Sheets t.b.v. Toolkit Competentie Verhoging
STAP 1
KENNISMAKING
STAP 2
INFORMATIE VERZAMELEN: WEEKKAART AFNAME INTERVIEW REFERENTEN WENSKAART LEVENSLIJN (DELICTBESPREKING)
STAP 3
INFORMATIE ANALYSEREN: WEEKKAART-ANALYSE COMPETENTIE-ANALYSE INDIVIDUEEL TRAININGSPLAN
UITGANGSPUNTEN LEERTHEORIE
1. Gedrag is niet aangeboren, maar aangeleerd 2. Gedrag heeft een functie of heeft een functie gehad 3. De directe omgeving speelt een rol bij het aanleren van (nieuw) gedrag
KLASSIEKE KONDITIONERING
S !! R (C) Technieken: - Systematisch ongevoelig maken - Assertiviteitstraining
OPERANTE TECHNIEKEN
1. GEDRAGSVERSTERKING - Positieve versterking - Negatieve versterking 2. GEDRAGSVERZWAKKING - Belonen tegengesteld gedrag - Straf - Uitdoving - Isolatie - Boete 3. NIEUW GEDRAG - Vormen - Voordoen - Gedragsketens maken 4.
VANUIT STIMULUSKANT - Discriminatietraining - Generalisatietraining – Vervaging
SOCIAAL LEREN • Leren door voorbeelden in je omgeving • Belang van identifikatie
TECHNIEKEN: • Modeling • Coaching
ZELFBEPALING
1. ZELF-OBSERVATIE
2. ZELF-EVALUATIE
3. ZELF-VERSTERKEN / ZELF-AFZWAKKEN
GEDRAG IN KONTEXT
S (Situatie)
R (Gedrag)
C (Consequenties)
Taken
Vaardigheden
Sociale competentie: Mate waarin gedrag tijdens taken die……. als adequaat wordt beoordeeld.
Hulpverlening: Taakverandering + vaardigheidsvergroting
ONTWIKKELINGSTAKEN • Vormgeven aan veranderende relaties • Deelname onderwijs/ werk • Zinvolle invulling vrije tijd • Creëren & onderhouden woon- en leefsituatie • Omgang met autoriteiten • Gezondheid en uiterlijk • Opbouw & onderhouden vriendschappen en sociale contacten • Vormgeven intimiteit & seksualiteit
STRESSOREN
3 Groepen stressoren: • In jongere • In gezin • Buiten gezinssysteem
PROTECTIEVE FACTOREN
3 Groepen protectieve factoren: • In jongere • In gezin • Buiten gezinssysteem
PROTECTIEVE FACTOREN (Werner, 1994; De Wit, Van der Veer & Slot, 1995) 1. EEN BELANGRIJK MEDEMENS: Het ‘toevallig’ ontmoeten van iemand die mogelijkheden weet aan te reiken en in staat is zin aan het leven te geven. 2. ONDERSTEUNING VANUIT GEZIN/ FAMILIE EN KENNISSEN: Goede relaties binnen het gezin/ ‘extended family’. 3. POSITIEVE SCHOOL/ WERKERVARINGEN: 4. AANSLUITING EN VERBONDENHEID MET MAATSCHAPPELIJKE INSTANTIES: Contacten met clubs, verenigingen, kerken, e.d. 5. EEN GOEDE “FIT”: Opvoeder-kenmerken passen goed bij gedrag en kenmerken van kind.
ACTIEVE COMMUNICATIE
1. Vriendelijk, enthousiast en vanzelfsprekend 2. Tempo, vaart, beweeglijkheid in de aanpak 3. Humor, luchtigheid 4. Werksfeer in plaats van hulpverlening 5. Lok instemmende reakties uit 6. Ga niet teveel discussie en gevecht aan 7. Herlabel problemen of bezwaren tot iets waarmee rekening moet worden gehouden 8. Leg de schuld van “missers” bij jezelf 9. Zorg voor een goede verhouding tussen diepgang en doorgang
INTERVIEW • • • • • • • • •
HOUDING & TAALGEBRUIK KADER, DOELSTELLING, THEMA & TIJD CONCREET (FOCUSSEN) OPEN & GESLOTEN VRAGEN DOORVRAGEN SAMENVATTING GEVEN PARAFRASEREN GEVOELSREFLECTIE VOORTGANG & TEMPO
KENMERKEN VAN ACTIEF LUISTEREN
1. Uitnodigend in lichaamstaal en oogcontact 2. Verbale aanmoediging/ knikken 3. Gebruik van stiltes 4. Vragen om verduidelijking 5. Vragen naar specifieke feiten 6. Afwisseling tussen open en gesloten vragen 7. Samenvatten van inhoud 8. Reflecteren van gevoelens
ASPECTEN BIJ OBSERVEREN
1. Lichaamshouding 2. Gelaatsuitdrukking 3. S - R - C Situatie Gedrag Gevolgen 4. Frequentie: hoe vaak komt het gedrag voor? 5. Intensiteit: hoe lang houdt het gedrag aan?
WAT OBSERVEREN? • S (situatie) Wat Wanneer Waar • R (gedrag) Lichaamshouding Mimiek/ Oogcontact Wat wordt gezegd • C (gevolgen) Effect van het gedrag
WAAROM OBSERVEREN? • Informatie • Basis t.b.v. training: Hier en nu
HOE OBSERVEREN? • Beschrijven in termen van waarneembaar gedrag • De gebeurtenis verdelen in afzonderlijke delen: camera-like
OBSERVEREN UIT DE TWEEDE HAND (indirecte observatie)
1. Geef de ander de ruimte 2. Leg uit dat je nog wat wilt vragen en geef een waarom 3. Stel concrete vragen over S - R - C 4. Check of de ander nog meer wil vertellen 5. Bedank de ander en sluit het gesprek af
FEEDBACK
Feedback op adequaat gedrag: Zorgt ervoor dat gewenst gedrag vaker voorkomt.
Feedback op inadequaat gedrag (corrigerende instructie): Geeft een alternatief voor gedrag dat niet gewenst is.
AANDACHTSPUNTEN FEEDBACK • Gebruik duidelijke en ondubbelzinnige taal, die aansluit bij de deelnemer • Richt je op concreet gedrag • Gebruik zoveel mogelijk ik-boodschappen • Geef onvoorwaardelijke positieve feedback • Laat positieve feedback altijd vooraf gaan aan negatieve feedback
WAARAAN MOET EEN “WAAROM” VOLDOEN? • Kort en bondig • Recht voor zijn raap, niet suggererend Passend in de belevingswereld van de deelnemer
FEEDBACK OP ADEQUAAT GEDRAG
1. Begin met een inleidende, globale, positieve opmerking 2. Geef dan nauwkeurig aan wat je goed vindt 3. Geef de reden waarom je het goed vindt. Noem daarbij ook de mogelijke positieve gevolgen voor de ander, zo mogelijk op korte termijn, anders op lange termijn.
