdacht) materiaal Werk direct stilleggen Plek afbakenen Opdrachtgever waarschuwen Op plaatsen of bij arbeid waarbij blootstelling van werknemers aan minerale vezels kan optreden, moet het gevaar hiervan worden beoordeeld, zonodig door middel van een meting. De aard, duur en mate van blootstelling bepalen de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen, deze worden in overleg met een deskundig toezichthouder asbestverwijdering (DTA’er) bepaald. Op plaatsen waar asbest (verdacht) materiaal aanwezig is moet dit duidelijk gemarkeerd zijn en de huisbaas moet een inventarisatielijst hebben van de plaatsen waar asbest (verdacht) materiaal aanwezig is. Voor het verwijderen van asbest moet er een plan van aanpak aanwezig zijn. 3.2.3. Organisatorische maatregelen Bij het verwijderen of slopen van serpentijnse (witte asbest) cq. amfibole asbest (blauwe of bruine asbest) dient het bedrijf dat het asbest verwijderd de Arbeidsinspectie te informeren. Het verwijderen van asbest mag uitsluitend worden uitgevoerd door of onder toezicht van een Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA).Voor begeleiding van asbestsloopprojecten is wettelijk een DTA certificaat vereist. De DTA moet volledig op de hoogte zijn van de technische, arbeidshygiënische aspecten en asbestwetgeving van het asbestsloopproces.
Sitech Services BV SHE Pagina 18
van 81
April 2011
3.2.4. Keramische vezels Keramische vezels vallen onder het besluit kankerverwekkende stoffen. Hierdoor moeten bij werkzaamheden met keramische vezels de beoordeling van blootstelling, registratie en zonering plaats vinden. Wettelijke grenswaarde keramische vezels De wettelijke grenswaarde voor keramische vezels is vastgesteld op 0,5 vezel per cm3 . Verwijderen keramische vezels Bij het verwijderen van keramische vezels, die langere tijd aan hoge temperaturen (800 – 1000 °C) hebben blootgestaan (bijv. ovens) dient rekening te worden gehouden met de vorming van kristallijne silica met een extreem lage grenswaarde , zoals cristoballiet en tridymiet. Sloopwerkzaamheden Sloopwerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een gecertificeerde firma. 3.2.5. Slakkenwol Tot in de 70'er jaren van de vorige eeuw werden voor de fabricage van steenwol als isolatiemateriaal slakken afkomstig uit de ertsverwerkende industrie toegepast (hierna “slakkenwol” genoemd). Eind jaren zeventig werd bekend dat deze slakken licht verhoogde concentraties aan natuurlijke isotopen van de 238U en 232Th vervalreeks voorkwamen. Sindsdien zijn de slakken als grondstof niet meer toegepast. Wanneer slakkenwol (isolatie) wordt gevonden dient de afdeling RAS (Resolve) te worden geconsulteerd. Er moet worden nagegaan op welke wijze de eventuele (verdere) sloop en/of afvoer van met slakkenwol verontreinigde installatieonderdelen moet geschieden. Dit in verband met het niveau van radioactieve straling van slakkenwol en de daarmee geïsoleerde leidingen. Ook hier geldt dat bij sloop en/of demontagewerkzaamheden - zeker in installaties die stammen uit de jaren voor 1960 - alertheid moet worden betracht op de eventuele aanwezigheid van slakkenwol (doorvoeringen, isolatie).
3.3. GEZONDHEID 3.3.1. Periodiek Medisch Onderzoek Elke medewerker heeft recht op een Periodiek Medisch Onderzoek (PMO) gericht op de effecten van specifieke (arbeids)risico's gelegen in het werk. Medewerkers die bij hun werk in contact kunnen komen met stoffen die schadelijk kunnen zijn
Sitech Services BV SHE Pagina 19
van 81
April 2011
voor de gezondheid, moeten periodiek geneeskundig worden onderzocht. Medewerkers die werkzaamheden verrichten waarvoor wettelijk een periodiek geneeskundig onderzoek is voorgeschreven (bijv. Radiologische werkers, personeel van kantines en drink waterpompstations), dienen een periodiek gezondheidskundig onderzoek te ondergaan. Indien door werkzaamheden gehoorschade kan ontstaan, dienen de betreffende personen periodiek gehooronderzoek te ondergaan. Indien medewerkers het risico voor langdurige blootstelling aan chemicalien kennen, dienen zij een epidemiologisch periodiek onderzoek (EPO) te ondergaan. Deze persoonlijke informatie dient 40 jaar na beeindiging van het dienstverband te worden bewaard. Medewerkers die taken uitoefenen waarbij de lichamelijke conditie en gezondheids-toestand extra belangrijk zijn, moeten periodiek specifiek gezondheidskundig onderzocht worden. Hiermee worden onder andere bedoeld: o medewerkers die werkzaamheden op grote hoogte uitvoeren, o medewerkers beroeps bedrijfsbrandweer, o medewerkers vrijwillige bedrijfsbrandweer, o beroepschauffeurs, o kraanmachinisten (met betrekking tot de bouw) o medewerkers die PA toestellen gebruiken 3.3.2. Legionella Afnemers van sanitair en industrieel water (drinkwater/proceswater/koelwater) moeten hun waterleidingsystemen inclusief bijbehorende apparatuur zodanig onderhouden en beheren dat geen kwaliteitsverslechtering van het leidingwater kan optreden. De site users moeten beschikken over een beheersplan. Beheersmaatregelen: zie de leidraad “Beheersen Legionella”.
3.4. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN Binnen de IBL-fabrieksgrenzen geldt een algemene plicht voor het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen. Dit betreft dan: veiligheidshelm, veiligheidschoenen met stalen neuzen, veiligheidsbril met zijkapjes, kleding waarbij armen en benen volledig bedekt zijn, gehoorbescherming (d.m.v. oorkappen of otoplastieken), voor zover aangegeven. Voor de andere afdelingen en OBL geldt de toepassing zoals die ter plaatse wordt voorgeschreven. Bezoekers worden door de ontvangende partij voorzien van deze standaard veiligheidsmiddelen; in voorkomende gevallen (bijv. vluchtmaskers) dienen zij ook deze middelen ter beschikking gesteld
Sitech Services BV SHE Pagina 20
van 81
April 2011
te krijgen. Bij kortstondig bezoek kan afgeweken worden van de draagplicht voor veiligheidsschoenen met stalen neuzen; dit na toestemming Lijnmanagement. Firmamedewerkers die IBL werkzaamheden verrichten moeten door hun eigen werkgever voorzien worden van de adequate veiligheidsmiddelen. In sommige fabrieken/ units worden aanvullende eisen (vluchtmasker, gelaatscherm, etc) gesteld. Het lijnmanagement dient erop toe te zien dat deze regels bekend zijn en houdt daar toezicht op. Op grond van een uitgevoerde JSA (zie werkproces SE-07) kunnen via het werkvergunningenregime aanvullende eisen (gelaatscherm, handschoenen, splashpak, perslucht, tankgordel, valgordel, etc) worden gesteld. Het gebruik daarvan is op grond van de ontvangen werkvergunning verplicht gesteld. De toe te passen veiligheidsmiddelen moeten voldoen aan de in Nederland daarvoor geldende eisen en de gebruiker(s) dienen in het gebruik van die persoonlijke beschermingsmiddelen geïnstrueerd te zijn. Aanvullende regels: In geval van lang haar, moet het haar worden opgebonden of er moet een haarnet worden gedragen. Afhankelijk van de werkzaamheden kan additionele oogbescherming voorgeschreven worden (overzetbril, gelaatscherm, laskap). Brildragers moeten een veiligheidsbril met corrigerende glazen dragen. Op werkplekken waar veiligheidsbrillen zijn voorgeschreven moeten deze ook door dragers van contactlenzen worden gebruikt. Op plaatsen met een geluidniveau hoger dan 80 dB(A) (aangeduid als gehoorbeschermingszone en als zodanig gemarkeerd) of een momentaan geluiddrukniveau van meer dan 112 Pa (135 dB(C)), is het dragen van doelmatige gehoorbescherming verplicht (wettelijke waarden 85 dB(A) of 140 Pa (137 dB(C))). De gehoorbescherming wordt door de werkgever ter beschikking gesteld. Beschermd mag de geluiddosis niet hoger zijn dan 87 dB(A) of het piekniveau niet hoger dan 200 Pa (140 dB(C)). Oordoppen mogen niet worden gebruikt: medewerkers dienen oorkappen (of speciale individueel aangemeten otoplastieken) toe te passen. Een uitzondering wordt gemaakt voor bezoekers die kortstondig (korter 1 uur) in de fabriek verblijven. Bij werkzaamheden waarbij het risico bestaat van een hoogte (wettelijk > 2,5 m) te vallen en waarbij dit risico niet kan worden voorkomen door het aanbrengen van een steiger, werkvloer en dergelijke is het gebruik van een valbeveiliging verplicht. Daar waar noodzakelijk (moeilijk toegankelijke ruimten en besloten ruimten) moet een tankgordel als extra veiligheidsmiddel worden toegepast.
Sitech Services BV SHE Pagina 21
van 81
April 2011
In elke fabriek of afdeling waar gewerkt wordt met (acuut) toxische stoffen dienen persluchtademtoestellen beschikbaar te zijn. Het gebruik van dergelijke toestellen is slechts toegestaan door personen die medisch geschikt, geïnstrueerd en getraind zijn; de training en instructie heeft een geldigheid van 3 jaar. Het solitair werken met persluchtademtoestellen is niet toegestaan. Ademlucht (bv. voor luchtkappen) mag alleen worden onttrokken uit het centrale ademhalingsluchtnet of uit goedgekeurde ademluchtflessenwagens, ademluchtcylinders, ademluchtcompressoren. Vanaf 1 april 2011 is het gebruik van longautomaten met luchtvoeding vanuit het centrale ademhalingsluchtnet niet meer toegestaan. Reden hiervan is het feit dat de vereiste minimumdruk voor de longautomaten niet kan worden gegarandeerd. Voor het overig gebruik van het centrale ademluchtnet ligt de verantwoordelijkheid voor het afwegen van de risico’s van het gebruik van het ademluchtnet bij de huisbaas. Het centrale ademluchtnet staat onder beheer van USG (Sitech Services); wijzigingen aan het systeem behoeven de expliciete goedkeuring van USG.
Sitech Services BV SHE Pagina 22
van 81
April 2011
4. WERKVERGUNNING, BRANDGEVAARLIJK WERK, BESLOTEN RUIMTE, REINIGEN, PLAATSEN EN AFVOEREN VAN EEN ACCOMMODATIE, CONTRACTORVEILIGHEID
4.1. DE WERKVERGUNNING Voor verdere detaillering daarvan wordt verwezen naar de Site Regelgeving 5.5 en het SHEwerkproces SE-10 zoals dat in het IMS staat opgenomen.
4.2. BRANDGEVAARLIJK WERK (HEETWERK) 4.2.1. Algemene regels en voorwaarden Inventarisatie en aanduiding Voor brandgevaarlijk werk is altijd een werkvergunning nodig (open vuur/lassen/slijpen/branden/ gloeien/stralen/hete oppervlakken e.a.) (SE 10). Omgevingscondities Op de werkvergunning zijn een aantal maatregelen vermeld, die van toepassing kunnen zijn om brandgevaarlijk werk veilig uit te voeren. Metingen op explosief o 10% van de onder explosiegrens in lucht. o 10% van de onder explosiegrens in stikstof. Gebruik maken van een brand/Areawacht Geschikte blusapparatuur ter plaatse Afdekken van putten en riolering met brand-lasdeken Controleer omgeving m.b.t. mogelijke brandbare stoffen. o (let hierbij op papier en isolatie en werkzaamheden op hoogte) Zet de omgeving indien nodig voldoende af met afzetlint Controleer na de werkzaamheden of er geen smeulend vuur waar te nemen is in de omgeving De brandwacht De brandwacht is de functionaris die in opdracht van en namens de ontvangende afdeling wordt belast met het bewaken van het veilig blijven van de werkomstandigheden bij brandgevaarlijk werk. Hiertoe heeft deze functionaris een controlerende en preventieve taak. Tijdens het uitvoeren van bovenstaande taak mag de brandwacht met geen andere werkzaamheden worden belast. De ontvangende afdeling zorgt ervoor dat de brandwacht wordt geïnstrueerd over de plaatselijke risico's. De brandwacht rapporteert aan de directe chef ontvangende afdeling. De taken van de brandwacht zijn vastgelegd in Site Regelgeving Chemelot.
Sitech Services BV SHE Pagina 23
van 81
April 2011
De Areawacht (brandwacht) De areawacht is de functionaris die als brandwacht binnen een bepaald gebied toezicht houdt op meerdere klussen. De inzet van een areawacht vindt plaats in overleg tussen de ontvangende afdeling, de uitvoerende afdeling en de brandwacht. De areawacht rapporteert aan de directe chef ontvangende afdeling. Naast de algemene opleidingseisen worden de navolgende extra eisen/kwalificaties gesteld: Minimaal MBO-niveau Minimaal 3 jaar ervaring als brandwacht in de (petro)chemie. In staat meerdere klussen te overzien Goede communicatieve vaardigheden De monsternemer gasmeten De monsternemer gasmeten is de functionaris, of firmamedewerker, fabrieksbekend en adequaat opgeleid en getraind, die de vrijgave meting in opdracht van de ontvangende afdeling neemt en analyseert (zuurstof %, explosiegevaar % LEL en toxische stoffen grenswaarde). De juiste plaats van monstername moet door de ontvangende afdeling worden aangegeven. Na iedere monstername dienen de analysegegevens door de monsternemer gasmeten op de vergunning te worden genoteerd en geparafeerd. Afhankelijk van deze gegevens beslist de directe chef ontvangende afdeling of de werkzaamheden verder kunnen worden uitgevoerd. De monsternemer gasmeten dient de opleiding gasmeten te hebben gevolgd. Opmerking Het verdient aanbeveling voor de explosiefmeting tijdens de werkzaamheden gebruik te maken van een continu metende explosiemeter. De plaats van opstelling moet door een deskundige van de ontvangende afdeling worden aangegeven. Bij alarm van dit apparaat moet het werk onmiddellijk worden gestopt. Daarna moet worden overlegd hoe de omstandigheden kunnen worden verbeterd. 4.2.2. Niet-explosieveilige werktuigen, voertuigen en elektrische apparatuur De voorschriften betreffende brandgevaarlijk werk, gelden onverkort voor het gebruik van niet-explosieveilige werktuigen, voertuigen en elektrische apparatuur; dit in verband met vonkvorming en/of hoge temperatuur.
