Beleidsplan passend onderwijs voor (hoog)begaafde leerlingen
November 2014
Definities hoogbegaafd De term hoogbegaafd mag uitsluitend gebruikt worden wanneer middels een intelligentietest is vastgesteld dat het intelligentiequotiënt (IQ) een waarde van tenminste 132 behelst. In de schoolpraktijk zijn wij echter niet geïnteresseerd in het IQ van een leerling, maar in zijn welbevinden en zijn leerprestaties in relatie tot de mogelijkheden. begaafd We spreken over begaafde leerlingen wanneer we vaststellen dat een leerling vergeleken met leeftijdgenootjes over grote verstandelijke vermogens beschikt. De mate waarin deze vermogens verschillen van die van andere kinderen worden veelal niet onderzocht. versnellen Het is een mogelijkheid dat een kind vervroegd doorstroomt (versnelt), d.w.z. dat een klas wordt overgeslagen. Wij gaan hier niet in de eerste plaats van uit. Soms blijkt de voorsprong echter dusdanig te zijn, dat versnellen onvermijdelijk is. Hier spelen echter verschillende aspecten mee: niet alleen cognitief, maar vooral sociaal-emotioneel. Bij versnelling moet mede gekeken worden naar eventuele gevolgen op langere termijn. De beslissing voor een versnelling wordt in het zorgoverleg besproken en er wordt zo nodig een externe deskundige ingeschakeld. compacten Met compacten bedoelen we het indikken van de leerstof door al het overbodige weg te laten. Deze overbodige leerstof komt niet meer aan de orde. Een voorbeeld is de methodische eindtoetsen gebruiken als voortoets om na te gaan wat we het kind niet meer hoeven te leren. Een ander voorbeeld is bijvoorbeeld bij rekenen waarbij een leerling alleen het laatste rijtje sommen (vaak het moeilijkste) maakt. verrijken Verrijken is een aanvulling op compacten. Het is een twee – eenheid en hoort bij elkaar. Met verrijkingsmaterialen kan worden gerealiseerd dat bij de leerling een beroep wordt gedaan op : het zoeken naar antwoorden in een open vraagstelling het zoeken naar meerdere oplossingsstrategieën, waarbij de eigen creativiteit een rol kan spelen het werken op een hoog niveau in een hoog tempo Bij rekenen, taal en begrijpend lezen kan de verrijking meer gestructureerd en met meer afwisseling worden aangeboden. De leerkracht is en blijft verantwoordelijk voor de keuze van gecompacte en de verrijkingsstof. Hij bepaalt wat de leerling moet maken. Hij stelt de inhoud vast. Er mag geen sprake te zijn van een vrijblijvend karakter. Kortom: bewuste keuze van extra leerstof op lessentabel / rooster eist begeleiding nakijken eisen aan resultaat feedback beoordeling op rapport
Visie We beschouwen de hoogbegaafdenproblematiek vanuit de zorg die aan de leerling besteed moet worden. Niet de afwijkend hogere intelligentie is een probleem, maar de andere wijze van leren en denken, het gebrek aan sociale contacten, het afwijkende gedrag, de faalangst, etc. De hulp die geboden wordt is daarmee niet gericht op het bieden van extra uitdaging, maar op het bieden van specifieke zorg bij een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling. Hierbij wordt veel aandacht besteed aan: aanleren van sociale vaardigheden, onderkennen, bespreken en bestrijden van faalangst, tegengaan van onderpresteergedrag stimuleren van een zelfstandige werkhouding bijdragen aan een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling
Doelen Onze school biedt (hoog)begaafde leerlingen een passend en gestructureerd onderwijsaanbod. Dit geldt zowel in onderwijsinhoudelijk als in pedagogisch-didactisch opzicht. Concreet houdt dit in: dat het onderwijs voor (hoog)begaafde leerlingen gericht is op een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling. dat de wijze van signalering en de diagnose zorgvuldig en transparant geschiedt. dat voor deze leerlingen een plan van aanpak wordt geschreven, waarin een hulpvraag op pedagogisch gebied geformuleerd wordt. dat voor deze leerlingen in het plan van aanpak zowel onderwijsinhoudelijke als pedagogisch-didactische voorzieningen worden geformuleerd. dat een aanbod van compacting, verrijking en verbreding op een planmatige en heldere wijze wordt aangeboden. dat het aanbod van compacting, verrijking en verbreding gehanteerd wordt als middel om de evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling te bevorderen. dat op onze school een IB’er / coördinator voor (hoog)begaafdheid is. dat de leerkrachten van onze school voldoende geïnformeerd zijn over de behoeften van (hoog)begaafde leerlingen en bereid zijn in deze behoeften te voorzien.
