Sharizelle Schoop
30
“Als ik m’n diploma heb wil ik graag iets terugdoen voor de Antillen.” In 2003 kwam Sharizelle Schoop (25) na de havo in haar eentje naar Nederland om te studeren aan de Hogeschool Rotterdam. Op Curaçao was ze uitgekeken, zoals ze zelf zegt. Haar familie woont nog altijd op de Antillen. Of ze definitief teruggaat? “De komende 5 jaar heb ik besloten vanuit Nederland te werken. Daarna weet ik ’t nog niet.”
Makkelijk heeft ze ’t niet gehad. In 2003 kwam ze op haar 18e helemaal alleen naar Nederland om aan de Hogeschool Rotterdam Facility Management te studeren. Inmiddels is Sharizelle Schoop in Rotterdam de coördinator van PAAR, Platform studerende Antillianen en Arubanen Rotterdam. Deze zomer studeert ze erop af. Doel van het Platform? Studiesucces onder Antilliaanse en Arubaanse studenten vergroten en stimuleren dat afgestudeerden met hun kennis
“Je kunt pas succesvol zijn als je voor jezelf kiest.”
en know how naar de Antillen terugkeren. Geen Brain Drain maar Brain Gain dus.
Jongeren stimuleren om terug te gaan Sharizelle:” We zorgen ervoor dat Antilliaanse jongeren een verantwoorde studie- en beroepskeuze maken ‘voor de poort’. Dus voordat ze naar Nederland vliegen. Alleen al voor Rotterdam komen er elk jaar zo’n 100 aankomende studenten. Het Antilliaanse studentenmentoraat gaat hier studie-uitval tegen, onder meer met peercoaching. Een hogerejaarstudent van de Antillen maakt jongerejaars wegwijs in Nederland en begeleidt hen met hun studie. Maar wat
31
we ook willen stimuleren is dat ze teruggaan naar de Antillen als ze eenmaal afgestudeerd zijn. Om daar te werken waar ze nodig zijn. Daarvoor zijn we bezig een Informatie-Remigratiepunt op te zetten.”
Meer Rotterdammer dan Antilliaan
32
“Ik denk dat ik me meer Rotterdammer voel dan Antilliaan, ook als ik straks weer op de Antillen ben. Ik ben wel bang voor een cultuurschok. Ik ben nu al 7 jaar in Nederland, maar binnenkort ga ik terug voor een werkbezoek én om mijn familie terug te zien natuurlijk. M’n oma heb ik het meest gemist. Die heeft me grootgebracht. Als ze straks 71 wordt, ben ik er gelukkig bij.”
Hoog Opgeleide Antilliaanse Vrouw Aanvankelijk liep Sharizelle stage bij het oudste democratische instituut in Holland, de waterschappen. “In die periode zat ik in een dip. Tot 4x toe m’n scriptie ingeleverd. Nu ik m’n stage bij het Platform kan gaan doen, ga ik er helemaal voor. Die dip waar ik in zat heeft me in elk geval geleerd dat je pas succesvol kunt zij als je voor jezelf kiest. Want dát doe ik nu. Een vriend van mij noemt me wel eens gekscherend een HOAV, een Hoog Opgeleide Antilliaanse Vrouw. Als ik m’n diploma heb? Dan wil ik graag iets terugdoen voor de Antillen.”
Wilbert Olaria
“Antillianen informeren via de radio. Dát is mijn missie en mijn passie.” In 1973 kwam Wilbert (52) op zijn zeventiende vanuit Curaçao (Montagne Rey) naar Nederland. Sinds 1987 woont hij definitief in Rotterdam. Zijn droom? “Dat de Antilliaanse gemeenschap niet meer lijdt onder de situatie maar in beweging komt. En geen enkel kind meer zonder brood naar school gaat.”
33
34
“Bon tardi, bon tardi, bon bini. Dit is Radio Baranka. Met informatie over sociaaleducatieve zaken en natuurlijk muziek.” De stem van Wilbert Olaria schalt door de kleine, als radiostudio ingerichte kamer. Hij kwam in 1973 naar Nederland om te studeren. Ging terug naar Curaçao en had daar, net als weer een paar jaar later in Nederland, verschillende banen. Totdat een mislukte heupoperatie hem het werken onmogelijk maakte. Nu runt hij, samen met twaalf jonge en oudere Antilliaanse vrijwilligers Radio Baranka, een internet -radiostation. Wilbert: “Radio maken is mijn passie. Ik moedig mijn luisteraars aan om samen te werken aan een betere Antilliaanse gemeenschap. We moeten elkaar waarderen en elkaar helpen.”
