Aarderweg I september 2011 Nr. 1129
Aarderweg I
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding
5 5
Hoofdstuk 2 BESTAANDE SITUATIE 2.1 Begrenzing plangebied 2.2 Geldende bestemmingen
7 7 7
Hoofdstuk 3 PLANBESCHRIJVING 3.1 Visie 3.2 Ontwikkelingen
9 9 9
Hoofdstuk 4 BELEIDSKADER 4.1 Rijk 4.2 Provincie 4.3 Reconstructie Gelderse Vallei / Utrecht Oost 4.4 Gemeente 4.5 Structuurvisie
11 11 11 12 13 14
Hoofdstuk 5 RANDVOORWAARDEN 5.1 Bodem 5.2 Cultuurhistorie 5.3 Ecologie 5.4 Externe veiligheid 5.5 Geluid 5.6 Geur 5.7 Leidingen 5.8 Luchtkwaliteit 5.9 Milieueffectrapportage 5.10 Milieuzonering 5.11 Natuur en landschap 5.12 Water
17 17 17 18 18 19 19 19 19 20 20 20 21
Hoofdstuk 6 JURIDISCHE ASPECTEN 6.1 Juridische aspecten 6.2 Handhaving
23 23 25
Hoofdstuk 7 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 7.1 Grondexploitatie
27 27
Hoofdstuk 8 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro 8.2 Inspraak 8.3 Zienswijzen
29 29 29 29
Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1 Nota Zienswijzen Bijlage 2 Nota inspraak en vooroverleg Bijlage 3 Beplantingsplan Bijlage 4 Bodemonderzoek Bijlage 5 Quickscan Flora en Fauna Bijlage 6 Archeologisch onderzoek
31 33 37 41 53 107 137
Regels
167
Hoofdstuk 1 2
INLEIDENDE REGELS
168 "Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I Artikel 1 Artikel 2
Begrippen Wijze van meten
168 173
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4
BESTEMMINGSREGELS Agrarisch - Onbebouwd Wonen - Enkelvoudig
175 175 175
Hoofdstuk 3 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9
ALGEMENE REGELS Anti-dubbeltelregel Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
178 178 178 180 180 180
Hoofdstuk 4 Artikel 10 Artikel 11
OVERGANGS- EN SLOTREGELS Overgangsrecht Slotregel
181 181 181
"Aarderweg I"(vastgesteld)
3
Aarderweg I
4
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Toelichting Hoofdstuk 1
INLEIDING
De heer Van de Wetering wil op het perceel Aarderweg 1 de aanwezige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing slopen en daarvoor in de plaats een burgerwoning realiseren. De “Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten” van Regio de Vallei vormt het ruimtelijk kader om middels een partiële bestemmingswijziging medewerking aan onderhavig verzoek te verlenen. Het regionale beleid gaat uit van een stappenplan, waarbij in de eerste plaats hergebruik van de bestaande bebouwing aan de orde is. Gezien de zeer matige beeldkwaliteit van de bedrijfsbebouwing en het doel waarvoor deze werd gebruikt (stallen), is hergebruik t.b.v. wonen niet mogelijk. In casu wordt 1.390m² gesloopt, wat voldoende is om een nieuwe burgerwoning van 600 m³ te realiseren. Daarbij mag een bijgebouw van 80m2 worden gebouwd. Bij de bestaande bedrijfswoning is een oppervlakte van in totaal 150m2 aan bijgebouwen toegestaan. De uitvoering van dit plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Daarom is voorliggende een herziening van het bestemmingsplan opgesteld.
1.1
Aanleiding
Op 27 januari 2009 is bij de gemeente een verzoek ontvangen om de hiervoor genoemde plannen mogelijk te maken. Naar aanleiding van dit verzoek is de procedure om te komen tot een herziening van het bestemmingsplan opgestart.
"Aarderweg I"(vastgesteld)
5
Aarderweg I
6
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Hoofdstuk 2 2.1
BESTAANDE SITUATIE
Begrenzing plangebied
Het plangebied aan de Aarderweg 1 ligt nabij de kern van Achterveld. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door agrarisch gebied. Aan de oostzijde vormt de Aarderweg de grens van het plangebied. De grens aan de zuid- en westzijde wordt eveneens gevormd door het agrarische gebied. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer. Afbeelding 2.1 De luchtfoto van het plangebied Aarderweg 1.
2.2
Geldende bestemmingen
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2000' en heeft de bestemming 'wonen met agrarische activiteiten' Realisatie van een extra burgerwoning in het kader van functieverandering is binnen deze bestemming is niet toegestaan. In het bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen die uitvoering van voorliggend plan mogelijk maken, bijvoorbeeld door wijziging of afwijken met een omgevingsvergunning. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
"Aarderweg I"(vastgesteld)
7
Aarderweg I
8
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Hoofdstuk 3 3.1
PLANBESCHRIJVING
Visie
De heer Van de Wetering heeft een verzoek ingediend om op het perceel Aarderweg I de agrarische bedrijfsbebouwing met een oppervlakte van in totaal 1.390m2 te verwijderen. In plaats daarvan wenst de verzoeker op dit perceel een extra burgerwoning te realiseren.
3.2
Ontwikkelingen
De 'Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten' van de Regio de Vallei vormt het ruimtelijk kader om iddels een bestemmingswijziging medewerking aan het verzoek te verlenen. Het regionale beleid gaat uit van een stappenplan, waarbij in de eerste plaats hergebruik van de bestaande bebouwing aan de orde is. Gelet op de zeer matige beeldkwaliteit van de bedrijfsbebouwing en het doel waarvoor deze werd gebruikt (stallen) is hergebruik ten behoeve van wonen niet mogelijk. In casu wordt 1.390m2 gesloopt, hetgeen voldoende is om een nieuwe burgerwoning van 600m3 te realiseren. Bij de nieuw te bouwen woning mag een bijgebouw van 80m2 worden gebouwd. Bij de voormalige agrarische bedrijfswoning is een oppervlakte van 150m2 aan bijgebouwen toegestaan. Zie voor de inrichtingsschets afbeelding 3.1. De sloop van de in architectonisch opzicht weinig aantrekkelijke bedrijfsbebouwing vormt een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Er worden verder hoge eisen gesteld aan de (beeld) kwaliteit van de nieuwe woonbebouwing, alsmede aan de landschappelijke inpassing daarvan. Daarnaast voldoet het plan aan de doelstelling van het functieveranderingsbeleid om de verstening van het buitengebied terug te dringen door in de plaats van 1.390m2 bebouwing 1 woning terug te bouwen. De nieuw te bouwen woning wordt ontsloten via de Aarderweg. Afbeelding 3.1 De stedenbouwkundige en landschappelijke inrichtingsschets voor de nieuwe inrichting van het perceel aan de Aarderweg 1.
"Aarderweg I"(vastgesteld)
9
Aarderweg I
10
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Hoofdstuk 4 4.1
BELEIDSKADER
Rijk
Het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 is vastgelegd in de Nota Ruimte. In deze nota geldt de periode 2020 tot 2030 als doorkijk naar de lange termijn. De nota stelt ruimte voor ontwikkeling met het motto 'decentraal wat kan en centraal wat moet'. Het algemene doel van de nota is 'krachtige steden en een vitaal platteland bevorderen'. Andere doelen zijn: verbetering van de leefbaarheid en de sociaaleconomische positie van steden; verbetering van de bereikbaarheid; een goede afstemming tussen infrastructuur en verstedelijking; behoud en versterking van de variatie tussen stad en land; borging van de milieukwaliteit en veiligheid voor de bevolking in relatie tot risicovolle activiteiten. Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden is derhalve cruciaal om de ruimtelijke doelen van deze nota te kunnen bereiken. Voor zover schaal, gevaar of hinder van bedrijven en voorzieningen het toelaten verdient functiemenging voorrang. Juist woon- en werkgebieden bieden een aantrekkelijke omgeving met mogelijkheden om lopend of op de fiets tal van bestemmingen te bereiken. Daarnaast is het belangrijk dat provincies en gemeenten voldoende ruimte voor parken, groengebieden, sportterreinen en 'groene' en 'blauwe' recreatiemogelijkheden reserveren in en om de stad.
De sloop van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen draagt bij aan de ontstening van het buitengebied. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd en wordt ervoor gezorgd dat de architectonisch niet aantrekkelijke bebouwing niet voor eventueel oneigenlijke doeleinden meer kan worden gebruikt. Ervoor in de plaats wordt een nieuwe woning gebouwd en wordt deze ingepast in het omliggende landschap. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de doelstelling om het platteland vitaal te houden.
4.2
Provincie
Provinciale Staten heeft op 29 juni 2005 het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Het streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Op de kaart Ruimtelijke structuur van het streekplan, is het plangebied aangewezen als Ecologische hoofdstructuur, verwevingsgebied.
Natuur algemeen Vergeleken met andere provincies in Nederland is de natuur in Gelderland zeer divers van karakter. Bescherming en kwaliteitsverbetering is niet alleen ecologisch van belang. De natuur is ook de basis voor recreatie en toerisme en als vestigingsfactor voor wonen en bedrijvigheid van belang. Het ruimtelijke beleid voor de natuur draagt bij aan behoud en ontwikkeling van natuur. Buiten de EHS komen verspreid natuurwaarden voor. De provincie vraagt de gemeenten om hiervoor een passende wijze regelingen in hun bestemmingsplannen op te (blijven) nemen. EHS Door de vergroting van natuurgebieden, de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden en de aanleg van ecologische verbindingszones ontstaat het beoogde samenhangende netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. Binnen de EHS geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als
"Aarderweg I"(vastgesteld)
11
Aarderweg I daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Bij bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur moet in hetzelfde bestemmingsplan voorzieningen worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende maatregelen. Ruimtelijke ingrepen/ontwikkelingen in natte delen van de EHS mogen niet leiden tot verlaging van de grondwaterstand in en om de natte natuur of (bij wateren) tot verslechtering van de waterkwaliteit en aantasting van de morfologie van de beken en waterlopen. Wonen Het woonbeleid van de provincie wordt in het Kwalitatief Woonprogramma beschreven als een beleid gericht op voldoende aanbod van kwalitatief passende woningen en woonmilieus voor de Gelderse bevolking van nu en van de toekomst. Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is, dat gemeenten voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. In het streekplan gaat het om voldoende ruimte op geschikte locaties voor het accommoderen van die kwalitatieve woningbehoefte. Het Gelders kwalitatief woonbeleid richt zich zowel op bestaand bebouwd gebied (herstructurering, transformatie) als op nieuw stedelijk gebied (uitbreiding). De belangrijkste ruimtelijke beleidsaccenten zijn: het aanbod van woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners; voor het kwalitatief woonprogramma is uitgangspunt dat in de periode 2000 tot 2015 in totaal ca. 120.000 woningen netto aan de voorraad in Gelderland worden toegevoegd. Multifunctioneel gebied Het multifunctionele gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht. Functieverandering In de regio Vallei wordt de mogelijkheid geboden om in regionaal verband een alternatief beleid te ontwikkelen voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied. In 2008 is door regio De Vallei de Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten vastgesteld. Het beleid voor functieverandering is hierin verwoord.
4.3
Reconstructie Gelderse Vallei / Utrecht Oost
Het reconstructieplan moet de problemen die zich voordoen in het landelijk gebied (de 'gestapelde' problematiek) in de concentratiegebieden integraal aanpakken en moet een goede ruimtelijke structuur bevorderen. Dit in het bijzonder met betrekking tot de landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, water, milieu en infrastructuur. Daarnaast moet de reconstructie het woon-, werk- en leefklimaat en de economische structuur verbeteren. De problematiek binnen de bebouwde kom van dorpen en steden in het gebied is geen onderdeel van dit plan. Afbeelding 4.1 Kaart van het reconstructiebeleid Gelderse Vallei / Utrecht Oost met de ligging van het plangebied in het rood omcirkelde gedeelte.
12
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Het plangebied is aangewezen als verwevingsgebied, zie afbeelding 4.1 hierboven. Het beleid voor verwevingsgebieden is gericht op het bevorderen van een passende combinatie van landbouw, natuur, landschap, recreatie, werken en wonen met bijbehorende kwaliteiten. Derhalve vormt het reconstructiebeleid geen belemmering voor het onderhavige plan.
4.4
Gemeente
In deze beleidsnotitie staat de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied voorop. Het wonen wordt daarin gezien als een aantrekkelijke vervangende functie in het geval van stoppende of gestopte agrarische bedrijven. Het streekplan zet daarbij meer in op hergebruik van vrijkomende voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. De regio opteert ook voor hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing, maar is van mening dat de bebouwingskarakteristiek van vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen in de regio veelal zodanig is, dat hergebruik vanuit ruimtelijk en bouwkundi g oogpunt niet wenselijk is. De lage en kwalitatief matige bebouwing van (voormalige) kalver-, varkens- of pluimveestallen is vaak ongeschikt om er nieuwe wooneenheden van te maken. In veel gevallen is het slopen van deze opstallen en de nieuwbouw van één of meerdere wooneenheden de enige optie een qua beeldkwaliteit, welstand en bouweisen, geschikte woning te maken. De regio staat een gelijkwaardige behandeling bij functiewijziging naar wonen en werken toe bij hergebruik van de bestaande gebouwen. Bij nieuwbouw houdt de regio vast aan het uitgangspunt wonen vóór werken en daarbij gaat de voorkeur uit naar het tot stand brengen van meerdere wooneenheden in een woongebouw of in ten hoogste twee (geclusterde) woongebouwen. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. De Regionale beleidsinvulling voor functieverandering naar wonen gaat uit van een stappenplan. Dit stappenplan is gehanteerd om te bezien of onderhavig plan voor het perceel Aarderweg 1 past binnen de regionale beleidsinvulling. Stap 1: hergebruik Vanwege de aard van de bebouwing (voormalige veestallen) en ruimtelijke uitstraling van de agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel Aarderweg 1 is hergebruik ten behoeve van wonen geen optie.