Sitech Services BV SHE Pagina 24
van 81
April 2011
4.3. WERKZAAMHEDEN IN EEN BESLOTEN EN BIJZONDERE RUIMTE 4.3.1. Algemeen In veel gevallen dienen werkzaamheden uitgevoerd te worden in een ruimte/werkplek met beperkte vlucht mogelijkheden, waarbij een veranderende (gevaarlijke) atmosfeer kan ontstaan of een onvoldoende bescherming is om een val van grotere hoogte te voorkomen. Om de juiste maatregelen te kunnen nemen zijn deze ruimten als volgt geclassificeerd: Besloten ruimte. Bijzondere ruimten 4.3.2. Besloten ruimte Een besloten ruimte is een ruimte die onvoldoende natuurlijke ventilatie bezit danwel een gevaarlijke atmosfeer en/of moeilijk toegankelijk is, waardoor in geval van nood de ruimte niet snel is te verlaten. Voorbeelden van dergelijke ruimten zijn onder andere vaten, tanks, bunkers, kolommen, reactoren, riolen, leidingen met een grote diameter, ovens, kruipruimten, ketelwagens, putten en sleuven. Iedere huisbaas draagt er zorg voor dat alle besloten ruimten in zijn huisbaas gebied bekend en gemarkeerd zijn. Bij het betreden en het werken in besloten ruimten dient men extra veiligheidsmaatregelen te treffen die in deze paragraaf zijn aangegeven. Risico inventarisatie en evaluatie Als er een besloten ruimte betreden moet worden dient men altijd een risico inventarisatie & evaluatie uit te voeren om zodoende alle risico’s in kaart te brengen die bij het betreden een gevaar kunnen veroorzaken. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren middels een Job Safety analyses (JSA). Het uitvoeren van een JSA wordt beschreven in IMS SHE werkproces SE 07. Veiligstellen van besloten ruimten Een besloten ruimte dient voor betreding leeg en drukvrij te worden opgeleverd. Daarnaast dienen alle toe- en afvoerleidingen te zijn afgekoppeld of minimaal te zijn afgeblind zo kort als mogelijk op het vat. Indien bovenstaand niet mogelijk is mag men ook een “double block and bleed” toepassen. Alle elektrische aangedreven apparatuur die samenhangen met de besloten ruimte dienen Etechnisch worden veiliggesteld. In het IMS SHE werkproces SE 08 wordt in detail ingegaan op het veiligstellen van apparatuur. Luchtcondities in een besloten ruimte Voordat iemand de ruimte betreedt, wordt er gezorgd voor een doeltreffende luchtverversing. Indien er geen zekerheid bestaat dat tijdens de werkzaamheden aan onderstaande criteria blijvend kan worden voldaan, worden er herhalingsmetingen uitgevoerd. De frequentie van deze metingen
Sitech Services BV SHE Pagina 25
van 81
April 2011
wordt zodanig gekozen dat een verandering in de atmosfeer wordt geconstateerd voordat deze een gevaarlijke waarde bereikt. De luchtcondities in een besloten ruimte moeten aan onderstaande normen blijven voldoen: zuurstofgehalte tussen 20% en 21% gehalte giftige stoffen kleiner dan de wettelijke grenswaarde; indien geen wettelijke grenswaarde is vastgesteld dient advies te worden ingewonnen van de Arbodienst gehalte explosiegevaar opleverende stoffen kleiner dan 10% van de onderste explosiegrens. Indien niet aan deze luchtcondities wordt voldaan moeten op basis van een risico analyse aanvullende maatregelen worden getroffen. De monsternemer gasmeten Zie hoofdstuk 4.2.1. Brandgevaarlijk werk. Werkzaamheden in besloten ruimte in stikstofatmosfeer In een aantal reactoren en kolommen binnen Plants en Sitech Services zijn pyrofore stoffen (zoals gereduceerde katalysatoren of polymerisatieproducten) aanwezig, die bij contact met lucht kunnen gaan branden of oxideren. Bij bepaalde onderhoudswerkzaamheden kan daarom werken in stikstofatmosfeer noodzakelijk zijn, wat extra gevaren met zich meebrengt. Werkzaamheden in besloten ruimte onder stikstofatmosfeer worden binnen Plants & Sitech mag uitsluitend worden uitgevoerd door daartoe gespecialiseerde firma’s. Verplichte instructies Naast de besloten ruimtevergunning moet de uitvoerende firma een gedetailleerde werk- en veiligheidsinstructie hebben opgesteld voor het werken in besloten ruimten onder stikstofatmosfeer. Hierbij moet de uitvoerende firma en de uitvoerende medewerkers voldoen aan de voorschriften van de Stichting Industriele Reiniging (SIR) die gelden voor het werken onder IDLH (direct levensbedreigende) condities. Toezicht Gedurende de werkzaamheden moeten ter plaatse aanwezig zijn: De directe toezichthouder van de personen die de besloten ruimten betreden. Speciaal getrainde en ervaren veiligheidswachten, als onderdeel van het stikstofbetredingsteam, met doelmatige reddingsapparatuur. Voor het betreden moet gecontroleerd worden dat de ruimte nog steeds onder stikstofatmosfeer is. De condities in de besloten ruimte moeten tijdens betreding continue gemonitord worden (< 3% O2 en < 10%LEL).
Sitech Services BV SHE Pagina 26
van 81
April 2011
In de ruimte dienen aanwezige temperatuurmeetpunten aanwezig te zijn die constant moeten worden bewaakt. Bij een snelle temperatuurstijging dient de ruimte onmiddellijk te worden verlaten. Een speciaal getrainde en ervaren medewerker, als onderdeel van het stikstofbetredingsteam, voor bewaking en bediening van de ademlucht voorziening. Over de werkwijze, het materieel/ hulpmiddelen en handelswijze in calamiteit situaties wordt voorafgaand aan de werkzaamheden overleg met de huisbaas gepleegd. Ademlucht voorziening De besloten ruimte mag slechts worden betreden door speciaal getrainde en medisch gekeurde personen. Deze moeten zijn voorzien van een goed op het gezicht aansluitend PA-masker die van ademlucht voorzien wordt welke voldoet aan de eisen van de norm NEN-EN 12021. Bij (dreigende) uitval van de ademluchttoevoer moeten alle personen de besloten ruimte onmiddellijk verlaten. In de werkwijze van de uitvoerende firma dient duidelijk omschreven te worden welke voorzieningen getroffen zijn in het geval van uitval van de ademluchtvoorziening. Heetwerk in besloten ruimte (lassen/gloeien/branden/snijden etc.) Lassen, gloeien (inclusief voorwarmen), branden en snijden moet bij voorkeur elektrisch gebeuren en wel met gelijkstroom van ten hoogste 110 Volt tussen de polen of met wisselstroomlastoestellen met een secundaire spanning van 50 Volt. De transformator moet buiten de besloten ruimte blijven. Bij autogeen, argon-arc lassen, voorwarmen met een propaanbrander e.d. kunnen extra gevaren ontstaan door lekkages t.g.v. beschadigingen van gasslangen, van losneembare slangkoppelingen, etc. Gasflessen mogen niet in de ruimte worden geplaatst. Bij onderbreking van het werk moeten slangen en branders uit de ruimte worden verwijderd, de afsluiters van de flessen worden dicht gezet en de sleutels van de afsluiters worden genomen. Bij bovengenoemde werkzaamheden dient moeilijk brandbare kleding te worden gedragen. In verband met het ontstaan van lasrook moet de ruimte geforceerd worden geventileerd (eventueel mobiele lasrookafzuiging) en moeten alle in de ruimte aanwezige personen een doelmatig adembeschermingsmiddel dragen. Elektrisch materieel in besloten ruimten Het gebruik van elektrisch materieel in besloten ruimten is, afhankelijk van de aard van de ruimte, aan voorwaarden gebonden. Er wordt onderscheid gemaakt in: nauwe geleidende besloten ruimten, overige besloten ruimten. Een nauwe geleidende besloten ruimte wordt voornamelijk begrensd door geleidende delen, waarin de bewegingsvrijheid van een persoon zo beperkt is dat deze (nagenoeg) voortdurend in contact is met deze geleidende delen.
Sitech Services BV SHE Pagina 27
van 81
April 2011
In verband met het gevaar voor elektrocutie mag in nauwe geleidende besloten ruimten slechts gebruik worden gemaakt van elektrisch materieel mits voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het Electrotechnisch Bedrijfsvoorschrift EBV. Organisatorische maatregelen Bij werkzaamheden in een besloten ruimte dient er altijd gebruik gemaakt te worden van een veiligheidswacht (mangatwacht). Deze persoon moet in staat zijn om in een noodsituatie meteen op te treden en alle maatregelen te nemen die zijn beschreven in de noodprocedure. Het is bijna niet mogelijk dat iemand door één persoon uit een besloten ruimte gered wordt. Redding is alleen dan mogelijk als de helpers beschikken over de geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen. Als de omstandigheden dit eisen worden deze ook gebruikt. Indien nodig wordt het gebied rondom de besloten ruimte afgezet of wordt een waarschuwingsbord geplaatst, zodat er geen onbevoegden in het werkgebied kunnen komen. De toegangswegen en de omgeving van de besloten ruimte worden vrijgehouden van materiaal, apparatuur en voertuigen die niet bij de werkzaamheden worden gebruikt, zodat in noodgevallen onmiddellijk hulp kan worden verleend. Om te voorkomen dat de ruimte door onbevoegden wordt betreden zijn de toegangen tot de ruimte voorzien van een waarschuwingsbord. Het aantal personen dat in een besloten ruimte werkt, is zo klein mogelijk. De tijd die iemand aan één stuk door in een besloten ruimte werkt, is zo kort mogelijk; er wordt zo nodig rekening gehouden met tijdige aflossing. Bij werkzaamheden in besloten ruimte dient altijd gebruik gemaakt te worden van het aparte deel “besloten ruimten (gele deel)” van het werkvergunningen systeem. Meer gedetaillieerde informatie hieromtrent staat weergegeven in IMS SHE werkproces SE 10. Communicatie middelen Toegepaste communicatiemiddelen kunnen zijn: het gebruik van portofoons, eventueel ingebouwd in maskers. klopsignalen of treksignalen aan bijvoorbeeld het veiligheidstouw; Indien hiervan afgeweken wordt dient expliciet in een JSA te worden gemotiveerd welke andere hulpmiddelen danwel maatregelen getroffen worden. 4.3.3. Bijzondere ruimten Een bijzondere ruimte is een ruimte die niet onder de begripsbepaling van 'besloten ruimte' valt, maar die toch bij het betreden risico kan opleveren als niet een aantal maatregelen worden getroffen. Voorbeelden zijn: daken van bepaalde fabrieken, tussenverdiepingen, reactorbays, hoge
Sitech Services BV SHE Pagina 28
van 81
April 2011
kolommen, kabelkanalen en gashouders. Een schakelruimte (met de daaronder liggende kabelkelder) is ook een bijzondere ruimte. Iedere huisbaas draagt er zorg voor dat alle besloten ruimten in zijn huisbaas gebied bekend en gemarkeerd zijn.
4.4. REINIGEN 4.4.1. Algemeen Reinigen is een verzamelnaam van activiteiten, zoals chemisch technisch reinigen, hogedruk vloeistof reinigen, druk-vacuüm reinigen en spoelen. Reinigingswerkzaamheden, vallend onder de omschrijvingen van Hoge druk, druk-vacuüm en chemisch technisch reinigen, moeten worden uitgevoerd volgens de voorschriften van de SIR (stichting Industriële Reiniging). In de praktijk van alle dag wordt industrieel reinigen uitgevoerd door een externe, daartoe gespecialiseerde firma. Normale spoelwerkzaamheden (productie, maar ook maintenance) bedoeld om apparatuur te reinigen dmv water, stoom of lucht, wordt door eigen personeel uitgevoerd. Bij het afvoeren van onderdelen naar onderhoudsdiensten zal een ‘Reinigingsformulier’ incl. stofinformatie (werkinstructiekaarten, eventueel SDS-en) mee moeten worden gestuurd. Voor het industrieel reinigen zijn door de Stichting Industriële Reiniging (SIR) richtlijnen ontwikkeld in nauwe samenwerking met opdrachtgevers en uitvoerders. Deze richtlijnen zijn vastgelegd in een aantal handboeken. De volgende handboeken zijn beschikbaar: Handboek veilig werken bij Chemisch Technisch Reinigen. Handboek Hogedruk Vloeistof Reiniging. Handboek Druk-vacuüm Reinigen. Toepassing Dit hoofdstuk heeft betrekking op het chemisch technisch reinigen, hogedruk vloeistof reinigen, druk-vacuüm reinigen en spoelen van: Procesapparatuur, appendages en dergelijke. Transportvaten zoals ketel- en gaswagons, tankcontainers, tankauto's, IBC’s. Deze werkzaamheden kunnen plaatsvinden ten behoeve van onderhoud, afvoer, verschrotten, reparatie, revisie, inspectie, keuring of productwisseling.
Sitech Services BV SHE Pagina 29
van 81
April 2011
Begripsomschrijving Intern hanteren we de volgende begripsomschrijvingen: Chemisch Technisch Reinigen Het verwijderen van ongewenste materie van oppervlakken (inwendige en uitwendige) van technische installaties (of onderdelen ervan) door middel van het in contact brengen met chemicaliën. Hogedruk Vloeistof Reinigen Het verwijderen van ongewenste materie van oppervlakken (inwendige en uitwendige) van technische installaties (of onderdelen ervan) door middel van het spuiten met hoge druk waterstraal. Een hogedruk vloeistofspuitinstallatie is een (al dan niet) verplaatsbare installatie, bestaande uit een pompeenheid en het daaraan gekoppelde spuitgereedschap, handbediend en/ of (semi) automatisch. Afwijkend van de Europese richtlijnen voor hogedruk installaties, is in Nederland hoge druk gedefinieerd als een druk hoger dan 250 bar of wanneer het pompvermogen meer dan 10 KW is bij een druk hoger dan 25 bar. Druk-vacuüm Reinigen Het verwijderen van ongewenste materie van oppervlakken (inwendige en uitwendige) van technische installaties (of onderdelen ervan) door middel van opzuigen met behulp van een vacuümwagen. Spoelen Het verwijderen van ongewenste materie van oppervlakken (inwendige en uitwendige) van technische installaties (of onderdelen ervan) door middel van het in contact brengen met o.a. water, stoom, stikstof, lucht. Werkvergunning Bij alle reinigingsactiviteiten is een werkvergunning verplicht. Via de werkvergunning wordt aangegeven of een reinigingsformulier (zie Site Regelgeving Reinigingsformulier) additioneel noodzakelijk is. Reinigingsformulier Toepassing Het reinigingsformulier moet worden toegepast bij het reinigen van: 1. Ketel en gaswagons, tankcontainers, IBC’s en tankauto’s. 2. Procesapparatuur, appendages en dergelijke, voorafgaande aan: afvoer, verschrotten, reparatie, revisie of keuring. Procedure De chef ontvangende afdeling (opdrachtgever) geeft op het formulier aan: 1. Algemene gegevens van het te reinigen object. 2. De methode van reinigen.
Sitech Services BV SHE Pagina 30
van 81
April 2011
3. De te verwijderen stoffen. 4. De eisen na het reinigen. De chef reinigende afdeling/firma handelt als volgt: 1. Laat de voorgeschreven analyse uitvoeren. 2. Vult de gegevens na het reinigen in. 3. Geeft akkoordverklaring als het object voldoet aan de gestelde eisen. 4. Stuurt een volledig ingevuld reinigingsformulier naar de onderhoudsafdeling c.q. de gebruiker. 4.4.2. Uitvoering van de reinigingswerkzaamheden Algemeen Om de juiste keuze voor de veiligste reinigingsmethode en de te gebruiken materialen te maken, is het noodzakelijk dat de uitvoerende firma goed op de hoogte is van de aard van de verontreiniging en de mate van vervuiling. Bij alle industriële reinigingsactiviteiten moet de uitvoerende partij hier voorafgaand aan de werkzaamheden over geïnformeerd worden. Naast de gevaarsaspecten dient ook rekening te worden gehouden met milieuverontreinigende stoffen Uitvoering van Chemisch Technisch Reinigen Bij het uitvoeren van chemisch technisch reinigen moeten de voorschriften van het SIR Handboek “Chemisch Technisch Reinigen “ worden toegepast. Chemisch technisch reinigen introduceert vaak nieuwe en onbekende stoffen in het productieproces is daardoor veelal acceptatieplichtig conform werkproces SE-05. Bij elke chemische reiniging dient gebruik gemaakt te worden van een intakeformulier (zie Handboek SIR). Voor de afvalverwerking van topgepaste chemicaliën dient rekening te worden gehouden met hoofdstuk 7.2.3 Afvalstoffen van de Site regelgeving. Uitvoering van Hogedruk Vloeistof Reinigen Bij het uitvoeren van hogedruk spuitwerkzaamheden moeten de voorschriften van het SIR Handboek “Hogedruk Vloeistof Reiniging” worden toegepast. Hierbij moet specifiek aandacht worden gegeven aan SIR-richtlijnen zoals: De spuitplaats moet deugdelijk zijn afgezet met borden en afzetlint. Onbevoegden mogen de spuitplaats niet betreden. Het uitvoeren van specifieke hogedruk spuitwerkzaamheden door site-users is alleen toegestaan als voldaan wordt aan de voorwaarden en eisen zoals gesteld in het SIR handboek hoge druk reiniging, met opgeleid personeel en materieel welke gekeurd is volgens de eisen zoals vastgelegd in het handboek van de SIR.
Sitech Services BV SHE Pagina 31
van 81
April 2011
De ontvangende afdeling dient te instrueren over de ter plaatse aanwezige specifieke risico's. Bij werkzaamheden waar gespoten wordt met vrij verkrijgbare apparatuur die niet onder de SIR richtlijnen vallen (een werkdruk kleiner dan 250 bar of pompvermogen kleiner dan 10 KW bij een druk hoger dan 25 bar) moet de bediener op de hoogte zijn van de werking en de risico’s van het apparaat, de te gebruiken PBM’s en eventuele aanvullende risico’s die het gevolg zijn van het oppervlak welke gereinigd wordt (bv meegedragen deeltjes in de nevel van het spuiten). Uitvoering Druk-vacuüm Reinigen Bij het uitvoeren van druk-vacuüm werkzaamheden moeten de voorschriften van het SIR Handboek “Druk-vacuüm Reinigen” worden toegepast. Voor het verstrekken van de adequate informatie wordt gebruik gemaakt van het SIR formulier “opdrachtformulier voor druk-vacuüm werkzaamheden” (zie Handboek SIR). Voor de afvalverwerking dient rekening te worden gehouden met hoofdstuk 7.2.3 Afvalstoffen van de Site regelgeving. Uitvoeren Spoelen Voor het uitvoeren van spoelwerkzaamheden gelden geen algemene voorschriften. Tankcontainers, IBC’s en tankauto's met voor de locatie vreemde producten mogen niet op het bedrijf worden gespoeld. In specifieke gevallen is contractueel vastgelegd dat spoelen van tankcontainers en tankauto's is toegestaan. Bij toepassing daarvan dient vooraf gecontroleert te worden op welke wijze het spoelwater verder kan worden verwerkt (analyse, bufferen, direct lozen). 4.5. PLAATSEN EN AFVOEREN VAN EEN ACCOMMODATIE Onder een accommodatie wordt verstaan een tijdelijke, verplaatsbare unit zoals keet, wagen, tent te gebruiken als kantoor, schaftlokaal, kleedlokaal, sanitaire unit, werkplaats, magazijn. Hierin onderkenen we binnen Plants & Sitech Services 2 situaties: Plaatsen en afvoeren van een accommodatie OBL en IBL. De situatie OBL is beschreven in paragraaf 4.4 Site Regelgeving Chemelot. Voor de IBL situatie dient men dezelfde werkwijze te hanteren. Op basis van de Housing Rules P&S wordt bepaald of een accommodatie op een bepaalde plaats gestationeerd mag worden.
