SEVILLA 2010 2.800 jaar geleden werd landinwaarts in Zuid-Spanje, langsheen de oevers van de Guadalquivir, door Fenicische kooplieden een handelsnederzetting gebouwd. De zachte heuvelruggen boden bescherming tegen de overstromingen van de rivier en de lokale bevolking ruilde hier de begeerde koper- en zilverertsen van de nabije Sierra Morena tegen allerlei kostbaarheden uit de Oriënt. Was dit het raadselachtige Tartessos waarnaar zo velen op zoek zijn gegaan? Anderen beweren dat Hercules zelf, op zoek naar de uiteinden van de wereld, de stichter van deze plek zou zijn geweest. Wat wel zeker is: Julius Caesar maakte de plek in 45 v. Chr. na de uitermate bloedige veldslag bij het Spaanse Munda tegen de zonen van Pompeius tot Romeins gebied, Híspalis. In de nabijheid verrees de meest impressionante legerstede voor gepensioneerde legionairs van het hele Romeinse rijk, Itálica. De bijzonder succesvolle Romeinse keizers Trajanus en diens neef Hadrianus waren beiden afkomstig van hier. Daarna volgden de vreedzame Vandalen en de krijgshaftige Germaanse Visigoten, maar niets zou meer hetzelfde zijn toen in 711 de mohammedaanse aanvoerder Tariq Ibn Ziyad de Straat van Gibraltar overstak en hij met zijn storm in amper tien jaar tijd voor de voeten van de Pyreneeën stond. Híspalis viel binnen het jaar en kreeg nu de Arabische benaming “Isbiliya”. Meer dan 500 jaar later, in 1248, voerde de Castilliaanse koning Fernando III de tegenstoot uit en bracht de stad officieel in christelijke handen. Vanaf dat moment draagt ze de naam… Sevilla… PLAZA DE ESPAÑA Naar Andalusië met de Spaanse klas? Reeds van bij het begin van het schooljaar werd duidelijk dat de belangstelling groot was! Mevr. Sabine De Fruyt, lerares Spaans voor gidsen en reisleiders zette met al de liefde voor het land haar eigen, de hele trip op poten. Aan niets zou het ons ontbreken. Meteen na aankomst op de luchthaven maken we kennis met onze Spaanse gids ter plekke, Honorio Barrero, en een korte busrit voert ons naar de Plaza de España, gelegen aan een van groene oases van de stad, de Parque de María Luísa. Het schitterende park, dat ooit deel uitmaakte van de koninklijke terreinen, was een schenking, in 1893 gedaan door de Infante María Luisa Fernanda de Borbón. Nog steeds een van de meest geliefde plekjes van de Sevillianen. Het Palacio Español, het Spaanse Paleis, werd speciaal gebouwd voor de Iberisch-Amerikaanse Tentoonstelling van 1929. Het meet zo’n 200 meter en de architect Aníbal Gonzáles tekende het uit in neo-renaissancestijl. De twee 80 meter hoge torens op de flanken zijn in barok uitgevoerd. De architectuur is enorm verlevendigd door het gebruik van keramiektegels, ook in de balustrades, en elke zitbank geeft een van de 52 provincies van het land weer. SEVILLA POR FUERA Daarna naar ons Hotel América aan de Calle Jesús del Gran Poder, de naam van een van de meest vereerde beeltenissen tijdens de Semana Santa. Na het inchecken worden we opgewacht door onze gids Manolo voor een wandeling “Sevilla por fuera”, “Sevilla buiten op straat”.