Signaleren en diagnosticeren Signalering en signaleringsinstrument De signalering en diagnose van (hoog)begaafdheid wordt op onze school uitgevoerd aan de hand van een protocol “onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen” Dit protocol bevat instrumenten om de ontwikkelingsvoorsprong bij kleuters en de mate van begaafdheid bij kinderen in de basisschool in kaart te brengen. Uitgangspunt is dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen signaleringsfase en de diagnosefase: Signalering, waarbij naar alle kinderen wordt gekeken. Diagnose, waarbij het onderzoek bij een beperkte groep wordt voortgezet. Hieronder volgt een samenvatting van dit protocol. De momenten om (hoog)begaafdheid te signaleren zijn: 1. Bij de aanmelding a.d.h.v. het intakeformulier een verkennend gesprek met de directeur en daarna met de leerkracht van groep 1. Bij de intake van een nieuwe leerling wordt gebruikgemaakt van de volgende vragen; Is uw kind geïnteresseerd in letters en/of cijfers? Hoe verliep de spraakontwikkeling? Sprak uw kind zeer vroeg of juist heel laat? Was de woordenschat/zinsbouw duidelijk anders dan die van leeftijdgenoten? Is uw kind zelfstandig? Wil het graag alles zelf doen zonder hulp? Is uw kind onderzoekend van aard? Eventueel opvallende resultaten worden in een zorgoverleg besproken. De IB’er/coördinator gaat na of het diagnosetraject voor de betreffende leerling gewenst is. Dit geldt voor de 4jarigen die voor het eerst op school komen, maar ook voor ‘zij-instromers’. 2. Signalering met de groepssignaleringslijst De leerkracht vult zelfstandig de ‘groepslijst’ in mei in. De groepslijst staat op de toetskalender. Hij weet op welke wijze het formulier moet worden ingevuld. Resultaten worden in zorgoverleg besproken. 3. Signalering op initiatief van ouders De leerkracht is alert op de signalen van ouders en reageert adequaat. Resultaten worden in zorgoverleg besproken. De leerkracht neemt de noodzakelijke vervolgstappen.
Nader onderzoek 1. 2.
3.
4.
5.
Wanneer op grond van de signalering (hoog)begaafdheid wordt vermoed, wordt vervolgonderzoek uitgevoerd. Hiervoor worden de volgende stappen gehanteerd: Kindgesprek voeren Oudergesprek voeren De leerkracht kent de procedure van dit gesprek en voert het gesprek zelfstandig. De leerkracht maakt zelf een analyse van de bevindingen uit het gesprek. Deze bevindingen worden met de IB’er /coördinator besproken. Gebruik van toetsen De leerkracht analyseert de resultaten van de leerlingen. Hij is bekend met het systeem van dóórtoetsen of met DLE’s. De resultaten worden in zorgoverleg besproken. sociaal-emotionele toetsing a.d.h.v. Zien. De leerkracht kent het onderdeel “sociaal-emotionele ontwikkeling” van het leerlingvolgsysteem van de school. Hij maakt zelf een analyse van de sociaal-emotionele problemen of behoeften van de leerling. Resultaten worden in zorgoverleg besproken. Menstekening bij kleuters De leerkracht laat een menstekening maken en beoordeelt de tekening. Resultaten worden in zorgoverleg besproken.
6. Beslissing tot aanpassing Het besluit om een leerling een programma voor (hoog)begaafde leerlingen te laten volgen wordt altijd genomen door het zorgteam / het schoolteam. 7. Het vragen van een externe deskundige De leerkracht geeft aan wanneer externe hulp gewenst is. Resultaten worden in zorgoverleg of in het overleg met de IB’er / coördinator besproken.
Werkwijze De aanpassingen voor (hoog)begaafde leerlingen zijn onder te brengen in twee categorieën: 1. buiten de groep, de vooruitgroep; gericht op sociaal-emotionele ontwikkeling Dit geldt voor de groepen in de midden- en bovenbouw. Voor de onderbouw wordt van de leerkracht gevraagd de specifieke zorg binnen de reguliere groep te bieden. 2. binnen de eigen groep. Hierbij is het voornaamste uitgangspunt dat de leerling een “normale” leerling is, dus ook alle werkzaamheden doet die van elke leerling verwacht worden. Wanneer de begaafde leerling dit op juiste wijze èn binnen de gestelde tijd doet, kan hij tijd overhouden om extra uitdagend werk te doen. In beide gevallen wordt dit opgenomen in de groepsplannen.