4.6. CONTRACTORVEILIGHEID De details m.b.t. contratorveiligheid zijn te vinden in de SR Chemelot onder paragraaf 5.8.
Sitech Services BV SHE Pagina 32
van 81
April 2011
Binnen Plants & Sitech Services zijn procedures opgesteld met de focus op: aan contractors te stellen eisen (kennis, kunde, middelen, werkuitvoering) beoordeling of aan gestelde eisen is voldaan (performancebeoordeling / verbetermanagement) communicatiestructuur site user contractor toezicht en inspectie bij de uitvoering van werkzaamheden. Goede samenwerking tussen Sitech Services en de door haar ingehuurde firma’s is onontbeerlijk om ervoor te zorgen dat de opgedragen werkzaamheden goed zijn voorbereid, de arbeidsrisico’s die daarmee gepaard (kunnen) gaan bekend zijn, de uitvoeringstermijnen worden gehaald en de werkzaamheden ongevalsvrij worden gerealiseerd. Alle werk moet zodanig worden uitgevoerd dat een ieder even gezond naar huis gaat als hij is gekomen. Binnen Plants & Sitech Services zijn systemen, procedures en protocollen vastgelegd (zie IMS) die ervoor moeten zorgen dat alle opgedragen werkzaamheden veilig kunnen worden gerealiseerd. Goede en vooral open communicatie over en weer zal een sterke stimulans moeten zijn om van elkaar te leren en verdere verbeteringen aan te brengen.
Sitech Services BV SHE Pagina 33
van 81
April 2011
5. BOUW, WIJZIGINGEN, APPARATUUR, HULPMIDDELEN, BOUWPLAATSEN
5.1 ALGEMEEN Veiligheidsrichtlijnen op het gebied van engineering en lay-out van fabrieken en installaties zijn vastgelegd in interne procedures en protocollen (zie IMS) en algemene technische normbladen. Apparatuur (werktuigen, machines en dergelijke) dient te voldoen aan de voorschriften en besluiten zoals genoemd in onder andere de Arbowet, het Arbeidsomstandighedenbesluit, de Warenwet, de Vervoerswetgeving en de Kernenergiewet. Daarnaast dient te worden voldaan aan de Publicaties van de Arbeidsinspectie (AI) en waar van toepassing aanvullende locatienormen. Voor apparatuur dient een beheerssysteem (Machinerichtlijn, ATEX, Onderhoudssysteem, HeraPEMS, PID+, Veiligstellen (LoToTo), etc) aanwezig te zijn. Voor alle arbeidsmiddelen dient een beheerssysteem te zijn opgezet. Voor detailinformatie wordt verwezen naar het IMS en de daarin opgenomen Manufex en SHE werkprocessen. Op grond van ervaringsgegevens zijn termijnen voor periodieke controle en onderhoud bij de diverse onderhoudsdiensten vastgesteld. Voordat een procesinstallatie of een onderdeel hiervan wordt gewijzigd moet een schriftelijk voorstel tot wijziging zijn goedgekeurd.
5.2 HIJSEN EN HEFFEN 5.2.1. Definities Hijsen is het verplaatsen van een vrijhangende last. Heffen is het verplaatsen van een ondersteunde last. 5.2.2. Algemene Regels voor aanvang, tijdens en na het Hijskarwei Hijs- en hefwerktuigen mogen alleen bediend worden door deskundige en bevoegde personen. Voor alle afstempelbare mobiele hijswerktuigen is afstempelen op stempelschotten verplicht aangezien de bodem op de Chemelot site als ‘geroerde grond’ wordt beschouwd. De maximaal optredende bodemdruk mag nooit hoger zijn dan 200 kN/m2 (2 kg/cm2 resp. 20 ton/m2). Wees altijd alert voor ondergrondse leidingenbanen. Te allen tijde bij opstelling op of rijden over kiezelbed verplicht rijplaten leggen. De kraanmachinist moet altijd aanwezig zijn op de bedieningsplaats zolang alle in de kraan hangende lasten los van de vaste ondergrond zijn. Alle hijs- en hefmiddelen voor aanvang van de werkzaamheden controleren. Certificaten moeten aanwezig zijn.
Sitech Services BV SHE Pagina 34
van 81
April 2011
Mobiele kranen: De machinist is eindverantwoordelijk voor het veilig werken met een hijs- of hefwerktuig en de hijsklus. Een goed “ samenspel “ tussen de machinist en de hijsers / riggers is noodzakelijk Hoogwerkers en schaarliften: Bediening enkel door personen welke hiertoe zijn geïnstrueerd. Personen dienen voorzien te zijn van een doelmatige valbeveiliging en aangelijnd. Hijs- en hefwerkzaamheden handbediening: Hijser is eindverantwoordelijk voor uitvoering van de hijs- en hefklus. Hijser dient adequaat te zijn opgeleid . 5.2.3. Minimale wettelijke periodieke keuringen Hijs- en Hefwerktuigen Hijswerktuigen en hijsmiddelen in bezit van site users en contractors. Site-users en contractors moeten een beheerssysteem hebben betreffende essentiële data (minimaal gebaseerd op de wettelijke eisen) van hijswerktuigen en hijsmiddelen. Dit betreft: hijsmiddelen boven de haak (te voorzien van gele kleur) o kranen en kraanonderdelen o vaste hijsopstelling hijsmiddelen beneden de haak o hijsmiddelen o kunststof hijsbanden o kettingwerk o staalkabels o takels lieren Periodieke inspecties betreffende hijswerktuigen, hijsmiddelen en lieren moeten binnen site users worden uitgevoerd door EKH gecertificeerde keuringsbedrijven (Erkend Keuringsbedrijf Hijsmiddelen). Voor onderstaande hijswerktuigen zijn als uitzondering op de jaarlijkse keuring de volgende keuringen verplicht: Na iedere opstelling door een gecertificeerde deskundige Torenbouwkranen instantie. Na iedere opstelling door een gecertificeerde deskundige Bouwlift voor personen instantie.
Sitech Services BV SHE Pagina 35
van 81
April 2011
5.2.4. In kranen hangende werkbakken voor personenvervoer Onderzoeksrapport en keuringssticker: laatste keuringsdatum (1 jaar geldig). Borging van de sluitingen aan de werkbak d.m.v. splitpennen. Opschriften op de werkbak: Registratienummer. Maximaal aantal personen. Veilige werkbelasting. Eigen massa van de werkbak. Veiligheidssignalering op de onderrand/voetstootlijst Personen in de werkbak dienen: Duidelijk geïnstrueerd te zijn Minimaal 18 jaar of ouder zijn; Voorzien te zijn van een doelmatige valbeveiliging en aangelijnd. Voorzien te zijn van de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen. Waarborging visueel en radiografisch contact tussen de machinist en de personen in de werkbak. Voorwerpen mogen niet buiten de werkbak uitsteken In- of uitstappen op hoogte is verboden! 5.2.5. Afzettingen De werkplek dient adequaat te worden afgezet: Afzetting met speciaal lint (rood-wit met tekst) Het gebied dat wordt bestreken door de last. Niemand mag hijsgebied betreden zonder toestemming. Bij mobiele kranen: - Het afgezette hijsgebied aan geven in het hijsplan - Indien afzetting niet mogelijk is, dan werken met fluitsignalen. (NB. Altijd minimale afzetting tussen de stempels!) - Fluitsignalen en begeleiden van last door aangewezen persoon (hijsfirma) 5.2.6. Handbediende hijs- en hefwerktuigen en hijsgereedschappen De hijser / rigger moet adequaat opgeleid en deskundig zijn. Hijswerktuigen en gereedschappen alleen bevestigen aan vooraf gecontroleerde en berekende constructie en alleen met schriftelijke toestemming van de huisbaas Het hijsmateriaal moet deugdelijk zijn. Certificaten van de hijsmiddelen moeten aanwezig zijn. Het hijsmateriaal moet altijd voldoende capaciteit hebben t.o.v. de te hijsen last. Als regel de last zo kort mogelijk in gehesen toestand laten hangen. Zorgdragen dat er niemand onder de last kan komen (werkplekafzetting).
Sitech Services BV SHE Pagina 36
van 81
April 2011
5.2.7. Weersinvloeden Wind Een hijs- / hefwerktuig moet buiten bedrijf worden gesteld, indien tengevolge van de winddruk de stabiliteit in gevaar kan komen of de last niet meer in bedwang kan worden gehouden. In ieder geval moet een buiten opgestelde mobiele kraan buiten gebruik worden gesteld en conform de voorschriften van de fabrikant worden vastgezet als de windsnelheid hoger is dan 17 m/s (windkracht 7) op 10 meter hoogte. Bij hoogwerkers, ladderliften, werkbakken e.d. is dit 13.8 m/s (windkracht 6). NB. Op grotere hoogte dient men rekening te houden met hogere windsnelheden. (Vuistregel hierbij; op 30 meter ca. 30% en op 80 meter ca. 60 % meer). Bij twijfel dient ter plaatse gemeten te worden! Beoordeling van bovenstaand door de kraanmachinist of hijser ter plaatse. Onweer Stoppen met de werkzaamheden, last en werkomgeving veilig stellen. Extreme weersomstandigheden ( Mist, Sneeuwval, ijzel, Hagel) In onderling overleg tussen hijsfirma en opdrachtgever het werk stil leggen. 5.2.8. Bijzondere situaties Werken binnen de gevarenzone van hoogspanningslijnen. Werkzaamheden in de gevarenzone van een hoogspanningslijn mogen slechts worden uitgevoerd nadat hiertoe schriftelijk toestemming is verkregen van de beheerder van die hoogspanningslijn. Gemeten vanaf de buitenste hoogspanningslijn, strekt de gevarenzone zich 50 meter uit, aan beide zijden van de hoogspanningslijn. Bij gebruik van (hijs)werktuigen met een valafstand groter dan 35 meter, is de gevarenzone groter dan 50 meter. In dit geval geldt hiervoor 1.5 maal de valafstand van het betreffende (hijs)werktuig. Werken in de nabijheid van het spoor. Indien men hijs/hefwerkzaamheden binnen het profiel vrije ruimte (PVR + 3 meter) van het spoor moet verrichten, dient men toestemming te hebben verkregen van de Chef Railtransport en de Chef Ontvangende Afdeling. Werken boven kolommenbanen / leidingtracé’s. Indien hijswerkzaamheden over kolommenbanen of leidingtracés moeten plaatsvinden is naast het opstellen van een hijsplan ook afstemming noodzakelijk met leidingbeheerder(s) in verband met de door de leidingbeheerder(s) te treffen voorzorgsmaatregelen
Sitech Services BV SHE Pagina 37
van 81
April 2011
5.2.9. Hijsplan Bij risicovolle werkzaamheden moet door de hijsfirma in samenwerking met de opdrachtgever/ontvangende afdeling een hijsplan, in combinatie met Opstellingsplan, RI&E en Stappenplan, conform standaard format (Hijskaart (Site Regelgeving)) worden opgesteld. Dit geldt voor een of meerdere van de volgende situaties: hijsen met een last met meer dan 1 hijskraan beperkte opstellings- en draairuimte van de hijskraan in de plant (draaicirkel niet volledig beschikbaar) hijswerkzaamheden waarbij het hijswerktuig en/of de last in aanraking kunnen komen met de in bedrijf zijnde leidingen of procesinstallaties. hijsen van lasten waarbij de kraanmachinist de last niet kan zien en/of volgen binnen de gevarenzone bij hoogspanningslijnen in de nabijheid van spoorlijnen in verband met Profiel Vrije Ruimte (PVR) hijsen boven ruimte waar zich personen bevinden (bij mobiele kranen verboden) indien wegen (aanrijdroutes) geheel of gedeeltelijk worden geblokkeerd Bij het hijsen met meerdere kranen aan één last, dient een deskundige toezichthouder van de kranenfirma aanwezig te zijn. 5.3. WERKEN OP HOOGTE Wanneer er gewerkt wordt op een stahoogte van 2,50 meter of hoger moet wettelijk valbescherming worden toegepast. In de best practice van DSM wordt een hoogte vanaf 1,80 meter gehanteerd. In eerste instantie dienen er leuningen en bordessen aangebracht te zijn om het valgevaar tegen te gaan. Wanneer deze voorzieningen niet aangebracht kunnen worden of als het aanbrengen van deze voorzieningen grotere gevaren met zich meebrengt dan kunnen vangnetten en/of veiligheidsgordels met vanglijnen toegepast worden. Voor werken vanaf ladders en trappen gelden andere regels (zie hieronder). Voor het werken vanuit werkbakken, hoogwerkers en/of schaarliften wordt verwezen naar hoofdstuk 5.21. 5.3.1. Ladders en trappen Binnen Plants & Sitech Services geldt het uitgangspunt dat het uitvoeren van werkzaamheden op trappen en ladders zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Voor het maken van een afweging of het gebruik van een ladder is toegestaan, wordt een afloopschema gehanteerd, zie schema 1 & 2. Ladders en trappen worden zodanig geplaatst dat hun stabiliteit tijdens het gebruik is gewaarborgd. In ieder geval worden hiertoe de volgende maatregelen genomen:
Sitech Services BV SHE Pagina 38
van 81
April 2011
de steunpunten van draagbare ladders en trappen rusten op een stabiele, stevige en onbeweeglijke ondergrond van voldoende omvang, zodat de sporten horizontaal blijven; hangladders worden stevig vastgemaakt en, met uitzondering van touwladders, zodanig dat zij niet kunnen verschuiven en dat heen en weer zwaaien wordt vermeden. Bij het gebruik van ladders en trappen worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen: het wegglijden van de voet van draagbare ladders en trappen tijdens het gebruik wordt tegengegaan door de boven of onderkant van de ladderbomen vast te zetten, of door middel van een antislipinrichting of een andere, even doeltreffende oplossing; toegangsladders steken ten minste 1 meter uit boven het toegangsniveau, tenzij andere voorzieningen een veilig houvast mogelijk maken; meerdelige ladders en schuifladders worden zodanig gebruikt dat de verschillende delen niet ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven; verrolbare ladders en trappen worden vastgezet voordat zij worden betreden. Ladders en trappen worden zodanig gebruikt dat de werknemers steeds veilige steun en houvast hebben. In elk geval mag het met de hand dragen van lasten op een ladder of een trap niet een veilig houvast belemmeren.
Schema 1 & 2: afloopschema’s gebruik ladders/trappen Zie volgende pagina’s
Sitech Services BV SHE Pagina 39
April 2011
van 81
Sitech Services BV SHE Pagina 40
April 2011
van 81
Sitech Services BV SHE Pagina 41
van 81
April 2011
5.3.2. Rolsteigers Rolsteigers worden in het algemeen gebruikt voor onderhouds- en montagewerkzaamheden en zijn door de lichte constructie niet geschikt voor materiaalopslag op de werkvloeren. Zij worden meestal samengesteld uit aluminium onderdelen met vloerdelen voorzien van hout of kunststof plaatmateriaal. Voor projectspecifieke vormen en afmetingen worden rolsteigers ook opgebouwd uit stalen pijpen die onderling door koppelingen zijn verbonden. Rolsteigers onderscheiden zich van gevel- of metselsteigers door hun vrijstaande gebruik en mobiliteit. Rolsteigers hebben door hun eenvoudige constructie een lage gebruiksdrempel. Ze worden door veel verschillende mensen in allerlei omstandigheden gebruikt. Dat verhoogt de risico’s. Deze risico’s kunnen het hoofd worden geboden als het materiaal in goede staat is, de opbouwer deskundig is en de gebruikers aan de hand van een duidelijke handleiding worden geïnstrueerd. Ook al is een rolsteiger met al zijn onderdelen in orde, dan nog kunnen er door onjuist gebruik risico’s worden geïntroduceerd. Het woord ‘gebruik’ moet hier ruim worden geïnterpreteerd. Het gaat hierbij vooral om het rekening houden met de negatieve invloeden van omgevingsfactoren, een juiste opbouw en opstelling van de rolsteiger, het juiste gebruik ervan en last but not least inspectie en onderhoud. De rode draad die door dit alles loopt is deskundigheid: deskundigheid van degene onder wiens toezicht de rolsteiger wordt opgebouwd; deskundigheid van werknemers die goed zijn geïnstrueerd over het veilig gebruik; deskundigheid van degene die is belast met de periodieke inspectie (minstens eenmaal per jaar). De beschreven omgevingsfactoren zijn: de voor een rolsteiger noodzakelijke ondergrond (draagkrachtig, vlak en horizontaal); mogelijke obstakels in gevels; bovengrondse elektrakabels; aanrijdgevaar; harde wind. Vuistregels voor veilig opbouwen zijn: gebruik van originele onderdelen van één fabrikant; horizontale liggers aan de staanders van het onderste opbouwframe bevestigen; wielstaanders minimaal opdraaien; stabilisatoren monteren vanaf 2 m vloerhoogte; platforms tijdens montage op de halve hoogte van de opbouwframes bevestigen; doorklimluiken naar de buitenzijde van de steiger laten opendraaien; opstellingscontrole aan de hand van een controlelijst en rolsteiger voorzien van steigerkaart.