1
Het Museo de Bellas Artes is beslist de moeite waard en laat ons al zien waar Sevilla zo bekend voor staat: de verfrissende en prachtige patio’s met centrale fontein. Ooit was dit een klooster van de Geschoeide Karmelieten en de gaanderijen zijn daar niet vreemd aan. Het tegelwerk dateert van de 15° eeuw. Hier vind men werken van de grootste Sevilliaanse meester als Zurbarán en Murillo, maar ook de Antwerpenaar Maarten De Vos ontbreekt niet. Het stadhuis of Ayuntamiento werd speciaal gebouwd met het oog op het huwelijk van Keizer Karel met Isabela van Portugal in 1526. Bovendien bestond van meet af aan het plan om hier het internationale handelshuis met de Amerika’s, de Casa de la Contratación, in onder te brengen. De ontdekkingsreizen hadden Sevilla tot hoofdstad van de wereld gemaakt. Het gebouw moest die gouden eeuw van Sevilla sterk in de verf zetten. Vandaar dat de gevels niet louter in renaissancestijl zijn opgevat maar wel in de nieuwe door en door Spaanse plateresco-stijl. Plateresco komt van “Plata”, “zilver” en net zoals de zilversmeden bijzonder gedetailleerde en ingewikkelde motieven in hun vakwerk aanbrachten, werd het nu de bedoeling dat ook in steen te doen. Vandaar gaat het richting Santa Cruz, een volkswijk die teruggaat op de joodse wijk in Moorse tijden met een wirwar aan straatjes. Die konden ooit worden afgesloten met poortjes en dat was zo bedacht om dieven te doen verdwalen of ze alsnog voor het verlaten van de wijk te kunnen vatten. Dit hier is het huis van Bartolomé Murillo, de befaamde barokke schilder uit de 17° eeuw die vooral religieuze werken creëerde die eeuwenlang werden gekopiëerd of het onderwerp werden van misprentjes, communiekaartjes, enzovoort, zaken die we allemaal kennen! Dat vanwege de soort zeemzoeterigheid die er steeds rond hangt. Anderzijds was Murillo een meester in het dagdagelijkse tafereel. Zijn standbeeld staat bij het Museo de Bellas Artes. Sevilla is door haar uitstraling steeds een geliefd oord geweest voor kunstenaars. Naar verluid kwam Cervantes hier in de gevangenis op de idee zijn Don Quijote te schrijven en drie van de grootste Spaanse schilders zijn hier geboren: Francisco de Zurbarán, Murillo en de beroemdste van ze allemaal, Diego Velázquez. Het Hospital de Venerables Sacerdotes werd in 1657 gesticht als een tehuis voor bejaarde geestelijken. Het bevat heel wat mooie werken van de grote Sevilliaanse meesters. Manolo troont ons mee naar de Plaza de Doña Elvira. Met zijn betegelde bankjes en sinaasappelboompjes dan weer een van die romantische hoekjes van de stad waar ’s avonds jongeren gitaar komen spelen en de romances niet van de lucht zijn. In vroeger tijden werden hier openluchtkluchten opgevoerd. En Sabine heeft gelijk: de eerste avond op reis in groep moet je la cena, het avondmaal, samen nuttigen! DAG 2 Met de bus is het zo’n kleine 100 km zuidwaarts naar Jerez de la Frontera. En daar draait alles rond een heilige Drievuldigheid: wijn, paarden en flamenco. Daarom starten we de dag met een bezoek aan de Fundación Real Escuela Andaluza del Arte Ecuestre, de Koninklijke Andalusische Rijschool, gehuisvest rond het riante lustslot Recreo de las Cadenas, gebouwd 2