GEDRAGSINSTRUCTIE
1. Toon betrokkenheid 2. Geef een positieve opmerking 3. Leid de instructie in 4. Beschrijf het gewenste gedrag 5. Geef een waarom 6. Ga na of de deelnemer het begrijpt
VERKORTE GEDRAGSINSTRUCTIE
1. Toon betrokkenheid 2. 3. 4. Beschrijf het gewenste gedrag 5. Geef een waarom 6. -
CORRIGERENDE GEDRAGSINSTRUCTIE 1. Maak contact 2. Zeg wat de jongere wel goed doet 3. zeg wat de jongere niet doet of nalaat 4. Noem het adequate gedrag in deze situatie 5. Geef een waarom 6. Sluit af
GEDRAGSOEFENING ALGEMENE PUNTEN •
Introduceer rollenspel als vast onderdeel van de training
•
Wees actief, enthousiast, zelfverzekerd, zorg voor vaart in de oefening, humor mag
•
Korte rollenspelen zijn het meest effectief
•
Bekrachtigen adequaat gedrag heeft de voorkeur boven ingaan op inadequaat gedrag
•
Stel eisen geleidelijk hoger
•
Gebruik veel waaroms Vuistregel: Tijd praten tussen rollenspel = tijd rollenspel
FASEN GEDRAGSOEFENING
1. Informatiefase: Deelnemer laat zien hoe het ging. deelnemer = trainer =
deelnemer tegenspeler
2. Modelfase: Modeling: trainer laat zien hoe het anders kan. deelnemer = trainer =
tegenspeler deelnemer
3. Oefenfase: Deelnemer doet het na op zijn/ haar eigen
manier. deelnemer = trainer =
deelnemer tegenspeler
Informatiefase eventueel overslaan als: - voldoende info - te confronterend - volledig nieuwe vaardigheid
SPIEKBRIEF INFORMATIEFASE 1. Hou een voorpraatje d.m.v. observatie uit de tweede hand. Zorg dat je je rol als tegenspeler kunt spelen. 2. Introduceer kort het rollenspel: “Dit lijkt me een goede situatie om eens na te spelen, wil jij me eens laten zien hoe het precies ging”? 3. Sta op, benoem de rollen nogmaals, maak spelvlak in orde, zet de video aan, geef startsein en doe het rollenspel. 4. Geef duidelijk stopteken, spoel video terug, geef positieve feedback op “inzet”. 5. Vraag of het erop leek zoals het ging. 6. Kijk de video terug en geef, indien mogelijk, positieve feedback op 1 of 2 dingen die de deelnemer goed deed.
7. Introduceer 1 of 2 dingen die anders zouden kunnen.
SPIEKBRIEF MODELFASE 1. Zeg dat je gaat laten zien hoe het op een andere manier kan. 2. Benoem de rolwisseling, maak deze fysiek, zet de video aan, geef startsein en doe het rollenspel. 3. Speel een duidelijk model met alle te leren stappen. 4. Geef duidelijk stopteken, spoel video terug. 5. Vraag wat de deelnemer ervan vond, vraag wat anders was, probeer de deelnemer concrete elementen te laten noemen. 6. Kijk de video terug en benoem de stappen: concrete beschrijving en waarom (= gedraginstructie). 7. Maak een spiekbrief voor de deelnemer.
SPIEKBRIEF OEFENFASE 1. Benoem de rolwisseling. 2. Geef de instructie: “Doe het op je eigen manier na en probeer de stappen te laten zien. Maak gebruik van de spiekbrief”. 3. Zet video aan, geef startsein, doe rollenspel, geef stopteken, spoel video terug. 4. Kijk de video terug en geef positieve feedback op de stappen die goed gaan. 5. Geef gedragsinstructie op stappen die niet goed gaan. 6. Sleutel aan de vaardigheid: herhaal 3,4, en 5 tot gewenst resultaat, bouw eventueel nog een modelfase in.
7. Sluit af door te kijken naar een situatie waarin de deelnemer de komende week de vaardigheid kan uitproberen (generalisatie).
PAKKETJES
Gedragsoefening
Info. fase
- voorstel - opstaan - nog even inpraten - naspelen - stoelwisseling - feedback
Modelfase
- voorstel - opstaan - voordoen - stoelwisseling - feedback - nabespreken (sheet)
Oefenfase
- voorstel - opstaan - oefenen - stoelwisseling
POTLOOD EN PAPIERTRAINING 1. INFORMATIE GEVEN 2. PROBLEEMOPLOSSEN AD 1: INFORMATIE GEVEN: • • • •
De stappen op flap schrijven en bespreken Werk in kleine stapjes Schrijf kernwoorden op Structureer gegevens
Voordelen: - je houdt de aandacht van de deelnemer vast - het biedt structuur en overzicht - je kunt er nog eens op terug komen (flap bewaren) - de stappen kunnen een voor een geoefend worden
AD 2: PROBLEEM OPLOSSEN: 1. 2. 3. 4.
probleem opschrijven oplossingen inventariseren voor-en nadelen op een rijtje zetten afwegen welke oplossing het gunstigst is
Laat deelnemer tot een keuze komen (met jouw hulp) Je kunt een schema maken: Probl: ……… Oplossingen voordelen nadelen 1 ……… ….. …..
Stappen bij probleem oplossen: 1. Kies een onderwerp
2. Schrijf alle oplossingen die deelnemer noemt op
3. Trainer neemt deelnemer serieus en brengt ideeën naren voren over hoe verder 4. Alle oplossingen eerst inventariseren 5. Per oplossing voor- en nadelen bekijken 6. Trainer kan sturen door meer voor- en nadelen te benoemen 7. De deelnemer maakt uiteindelijk de keuze 8. Wat moet deelnemer nu concreet doen om de gekozen oplossing daadwerkelijk uit te voeren (zonodig een gedragsoefening)
COMPETENTIE-ANALYSE Categorie
Sterke punten
Zwakke punten
Criteria bij keuze
Doelen
geef een totaal waardering per leefgebied
I Woon- en Leefsituatie
II Ouders & familie
III School & Werk
Verminderde kans op Criminaliteit
012
Generaliseerbaar heid naar andere gebieden
012
Verwachte motivatie deelnemer
012
Totaal score
……
Verminderde kans op criminaliteit
012
Generaliseerbaar heid naar andere gebieden
012
Verwachte motivatie deelnemer
012
Totaal score
……
Verminderde kans op criminaliteit
012
Generaliseerbaar heid naar andere gebieden
012
Verwachte Motivatie deelnemer
012 ……
Totaal score
Hou bij de volgorde rekening met: * verwachte motivatie deelnemer; * kans op succes; * moeilijkheidsgraad; * passend bij fasering van het trainingsprogramma
Acties
Criteria bij volgorde zie onderaan
Categorie
IV Vriendschap & Sociale contacten
V Vrije tijd
VI Gezondheid & Uiterlijk
Sterke punten
Zwakke punten
Criteria bij keuze Geef een totaal waardering per Leefgebied Verminderde kans op criminaliteit 012 Generaliseerbaar heid naar andere gebieden
012
Verwachte Motivatie deelnemer
012
Totaal score
……
Verminderde kans op criminaliteit
012
Generaliseerbaar heid naar andere gebieden
012
Verwachte Motivatie deelnemer
012
Totaal score
…….