Sitech Services BV SHE Pagina 42
van 81
April 2011
Voor rolsteigers die in fabriekssituaties geldt dat deze na de plaatsing dienen te worden geïnspecteerd door een vooraf aangewezen deskundige van de afdeling of firma die de steiger heeft gebouwd (deskundige steigerbouw). Indien de rolsteiger voldoet aan de voorwaarden dan moet deze van een kenmerk (groene label) worden voorzien door de deskundige van de steigerbouw. De stabiliteit van een rolsteiger is vooral afhankelijk van de hoogte van de werkvloer en de afmetingen van de basis. Deze laatste kunnen worden vergroot door stabilisatoren. Het aanbrengen van ballast is ook een mogelijkheid. Ook als de werkhoogte minder dan 2,50 m is, kan leuningwerk rondom de werkvloer nodig zijn, bijvoorbeeld als er op een vloerveld met open gevels en sparingen of vides wordt gewerkt, of als er gevaar bestaat te vallen op uitstekende delen en dergelijke. Enkele gebruiksregels: tijdens het verplaatsen mogen zich geen personen of materialen op de rolsteiger bevinden; hijswerktuigen op/aan een rolsteiger zijn slechts toegestaan op basis van een berekening en zonodig extra sterkte/stabiliteitsvoorzieningen; tussen rolsteiger en gebouw of object mag alleen dan een overbrugging worden gemaakt als de hiermee verband houdende extra risico’s voldoende zijn afgedekt (valgevaar, stabiliteit); een rolsteiger dient altijd langs ladders of trappen binnen de rolsteiger te worden betreden of verlaten. Binnen Plants & Sitech kunnen rolsteigers worden toegepast. Deze rolsteigers moeten worden gemonteerd door adequaat opgeleid personeel; dit type steiger is meestal uitgevoerd in licht aluminium. Deze ‘lichte’ rolsteigers mogen alleen worden gebruikt voor het uitvoeren van monsternemen; schilderen; isoleren. Werkzaamheden op hoogte binnen (kantoor)gebouwen. 5.3.3. Steigers Zie ook de best practice behorende bij de Site Regelgeving. Steigers zijn een belangrijk hulpmiddel om de bereikbaarheid van de werkplek op hoogte zo optimaal mogelijk in te richten en daardoor op een veilige manier het werk te kunnen uitvoeren. Binnen P&S wordt het leveren, monteren, demonteren van steigers in beginsel altijd uitgevoerd door daartoe gespecialiseerde firma’s.
Sitech Services BV SHE Pagina 43
van 81
April 2011
Bij de opdrachtstelling moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de werkzaamheden die door diverse vakdisciplines op de steiger moeten worden uitgevoerd. Voordat met de bouw van een bijzondere steiger wordt begonnen, moet de constructie in tekeningen en berekeningen zijn vastgelegd volgens BR 7.4-5. Daarbij zal duidelijkheid moeten worden gegeven over de juiste plaats, de afmetingen, de belastbaarheid en het uiteindelijke doel van de steiger (werksteiger, hijssteiger). Waar vereist zullen aanvullende voorwaarden (windbelasting, zwaarte van de steiger (BR 7.4-5/ BR 7.3-4 / AI-21), vluchtwegen, uitvoering van een JSA (hijssteiger), gebruik vanggordels, etc.) met de uitvoerende steigerbouwer worden vastgelegd; wanneer sprake kan zijn van bescherming tegen regeninslag, koude en/of wanneer milieuoverlast (stof, slijpsel, etc) dienen beschermzeilen te worden gebruikt. Na de plaatsing van een steiger, dient deze te worden geïnspecteerd door een vooraf aangewezen deskundige van de afdeling of firma die de steiger heeft gebouwd (deskundige steigerbouw). Indien een steiger voldoet aan de voorwaarden dan moet deze van een kenmerk (groene label) worden voorzien door de deskundige van de steigerbouw. Het kan voorkomen dat een steiger, t.b.v. bepaalde werkzaamheden, tijdelijk gewijzigd dient te worden terwijl de steiger toch betreden moet worden. Daarnaast kan een steiger ook tijdelijk worden gebruikt als hijssteiger. In deze gevallen wordt de steiger voorzien van een oranje label, en mag de steiger alleen betreden worden door geïnstrueerde personen. Basisregels hierbij zijn: De tijdelijke wijziging mag de constructie niet verzwakken Voor het betreden van deze steiger, dient een JSA/TRA uitgevoerd te worden.De vastgestelde maatregelen worden op de werkvergunning vermeld. Gebruik van vanggordel is, in geval van tijdelijk gewijzigde steiger, altijd verplicht Bij hijssteigers dient het gewicht en het maximaal aantal personen op de oranje label en op de werkvergunning vermeld te worden Personen die de steiger betreden dienen naast de werkvergunning, kennis te hebben van de inhoud van de JSA/TRA Nadat genoemde werkzaamheden zijn verricht dient de oranje label zo snel mogelijk te worden verwijderd Om de steiger weer voor reguliere werkzaamheden te kunnen gebruiken, dient deze te worden teruggebracht in de oorspronkelijke staat. Na inspectie wordt de groene label aangebracht. Vervolginspecties Vervolginspecties door een deskundige van de steigerbouw dienen plaats te vinden na: een standtijd langer dan 3 maanden, storm (windkracht 9 of meer),
Sitech Services BV SHE Pagina 44
van 81
April 2011
ingrijpende wijzigingen. Uitvoeringsvorm en gebruik van steigers Iedere dienst of afdeling die een steiger gaat gebruiken, is verplicht deze vooraf te controleren op goede staat. Ladderdoorgangen in werkvloeren dienen te zijn afgezet middels een klaphekje. Veranderingen aan een steiger mogen slechts worden aangebracht door de steigerbouwfirma in opdracht van degene die de steiger heeft laten bouwen. Wegnemen van steigermateriaal uit een steiger om dit voor andere doeleinden of op een andere plaats te gebruiken is absoluut verboden. Het achteraf aanbrengen van zeilen dient te gebeuren na overleg met de deskundige steigerbouw en ontvangende afdeling. Bij onweer moeten de steigers worden verlaten in verband met mogelijke blikseminslag. Tijdens de werkzaamheden op een steiger moeten de toegangen en werkvloeren voldoende zijn verlicht. Onbevoegden hebben geen toegang tot de steiger. Bij het opgaan en afgaan van steigerladders moet altijd het 3 puntscontact toegepast worden. Dit wil zeggen dat 3 contactpunten met de steigerladder (van de 4 contactpunten die mogelijk zijn, te weten 2 handen en 2 voeten) altijd in contact met de steigerladder moeten zijn gedurende het op- en afgaan van de steigerladder. Het is verboden om een steigerladder op of af te gaan met materiaal of gereedschap in de handen. Gebruik hiervoor een geschikte gereedschapsriem, schoudertas, rugzak of (metalen) emmer met touw. Bijzondere richtlijnen Steigermateriaal Oneigenlijk gebruik van steigermateriaal is verboden (bijvoorbeeld een steigerplank als stophout of als slangenbrug, een steigerpijp als hijsbalk).Wordt toch steigermateriaal aangetroffen dat oneigenlijk gebruikt is, of waarvan oneigenlijk gebruik wordt vermoed, dan dient dit te worden afgekeurd en als zodanig gekenmerkt. Steigeropgang Werkvloeren tot max. 5,0 m hoogte mogen rechtstreeks buitenom via ladders bereikbaar zijn. Voor het betreden van de werkvloer is een klaphekje aangebracht. Werkvloeren hoger dan 5,0 m dienen via een aparte ladderopgang of trappentoren toegankelijk te zijn. Ladders en ladderopgangen Ladders dienen schuin geplaatst te worden onder een hoek tussen 65 en 75 waarbij doorgangen of vluchtwegen niet mogen worden versperd.
Sitech Services BV SHE Pagina 45
van 81
April 2011
Aan elkaar gekoppelde ladders moeten op de steiger worden afgeschoord. Bij ladderopgangen dienen de laddervloeren om de max. 2,5 m (hoogte) te worden aangebracht met verspringende ladderopgang. Als in werkvloeren openingen voor ladderopgangen zijn aangebracht dienen deze openingen door middel van een klaphekje te zijn beveiligd. Trappentorens Trappentorens dienen te worden geplaatst indien: De steiger intensief wordt gebruikt door veel personen en daardoor een ruime vluchtweg noodzakelijk is. De steigerconstructie een bestaande trap blokkeert. Buiten gebruik stellen van de steiger Iedereen die constateert dat de steiger niet meer voldoet aan de voorwaarden dient het kenmerk te verwijderen en in te leveren bij de chef van dienst. Bij stops dient het kenmerk te worden ingeleverd bij de aangewezen functionaris. Demonteren / Afbreken van steigers De chef ontvangende afdeling die opdracht heeft gegeven voor de bouw van een steiger, dient tevens de opdracht te verstrekken voor het afbreken daarvan. Het afbreken van een steiger dient zo snel mogelijk na opdrachtstelling door een daartoe gespecialiseerde firma te geschieden. Het is verboden werkzaamheden te verrichten op een steiger die reeds gedeeltelijk is gesloopt. Een uitzondering hierop vormen werkzaamheden die planmatig geschieden in combinatie met de systematische afbouw van de steiger. Het afbreken van een steiger dient op een zodanige wijze te geschieden dat personen of installaties niet in gevaar worden gebracht. 5.4 DAKEN AFGEDEKT MET NIET DRAAGKRACHTIG MATERIAAL, DEMONTABELE VLOEREN, HIJS- EN VLOEROPENINGEN Daken afgedekt met niet draagkrachtig materiaal moeten zijn voorzien van het bordje "Gevaarlijk dak betreden verboden". Wanneer dergelijke daken moeten worden betreden moet aan de hand van een Job Safety Analyses (JSA) worden beoordeeld welke maatregelen genomen moeten worden om dat mogelijk te maken. Demontabele vloeren, hijs- en vloeropeningen: Demontabele vloeren moeten zodanig zijn gemonteerd dat ze stabiel zijn gelegd en niet van hun plaats kunnen geraken. Raatvloeren moeten aan de steunbalken worden bevestigd. Dit dient op zodanige wijze te
Sitech Services BV SHE Pagina 46
van 81
April 2011
geschieden dat inspectie op vastzitten op eenvoudige wijze kan geschieden. Putten, leidingkanalen en dergelijke gelegen op plaatsen waar zwaar verkeer mogelijk is moeten zijn afgedekt met opgesloten betonnen afdekplaten, gietijzeren deksels of stalen luiken geschikt voor zwaar verkeer. Voor het openleggen van putten, leidingkanalen en andere vloeropeningen is toestemming nodig van de chef ontvangende afdeling. Direct voor het openen moet een deugdelijke harde afzetting worden aangebracht. Direct na afloop van de werkzaamheden moet de afdekking weer worden aangebracht. Als de omstandigheden vereisen dat tijdelijk een gedeelte van de bestaande vloer(en) moet worden verwijderd dienen vervangende maatregelen te worden vastgesteld door de chef ontvangende afdeling.
5.5. AFPERSEN, AFDICHTMANCHETTEN, AFDICHTEN ONDER DRUK, SLANGEN EN SLANGVERBINDINGEN 5.5.1. Afpersen Voor het afpersen van apparatuur, leidingen en installaties tot een werkdruk van 400 bar gelden de intern vastgestelde normen. Nadere informatie kan worden verkregen bij / via de betrokken Shopmanager. 5.5.2. Gebruik van afdichtmanchetten in leidingen Bij gebruik van afdichtmanchetten moeten maatregelen worden genomen om te voorkomen dat bij losschieten van deze manchet iemand wordt getroffen. De druk in de afgesloten leiding dient afleesbaar te zijn en er dient een mogelijkheid te zijn de druk op een gecontroleerde manier te verlagen. 5.5.3. Afdichten van lekke flensverbindingen en afsluiters onder druk Lekke flensverbindingen kunnen tijdelijk worden afgedicht. Hierbij dient men rekening te houden met de volgende gevaren: - de aard van het lekkend medium - de oorzaak van de lekkage - de uitvoering van de tijdelijke afdichting. Een tijdelijke afdichting dient te worden beschouwd als 'niet identieke vervanging', in het kader van wijzigingen in procesinstallaties (zie SE 05 acceptatie van wijziging). De uitvoering dient te geschieden volgens instructie plaatsen pilbeugel.
Sitech Services BV SHE Pagina 47
van 81
April 2011
5.5.4. Slangen en slangverbindingen Slangen behoren in essentie onder de begripsomschrijving van installatieleidingen en dus ook onder drukapparatuur (Warenwet Besluit, art. 1): waar van toepassing dient e.e.a. in het formele keuringsregime te worden opgenomen. Slangen en slangverbindingen in procesinstallaties kunnen worden onderverdeeld in: categorie 1 slangen: serviceslangen voor drukken boven 8 bar en productslangen. categorie 2 slangen: serviceslangen tot en met 8 bar. Categorie 1 slangen Categorie 1 slangen zijn slangen die in het productieproces de volgende functie bezitten: Slangen, die een verbinding van blijvende aard vormen. Slangen, die een vaste verbinding tijdelijk vervangen. Slangen, die worden aangebracht om een tijdelijke verbinding te vormen. Laad- en losslangen. Slangen voor aftappen, spoelen, afpersen, zuren etc. met media die niet worden genoemd onder categorie 2 slangen. Serviceslangen voor drukken hoger dan 8 bar. Slangen die gekoppeld zijn aan een stoompistool. Categorie 2 slangen Categorie 2 slangen zijn: Serviceslangen die bestemd zijn voor het transport van lucht, stikstof, stoom, stoomcondensaat en koud of warm water tot een druk van 8 bar. Acceptatie, markering en beheerssysteem Van categorie 1 slangen moeten de constructie, het materiaal, koppelingen en klemmen in de acceptatiecommissie worden goedgekeurd. Dit geldt ook voor wijzigingen. Categorie 1 en categorie 2 slangen moeten voorzien zijn van een merkbus. Deze merkbus dient minimaal gekenmerkt te zijn met de volgende gegevens: 1. fabriek / gebruiker 2. gebruikskenmerk (uniek kenmerk) 3. aanmaakdatum. Productslangen, die een vaste verbinding in een procesinstallatie vormen of deze vervangen, moeten in P&I schema's of engineeringsschema's zijn opgenomen. Alle slangen moeten in een beheerssysteem zijn opgenomen.
Sitech Services BV SHE Pagina 48
van 81
April 2011
Indien bij de producten stikstof, perslucht en ademlucht slangverbindingen worden gemaakt, mogen uitsluitend koppelingen worden gebruikt welke door de betreffende site user voor het betreffende product zijn gespecificeerd. In het IMS werkproces ‘onderhouden en uitvoeren stops’ staat onder de rubriek documenten de werkwijze m.b.t. slangen weergegeven.