in 1863 in opdracht van wijnmagnaat Julián Pemartín Laborde, die zich liever hier kwam ontspannen in plaats van in het wemelende Jerez zelf. Jerez de la Frontera dankt dat deel van haar naam, “de la Frontera”, aan het feit dat de stad tijdens de Reconquista heel lang op de grens heeft gelegen tussen moslims en christenen. Er zijn nog meer dergelijke plaatsen in de buurt terug te vinden zoals Palos, Morón, Jimena, Coníl, allemaal eindigend op “de la Frontera”. Dit waren uiteraard risicovolle gebieden om in te wonen. In de 12° en de 13° eeuw hebben de Almohaden het huidig aangehouden stratenplan uitgetekend. De Alcázar, de residentiële islamitische burcht, is het oudste gebouw van de stad maar verkeert nog in uitstekende staat. Het paleis herbergt ook een voormalige moskee met badhuizen en vele prachtige vertrekken. Na de verovering van de stad door Alfonso X, bijgenaamd “de Wijze”, in 1264 werd de moskee vanzelfsprekend omgebouwd tot kerk. Alfonso de Wijze is ook verantwoordelijk voor een van de prachtigste feesten van de stad: hij verleende de stad het privilege om tweemaal per jaar veemarkt te houden en dat kent men nu als de jaarlijks terugkomende Feria del Caballo. En we verlaten Jerez na een mijmering rond dit standbeeld, opgericht uit dankbaarheid aan Don Manuel María González Ángel, de man die het merk Tío Pepe, de meest succesvolle fino sherry ter wereld zo populair maakte. Eigenlijk was de wijn een uitvinding van zijn oom, vandaar Tío Pepe, maar Manuels bijzonder goede contacten met Londen maakten dat de fino snel daarheen zijn weg vond en zo de wereld kon veroveren. Tijdens het Franco-regime was alle openbare reclame verboden in het straatbeeld. Op Tío Pepe na… CÁDIZ En zo rijden we nu Cádiz binnen, passeren het voetbalstadion dat wat lamentabel aandoet. Volgens één verhaal werd Cádiz drieduizend jaar geleden gesticht door de Feniciërs onder de naam Gadir, wat ommuurde stad betekent. Het werd de belangrijkste Fenicische stad van het Iberische Schiereiland. Carthagers, Romeinen en Arabieren vonden dit allen een geschikte uitvalpost voor hun handel. Het was alweer Alfonso de Wijze die de stad in 1262 op de Moren veroverde. Tijdens de eeuw van de ontdekkingsreizen beleefde Cádiz een enorme bloei. Colombus vertrok hier op zijn tweede en vierde reis naar het westen. De stad werd de thuisbasis voor de Zilvervloot en het hoeft dan geen verbazing dat tijdens de 16e tot de 18e eeuw een heel contingent Vlamingen hier zaken kwam verrichten of zich hier kwam vestigen, deel als we uitmaakten van het Spaanse Rijk. Maar ook waren er – letterlijk dan – heel wat kapers op de kust! Zo voerde de Engelse piraat Francis Drake tijdens de regeringsperiode van Filips II een moordende raid uit waarbij de haven drie dagen werd bezet, zes schepen in beslag werden genomen en nog eens 31 in brand gestoken. De aanval werd er zelfs de oorzaak van dat de hoe dan ook noodlottige uittocht van de onoverwinnelijk geachte Spaanse Armada met een jaar werd vertraagd. Meerdere Engelse aanvallen zouden volgen en geen wonder dat we overal versterkingen aantreffen tijdens onze rit. Cádiz heeft veel groen en de talloze exotische planten in het straatbeeld werden ingevoerd door de conquistadores. In de 18° eeuw werd de verzanding van de Guadalquivir reden om het zenuwcentrum van de handel op de Nieuwe Wereld van het stroomopwaarts gelegen Sevilla naar Cádiz te verplaatsen. Drievierden van ’s werelds rijkdommen stroomden de stad binnen en Cádiz 3