Verminderde kans op criminaliteit
012
Generaliseerbaar heid naar andere gebieden
012
Verwachte Motivatie deelnemer
012
Totaal score
…….
Doelen
Acties
Criteria bij volgorde zie onderaan
Categorie
Sterke punten
Zwakke punten
Criteria bij keuze
Doelen
geef een totaal waardering per leefgebied
Acties
Criteria bij volgorde zie onderaan
VII Vaste relatie Intimiteit & Sexualiteit
VIII Omgang Autoriteiten
Verminderde kans op criminaliteit
012
Generaliseerbaar heid naar andere gebieden
012
Verwachte Motivatie deelnemer
012
Totaal score
…….
Verminderde kans op criminaliteit
012
Generaliseerbaar heid naar andere gebieden
012
Verwachte Motivatie deelnemer
012
Totaal score
…….
Hou bij de volgorde rekening met: * verwachte motivatie deelnemer, * kans op succes, * moeilijkheidsgraad, * passend bij fasering van het trainingsprogramma
Weekkaart-Analyse Praktische & Sociale Vaardigheidstraining aan de hand van de acht ontwikkelingsgebieden
Naam deelnemer Trainer
I
Woon & Leefsituatie
A. Wonen a.
De deelnemer woont:
b.
Wie zijn de medebewoners?
c.
Wat zijn de taken van de deelnemer? -
d.
Hoeveel bedraagt het kostgeld?
e.
Hoeveel bedraagt de huur?
f.
Heeft de deelnemer op dit gebied wensen of zijn er veranderingen gewenst?
g.
Indruk van de trainer?
B Financien a. Welke inkomsten heeft de deelnemer? b. Welke uitgaven heeft de deelnemer? -
c. Gokt de deelnemer? Zo ja hoe vaak gaat hij gokken en hoeveel geeft hij uit?
d. Heeft de deelnemer schulden? e. Zo ja, waar heeft hij / zij schulden? Ten bedrage van? f. Is er een afbetalingsregeling gerealiseerd? Hoe ziet die er uit?
h.
Heeft de deelnemer op dit gebied wensen of zijn er veranderingen gewenst?
i.
Indruk van de trainer?
II
Ouders & Familie
a. Hoe verloopt het contact met vader?
b. Hoe verloopt het contact met moeder?
c. Welke activiteiten worden ondernomen met: Vader d. Heeft de deelnemer broer(s) en / of zus(sen)? Broer(s) : Leeftijd(en) Leeftijd(en) :
Moeder -
: Zussen
e. Hoe verloopt het contact met deze broer(s) en /of zus(sen)?
f. Hoe groot is de mate van vrijheid en zelfstandigheid thuis? .
g. Welke huisregels zijn er? h. Heeft de deelnemer wensen of zijn er veranderingen gewenst?
i.
Indruk van de trainer?
:
III
School & Werk
A. School a. Welke opleiding(-en) heeft de deelnemer na de basisschool genoten? - b.
Wat was de reden voor het eventuele afbreken van deze opleiding(-en)? -
c. Welke certificaten / diploma’s heeft de deelnemer behaald? d. Wat is / zijn de beroepswens(-en) en scholingswens van de deelnemer? e. Welk toekomstperspectief heeft de deelnemer op korte termijn?
f. Welk toekomstperspectief heeft de deelnemer op lange termijn?
g. Indruk van de trainer?
B. Werk a. Wat voor werkervaring heeft deelnemer tot-nu-toe? Wanneer was dat? Waar was dat? Welke functie betrof het? Hoeveel uren per week werd er gewerkt?
Wat was de reden van beëindiging? Periode
Werkgever
Functie
b. Hoe was het contact met de leidinggevende? -
Uren
Hoe was het contact met de collega’s?
-
c. Wat was het inkomen 1 ………... per maand 2 ………….. per week / per maand 3 ………….. per week / per maand 4 ………….. per week / per maand 5 ………….. per week / per maand 6 ………….. per week / per maand 7 ………….. per week / per maand d. Heeft de deelnemer op dit gebied wensen of zijn er veranderingen gewenst?
d. Indruk van de trainer?
Beëindiging
IV
Vriendschap & Sociale contacten
a. Hoeveel vrienden heeft de deelnemer?
b. Wat verstaat de deelnemer onder vrienden?
c. Is er sprake van een vaste groep?
d. Waar heeft hij / zij deze vrienden leren kennen?
e. Welke activiteiten worden samen ondernomen?
f. Is er een relatie tussen voorliggend delict en deze vrienden?
g. Heeft de deelnemer op dit gebied wensen of zijn er veranderingen gewenst?
h. Indruk van de trainer?
V
Vrije tijd
a. Welke activiteiten onderneemt de deelnemer in zijn vrije tijd? -
b. Welke hobby’s heeft de deelnemer? c. Is de deelnemer lid van een vereniging? -
--
Is deelnemer het verleden lid geweest van van een vereniging? -
d. Wat zijn de kosten van de huidige vrijetijdsbestedingen?
e. Heeft de deelnemer op dit gebied wensen of zijn er veranderingen gewenst?
f. Indruk van de trainer? .
VI Gezondheid & Uiterlijk A. Alcoholgebruik a. Gebruikt de deelnemer alcohol? Welke dranken?
b. Zo ja, wanneer? Hoeveel?
c. Wat is de visie van de deelnemer op zijn / haar alcoholgebruik?
d. Indruk van de trainer?
B. Druggebruik a. Gebruikt de deelnemer drugs?
b. Wat voor soort drugs en hoeveel? c. Heeft de deelnemer in het verleden drugs gebruikt? Welke soort en Hoelang? d. Heeft de deelnemer op dit gebied wensen of zijn er veranderingen gewenst? neen e. Indruk van de trainer?