Aanpassen van werk buiten de groep Op een vast moment in de week wordt met leerlingen uit groep 5 en hoger een contactgroep gevormd. Binnen deze groep werken de leerlingen onder leiding van een gespecialiseerde leerkracht aan een specifiek programma. Dit programma behelst vakgebieden die afgestemd zijn op de interesses en behoeften van de leerlingen en heeft als doel de (hoog)begaafde leerling te ondersteunen en te stimuleren bij zijn persoonlijkheidsontwikkeling. Zoveel mogelijk wordt gewerkt rond een thema, zodat de onderliggende lesdoelen (persoonlijkheidsontwikkeling, stimuleren van doorzettingsvermogen, trainen van sociale vaardigheden) voor de leerlingen niet op te merken zijn. Onderdelen zijn: 1. filosoferen. Tijdens dit onderdeel worden de leerlingen uitgedaagd na te denken over de wereld èn over hun eigen positie daarin 2. werkstuk. De leerlingen werken een thema uit en presenteren aan het einde de resultaten daarvan aan de medeleerlingen. Afwisselend wordt zelfstandig en samen met een ander (coöperatief leren bevorderen!) gewerkt. Voor het zoeken van materialen en gegevens is de leerling zelf verantwoordelijk 3. groepsgesprek. Tijdens groepsgesprekken leren de leerlingen zich zodanig uiten dat gesprekspartners hen begrijpen. Ook het luisteren naar anderen en het op waarde schatten van de mening van anderen is een onderdeel dat hierin geoefend wordt. 4. diverse opdrachten. In de contactgroep moet ook zodanig “gewerkt” worden dat het voor de gehele schoolpopulatie herkenbaar is als schoolwerk. Vakken als rekenen, taal, biologie, aardrijkskunde en geschiedenis kunnen op een herkenbare wijze ingepast worden, waarbij niet de gebruikte methode maar het gekozen thema passend is.
Aanpassen van werk binnen de groep Binnen de (jaar-)groep doorloopt de (hoog)begaafde leerling hetzelfde traject als alle leerlingen. Door gedeeltelijke taakreductie (met name herhaling, hoewel ook deze leerlingen moeten leren werkzaamheden te verrichten die ze niet als uitdagend ervaren) en een voldoende hoog werktempo kunnen zij tijd “overhouden” voor zelfstandig werken. 1. De leerkracht stimuleert het zelfstandig plannen en organiseren bij leerlingen. 2. In groep 1 - 2 wordt met de thema’s en in het spontane aanbod rekening gehouden met het niveau van de leerlingen. De leerkracht geeft op het planbord aan welke kleuters ander werk aangeboden krijgen. Dit werk heeft een verplichtend karakter. De leerkracht is op de hoogte van het beschikbare verrijkingsmateriaal voor kleuters.
De leerkracht heeft in het lokaal hoeken, waarin veel met letters, woorden, teksten, hoeveelheden en getallen kan worden gewerkt. De leerkracht stimuleert het leren lezen, rekenen en schrijven. Er worden eisen gesteld aan de leerlingen wat betreft het specifieke moeilijker werk. 3. Het compacten voor rekenen / taal / technisch en begrijpend lezen is vanaf groep 3 structureel geregeld. De SLO-richtlijnen voor compacting zijn hierin een leidraad. In de hoogste groepen heeft echter de leerling zèlf ook de taak een voorstel voor compacting te maken. Vaststelling van dit voorstel is voor verantwoordelijkheid van de leerkracht. De gecompacte taak is op het dag / weekrooster vastgesteld. De leerling heeft daarmee hetzelfde programma als andere leerlingen. 4. Het compacten van de zaakvakken wordt per groep geregeld. De leerkracht kan een leerlijn voor compacting maken voor de verschillende vakgebieden, maar naarmate de leerling ouder is wordt van hem of haar hierin ook een voorstel verwacht. 5. De verrijkingsstof voor rekenen, taal en begrijpend lezen wordt op een gestructureerde wijze aangeboden. De leerkracht heeft een gestructureerde leerlijn voor moeilijke leerstof vastgesteld, waarin veel afwisseling zit: rekenen, taal/lezen, allerlei opdrachten. Dit heeft een verplichtend karakter. De leerkracht is op de hoogte van het beschikbare verrijkingsmateriaal.