“Baranka betekent rots. Mijn vrijwilligers zijn rotsen, kanjers!”
Hij onderbreekt zijn verhaal, draait de microfoon open en vraagt luisteraars om te reageren. Wat vinden zij hiervan en kan de Antilliaanse gemeenschap iets doen? “Onze stichting Baranka heeft subsidie aangevraagd om na schooltijd betaalbare jeugd- en sportactiviteiten te kunnen organiseren in Feijenoord.”
met foto’s die ik maak bij Sparta/Feyenoord en Neptunus. Zo probeer ik de Antilliaanse jeugd in Feijenoord enthousiast te maken. Als je goed wilt honkballen moet je twee, drie keer per week trainen en in het weekend een wedstrijd spelen. Dan heb je dus geen tijd om op straat rond te hangen. Ach, een andere sport is natuurlijk ook goed.”
Antillianen houden van honkbal Regels mogen nooit gebroken worden Als vader van zeven kinderen in de leeftijd van 11-30 jaar, heeft hij een stevige mening over opvoeding. “Huisregels mogen nooit gebroken worden. Als je toegeeft, zaken door de vingers ziet, verlies je de controle. Je moet kinderen leren verantwoordelijkheid te dragen en zichzelf te redden. Mijn vader leerde me strijken. En ik kan koken.” Lachend: “Ik weet wie ik ben. Met of zonder hulp blijf ik doorfietsen.” Meteen weer serieus: “ Het leven in Nederland is duur. Veel alleenstaande Antilliaanse moeders zijn laagopgeleid en werken voor een minimumuurloon. Ze moeten dus wel hele dagen werken om rond te kunnen komen. Dan blijft er veel te weinig tijd over om hun kinderen een goede opvoeding, aandacht en liefde te geven. Buitenschoolse opvang kost geld. Dat geld is er niet. Dus wat gebeurt er? De kinderen moeten het na schooltijd zelf maar uitzoeken en kunnen dan de huisregels aan hun laars lappen. En tja, dan krijg je dus onbeschofte of zelfs criminele jongeren.”
“Antillianen zijn geen voetballers maar honkballers. Weet je dat één van de bestbetaalde honkballers een Antiliaan is?” Hij lacht breed en is zichtbaar trots. “Ik maak graag reclame voor honkbal. Via de radio, met flyers die ik zelf ontwerp en
35
“Ik kan hier beter overleven dan op Curaçao!”
Lidia Stroop
Curaçao niet in dank afgenomen.” Toen ze eenmaal hier was, greep ze alle kansen aan, ook al bleek het achteraf wel eens te hoog gegrepen. Maar opgeven? “Dat nooit.”
Van niemand afhankelijk
36
“Alle kansen grijp ik aan. Ook al is het wel ’s te hoog gegrepen.” In 1986 kwam Lidia Stroop (50) met haar 4 kinderen van 11, 9, 8 en 5 van Curaçao naar Nederland. Pas na 12 jaar ging ze terug. Haar droom? Een heel jaar lang teruggaan om voor haar bejaarde moeder op Curaçao te zorgen.
Ziekenverzorgster is ze. In een kleinschalig verpleeghuis waar ze het super naar haar zin heeft. Alleen is ze nu even uit de roulatie. “M’n hersenen gaan door, maar m’n lijf zegt stop. ’t Is ook fysiek een ontzettend zwaar beroep. Maar wel iets wat ik altijd heb willen doen.” Lidia Stroop, ooit tienermoeder, is ontzettend blij dat ze met haar kinderen naar Nederland is gekomen: “Ik zeg altijd waar het op staat en dat wordt je op
Met 4 kinderen thuis maakte ze de moedermavo af. Voor haar een noodzaak, want ze wilde van niemand afhankelijk zijn. Moeilijk? “Ja en nee. Na de mavo ben ik de opleiding voor ziekenverzorgende gaan doen. Maar na een jaar moest ik stoppen. Geen opvang voor de kinderen en de jongste had problemen om zich aan te passen. ’t Viel gewoon niet te combineren.”