"Aarderweg I"(vastgesteld)
13
Aarderweg I
Stap 2: vervangende nieuwbouw Als de bestaande bebouwing ongeschikt is voor ombouw naar wooneenheden, dan is nieuwbouw van één of twee (geschakelde) woongebouwen met één of meerdere wooneenheden mogelijk volgens de volgende staffeling:
minimaal te slopen bebouwing
maximale inhoud te bouwen woongebouw
1.000 m2
600 m3
2.000m2
800 m3
3.000 m2
2 maal 600 m3
In casu wordt 1.390m² gesloopt, wat voldoende is om een nieuwe burgerwoning van 600 m³ te realiseren. Daarbij mag een bijgebouw van 80m2 worden gebouwd. Op het perceel Aarderweg 1 wordt een oppervlakte van 1.390m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Volgens bovenstaande tabel is dit voldoende om een nieuwe woning van 600 m³ te realiseren. De voormalige agrarische bedrijfswoning wordt herbestemd als burgerwoning. Bij de bestaande bedrijfswoning is een oppervlakte van in totaal 150m2 aan bijgebouwen toegestaan. De nieuw te bouwen woning wordt uiteraard bestemd als burgerwoning waarbij een bijgebouw met een maximale oppervlakte van 80m2 mag worden gebouwd.
4.5
Structuurvisie
De Structuurvisie 2009 van de gemeente Barneveld (Raad 20 januari 2009) bevat een analyse van de bestaande ruimtelijke situatie in en rond de verstedelijkte gebieden in de gemeente (negen woonkernen en bedrijventerrein Harselaar) en een visie op de gewenste ontwikkelingsrichting voor de komende 10 jaar daarvan. Met de Structuurvisie beoogt de gemeente primair de in (een uitwerking van) het provinciale Streekplan 2005 opgenomen "zoekzones voor verstedelijking", waarbinnen toekomstige uitbreidingen van woon- en werkgebieden en maatschappelijke voorzieningen moeten worden gevonden, in het gemeentelijke ruimtelijk beleid te implementeren. Deze uitbreidingslocaties zijn noodzakelijk om op termijn te kunnen voldoen aan de vraag naar voldoende ruimte voor wonen, werken en voorzieningen, met als doel ook in 2019 nog op een prettige manier te kunnen wonen, werken en recreëren. Voor een groot deel waren de "zoekzones" reeds als beoogde uitbreidingslocaties opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie "Kompas naar 2015". De hoofdlijnen van de structuurvisie 2009 zijn als volgt: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
concentratie woon- en bedrijfsbebouwing; inbreiding voor uitbreiding; verkeer en vervoer; voorzieningen in de kernen; regionale samenwerking; overleg tussen gemeente en waterbeheerders.
Afbeelding 4.2 Kaart van de Structuurvisie 2009 van de gemeente Barneveld met de ligging van het plangebied in het rood omcirkelde gedeelte.
14
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Het plangebied wordt in de Structuurvisie 2009 aangeduid als landelijk gebied. Dit landelijk gebied is steeds minder exclusief een agrarisch gebied. De functies wonen, werken, recreatie en natuur spelen, naast de agrarische productie, een belangrijke rol. Dat leidt tot een gezamenlijke verantwoordelijkheid om deze meervoudige kwaliteiten van het landelijk gebied op een verantwoorde wijze te versterken en te borgen. Bepaalde ontwikkelingen, waaronder de toevoeging van woningen, kantoren en niet agrarische bedrijven, leiden tot vergroting van de financiële draagkracht van het gebied. Dergelijke ontwikkelingen worden gezien als "kostendragers". Andere ontwikkelingen zorgen voor een investeringsnoodzaak. Daarbij kan worden gedacht aan natuur- en landschapsontwikkeling, structuurversterking van de landbouw en verbetering van de waterhuishouding en de toegankelijkheid/verblijfskwaliteit. Dergelijke ontwikkelingen worden gezien als "kostenlaters". Per saldo dienen de "kostendragers" en de "kostenlaters" van ontwikkelingen in het landelijk gebied elkaar in evenwicht te houden. Om het landelijk gebied ook op lange termijn op een kwalitatief verantwoord niveau te houden zullen ontwikkelingen van verstedelijking door uitbreidingsplannen (woongebieden, bedrijfsterreinen) en functieverandering van agrarische bedrijvigheid naar wonen en werken, derhalve samen op moeten gaan met maatregelen op het gebied van versterking van de landschappelijke en waterhuishoudkundige kwaliteit, de landbouwkundige structuur, de bereikbaarheid en het recreatieve verblijf. "Verevening" is hierbij het sleutelwoord. De kostendragers dragen bij aan de realisatie van de kostenlaters. Ofwel door kwaliteitsverhogende maatregelen op/rond het perceel waar de kostendragers ontstaan, dan wel elders in het gebied, of door een combinatie daarvan. Op de locatie zelf vindt in veel gevallen kwaliteitsverbetering plaats door sloop van overtollige bebouwing en landschappelijke inpassing van resterende nieuwe bebouwing. Om ondoelmatigheid door versnipperingen van initiatieven te voorkomen, is het Ontwikkelings Fonds Platteland ingesteld, waaruit op planmatig gestructureerde en samenhangende wijze verbeteringsmaatregelen worden gefinancierd. In de beleidsvisie "Functieverandering en nevenactiviteiten" van de Regio Vallei, wordt uitgegaan van een financiële bijdrage van € 10,- per kubieke meter van de nieuwe woning in het buitengebied. Verzoeker dient in onderhavig geval een bedrag van € 6.000,-- te storten in het Ontwikkelings Fonds Platteland. "Aarderweg I"(vastgesteld)
15
Aarderweg I
16
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Hoofdstuk 5 5.1
RANDVOORWAARDEN
Bodem
In het kader van de ontwikkeling van het gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd. In november 2010 is door Vink een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform de NEN 5740. Op basis van het vooronderzoek is aangenomen dat de bodem van de onderzoekslocatie niet of nauwelijks is aangetast en daarom de hypothese ‘onverdacht’ geldt. Plaatselijk zijn bijmeningen met baksteen in de opgeboorde grond waargenomen. In het bodemtraject van 0,1 tot 0,5 m-mv ter plaatse van boring 7 zijn grote brokken baksteen en beton waargenomen. Deze zintuiglijke waarnemingen hebben niet geleid tot aanpassing van de onderzoeksstrategie. In de bovengrond en in de ondergrond is geen van de geanalyseerde parameters aangetoond in een gehalte boven de achtergrondwaarde. In het grondwater zijn barium en zink boven het criterium voor nader bodemonderzoek aangetoond. Het cadmiumgehalte overschrijdt de streefwaarde. Voor de aanwezigheid van de aangetoonde zware metalen is geen antropogene verklaring. De resultaten van het vooronderzoek duiden niet op een eventuele bodembelastende activiteit met betrekking tot zware metalen in het grondwater. Vooralsnog wordt de aanwezigheid van verhoogde gehalten aan zware metalen gerelateerd aan natuurlijke omstandigheden. Geconcludeerd wordt dat de hypothese ‘onverdacht’ stand houdt. De aangetoonde gehalten aan zware metalen zijn niet verontrustend en geven geen aanleiding tot nader bodemonderzoek, omdat het vooralsnog verhoogde gehalten ten gevolge van natuurlijke omstandigheden betreft. De milieuhygiënische bodemkwaliteit is afdoende bekend. De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor verlening van een bouwvergunning. Voor de grond geldt dat deze mag worden hergebruikt op het perceel. Buiten het perceel gelden samenstellingeisen met betrekking tot verschillende mogelijkheden voor hergebruik conform het Besluit bodemkwaliteit.
5.2
Cultuurhistorie
5.2.1
Archeologie
5.2.1.1 Archeologie hoge verwachting Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. Wij hebben een archeologische beleidsadvieskaart voor de gehele gemeente. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat voor het perceel aan de adres een hoge archeologische verwachting geldt. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 250 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm ADC Archeoprojecten heeft een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Er wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. Het bevoegd gezag (de gemeente Barneveld) stemt, gelet op het door de regioarcheoloog uitgebrachte advies, in met deze conclusie. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.
"Aarderweg I"(vastgesteld)
17
Aarderweg I
5.3
Ecologie
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren. 5.3.1
Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een natura 2000 gebied. 5.3.2
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet. Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, wordt een natuurtoets uitgevoerd. Door Van Bommel Faunawerk is in november 2010 een quickscan natuurtoets uitgevoerd. Concluderend uit het rapport kan het volgende worden gesteld. Op de planlocatie zijn vogels met jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen aanwezig. Dit betreft huismussen, die naar alle waarschijnlijkheid gebruik maken van het te handhaven woonhuis. Aangezien de aanwezigheid van een enkel broedpaar huismussen in de stallen niet geheel uit te sluiten is, zullen mitigerende maatregelen getroffen worden door plaatsing van drie groepsnestkasten. Sloop van de stallen dient buiten het broedseizoen plaats te vinden en de nestkasten dienen voor sloop geplaatst te worden. Ook dient er rekening gehouden te worden met het mogelijk voorkomen van broedvogels. Om verstoring van broedvogels zoveel mogelijk uit te sluiten dient de sloop van de gebouwen en de verwijdering van de houtige beplanting buiten het broedseizoen (half maart tot half augustus) uitgevoerd te worden. Bij de uitvoering van het plan hoeft geen rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van beschermde grondgebonden zoogdieren of vleermuizen. Er zijn geen vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig in de te slopen opstallen. Aanbevolen wordt om, gezien de geschiktheid van het omringende terrein voor steenuilen, nestkasten voor extra nestgelegenheid te plaatsen. Bij voorkeur dient dit insamenspraak met de lokale steenuilenwerkgroep te verlopen.
5.4
Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen. Op de signaleringskaart van de gemeente Barneveld is te zien dat in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
18
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
5.5
Geluid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Dit betekent onder meer dat wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige objecten, moet worden nagegaan of voor deze gronden een zogenaamde geluidszone van kracht is. Met uitzondering van een aantal wegen, bevinden zich in principe langs alle wegen geluidzones. Binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden verricht, waaruit blijkt of de voorkeursgrenswaarde of de maximaal toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden. De onderzoeksplicht voor geluid geldt als met die procedure nieuwe woningen of andere geluidsgevoeldige gebouwen mogelijk worden gemaakt binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein. De Achterveldseweg heeft één rijbaan en wegen met één rijbaan buiten de bebouwde kom hebben een geluidszone met een breedte van 250m vanaf de buitenkant van de rijbaan. De nieuw te realiseren woning ligt niet binnen deze afstand van de Achterveldseweg en valt dus niet binnen de geluidszone van deze weg. Voor de nieuwe woning is derhalve geen akoestisch onderzoek benodigd.
5.6
Geur
De Wet geurhinder en veehouderij geeft gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid vast te stellen door middel van een geurverordening. De standaardnormen zoals opgenomen in de Wet mogen binnen een bandbreedte naar boven en beneden worden bijgesteld. Op 7 oktober 2008 heeft de raad een geurverordening vastgesteld. Deze verordening trad in werking op 18 oktober 2008. Buiten de gebieden die zijn genoemd in de Geurverordening gelden de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij. In de omgeving van het plangebied zijn wel percelen met agrarische activiteiten. Aan de Aarderweg 2 ligt de bestemming 'wonen met agrarische activiteiten'. Dit perceel heeft geen agrarische vergunning, echter zou er melding voor dieren gedaan kunnen worden. Op basis van de huidige situatie vormt het aspect geur geen belemmering voor de uitvoering van het voorliggend plan. Aan de Achterveldseweg 32 is een ouder, kleinschalig agrarisch bedrijf gevestigd. De nieuw te realiseren woning zou dan de meest nabij gelegen woning ten opzichte van dit bedrijf worden. Op basis van de huidige situatie vormt het aspect geur geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
5.7
Leidingen
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van onderhavig bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen straalpaden of laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.
5.8
Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De ontwikkelingen in het plangebied zijn dermate kleinschalig, dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit Niet in Betekenende Mate Bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeven niet in beeld te worden gebracht.