C. Zelfverzorging
a. Hoe ziet de deelnemer er uit (kleding, lichamelijke verzorging etc.)?
b. Hoe is het eetpatroon?
c. Hoe is het slaappatroon?
d. Heeft de deelnemer op dit gebied wensen of zijn er veranderingen gewenst?
g. Indruk van de trainer?
VII
Vaste relatie, Intimiteit & Sexualiteit
a. Heeft de deelnemer een vaste vriend of vriendin?
b. Hoe lang bestaat deze relatie al?
c. Welke activiteiten ondernemen zij samen? d. Hebben zij gezamenlijke toekomstplannen?
e. Heeft de deelnemer ooit eerder een vaste relatie gehad?
f. Heeft de deelnemer op dit gebied wensen of zijn er veranderingen gewenst?
g.
Indruk van de trainer?
VIII Omgang met Autoriteiten a. Welke autoriteiten zijn er binnen de leefomgeving van de deelnemer te onderscheiden?
b. Hoe gaat de deelnemer over het algemeen met autoriteiten om?
c. Is de deelnemer in staat om kritiek te geven of te ontvangen?
d. Is de deelnemer in staat om voor zichzelf op te komen?
e.
Is de deelnemer in staat om zijn mening te geven?
f. Staat de deelnemer open om op dit leefgebied instructies te krijgen?
g. Heeft de deelnemer op dit gebied wensen of zijn er veranderingen gewenst?
h. Indruk van de trainer?
IX
Criminele Activiteiten
a. Wat is / zijn de voorliggende delicten? b. Is het voorliggende delict alleen of met anderen gepleegd?
c. Wat was de strafmaat?
d. Wanneer werd het delict gepleegd?
e. Is de deelnemer vaker met justitie / politie in aanraking geweest? Voor welke feiten? f. Hoe ziet de deelnemer de toekomst wat het plegen van delicten betreft?
g. Indruk van de trainer?
Trainingscentrum Individueel Trainingsplan aan de hand van de acht ontwikkelingstaken Naam deelnemer : Geboortedatum : Modaliteit : Naam trainer : Naam verwijzer : Datum : Algemene observatie verloop van het programma: (Kies drie of vier ontwikkelingstaken als speerpunt voor training) Wonen en Leefsituatie Observatie: Trainingsdoelen: Acties: Ouders en Familie Observatie: Trainingsdoelen: Acties: School en Werk Observatie: Trainingsdoelen: Acties: Vriendschap en Sociale Contacten Observatie: Trainingsdoelen: Acties: Vrije Tijd Observatie: Trainingsdoelen: Acties: Gezondheid en Uiterlijk Observatie: Trainingsdoelen: Acties: Vaste Relatie, Intimiteit & Seksualiteit Observatie Trainingsdoelen: Acties:
Gedragsoefening: fietsenwerkplaats Rol voor de klant Jij, Paul, werkt sinds enkele maanden op een fietsenwerkplaats. Je hebt het er goed naar je zin, vooral je baas is een toffe vent die jou vaak complimenten maakt. Nu heb je het vak ook in de vingers. Lastig punt is af en toe wel dat je niet al te best overweg kunt met twee andere jongens die er werken. Zij trekken nogal veel met elkaar op en proberen jou af en toe te jennen. Nou laat je dat meestal langs je kouwe kleren afglijden, ze zoeken het maar uit. De laatste tijd echter begin je wel van hen te balen, want ze proberen jou naar hun pijpen te laten dansen. Gisteren bijvoorbeeld was je net lekker bezig aan een racefiets, nog vijf minuten en de band lag er weer op, toen een van hen, Dennis, zei dat jij koffie moest gaan zetten. Je deed eerst of je het niet hoorde. Wat geeft hun tenslotte het recht jou te commanderen? Even later begon Dennis op luide toon te roepen dat je op moest schieten met die koffie, het was jouw beurt! Nou was dat niet het geval, jij had gisteren ook al voor de koffie gezorgd, maar je hebt toen toch maar besloten koffie te gaan zetten. Je baas stond een eind verderop met iemand te praten en je wilt in geen geval de indruk wekken dat je ergens te lui voor bent. Het sop is de kool niet waard, dacht je. Maar je begint wel te balen van die gozers Vaardigheidstekorten die je in deze situatie laat zien, zijn: - je reageert in eerste instantie niet op het verzoek - je kijkt Dennis niet aan - je zegt niet duidelijk dat je het er niet mee eens bent - je legt niet waarom je vindt dat het verzoek niet terecht is
Gedragsoefening: fietsenwerkplaats Rol voor de trainer Vandaag zie je Paul weer, een rustige jongen die het erg goed doet op de fietsenwerkplaats. In het gesprek over de gang van zaken op het werk vertelt Paul over twee andere jongens die er werken. Ze commanderen hem, vertelt hij. Paul vindt dat onterecht en is er boos over. Hij vertelt dat hij gisteren nog tegen zijn zin in koffie is gaan zetten, om problemen te voorkomen. Omdat je vermoedt dat Paul niet zo sterk is in duidelijk neen zeggen als iets hem niet zint, besluit je hier een gedragsoefening aan te wijden. Aandachtspunten: - wees actief, vriendelijk en zelfverzekerd - geef positieve feedback en duidelijke waaroms - zorg dat de klant een spiekbrief heeft bij het oefenen - maak gebruik van flaps en viltstiften
Discriminatietraining Inventariseer tot beskluit met Paul in welke situaties je wel, en in welke situaties je beter geen nee kunt zeggen tegen een verzoek van anderen.