37
Gezinscoach met video
38
“Die opvoeding was best moeilijk. ‘Mam, je schreeuwt tegen ons’, zeiden m’n kinderen. Tja, mijn wil was toen wet. Ik wist niet beter. Toen heeft een gezinscoach ons een half jaar met video begeleidt. Op mijn verzoek. Op zo’n video zie je gelijk wat je anders kan doen. Dat open staan voor anderen is voor mij heel belangrijk. Dat ik naar m’n kinderen luister en ook van ze kan leren. En zij andersom natuurlijk van mij. Als je ziet wat er qua opvoeding veranderd is: mijn moeder zei wat je moest doen, punt uit; en ik die geleerd heb te luisteren en dan mijn kinderen die open staan voor veranderingen. Daar ben ik best trots op.
M’n kinderen en kleinkinderen - zes heb ik er al - doen het hier in Nederland hartstikke goed. Thuis heb ik altijd Nederlands met ze gesproken. Ze voelen zich ook Nederlands. In 1998 ben ik voor ’t eerst na 12 jaar weer teruggegaan naar Curaçao, met m’n kinderen. Die wilden na 2 weken al weer naar huis.”
Tienermoeders Vrijwilligerswerk doet ze ook. Onder andere met tienermoeders: “Zelf ben ik ook tienermoeder geweest. Dus ik kan me heel goed inleven. Trainingen volg ik daar ook voor. Soms ben ik dan wel 3 dagen van huis. Maar ik ga er dan helemaal voor.” Haar jongste dochter van 15 woont nog thuis, bij haar moeder en haar vader. Die is ook Antilliaan, maar dan een ‘echte’ zoals ze zegt. “Ik ben veel meer vernederlandst.” Een tafel vol prijsbekers staat in de kamer te pronken: “M’n vriend is damkampioen, vandaar. En m’n dochter doet aan wedstrijdzwemmen. Goed hè?”
Rudney Martha
“Op het werk, op het toneel en bij de kapper speel ik vaak een hoofdrol.” Rudney Martha, alias Pelé (45), heeft vier kinderen. In 1983 woonde hij een paar maanden in Nederland. In 1990 kwam hij opnieuw. Nu met zijn dochtertje van elf maanden. Hij wilde samen met zijn al eerder naar Nederland vertrokken vrouw zelf voor haar zorgen. Zijn droom? Vanaf morgen op Curaçao zijn.
39
40
“Roteb vroeg mij om meewerkend voorman te worden van een buurtserviceteam. Ik heb er niet om gevraagd. Ik dacht: ‘Ik heb geen niveau, geen rijbewijs. Roteb gaf me een hoofdrol. Ze zien dat ik een leider ben. Ik wil dat mijn team samenwerkt. Dan hoeft niemand ziek te worden van te hard werken omdat een ander de kantjes er vanaf loopt. Alleen zo kunnen we er de volgende dag allemaal weer staan om de straten schoon te maken. Hier heb ik zekerheid. Op Curaçao kan het zomaar afgelopen zijn. Ook al doe je je best. Wonen op de Antillen zit altijd in mijn hoofd. Maar zodra ik ‘s morgens op m’n scooter stap om naar mijn werk te gaan is het finito met dagdromen. Dan moet er gewerkt worden.”
Op eigen kracht leren “Op de lagere school bleef ik elk jaar zitten. Buitenspelen op het platteland van Banda Bou, op leguanen en konijnen jagen vond ik leuker. Elk rapport leverde mij klappen op van mijn vader. Aan het eind van de vierde klas dacht ik: ‘Ik wil naar de klas van mijnheer Mol. Ik ga mijn best doen, het gaat lukken.’ Want in de vijfde klas kwam er een test voor de Lagere Technische School en ik wou metselaar worden. Helaas kwam ik in de klas bij een juf die mij al opgegeven had. Mijn schrift werd altijd als laatste nagekeken. Wat ik leerde, deed ik op eigen kracht. Een week voor de test kreeg ik onterecht strafwerk dat ik koppig weigerde. Mijn bloed werd als lava.
De juf sloeg mij en ik sloeg terug. Op de Antillen gaat alles traag. Maar toen kwam er binnen een week een brief dat ik van school werd gestuurd. Ik was vijftien, moest gaan werken en ben nooit meer naar school geweest. Met de krant en ‘Pinkeltje-boeken’, een kinderboekenserie geschreven door Dick Laan, heb ik mezelf beter Nederlands geleerd.”
