Signalering adviseurs AVI oktober 2014 Brabant:
Een belangrijk knelpunt op dit moment is het gebrek aan informatie aan cliënten over wat er in hun individuele situatie mogelijk gaat veranderen. De landelijke campagne is (eindelijk) op gang gekomen en ook veel gemeenten treden inmiddels actief naar buiten met algemene informatie (voorlichtingsavonden, pagina’s in de huis-aanhuisbladen). Maar op een concrete vraag als ‘kan ik na 1 januari nog naar zorgboerderij huppeldepup?’ is nog geen antwoord.
Voor wat betreft de hulp bij het huishouden maken gemeenten heel verschillende keuzes, er ontstaat diversiteit tussen de gemeenten/regio’s. Dit geeft bij cliënten veel verwarring. Een veel gehoorde klacht is ‘de gemeente schroeft de hulp zomaar terug van 3 naar 1,5 uur per week, mag dat zomaar?’. Niet duidelijk is dat ook hulp bij het huishouden een maatwerkvoorziening kan zijn: als in het keukentafelgesprek blijkt dat meer uren noodzakelijk zijn, dan moeten deze uren ook geleverd worden. Pas daarna speelt de vraag van de hoogte van de eigen bijdrage.
Bij de huishoudelijke hulp speelt ook de arbeidsrechtelijke kant een rol, we zien gemeenten aansturen op constructies waarbij huishoudelijke hulpen als zzp-er aan de slag gaan onder de vlag van thuiszorgorganisaties. Hiermee lijkt de oude alfahulpconstructie via een U-bocht weer terug te komen. Hoe zit dat juridisch in elkaar: we horen wethouders zeggen dat dit geen enkel probleem op gaat leveren terwijl de kranten bol staan van de artikelen waarin gedreigd wordt met rechtszaken. Wat is waar?
We bemerken veel onduidelijkheid over hoe de toegang tot voorzieningen is geregeld: hoe is de relatie tussen zorgloket en sociaal wijkteam (wie bepaalt wat?) en wat is de rol van de wijkverpleegkundige in dit verband? Wat wordt sowieso de rol van de wijkverpleegkundige?
Op papier lijkt het overgangsrecht goed geregeld, in de praktijk blijkt dit echter toch een ander verhaal: de zorg (op basis van de huidige AWBZ-indicatie) is gegarandeerd maar niet de plek waar of de aanbieder van wie je die zorg krijgt. Wat gebeurt er als jouw aanbieder niet door de gemeente gecontracteerd wordt, kun je dan bijvoorbeeld een pgb aanvragen? En per wanneer word je daarover geïnformeerd? En wat als de aanbieder ermee stopt? Dat laatste signaal vangen we met name op van (kleine) dagbestedingsprojecten.
Het blijft angstvallig stil rondom de functie cliëntondersteuning, terwijl deze toch een belangrijke pijler is onder het welslagen van deze hele operatie. Her lijkt echter alsof gemeenten hier geen prioriteit aan geven. Veel meer dan ‘er zijn afspraken gemaakt met MEE’ horen we hier niet over, al helemaal niet over het inzetten van informele vormen van cliëntondersteuning.
Ook stil blijft het rondom de financiële compensatie van de meerkosten (ex-Wtcg), hier zijn nog geen concrete plannen voor gemaakt. Wel hebben we in verschillende verordeningen gezien dat gemeenten van plan zijn dit onder te brengen in de bijzondere bijstand, in sommige verordeningen wordt daarbij in deze fase ook al een harde inkomensgrens (110% of 120% van de bijstandsnorm) gesteld. Onverstandig om dat nu al te doen, terwijl er nog geen concreet beleid onder ligt en de consequenties onvoldoende doorgerekend zijn. Men realiseert zich bijvoorbeeld niet dat mensen met een middeninkomen én hoge kosten vanwege hun chronische ziekte of handicap straks in de problemen dreigen te komen: met een beetje pech (cumulatie van kosten) zakken zij door de bodem van de bijstandsnorm. Helaas zien ook de Wmo-raden dit probleem niet en stemmen zij -op een enkele uitzondering namet de plannen in. Want het klinkt zo logisch: de bijstandsnorm is leidend.