Gedragsoefening: restaurant
Rol voor de klant Jij, Rob, loopt stage in een restaurant. Na twee maanden in de afwaskeuken te hebben gestaan, mag je sinds enkele weken andere werkzaamheden doen in de keuken: broodjes smeren, sla schoonmaken, uien snijden etc. Erg leuk vind je dat. Er loopt sinds kort nog een andere jongen stage, Wim. Daar baal je van want je hebt van het begin af aan het idee dat die wordt voorgetrokken. Wim mocht na drie weken al zo nu en dan in de keuken helpen, terwijl jij twee volle maanden in de afwaskeuken hebt moeten doorbrengen Gisteren heb je bonje gehad op je werk. Dat zat zo: Er waren nogal veel zieken. In de afwaskeuken was het een puinhoop omdat er te weinig mensen waren. Je baas, John, kwam naar je toe en zei dat je in de afwaskeuken moest bijspringen. Je was net bezig broodjes gezond te maken! Je zei dat je daar geen zin in had en dat hij Wim maar naar de afwaskeuken moest sturen want die was er korter dan jij. John werd ongeduldig en zei dat hij een snelle ingewerkte kracht bij de afwas wilde hebben en dat je moest doen wat hij opdroeg. Je vond dat echt een slijm-opmerking en dat heb je hem gezegd ook! John werd nu echt kwaad en zei dat je kon kiezen: of naar de spoelkeuken of naar huis. Toen heb je eieren voor je geld gekozen, maar als zoiets nog eens voorkomt ga je naar huis! Vaardigheidstekorten die je laat zien, zijn: - je kijkt je baas niet aan - je schreeuwt in plaats van je mening te geven - je luistert niet naar de uitleg van je baas - je legt niet uit waarom je het niet met hem eens bent
Gedragsoefening: restaurant Rol voor trainer Je hebt vandaag een afspraak met Rob, die in een restaurant stage loopt. Voor zover jij weet gaat het goed met Rob tot nu toe. Vorige week vertelde hij enthousiast dat hij niet meer in de spoelkeuken stond, maar allerlei andere dingen mocht doe, zoals broodjes smeren, groeten snijden etc. Vandaag komt Rob bij je binnen en je ziet meteen dat er iets mis is. Als je vraagt wat er aan de hand is vertelt Rob je dat hij ruzie heeft gehad met zijn baas. Omdat je weet dat omgaan met autoriteiten een zak punt van Rob is besluit je hier middels een gedragsoefening aan te gaan werken. Aandachtpunten: - wees actief, vriendelijk en zelfverzekerd - geef zoveel mogelijk positieve feedback, desnoods alleen op het feit dat de klant laat zien hoe iets verliep - geef waaroms - houd rollenspel en nabespreking kort - gebruik flap, viltstift etc. - zorg dat de klant een ‘spiekbrief’ heeft
Gedragsoefening: huismeester Rol voor klant Je komt het trainingscentrum binnen en bent eigenlijk al behoorlijk geladen! Je bent gisteren vertrokken tijdens een knallende ruzie met de huismeester. Je hebt de beste man uitgemaakt voor alle vieze rotte vis die je jezelf maar kunt voorstellen. Aanleiding was het feit dat je al voor de tweede keer de opdracht werd gegeven om de wc’s schoon te maken. Dit terwijl je wist dat Kamal, een groepsgenoot, nog niet aan de beurt is geweest. Je best de huismeester ‘zijn vet’ gegeven en bent scheldend en tierend vertrokken zonder te wachten op je dagbeoordeling of wat dan ook. Met een enorme knal heb je de deur dicht gegooid en ben je weg gegaan. Vandaag WEET je dat het de eerste dat je te wachten staat een pittig gesprek zal zijn met je trainer
Vaardigheidstekorten die je laat zien, zijn: - je hebt niet geluisterd naar de argumenten van de huismeester - je schreeuwt in plaats van je mening te geven - je begint al heel snel te schelden en te tieren - je vertrekt zonder op ‘wat dan ook‘ de wachten
Gedragsoefening: huismeester Rol voor trainer Je komt het trainingscentrum binnen en bent eigenlijk al behoorlijk geladen! Gisteren is Joep / Sharon vertrokken na een knallende ruzie met de huismeester. Hij / zij heeft de beste man uitgemaakt voor alle vieze rotte vis die je jezelf maar kunt voorstellen. Aanleiding was het feit dat Joep / Sharon al voor de tweede keer deze week de opdracht werd gegeven om de wc’s schoon te naken. Joep/ Sharon heeft de huismeester ‘zijn vet gegeven en is scheldend en tierend vertrokken zonder te wachten op de dagbeoordeling. Met een enorme knal werd de deur dichtgeslagen en hij / zij is weg gegaan Aan jou de taak om vandaag een pittige individuele training aan te gaan met hem / haar waarin het gedrag van gisteren centraal staat. Je gebruikt hiervoor de gedragsoefening Aandachtspunten: - wees actief, vriendelijk en niet veroordelend, zelfverzekerd - geeft zoveel mogelijk feedback desnoods alleen op het feit dat de deelnemer laat zien hoe de situatie verlopen is - geef waarom’s - denk aan: besprekingstijd = tijd rollenspel - gebruik het bord - zorg voor een spiekbrief
Gedragsoefening: metaalwerkplaats Rol voor deelnemer Jij, Johnny, bent af en toe helemaal niet tevreden over de gang van zaken tijdens de praktijklessen op de metaalwerkplaats. Gisteren, gebeurde er weer iets dat je nu nog behoorlijk dwars zit. Dat zat zo: Je had afgesproken met een vriend dat je om 12.15 uur, meteen na de praktijkles dus, zou gaan fitnessen. Je moet dan meteen om 12.00 uur vertrekken anders haal je het niet en staat je vriend op jou te wachten. In de koffiepauze keek je even op de corveelijst om te zien wanneer jij deze week aan de beurt bent om het lokaal aan te vegen en op te ruimen na afloop van de les. Tot je verbazing zag je dat je uitgerekend die dag op de lijst stond. Dat klopte helemaal dus niet, want afgelopen vrijdag was je ook al aan de beurt. Je baalde als een stekker, want je wilde gaan fitnessen. Je besloot meteen naar Wim, de docent te stappen om te zeggen dat je niet van plan was om na afloop te blijven voor die rotklus. Wim reageerde geïrriteerd zei dat je niet moest zeuren en dat hij geen tijd had om over zoiets onbenulligs te praten Nou ja! Kwaad ben je na de koffie aan het werk gegaan: om 12.00 uur heb je in vliegende vaart de boel aangeveegd en bent toen als een gek op de fiets gesprongen. Je hebt je heilig voorgenomen zoiets de volgende keer niet meer te pikken. Vaardigheidstekorten die je laat zien, zijn: - je loopt naar binnen zonder te kloppen - je steekt meteen van wal., zonder te vragen of Wim even tijd voor je heeft - je legt niet duidelijk uit wat er aan de hand is - je praat op een ruzieachtige toon
