Sicilië, maffia en antimaffia
Eerste druk, 2013 © 2013 Tineke de Wal isbn: nur:
9789048430727 693
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (I) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (II) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
Tineke de Wal
Sicilië, maffia en antimaffia
Inhoudsopgave
Inleiding7 1. Naar Italië 9 2. En dan: Sicilië 16 3. Mijn maffiacursus 24 4. Falcone herdacht 31 5. Falcones werk 38 6. Een fotografe tegen de maffia 46 7. Een antimaffiarechter op een drugscongres 51 8. De moeder van een antimaffia journalist 60 9. Mijn verblijf in maffiastad en een antimaffia generaal 73 10. Van boerenknul tot antimaffia communist 85 11. De antimaffia priester 95 12. Beste afpersers, ik zal jullie nooit betalen!109 13. De gevangen maffiabaas 118 14. Een restaurant onder vuur 130 15. Het treurige meisje en de rechter - Rita Atria 143 Literatuurlijst154
Inleiding
‘Mensen gaan voorbij, dat wat blijft, zijn hun ideeën en hun morele inspanningen en die blijven lopen op de benen van andere mensen.’ Giovanni Falcone Bij toeval kwam ik in Italië terecht, bij toeval belandde ik in Sicilië maar mede door mijn interesse (studie criminologie) kwam ik in aanraking met de antimaffia. Sicilië behoort als één van de zuidelijkste eilanden in de Middellandse Zee al 150 jaar bij Italië maar is toch heel verschillend er van. Overheersing door vele buitenlanders en uitbuiting van het volk leidde tot wantrouwen tegenover overheden. Door mijn reizen leerde ik het eiland kennen en in Cefalù volgde ik cursussen Italiaans en een cursus over de maffia. Ik ging Siciliaanse kranten lezen, ik pakte de trein naar Palermo voor de herdenking van de moord op antimaffia rechter Falcone, ik kreeg contact met de bekende antimaffia fotografe Letizia Battaglia uit Palermo en ik werd geraakt door de kracht van verscheidene antimaffia organisaties. De laatste jaren zijn er meerdere boeken in het Nederlands verschenen over de Siciliaanse maffia, Cosa Nostra (onze zaak). Omdat in Nederland echter weinig bekend is over de activiteiten van de antimaffia leek het mij goed om daarover iets meer te vertellen. De ware aard van Cosa Nostra werd pas duidelijk in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Toen slaagde een team van magistraten erin om vele maffiabazen veroordeeld te krijgen. De magistraten Falcone en Borsellino werden uiteindelijk zelf door de maffia geveld maar vele herdenkingen houden de herinnering aan hun werk levend. 7
Enkele hoogtepunten tijdens mijn vele maanden in Palermo waren de rechtzittingen van een bedreigde restauranthouder, de arrestatie van een grote maffiabaas en het werk van de organisatie Addiopizzo (weg met de pizzo, afpersingsgeld) die burgers oproept tot verzet tegen de maffia. Aan het einde van mijn boek is een integraal verhaal opgenomen over rechter Borsellino en Rita Atria, geschreven door de antimaffia rechter Antonio Ingroia die nauw betrokken was bij beiden. Rita Atria was het dappere meisje dat zich keerde tegen de maffia maar na de moord op Borsellino zich van het leven beroofde.
8
1. Naar Italië
In Milaan waar ik lang geleden mijn achterneefje ging bewonderen, proefde ik voor de eerste keer iets van Italië. Ik moest lachen om de makkelijke manier waarop de kersverse vader een politieman ertoe wist te bewegen zijn fout geparkeerde auto niet te bekeuren. ‘Ziet u, de tante van mijn vrouw is helemaal uit Nederland gekomen om onze zoon te bewonderen, hier in de kliniek voor Moeder en Kind. ’s Avonds als er geen parkeerverbod is, kan ik hier niet naar toe want dan moet ik werken. Ik ben namelijk kok in restaurant X, kent u dat? U moet daar echt een keer komen eten want we hebben werkelijk heerlijke risotto...’ En die auto kon natuurlijk blijven staan. Eigenlijk had ik helemaal geen affiniteit met Italië, in tegendeel, ik had een sterk vooroordeel: Italië, dat is geen leuk vakantieland, dat is maffia, oplichters en macho’s. Door toeval kwam ik toch in Italië terecht, eerst een paar dagen op bezoek bij een nichtje dat een baby had gekregen, daarna een paar weken bij vrienden in een stadje zo’n honderd kilometer van Rome. En dat alles was genoeg voor mijn langzame ommekeer. Om te beginnen was er Milaan, een moderne en Noord-Europese stad, met veel industrie, mode en kunst. En vervolgens logeerde ik een paar weken in Amelia, een mooi stadje hoog op een berg, waar men zich erop beroemt dat het ouder is dan Rome. Ik trof daar vriendelijke eerlijke mensen. Maffia was ik nog niet tegengekomen, oplichters ook niet, en macho’s, ach die heb je overal op de wereld, maar ja, wel veel in Italië. Echter, de manier waarop mannen dat aanpakten, dat kon ik wel weer waarderen. Italianen van het mannelijke geslacht boven de tien jaar vinden het leuk om een vrouw te versieren; als het mislukt, proberen 9
ze het nog een keer en nog weer eens en als het dan nog niet lukt, tja jammer, even goeie vrienden niet waar? Ook mijn volgende bezoeken versterkten mijn sympathie voor de Italianen. Ik herinner mij de keer dat ik jaren later vanuit Rimini onverwachts voor een kort weekend naar Rome ging voor de wereldruiterspelen die daar plaats vonden. Mijn voorbereidingen voor een documentaire over San Patrignano liepen vertragingen op en ik had in Rome geen hotel geregeld. Op het station Termini vroeg ik een vriendelijke man in uniform met het opschrift Informazioni of hij een geschikt hotel wist. Hij verzocht mij even te wachten omdat hij een paar Duitse meisjes te woord moest staan en vroeg mij toen om een kopje koffie vlakbij te drinken. Daar had ik wel oren naar, ik had nog niet behoorlijk ontbeten. Bij een cappuccino informeerde hij wat ik ging doen in Rome en hij vertelde dat hij heel goed was in het maken van pasta; in plaats van het kijken naar paarden, kon ik ook bij hem spaghetti komen eten. ‘Vindt uw vrouw dat wel goed?’ vroeg ik, hoewel ik van binnen het antwoord al wist. ‘Ik heb geen vrouw, ik woon alleen,’ zei hij, ‘maar we kunnen het samen wel heel gezellig maken.’ Beleefd sloeg ik zijn aanbod af, ik legde uit dat ik echt naar de springwedstrijden wilde gaan en stond op. ‘Ik wilde u niet beledigen, u bent toch niet boos hè, dat ik u dat vroeg?’ zei hij en schudde me hartelijk de hand. Een hotel bleek overigens makkelijk te vinden, vlakbij. Een Duitse vriendin van mij die al vele jaren in Italië woont, daar zangles geeft en een biologische boerderij annex appartementenverhuur runt, zei me eens: ‘In Italië is het veel makkelijker als vrouw een bedrijfje te hebben dan in Duitsland; als de mannen merken dat ze je niet kunnen versieren, is het geen probleem; ze respecteren je voor wat je waard bent, terwijl in Duitsland de mannen het niet kunnen verkroppen dat je als vrouw alleen een zaak drijft.’ 10