5.6 PIJPVRIEZEN Hiervoor gelden geen specifieke wettelijke voorschriften. Het toepassen van de techniek is acceptatieplichtig conform het SHE werkproces SE-05. Voor nadere informatie over andere intern geldende regels wordt verwezen naar de betrokken Shopmanager. Algemeen: Het pijpvriezen dient te worden uitgevoerd door gespecialiseerde firma's. Bij pijpvriezen dient rekening te worden gehouden met de volgende faktoren: 1. de eigenschap van het medium in de leiding, 2. de leidingloop, de constructie en de leidingafmetingen, 3. het leidingmateriaal in verband met koude brosheid, 4. de conditie van de leiding, 5. de vereiste controle op sterkte door middel van afpersen,
5.7 HETE OPPERVLAKKEN Hete oppervlakken kunnen in gevarenzones (ATEX, EVD) leiden tot gasontploffingsgevaar. Uitvoeringsvorm en beheer daarvan is gebonden aan de regels die voortvloeien uit de ATEX-regelgeving (zie 8.2); informatie daarover is verkrijgbaar bij de betrokken Plant Equipment Engineer. Daarnaast kunnen hete oppervlakken leiden tot verbranding. Op plaatsen waar de kans bestaat dat hete leidingen, vaten en dergelijke ongewild kunnen worden aangeraakt dienen deze te zijn geïsoleerd. Is dit niet mogelijk dan dient een afscherming te zijn aangebracht. 5.8 HETELUCHTKANONNEN / VERBRANDINGSMOTOREN Hiervoor gelden geen specifieke wettelijke voorschriften. Heteluchtkanonnen Maatregelen dienen te worden genomen tegen de volgende gevaren: brand/explosie,
Sitech Services BV SHE Pagina 49
van 81
April 2011
verstikking, verbranding. Maatregelen tegen brand / explosie: Het gebruik van heteluchtkanonnen is steeds gebonden aan een vergunning voor brandgevaarlijk werk. Maatregelen tegen verstikking: Alleen verstuivingsbranders zijn toegestaan. De luchtcondities dienen in orde te zijn en te blijven. Maatregelen tegen verbranding: De opstelling van heteluchtkanonnen dient zodanig te zijn dat onbewuste aanraking niet mogelijk is. Verbrandingsmotoren Verbrandingsmotoren van motorvoertuigen, heftrucks, luchtcompressoren, pompen, betonmolens enz. leveren gevaar op van koolmonoxidevergiftiging bij gebruik binnen gebouwen. Deze verbrandingsmotoren mogen daarom uitsluitend worden gebruikt in ruimten die over voldoende natuurlijke of kunstmatige ventilatie beschikken, tenzij de afgassen rechtstreeks naar buiten worden afgevoerd. 5.9 ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIES EN WERKZAAMHEDEN De algemene regels m.b.t. elektrotechnische veiligheid zijn beschreven in de Site Regelgeving in Hoofdstuk 5.7. In de Site Regelgeving is als Best Practice het Elektrotechnisch BedrijfsVoorschrift (EBV) opgenomen. Het EBV is voor de Plants, Sitech Services en de voor hun werkende bedrijven een bindend voorschrift. 5.9.1. Tijdelijke elektrotechnische voorzieningen Het inzetten van en werken met tijdelijke elektrotechnische voorzieningen dient conform notitie E2010-01 “Algemene zaken en tijdelijke voorzieningen mbt E-installaties” uitgevoerd te worden. Verlengkabels. Het zonder meer gebruiken van verlengkabels en/of verloopstekkers is niet toegestaan en dient te allen tijde ter beoordeling en goedkeuring van de WerkVerantwoordelijke (WV) aangeboden te worden. 5.9.2. Steigers Bij werkzaamheden op steigers waarbij gebruik gemaakt wordt van elektrisch handgereedschap, is het aarden van de steiger niet noodzakelijk omdat alle wandcontactdozen zijn voorzien van 30mA
Sitech Services BV SHE Pagina 50
van 81
April 2011
aardlekschakelaars. Zodra een steiger gebouwd wordt waardoor elektriciteitskabels ondersteund worden, is het aarden van de steiger wel verplicht. Daarbij dienen minimaal twee stuks en om de vijftig meter aardingen aangebracht te worden met aardkabels met een doorsnede van 16mm2. Deze aardkabels dienen aangesloten te worden op de fabrieksaarde. 5.9.3. Werken met elektrische apparatuur in nauw geleidende ruimten In nauw geleidende ruimten dienen werkzaamheden bij voorkeur met pneumatische of apparatuur met een eigen spanningsvoorziening (accubatterij) uitgevoerd te worden. Is dit niet mogelijk, dan kan apparatuur met een veilige spanning (50V wisselspanning of 110V gelijkspanning) toegepast worden. Indien ook dit niet mogelijk is, mag gebruik gemaakt worden van 220V apparatuur die aangesloten is op een scheidingstransformator. Daarbij is het van belang dat: de scheidingstransformator buiten de ruimte geplaatst wordt; de voedingskabels naar het apparaat bij voorkeur via een andere opening ingevoerd worden dan waardoor het personeel de ruimte betreedt; er maximaal één apparaat op de scheidingstransformator aangesloten wordt. 5.9.4. Graafwerkzaamheden in de nabijheid van kabelbedden Bij graafwerkzaamheden dient altijd graafinformatie opgevraagd te worden bij DHV Park Management, Mapping & Registry, en gewerkt te worden conform “instructie V2.2.1-04 “Graafwerkzaamheden in de nabijheid van kabeltracés”. 5.9.5. Voorkomen van statische elektriciteit Voor elektrostatisch aarden wordt verwezen naar de interne regels in het EBV. In procesinstallaties, laad- en losinrichtingen, e.d. waar elektrostatische ontladingen kunnen ontstaan met kans op brand- en (stof)explosiegevaar en schrikreactie dienen maatregelen te worden genomen ter voorkoming hiervan. Deze maatregelen kunnen zijn: Aarding van de installatie of onderdelen daarvan. Beperking van de laad- en lossnelheid. Aanbrengen van relaxatiestukken. Toevoegingen van dopes aan slecht geleidende stoffen. Aangepaste vloeren, schoeisel en kleding.
Sitech Services BV SHE Pagina 51
van 81
April 2011
5.10. IONISERENDE STRALING Bij werkzaamheden waarbij ioniserende straling en/of radioactieve stoffen worden gebruikt is een werkvergunning vereist. 5.10.1. Begripsbepalingen Beheer RAS Een door de Directie Chemelot Site Permit B.V. ingestelde toezichthoudende commissie (tel 0464761406). Ionisatierookmelders Rookmelders die een geringe hoeveelheid radioactieve stoffen bevatten. Ioniserende straling Onder ioniserende straling wordt verstaan straling uitgezonden door: radioactieve stoffen toestellen. Radioactieve stoffen Met radioactieve stoffen wordt bedoeld: Stoffen met een activiteitsconcentratie hoger dan 1 becquerel per gram en met een totale activiteit hoger dan 1000 becquerel Toestellen, apparaten, instrumenten, etc, die radioactieve stoffen bevatten. Bijvoorbeeld: portable XRF-analysers, stofconcentratiemeters, gaschromatografen met EC- of HIdetectoren, alloy-analysers, ionisatierookmelders, ionmobiliteitsmeters. Radiologische werkzaamheden Onder radiologische werkzaamheden worden verstaan werkzaamheden waarbij gebruik wordt gemaakt van (bronnen van) ioniserende straling waarbij het oplopen van een stralingsdosis niet uitgesloten kan worden. Beheer RAS bepaalt welke werkzaamheden als dusdanig dienen te worden beschouwd. Voorbeelden van radiologische werkzaamheden zijn: radiografisch niet-destructief-onderzoek (NDO) t.b.v. laskwaliteitscontroles radiotracermetingen neutronen-activeringsanalyse omgaan met bronnen voor meet- en regeltechniek scanningen. Toestellen Onder toestellen wordt in dit hoofdstuk verstaan ioniserende straling uitzendende toestellen
Sitech Services BV SHE Pagina 52
van 81
April 2011
zoals o.a. röntgentoestellen, röntgenbuizen toegepast bij NDO werkzaamheden, XRF/XRDtoestellen waarvan de maximale buisspanning hoger is dan 30 kV. Verantwoordelijk stralingsdeskundige (VSD) Een stralingsdeskundige niveau-4 of hoger die door betreffende Aandeelhouder van CSP BV verplicht moet worden benoemd indien binnen zijn/haar fabrieken gebruik wordt gemaakt van de aan Chemelot Site Permit B.V. verleende Kernenergiewetvergunning. Vergrendelbare bronhouder Afschermende houder die een ingekapselde radioactieve bron bevat en waarbij de nuttige stralingsbundel kan worden onderbroken en vergrendeld. Het betreden van procesapparaten, waarbij de bronhouder NIET vergrendeld is, kan nooit aanleiding geven tot directe lichamelijke schade; daarom zijn alle vergrendelbare bronhouders per definitie ingedeeld in de laagste effect-categorie, zijnde categorie P (of Overig). RASWeb Website (intranet; http://tnrnet.gln51.dsm-group.com/ras/, internet; in voorbereiding) van Beheer RAS waarop o.a. informatie is te vinden m.b.t.: Verleende interne toestemmingen Overzicht toepassingen per interne vergunninghouder Van toepassing zijnde voorschriften Complexvergunning Door de Nederlandse overheid aan Chemelot Site Permit B.V. (CSP BV) verleende vergunning in het kader van de KernEnergieWet (KEW). 5.10.2. Voorschriften Wettelijk Handelingen met radioactieve stoffen uitgevoerd door medewerkers van bedrijven gevestigd op de locatie, toepassingen van instrumenten / apparaten die radioactieve stoffen bevatten en toepassingen van röntgentoestellen mogen alleen plaatsvinden onder de aan CSP BV verleende complexvergunning; nadat Beheer RAS hiervoor expliciet en schriftelijk toestemming heeft verleend; én door de huisbaas een verantwoordelijk stralingsdeskundige (VSD) is aangewezen. HAVIS Het Handboek Algemene Voorschriften Ioniserende Straling, HAVIS, bevat de basisregelgeving met betrekking tot ioniserende straling binnen de complexvergunning. Het HAVIS is een integraal onderdeel van de complexvergunning.
Sitech Services BV SHE Pagina 53
van 81
April 2011
De daarin opgenomen voorschriften zijn bindend. Beheer RAS is de beheerder van het HAVIS. (HAVIS kan worden geraadpleegd middels het “RASWeb” via de folder "Verzameling Voorschriften") UVS Voorschriften per (soort) toepassing zijn vervat in UitvoeringsVoorschriften Straling, UVS. Beheer RAS is de beheerder van de UVS. (UVS kan worden geraadpleegd middels het “RASWeb” via de folder " Verzameling Voorschriften") Veiligheidsdocumentatie Ioniserende Straling Nadat Beheer RAS hiervoor toestemming heeft verleend zal een formele overdracht van de radioactieve bron/röntgentoestel plaatsvinden aan de huisbaas. Hierbij wordt door Beheer RAS interne vergunning verleend en een veiligheidsdocumentatie ioniserende straling aan de huisbaas beschikbaar gesteld. Deze documentatie bevat alle uit oogpunt van stralingsveiligheid relevante gegevens en voorschriften voor de huisbaas en is beschikbaar op het “RASWeb”. 5.10.3. Verantwoordelijkheden Beheer RAS Het toezicht op het gebruik van radioactieve stoffen en ioniserende straling uitzendende toestellen binnen de bedrijven op de locatie Chemelot, is middels een schriftelijke machtiging, opgedragen aan de commissie Beheer Radioactieve Stoffen, verder genoemd Beheer RAS (tel. 046-47 61406). Voor een omschrijving van de taken van Beheer RAS, zie HAVIS op het “RASWeb” via de folder " Verzameling Voorschriften". De huisbaas (lijnmanagement) De huisbaas is verantwoordelijk voor: Het onderbrengen van zijn radioactieve bronnen/toestellen binnen de complexvergunning. Het aanvragen van een interne toestemming bij Beheer RAS voor elke afzonderlijke toepassing met ioniserende straling. Uitgezonderd hiervan zijn: - de aanschaf van ionisatierookmelders, - uitvoering van werkzaamheden van firma’s welke beschikken over een eigen vergunning in het kader van de KEW (specifiek radiografisch niet-destructiefonderzoek (NDO) door derden). Het (doen) naleven van de bepalingen opgenomen in de aan hem door Beheer RAS overgedragen Veiligheidsdocumentatie Ioniserende Straling voor toepassingen vallende onder de complexvergunning binnen zijn huisbaasgebied. Deskundig en onpartijdig toezicht (laten) uitoefenen op radiografisch niet-destructief onderzoek (NDO) die door firma's binnen zijn huisbaasgebied worden uitgevoerd.
Sitech Services BV SHE Pagina 54
van 81
April 2011
Ionisatierookmelders Beheer RAS adviseert om bij de engineering van brandmeldinstallaties uitsluitend gebruik te maken van melders die vrijgesteld zijn van een vergunning in het kader van de Kernenergiewet. Een lijst met vrijgestelde melders is te raadplegen op het “RASWeb” via de folder Kernenergiewet (KEW) en vervolgens de Regeling goedgekeurde ionisatierookmelders. Voor de aanschaf en het gebruik van niet-vrijgestelde ionisatierookmelders is een separate vergunning nodig in het kader van de Kernenergiewet. De huisbaas is verantwoordelijk voor de aanvraag van een dergelijke vergunning bij de bevoegde overheid. 5.10.4. Firma’s die radiologische werkzaamheden uitvoeren Algemeen Alle firma's, die binnen de locatie van Plants & Sitech Services radiologische werkzaamheden uitvoeren, moeten in het bezit zijn van een geldige vergunning in het kader van de Kernenergiewet, verleend door de Nederlandse overheid. Voor de uitvoering van de werkzaamheden dient de firma over eigen werkvoorschriften te beschikken. Indien de UVS voor deze werkzaamheden striktere voorschriften bevat dan het firmavoorschrift, dan moet de firma aan de UVS voldoen. Radiografisch niet-destructief onderzoek Veiligheidsplan radiografisch niet-destructief onderzoek Voor elk project, waarbij er in een plant meer dan 50 lassen moeten worden geïnspecteerd door middel van radiografisch niet-destructief onderzoek dient een veiligheidsplan “Radiografisch nietdestructief onderzoek” voor deze werkzaamheden te worden opgesteld. Voor de minimum requirements waaraan dit plan dient te voldoen, kan contact worden opgenomen met de betrokken contactfunctionaris. Toezicht op radiografische werkzaamheden Indien afgesproken in de taakstelling, houdt de verantwoordelijke stralingsdeskundige steekproefsgewijs veiligheidsinspecties van de radiografische werkzaamheden. Tijdelijke opslag radioactieve bronnen op de locatie Indien NDO-firma's tijdelijk radioactieve bronnen op de locatie wensen op te slaan, bijvoorbeeld in het kader van een project, dienen zij daarvoor bij de huisbaas een vergunning aan te vragen. Toestemming wordt, na overleg met Beheer RAS, verstrekt als de opslagplaats aan de vereiste wettelijke bepalingen voldoet conform UVS130 en nadat hiervan melding is gedaan aan de overheid.
Sitech Services BV SHE Pagina 55
van 81
April 2011
5.11 NIET IONISERENDE STRALING (LASERS) Begripsbepaling Onder niet-ioniserende straling wordt verstaan: Coherente straling uit lasers: straling met een hoge energie-inhoud in een nauw begrensde bundel. Micro-golven (bijv. uit magnetronovens). ELF: Extreem Laag Frequente electro magnetische velden (zoals bij hoogspanningsleidingen, schakelstations). IR: Infra rode straling (niet coherente warmtestraling). UV: Ultraviolet (niet coherente warmtestraling). Specifieke informatie:
-
Lasers: Op basis van het gevaarsaspect worden op locatie Chemelot de lasers ingedeeld in de volgende categorieën: Klasse II: niet geheel veilige stralingsbronnen, vermogen < 5 mW. Klasse III: gevaarlijke stralingsbronnen, 5 mW < vermogen 0.5 W. Klasse IV: zeer gevaarlijke stralingsbronnen, vermogen > 0.5 W. Micro-golven: De oven moet voldoen aan I.E.C.-norm 335-25. ELF:Conform IRPA90. Voor IR en UV straling wordt gehanteerd de maximum blootstellingsniveau's als beschreven in: Gezondheidsraad, 1993. Advies 1993/09 (GEZ93).
Melden van in gebruik name lasers Lasers, met een vermogen boven de 5mW, moeten voordat ze de eerste maal in gebruik worden genomen worden aangemeld bij het Beheer RAS. Uitgezonderd hiervan zijn kantoorapparatuur die lasers bevatten zoals laserprinters, laserpointers, CD-lezers, audio- en video-apparatuur werkend met lasers. Het melden geschiedt door het, voor zover als mogelijk, invullen en versturen van een "Aanvraag laserkeuringsrapport", waarna een keuring plaatsvindt. Voorgenomen wijzigingen aan laseropstellingen dienen eveneens te worden gemeld aan Beheer RAS.