Gedragsoefening: metaalwerkplaats Rol voor de trainer Voor de praktijkdocent (Wim) hoorde je hij zich nogal gestoord had aan een van jouw cursisten namelijk: Johnny. Johnny was het kennelijk niet eens met het feit dat hij vandaag ingeroosterd stond voor een bepaalde corveetaak (werkruimte opruimen) de manier waarop hij dat had aangekaard vond Wim beneden peil! Jij besluit hierop terug te komen tijdens de eerst komende individuele training. Je denkt namelijk dat het een belangrijk leerdoel voor Johnny is om op een correcte wijze te kunnen vertellen dat hij het ergens niet mee eens is. Aandachtspunten: - wees vriendelijk, actief en zelfverzekerd - geef positieve feedback, waar mogelijk - houd de oefening kort maar krachtig
Gedragsoefening: supermarkt Rol voor klant Jij bent Carolien, 18 jaar en zwakbegaafd en hebt kort geleden de VSO-MLK school afgerond Meteen na die school ben je gaan werken in een supermarkt waar je vakken vult en daarover ben jij heel tevreden. Het inwerken vond je moeilijk, het duurde een hele poos voor je wist waar alles stond in het magazijn. Nu ben je echter heel trots want over vallen vullen maakt niemand je iets wijs! Toch zijn er ook nu nog wel ooit lastige momenten, daar waar een klant je vraagt om informatie weet je soms van verlegenheid niet waar je kijken moet Vandaag heb je je wekelijks afspraak met je trainer. Zoals gebruikelijk zal ook vandaag weer het verloop van je werk aan bod komen. Vaardigheidstekorten die je laat zien, zijn: - je hebt nauwelijks contact met collega’s of klanten - je kijkt andere mensen niet aan - je reageert niet als mensen je iets vragen - als mensen blijven ‘doorzeuren’ dan explodeer je op een bepaald moment en reageert knorrig of op een onvriendelijke manier
Gedragsoefening: supermarkt Rol voor trainer Carolien is 18 jaar; ze is zwakbegaafd en schoolverlater van een VSO-MLK school. Carolien werkt sinds enkele maanden in een supermarkt, waar ze voornamelijk vakken vult. Tot nu toe is het aardig gegaan. Carolien heeft de tijd gekregen om het werk stap voor stap te leren. Ze weet nu de weg in het magazijn er ze weet ook hoe je vakken moet vullen: oude voorraad naar voren, nieuwe naar achter en netjes recht zetten etc. De afgelopen week kreeg je van de werkplek te horen dat Carolien niet erg beleefd de klanten te woord staat. Als ze in de winkel bezig is wordt Carolien nogal eens aangesproken door klanten die informeren waar ze iets kunnen vinden. Carolien blijkt dan nauwelijks antwoord te geven en gewoon met heer werk door te gaan. Je vindt dit een belangrijk signaal en je besluit hieraan in een trainingsbijeenkomst te gaan werken middels de gedragsoefening Aandachtspunten: - wees actief, vriendelijk en zelfverzekerd - geef zoveel mogelijk positieve feedback - geef waarom’s - houd rollenspel en nabespreking kort - gebruik flap, viltstift etc - zorg voor een spiekbrief voor de klant
Onderwerp: Module: Van:
Literatuur verwijzing Toolkit Competentieverhoging 2 VT Niek Krakeel
Hallo studenten, Bij deze een overzicht van (verplichte) literatuur van de module Competentie Verhoging 2 VT
Algemeen verplichte literatuur over de gehele module (cognitieve toets) • N.W. Slot en H.J.M. Spanjaard (1999), competentieverhoging in de residentiele jeugdzorg, Intro, Baarn, Hoofdstukken 2,3,4,5 en 7. • Reader: “Competentieverhoging” SPH 2 VT, versie augustus 2002, Nr: 049609.
Literatuurverwijzing per week en per studietaak uitgewerkt Week 1 Hoorcollege • N.W. Slot en H.J.M. Spanjaard (1999), competentieverhoging in de residentiele jeugdzorg, Intro, Baarn, hoofdstuk 2 (competentievergroting). Studietaak 2 • Reader artikel 1: G. Lang en H.T. van der Molen; ”Psychologische gespreksvoering”, pagina 1-16. • N.W. Slot en H.J.M. Spanjaard (1999), competentieverhoging in de residentiele jeugdzorg, Intro, Baarn, hoofdstuk 4.1 tot 4.4.7 (observeren en communiceren) pagina: 75-87. Studietaak 3 • N.W. Slot en H.J.M. Spanjaard (1999), competentieverhoging in de residentiele jeugdzorg, Intro, Baarn, hoofdstuk 2.3 (competentie en factoren die de competentie kunnen beïnvloeden) pagina: 37-44. Week 2 Studietaak 4 • De weekkaart (het verzamelen van informatie); checklist voor het maken van een weekkaart; de wenskaart en levenslijn. Dit artikel staat niet in het boek noch in de reader en is tijdens de werkles in week 1 uitgereikt. • Theorie SRC: N.W. Slot en H.J.M. Spanjaard (1999), competentieverhoging in de residentiele jeugdzorg, Intro, Baarn, Hoofdstuk, hoofdstuk 2.5 (diagnostiek en interventies) pagina: 47-56. Studietaak 5 • N.W. Slot en H.J.M. Spanjaard (1999), competentieverhoging in de residentiele jeugdzorg, Intro, Baarn, hoofdstuk 2.6 (de leertheorieën) pagina 51 – 52 en hoofdstuk 4.1 (observeren en communiceren) pagina 75-87.
Week 3 Studietaak 6 • Reader artikel 2: V.v.d. Logt (1995- 1997), “Analyseren van informatie”, pagina 17-26. • N.W. Slot en H.J.M. Spanjaard (1999), competentieverhoging in de residentiele jeugdzorg, Intro, Baarn, hoofdstuk 5 (informatie, analyse en doelen), pagina 105-137. Studietaak intervisiegroep • De Weekkaart- en competentieanalyse is tijdens de werkles in week 2 uitgereikt (verwerking casus Wendy). Maak gebruik van de digitale versie op SPH-side. Week 4 Studietaak 7 • Reader: V.v.d. Logt (1995 - 1997) “Sociale vaardigheidstraining” pagina: 34-39. • N.W. Slot en H.J.M. Spanjaard (1999), competentieverhoging in de residentiele jeugdzorg, Intro, Baarn, hoofdstuk 7.1 - 7.6.2 (technieken om vaardigheden te leren en inadequaat gedrag te verminderen, pagina 153 - 171. Studietaak intervisiegroep • Maak bij het oefenen van de technieken gebruik van de stappen zoals die tijdens de werkles is uitgelegd (gedragsinstructie en corrigerende instructie). Voor voorbeelden zie ook streaming -video SPH-side. Week 5 Studietaak 8 • Reader: V.v.d. Logt (1995- 1997) “Sociale vaardigheidstraining” (rollenspel / gedragsoefening) pagina: 39 – 43. Kijk ook op uitgereikte ”hand out’s” opbouw gedragsoefening. • N.W. Slot en H.J.M. Spanjaard (1999), competentieverhoging in de residentiele jeugdzorg, Intro, Baarn, hoofdstuk 7.5 - 7.6.4 (technieken om adequaat gedrag te versterken / instrueren en technieken om inadequaat gedrag te verminderen), pagina: 161 – 172. Voor voorbeelden zie ook streaming – video SPH- side. Week 6 Studietaak 9 • Reader: Potlood- en papiertraining, pagina 44 – 46. Voor voorbeelden zie ook streaming – video SPH-side. Week 7 Geen aanwijzingen literatuur Streaming Video is te vinden op Wesph (onderwijsinfo / moduleinfo / competentievergroting). Hierop vind je video-fragmenten, sheets en werkformats. Bovendien is tegen betaling van een borgsom bij de SPH-balie een diskette te leen met alle videofragmenten. Niek Krakeel (MEV CV) November 2004
RICHTLIJNEN EN CRITERIA CASUSPRODUCT WENDY. *
De uitwerking van jullie product moet de volgende onderdelen bevatten.