Podiumdier Rudney, bij Antilianen beter bekend als Pelé, is een rasacteur en presentator. “Ik stond op het podium in het Zuidplein Theater, het Prinses Theater in Delfshaven maar ook in Eindhoven, Almere, Zoetermeer en Theatro Luna Blau op de Antillen. Als
ik meewerk aan een script of toneelstuk sluiten andere acteurs zich vol vertrouwen aan. En tja, vaak speel ik een hoofdrol.” Hij zegt het zonder opsmuk. “Ook bij de kapper heb ik mijn eigen podium. Sommige klanten komen speciaal op zaterdag naar de kapsalon omdat ze weten dat ik er ben. Dan discussiëren we over politiek, de Bijbel, het nieuws, over wel of niet teruggaan naar Curaçao. Ook in die gesprekken ben ik de leider. Ik spreek mensen vanuit mijn hart aan op wat ze doen en geef advies. Sommigen hebben een mooie auto maar kunnen hun naam niet schrijven. Daar zeg ik wat van. Maar natuurlijk maak ik ook grapjes. In mijn werk ben ik serieus. Daarbuiten blijf ik dat speelse kind.”
41
Met veel flair staat Ixiomara Burnett op het podium. “Dansen, zingen, acteren, dat is wat ik het liefste doe. Toch ben ik gestopt met mijn zangcarrière. Optredens in Berlijn, Frankfurt, platencontracten en veel geld verdienen. Allemaal mooi, maar je leeft uit je koffer en de mensen om je heen zijn of doen vaak onecht. Nu ben ik één van de drijvende krachten van een gospelkoor dat Antillianen kennis laat maken met de Afro-Amerikaanse Christelijke muziek. We zingen in het Papiaments en hebben een CD gemaakt met de titel ‘Pa enkurasha'bo’ (om te bemoedigen) Daarnaast treed ik op met een eigen band. Just for fun.“ Ook thuis aan de keukentafel straalt ze zelfbewustzijn uit. “Ik
Ixiomara Burnett
42
“Oma was blij dat ik ‘een koppie’ had.” Ixiomara Burnett (35) heeft een zoon van acht. Haar droom? Bewijzen dat een alleenstaande moeder net zo veel carrière kan maken dan wie dan ook.
ben opgevoed door de vrouwen in mijn familie. We woonden op het erf van mijn oma in Oranjestad op Aruba. Oma gaf me het gevoel dat ik bijzonder was. “Jou kan ik om een boodschap sturen”, zei ze vaak. “Ze was blij dat ik ‘een koppie’ had. En mijn moeder heeft me sterk gemaakt. Van haar mocht ik zeggen wat ik dacht en voelde. Ook al vonden andere mensen dat zoiets niet kon. In de Antilliaanse cultuur mag je eigenlijk geen eigen mening hebben.”
Verboden Papiaments te spreken “Op Aruba speelde mijn vader nauwelijks een rol in mijn leven. Dat veranderde in 1986 toen hij besloot om met het hele gezin
43
naar Nederland te gaan. “Ik kies voor jullie toekomst”, vertelde hij mij. Maar als kind denk je: “Het is toch goed zoals het is? Nederland kende ik uit de schoolboekjes als het land van boeren, koeien en klompen.” Ik dacht: “Oh My God wat moet ik met al die klompen!”
44
“Ik was 11 toen we in Hoogvliet gingen inwonen bij een vriend van mijn vader. Dat was niet makkelijk. We woonden met z’n vijven in één slaapkamer. Niets was echt van jou. Mijn vader verbood ons om met Antilliaanse kinderen te spelen. Ik kreeg bijles Nederlands en thuis mochten we geen Papiaments spreken. ‘Ik wil dat jullie goed integreren. Ik wil dat jullie
anders zijn dan de rest.’ was zijn motto. Hij heeft zichzelf altijd moeten bewijzen en dat eist hij ook van ons.” Hij zei: ‘Je hebt je kleur niet mee. Je hebt je cultuur niet mee. Dat betekent dat je kansen niet gelijk zijn. Je zult altijd beter je best moeten doen.’ En mijn best doe ik nog steeds. Bij mij moet alles perfect zijn.”