Bijkomend probleem van het onderbrengen van de financiële compensatie in de bijzondere bijstand is dat de medezeggenschap daarmee komt te liggen bij de Cliëntenraden WWB en de Wmo-raden op dit dossier buiten spel worden gezet (‘dit wordt uitgevoerd door onze sociale dienst dus daar kijkt de cliëntenraad al naar, daar hoeven jullie je niet mee te bemoeien’). Gelet op de wet Wmo 2015 zeer merkwaardig en inhoudelijk bovendien onwenselijk omdat beide clubs kijken met een duidelijk ander perspectief en elkaar juist kunnen versterken. Dit onderstreept eens te meer het belang van samenwerking/afstemming tussen Wmo-raden en Cliëntenraden WWB. Iets wat nog lang niet overal van de grond is gekomen.
Een punt is ook dat Wmo-raden en belangenorganisaties niet of nauwelijks betrokken zijn geweest bij het inkoopbeleid. Wat we daar van een aantal Wmo-raden over terug horen is dat zij óf niet inzien welke rol zij in dat proces zouden moeten/kunnen spelen (‘dat is een spel tussen gemeenten en aanbieders en wij als Wmo-raad willen onafhankelijk blijven en niet het risico lopen door één van beide partijen voor het karretje gespannen te worden’), óf dat zij door gemeenten buiten spel worden gehouden (‘het gaat hier om een aanbestedingsprocedure en dan gelden er regels met betrekking tot voorkennis en geheimhouding, we kunnen jullie als Wmo-raad dus niet betrekken’). Allebei onzin, wat ons betreft. Wij zien nadrukkelijk wél een rol voor Wmo-raden en dan natuurlijk met name bij het opstellen van de kwaliteitsparagrafen in de inkoopkaders/raamovereenkomsten. Maar hoewel we hier vanuit AvI flink op ingezet hebben, zijn ook wij er niet in geslaagd deze houding te doorbreken. In de regio waar dat wel gelukt is, bleek het betrekken van Wmo-raden en cliëntenorganisaties overigens voor alle partijen en duidelijke meerwaarde te hebben, zie ons artikel hierover in één van de AvI-nieuwsbrieven.
Een algemene opmerking is tenslotte nog dat we in de praktijk nauwelijks vernieuwing (transformatie!) zien: vrijwel overal is de insteek zo goed en zo kwaad mogelijk voortzetten wat we onder de AWBZ al deden maar dan met minder budget. Het stimuleren van de kracht van onderop, van burgerinitiatieven en informele zorg
komt in de beleidsplannen nog niet aan de orde. We zien beleidsplannen waarin niet meer staat dan ‘we hebben al beleid en dat zetten we voort’ en de meeste verordeningen zijn beleidsarm of ‘leeg’, wat betekent dat op vrijwel alle relevante thema’s nog beleid moet worden ontwikkeld. Dat gaat voor 1 januari niet meer lukken, in die zin krijgen we het dus druk in 2015 en volgende jaren. Opvallend daarbij is dat de bevoegdheden in de meeste gemeenten zonder slag of stoot zijn gedelegeerd naar het college en dingen zich gaan voltrekken buiten het zicht van onze volksvertegenwoordigers. Als iemand zich dus nog afvraagt wat het belang is van een sterke, lokale stem van de Wmo-raden, cliëntenraden en belangenorganisaties….? Zeeland:
De contracten zijn wel gesloten met zorgaanbieders maar daarmee zijn de administratieve processen bij gemeenten en organisaties nog niet geregeld met zo’n contract. Hoeveel uren, welk product enz. Ook de aansluiting in de keten moet nog administratief op orde gebracht met alle nieuwe benamingen en uren e.d. van Wmo maatwerkvoorzieningen. Wat gebeurt er als het administratief schort aan doorloop. Kan dat de zorg in gevaar brengen voor cliënten?