1.
Weekkaart en interview In de eerste drie weken heb je informatie verzameld door bij Wendy zelf de weekkaart af te nemen en bij betrokkenen van Wendy de interviews. Lees deze informatie nogmaals goed door en probeer helder onderscheid te maken tussen feiten en meningen van de jongere en jouw indrukken. Wanneer dit helder is kan gestart worden met het invullen van de weekkaart-analyse.
2.
Weekkaart-Analyse Gebruik hiervoor het formulier dat tijdens de les aan je is uitgereikt! Je kunt ook het formulier downloaden bij streaming-video (Fontys.nl/SPH/gast/bestanden/cv/index.htm). Verwerk alle verkregen informatie van in de Weekkaart-Analyse. Vul zowel feitelijke informatie in alsmede de informatie die je hebt waargenomen (let op dat je niet interpreteer). Op het einde van ieder ontwikkelingsgebied is ruimte opengelaten voor de wensen van de deelnemer. Vul deze in (indien je over deze informatie beschikt). Beschrijf vervolgens jullie indrukken als trainer.
3.
Competentie-Analyse Gebruik hiervoor het formulier dat tijdens de les aan je is uitgereikt of kijk anders bij streaming video! In het eerste ontwikkelingsgebied vul je de sterke punten (vaardigheden)en de zwakke punten (vaardigheidstekorten)van de deelnemer in. Daarna geef je een waardering over het totale ontwikkelingsgebied (0, 1 of 2) a.d.h.v. de volgende criteria: Verminderde kans op criminaliteit 012 Generaliseerbaarheid naar andere ontwikkelingsgebieden 012 Verwachte motivatie 012 De totaal score kan maximaal 6 bedragen! Uitleg. Stel jezelf de volgende vraag: Leidt het inzetten van training op het betreffende ontwikkelingsgebied tot: verminderde kans op criminaliteit? Vul ‘n 2 in indien je van mening bent dat deze zeker bijdraagt tot een verminderde kans op criminaliteit; vul ‘n 1 in indien deze in zekere mate bijdraagt en vul een 0 indien deze niet bijdraagt. Beantwoordt zo ook de twee volgende criteria. De totaal score op de drie criteria kan maximaal 6 bedragen. De telling is slechts een hulpmiddel voor de trainer om de urgentie van training per ontwikkelingsgebied in kaart te krijgen. Formuleer vervolgens in het ontwikkelingsgebied alle SMART-doelen, in termen van waarneembaar gedrag (bijv. Over 13 weken kan Wendy op een rustige wijze haar mening aan een autoriteit vertellen). Indien alles is ingevuld ga je naar het hokje ‘acties’. Formuleer in dit hokje via welke acties / technieken de leerdoelen gerealiseerd kunnen worden. Bijv.: 1. een potlood-en papiertraining (PPT): inventariseren welk moment gunstig is om met vader te praten of 2. gedragsoefening (GO): Wendy kan op een rustige wijze haar mening te zeggen en/of Wendy luistert naar argumenten van vader wanneer deze kritiek uit.
4.
-
Keuze ontwikkelingsgebieden De laatste categorie van de competentie-analyse, de rubriek: “volgorde” wordt ingevuld wanneer alle ontwikkelingsgebieden zijn afgewerkt. Stel je als trainer de vraag welk ontwikkelingsgebied voorrang krijgt bij de training. Houdt bij de volgorde rekening met: verwachte motivatie van de deelnemer kans op succes (dient zo groot mogelijk te zijn) moeilijkheidgraad (van makkelijk uitvoerbaar tot moeilijk) passend bij de fasering van het programma Geef aan ieder ontwikkelingsgebied een waardering tussen 1 en 8. De competentie-analyse is nu voltooid.
5.
Het plan van aanpak (soms ook trainingsplan genoemd) In het plan van aanpak wordt op communicatieve wijze weergegeven wat de belangrijkste trainingsdoelen zijn, op basis van welke observaties die keuze tot stand komt, welke concrete doelen zijn gesteld en hoe er aan gewerkt zal worden. Het plan van aanpak is een officieel document t.b.v. de deelnemer, de trainer en de plaatsende instantie. Van belang is deze dan ook goed te verantwoorden. In het plan van aanpak staat een verdere concretisering van wat er al in de competentieanalyse al staat, maar dan eenvoudiger en helder uitgedrukt. Werkwijze: 1. Geef het plan van aanpak een naam (bijv. Wendy Staals). 2. Schrijf een algemene observatie over Wendy. Wat hebben jullie waargenomen? Benoem de vaardigheden en vaardigheidstekorten over de verschillende ontwikkelingsgebieden. 3. Verantwoord vervolgens de volgorde van de drie of vier belangrijkste ontwikkelingsgebieden als speerpunt voor training. 4. Geef nu per ontwikkelingsgebied een meer specifieke observatie. Haal deze informatie uit de competentie-analyse onder de kopjes: ‘sterke – en zwakke punten’. 5. Formuleer de SMART-doelen. De stapjes dienen haalbaar te zijn en in de juiste volgorde opgesteld te worden. 6. Na het stellen van de trainingsdoelen worden de acties / technieken verwerkt (zoals bijv.: GO; PPT). Verantwoord deze (waarom kies je voor deze techniek en wat wil je ermee bereiken). Betrek aspecten als motivatie en kans op succes (zie reader). 7. Nadat de vier belangrijkste ontwikkelingsgebieden zijn uitgewerkt op leerdoelen en acties is het plan van aanpak van Wendy gereed.
Het Casusproduct dient getypt ingeleverd te worden, op een tijdstip dat in overleg met de docent vastgesteld wordt. * -
Beoordelingscriteria. De Weekkaart-Analyse biedt concrete informatie. Per ontwikkelingsgebied worden de vaardigheden en vaardigheidstekorten helder in beeld gebracht. Ook de wensen van de jongere en indrukken van de trainer zijn in beeld gebracht.
-
De Competentie-Analyse is op alle categorieën ingevuld.
-
De volgorde van de vier centrale ontwikkelingsgebieden worden helder verantwoord.