“Het leven stopt niet bij het krijgen van een kind.” Zakenvrouw en moeder Als alleenstaande moeder met een baan en een eigen zaak heeft ze het druk. “Ik ben security hostess bij een bank én distributeur van een parfumlijn. Ook de muziek vraagt tijd. Ik ben nog steeds verliefd op de spiegels met lampjes in kleedkamers.” Haar voorbeelden? “Mijn vader, omdat hij niet met de stroom mee gaat en de zwarte Amerikaanse schrijfster en burgerrechtenactiviste Maya Angelou. Ik lees al haar boeken en hou me vast aan haar boodschap: “Je moet trots zijn dat je vrouw bent. Trots zijn dat je zwart bent. Trots zijn dat je überhaupt hersenen hebt om te doen wat je moet doen. Ga er voor en laat niets je in de weg staan!”
Farley Raap “Mijn drive? Zorgen dat jongeren hun skills voor 200 procent inzetten.” Farley Raap (35) kwam op z’n 6e van Curaçao naar Nederland. Met vallen en opstaan wist hij van z’n passie z’n beroep te maken. En dat is met geluid bezig zijn. Z’n dromen? Die probeert hij waar te maken. Maar wat hij echt graag wil is op z’n 50e op Curaçao wonen en daar mensen helpen zich in de entertainmentbranche te professionaliseren.
45
46
“Stiekum droomde ik altijd van Curaçao. Pas toen ik in 2003 voor ’t eerst terug ging realiseerde ik me waar ik vandaan kwam. Dát is mijn land. Mensen zijn gewoon aardig en behulpzaam. Ook de manier waarop ze met dans en muziek omgaan is creatief. Toen wist ik meteen wat ik mis in Nederland. Sindsdien probeer ik elk jaar terug te gaan.” Sinds z’n 6e woont Farley Raap in Nederland. Geluidstechniek is zijn passie. Een opleiding tot audiovisueel technicus volgde hij pas na veel omwegen toen hij al in de 20 was. Op de school van Mike Renardus, de vader van een Surinaamse vriend. Een school waar bedrijven graag mensen van wilden hebben: “Zij vroegen of jij bij hén wilde komen werken. Dat had ik nog nooit meegemaakt.”
Struikelblokken Al die omwegen of struikelblokken zoals hij ze noemt, wil hij anderen besparen. Met de Stichting Pro-Hobentut of ‘Voor de jeugd’ biedt hij jongeren vanuit de Rotterdamse wijk Feijenoord de kans om hun talenten en ambities te verwezenlijken. Of ze nu Antilliaanse, Surinaamse, Kaapverdiaanse of Afrikaanse Rotterdammers zijn. Hoe? “Je skills voor 200 procent inzetten. Maar dan ben je er nog niet. Veel jongeren trekken een te grote broek aan. Denken dat ze alles kunnen. Maar daar zul je hard voor moeten werken. Of je nu rapper bent, dj, met ‘n muziekgroep wilt spelen of filmpjes wilt maken. Steeds maar oefenen, podiumervaring op doen, optreden. Maar ook
jezelf presenteren en klantgericht bezig zijn. Wat zijn de codes? Hoe leg je uit wat je nodig hebt voor een optreden zonder je opdrachtgever voor ’t hoofd te stoten? Dat soort dingen leren we hen spelenderwijs. We geven jongeren bijvoorbeeld een cameratraining en we laten ze ervaren wat je allemaal moet doen om een goede film te maken. Zo gebruiken we als trainingsproject het Zomercarnaval. En we stimuleren hen door te stromen naar een opleiding. Pro-Hobentut werkt samen met bijvoorbeeld de Stichting Welzijn Feijenoord. Met jurist en voetbalmakelaar Ron Ravel en talentontwikkelaar Eric Nieuw probeert ProHobentut nu jongeren vaste grond onder de voet te geven,
samen met de gemeente Rotterdam. Achteraf zeg ik, we hadden veel meer aan PR moeten doen. Want we stimuleren jongeren wel, maar buiten ons is er niemand die ‘t weet. Dat willen we veranderen.”
“Van vallen leer je opstaan. En op een gegeven moment kun je over je struikelblokken heen springen.”