groeide uit tot een van de meest kosmopolitische steden ter wereld. In tegenstelling tot Sevilla waar nieuwkomers nooit welkom waren geweest, konden mensen die hun geluk wilden beproeven zich vrijelijk in Cádiz vestigen. Zo ontstond een bloeiende gemeenschap van Italianen, gevluchte Engelse en Ierse katholieken, Duitsers en Vlamingen; de Fransen brachten van hieruit in Spanje de mode binnen. De ideeën van de Verlichting, Voltaire en Rousseau waren bijzonder populair en ook de eerste vrijmetselaarsloge van het land ging van start door de inbreng van Franse militaire zeelui. Vele mooie gebouwen dateren uit die boeiende periode. Nelson beschoot de stad in 1800 en vijf jaar later werd vlakbij, tegenover de Cabo de Trafalgar, de beslissende zeeslag uitgevochten. De gidse neemt ons mee naar de Plaza de España waar we het Monumento de la Constitución kunnen bewonderen. Cádiz was een van de weinige Spaanse steden die aan de druk van de Napoleontische legers met succes weerstand had geboden. Napoleons oudste broer, José, was aangesteld als koning van het land maar het was vanuit Cádiz dat de tegenregering, de Cortes, volop op gang kwam. Deze Cortes vaardigde op 19 maart 1812 op eigen houtje de eerste volwaardige moderne Spaanse grondwet uit. Die was bijzonder liberaal te heten. De Inquisitie werd afgeschaft en de macht van de vorst beperkt. Spanje was echter hopeloos verdeeld. Officieel waren de pro-Franse liberalen en revolutionair geïnspireerden aan de macht onder José Bonaparte, maar het gewone volk, gesteund door de Kerk, droomde ervan het koningshuis van de verbannen Fernando VII te herstellen. Niet toevallig koos de Cortes 19 maart, de dag van San José, als dag om de wet uit te vaardigen want diepgeworteld was de hoop dat koning José deze wetten zou toepassen. Bonaparte was daar inderdaad toe bereid maar de volgende twee jaar werden desastreus voor hem. 1812 zou de geschiedenis ingaan als het jaar van de Russische veldtocht en Napoleon moest veel troepen uit Spanje wegtrekken. De Spaans-Franse Guerra de la Indepencia laaide op als nooit tevoren. Finaal vluchtte José. De teruggekeerde koning Fernando bleek echter een ramp en tiranniseerde in pure absolutistische stijl de bevolking. De Constitución werd meteen in de vuilbak gekieperd. Het zou niet de laatste keer zijn. Na vele tegenslagen werd deze wet, die – O, ironie! – absoluut een doorslag is van de Code Napoléon, toch de basis voor het post-Franquisitisch moderne Spanje. Men heet de wet ook “la Pepa”, want dat was José’s bijnaam: Pepe Botella, vanwege zijn voorliefde voor exclusieve wijnen. De kathedraal, gewijd aan La Santa Cruz, is opgetrokken in koloniale stijl die typerend is voor de bouw in Midden- en Zuid-Amerika en die dus op zichzelf een illustratie is van de rijkdom uit het koloniale verleden: het is ook de enige christelijke kerk met een gouden koepel, iets wat je normaliter eerder met de islam zou associëren. Tevens doen we een merkwaardige ontdekking. Men heeft hier een sedimentatiegesteente gebruikt met bijzonder veel fossiele schelpen en resten van zeedieren in die dateren van het Pleistoceen en dus 2,5 miljoen jaren oud zijn! Heel typisch voor vele constructies in Cádiz en de nabije omgeving. Men heet dit kalkgesteente dat ooit op de bodem van de zee werd gevormd de “piedra ostionera”, “steen met gaatjes”. Het Palacio de los Mora dateert van 1863 en werd geopend met een stralend bal, voorgezeten door koningin Isabella II. Naar haar zijn de balkonnetjes genoemd, de Isabelinas, die als doel hadden je luisterlijkheid en je uitstraling aan het volk te kunnen tonen, om nog maar te zwijgen van de bijzonder uitgewerkte rokpartijen waarop alle ogen gericht waren. Niet te missen is ook het sympathieke pleintje “Plaza de las Flores” met haar talrijke kraampjes, bars en restaurants. 4