Sitech Services BV SHE Pagina 56
van 81
April 2011
5.12 KENMERKEN VAN LEIDINGEN EN DERGELIJKE IN PROCESINSTALLATIES Bij installatieonderdelen moet zijn aangegeven welke stof zich erin bevindt en wat de aard van het gevaar van die stof is. Om aan de wettelijke voorschriften te voldoen dient de volgende gedragslijn te worden gevolgd: Bij bedieningspunten, appendages en dergelijke in de installaties moeten kenmerken zijn aangebracht, waar dit noodzakelijk is uit het oogpunt van veiligheid, bijvoorbeeld ter voorkoming van vergissingen of om te attenderen op de aard van het gevaar. Bij andere installatieonderdelen zoals leidingen, vaten, aftakkingen en dergelijke kan het uit veiligheidsoogpunt gewenst zijn kenmerken aan te brengen. Om de uniformiteit met betrekking tot het kenmerken van installatieonderdelen te waarborgen, hetgeen ook uit het oogpunt van veiligheid noodzakelijk is, dient het kenmerken te geschieden overeenkomstig de intern vastgestelde etiketteringsnormen. Codering van apparatuur Combinaties van apparatuur en werkschakelaar(s) moeten zijn voorzien van een plaat of sticker met daarop de P&ID-code en/of de naam van het betreffende apparaat. 5.13 AFZETTINGEN (VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSSIGNALERING) Afzettingen Bij gevaarlijke situaties en bij gevaar opleverende werkzaamheden moeten doelmatige afzettingen worden aangebracht. Per geval dient afzonderlijk te worden vastgesteld welke afzetting als doelmatig kan worden beschouwd: zie voorbeelden in onderstaande tabel. Situatie Uit bedrijf genomen fabriek (slooprijp) Incidentele werkzaamheden/activiteiten waarbij kankerverwekkende stof(fen) kunnen vrijkomen Ongewoon voorval waarbij kankerverwekkende stof(fen) kunnen vrijkomen Regelmatig terugkerende werkzaamheden op een vaste werkplek waarbij kankerverwekkende stof(fen) kunnen vrijkomen Ruimte met permanente aanwezigheid van kankerverwekkende stof(fen) op de werkplek
Afzetting Dranghekken of aaneengesloten hekwerk Afzetlint, kleur geel, met repeterend in zwart de tekst “kankerverwekkende stoffen” en een ‘doodshoofddriehoek’ Nylonketting, kleur zwart/geel, voorzien van een driehoekig bord (doodshoofd met onderschrift ”kankerverwekkende stoffen”) Driehoekig bord, kleur zwart/geel, voorzien van een doodshoofd met onderschrift ”kankerverwekkende stoffen” eventueel in combinatie met nylonketting
Sitech Services BV SHE Pagina 57
van 81
April 2011
Situatie
Afzetting
Situaties waarbij valgevaar aanwezig is bv; Open liggende raatvloer, put of goot
Harde afzetting, staanders en dwarsliggers
Zuren/logen van apparatuur Hoge druk staalstralen (gritten) Werkzaamheden in kolommenbanen
Rood / wit lint of ketting in combinatie met beeldborden
Hogedruk spuiten Röntgenwerkzaamheden Werkzaamheden onder stikstof (N2) condities
Geel / zwart lint in combinatie met beeldborden
Hijswerkzaamheden
Speciaal lint rood / wit met opdruk
(Sloop)werkzaamheden aan asbesthoudende producten
Geel/ zwart lint of ketting en waarschuwingsborden.
In de buitenlucht verdienen kettingen de voorkeur boven lint. Opmerkingen 1. Alleen werknemers die toestemming hebben, of uit hoofde van hun functie of door middel van een werkvergunning, om een afgebakend gebied te betreden, mogen daar worden toegelaten. 2. Een afzetting moet regelmatig gecontroleerd worden op gebreken. 3. Een afzetting moet direct verwijderd worden zodra het potentieel gevaar is opgeheven, dit om de waarde van een afzetting te behouden. 5.14 TOEPASSING VAN VONKARM GEREEDSCHAP Begrippen: Non-sparking (vonkarm): Gereedschap van een zodanig materiaal dat bij gebruik geen vonken zijn te verwachten. Single sparking (enkelvoudig vonkend): Gereedschap waar bij tijdens normaal gebruik slechts een enkele vonk kan ontstaan (bijv. slag- en steeksleutels, hamers, boutenkarren, gemaakt van de voor deze gereedschappen gangbare metalen/legeringen). Gevarenzones: Gebieden waarin ontploffingsgevaar kan bestaan en waarin door middel van bijvoorbeeld maatregelen ontsteking dient te worden voorkomen (zone 0-20, 1/21, 2/22), zie Hoofdstuk 8.2.
Sitech Services BV SHE Pagina 58
van 81
April 2011
Maatregelen tijdens werkzaamheden met vonkarm gereedschap in gezoneerd gebied. In zone 0/20 zijn conform NPR7910-1&2 mechanische vonken niet toelaatbaar: Er dient altijd een JSA opgesteld te worden Werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden als de bron van gassen en/of stof is weggenomen. Als extra veiligheidsmaatregel dient de concentratie Explosief (gas of stof) continue gemonitord te worden. Passende maatregelen worden toegepast indien de grensconcentratie (10%LEL) wordt overschreden. Als in zone 1/21, conform NPR7910-1&2, werkzaamheden waarbij mechanische vonken kunnen ontstaan noodzakelijk zijn, dan behoren die vonken door afdoende maatregelen te worden vermeden of afgeschermd. Als extra veiligheidsmaatregel dient de concentratie Explosief (gas of stof) continue gemonitord te worden Passende maatregelen worden toegepast indien de grensconcentratie (10%LEL) wordt overschreden. Is alleen het gebruik van zogenaamd non-sparking/vonkvrij gereedschap toegestaan, bedoeld voor gebruik voor de betreffende brandbare stof. Dit vonkvrij gereedschap dient te zijn voorzien van een door de leverancier meegeleverd certificaat. Als in zone 2/22, conform NPR7910-1&2, werkzaamheden waarbij mechanische vonken kunnen ontstaan noodzakelijk zijn, dan behoren die vonken door afdoende maatregelen te worden vermeden of afgeschermd Door de lage kans op aanwezigheid van ontplofbare wolken, de korte tijdsduur van aanwezigheid en de zeer kleine afmeting van de zones (secundaire bronnen bijvoorbeeld zwetende pakkingen etc) wordt het gebruik van vonkvrij gereedschap niet zinvol geacht. Als extra veiligheidsmaatregel dient de concentratie Explosief (gas of stof) vooraf en regelmatig gecontroleerd te worden (1 of 2 maal per dienst). Passende maatregelen worden toegepast indien de grensconcentratie (10%LEL) wordt overschreden. Het gebruik van single sparking handgereedschap is toegestaan. Opmerking: Indien activiteiten plaatsvinden waarbij de aard van de gevarenbron kan veranderen, bijvoorbeeld werkzaamheden aan leidingen en flenzen gevuld met brandbare stoffen, wordt gehandeld als in zone 0/20.
Sitech Services BV SHE Pagina 59
van 81
April 2011
5.15. BOUWPLAATSEN (voorheen bouwprocesbesluit) De artikelen in het Arbeidsomstandighedenbesluit richten zich op de coördinatie van de zorg voor arbeidsomstandigheden op de bouwplaats. Zij hebben betrekking op civieltechnische werken en bouwwerken en werken die voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers bijzondere gevaren met zich meebrengen. Het BPB maakt onderscheid tussen de ontwerp- en de uitvoeringsfase. Onder dit voorschrift vallen alle werkzaamheden die worden verricht in het kader van nieuwbouw, sloop, wijziging en onderhoud (zoals revisiestops). De hoofdaannemer dient namens de opdrachtgever initiatief te nemen om aan de genoemde verplichting(en) te voldoen. Melding aan Arbeidsinspectie (AI) De opdrachtverantwoordelijke dient Sitech SHE/PSO schriftelijk op de hoogte te stellen van de werkzaamheden die vallen onder bovenbedoeld voorschrift. Dat kan gebeuren via het standaard formulier ‘Kennisgeving van het voorgenomen tot stand brengen van een Bouwwerk’. Sitech SHE informeert vervolgens de Arbeidsinspectie. VGM-plan Per project dient één VGM-plan opgesteld te worden, dat in samenwerking tussen de betrokken partijen (opdrachtgever, hoofdaannemer, onderaannemer) tot stand komt. In het VGM-plan wordt met name het overleg en de samenwerking tussen alle betrokken partijen vastgelegd. De kern van het VGM-plan wordt gevormd door de in het plan opgenomen risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E). De RI&E bevat de projectspecifieke risico’s en de risico’s ten gevolge van interactie van werkzaamheden. Het VGM-plan dient beknopt te zijn en uitsluitend projectspecifieke zaken te bevatten. Voor het opstellen van een VGM-Plan is intern een Format opgesteld. Nadere informatie via de Chef Ontvangend/ Plant SHE Officer. Niet-volledige lijst van civiel technische werken en bouwwerken (bijlage 1 EEG, zie afloopschema): 1. Graafwerken 2. Grondwerken 3. Bouw 4. Montage en demontage van geprefabriceerde elementen 5. Inrichting of outillage 6. Verbouwing 7. Renovatie 8. Reparatie 9. Ontmanteling
Sitech Services BV SHE Pagina 60
van 81
April 2011
10. Sloop 11. Instandhouding 12. Onderhoud, schilder en reinigingswerken 13. Sanering Niet-volledige lijst van werken die voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers bijzondere gevaren meebrengen (bijlage 2 EEG, zie afloopschema): 1. Werken die de werknemers aan gevaren van bedelving, vastraken of vallen blootstellen, welke gevaren bijzonder groot zijn door de aard van de werkzaamheden of van de gebruikte procédés of door de omgeving van de arbeidsplaats of de werken. 2. Werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan chemische of biologische stoffen die een bijzonder gevaar voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers inhouden, of ten aanzien waarvan toezicht op de gezondheid wettelijk verplicht is. 3. Elk werk met ioniserende straling en waarvoor de aanwijzing is vereist van gecontroleerde of bewaakte zones als omschreven in art. 20 van richtlijn 80/836/-Euratom. 4. Werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningskabels. 5. Werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan verdrinkingsgevaar. 6. Graven van putten, ondergrondse en tunnelwerken. 7. Werkzaamheden met duikuitrusting. 8. Werkzaamheden onder overdruk. 9. Werkzaamheden waarbij springstoffen worden gebruikt. 10. Werkzaamheden gericht op montage of demontage van zware geprefabriceerde elementen. Afloopschema: In het schema op de volgende pagina wordt een overzicht gegeven van de verplichtingen die voortvloeien uit het Bouwproces.
Sitech Services BV SHE Pagina 61
April 2011
van 81
Sitech Services BV SHE Pagina 62
van 81
April 2011
5.16 BESCHERMENDE DEKENS/DOEKEN/ZEILEN Beschermende dekens, doeken of zeilen kunnen worden gebruikt: Bij werkzaamheden onder ongunstige weersomstandigheden, Bij brandgevaarlijke werkzaamheden. Bij deze werkzaamheden zijn brandwerende doeken vereist. Hiervan moet het bewijs van brandwerendheid kunnen worden overlegd. Bijzonderheden: Er dient voorkomen te worden dat er een besloten ruimte ontstaat. Bij toepassing van dekens, doeken of zeilen dient rekening te worden gehouden met de windbelasting op de constructie of de steiger (overleg met steigerbouwer en ontvangende afdeling). 5.17 DE MACHINERICHTLIJN 5.17.1. Algemeen De Machinerichtlijn, een Europese Richtlijn, legt aan fabrikanten van machines dwingend op aan welke fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen een machine dient te voldoen. Daarnaast bevat de richtlijn een aantal bepalingen met betrekking tot gezondheid en veiligheid van ontwerp, constructie, bediening en onderhoud van machines. De Machinerichtlijn richt zich tot de fabrikant van een machine in tegenstelling tot de Arbeidsmiddelenrichtlijn welke zich richt op de gebruiker van een machine. 5.17.2. Definitie machine Onder een “machine” wordt verstaan: Een samenstel van onderling verbonden onderdelen of organen waarvan er ten minste één kan bewegen, alsmede, in voorkomend geval, van aandrijfmechanismen, bedienings- en vermogensschakelingen, enz. die in hun samenhang bestemd zijn voor een bepaalde toepassing, met name voor de verwerking, de bewerking, de verplaatsing en de verpakking van materialen. Een samenstel van machines die, ten einde tot een zelfde resultaat bij te dragen zodanig zijn opgesteld en worden bediend dat zij in samenhang functioneren. Een verwisselbaar uitrustingsstuk waardoor de functie van de machine wordt gewijzigd en dat op de markt is gebracht om door de bediener zelf aan de machine of een aantal machines dan wel aan een trekker te worden gekoppeld, voor zover dit uitrustingsstuk geen vervangingsonderdeel of werktuig is.
Sitech Services BV SHE Pagina 63
van 81
April 2011
5.17.3. Aandachtspunten bij aanschaf machines In checklijst Inkoop van het werkproces SE-14 Veilig gebruik van Arbeidsmiddelen/ machines staan enkele voorwaarden waaraan voldoen moet worden voor het aanschaffen van een machine. 5.17.4. Gebruiker/ Lijnorganisatie Na aanschaf en installatie van de machine/ afronding van het project dient de lijnorganisatie de volgende acties uit te voeren: Het dossier van de betreffende machine aan te maken (hierin wordt het projectdossier opgenomen). Controleren of de machine/ arbeidsmiddel is geleverd volgens gebruiks- en veiligheids specificaties Instructies op te stellen waarin de specifieke bedienings-, onderhouds- en gevaarsaspecten uit de gebruikershandleiding worden opgenomen. 5.17.5. Ingebruikname Na ingebruikname van de machine is het de verantwoordelijkheid van de gebruiker zeker te stellen dat er geen risico’s zijn gedurende het bedrijven, het onderhouden en de eventuele uit bedrijfname/ sloop van de machine in de bedoelde gebruiksomgeving. Vanaf de ingebruikname van de machine dient het beheer ten aanzien van veilig gebruik van de machine te voldoen aan het werkproces SE14 Veilig gebruik van arbeidsmiddelen/ machines. Voor machines in de categorie E en F (benoemd in SE-14) wordt geadviseerd een korte GAP analyse te maken aan de hand van de Checklijst RIE (Arbeidsmiddelen) SE-14.
5.18 ARBEIDSMIDDELEN 5.18.1. Arbeidsmiddelen algemeen De richtlijn Arbeidsmiddelen is gericht op het veilige gebruik van arbeidsmiddelen op de werkplek. De richtlijn stelt technische eisen aan de arbeidsmiddelen en eisen aan het veilig gebruiken van arbeidsmiddelen. Het gaat hierbij om allerlei machines, handgereedschappen, transportmiddelen, liften, hijskranen enz. Definitie arbeidsmiddel Onder een arbeidsmiddel worden alle op de werkplek te gebruiken machines, apparaten, gereedschappen en installaties bedoeld. Binnen Plants en Sitech Services(P&S) wordt speciale aandacht gegeven aan de onderstaande categorieën van arbeidsmiddelen: Categorie A: handgereedschappen,
Sitech Services BV SHE Pagina 64
van 81
April 2011
Categorie B: persoonlijke beschermingsmiddelen, Categorie C: elektrisch / pneumatisch aangedreven gereedschappen, Categorie D: hijs-, klim- en hefmiddelen, Categorie E: machines in Plants en Shops (handboek Machinerichtlijn), Categorie F: arbeidsmiddelen specifiek onder beheer van een externe keuringsinstantie. 5.18.2. Wettelijke eisen voor de werkgever De werkgever/huisbaas moet er zich van overtuigen dat de omgeving waarin het arbeidsmiddel gebruikt wordt geen negatieve invloed heeft op de veiligheid van het arbeidsmiddel en dat de mogelijke risico’s voor veiligheid en gezondheid tot een minimum worden beperkt. Tevens moet de werkgever/huisbaas)nagaan of het arbeidsmiddel geschikt is voor het uit te voeren werk Daarnaast moet de werkgever/huisbaas zorgen dat: Veilige arbeidsmiddelen worden aangeschaft. Arbeidsmiddelen op een veilige manier worden geïnstalleerd. Voor de nodige instructies wordt gezorgd. Er door goed onderhoud veilig gebruik is gewaarborgd. Voor arbeidsmiddelen met specifieke gevaren mag het onderhoud, de wijziging of de reparatie alleen worden uitgevoerd door personen die daarvoor zijn opgeleid. Daarnaast is voor bepaalde arbeidsmiddelen periodieke keuring verplicht. 5.18.3. Verplichtingen van de werknemer De werknemers zijn verplicht de voorlichting die door de werkgever wordt gegeven te volgen en de voorgeschreven maatregelen en voorschriften na te leven. 5.18.4. Nadere uitwerking De invulling van de verplichtingen met betrekking tot arbeidsmiddelen, inclusief het uitvoeren van de arbeidsmiddelen RI&E, is ten behoeve van Plants en Sitech uitgewerkt in een SHE-werkproces: Veilig gebruik van arbeidsmiddelen / machines (SE-14). 5.18.5. Elektrisch aangedreven haakse handslijpmachines Naast de algemeen geldende veiligheidsvoorzieningen geldt aanvullend de volgende eis: Alle elektrisch aangedreven haakse slijpmachines (”flex”), welke binnen Plans & Sitech Services worden toegepast, dienen te zijn uitgevoerd met een zogenaamde ‘Dodemansknop’ (= niet vergrendelbare schakelaar).