"Aarderweg I"(vastgesteld)
19
Aarderweg I
5.9
Milieueffectrapportage
Niet voor alle nieuwe activiteiten hoeft een m.e.r.-procedure gevolgd te worden. De verplichting tot het toepassen van een m.e.r.-procedure ontstaat als de voorgenomen activiteit vermeld is in het Besluit milieueffectrapportage 1994 én voldoet aan de vermelde drempelwaarden én de aangewezen besluiten. Het Besluit m.e.r. 1994 maakt onderscheid naar m.e.r.-plichtige activiteiten en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Onderdeel C van de bijlage bij dit Besluit vermeldt voor welke activiteiten altijd verplicht een MER moet worden opgesteld, voordat een (m.e.r.-plichtig) besluit mag worden genomen. In onderdeel D is vermeld welke activiteiten beoordelingsplichtig zijn. Voor dergelijke activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of op basis van 'belangrijke nadelige gevolgen die de voorgenomen activiteit voor het milieu kan hebben', een m.e.r.-procedure noodzakelijk is. Uitgangspunt van de m.e. r.-beoordeling is het 'nee, tenzij' -principe. Dat wil zeggen dat alleen een milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld, wanneer er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. De lijst van activiteiten in de onderdelen C en D bestaat uit vier kolommen. De eerste kolom bevat een omschrijving van de m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten. De tweede kolom vermeldt eventuele drempelwaarden: alleen wanneer de omvang van een activiteit gelijk is aan deze drempelwaarde of deze overstijgt, is bij onderdeel C sprake van m.e.r.-plicht en bij onderdeel D sprake van m.e.r.-beoordelingsplicht. In kolom drie staan de plannen waarvoor een plan-MER moet worden opgesteld. In de vierde kolom zijn de besluiten aangewezen waarvoor een besluit-MER wordt opgesteld. Alleen als aan de omschrijvingen uit de kolommen 1, 2 en 4 wordt voldaan, is sprake van m.e.r.-plicht resp. m.e.r.-beoordelingsplicht. Op 15 oktober 2009 heeft het Europese Hof van Justitie de Europese Commissie in het gelijkgesteld over een procedure, waar het Nederlandse systeem van drempelwaarden aan de orde is gesteld. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. 1994 mogen niet als juridisch harde, absolute grens gehanteerd worden. Inmiddels heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een aantal uitspraken gedaan over de m.e.r.-plicht ingeval geen sprake is van overschrijding van de drempelwaarden. In dit geval is de activiteit niet m.e.r.-plichtig want het plan blijft onder de drempelwaarden.
5.10
Milieuzonering
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, wordt in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen. In dit kader zijn voor het onderhavige plan de in hoofdstuk 5.6 'Geur' genoemde bedrijven van belang. Het voorliggende plan voldoet aan de richtafstanden conform de huidige situatie van de Aarderweg 2 en de Achterveldseweg 32.
5.11
Natuur en landschap
Rondom het plangebied zijn verschillende landschapselementen aanwezig zoals een haag, bomenrijen en solitaire bomen. In het door het bureau Doude van Troostwijk opgestelde beplantingsplan worden deze beschreven. In het kader van functieverandering dient de nieuw te bouwen woning op een landschappelijke wijze te worden ingepast. In het rapport wordt daarbij aangegeven welke bomenrijen, hagen of solitaire bomen worden aangeplant ter versterking van het landschap. Het rapport staat in de bijlage van de toelichting.
20
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
5.12
Water
Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Één van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'Watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De resultaten van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder worden verwoord in de waterparagraaf. Het gaat in het plan om een afname van het verharde oppervlak. Daardoor is het plan niet voorgelegd aan het waterschap ter beoordeling. Daarnaast bedraagt de nieuw te bouwen oppervlakte aan bebouwing minder dan 1.000m2. Allereerst dient gestreefd te worden naar een scheiding van vuil water en schoon regenwater. Daarnaast dient er bij de inrichting, het bouwen en het beheer zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en aan het grond- en oppervlaktewatersysteem. Het afvalwater wordt afgevoerd naar het gemengde rioolsysteem. Bij de uitwerking van de plannen zal in een vroeg stadium rekening moeten worden gehouden met afkoppeling van regenwater en met het gebruik van de juiste materialen. Hierbij dienen uitlogende materialen zoals zink, lood en chroom vermeden te worden. De nadrukkelijke voorkeur gaat uit naar het afkoppelen van regenwater wat van het dak en erf-tuinverharding komt en dit via een voorziening (vijver/wadi) te infiltreren in de bodem of gedoseerd naar de kavelsloten van het perceel af te voeren indien bij hevige regenval de voorziening het regenwateraanbod niet kan verwerken.
"Aarderweg I"(vastgesteld)
21
Aarderweg I
22
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Hoofdstuk 6 6.1
JURIDISCHE ASPECTEN
Juridische aspecten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Bevoegdheid Onder bevoegd gezag verstaan wij het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is. Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.
Inleidende regels Begrippen In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. De bepalingen uit bijlage 12 van SVBP2008 zijn overgenomen in de standaardregels van gemeente Barneveld.
Bestemmingsregels Bestemming 'Agrarisch - Onbebouwd' Veel postzegelplannen in het buitengebied hebben betrekking op functieverandering. Het nieuwe "Aarderweg I"(vastgesteld)
23
Aarderweg I bestemmingsvlak is vaak kleiner dan het voormalige bouwperceel, waardoor er een passende bestemming voor het restgebied gevonden moet worden. De bestemming 'Agrarisch – Onbebouwd' is bedoeld als eenvoudige oplossing voor dit soort situaties. De omschrijving is zo gekozen, dat ook niet-bedrijfsmatig agrarisch gebruik, bijvoorbeeld het houden van een paar schapen door de bewoner van de nieuwe woning, passend is binnen deze bestemming. Bestemming 'Wonen - Enkelvoudig' De bestemming 'Wonen - Enkelvoudig' is bedoeld voor vrijstaande woningen (met name in het buitengebied) waarvan de maximale inhoud is vastgelegd binnen de bouwregels van deze bestemming. Verder is voor de bijgebouwen een regeling opgenomen die afwijkt van de bouwregels voor situaties binnen de bebouwde kom. De regeling voor een onderhoudsgebouw in de bestemmingsomschrijving en de bouwregels is bedoeld voor een specifieke situatie en moet niet standaard in een herziening worden meegenomen. Wel kan het als voorbeeld dienen voor een eventuele andere specifieke situatie.
Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene aanduidingsregels De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. De volgende soorten gebiedsaanduidingen zijn toegepast: geluidszone, vrijwaringszone en veiligheidszone. Daarnaast is de bouwaanduiding antennemast mogelijk. Nieuwvestiging van antennemasten binnen de bebouwde kom is in principe niet toegestaan. Bij andere bestemmingen zoals bedrijventerreinen, sportparken, grote parkeerplaatsen, benzinestations, nutsvoorzieningen en/of langs grootschalige infrastructuur is dit wel mogelijk. In de regels is een aanduiding opgenomen die bij de betreffende bestemmingen kan worden toegevoegd.
Algemene afwijkingsregels Er is een algemene afwijkingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond. Het is niet de bedoeling dat deze algemene bevoegdheid wordt toegepast in combinatie met het afwijken zoals dat bij een specifieke bestemming is genoemd. Met andere woorden: cumulatie van deze bevoegdheden is uitgesloten. Een voorbeeld: de maximale bouwhoogte voor een woning is 12 meter. Bij de bestemming 'Wonen-1' is de bevoegdheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en die bouwhoogte te vergroten met maximaal 3 meter. Het is niet de bedoeling dat dan nog eens toepassing wordt gegeven aan de algemene afwijkingsbevoegdheid met een vergroting van nog eens 10% tot gevolg.
Algemene procedureregels
24
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging. Voor het stellen van nadere eisen is geen procedure opgenomen in de wet. De procedure staat beschreven in hoofdstuk 3 "Algemene regels" van dit bestemmingsplan.
Algemene wijzigingsregels In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Overgangs- en slotregels Overgangsregels Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties. De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Slotregel Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.
6.2
Handhaving
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn: de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving; handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren; niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving. Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom. In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving). "Aarderweg I"(vastgesteld)
25
Aarderweg I
Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol. Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door: de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels; het afwijkingenbeleid. In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden. Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
26
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Hoofdstuk 7 7.1
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Grondexploitatie
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Nu het onderhavige plan de bouw van een woning (of een ander bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is opgenomen) mogelijk maakt, is dit aan de orde. Doordat het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is, behoeft de raad op grond van artikel 6.12, tweede lid Wro in dit geval geen exploitatieplan vast te stellen. De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) is een afzonderlijke overeenkomst gesloten. Er zijn bij dit plan geen andere kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgenomen moeten worden.
"Aarderweg I"(vastgesteld)
27
Aarderweg I
28
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Hoofdstuk 8 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
8.1
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 kan worden afgezien van overleg in door de provincie en het Rijk aangegeven gevallen. Gelet op de brief van de VROM-Inspectie van 18 mei 2010 heeft geen vooroverleg plaatsgevonden, aangezien in dit geval geen sprake is van een nationaal belang. Gelet op de brieven van de provincie Gelderland van 5 juni 2008 en 22 oktober 2009 heeft geen vooroverleg met de provincie plaatsgevonden, aangezien er geen sprake is van provinciale verantwoordelijkheid. Daarnaast is het niet noodzakelijk geacht overleg te voeren met het Waterschap Vallei & Eem.
8.2
Inspraak
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 8 april 2011 tot en met 21 april 2011 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een reactie over het plan naar voren te brengen. Tijdens deze twee weken is wel een reactie ingediend. Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is de Nota inspraak en vooroverleg bijgevoegd.
8.3
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 27 mei tot en met 7 juli 2011 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken is één reactie ingediend. Deze reacties hebben niet geleid tot aanpassing van het plan. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is de Nota Zienswijzen bijgevoegd.
"Aarderweg I"(vastgesteld)
29
Aarderweg I
30
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Bijlagen bij de toelichting
"Aarderweg I"(vastgesteld)
31
Aarderweg I
32
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Bijlage 1 Nota Zienswijzen
"Aarderweg I"(vastgesteld)
33
Aarderweg I
34
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Nota Zienswijzen bestemmingsplan Aarderweg I Ten behoeve van de bouw van een extra woning wordt het bestemmingsplan Aarderweg I opgesteld. Van 27 mei tot en met 7 juli 2011 heeft het ontwerp voor het bestemmingsplan Aarderweg I ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het ontwerp naar voren te brengen. De volgende zienswijze is binnengekomen.
1.
Inspreker
Datum ontvangst: 7 juli 2011 Registratienummer: 501055 Datum dagtekening: 7 juli 2011
Zienswijze: a.
a.
Reclamant is het niet eens met het antwoord die de gemeente op zijn inspraakreactie heeft gegeven. In het plan wordt gesproken over een geringe toevoeging van het verkeer, reclamant is van mening dat het nu al extra belastend is. Reclamant merkt dit doordat een aantal jaar geleden aan de Aarderweg al een extra woning is gebouwd. De weg is onderdeel van zijn erf en daar wordt nu al niet stapvoets op gereden. Gemeentelijke reactie:
Zoals gesteld in de reactie op de inspraakreactie van reclamant wordt zal de bouw van een extra woning bij Aarderweg 1 slechts een zeer geringe toevoeging geven van het verkeer dat over de Aarderweg rijdt. Daarnaast zal door het verdwijnen van de timmerwerkplaats en de opslag aan de Aarderweg 1 het aantal verkeersbewegingen worden verminderd. Daarvoor in de plaats komen de verkeersbewegingen van één extra huishouden voor terug. Het wel of niet stapvoets rijden van weggebruikers wordt niet geregeld in het bestemmingsplan. b.
Zienswijze:
Reclamant blijft bij zijn standpunt dat er in de toekomst de bouw van de nieuwe burgerwoning nog meer beperkingen voor zijn bedrijf oplevert. b.
Gemeentelijke reactie:
Zoals reeds gesteld in de reactie op de inspraakreactie is bij de ontwikkeling van het plan voor de bouw van een extra woning rekening gehouden met de ontwikkelingsmogelijkheden van het agrarische bedrijf aan de Achterveldseweg 32. In het voorontwerp bestemmingsplan staat beschreven dat de toekomstige burgerwoning weliswaar de meest nabije woning ten opzichte van het agrarische bedrijf zal worden, maar dat het in de huidige situatie géén belemmering vormt voor het agrarische bedrijf. Voor eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het agrarische bedrijf wordt gekeken naar de mogelijkheden van het agrarische bouwperceel en de geuremissies van het agrarische bedrijf. De geuremissie, welke bij uitbreiding van het bedrijf groter wordt, geeft een bepaalde richtafstand tussen het bedrijf en geurgevoelige objecten (bijv. woningen). Binnen deze afstand vormt een geurgevoelig object een belemmering voor het agrarische bedrijf. De afstand van de grens van het agrarische bouwperceel tot aan de toekomstige burgerwoning bedraagt zo’n 150m, de bestaande woning op het
Nota Zienswijzen bestemmingsplan Aarderweg I – juli 2011
pagina 1 van 2
perceel Aarderweg 1 ligt op eenzelfde afstand en de woning aan de Aarderweg 2 ligt op zo’n 165m afstand. De nieuw te bouwen woning zal nauwelijks een extra beperking opleveren voor een eventuele ontwikkeling van het agrarische bedrijf dan in de huidige situatie het geval is. c.
Zienswijze:
c.