DAG 3 Vandaag staat Sanlúcar de Barrameda op het programma. Vandaar voert een georganiseerde boottocht ons doorheen een van de meest ongeschonden gebieden van Spanje, het Parque Nacional de Doñana. Voor elke natuurliefhebber een onvergetelijke gebeurtenis. Deze immense driehoekige ongerepte zone bevindt zich tussen Sevilla, Huelva en Cádiz en was ooit het jachtgebied van de hertogen van Medina Sidonia. Hier komt de Quadalquivir in zee uit en het kilometers lange brakke water zorgt voor een unieke biotoop met dicht kreupelhout, kurkeiken, pijnbomen, tijm, rozemarijn en lavendel. Het park is in de eerste plaats een paradijs voor vogels. De rechteroever van de Quadalquivir is ongerept en dat moet zo blijven. Langsheen de linkeroever daarentegen is menselijke exploitatie toegestaan en treft men dan ook de mijlenlange zoutwinningen aan, die een belangrijke bron van inkomsten vormen voor de streekbewoners. Daarna naar Sanlúcar de Barrameda zelf. Heel wat motorrijders op de baan deze dagen vanwege de op handen zijnde Gran Prix op het parcours van Jerez de la Frontera. Sanlúcar is gelukkig nog kleinschalig en heeft absoluut geen last van het massatoerisme. Toch was het vanuit dit kleine Sanlúcar dat Cristophel Columbus zijn reis naar America startte. Was het ook hier dat de machtige koningin Isabela la Católica voor het eerst de zee zag. En ook begon hier in 1519 Magellaan aan zijn reis rond de wereld. Na de heerlijke zeevruchtenlunch brengen we een bezoek aan een plaatselijke sherrybodega. De vele geheimen rond deze verfrissende drank werden ons uit de doeken gedaan in de opslagplaatsen van Pedro Romero, een authentiek familiebedrijf met passie en liefde gesticht in 1860. Zonder inmenging van buitenaf is het nu reeds de zesde generatie die de exploitatie in handen heeft. DAG 4 Dag 4 en na het ontbijt maken we kennis met gids Javier, die ons de hele dag zal laten proeven van zijn toch wel uitgebreide kennis. Ons verhaal begint bij de Calle Sierpes waar de beroemdste lekkernijenzaak van Sevilla te vinden is La Campana. Deze hofleverancier van koekjes, gebakjes en ijs heeft alles voor wie met een zoet mondje in de wereld is gestapt. De Calle Sierpes, de “slangachtige straat” is het punt waar tijdens Semana Santa de processies verzamelen om dan naar de kathedraal te stappen. Javier vertelt uitgebreid over deze Heilige week, het grootste evenement van het jaar in heel Spanje, maar nergens zo spectaculair en overdonderend als in Sevilla. CASA DE PILATOS De Casa de Pilatos, letterlijk het Huis van Pilatus, is een van de schitterendste voorbeelden van Spaanse, zelfs van Sevillaanse, renaissancebouwkunst en heeft dan ook jarenlang model gestaan voor wat de Spaanse adel zou gaan bouwen. Het stadspaleis werd opgetrokken door Don Fabrique Enríquez de Ribera, hertog van Medinaceli, nadat hij in 1519 een reis had ondernomen naar het Heilig Land. Op die tocht had Don Fabrique ook de 5
hele kruisweg gevolgd van het paleis van Pontius Pilatus naar Golgotha en dat had zo’n diepe indruk nagelaten dat hij besloot de kruisweg in Sevilla zelf in te richten, vertrekkend van zijn eigen exuberante stulpje. De tegels die de verschillende staties van Christus’ lijden aangeven evenals de oriëntatie aan de processies van Semana Santa beginnen dus hier.Net als bij de Italianen, maar ook bij de Arabieren, werd in de Casa de Pilatos veel aandacht geschonken aan tuinen waar fonteinen niet mogen ontbreken. Fonteinen: zinnebeeld van leven, zuiverheid, loutering en verheffing…. Op weg naar het centrum botsen we op de barokke Iglesia del Salvador, de tweede grootste kerk van de stad, gebouwd in 1674 op de resten van wat ooit de grootste mezquita, of moskee, was van Sevilla, een bouwsel uit de jaren 800, waarvan alleen de basis van de toren werd behouden om de klokkentoren van te maken. De ervoor