Sitech Services BV SHE Pagina 65
van 81
April 2011
5.19. SOLITAIR WERKEN Bij solitair werken met veiligheids risico’s, dient men het volgende in acht te nemen. Op basis van een risicoanalyse moet worden bepaald of solitair werken is toegestaan en welke maatregelen moeten worden getroffen. Er mag nooit solitair worden gewerkt in geval van: o toepassing persluchtademhalingsapparatuur (PA) o werken in besloten ruimte o werken in elektrische bedrijfsruimten en/of werken in de nabijheid van elektrotechnische installaties waarbij de EN 50110, de NEN 3840, de NEN 3140 of de eventuele bedrijfsvoorschriften van de site user dat verbieden 5.20. DRINKWATER In paragraaf 5.10.5 van de SR Chemelot staan een aantal basisvoorwaarden m.b.t. drinkwater. Binnen Plants & Sitech Services hebben we aantal aanvullende voorwaarden aan dit onderwerp gesteld zoals: Op drinkwaterleidingen en installaties zijn de bepalingen van de Algemene voorschriften Leidingwaterinstallaties van toepassing zoals omschreven in NEN 1006. Uitvoering van werkzaamheden aan drinkwaterleidingen en installaties en de hierbij toe te passen materialen moet geschieden volgens de VEWIN werkbladen. Firma’s die werkzaamheden uitvoeren aan drinkwaterleidingen en installaties moeten gecertificeerd zijn volgens de KOMO installatieregeling 2003 (Waarborginstallateurs) dan wel REW erkende installateurs zijn. Middels een RI&E dienen de risico’s m.b.t. Legionella verontreiniging in kaart te worden gebracht. Eventuele knelpunten worden vertaald in een plan van aanpak teneinde een beheerste situatie te verkrijgen. In IMS SHE werkproces SE-13 staat een best practice vermeld m.b.t. RI&E Legionella. 5.21. TRANSPORTMIDDELEN EN MATERIAALVERVOER Specifieke eisen Het betreft transportmiddelen waarvoor specifieke rijvaardigheidsaspecten van belang zijn. Voor de reguliere transportmiddelen zoals vrachtauto’s, bestelbusjes, etc. gelden de standaard wettelijke bepalingen.
Sitech Services BV SHE Pagina 66
van 81
April 2011
5.21.1. Vorkheftrucks Technisch: Indien voorzien van ruiten, dan uitgerust met gelaagd glas Voorzien van veiligheidsgordel, ongeacht of er sprake is van gesloten cabine of open vorkheftruck Beveiliging voor starten vanuit vrijstand Oranje of geel zwaailicht Akoestisch signaal bij achteruit rijden Brandblusapparaat op voertuig aanwezig Uitzondering: Vorkheftrucks die permanent worden gebruikt in loodsen waarin op diverse en snel bereikbare plaatsen voldoende kleine blusmiddelen zijn geplaatst. Opleiding: Rijvaardigheidsopleiding vorkheftruck; geldig certificaat overeenkomstig de SSVV opleidingsgids risicovolle taken. Aanvullende instructie, indien ander type vorkheftruck wordt gebruikt Gebruik: Dagelijks voor eerste gebruik controle op basis van “controle lijst vorkheftruck” Draagplicht veiligheidsgordel Rijsnelheid maximaal 15 km/h Rijden met laag geheven last of vorken Bij verplaatsingen inside battery limits (zonder last) dienen de vorken te zijn afgeschermd, met uitzondering van laad/losactiviteit in de directe omgeving van de werkplek Geen verplaatsing van lasten outside battery limits; vorken omlaag en afschermen (bijv. pallet) of opgeklapt Uitzondering: Verplaatsingen tussen de voor de Site User noodzakelijke werkplekken waarbij kortstondig op wegen outside battery limits gereden moet worden, bijvoorbeeld afsluiter of pomp vanaf werkplaats naar spuit-plaats. De last dient deugdelijk te zijn vastgesjord. Oranje of geel zwaailicht tijdens rijden outside battery limits Hijsen is alleen toegestaan met een goedgekeurde hijsboom die geborgd is op beide vorken Het is niet toegestaan om met heftrucks aanhangwagens te trekken Uitzondering: Zware heftrucks (ruwterreinheftrucks) die specifiek ingericht zijn voor het kunnen trekken van aanhangwagens. Deze moeten zijn uitgerust met een goedgekeurde automatische vangmuilkoppeling die in een inspectie-programma dient te zijn opgenomen. Bij parkeren, vorken op de grond, parkeerrem aanhalen en contactsleutel verwijderd
Sitech Services BV SHE Pagina 67
van 81
April 2011
5.21.2. Verreikers Technisch: Voorzien van veiligheidsgordel Oranje of geel zwaailicht Akoestisch signaal bij achteruit rijden Brandblusapparaat op voertuig aanwezig Last-moment-indicator geïnstalleerd Last/vluchtdiagram aanwezig Opleiding: Rijvaardigheidsopleiding voor verreiker; geldig certificaat overeenkomstig de SSVV opleidingsgids risicovolle taken. Voor bijzondere uitvoeringen, zoals roterende verreikers, gelden aanvullende vakbekwaamheidseisen Indien de verreiker is uitgerust en goedgekeurd om te kunnen hijsen, dan is een deskundigheidsbewijs machinist vereist. Bij hijswerkzaamheden boven 10 tonmeter gelden additionele opleidings- en keuringseisen Gebruik: Draagplicht veiligheidsgordel Rijsnelheid maximaal 25 km/h Rijden met laag geheven last of vorken Bij verplaatsingen inside battery limits (zonder last) dienen de vorken te zijn afgeschermd met uitzondering van laad/losactiviteit in de directe omgeving van de werkplek Geen verplaatsing van lasten outside battery limits; vorken omlaag en afschermen of opgeklapt Oranje of geel zwaailicht tijdens rijden outside battery limits Transport van materiaal outside battery limits dient te geschieden met een aanhangwagen. De verreiker moet zijn uitgerust met een goedgekeurde automatische vangmuilkoppeling die in een inspectieprogramma is opgenomen Het gebruik van werkbakken (personen op hoogte brengen) is niet toegestaan Bij transporten boven 16 ton dient op de verreiker een voorziening aanwezig te zijn ten behoeve van de toepassing van luchtgeremde aanhangers Indien er stempels op de verreiker zijn gemonteerd, dan dienen deze te worden gebruikt Indien de verreiker wordt gebruikt als wiellader (laadschop) dan dient aan alle eisen betreffende wielladers te zijn voldaan Bij parkeren, vorken op de grond, parkeerrem aanhalen en contactsleutel verwijderd
Sitech Services BV SHE Pagina 68
van 81
April 2011
5.21.3. Tractoren Technisch: Voorzien van veiligheidsgordel Brandblusapparaat op voertuig aanwezig Akoestisch signaal bij achteruit rijden Opleiding: Rijvaardigheidsopleiding voor tractoren; geldig certificaat (geldig rijbewijs BE geldt als basiseis) Gebruik: Draagplicht veiligheidsgordel Rijsnelheid maximaal 25 km/h Oranje of geel zwaailicht tijdens rijden outside battery limits Bij parkeren parkeerrem aanhalen en contactsleutel verwijderd 5.21.4. “Workhorses” Toelichting: Dit betreft kleine vierwielige transportmiddelen met een laag motorvermogen, voorzien van een laadbak van beperkte afmetingen, veelal in gebruik bij hoveniersbedrijven, technische diensten en firma’s voor het verplaatsen van lichte goederen/materialen over korte afstanden. Technisch: Voorzien van veiligheidsgordel Brandblusapparaat op voertuig aanwezig Richtingaanwijzers, spiegels, verlichting, lichtsignalen, retroflecterende voorzieningen. Opleiding: Elke berijder dient kennis te hebben genomen van de bij de workhorse behorende gebruikersinstructie. Een en ander dient naspeurbaar te zijn geregistreerd Gebruik: Draagplicht veiligheidsgordel Rijsnelheid maximaal 25 km/h Bij parkeren, parkeerrem aangehaald en contactsleutel verwijderd.
Sitech Services BV SHE Pagina 69
van 81
April 2011
5.22. AFBLINDEN Dit voorschrift heeft betrekking op het aanbrengen en verwijderen van blindflenzen, brilschijven of steekschijven aan leidingen en apparatuur. Bij het afblinden heeft het aanbrengen van een blindflens de voorkeur. Indien dit niet mogelijk is, heeft het gebruik van een brilschijf de voorkeur boven een steekschijf. Bij het aanbrengen of verwijderen van blindflenzen, brilschijven of steekschijven aan leidingen en apparatuur dient schriftelijk te worden vastgelegd: De aftekenprocedure samen met een lijst voor het aanbrengen en verwijderen van de blindflenzen, brilschijven of steekschijven (afblindlijst). Een tekening waarop de plaats van deze blindflenzen, brilschijven of steekschijven is aangegeven (afblindschema). De wijze waarop de blindflenzen, brilschijven of steekschijven onuitwisbaar zijn gekenmerkt. Type, dikte en materiaalsoort. De productiefunctionaris die de plaatsen van de werkzaamheden moet aanwijzen. Dat de productiefunctionaris zorg draagt voor de controle na het aanbrengen resp. het verwijderen. Bij het afblinden van leidingen ter betreding van besloten ruimten dient er zo kort mogelijk bij de besloten ruimte te worden afgeblind
Sitech Services BV SHE Pagina 70
van 81
April 2011
6. STOFFEN EN INTERN VERVOER
6.1. STOFFEN Het toelaten en gebruiken van chemische stoffen binnen P&S is gebonden aan de Nederlandse wet- en regelgeving, zoals omschreven in de de Arbowet, de Wet Milieugevaarlijke Stoffen (WMS), de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS), de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, etc. Daarnaast zijn in hoofdstuk 5.9.1 en 5.9.2 van de Site Regelgeving (SR) van Chemelot aanvullende regels opgenomen. Met het oog op de veiligheid op de werkplek (werken met chemische stoffen, expositie en effecten daarvan), dient van elke stof een informatieblad te worden opgesteld (REACH). Deze stofinformatie wordt opgenomen in het (centrale) stofinformatiesysteem en is nodig om de etikettering vast te stellen bij intern zowel als extern transport cq. leveringen. Note: Het verzenden van monsters per interne post is niet toegestaan Elke nieuwe stof moet voor gebruik daarvan op haar eigen meritus worden beoordeeld: toxiciteit, carcinogeniteit en effecten bij expositie van de mens, maar ook effecten gericht op emissie naar water en lucht. Daarnaast is basisinformatie nodig om de intern vereiste stofinformatiebladen op te stellen en te beoordelen welke aanvullende (preventieve en repressieve) maatregelen in relatie tot de regelgeving (Arbowet, Wm, Wvo/MRA, WVGS, Afvalstoffenwetgeving en Transporteisen) noodzakelijk cq. vereist zijn. Een protocol dat in dat kader toegepast kan worden is SE-05: Management of Change procedure. Ook in de periodiek op te stellen Arbo-RI&E (SE-13) wordt stoffeninformatie gevraagd. De plantmanager is bevoegd om specifieke chemische stoffen niet toe te laten. Wanneer een keuze gemaakt moet worden in de (procesmatige) toepassing van stoffen zal hij altijd moeten kiezen voor de minst gevaarlijke stof, toxisch zowel als ecotoxisch. 6.2. INTERN VERVOER Met intern vervoer wordt bedoeld alle vervoer van gevaarlijke stoffen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van de openbare weg. Hiervoor gelden de voorschriften van het VLG of het VSG met uitzondering van het in de voorschriften genoemde vervoersdocument. Als intern vervoersdocument dient de distributieopdracht. Voor regelmatige monsters geldt in dit geval de contracttabel. Deze dient zowel in het laboratorium als in de fabriek aanwezig te zijn. Voor
Sitech Services BV SHE Pagina 71
van 81
April 2011
bijzondere monsters geldt de analyse opdracht. Voor het transport van (gevaarlijke) afvalstoffen geld het Geleidbiljet Afvalstoffen als intern transportdocument Bij het vervoer dient de betreffende gevarenkaart aanwezig te zijn indien deze voor extern vervoer verplicht is. De op de gevarenkaart vermelde persoonlijke beschermingsmiddelen dienen aanwezig te zijn.
Sitech Services BV SHE Pagina 72
van 81
April 2011
7. MILIEUZORG
7.1
ALGEMEEN
Voor alle activiteiten van Plants & Sitech Services zijn (milieu)vergunningen afgegeven: dit betreffen dan in hoofdzaak de milieuvergunningen Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Grondwaterwet, de Kernenergiewet en de Emissiehandelvergunning. Alle betrokken huisbazen dienen te voldoen aan alle voorschriften en voorwaarden uit hun vergunning. Zij dienen toe te zien op de juiste uitvoering daarvan en elke wijziging of aanpassing van het productieproces en/of de fabrieksinstallatie te beoordelen op de eventuele noodzaak tot revisie van hun milieuvergunning(en). Daarbij moet voldaan worden aan alle meldingsverplichtingen (Wet milieubeheer, Arbowet, Procedure Ongewone Voorvallen, etc.). Zie daartoe ook het werkproces SE-09. Alle fabrieken moeten een veiligheidsbeheerssysteem (VBS) opstellen, dat gebaseerd wordt op de acht zorgelementen uit de BRZO-regelgeving. Dit VBS wordt opgenomen in het fabriekseigen installatieveiligheidsrapport (IVR) en is vanuit die achtergrond ook onderdeel van het locatiebrede veiligheidsrapport (VR). De interne milieu- en veiligheidszorg moet erop gericht zijn dat het optreden van gezondheidsgevaren voor de mens minimaal is, voorkomen dat externe effecten van de bedrijfsvoering optreden, geen (externe) milieuklachten worden ingediend en te voldoen aan de geformuleerde vergunningsvoorschriften. 7.2
BODEMVERONTREINIGING / AANTASTING VAN DE BODEM
De Site Chemelot is gebonden aan het Plan van Aanpak Bodemsanering (historische verontreinigingen) zoals dat in 2000 met de Provincie Limburg en VROM is afgesproken. Alle huisbazen binnen P&S zijn verplicht om medewerkers van de grondeigenaar en/of door hen ingehuurde firmamedewerkers toegang te verlenen tot hun huisbaasgebied teneinde de verplicht gestelde werkzaamheden ook te kunnen uitvoeren. In voorkomende gevallen zal de uitvoeringsplanning daarvan vooraf met de betrokken huisbaas worden doorgenomen. Nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (op of direct in de bodem) moet gemeld worden: enerzijds aan de grondeigenaar en anderzijds aan de Provincie Limburg. Daartoe wordt verwezen naar de interne regels die daarvoor gelden: Site Regelgeving (hoofdstuk 2.1 en 3.1) en het Werkproces SE-09. Binnen Plants & Sitech Services dienen gevallen van (vermoedelijke) bodemverontreiniging ook
Sitech Services BV SHE Pagina 73
van 81
April 2011
direct te worden gemeld aan de Officer Soil & Waste van de afdeling SHE. Deze zorgt voor de doormelding aan de grondeigenaar. Tevens draagt hij zorg voor het aanzetten, beoordelen en rapporteren van het bodemonderzoek en het laten uitvoeren van een eventuele bodemsanering. Dergelijke gevallen dienen onverwijld te worden aangepakt om verdere verspreiding van de verontreiniging(en) te voorkomen (afdekken/ afromen, beperken, etc). 7.3
RECYCLING EN HERGEBRUIK CEMENTGEBONDEN MATERIAAL EN ASFALT
Om te voorkomen dat het gebruik van secundaire grondstoffen leidt tot (nieuwe) verontreiniging van de bodem (opmenging / uitloging) zijn voor het gebruik daarvan regels opgesteld. De basisregel is dat enkel Categorie 1 secundaire grondstoffen ongeïsoleerd in bouwkundige werken mogen worden toegepast. Indien hiervan wordt afgeweken is overleg met / goedkeuring van de grondeigenaar noodzakelijk en zullen in veel gevallen isolerende maatregelen noodzakelijk zijn. Toe te passen granulaten (met certificaat!) kunnen zowel intern (Van Gansewinkel) als via externe partijen worden ingekocht. Intern bouw- en sloopafval behoeft niet meer intern verwerkt te worden tot korrelmix; dit afval kan ook extern aan een daartoe gecertificeerde verwerker worden afgegeven voor recycling. Let wel, dergelijke civiele (sloop)afvalstromen zijn afvalstoffen en dienen conform de regelgeving voor afvalstoffen (Siteregelgeving hoofdstuk 6.2.3) te worden afgevoerd.