Voor wat betreft de Ecologische hoofdstructuur (EHS) en de robuuste verbindingszone is er altijd op voorlichtingsavonden gezegd in bijvoorbeeld het plan van aanpak enz. over rood voor rood dat de nieuw te bouwen huizen in de kernrandzone of dicht bij woonkernen worden gebouwd. Met het onderhavige plan is reclamant van mening dat hiermee een beginnende woonwijk in agrarisch- en natuurgebied wordt gemaakt. Gemeentelijke reactie:
De toevoeging van woningen in het buitengebied is niet zonder meer mogelijk. Het buitengebied is primair bedoeld voor de landbouw en daaraan verwante functies. Echter wanneer een agrarisch bedrijf zijn activiteiten heeft of gaat beëindigen en zijn agrarische opstallen wil gaan slopen is de gemeente bereid om, binnen de door de provincie Gelderland gestelde kaders, een extra burgerwoning in het buitengebied toe te staan. Van de vorming van een woonwijk is derhalve ook geen sprake. De extra burgerwoning wordt gebouwd in de EHS verbindingszone. Het Streekplan van de provincie Gelderland geeft daarvoor aan dat de ecologische verbindingsfunctie moet worden versterkt. Zoals in het plan is aangegeven wordt voor de nieuwe burgerwoning 1.390m2 gesloopt. Het onderhavige plan voorziet daarmee in een sterke reductie van de bebouwde oppervlakte en levert een bijdrage aan het omliggende landschap door de vastgelegde ruimtelijke inpassing. Daarnaast zijn ook de ontwikkelingen van de landbouw in de EHS beperkt.
Nota Zienswijzen bestemmingsplan Aarderweg I – juli 2011
pagina 2 van 2
Aarderweg I
Bijlage 2 Nota inspraak en vooroverleg
"Aarderweg I"(vastgesteld)
37
Aarderweg I
38
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Nota inspraak en overleg bestemmingsplan “Aarderweg I” Het overleg van voorontwerpbestemmingsplan “Aarderweg I” als bedoeld in artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening heeft plaatsgevonden. Gedurende een periode van twee weken, van 8 april tot en met 21 april 2011, heeft het inspraakplan ter inzage gelegen. De volgende inspraak- en overlegreacties zijn binnengekomen.
1.
Inspreker
Datum ontvangst: 21 april 2011 Registratienummer: 493998 Datum dagtekening: 21 april 2011
Inspraakreactie: a.
Een nog grotere verkeersdrukte door het hart van zijn land en veehouderij is niet gewenst. Het vee en hijzelf steken meerdere malen per dag over de uitrit/ recht van overpad van de beoogde toekomstige burgerwoning. Er zal door de bouw van de toekomstige burgerwoning meer beperkingen voor de ontwikkeling van zijn bedrijf worden opgelegd. De toekomstige burgerwoning wordt in de verbindingszone gebouwd, die ter plaatse van de Aarderweg toch al vrij smal is. Wanneer men gebruik wil maken van de rood voor rood regeling dan kan dat beter aan de rand van Barneveld of een andere kern, maar niet in het landbouwgebied. Gemeentelijke reactie:
De bouw van een extra woning bij Aarderweg 1 zal een zeer geringe toevoeging geven van het verkeer dat over de Aarderweg rijdt. Bij de ontwikkeling van het plan voor de bouw van een extra woning is rekening gehouden met de ontwikkelingsmogelijkheden van het agrarische bedrijf aan de Achterveldseweg 32. In het voorontwerp bestemmingsplan staat beschreven dat de toekomstige burgerwoning weliswaar de meest nabije woning ten opzichte van het agrarische bedrijf zal worden, maar dat het in de huidige situatie géén belemmering vormt voor het agrarische bedrijf. Voor eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het agrarische bedrijf wordt gekeken naar de mogelijkheden van het agrarische bouwperceel en de geuremissies van het agrarische bedrijf. De geuremissie, welke bij uitbreiding van het bedrijf groter wordt, geeft een bepaalde richtafstand tussen het bedrijf en geurgevoelige objecten (bijv. woningen). Binnen deze afstand vormt een geurgevoelig object een belemmering voor het agrarische bedrijf. De afstand van de grens van het agrarische bouwperceel tot aan de toekomstige burgerwoning bedraagt zo’n 150m, de bestaande woning op het perceel Aarderweg 1 ligt op eenzelfde afstand en de woning aan de Aarderweg 2 ligt op zo’n 165m afstand. De nieuw te bouwen woning zal nauwelijks een extra beperking opleveren voor de ontwikkeling van het agrarische bedrijf dan in de huidige situatie het geval is.
De toekomstige burgerwoning wordt gebouwd in de EHS verbindingszone. Het Streekplan van de provincie Gelderland geeft daarvoor aan dat de ecologische verbindingsfunctie moet worden versterkt. Het onderhavige plan voorziet in een sterke reductie van de bebouwde oppervlakte en levert een bijdrage aan het omliggende landschap door de ruimtelijke inpassing. Daarnaast zijn ook de ontwikkelingen van de landbouw in de EHS beperkt.
Aarderweg I
Bijlage 3 Beplantingsplan
"Aarderweg I"(vastgesteld)
41
Aarderweg I
42
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Herbestemming voormalige boerderij Nieuwbouw woning met bijgebouw Aarderweg 1 Achterveld
beplantingsplan
Doude van Troostwijk architectuur & landschap info @ oudeboerderijen.nl
Herbestemming voormalige boerderij Aarderweg 1 Achterveld
beplantingsplan
Basisgegevens: Object:
Voormalige boerderij
Adres:
Aarderweg 1 Achterveld
Kadastraal:
gemeente Barneveld, sectie G, nr. 6220, 6219
Opdrachtgever:
Architect:
Dhr. en mevr. A.T.M. van de Wetering Aarderweg 1 3792 NH Achterveld tel. 0342-451996 Ir. L.W. Doude van Troostwijk
Datum:
Doude van Troostwijk architectuur & landschap Oosterdorpsstraat 9a 3871 AA Hoevelaken telefoon 033-2580154 mobiel 06-24627509 13 december 2010
Versies:
3 - 161210
Doude van Troostwijk
architectuur & landschap info @ oudeboerderijen.nl
2
Herbestemming voormalige boerderij Aarderweg 1 Achterveld
beplantingsplan
tuin
A erf
D
erf
C C
grasland
E
0
B
10
20
30
40
50m
B
tuin
B
F
20
30
40
50m
grasland
Doude van Troostwijk
architectuur & landschap info @ oudeboerderijen.nl
3
Herbestemming voormalige boerderij Aarderweg 1 Achterveld
beplantingsplan
Haag A functie beplanting: • erfafscheiding • structuurversterking
eindbeeld: • strak geschoren haag • b x h = 0.6 x 1,0 m
sortimenten: • beuk • fagus sylvatica
aanleg: • enkele rij • 3 planten/meter
beheer: • vormsnoei
Doude van Troostwijk
architectuur & landschap info @ oudeboerderijen.nl
4
Herbestemming voormalige boerderij Aarderweg 1 Achterveld
beplantingsplan
Solitair B functie beplanting: • markering bijzondere plaatsen
eindbeeld: • groep opgekroonde bomen • bolvormige kroon
sortimenten: • gewone es • Fraxinus excelsior
aanleg: • laanboom maat 20-25 • plaats volgens tekening • onderlinge afstand 6 m
beheer: • snoeien, opkronen
Doude van Troostwijk
architectuur & landschap info @ oudeboerderijen.nl
5
Herbestemming voormalige boerderij Aarderweg 1 Achterveld
beplantingsplan
Solitair C functie beplanting: • erfbeplanting
eindbeeld: • opgekroonde vrijstaande boom • kroon bol (hoogte>diamater)
sortimenten: • zomereik • quercus robur
aanleg: • laanboom maat 20-22 • plaats volgens tekening
beheer: • snoeien, opkronen
Doude van Troostwijk
architectuur & landschap info @ oudeboerderijen.nl
6
Herbestemming voormalige boerderij Aarderweg 1 Achterveld
beplantingsplan
Solitair D functie beplanting: • erfbeplanting
eindbeeld: • monumentale vrijstaande boom • kroon bol (hoogte>diamater)
sortimenten: • tamme kastanje • Castanea sativa
aanleg: • laanboom maat 20-22 • plaats volgens tekening
beheer: • snoeien, opkronen
Doude van Troostwijk
architectuur & landschap info @ oudeboerderijen.nl
7
Herbestemming voormalige boerderij Aarderweg 1 Achterveld
beplantingsplan
Bosaanplant E functie beplanting: • accentuering esrand • structuurversterking • erfafscheiding
eindbeeld: • gesloten bossage/houtsingel
sortimenten: • bomen zomereik (Quercus robur) 48% ruwe berk (Betula pendula) 24% els (Alnus glutinosa) 12% (wijker) • struiken tesamen 16% hazelaar (Corylus avellana) lijsterbes (Sorbus aucuparia) boswilg (Salix caperea) enkelstijlige meidoorn (Crataegus monogyna)
aanleg: • mengpatroon: willekeurige menging • verspringend verband bomen 4 x 4 meter wijker en struiken 1 x 1 meter
beheer: • 6- 10 jaar: afzetten elzen zuivering slecht gevormde eik vrijstellen goede eiken • 15-20 jaar: afzetten hergroei elzen zuivering slechte eik en berk • 25-30 jaar: dunning
Doude van Troostwijk
architectuur & landschap info @ oudeboerderijen.nl
8
Herbestemming voormalige boerderij Aarderweg 1 Achterveld
beplantingsplan
Singel F functie beplanting: • perceelscheiding • reconstructie historische stuctuur
eindbeeld: • traditionele elzensingel overeenkomstig aansluitende singel
sortimenten: • zwarte els (Alnus glutinosa)
aanleg: • enkele rij in het verlengde van de bestaande singel • plantafstand als bestaande singel
beheer: • als bestaande singel
Doude van Troostwijk
architectuur & landschap info @ oudeboerderijen.nl
9
Aarderweg I
Bijlage 4 Bodemonderzoek
"Aarderweg I"(vastgesteld)
53
Aarderweg I
54
"Aarderweg I"(vastgesteld)
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING..................................................................................................................................... 1
2.
VOORONDERZOEK ..................................................................................................................... 3 2.1. Actuele situatie en toekomstig gebruik .......................................................................................... 3 2.2. Voormalig bodemgebruik en voorgaand bodemonderzoek........................................................... 3 2.3. Bodemopbouw en geohydrologie .................................................................................................. 5 2.4. Hypothese...................................................................................................................................... 5
3.
VERKENNEND ONDERZOEK - OPZET EN UITVOERING......................................................... 7 3.1. Onderzoeksstrategie...................................................................................................................... 7 3.2. Veldwerkprogramma...................................................................................................................... 7 3.3. Laboratoriumonderzoek................................................................................................................. 7
4.
VERKENNEND ONDERZOEK - INTERPRETATIE EN TOETSING ............................................ 9 4.1. Toetsingskader .............................................................................................................................. 9 4.2. Bodemopbouw en zintuiglijke waarnemingen ............................................................................... 9 4.3. Analyseresultaten grond .............................................................................................................. 10 4.4. Analyseresultaten grondwater ..................................................................................................... 10
5.
CONCLUSIE................................................................................................................................ 13
(KAART) BIJLAGEN: A. Toetsingstoelichting B. Analyseresultaten C. Analysecertificaten D. Profielbeschrijving Omgevingskaart Kadastrale kaart Kaart met situering boorpunten
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
1.
INLEIDING
Door Doude van Troostwijk architectuur & landschap is namens de heer en mevrouw Van de Wetering op 22 september 2010 aan ons opdracht verleend tot het instellen van een verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld. Voor de ligging van de locatie wordt verwezen naar de kaartbijlagen. Aanleiding voor het verkennend bodemonderzoek is de voorgenomen functiewijziging van de locatie. Het doel van het verkennend bodemonderzoek is het verkrijgen van een representatieve indicatie inzake eventuele verontreiniging(en) van de grond en het ondiepe grondwater. De NEN 5740 [Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, januari 2009] dient als basis voor het uit te voeren onderzoek. Uitvoering van vooronderzoek conform de NEN 5725 [ Bodem Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, januari 2009] maakt onderdeel uit van het onderzoek. In dit rapport zal achtereenvolgens worden ingegaan op het vooronderzoek, de verrichte werkzaamheden en de resultaten van het onderzoek. Ten slotte worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. is een onafhankelijk adviesbureau dat beschikt over een gecertificeerd kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 en is gecertificeerd volgens BRLSIKB 2000 'Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek'. Tussen Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. en de opdrachtgever bestaat geen relatie die strijdig is met de functiescheiding zoals omschreven in de BRL SIKB 2000. Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden en is tevens een momentopname. Beïnvloeding van de bodemkwaliteit zal ook plaats kunnen vinden na de uitvoering van dit onderzoek, bijvoorbeeld door bouwrijp maken, aanvoer van grond van elders of door de verspreiding van een verontreiniging van elders via het grondwater. De onderzoeksresultaten hebben daardoor een beperkte geldigheidsduur.
1
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
2
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
2.
VOORONDERZOEK
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vooronderzoek, bestaande uit de inventarisatie van actuele en historische locatiegegevens, het toekomstige gebruik en de bodemopbouw en geohydrologie. Op basis van de geïnventariseerde gegevens vindt hypothesestelling plaats. Het vooronderzoek heeft betrekking op de onderzoekslocatie en de directe omgeving. Het type vooronderzoek betreft standaard vooronderzoek. De gebruikte informatiebronnen betreffen: relevante bouwvergunningen, beschikbare milieuvergunningen, (gemeentelijk) tank- en bodeminformatiesysteem, Dienst voor het kadaster en de openbare registers Nederland, TNO grondwaterkaart van Nederland, Bodemloket, huidige gebruiker onderzoekslocatie en opdrachtgever. Het archiefonderzoek bij de gemeente heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2010.