tronende barokke beeldhouwer Juan Montañés heeft hier menige kerk aangekleed. Keuvelend bereiken we de oevers van de Quadalquivir. Een absolute must in Sevilla is de afvaart langsheen de Quadalquivir die begint bij een van de absolute symbolen van de stad, de Torre de Oro, “de Gouden Toren”, een door de Almohaden gebouwde versterking in de stadsmuur. Zijn tegenhanger op de andere oever is er niet meer, maar elke avond werd een ketting tussen beide torens gespannen om de christenen te beletten de stad via de rivier te bereiken. De relaxte tocht is interessant om zich een beeld te geven van de bruggen en de gebouwen van de wereldtentoonstelling van 1992 rond de wijk Cartuja. In de namiddag waren we vrij maar zij die dat wensten konden hun verkenning verder zetten onder leiding van Sabine en Javier met de Reales Alcázares. Het Arabische “Alcázar” staat voor een residentieel kasteel, waar je weliswaar onmiskenbare militaire elementen aantreft, maar waar vooral de nadruk ligt op de verfijning, de pracht en de praal, en het genieten van louter levenskunst. De tuinen van de Reales Alcázares zijn een attractie op zich en een van de meest wondere groene oorden van heel Sevilla. Door de eeuwen heen is men veel aanpassingen blijven maken. Een heel belangrijke was die onder Keizer Karel. Karel trad hier in Sevilla immers in 1526 in het huwelijk met de enige vrouw waar hij ooit mee is getrouwd: Isabella van Portugal. Een deel van het Alcázar is niet voor het publiek toegankelijk en wordt nog steeds als koninklijk verblijf gebruikt wanneer de Spaanse vorst Juan Carlos op bezoek is in Sevilla. Daarom noemt men het wel de oudste koninklijke residentie van Europa. CATEDRAL EN GIRALDA Vlakbij ligt de kathedraal van Sevilla gewijd aan la Santa María de la Sede, “Maria van de Troon”. Door het feit dat ze teruggaat op een door de Almohaden gebouwde moskee uit 1172 is het nu de derde grootste kathedraal ter wereld, na de St. Pieters te Rome en de Saint Paul’s te Londen. Niets blijft over van dit oorspronkelijk bouwwerk behalve het voorhof, de Patio de los Naranjos, het Hof der Appelsienbomen, en de minarettoren, de Giralda. Het interieur is in strakke gotische stijl met een sterke verticaliteit, belichaamd door de massieve zuilen en de zeer uitgewerkte kruisribgewelven in het dak. Het smeedwerk van de hekkens rondom het koor werd uitgevoerd door de beste smeden van die tijd en getuigt van 6
uitzonderlijke kunstzinnigheid. Bovendien zijn er twee gigantische orgels in het koor verwerkt. Het altaarstuk is al helemaal niet te geloven. De constructie ervan vergde meer dan 100 jaar. Een bijzondere attractie is het graf van Columbus. Het schrijn wordt gedragen door de koningen van Castilla, León, Aragón en Navarra. En dat is ook terecht. Het was in Sevilla dat Colombus in audiëntie werd genomen door de Katholieke Vorsten Isabel en Fernando na zijn reizen naar wat hij meende dat Indië moest zijn en deze ontdekking zou van Sevilla een stad van wereldformaat maken. Voor de liefhebbers was er nog een flamencoavond. Als afsluiter voor iedereen een vrije voormiddag en zo belandden we op onze terugweg nog even te Madrid in de Términal van Calatrava waar nog slechts de herinnering aan de verwelkoming van onze Sabine ons rest, het begin van deze prachtige en professioneel georganiseerde uitstap. Zoals ik zei op de bus naar Gent, Sabine, je hebt ons als een moederkloek in de watten gelegd en je persoonlijke betrokken begeleiding hebben wonderbaarlijk Andalucía net als het aroma van haar bloemen in de lente in het hart gegraveerd… Manu De Canck
7