Sitech Services BV SHE Pagina 74
van 81
April 2011
8. BEVEILIGINGEN, GEVARENZONE-INDELING EN NOODVOORZIENINGEN
8.1. HET BEHEER VAN BEVEILIGINGSINRICHTINGEN, ALARMERINGEN EN RADIOACTIEVE BRONNEN 8.1.1. Algemeen In dit deel van de regelgeving worden procedures ten behoeve van het beheer van beveiligingsinrichtingen, alarmeringen en radioactieve bronnen beschreven. Bedacht moet worden dat voor een groot deel daarvan interne procedures zijn opgesteld (zie IMS, Integraal Compliance Beheer, Complaincy at Sitech Services) en dat daar ook specifieke handboeken (HAVIS/Radioactieve Stoffen) en SHE-werkprocessen (SE-werkprocessen, zie IMS) voor zijn vastgesteld. Het volstaat om daarnaar te verwijzen: eventuele nadere informatie daarover kan worden verkregen via de betrokken Plant She Officers van P&S. Bij deze procedures wordt uitgegaan van de volgende begripsbepalingen: Beveiligingsinrichting Onder een beveiligingsinrichting verstaat men een technische voorziening die bij overschrijding van een ingestelde grenswaarde automatisch in het proces ingrijpt ter voorkoming van een ongewenste gebeurtenis. Beveiligingsvoorziening Uitvoering op procedurele, mechanische, of instrumentele wijze, in overeenstemming met SILniveau. Alarmering Onder een alarmering verstaat men een akoestische en/of visuele waarschuwing als gevolg van overschrijding van een ingestelde grenswaarde of bij een status verandering. Radioactieve bron Onder een radioactieve bron verstaat men een ingekapselde radioactieve bron, aanwezig in een vergrendelbare bronhouder. Zie eveneens de website van Beheer RAS (internet; in voorbereiding; intranet http://tnrnet.gln51.dsm-group.com/ras/). 8.1.2. Indeling van beveiligingsinrichtingen en alarmeringen
In interne procedures (Practice RA-01/ Werkproces SE-03/ Checklijst HAZOP) wordt aangegeven hoe de indeling van ongewenste scenario’s leidend tot Loss of Containment in Safety Integrety Levels (SIL-, SILa, SIL1, SIL2, SIL3, SIL4) volgens de Risicograaf methode dient te gebeuren.
Sitech Services BV SHE Pagina 75
van 81
April 2011
Als de S- of Cat-indeling (nog) wordt gehanteerd, gelden de daarvoor bestemde passages; op termijn zal alles conform de SIL-methodiek moeten worden gekwalificeerd. Gebruikte definities S- en Cat-indeling: Effectcategorie S1 situatie (S = Safety/Veiligheid): Een situatie waarbij dood of invaliditeit als gevolg van ernstig lichamelijk letsel optreedt. Effectcategorie S2 situatie (S = Safety/Veiligheid): Een situatie waarbij slachtoffers schade kunnen oplopen, maar waarbij dood of invaliditeit als gevolg van ernstig lichamelijk letsel niet aan de orde is. Effectcategorie E1 situatie (E = Environment/milieu): Een situatie waarbij sprake is van ernstige verontreiniging van oppervlaktewater (massale vissterfte) of zeer zware (irreversibele) aantasting van fauna of flora optreedt. Effectcategorie E2 situatie (E = Environment/milieu): Een situatie waarbij milieubelasting optreedt die zichtbaar is en leidt tot reversibele aantasting van mens, fauna en/of flora. Note: Een stof als Benzeen altijd meenemen in de overwegingen rond risicoinschatting (reversibel tot een expositiegraad van 2000 ppm/ gedurende 15 minuten). Effectcategorie P situatie (P = Proces): Een situatie waarbij uitsluitend een economische schade ontstaat. Categorie I – Beveiligingsinrichtingen Onder “Categorie I – Beveiligingsinrichtingen“ vallen mechanische of instrumentele beveiligingsinrichtingen ter bescherming tegen plotseling optredend gevaar, dat direct, voorzienbaar leidt tot dood of invaliditeit als gevolg van een ernstig lichamelijk letsel. Categorie II - Beveiligingsinrichtingen en alarmeringen Onder “Categorie II - Beveiligingsinrichtingen en alarmeringen“ vallen die beveiligingsinrichtingen en alarmeringen ter bescherming tegen gevaar, waarbij potentiële slachtoffers weliswaar schade kunnen oplopen, maar waarbij direct, voorzienbaar dood of invaliditeit als gevolg van een ernstig lichamelijk letsel niet aan de orde is. Overige beveiligingsinrichtingen en alarmeringen Onder “Overige beveiligingsinrichtingen en alarmeringen“ worden gerangschikt alle beveiligingsinrichtingen en alarmeringen die buiten categorie I en II vallen en dienen om o.a. economische schade, hinder en overlast te voorkomen.
Sitech Services BV SHE Pagina 76
van 81
April 2011
Gezien de overeenkomsten in de definities dient voor de effectcategorieën S1 en E1 een overeenkomstig beheersregime te worden gehanteerd als voor cat. I beveiligingsinrichtingen. Hetzelfde geldt voor de effectcategorieën S2 en E2 in relatie met cat II en voor de effectcategorie P in relatie met "overige". 8.1.3. Beheer, inventarisatie, registratie en controle (vereist voor alle LOC scenario’s) Voor iedere beveiligingsinrichting en alarmering dient een Proloc te zijn gemaakt. Deze Prolocs moeten in een beheerssysteem zijn opgenomen (Protecs). Voor verdere informatie over de beleidsvoering en uitvoeringsvorm van Prolocs en het beheer daarvan in Protecs, wordt verwezen naar het IMS, Integraal Compliance Beheer, Nota Compliancy at Sitech Services. Wijzigingen en overbruggingen van beveiligingsinrichtingen/ alarmeringen e.d. zijn gebonden aan interne procedures. Verwezen wordt naar de werkprocessen SE-05 (MOC) en SE-19 (Overbruggingen). 8.1.4. Drukbeveiliging op toestellen onder druk Toestellen onder druk dienen te zijn beveiligd tegen een druk die de toegestane werkdruk overschrijdt. Alle informatie met betrekking tot deze toestellen moet opgenomen zijn in het intern systeem Hera, waar nodig met aanvullende informatie via PID+ (Zie ook IMS, Compliancy at Sitech Services). Op het vlak van toezicht en keuringen zijn drie instanties aangewezen: Lloyds/ Stoomwezen: Inspections Bedrijf:
voor stoom- en damptoestellen. voor drukhouders en hinderwettoestellen. voor overige toestellen.
Binnen Sitech Services zijn afspraken gemaakt over beheer, borging, keuringen respectievelijk keuringstermijnen en de registratie daarvan in Hera en PID+. Nadere informatie kan worden verkregen via de afdeling Inspections. 8.2 GEVARENZONE INDELING, GASONTPLOFFINGSGEVAAR RESPECTIEVELIJK STOFEXPLOSIEGEVAAR Alle installaties, machines en apparaten, maar evenzeer de wijze waarop gewerkt wordt, moeten zodanig worden uitgevoerd dat elk risico van ontsteking van eventueel aanwezige explosieve
Sitech Services BV SHE Pagina 77
van 81
April 2011
mengsels moet worden voorkomen. De primaire focus ligt daarbij natuurlijk op de uitvoeringsvorm van de installaties en het preventieve- en repressieve onderhoud daaraan. Basisuitgangspunten daarbij zijn de regels uit: ATEX 95 (ATEX 94/9/EG) ATEX 137 (1999/92/EG) Arbo-wet. Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR) 7910-1 gevarenzone-indeling met betrekking tot gasontploffingsgevaar. Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR) 7910-2 gevarenzone-indeling met betrekking tot stofontploffingsgevaar. De werkgroep ATEX heeft in 2005 een ATEX-protocol geschreven waarin o.a. onderstaande is opgenomen: Een beknopte beschrijving van de ATEX richtlijnen en aan welke eisen de werkgever dient te voldoen staat beschreven in: beknopte ATEX introductie Direct voortvloeiend uit de ATEX 137 is de verplichting voor het opstellen van een explosieveiligheidsdocument (EVD), bestaande o.a. uit: Identificatie en beoordeling van de explosie risico’s. Indeling van de gevarenzone op grond van frequentie en duur van het optreden van een risicovolle atmosfeer. Aangeven wat noodzakelijke maatregelen zijn om tot een veilige werkomgeving te komen. Tevens heeft de werkgroep ATEX het volgende protocol opgesteld "Standaard protocol voor het implementeren van ATEX137 voor de DSM Manufacturing locatie te Geleen" http://dsmstore.intranet.dsm-group.com/dsmstore/drl/objectId/09015c5d82487af6 Dit is binnen Plants & Sitech geborgd via de IMS SHE werkprocessen ; SE-17.1 Opstellen/wijzigen gevarenzonering en EVD (ExplosieVeiligheidsdocument) SE-17.2 Update EVD (ExplosieVeiligheidsdocument) vanuit SE-03
8.3 NOODVOORZIENINGEN 8.3.1. Noodvoorzieningen In alle fabrieken en gebouwen van Plants & Sitech dienen op het vlak van noodvoorzieningen adequate maatregelen te worden genomen, gericht op de veiligheid van medewerkers (Arbowet), procedures en protocollen, instructie en voorzorgsmaatregelen. Allereerst wordt verwezen naar de procedures en protocollen die in de Site Regelgeving daarover zijn opgenomen: poortinstructie, toegangsvoorschriften en alarmeringsregelingen in het kader van het bedrijfsnoodplan.
Sitech Services BV SHE Pagina 78
van 81
April 2011
Binnen de fabrieken is toegangsregistratie voor derden (niet eigen fabriekspersoneel) verplicht gesteld en zijn afspraken gemaakt over de fabrieksinstructieplicht en het afgeven van een fabriekskaart. Waar nodig kan in de instructie worden gerefereerd aan de - per fabriek verplicht gestelde - fabrieksnoodplannen en de bijbehorende objectkaarten. Alle fabrieken en gebouwen dienen voorzien te zijn van de vereiste nooduitgangen, noodverlichting en aanduiding van vluchtwegen (gebruiksvergunning). Note: Kooiladders mogen slechts als vluchtweg dienst doen voor een klein aantal personen. Moeten meer personen in geval van nood snel van een afdaling gebruik kunnen maken, dan moet een vluchttrap aanwezig zijn. Liften mogen in geval van brand en of lekkage van een brandbaar gas niet als vluchtmogelijkheid worden gebruikt. 8.3.2. Veilig Gestelde Ruimte (VGR) Een veilig gestelde ruimte is een operationele ruimte van waaruit, bij giftig gasgevaar, voor een beperkte tijd, door een minimale daartoe aangewezen bezetting, een installatie op verantwoorde wijze in bedrijf kan worden gehouden ofwel zo nodig buiten bedrijf kan worden gesteld. Fabrieken (meetkamer) moeten zijn uitgerust met een veiliggestelde ruimte, die voorzien moet zijn van luchtvoorziening via het persluchtnet en in aantal voldoende persluchttoestellen. Daarbij gelden nog een aantal aanvullende voorwaarden: Toegang(en) moet(en) worden uitgevoerd als luchtsluis. Ruimte moet zo goed mogelijk gasdicht zijn. Ventilatiesysteem moet in korte tijd volledig gesloten kunnen worden, ofwel automatisch gestuurd, ofwel handbediend. Gasdetectie-materiaal van het juiste type moet in voldoende mate aanwezig zijn. In de ruimten moet telefoon aanwezig zijn. Bij de BBW moet een overzicht beschikbaar zijn van de plaatsen waar de veiliggestelde ruimten zich bevinden en onder welke telefoonnummers deze ruimten bereikbaar zijn. Per veilig gestelde ruimte dient een instructie aanwezig te zijn voor het operationeel maken van de ruimte. Tweejaarlijks zal moeten worden beoordeeld of de overdruk condities van de VGR in orde is. Geadviseerd wordt om een automatische overdrukmeting te installeren. Voor nieuw te bouwen VGR-ruimten is dit verplicht.
Sitech Services BV SHE Pagina 79
van 81
April 2011
8.3.3 RDR Onder calamiteitomstandigheden dient men te handelen conform de regels uit de Site regelgeving. Zie Rapport Uniformering Alarmering Bezetting Op de gehele Chemelot site zijn redelijk dichte ruimtes (RDR), àppelplaatsen en verzamelplaatsen ingericht. In de fabrieksinstructie wordt u voorgelicht waar u bij een claxon of sirenealarm naar toe moet gaan. Brandblussers moeten rood zijn en duidelijk herkenbaar geplaatst zijn. Vluchtmaskers, PA-toestellen, en dergelijke moeten duidelijk herkenbaar geplaatst zijn. 8.3.4 Nood- en Oogdouches Het risico van thermische / chemische verbranding of inwerking door stoffen moet zoveel mogelijk worden beperkt door technische en organisatorische maatregelen aan de bron en door het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Op plaatsen waar het gevaar van verbranding of inwerking door stoffen niet is uit te sluiten, dienen nooddouches en/of oogbaden te worden aangebracht. Uitgangspunt voor nooddouches en oogbaden is dat snel (binnen 30 seconden) na het oplopen van het letsel kan worden begonnen met het spoelen en koelen van het getroffen deel van het lichaam. De plaats van nooddouches en oogbaden moeten goed bereikbaar zijn en vrij zijn van obstakels. Om vast te stellen hoeveel nooddouches en oogbaden dienen te worden geplaatst moet rekening worden gehouden met het aantal personen dat (tegelijkertijd) wordt blootgesteld aan het risico van verbranding of inwerking van stoffen en de frequentie van blootstelling. Nood- en oogdouches moeten goed gemarkeerd zijn en aangeduid zijn op de fabriekskaarten en fabrieksnoodplannen. Nooddouches en oogbaden dienen regelmatig (ten minste 1x per jaar) op een goede werking te worden gecontroleerd. Het water van douchecircuits moet worden gecontroleerd op bacteriële verontreiniging (Legionellabeheer). Als tijdelijke voorziening, bij semi-permanente fabrieksopstellingen en bij werkzaamheden aan een bestaand douchecircuit, kan gebruik worden gemaakt van een verplaatsbare nooddouche/ oogbadinstallatie. In uitzonderingsgevallen kan water ten behoeve van nooddouches en oogbaden via slangen worden aangevoerd. Kaderstelling: Temperatuur water: De temperatuur van het te gebruiken water moet bij voorkeur liggen tussen 18 en 25 graden Celsius. Kwaliteit water: Als voeding voor de nooddouches en oogbaden moet leidingwater worden gebruikt. Bij aansluiting op andere waterleidingsystemen dan drinkwater moet een vergelijkbaar
Sitech Services BV SHE Pagina 80
van 81
April 2011
veiligheidsniveau worden behaald als bij aansluiting op het drinkwaternet. Als gevolg van het gebruikte water mag geen gevaar voor de gezondheid optreden van een getroffen persoon. Nooddouches moeten duidelijk gemarkeerd zijn met de aanduiding “Geen drinkwater”. Hoeveelheid water: Rekening moet worden gehouden met een gelijktijdigheidsfactor van 2 gebruikers. Per unit zal een hoeveelheid van minimaal 80 liter per minuut, gedurende minimaal 20 minuten beschikbaar moeten zijn. Voor oogdouches geldt een norm van ca. 30 liter/minuut. 8.3.4 Noodverlichting In noodsituaties dient voldoende oriëntatieverlichting aanwezig te zijn. Afhankelijk van de omstandigheden kan het noodzakelijk zijn vluchtwegaanduidingen te verlichten en boven uitgangen verlichte transparanten (nooduitgang pictogram) aan te brengen.
Sitech Services BV SHE Pagina 81
van 81
April 2011
Overzicht formulieren behorende bij de Veiligheidsregels Plants & Sitech Services Aanvraag laserkeuringsrapport Kennisgeving van het voorgenomen tot stand brengen van een bouwwerk.
Overzicht documenten behorende bij de Veiligheidsregels Plants & Sitech Services Housing Rules P&S Notitie E-2010-01 Algemene zaken en tijdelijke voorzieningen m.b.t. E-installaties. Instructie V2.2.1-04 Graafwerkzaamheden in de nabijheid van kabeltracés.