2.1. Actuele situatie en toekomstig gebruik De onderzoekslocatie aan de Aarderweg 1 te Achterveld heeft een oppervlakte van circa 2400 m² en is onderdeel van de percelen kadastraal bekend gemeente Barneveld, sectie G, nummers 6219, 6220 en 7047. De locatiecoördinaten zijn X = 164516 en Y = 461068. De locatie heeft geen aantekening betreffende artikel 55 Wet bodembescherming. Dit betekent dat de locatie geen deel uitmaakt van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarop door het bevoegd gezag is beschikt. De locatie werd tot voor kort gebruikt voor agrarische doeleinden. De bebouwing bestaat uit een (woon)boerderij, enkele stallen en een garage/berging. Het onbebouwde deel van de onderzoekslocatie is in gebruik als erf met rondom tuin en grasland. De verharding bestaat overwegend uit klinkers. Tussen de twee stallen is asfalt aanwezig. Op 19 oktober 2010 heeft een visuele terreininspectie plaatsgevonden. Tijdens de visuele terreininspectie zijn geen mogelijk bodembelastende omstandigheden of activiteiten waargenomen op de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie bevindt zich in een agrarische omgeving. Rondom de onderzoekslocatie vinden voor zover bekend geen activiteiten plaats die de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van de onderzoekslocatie mogelijk sterk beïnvloeden. Voor zover bekend blijft het huidige gebruik van de directe omgeving in de nabije toekomst ongewijzigd. Op de onderhavige onderzoekslocatie bestaat het voornemen de functie te wijzigen in wonen. Het agrarische gebruik komt te vervallen.
2.2. Voormalig bodemgebruik en voorgaand bodemonderzoek De locatie is van oudsher in gebruik voor agrarische doeleinden. De huidige boerenwoning dateert uit 1908. In latere jaren zijn kippenhokken, een loods, een hooiberg bijgebouwd. Verder hebben verbouwingen plaatsgevonden. Voor een overzicht van de verleende vergunningen wordt verwezen naar de tabel op de volgende pagina.
3
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
Tabel 1: Overzicht verleende bouwvergunningen Aarderweg 1 Achterveld
Jaar
vergunningnummer
1908 1908 1914 1926 1943 1949 1952 1962 1966 1969 1970 1984
19 57 5 565 14A 46B 78A 487 424 420 551 247
omschrijving
verleend d.d.
bouw woonhuis met stallen 2-roedige berg bouw houten loods bouw kippenhok verbouw en vergroten keuken verplaatsen kippenhok verbouw woonhuis uitbreiden kippenhok verbouw woning bouw kippenhok verbouw kippenhok verbouw woning
27-7-1908 5-11-1908 23-1-1914 25-5-1926 21-4-1943 25-1-1949 29-7-1952 1-11-1962 12-8-1966 26-8-1969 30-12-1970 12-7-1984
In de gelichte bouwvergunningen zijn geen mogelijk bodembelastende activiteiten vermeld. Op 18 december 1985 is een Hinderwetvergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een pluimvee- en mestvarkenshouderij. Op de Hinderwettekening (figuur 1) is op twee plaatsen sprake van geplande bovengrondse dieselopslag, maar deze plaatsen zijn vervolgens weggestreept. In het gemeentelijke tankbestand zijn geen tanks voor dit perceel opgenomen.
Figuur 1: Gedeelte Hinderwettekening
Uit een door de opdrachtgever aangeleverd inspectierapport van juli 1992 opgesteld door de gemeente Barneveld blijkt dat de 1200 liter dieselolietank is vervallen. Er is verder in 1997 een melding gedaan in het kader van de Amvb Houtbewerken. Over de aanwezigheid van oude riolen of gedempte sloten is niets bekend. Voor zover bekend hebben op de onderzoekslocatie geen calamiteiten plaatsgevonden.
4
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
Voor zover bekend heeft er nog niet eerder bodemonderzoek op de onderzoekslocatie plaatsgevonden. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn geen bodemonderzoeken voor de onderzoekslocatie vermeld. In het verleden hebben in de directe omgeving van de onderzoekslocatie voor zover bekend geen bodembelastende activiteiten plaatsgevonden die een sterke invloed kunnen hebben gehad op de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie.
2.3. Bodemopbouw en geohydrologie De onderzoekslocatie is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Binnen een straal van 1.000 meter bevinden zich voor zover bekend geen kwetsbare objecten met betrekking tot de grondwaterkwaliteit. De onderzoekslocatie ligt globaal op 6 m +NAP. Het eerste watervoerend pakket reikt overal tot aan het maaiveld en is opgebouwd uit matig fijne zanden van eolische oorsprong behorend tot de Formatie van Twente. De dikte van het eerste watervoerend pakket bedraagt circa 15 meter. De transmissiviteit van het eerste watervoerend pakket bedraagt circa 150 m²/dag. Het freatisch grondwater bevindt zich op circa 4,5 meter +NAP. De eerste scheidende laag is opgebouwd uit kleiige afzettingen van mariene oorsprong behorende tot de Eemformatie. De eerste scheidende laag heeft een dikte van circa 7 meter. De verticale hydraulische weerstand van de eerste scheidende laag bedraagt circa 1.000 dagen. In het algemeen kan gesteld worden, dat het grondwater van de hooggestuwde gebieden van de Veluwe naar de as van de Gelderse Vallei stroomt en dat over een belangrijk deel van dit traject voeding door infiltratie plaatsvindt. De regionale grondwaterstroming is van oost naar west.
2.4. Hypothese Op basis van het vooronderzoek kan worden aangenomen, dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van de onderzoekslocatie niet of nauwelijks is aangetast. De hypothese luidt ‘onverdacht’.
5
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
6
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
3.
VERKENNEND ONDERZOEK - OPZET EN UITVOERING
In het navolgende worden de opzet en de uitvoering van het onderzoek behandeld. Daarbij wordt ingegaan op de onderzoeksstrategie, het veldwerkprogramma en het laboratoriumonderzoek.
3.1. Onderzoeksstrategie Bij het opstellen van de onderzoeksstrategie is de NEN 5740:2009 als richtlijn gehanteerd. De hypothese voor de onderzoekslocatie luidt ‘onverdacht’. Het onderzoek is uitgevoerd volgens onderzoeksstrategie ONV als beschreven in § 5.1 van de NEN 5740:2009. Er heeft systematische monsterneming plaatsgevonden. Het onderzoek heeft zich gericht op de parameters van het standaardpakket voor grond en grondwater. Op de Hinderwettekening van 1985 is op twee plaatsen sprake van geplande bovengrondse dieselopslag, maar deze plaatsen zijn vervolgens weggestreept. Bij de invulling van het boorplan is rekening gehouden met de twee plaatsen door het exact plaatsen van de peilbuis en een diepe boring. Bij afwezigheid van zintuiglijk waarneembare verontreinigingskenmerken zijn de genomen monsters geanalyseerd onder de strategie ‘onverdacht’.
3.2. Veldwerkprogramma De boringen en de bemonstering van de bodem zijn uitgevoerd in overeenstemming met de VKBprotocollen 2001 en 2002. Het veldwerk is uitgevoerd door A.C. Eulen en W. van Hemert (Het Veldwerkbureau b.v.) op 19 en 26 oktober 2010. Systematisch verdeeld over de onderzoekslocatie zijn in totaal 15 boringen verricht tot een diepte van 0,5 m-mv. Er zijn 4 boringen doorgezet tot een diepte van 2,0 m-mv, waarvan er 1 is verwerkt tot peilbuis voor bemonstering van het ondiepe grondwater. Bij alle boringen is de vrijgekomen grond zintuiglijk beoordeeld op bodemkundige eigenschappen, verdachte geuren en kleuren en eventuele bodemvreemde bestanddelen zoals puin, afval of asbestverdachte materialen. De waarnemingen zijn in het veld in profielbeschrijvingen vastgelegd. Peilbuizen worden bemonsterd na een voor zandige gronden te hanteren minimale rusttijd van één week. Alle monsters zijn individueel verpakt in geschikte monsterverpakkingen en zijn volgens de geldende richtlijnen geconserveerd.
3.3. Laboratoriumonderzoek De monsters zijn met gekoeld monstertransport voor analyse aangeboden aan het door het RvA geaccrediteerde milieulaboratorium ALcontrol Laboratories te Hoogvliet. In tabel 2 op de volgende pagina wordt een overzicht gegeven van de samengestelde (meng)monsters en uitgevoerde analyses.
7
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
Tabel 2: (Meng)monsters en uitgevoerde analyses
Nr. 1
1
Omschrijving
Matrix
mengmonster bovengrond
grond
Boorpunt, diepte (cm-mv)
01 (0-50) 02 (0-50) 03 (8-60) 04 (860) 05 (0-50) 06 (0-50) 2 mengmonster ondergrond grond 07 (50-100) 08 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 12 (0-50) 13 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 3 mengmonster ondergrond grond 04 (60-80) 04 (80-130) 06 (50-100) 06 (100-150) 08 (50-100) 08 (100150) 13 (50-100) 13 (100-150) peilbuis grondwater 06-1-1 06 (150-250) 1 Deze nummers corresponderen met de monstercodes in bijlage B. 2 Standaardpakket grond:
Analyse(s) standaardpakket grond
2
standaardpakket grond
standaardpakket grond
standaardpakket grondwater
- Zware metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink) - Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK 10 VROM) - Polychloorbifenylen (7 PCB's) - Minerale olie - Organische stof, lutum 3 Standaardpakket grondwater: - Zware metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink) - Vluchtige aromaten (benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen, styreen en naftaleen) - Gehalogeneerde koolwaterstoffen (1,1-dichloorethaan, 1,2-dichloorethaan, 1,1-dichlooretheen, cis-1,2dichlooretheen (cis), trans- ,2-dichlooretheen, dichloormetaan, dichloormethaan, 1,1-dichloorpropaan, 1,2dichloorpropaan, 1,3 dichloorpropaan, tetrachlooretheen (per), tetrachloormethaan (tetra), 1,1,1-trichloorethaan, 1,1,2-trichloorethaan, trichlooretheen (tri), chloroform, vinylchloride, bromoform) - Minerale olie
8
3
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
4.
VERKENNEND ONDERZOEK - INTERPRETATIE EN TOETSING
De resultaten van het uitgevoerde onderzoek worden in dit hoofdstuk geïnterpreteerd en getoetst aan het toetsingskader van de Wet bodembescherming. Ingegaan wordt op het genoemde toetsingskader en aansluitend de bodemopbouw, de zintuiglijke waarnemingen en de toetsing van de analyseresultaten van de grond en het grondwater.
4.1. Toetsingskader Het toetsingskader van de Wet bodembescherming (Wbb) gaat uit van achtergrond- dan wel streefen interventiewaarden voor de bodem. Bij een overschrijding van de achtergrond-/ streefwaarde is in beginsel sprake van aantoonbare verontreiniging. Bij een overschrijding van de interventiewaarde is in beginsel sprake van dreigende vermindering of ernstige vermindering van de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, plant of dier. De achtergrond- en interventiewaarden voor grond zijn bodemspecifiek en afhankelijk van het lutumgehalte en het organische stofgehalte. Voor de berekening van toetsingswaarden voor organische parameters is het lutumgehalte niet van toepassing. Bij een organische stofgehalte van minder dan 2,0% wordt voor de berekening van de toetsingswaarden van de organische verbindingen het minimaal te hanteren organische stofgehalte van 2,0% toegepast. Een uitgebreide toelichting op het toetsingskader van de Wbb wordt gegeven in bijlage A. De getoetste analyseresultaten en de analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage B en C.
4.2. Bodemopbouw en zintuiglijke waarnemingen De bodemprofielen van de verrichte boringen en de zintuiglijke waarnemingen staan vermeld in bijlage D ‘profielbeschrijving’. In tabel 3 is een schematische weergave van de bodemopbouw van de onderzoekslocatie opgenomen. Tabel 3: Schematische weergave van de bodemopbouw
Bodemtraject (m-mv)
Hoofdmengsel
Bijmengsel(s)
Kleur
0,0 - 0,5 0,5 - 2,4 2,4 - 2,5
matig fijn zand matig grof zand veen
zwak siltig, zwak humeus zwak siltig sterk zandig
donkerbruin lichtgrijs neutraalbruin
De gemeten grondwaterstand(en) staan vermeld bij de analyseresultaten van het grondwater. De bovengrond bevat plaatselijk sporen baksteen. In het bodemtraject van 0,1 tot 0,5 m-mv van boring 7 zijn grote brokken baksteen en beton waargenomen. Omdat niet verwacht wordt dat de aanwezigheid van de bijmengingen noemenswaardige gevolgen heeft voor de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie, heeft dit niet geleid tot aanpassing van de onderzoeksstrategie. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn geen overige bijzonderheden waargenomen.