-
Het plan van aanpak (Trainingsplan) Bevat een algemene observatie De vier ontwikkelingsgebieden bevatten een specifieke observatie De SMART- doelen zijn relevant geselecteerd en duidelijk gemotiveerd De SMART- doelen zijn concreet geformuleerd Het stappenplan is helder en haalbaar Gekozen trainingstechnieken zijn volledig, relevant en worden helder verantwoord.
Namens het module team competentie verhoging Niek Krakeel (MEV) November 2004.
Naam student:
Klas:
Weekkaart 1. Kan de techniek van de weekkaart helder en motiverend uitleggen 2. Kan het doel van de weekkaart uitleggen 3. Heeft een actieve houding en stimuleert klant daartoe 4. Kan goed concretiserend doorvragen
op relevantie informatie
5. Invullen weekkaart is gericht op relevante ontwikkelingstaken 6. Kan de mate van gedetailleerdheid goed inschatten 7. Geeft positieve reacties op gebleken sterke klanten van de klant 8. Is in staat om verkregen informatie te generaliseren 9. Kan vanuit de verkregen informatie de zin voor vervolg aangeven 10. Kan de zitting positief afsluiten
™ ™ ™ ™ ™ ™ ™ ™ ™ ™ _________+
CIJFER
™™ ™
Naam Student: INTERVIEW
1. Legt het begincontact: stelt zich voor, maak een praatje en opent het gesprek ™ 2. Legt duidelijk de aanleiding en de bedoeling van het gesprek uit
™
3. Stelt open vragen waarvan de achtergrond duidelijk gemaakt wordt
™
4. Kan binnen het ontwikkelingsgebied concreet en verduidelijkend doorvragen
™
5. Stuurt het gesprek naar informatie gericht op vaardigheden en vaardigheidstekorten
™
6. Vraagt door naar de mening en ervaringen van de gesprekspartner
™
7. Parafraseert om te kijken of het antwoord goed begrepen is
™
8. Geeft aan het einde van het gesprek een beknopte samenvatting van de belangrijkste punten
™
9. Past houding en taalgebruik goed aan bij dat van de gesprekspartner
™
10. Is gedurende het interview vriendelijk, directief en houdt genoeg vaart in de oefening
™ + ______ ™™
EINDCIJFER
™
Naam student:
Klas: CORRIGERENDE INSTRUCTIE
1.
Toont kort betrokkenheid bij en sympathie voor de ander door een glimlach, een grapje, een speciale begroeting / geeft een positieve stimulerende opmerking
0
1
2
2.
Maakt een inleidende opmerking, die duidelijk maakt dat er negatieve feedback zal komen
0
1
2
3.
Geeft nauwkeurig aan wat jongere niet doet of nalaat
0
1
2
4.
Geeft nauwkeurig aan wat wel goed zou zijn om in dit geval te doen
0
1
2
5.
Geeft een waarom voor het gewenste gedrag
0
1
2
6.
Gaat na of de jongere de instructie begrepen heeft
0
1
2
7.
Stelt open vragen waarvan de achtergrond duidelijk wordt gemaakt
0
1
2
8.
Het taalgebruik van de student is to the point
0
1
2
9.
De feedback is gericht op concreet gedrag
0
1
2
10.
De feedback wordt ik een ik-boodschap in positieve bewoordingen gegeven
0
1
2
totaal
Eindcijfer
--------------------- +
-----
Beoordeling Toets-Station Competentie-Verhoging SPH - 2 - VT
Naam student:
Klas:
Potlood & Papiertraining Informatie Gevend Specifiek PPT informatie geven/vergaren
™ ™ ™
1.
Schrijft de vraagstelling op
2.
Schrijft eenvoudige, duidelijke steekwoorden op
3.
Werkt in kleine stapjes
4.
Laat de deelnemer zoveel mogelijk meedenken door te vragen naar voorbeelden,
™
ervaringen etc.
Algemene PPT vaardigheden 5.
Zorgt voor een overzichtelijke flap
6.
Is alert op mogelijke trainingspunten, noemt ze en schrijft ze op
7.
Structureert de gegevens
8.
Is gedurende de gehele oefening vriendelijk, enthousiast, directief en houdt genoeg vaart in de oefening
9.
Slaagt erin om de deelnemer ‘aan het werk’ te krijgen (vanaf het begin)
10.
Gaat niet teveel de discussie of strijd aan met de deelnemer
™ ™ ™ ™ ™ ™
_________+
DEELCIJFER
™™ ™ ™
EINDCIJFER PPT+ CI
Naam student:
Klas:
Potlood & Papiertraining Probleem Oplossen Specifiek PPT probleem oplossen 1.
Schrijft het probleem op
2.
Schrijft de oplossingen / mogelijkheden op
3.
Gaat met de deelnemer de voor- en nadelen afwegen
4.
Laat de deelnemer tot een keuze komen Algemene PPT vaardigheden
5.
Werkt met kleine stapjes
6.
Schrijft kernwoorden op
7.
Structureert de gegevens
8.
Is gedurende de gehele oefening vriendelijk, enthousiast, directief en houdt genoeg vaart in de oefening (praattijd is speeltijd)
9.
Slaagt erin om de deelnemer ‘aan het werk’ te krijgen (vanaf het begin)
10.
Gaat niet teveel de discussie of strijd aan met de deelnemer
™ ™ ™ ™ ™ ™ ™ ™ ™ ™
_________+
CIJFER EINDCIJFER (GI + PPT):2
EINDCIJFER
™™ ™
Naam student:
Klas:
Gedragsoefening 1.
Is in staat om relevante informatie te verkrijgen om het rollenspel te kunnen spelen (S-R-C)
2.
Geeft gedurende de gehele oefening feedback gebaseerd op waarom’s het gewenste gedrag
3.
Geeft gedurende de gehele oefening feedback (ik-vorm) op dingen die goed gaan / niet goed gaan, gerelateerd aan concreet gedrag
4.
Benoemt en structureert de rolwisselingen tijdens de 3 rollenspellen
5.
Speelt een duidelijk model met de te leren vaardigheden
6.
Probeert deelnemer eerst zelf de te leren vaardigheden te laten benoemen en geeft hiervan een concrete uitleg met “waaroms” erbij
™ ™ ™ ™ ™ ™ ™ ™ ™
7.
Maakt een spiekbrief voor de deelnemer
8.
Geeft de instructie “doe het op je eigen manier na, laat de vaardigheden zien en gebruik daarbij de spiekbrief” en benoemt de rolwisseling
9.
Sluit af door te kijken naar een situatie waarin de deelnemer de komende week de vaardigheid / (-heden) kan uitproberen
10.
Is gedurende de gehele oefening vriendelijk, enthousiast, directief en houdt genoeg vaart in de oefening (praattijd is speeltijd) _________+
CIJFER
™™ ™