Verantwoordelijke voor aanpassingen Eindverantwoordelijke is ten allen tijde de leerkracht, hierin bijgestaan door de IB’er/coördinator. Zoveel mogelijk wordt de verantwoordelijkheid bij de leerling gelegd, maar deze opereert altijd onder de eindverantwoordelijkheid van de leerkracht. De leerkracht moet dus altijd het overzicht hebben over de taken die de leerling uitvoert of denkt uit te gaan voeren.
Relatie tot reguliere schoolwerk Groep 1 en 2 In groep 1 en 2 wordt veelal gewerkt aan de hand van thema’s. Om tot een goede inhoud van deze thema’s te komen, wordt veelal gebruik gemaakt van diverse bronnen. Voor leerlingen in groep 1 en 2 die meer aan kunnen, wordt in de planning bewust rekening gehouden met een aanbod op maat. In het lokaal zijn hoeken, waarin veel met letters, woorden, teksten, hoeveelheden en getallen kan worden gewerkt. De leerkracht stimuleert het leren lezen, rekenen en schrijven. Er worden eisen gesteld aan de leerlingen wat betreft het aanvullende werk.
Groep 3 t/m 8 In onze school werken we volgens het leerstofjaarklassensysteem. Binnen dit systeem willen we rekening houden met verschillen tussen leerlingen. In de praktijk betekent dit dat we vanaf groep 3 met leerlijnen voor verrijking (en verbreding) werken. Nadrukkelijk geldt dat de leerling wel extra uitdaging geboden wordt, maar dat dit uitsluitend geldt als middel (en niet als doel!) om de leerling te geven wat hij of zij nodig heeft voor een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling en een ononderbroken leergang door de gehele basisschool. De leerling moet zich dezelfde leerstof eigen maken als de jaargenoten. De tijd die hiernaast overblijft door enerzijds een hoger werktempo en anderzijds de mogelijkheid van compacting, wordt voor extra uitdagende leerstof gebruikt.
Benodigde competenties De zorgstructuur en het pedagogisch en didactisch klimaat van de school moeten aan een aantal eisen voldoen om te kunnen garanderen dat goed onderwijs voor (hoog)begaafde leerlingen gerealiseerd kan worden. De competentieprofielen voor onderwijs aan (hoog)begaafden zijn ontleend aan de inspectiestandaarden. Hierbij denken we aan: De school kent gunstige voorwaarden voor de begeleiding van leerlingen. De school beschikt over een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van (prestaties en ontwikkeling van) leerlingen. De school kent gunstige voorwaarden voor de begeleiding van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De school heeft procedures om zorgleerlingen vroegtijdig te signaleren. De school analyseert de hulpvragen van de leerlingen die uitvallen. De school gaat de effecten na van de extra begeleiding. De school zorgt voor de begeleiding van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De school draagt zorg voor extra begeleiding van leerlingen die zorg behoeven. (Bron: Inspectie - Toezichtskader PO)
Competenties van de IB’er of coördinator Daarnaast beschikken één of enkele leerkrachten over aanvullende competenties. Het betreft de IB’er / coördinator voor (hoog)begaafdheid. Ook één of meer andere collega (‘s) kan / kunnen voor deze functie in aanmerking komen. Deze IB’er / coördinator is belast met: het bewaken van het proces van signalering en diagnostiek het analyseren van de observatielijsten. het mee opstellen van een plan van aanpak voor deze leerlingen het fingeren als een vraagbaakfunctie voor leerkrachten en ouders het fungeren als een collegiale gesprekspartner naar ouders Hiertoe moet de IB’er / coördinator beschikken over de volgende competenties: De IB’er / coördinator beschikt over relevante informatie en kennis. Hij heeft een adviserende rol naar collega’s. Hij is door zijn kennis een gesprekspartner voor anderen. De IB’er / coördinator neemt initiatieven voor de stappen in signaleringsprocedure. De IB’er / coördinator maakt de observatie-analyse. De resultaten worden in het zorgoverleg besproken. De IB’er / coördinator bepaalt welke toetsen worden afgenomen om een beeld van de leerling te krijgen. De IB’er / coördinator stelt in overleg met de leerkracht interventies voor een plan van aanpak op. De IB’er / coördinator werkt (of delegeert dit werken) in kleine groepjes met de leerling(en) om de sociaal-emotionele ontwikkeling te stimuleren, faalangst te verminderen, doorzettingsvermogen te trainen en leerstrategieën bij te brengen. Hij beschikt over relevante informatie en kennis. Hij informeert collega’s over de voortgang. De IB’er / coördinator kan als gesprekspartner optreden in moeilijke gesprekken met ouders. De IB’er / coördinator kan de afspraken omzetten in acties, waardoor de relatie van ouders met school wordt geoptimaliseerd.