9
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
4.3. Analyseresultaten grond De analyseresultaten en toetsing van de grond zijn opgenomen in tabel 4. Tabel 4: Analyseresultaten en toetsing grond
1
Monsternr. eenheid
1 mg/kgds
2 mg/kgds
3 mg/kgds
Zware metalen barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
-
-
-
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK) PAK (10 VROM)
-
-
-
Polychloorbifenylen som PCB (7) (µg/kgds)
-
-
-
Minerale olie totaal olie C10-C40 1 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (8-60) 04 (8-60) 05 (0-50) 06 (0-50) 2 07 (50-100) 08 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 12 (0-50) 13 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 3 04 (60-80) 04 (80-130) 06 (50-100) 06 (100-150) 08 (50-100) 08 (100-150) 13 (50-100) 13 (100-150) 1 : Deze nummers corresponderen met de monstercodes in bijlage B. : geen overschrijding van de achtergrondwaarde * : overschrijding van de achtergrondwaarde, maar niet van het criterium voor nader bodemonderzoek ** : overschrijding van het criterium voor nader bodemonderzoek, maar niet van de interventiewaarde *** : overschrijding van de interventiewaarde
Uit tabel 4 blijkt dat geen van de in de grond geanalyseerde parameters is aangetroffen in een gehalte boven de achtergrondwaarde.
4.4. Analyseresultaten grondwater De analyseresultaten en toetsing van het grondwater zijn opgenomen in tabel 5 op de volgende pagina.
10
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
Tabel 5: Analyseresultaten en toetsing grondwater
Monsternr. eenheid
06-1-1 µg/l
grondwaterstand (m-mv) zuurgraad (-) geleidbaarheid (µS/cm)
1,08 6,0 1130
Zware metalen barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
400 ** 1,0 * 500 **
Vluchtige aromaten benzeen tolueen ethylbenzeen xylenen styreen naftaleen
-
Vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis 1,2-dichlooretheen (cis) trans 1,2-dichlooretheen som 1,2-dichloorethenen dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen tetrachlooretheen (per) tetrachloormethaan (tetra) 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen (tri) chloroform vinylchloride bromoform
-
Minerale olie totaal olie C10-C40 06-1-1 06 (150-250) : geen overschrijding van de streefwaarde * : overschrijding van de streefwaarde, maar niet van het criterium voor nader bodemonderzoek ** : overschrijding van het criterium voor nader bodemonderzoek, maar niet van de interventiewaarde *** : overschrijding van de interventiewaarde
Uit tabel 5 blijkt dat in het grondwater gehalten aan barium en zink boven het criterium voor nader bodemonderzoek zijn aangetoond. Het cadmiumgehalte overschrijdt de streefwaarde. Voor de aanwezigheid van de aangetoonde zware metalen is geen antropogene verklaring. De resultaten van het vooronderzoek duiden niet op een eventuele bodembelastende activiteit met betrekking tot zware metalen in het grondwater. Vooralsnog wordt de aanwezigheid van verhoogde gehalten aan zware metalen gerelateerd aan natuurlijke omstandigheden.
11
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
Geen van de overige geanalyseerde parameters is aangetroffen in een gehalte boven de streefwaarde.
12
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
5.
CONCLUSIE
In opdracht van Doude van Troostwijk architectuur & landschap namens de heer en mevrouw Van de Wetering is een verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld uitgevoerd. Op basis van het vooronderzoek is aangenomen dat de bodem van de onderzoekslocatie niet of nauwelijks is aangetast en daarom de hypothese ‘onverdacht’ geldt. Plaatselijk zijn bijmeningen met baksteen in de opgeboorde grond waargenomen. In het bodemtraject van 0,1 tot 0,5 m-mv ter plaatse van boring 7 zijn grote brokken baksteen en beton waargenomen. Deze zintuiglijke waarnemingen hebben niet geleid tot aanpassing van de onderzoeksstrategie. In de bovengrond en in de ondergrond is geen van de geanalyseerde parameters aangetoond in een gehalte boven de achtergrondwaarde. In het grondwater zijn barium en zink boven het criterium voor nader bodemonderzoek aangetoond. Het cadmiumgehalte overschrijdt de streefwaarde. Voor de aanwezigheid van de aangetoonde zware metalen is geen antropogene verklaring. De resultaten van het vooronderzoek duiden niet op een eventuele bodembelastende activiteit met betrekking tot zware metalen in het grondwater. Vooralsnog wordt de aanwezigheid van verhoogde gehalten aan zware metalen gerelateerd aan natuurlijke omstandigheden. Geconcludeerd wordt dat de hypothese ‘onverdacht’ stand houdt. De aangetoonde gehalten aan zware metalen zijn niet verontrustend en geven geen aanleiding tot nader bodemonderzoek, omdat het vooralsnog verhoogde gehalten ten gevolge van natuurlijke omstandigheden betreft. De milieuhygiënische bodemkwaliteit is afdoende bekend. De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor verlening van een bouwvergunning. Voor de grond geldt dat deze mag worden hergebruikt op het perceel. Buiten het perceel gelden samenstellingeisen met betrekking tot verschillende mogelijkheden voor hergebruik conform het Besluit bodemkwaliteit.
13
Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
14
BIJLAGE A Toetsingstoelichting
TOETSINGSTOELICHTING In deze bijlage wordt een toelichting gegeven op de toetsingswaarden die binnen het Nederlands bodembeleid worden gebruikt om de milieuhygiënische bodemkwaliteit te beoordelen. Om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem te kunnen interpreteren zijn toetsingswaarden opgenomen in de Wet bodembescherming (Wbb) dan wel hieronder vallende Besluiten en Amvb's. Bodem omvat zowel vaste bodem (grond) als grondwater en waterbodem (slib). Bodemonderzoek kan zich richten op één of meerdere van deze compartimenten. De toetsingswaarden voor de vaste bodem, het grondwater en waterbodem zijn vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2009 van 7 april 2009 (Stcrt. 2009, nr. 67) en de Regeling bodemkwaliteit van 13 december 2007, nr. DJZ2007124397 en de hierop volgende wijzigingen van de Regeling. Er wordt onderscheid gemaakt in landelijke achtergrondwaarden (AW2000-project) voor grond en waterbodem en streefwaarden voor grondwater en in interventiewaarden voor verontreinigende stoffen in grond en grondwater. Daarnaast wordt bij de interpretatie van analyseresultaten gebruik gemaakt van de tussenwaarde of het criterium voor nader onderzoek, die wordt berekend als het gemiddelde van de achtergrondwaarde en de interventiewaarde voor grond en de streef- en interventiewaarde in geval van grondwater. Ten slotte zijn voor enkele stoffen zogenaamde indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging vastgelegd. Voor de achtergrondwaarden en de interventiewaarden voor de vaste bodem en waterbodem geldt een bodemtypecorrectie. Streefwaarde De streefwaarde is wettelijk vastgelegd als het gehalte waarboven wel en waaronder geen sprake is van grondwaterverontreiniging. Achtergrondwaarde (AW 2000) De achtergrondwaarde komt overeen met de achtergrondconcentraties van verschillende stoffen in de Nederlandse bodem. Een achtergrondwaarde kan worden beschouwd als een indicatief concentratieniveau, waarboven wel en waaronder geen sprake is van een aantoonbare verontreiniging in grond. Criterium voor nader onderzoek Het criterium voor nader onderzoek (tussenwaarde, gemiddelde van achtergrond- en interventiewaarde) wordt gebruikt als hulpmiddel om te bepalen of de aangetroffen gehalten aanleiding geven tot vervolgonderzoek. Interventiewaarde De interventiewaarde is wettelijk vastgelegd als het gehalte waarbij sprake kan zijn van ernstige verontreiniging, waardoor de bodem niet, of mogelijk niet meer, geschikt is voor elke vorm van bodemgebruik. De interventiewaarden zijn onderbouwd met gegevens over gezondheidsrisico's voor mens, plant en dier. Hierbij is uitgegaan van het Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR): het gehalte waarboven ontoelaatbare effecten voor mens, plant of dier kunnen gaan optreden. Om van een geval van ernstige verontreiniging te spreken dient het gemiddelde aangetroffen gehalte in
minimaal 25 m³ vaste bodem of in het grondwater van ten minste 100 m³ bodemvolume hoger te zijn dan de interventiewaarde. Indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging Voor enkele verontreinigende stoffen zijn gegevens over gezondheidsrisico's voor mens, plant en/of dier voorhanden, maar niet genoeg om een interventiewaarde vast te stellen, of ontbreken gestandaardiseerde analysemethoden. Voor deze stoffen zijn indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging vastgesteld. Deze indicatieve niveaus hebben een grotere mate van onzekerheid dan de interventiewaarde. Overschrijding ervan leidt niet zonder meer tot het vaststellen van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat niet altijd met zekerheid vastgesteld kan worden dat er sprake is van mogelijk risico voor mens, plant en/of dier. Asbest Voor asbest is geen streefwaarde vastgesteld. Sinds 1 januari 2003 geldt een interventiewaarde van 100 mg/kgds voor asbest gewogen voor de vaste bodem en waterbodem. Deze interventiewaarde is niet gebaseerd op het Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR) maar op het veel strengere Verwaarloosbaar Risiconiveau (VR), gezien de bijzondere eigenschappen van asbest. Bij gehalten beneden de interventiewaarde voor asbest (gewogen) is geen sprake van locatiespecifieke risico’s (Beoordeling van de risico’s van bodemverontreiniging met asbest, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, RIVM rapport 711701034/2003, Bilthoven, 2003). Het gewogen gehalte aan asbest wordt berekend door het gehalte aan serpentijn asbest te vermeerderen met 10 maal het gehalte aan amfibool asbest. Chysotiel (wit asbest) is een serpentijn asbest. Amosiet (bruin asbest), crocidoliet (blauw asbest), anthophylliet (geel asbest), tremoliet (grijs asbest) en actinoliet (groen asbest) behoren tot de groep van amfibool asbest. Amfibool asbest vormt een groter risico voor de gezondheid omdat de asbestvezels van deze soort asbest gemakkelijk in de lengte splijten, waarbij steeds dunnere vezels ontstaan. Om van een geval van ernstige verontreiniging te spreken is het eerder genoemde volume-criterium niet van toepassing. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest indien de gemiddelde concentratie binnen een ruimtelijke eenheid (RE) hoger is dan de interventiewaarde van 100 mg/kgds gewogen.
BIJLAGE B Analyseresultaten
Opdrachtgever: Project:
Doude van Troostwijk architectuur & landschap Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
Tabel: Analyseresultaten grond (as3000) monsters (gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven) 1
Monstercode 1) Bodemtype
1 1
droge stof(gew.-%) gewicht artefacten(g) aard van de artefacten(g)
87,6 <1 Geen
organische stof (gloeiverlies)(% 2,2 vd DS) KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)(% vd DS) 3,4 METALEN + barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
2 2
2
3 3
3
----
84,5 <1 Geen
----
83,3 <1 Geen
----
--
2,7
--
0,5
--
--
2,7
--
7,5
--
<20 <0,35 <3 <10 <0,10 17 <1,5 <5 41
<20 <0,35 <3 10 <0,10 31 <1,5 <5 42
<20 <0,35 <3 <10 <0,10 <13 <1,5 <5 <20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0,01 -- <0,01 -fenantreen 0,04 -- 0,01 -antraceen 0,01 -- <0,01 -fluoranteen 0,15 -- 0,04 -benzo(a)antraceen 0,13 -- 0,03 -chryseen 0,12 -- 0,03 -benzo(k)fluoranteen 0,10 -- 0,03 -benzo(a)pyreen 0,13 -- 0,03 -benzo(ghi)peryleen 0,12 -- 0,03 -indeno(1,2,3-cd)pyreen 0,11 -- 0,02 -pak-totaal (10 van VROM) (0.7 0,92 0,23 factor)
<0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 0,07
-----------
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) <1 PCB 52(µg/kgds) <1 PCB 101(µg/kgds) <1 PCB 118(µg/kgds) <1 PCB 138(µg/kgds) <1 PCB 153(µg/kgds) <1 PCB 180(µg/kgds) <1 som PCB (7) (0.7 4,9 factor)(µg/kgds) MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
<5 <5 <5 <5 <20
--------
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9
--------
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9
--------
-----
<5 <5 <5 <5 <20
-----
<5 <5 <5 <5 <20
-----
a
a
Monstercode en monstertraject: 1 11609623-001 1 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (8-60) 04 (8-60) 05 (0-50) 06 (0-50) 2 11609623-002 2 07 (50-100) 08 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 12 (0-50) 13 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 3 11609623-003 3 04 (60-80) 04 (80-130) 06 (50-100) 06 (100-150) 08 (50-100) 08 (100-150) 13 (50-100) 13 (100-150)
Opdrachtgever: Project:
Doude van Troostwijk architectuur & landschap Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering 2009, Staatscourant 67, 7 april 2009 en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit, Staatscourant 20 december 2007, Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009.De gehalten die de betreffende achtergrondwaarden en interventiewaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: * het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde ** het gehalte is groter dan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde *** het gehalte is groter dan de interventiewaarde -geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd # verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat a gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan de achtergrondwaarde te zijn. b gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis. + De Interventiewaarde voor Barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging. 1)
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing zijn de grond (as3000) monsters ingedeeld in de volgende bodemtypen: (als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%.) 1 lutum 3.4% ; humus 2.2% 2 lutum 2.7% ; humus 2.7% 3 lutum 7.5% ; humus 0.5%
Opdrachtgever: Project:
Doude van Troostwijk architectuur & landschap Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
Tabel: Analyseresultaten grondwater (as3000) monsters (gehalten in µg/l, tenzij anders aangegeven) Monstercode
06-1-1
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
400 1,00 <5 <15 <0,05 <15 <3,6 <15 500
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
<0,2 0,35 <0,2 <0,1 <0,2 0,21 <0,2 <0,05
1
** *
**
--a
a
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan <0,6 1,2-dichloorethaan <0,6 a 1,1-dichlooretheen <0,1 cis-1,2-dichlooretheen <0,1 -trans-1,2-dichlooretheen <0,1 -a som (cis,trans) 1,20,14 dichloorethenen (0.7 factor) a dichloormethaan <0,2 1,1-dichloorpropaan <0,25 -1,2-dichloorpropaan <0,25 -1,3-dichloorpropaan <0,25 -som dichloorpropanen (0.7 0,53 factor) a tetrachlooretheen <0,1 a tetrachloormethaan <0,1 a 1,1,1-trichloorethaan <0,1 a 1,1,2-trichloorethaan <0,1 trichlooretheen <0,6 chloroform <0,6 a vinylchloride <0,1 tribroommethaan <0,2 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
<25 <25 <25 <25 <100
----a
Monstercode en monstertraject: 1 11611999-001 06-1-1 06 (150-250) De resultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld Circulaire Bodemsanering 2009, Staatscourant 67, 7 april 2009.De gehalten die de betreffende streefwaarden en interventiewaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: * het gehalte is groter dan de streefwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde ** het gehalte is groter dan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde *** het gehalte is groter dan de interventiewaarde -geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd # verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat a gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de streefwaarde (of geen
Opdrachtgever: Project:
b
Doude van Troostwijk architectuur & landschap Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
streefwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan de streefwaarde te zijn. gecorrigeerd gehalte is groter dan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld), en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis.