M’n netwerkbus Casting, muziek componeren, camerawerk, hij doet het allemaal. Voor instellingen als Emancipatiecentrum Scala of de Erasmus Universiteit. Daarnaast rijdt hij met z’n taxi voor zakelijk vervoer wethouders, zakenlieden en bestuurders. Door te luisteren en vragen te stellen raakt hij aan de praat over wat z’n klanten bezighoudt. Maar ook vertelt hij soms waar híj mee bezig is. Of dat wat oplevert? “Je weet maar nooit. Intuïtief weet ik wat ik wel en niet kan zeggen. M’n netwerkbus noem ik m’n taxi. Waar ik voor ga is dat mensen ongeacht hun afkomst gelijke kansen hebben. Als ik daar maar voor een klein deel aan kan bijdragen, is dat prachtig.”
47
Als de negentienjarige Nina binnenkomt, laat ze de tas met schoolboeken naast de bank vallen. Ze neemt haar dochtertje op schoot en is klaar voor het interview. “Nou zeg het maar. Wat wil je weten?”
Nina Leverock
Nina Leverock: “De eerste vijf maanden had ik niet in de gaten dat ik zwanger was. Pas de zesde maand bleef mijn menstruatie uit. De eerste twee zwangerschapstesten die ik deed, waren negatief. Mijn ouders wisten toen nog van niets. Ze wisten zelfs niet dat ik een vriend had. Antilliaanse meisjes mogen pas vanaf hun 18de een vriend hebben en ik was 16. Toen ik mijn moeder in vertrouwen nam en naar de dokter
48
“Mijn ouders wisten niet dat ik zwanger was.” Nina Leverock (19) heeft een dochtertje van anderhalf. Ze koos er bewust voor om bij haar ouders te blijven wonen. Haar droom? Na haar studie ook nog een tijdje stewardess zijn om wat van de wereld te kunnen zien.
ging, bleek ik wel degelijk zwanger! Mijn moeder, ooit zelf een tienermoeder, was in shock. Ook al zijn m’n ouders al meer dan 20 jaar getrouwd, mij gunde ze toch een andere jeugd. Mijn vader? Die was de eerste dag woest, de tweede dag boos en de derde dag teleurgesteld. Toch zijn mijn ouders nu de mensen die heel veel voor mij en mijn dochter doen. Ook mijn schoonouders staan altijd voor me klaar.” Een paar weken na alle opschudding rond Nina’s zwangerschap werd de baby geboren. Nina: “Twee maanden te vroeg! Mijn wereld, en die van mijn ouders, stond op zijn kop. Er was niets in huis. Geen kleertjes, geen kraampakket. Niets! Van mijn vriend kreeg ik de eerste rompertjes en luiers.”
49
Doorzetten
50
“Veel tienermoeders denken dat ze volwassen zijn als ze een kind hebben. Ze gaan het huis uit, om van hun ouders af te komen, om vrij te zijn. Maar dan kunnen ze de zorg voor hun kind niet aan en krijgen ze problemen. Hoe vrij ben je dan? Ik ben blij dat ik de keuze heb gemaakt om bij mijn ouders te blijven wonen. Ze helpen en stimuleren me. Ik wil ze niet teleurstellen. Dat heb ik al een keer gedaan. Ook voor mijn dochtertje moet ik doorzetten. Ze heeft een ernstige aangeboren spierziekte. Na de bevalling zei mijn pa: ‘Jij hoeft niet te gaan werken. Je moet weer naar school gaan. Dat is jouw baan. Ik werk voor het geld.’ Mijn ouders willen mij een
goede toekomst geven zodat ik dat later ook voor mijn eigen kind kan doen.”
Vurgil Martis
“School-kind-leren. School-kindleren. Het gaat maar door!” Een diploma halen leek me beter “Ik was tien toen we vanuit Willemstad op Curaçao, voor een korte vakantie naar Nederland gingen. Het was spannend en leuk. Toen mijn ouders besloten om in Nederland te blijven, vond ik dat helemaal geweldig. Mijn draai had ik snel gevonden en ook op school ging het perfect. Op de middelbare school deed ik eerst vmbo/t maar al snel bleek dat ik de havo aan kon. Daar kreeg ik aan het eind van de derde klas ruzie met een leraar. Ik ging spijbelen en zou blijven zitten. Die hele zomervakantie heb ik steeds met de school gebeld om een plaats te krijgen in de examenklas van het vmbo. Een diploma halen, leek me beter. Na het examen ben ik doorgestroomd naar havo-4.” Op de vraag hoe haar dagen er nu uitzien zegt ze: “School-kind ophalen-thuis, school-kind ophalen-thuis. Ik ga nauwelijks uit of naar buiten. Ja, af en toe even naar het winkelcentrum om vriendinnen te ontmoeten en soms komen die hier thuis chillen. Na de havo wil ik de hbo-opleiding International Business Management doen. En samenwonen met mijn vriend. Mijn ouders is het ook gelukt!”