Competenties van de leerkrachten Om onze schoolvisie te kunnen realiseren, moeten we op onze school over bepaalde leerkrachtkwaliteiten of competenties beschikken. Deze competenties hebben betrekking op:
Signaleren en diagnostiek Pedagogisch didactisch klimaat Inhoud en didactiek Feedback en rapportage
De vereiste leerkrachtcompetenties die hier worden beschreven zijn uitgebreider terug te vinden op de kwaliteitskaarten. We streven naar kwaliteit en verwachten dat te zijner tijd de groepsleerkrachten aan deze kwaliteiten zullen voldoen. Ook van nieuwe leerkrachten zal gevraagd worden deze competenties te realiseren. De attitude van de leerkracht is een sterk bepalende factor, welke van invloed is op het welbevinden van kinderen, ook van (hoog)begaafde kinderen. Hoe kinderen over zichzelf denken is van essentieel belang voor het leveren van goede prestaties en van hun welbevinden. De leerkracht heeft hierin een centrale taak. (Hoog)begaafde kinderen voelen zich nogal eens een vreemde eend in de bijt. Zij leren anders (in grotere stappen en informeler), zij denken anders (op een meer creatieve en divergente wijze) en daardoor hebben zij in een school die gericht is op gemiddelde en vooral op zwakke leerlingen minder ‘ankers’ dan de andere kinderen. Een goede leerkracht kenmerkt zich door het kind aan te moedigen tot meedenken en meebeslissen. Op dat moment toont de leerkracht belangstelling voor de taakbeleving van het kind, geeft het kind voldoende ruimte om te reageren en biedt het kind uitzicht op succes. De hieronder beschreven competenties voor de leerkracht gelden onverminderd (zo niet in sterkere mate) voor de leerkracht die belast is met de specifieke begeleiding van een groep (hoog)begaafde leerlingen op een vast moment per week. De leerkracht moet beschikken over de volgende competenties: De leerkracht biedt de leerlingen een veilig leer- en werkklimaat. De leerkracht leert kinderen respectvol om te gaan met anderen. De leerkracht staat open voor creatieve, spitsvondige uitingsvormen van leerlingen. Hij herkent en erkent in het kader van (hoog)begaafdheid het ‘ander type’ kind. De leerkracht geeft het kind de ruimte om taken op eigen wijze uit te voeren. De leerkracht is alert op sociale en emotionele kwetsbare leerlingen. Hij geeft waar mogelijk ondersteuning. Hij voert overleg met de IB’er / coördinator voor interventies. De leerkracht stimuleert deze leerlingen op een enthousiaste wijze. Leerlingen begeleiden in faalangst, leerstrategieën, mental support en coaching. De leerkracht herkent de signalen die duiden op faalangst, gebrek aan aansluiting bij de groep of het niet beheersen van de juiste leerstrategieën. Hij voert overleg met de coördinator voor interventies. De leerkracht is een gesprekspartner van het kind en ondersteunt hem in de aanpak. De leerkracht onderhoudt contact met ouders. In geval van een plan van aanpak voor een leerling, of wanneer er problemen zijn gesignaleerd, nodigt de leerkracht de ouders uit. De leerkracht kan de visie van ouders en school op een harmonische wijze op elkaar afstemmen. Van de gesprekken wordt een verslag gemaakt. De leerkracht kan begeleidingsgesprekken met de leerling voeren, waarin inbreng van leerling wordt gewaardeerd. De leerkracht heeft op een vast moment in de week individuele gesprekjes met het kind. De leerkracht moedigt het kind aan tot meedenken en meebeslissen. De leerkracht geeft het kind ruimte om met eigen oplossingen te komen.
De leerkracht durft zich open en kwetsbaar op te stellen naar de leerling. De leerkracht accepteert fouten van leerlingen en geeft eigen fouten gemakkelijk toe. De leerkracht vraagt kinderen met oplossingen te komen voor de vragen die er zijn.