Opdrachtgever: Project:
Doude van Troostwijk architectuur & landschap Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden
1)
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
AW
1/2(AW+I) I
0,36 4,9 20 0,11 33 1,5 13 64
4,1 34 59 13 190 96 26 195
279 7,8 62 97 26 347 190 38 327
AS3000 eis
58 0,36 4,9 20 0,11 33 1,5 13 64
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 1,5 21 40 factor)
1,0
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 4,4 factor)(µg/kgds) MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
1)
AW 1/2(AW+I) I AS3000
42
112
220
11
571
1100
42
achtergrondwaarde gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde interventiewaarde laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondprotocollen 3010 t/m 3090 versie 4,25 juni 2008.
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem type: 1 lutum 3.4%; humus 2.2%
Opdrachtgever: Project:
Doude van Troostwijk architectuur & landschap Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden
1)
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
AW
1/2(AW+I) I
0,36 4,6 20 0,11 33 1,5 13 62
4,1 31 58 13 189 96 24 191
258 7,9 58 96 25 345 190 36 320
AS3000 eis
53 0,36 4,6 20 0,11 33 1,5 13 62
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 1,5 21 40 factor)
1,0
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 5,4 factor)(µg/kgds) MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
1)
AW 1/2(AW+I) I AS3000
51
138
270
13
701
1350
51
achtergrondwaarde gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde interventiewaarde laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondprotocollen 3010 t/m 3090 versie 4,25 juni 2008.
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem type: 2 lutum 2.7%; humus 2.7%
Opdrachtgever: Project:
Doude van Troostwijk architectuur & landschap Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden
1)
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
AW
1/2(AW+I) I
0,38 6,8 23 0,11 35 1,5 18 76
4,3 47 66 14 203 96 34 232
401 8,2 87 109 27 371 190 50 388
AS3000 eis
83 0,38 6,8 23 0,11 35 1,5 18 76
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 1,5 21 40 factor)
1,0
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 4,0 factor)(µg/kgds) MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
1)
AW 1/2(AW+I) I AS3000
38
102
200
9,8
519
1000
38
achtergrondwaarde gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde interventiewaarde laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondprotocollen 3010 t/m 3090 versie 4,25 juni 2008.
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem type: 3 lutum 7.5%; humus 0.5%
Opdrachtgever: Project:
Doude van Troostwijk architectuur & landschap Verkennend bodemonderzoek aan de Aarderweg 1 te Achterveld [P10M0187]
Tabel: Toetsingswaarden voor grondwater (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in µg/l, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden
1)
S
1/2(S+I)
I
AS3000
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
50 0,40 20 15 0,050 15 5,0 15 65
338 3,2 60 45 0,18 45 152 45 432
625 6,0 100 75 0,30 75 300 75 800
50 0,80 20 15 0,050 15 5,0 15 65
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
0,20 7,0 4,0 0,20 6,0 0,01
15 504 77 35 153 35
30 1000 150 70 300 70
0,20 7,0 4,0 0,21 6,0 0,050
900 400 10 1000 20
7,0 7,0 0,10 0,20 0,20
80
0,52
40 10 300 130 500 400 5,0 630
0,10 0,10 0,10 0,10 24 6,0 0,20 2,0
600
100
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan 7,0 454 1,2-dichloorethaan 7,0 204 1,1-dichlooretheen 0,01 5,0 dichloormethaan 0,01 500 som (cis,trans) 1,20,01 10 dichloorethenen (0.7 factor) som dichloorpropanen (0.7 0,80 40 factor) tetrachlooretheen 0,01 20 tetrachloormethaan 0,01 5,0 1,1,1-trichloorethaan 0,01 150 1,1,2-trichloorethaan 0,01 65 trichlooretheen 24 262 chloroform 6,0 203 vinylchloride 0,01 2,5 tribroommethaan MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
1)
S 1/2(S+I) I AS3000
50
325
streefwaarde gemiddelde van streef- en interventiewaarde interventiewaarde laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondwaterprotocollen 3110 t/m 3190 versie 3,25 juni 2008.
Bijlage C Analysecertificaten
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
VINK MILTECH.ADV.BUREAU D. van de Streek Postbus 99 3770 AB BARNEVELD
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport verificatie nummer
Blad 1 van 6
: P10M0187 : P10M0187 : 11609623, versie nummer: 1 : AIN4NUXV
Rotterdam, 26-10-2010
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project P10M0187. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 6 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Uitgebreide informatie over de door ons gehanteerde analysemethoden kunt u terugvinden in onze informatiegids. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
VINK MILTECH.ADV.BUREAU D. van de Streek Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 6
Analyserapport
P10M0187 P10M0187
Orderdatum 20-10-2010 Startdatum 20-10-2010 Rapportagedatum 26-10-2010
- 1
11609623
Analyse
Eenheid
Q
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-% g g
S S S
87.6 <1 geen
84.5 <1 geen
83.3 <1 geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
2.2
2.7
0.5
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS
S
3.4
2.7
7.5
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
S S S S S S S S S
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 17 <1.5 <5 41
<20 <0.35 <3 10 <0.10 31 <1.5 <5 42
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 <5 <20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN <0.01 naftaleen mg/kgds S 0.04 fenantreen mg/kgds S 0.01 antraceen mg/kgds S 0.15 fluoranteen mg/kgds S 0.13 benzo(a)antraceen mg/kgds S 0.12 chryseen mg/kgds S 0.10 benzo(k)fluoranteen mg/kgds S 0.13 benzo(a)pyreen mg/kgds S 0.12 benzo(ghi)peryleen mg/kgds S 0.11 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S 0.92 pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S (0.7 factor)
<0.01 0.01 <0.01 0.04 0.03 0.03 0.03 0.03 0.03 0.02 0.23
<0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds
001
S S S S
<1 <1 <1 <1
1)
002
1)
<1 <1 <1 <1
003
1)
<1 <1 <1 <1
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning door de ministeries VROM en V&W. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
1 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (8-60) 04 (8-60) 05 (0-50) 06 (0-50)
002
Grond (AS3000)
2 07 (50-100) 08 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 12 (0-50) 13 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50)
003
Grond (AS3000)
3 04 (60-80) 04 (80-130) 06 (50-100) 06 (100-150) 08 (50-100) 08 (100-150) 13 (50-100) 13 (100-150)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
VINK MILTECH.ADV.BUREAU D. van de Streek Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 6
Analyserapport
P10M0187 P10M0187
Orderdatum 20-10-2010 Startdatum 20-10-2010 Rapportagedatum 26-10-2010
- 1
11609623
Analyse
Eenheid
Q
001
PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor)
µg/kgds µg/kgds µg/kgds µg/kgds
S S S S
<1 <1 <1 4.9
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
S
<5 <5 <5 <5 <20
1)
002 <1 <1 <1 4.9
1)
<5 <5 <5 <5 <20
003 <1 <1 <1 4.9
1)
<5 <5 <5 <5 <20
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning door de ministeries VROM en V&W. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
1 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (8-60) 04 (8-60) 05 (0-50) 06 (0-50)
002
Grond (AS3000)
2 07 (50-100) 08 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 12 (0-50) 13 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50)
003
Grond (AS3000)
3 04 (60-80) 04 (80-130) 06 (50-100) 06 (100-150) 08 (50-100) 08 (100-150) 13 (50-100) 13 (100-150)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
VINK MILTECH.ADV.BUREAU D. van de Streek Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 6
Analyserapport
P10M0187 P10M0187 11609623
- 1
Orderdatum 20-10-2010 Startdatum 20-10-2010 Rapportagedatum 26-10-2010
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
003
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
VINK MILTECH.ADV.BUREAU D. van de Streek Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 6
Analyserapport
P10M0187 P10M0187 11609623
Orderdatum 20-10-2010 Startdatum 20-10-2010 Rapportagedatum 26-10-2010
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof
Grond (AS3000)
gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) lutum (bodem) barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink naftaleen fenantreen antraceen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(k)fluoranteen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen indeno(1,2,3-cd)pyreen pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor) totaal olie C10 - C40
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, conform CMA/2/II/A.1 Grond (AS3000): conform AS3010-2 Conform AS3000, NEN 5709 Idem Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010 Grond: eigen methode. Grond (AS3000): conform AS3010-4 Conform AS3010-5, NEN 6961 (ontsluiting) en NEN 6966 (meting) Idem Idem Idem Conform AS3010-5, NEN 6961 (ontsluiting) en NEN-ISO 16772 (meting) Conform AS3010-5, NEN 6961 (ontsluiting) en NEN 6966 (meting) Idem Idem Idem Conform AS3010-6 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Conform AS3010-8 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3010-7
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 001 001 001 002 002 002 002 002
Y2905226 Y2905310 Y2905313 Y2905382 Y2905387 Y2905413 Y2905199 Y2905286 Y2905289 Y2905293 Y2905294
19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010
19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
VINK MILTECH.ADV.BUREAU D. van de Streek Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 6 van 6
Analyserapport
P10M0187 P10M0187 11609623
Orderdatum 20-10-2010 Startdatum 20-10-2010 Rapportagedatum 26-10-2010
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
002 002 002 002 003 003 003 003 003 003 003 003
Y2905295 Y2905298 Y2905420 Y2905544 Y2905210 Y2905280 Y2905281 Y2905379 Y2905384 Y2905385 Y2905422 Y2905429
19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010
19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010 19-10-2010
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
VINK MILTECH.ADV.BUREAU D. van de Streek Postbus 99 3770 AB BARNEVELD
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport verificatie nummer
Blad 1 van 5
: P10M0187 : P10M0187 : 11611999, versie nummer: 1 : PGRW7PEB
Rotterdam, 29-10-2010
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project P10M0187. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 5 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Uitgebreide informatie over de door ons gehanteerde analysemethoden kunt u terugvinden in onze informatiegids. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
VINK MILTECH.ADV.BUREAU D. van de Streek Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 5
Analyserapport
P10M0187 P10M0187 11611999
Orderdatum 27-10-2010 Startdatum 27-10-2010 Rapportagedatum 29-10-2010
- 1
Analyse
Eenheid
Q
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S S
400 1.00 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 500
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S
<0.2 0.35 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 <0.05
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S cis-1,2-dichlooretheen µg/l S trans-1,2-dichlooretheen µg/l S som (cis,trans) 1,2µg/l S dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S som dichloorpropanen (0.7 µg/l S factor) tetrachlooretheen µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S trichlooretheen µg/l S
001
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning door de ministeries VROM en V&W. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000)
06-1-1 06 (150-250)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
VINK MILTECH.ADV.BUREAU D. van de Streek Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 5
Analyserapport
P10M0187 P10M0187 11611999
Orderdatum 27-10-2010 Startdatum 27-10-2010 Rapportagedatum 29-10-2010
- 1
Analyse
Eenheid
Q
001
chloroform vinylchloride tribroommethaan
µg/l µg/l µg/l
S S S
<0.6 <0.1 <0.2
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S
<25 <25 <25 <25 <100
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning door de ministeries VROM en V&W. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000)
06-1-1 06 (150-250)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
VINK MILTECH.ADV.BUREAU D. van de Streek Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 5
Analyserapport
P10M0187 P10M0187 11611999
- 1
Orderdatum 27-10-2010 Startdatum 27-10-2010 Rapportagedatum 29-10-2010
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
VINK MILTECH.ADV.BUREAU D. van de Streek Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 5
Analyserapport
P10M0187 P10M0187 11611999
Orderdatum 27-10-2010 Startdatum 27-10-2010 Rapportagedatum 29-10-2010
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
barium
Grondwater (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik lood
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
molybdeen nikkel zink benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 factor) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan totaal olie C10 - C40
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852 Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3110-5
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001
B0954787 G8065571 G8065572
26-10-2010 26-10-2010 26-10-2010
26-10-2010 26-10-2010 26-10-2010
ALC204 ALC236 ALC236
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Bijlage D Profielbeschrijving
Projectnummer: Onderzoekslocatie:
P10M0187 Aarderweg 1 in Barneveld
Boring: 01 Datum boring:
Boring: 02 19-10-2010
Datum boring:
0,00
0,00 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, Edelmanboor
1
tuin Zand, matig grof, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donkerbruin, Edelmanboor
0,50
0,50
Boring: 03 Datum boring:
0,00
0,00
0,50
0,50
19-10-2010
Boring: 04 19-10-2010
Datum boring:
0,00
0,00
0,08
klinker Edelmanboor
0,00
0,00
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak humeus, sporen baksteen, donkerbruin, Edelmanboor
1
19-10-2010
0,08
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
1
0,50
klinker Edelmanboor
0,50 0,60
2 0,80
1,00
1,50
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor 3
4
5 2,00
2,00
Boring: 05 Datum boring:
Boring: 06 19-10-2010
Datum boring:
0,00
0,00 1 0,50
0,50
weiland Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, sporen baksteen, donkerbruin, Edelmanboor
19-10-2010
0,00
0,00 1 bentoniet
gras Zand, matig grof, zwak siltig, zwak humeus, matig wortelhoudend, donkerbruin, Edelmanboor
0,50
0,50
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor 2
filtergrind 1,00 3
1
1,50
1,50
Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindhoudend, lichtgrijs, Edelmanboor
4 2,00
2,00
Zand, matig grof, zwak siltig, resten veen, lichtgrijs, Edelmanboor
5 2,40
2,50
6
2,50
Veen, sterk zandig, bruin, Edelmanboor
getekend volgens NEN 5104
Projectnummer: Onderzoekslocatie:
P10M0187 Aarderweg 1 in Barneveld
Boring: 07 Datum boring:
Boring: 08 19-10-2010
Datum boring:
0,00
0,00
0,08
1 0,50
0,50
tegel Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sterk puinhoudend, bruin, Edelmanboor, grote brokken baksteen en beton
1,00
1,00
0,00
0,00 1
weiland Zand, matig grof, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
0,50
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor
2
19-10-2010
2 1,00
1,00
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor 3
1,50 4 2,00
2,00
Boring: 09 Datum boring:
Boring: 10 19-10-2010
Datum boring:
0,00
0,00 1
weiland Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen baksteen, bruin, Edelmanboor
0,50
0,50
1
weiland Zand, matig grof, zwak siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend, donkerbruin, Edelmanboor
0,50
Boring: 12 19-10-2010
Datum boring:
0,00
0,00 1
weiland Zand, matig grof, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
0,50
0,50
19-10-2010
0,00
0,00 1
weiland Zand, matig grof, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
0,50
0,50
Boring: 13 Datum boring:
0,00
0,00
0,50
Boring: 11 Datum boring:
19-10-2010
Boring: 14 19-10-2010
Datum boring:
0,00
0,00 1
weiland Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
0,50
0,50
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindhoudend, lichtgrijs, Edelmanboor
2
19-10-2010
0,00
0,00 1 0,50
weiland Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
0,50
1,00 3 1,50 4 2,00
2,00
getekend volgens NEN 5104
Projectnummer: Onderzoekslocatie:
P10M0187 Aarderweg 1 in Barneveld
Boring: 15 Datum boring:
19-10-2010
0,00
0,00 1 0,50
weiland Zand, matig grof, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donkerbruin, Edelmanboor
0,50
getekend volgens NEN 5104
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
Kaartbijlagen
Omgevingskaart
0m
125 m
Deze kaart is noordgericht.