Beleidsmatige ambtenaren zijn wel goed op dreef met de transitie maar de interne organisatie die de uitvoering gaat doen is toch misschien wat minder ver?
Drenthe:
Burgers hebben grote zorgen hoe het straks na 1 januari zal gaan. Deze zorgen komen enerzijds voort uit onwetendheid ( info voorziening vanuit gemeenten etc. laat te wensen over) en anderzijds uit het feit dat burgers (nog) niet ingespeeld zijn op de nieuwe rol die van hen wordt verwacht. Volgens mij een punt om veel aandacht voor te hebben in de komende periode (2015/2016).
Gemeenten worstelen met de invulling van burger/clientenparticipatie. Brede Wmoraad Ja/nee? Hoe betrekken we burgers überhaupt bij voorbereiding beleid. Gemeente hebben (nog) geen heldere visie. Daarnaast is men op zoek naar nieuwe (werk)vormen om burgers te betrekken.
Wmo-raden worstelen eveneens met hun huidige en toekomstige rol. In 2015 zal monitoring een belangrijk thema worden. Voor Wmo-raden is het een zoektocht welke rol zij daarbij willen/moeten vervullen.
Onafhankelijke cliëntondersteuning staat nog veelal in de kinderschoenen. Gemeenten weten niet hoe ze hier precies mee om moeten gaan en ook voor cliëntenorganisaties is het nog een zoektocht. M.i. eveneens een belangrijk thema om als AVI op te pakken.
Limburg:
Wat de transities betreft: iedereen is blij als het januari is, “de transformatie kan dan echt beginnen” , als het maar even kan worden zaken nu doorgeschoven.
De processen van nu hebben nogal een technocratisch karakter: men draait maar aan 2 knoppen namelijk tijd en geld, het burgerperspectief staat (bijvoorbeeld bij de inkoop) niet centraal. Ook de aanbieders hebben méér belang bij het aan de bak blijven/ komen…..
Het overgangsrecht wordt in de praktijk uitgehold, de beschikking blijft overeind, maar de aanbieders krijgen van de gemeenten groen licht om de bezuinigingstaakstelling te absorberen. Dit wordt wel aardig verpakt, maar een en ander gaat volledig over de hoofden van de meer kwetsbaren heen.
De communicatie/informatievoorziening komt eindelijk op gang, maar er is nog veel onzekerheid (bijv. langdurige zorg, pgb), er zijn nogal wat “broodje aap verhalen” in omloop. Pessimisten, negativisten zetten nog té zeer de toon, daar valt heel veel tegenover te zetten en dat moet met vereende krachten gebeuren. De recente ervaring leert dat na goede sessies van gemeentewege mensen met een gerust(er) gevoel naar huis gaan.
De aandacht voor de informele zorg neemt steeds meer toe; niet alleen de mantelzorgondersteuning (hoe belangrijk ook…), maar zeker ook de vrijwilligerszorg (netwerkontwikkeling, samenwerking met professionele zorg én met gemeenten), de zelfhulp (kennistransfer vanuit Noord-Brabant?) en de burgerinitiatieven (bijv. de coöperaties, een échte beweging van maken).
Burgerparticipatie (medezeggenschap) als issue niet uit het oog verliezen: veel beweging in veel gemeenten, er is nog altijd veel behoefte aan ondersteuning (Koepel van Wmo-raden doet goed werk…). Cliëntenraden van instellingen blijken in de praktijk nogal passief, de brug van “’de andere kant” wordt ook niet gemakkelijk geslagen.