Garantie van kwaliteit en continuïteit Beoordeling en rapportage: Het specifieke leerstofaanbod voor (hoog)begaafde kinderen wordt serieus beoordeeld. Het werk draagt geen vrijblijvend karakter.Ten aanzien van feedback, beoordeling en rapportage stellen we: 1. De school heeft hoge realistische verwachtingen horende bij het niveau van de leerling. De leerkracht stimuleert de leerling tot een kritische houding over het gemaakte werk. Hij geeft de leerling de gelegenheid eigen werk te beoordelen. 2. Er wordt proces- en productfeedback gegeven over het gemaakte werk. De beoordeling van alle (extra) activiteiten vindt plaats in het rapport. De leerkracht vult op het rapport de beoordeling over de gecompacte en de verrijkingsstof in. 3. De ouders worden over de geleverde prestaties van de leerlingen met betrekking tot verrijking (en verbreding) geïnformeerd. De leerkracht is in staat om de mening / ideeën van ouders mee te laten wegen in het aanbod voor de (hoog)begaafde leerling.
Borging van kwaliteit Het bewaken van de kwaliteit is een belangrijk onderdeel in de zorg voor (hoog)begaafde leerlingen. Om deze zorg te waarborgen komt dit onderwerp op de agenda in de reguliere én de informele overlegmomenten in het team. De school stelt zich ten doel het beleid zodanig te borgen dat dit niet afhankelijk is van individuele inspanningen. Voor de begeleiding van de groep (hoog)begaafden op een vast moment in de week is één collega verantwoordelijk als uitvoerende, maar een andere collega wordt aangesteld als “schaduw-leerkracht voor begaafde leerlingen” om indien nodig te kunnen vervangen.
Kwaliteitskaart en cyclus Het op peil brengen van de benodigde competenties geschiedt na vaststelling van dit plan op de volgende wijze: 1. Analyse van de huidige competenties met de kwaliteitskaart. 2. Ontwikkelen en uitvoeren actieplannen, waarin de doelstellingen worden gerealiseerd. Dit zijn plannen op schoolniveau, op bouwniveau en op persoonlijk niveau. 3. Aan de hand van de jaarlijkse evaluatie wordt de voortgang beoordeeld. Ten aanzien van de resultaten van de inspanningen voor (hoog)begaafde leerlingen worden tevens de leerlingen en hun ouders bevraagd op schoolbeleving van het kind. 4. Eens per vier jaar wordt aan de hand van de ‘Kwaliteitskaart’ beoordeeld of de doelstellingen zijn gerealiseerd. Hiertoe wordt de kwaliteitskaart opgenomen in het vierjaarlijks schema van kwaliteitsmeting.
Relatie tot het zorg ondersteunings profiel Het beleid voor onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen vormt een onderdeel van het zorgplan. Als zodanig zal na vaststelling een samenvatting van dit plan èn een verwijzing naar dit plan in het zorgplan opgenomen worden.
Kwaliteitskaart begaafde leerlingen Domein: zorgprofiel WSNS Object: (hoog)begaafde leerlingen Standaard: de school biedt (hoog)begaafde leerlingen ondersteuning en gelegenheid een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling door te maken. indicatoren
score -++ 1 2 3 4
1
De teamleden van de school zijn in voldoende mate geïnformeerd over de behoeften van (hoog)begaafde leerlingen en hebben de bereidheid deze leerlingen adequaat te helpen.
2
De school is gericht op vroegtijdige onderkenning van hoogbegaafde leerlingen.
1 2 3 4
3
De teamleden van de school zijn in staat de benodigde gegevens voor onderkenning van (hoog)begaafdheid te verzamelen.
1 2 3 4
4
De school heeft een terzake kundige coördinator voor onderwijs aan (hoog)begaafden.
1 2 3 4
5
De taakverdelingen met betrekking tot de hulp aan (hoog)begaafde leerlingen zijn helder geformuleerd.
1 2 3 4
6
De aanpassingen voor (hoog)begaafde leerlingen zijn gericht op een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling.
1 2 3 4
7
De aanpassingen voor (hoog)begaafde leerlingen bieden deze leerlingen voldoende uitdaging en arbeidsvreugde.
1 2 3 4
8
De school heeft een beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen dat past binnen het zorgbeleid van de school.
1 2 3 4