51
“Ik kwam voor de liefde.” In 2007 kwam Vurgil Martha (27) van Curaçao naar Nederland voor de liefde en om het hier nog beter te krijgen. Zijn droom? Een mooie auto kopen.
52
“Mijn vriendin studeerde al een jaar in Rotterdam. Ik miste haar.” Vurgil Martis vertelt zijn verhaal aan de grote vergadertafel in The Mall, het centrum van Youth for Christ, in de Rotterdamse Tarwewijk. Hij werkt hier in de timmerwerkplaats. “Twee jaar geleden kwam ik voor m’n vriendin naar Nederland. Op Curaçao had ik het goed. Ik woonde bij mijn ouders en mijn kleine broertje in Veeris, vlak bij Sonesta Beach. Ik kan lassen, timmeren, schilderen en heb na mijn LTS-diploma ook nog een certificaat elektrotechniek gehaald. Ik had werk. Ik had een auto. Toch dacht ik: ‘Ik lever alles in en ga ook naar Nederland’. Mijn ouders zeiden: ‘Ga proberen, als het niet goed gaat, kom je terug.”
Te trots om hulp te vragen
Niemand kan me afleiden
“Het ging niet goed. Want ik spreek slecht Nederlands. Ik weet wel wat ik wil zeggen maar niet hoe ik het moet zeggen.” Zijn stem daalt: ”Ik ben erg op mezelf, wil het allemaal zelf uitzoeken en ben vaak te trots geweest om hulp te vragen. Bij de Sociale Dienst snapte ik niet wat ik moest doen. Zij begrepen mij niet. Ik kreeg het gevoel dat ze me niet konden of wilden helpen. Daardoor lukte het niet om werk te vinden. Het eerste jaar heb ik een beetje geld verdiend met behangen en klussen. Net genoeg voor de boodschappen. Mijn geld raakte op en ik kreeg schulden. Mijn ouders zijn ongerust maar ik zeg ze: ‘Het komt goed’.”
“Ik wil een echte baan en later een eigen timmerbedrijf. Ik werk aan mijn toekomst. Je moet blijven lopen, stap voor stap.” Intussen heeft Vurgil via een leerwerktraject het basiscertificaat ‘Veilig Werken’ gehaald. “Mijn vriendin hielp me met het huiswerk. Elke zin moest ik twee, drie keer lezen om te snappen wat er stond. Na het traject zat ik weer zonder werk. Mijn Nederlands is nog niet goed genoeg. Een begeleider wees me op de werkplaats in The Mall. Hier durf ik over mijn problemen te praten. En met een deel van mijn salaris betaal ik de schulden af. Mijn vriendin en ik wonen nu antikraak maar binnenkort verhuizen we naar een echt huurhuis. Ik ken haar al zes jaar.”
“Je moet serieus worden toch?” “We verwachten ons eerste kind en ik heb haar gevraagd of ze met me wil trouwen. Ik ben rustig nu. Je moet serieus worden toch?” Zijn begeleider in The Mall vertelt dat hij gevraagd is om getuige te zijn: “Dat betekent dat Vurgil mij als een echte vriend ziet.” Vurgil’s reactie: “Ik heb geleerd om mijn vrienden zorgvuldig te kiezen. Mensen die bezig zijn met foute dingen ga ik uit de weg om niet door hen meegesleept te worden. Nu kan niemand me afleiden van mijn doel. Ik wil laten zien dat ik een goed mens ben en straks een goede vader voor mijn kind zal zijn.”
53
54
Colofon Gemeente Rotterdam Directie Veiligheid Idee en opdracht Stadsmarinier Antillianen Jan de Kloet www.rotterdam.nl/stadsmariniers Concept, tekst en realisatie: Schenk Communicatie Tekstbijdrage: Joke Huisman Vormgeving: Grafisch Bureau DUS Fotografie: Bisonder Producties Rotterdam ImageBank: Max Dereta (p. 52) Met dank aan Sandra Kooij en Robbert van Heiningen Oplage: 1.000 exemplaren mei 2010