Monitoring en evaluatie vragen in 2015 bijzondere aandacht. Huis voor de Zorg adviseert aan de Limburgse gemeenten om daarbij–naast de meer traditionele instrumenten- burgerpanels
In te zetten (voortbouwen op “Kijken met de ogen van de burgers”)
De procedure rond het “Keukentafelgesprek” is in de Wmo zéér gedetailleerd beschreven, opvallend omdat op andere onderdelen meer ruimte aan de gemeentelijke inkleuring wordt gegeven. Je ziet nu in de praktijk varianten ontstaan, die niet helemaal lijken te sporen met de wettelijke procedure. Goed bedoeld, maar de rechtspositie van de burgers mag niet in het geding komen.
Privacy is een punt van aandacht: de vrees dat een te krampachtige insteek verhindert dat de goede dingen gebeuren.
Tot slot de balans der dingen: Wmo/Transitie AWBZ krijgt “naar buiten toe” meer aandacht dan Jeugdwet en Participatiewet (nu meestal één avond over alles en dan sneeuwen sommige zaken wat onder)
Groningen:
De gemeente Groningen is kortgeleden een snelle campagne gestart richting de cliënten van huishoudelijke hulp. Er is maar één doel: het aantal uren hh reduceren. Al in de telefoontjes die worden gepleegd om een gesprek thuis af te spreken, krijgen mensen te horen dat dit de bedoeling van het gesprek is. Iemand met 4 uur hh in de week krijgt gewoon te horen "dat dit toch wel erg veel is...". Het signaal komt voort uit de wijksgewijze spiegelgesprekken met cliëntenbegeleiding, dagbesteding en dagopvang. Ik heb dit signaal vanochtend gedeeld met de voorzitter van het Wmo Platform Groningen. De actie van de gemeente is niet voor advies aan het platform voorgelegd. De gesprekswijze is van het oude stempel (ook al vind het misschien aan de keukentafel plaats). Cliënten worden blijkbaar ook niet gewezen op het recht van onafhankelijke cliëntondersteuning, laat staan dat de behoefte aan hh in een persoonlijk plan komt te staan met een afgesproken resultaat erbij. Kortom: dit lijkt een eindejaar actie te zijn die uitsluitend bedoeld is de vraag naar hh met geweld terug te drukken. Zuid-Holland:
Knelpunten signaleer ik in de cliëntondersteuning. Ik zie dat veel gemeenten een overeenkomst met MEE hebben afgesloten, maar er zijn nu al wachtlijsten bij MEE. Hoe moet dat volgend jaar gaan bij de ‘bulk’ aan herindicaties? Daarnaast is er bezuinigd op het budget aan MEE. Dus minder personeel. Daarnaast zie ik gemeenten die denken dat ze het prima zonder MEE kunnen en de opdracht bij hun lokale welzijnsorganisatie neer kunnen leggen. Gelukkig zie ik ook dat deze gemeenten nu bedenken dat ze dit toch niet kunnen en alsnog met MEE een overeenkomst sluiten.
Verder lijkt het me goed om aandacht te vragen voor de verbindingen met de andere twee decentralisaties. De cliëntenparticipatie rond jeugd laat te wensen over. Veel Wmo-raden worden om advies gevraagd, maar die bestaan ‘oneerbiedig gezegd’ vooral uit grijze hoofden. Ze hebben nauwelijks contact met jongeren en ouders. Ik zie gelukkig dat gemeenten hier ook lokaal mee aan de slag gaan. Het zou mooi zijn als we hier vanuit AVI ook uren voor in kunnen zetten. Doe ik nu al wel een beetje, maar een apart programma is echt heel zinvol.
Daarnaast de informatievoorziening naar cliënten en burgers. Begint op gang te komen. Ik merk dat veel cliënten en mantelzorgers zich zorgen maken en ik denk
ook voor een deel terecht. De dagbesteding wordt minder: grotere groepen, andere locaties en minder dagdelen. De belasting van mantelzorgers wordt groter. Er zijn goede voorbeelden, zeker.
Ik vind overigens de campagne vanuit VWS wat misleidend. Alles komt goed en met name inzet op professionele ondersteuning. Wat mij betreft moet er meer aandacht komen voor vrijwilligerswerk en omzien naar elkaar. Wat kan ik als burger doen voor een ander.