625 m
Schaal 1: 12500
Hier bevindt zich Kadastraal object BARNEVELD G 6220 Aarderweg 1, 3792 NH ACHTERVELD © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.
Uittreksel Kadastrale Kaart
6910
rw Aarde
2147
eg 2
6220
1
325
6219
7048
0m
12345 25
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Kadastrale grens Voorlopige grens Bebouwing Overige topografie
Voor een eensluidend uittreksel, ARNHEM, 27 augustus 2010 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
10 m
50 m
Schaal 1:1000 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
BARNEVELD G 6220
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Aarderweg I
Bijlage 5 Quickscan Flora en Fauna
"Aarderweg I"(vastgesteld)
107
Aarderweg I
108
"Aarderweg I"(vastgesteld)
QUICK SCAN FLORA EN FAUNA Aarderweg 1, Achterveld
15 november 2010 projectnummer 022-10
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
Van Bommel FAUNAWERK Dreijenlaan 2 6703 HA Wageningen Mobiel: +31 (0) 6 - 2741 6188 www.vanbommel-faunawerk.nl Email:
[email protected]
Documentatiepagina
Opdrachtgever:
De heer en mevrouw A.T.M. van de Wetering
Titel:
Quick Scan Flora en Fauna
Subtitel:
Aarderweg 1, Achterveld
Datum:
15 november 2010
Aantal pagina’s incl. bijlagen
28
Status rapport:
goedgekeurd
Uitvoering:
Van Bommel FAUNAWERK Frans van Bommel M.Sc.
Projectnummer:
022-10
Trefwoorden:
Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet, EHS, natuuronderzoek, oriënterend onderzoek, effectbeschrijving
Van Bommel FAUNAWERK is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Van Bommel FAUNAWERK; opdrachtgever vrijwaart Van Bommel FAUNAWERK voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Deze inventarisatie is zorgvuldig uitgevoerd. De opdrachtgever dient zich er van bewust te zijn dat tussen het tijdstip van inventarisatie en uitvoering van werkzaamheden, beschermde soorten zich op het perceel kunnen vestigen. Van Bommel FAUNAWERK kan dan ook geen aansprakelijkheid aanvaarden voor kosten en/of vertragingen, voortvloeiend uit het voorkomen van beschermde soorten.
© Van Bommel FAUNAWERK Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven genoemd en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm, of op andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven genoemd en Van Bommel FAUNAWERK, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
INHOUDSOPGAVE
1. 1.1. 1.2.
INLEIDING.................................................................................................................................. 4 Aanleiding voor het onderzoek ................................................................................................... 4 Juridisch kader ........................................................................................................................... 4
2. 2.1. 2.2. 2.3.
GEBIEDSBESCHRIJVING ......................................................................................................... 8 Ligging plangebied ..................................................................................................................... 8 Beschrijving plangebied.............................................................................................................. 8 Beoogde ingrepen ...................................................................................................................... 9
3. 3.1. 3.2. 3.3.
ONDERZOEKSMETHODE ...................................................................................................... 11 Beschikbare gegevens flora en fauna ...................................................................................... 11 Veldbezoek ............................................................................................................................... 11 Relatie met Natura 2000 gebieden en EHS ............................................................................. 11
4. 4.1. 4.2.
RESULTATEN EN EFFECTENANALYSE ............................................................................... 12 Aanwezigheid beschermde soorten en mogelijke effecten ...................................................... 12 Relatie met omgeving en mogelijke effecten op natuurgebieden ............................................ 15 4.2.1. Natuurbeschermingswet 1998 ......................................................................................... 15 4.2.2. Ecologische hoofdstructuur en natuurdoeltypen ............................................................. 15
5. 5.1. 5.2.
CONCLUSIES & AANBEVELINGEN ....................................................................................... 17 Conclusies ................................................................................................................................ 17 Aanbevelingen .......................................................................................................................... 18
6.
LITERATUUR ........................................................................................................................... 19
BIJLAGEN BIJLAGE 1.
TOETSINGSSCHEMA FLORA- EN FAUNAWET
BIJLAGE 2.
TOETSINGSSCHEMA NATUURBESCHERMINGSWET 1998
BIJLAGE 3.
TOETSINGSSCHEMA ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR
BIJLAGE 4.
KAART LIGGING PLANLOCATIE IN RELATIE TOT NATURA 2000
BIJLAGE 5.
KAART LIGGING PLANLOCATIE IN RELATIE TOT EHS
BIJLAGE 6.
BESCHRIJVING KERNKWALITEITEN EHS 2005
BIJLAGE 7.
MODEL DAS
BIJLAGE 8.
KAART NATUURBEHEERPLAN GELDERLAND
BIJLAGE 9.
ONTWERP SCHETS
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
1. INLEIDING 1.1.
Aanleiding voor het onderzoek
Het voornemen bestaat om een tweede bouwkavel aan de Aarderweg 1 te realiseren. Hierbij wordt, in het kader van de rood-voor-rood regeling, beoogd het merendeel van de schuren af te breken en daarvoor in de plaats een nieuw woonhuis met bijgebouw te plaatsen. De bestaande boerderij en de kleine kapschuur zullen hierbij worden gehandhaafd. Voor deze ruimtelijke plannen is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Voorafgaand aan bestemmingsplanherziening en/of ruimtelijke ingreep dient er onderzoek uitgevoerd te worden naar de aanwezige natuurwaarden. Tevens dient getoetst te worden of de beoogde ingreep negatieve effecten te weeg kan brengen op beschermde natuurgebieden, zoals Natura 2000 of de EHS. Architectenbureau Doude van Troostwijk heeft, op verzoek van de heer en mevrouw van de Wetering, Van Bommel FAUNAWERK opdracht gegeven een quick scan uit te voeren naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna, de relatie met omliggende beschermde natuurgebieden en de eventuele effecten van de beoogde functiewisseling en ruimtelijke ontwikkeling. De bevindingen zijn in het voorliggende rapport weergegeven. 1.2.
Juridisch kader
Voor ruimtelijke ingrepen of plannen die leiden tot wijzigingen in bestemmingsplannen heeft men te maken met de natuurwetgeving. Soorten en hun directe leefomgeving worden beschermd door de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet en het beschermingskader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dragen zorg voor de gebiedsbescherming. Soortenbescherming De bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren en hun directe leefgebied is sinds 1 april 2002 vastgelegd in de Flora- en faunawet. Op grond van de artikelen 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. Artikelen 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet. Art. 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Art. 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Art. 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Art. 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Art. 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
4
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2, lid 1). De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, ongeacht beschermingsstatus, ontheffing of vrijstelling. Zorgplicht Artikel 2 van de Flora- en faunawet Art. 2, lid 1 Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede hun directe leefomgeving. Art. 2, lid 2 De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Om te beoordelen of een plan in strijd is met de Flora- en faunawet dient onderzocht te worden of beschermde soorten in het plangebied voorkomen en of de voorgenomen ingreep mogelijk schadelijke effecten heeft op de beschermde soorten (bijlage 1 toetsingsschema Flora- en faunawet). In een aantal bij de Flora- en faunawet behorende regelingen en besluiten is vastgelegd, wanneer een vrijstelling geldt, een gedragscode van kracht is en of een ontheffingsaanvraag bij Dienst Regelingen (Ministerie LNV) benodigd is. Toetsing ontheffingsaanvragen door Dienst Regelingen Als gevolg van twee uitspraken van de Raad van State in 2009, is de beoordeling van ontheffingsaanvragen voor Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijnsoorten aangepast. Dienst Regelingen heeft op 26 augustus 2009 hiertoe een nieuw toetsingsschema (bijlage 1) ingevoerd. Wanneer er op de planlocatie beschermde soorten aanwezig zijn, dan heeft de initiatiefnemer twee mogelijkheden, namelijk: 1. Voorkom overtreding van de Flora- en faunawet. Laat uw voorgenomen mitigerende maatregelen beoordelen door Dienst Regelingen. Als deze voldoende zijn krijgt u een beschikking met daarin de goedkeuring van uw maatregelen. De goedkeuring krijgt u in de vorm van een afwijzing van uw ontheffingsaanvraag. U heeft namelijk geen ontheffing nodig doordat u met uw maatregelen overtreding van de Flora- en faunawet voorkomt. 2. Zijn mitigerende maatregelen niet mogelijk? Dan volgt een volledige beoordeling voor ontheffing. De volgende vier categorieën beschermingsniveaus (AMvB 22 februari 2005) worden onderscheiden. Algemeen voorkomende soorten (tabel 1 soorten) Voor de soorten in Tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt, bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik, een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing in het kader van artikel 75 aangevraagd te worden. Minder algemeen voorkomende soorten (tabel 2 soorten) Voor de soorten in Tabel 2 van de Flora- en faunawet dient bij overtreding van de verbodsbepalingen een ontheffing aangevraagd te worden. Echter indien er volgens een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode gewerkt wordt, geldt er bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik, een vrijstelling van de verbodsbepalingen en hoeft er geen ontheffing aangevraagd te worden. De ontheffingaanvraag wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (‘lichte toets’).
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
5
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
Strikt beschermde soorten (tabel 3 soorten) Voor de soorten van Tabel 3 van de Flora- en faunawet, die in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van het Vrijstellingsbesluit beschermde planten en dieren worden genoemd, dient bij overtreding van de verbodsbepalingen bij alle activiteiten (waaronder ruimtelijke ontwikkeling en inrichting) een ontheffing aangevraagd te worden. In een zeer beperkt aantal gevallen kan er op basis van een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode een vrijstelling verleend worden voor de ontheffingsverplichting bij een zeer beperkt aantal activiteiten. De ontheffingaanvraag wordt getoetst aan een drietal criteria (uitgebreide toets). Bij de uitgebreide toets dient aan alle afzonderlijke criteria te worden voldaan. De criteria zijn als volgt: de activiteiten of werkzaamheden doen geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort, er is geen andere bevredigende oplossing (alternatief) voor de geplande activiteiten of werkzaamheden, die minder schade oplevert voor de betreffende soort en er moet bij de ingreep sprake zijn van een bij de wet genoemd belang. ‘Ruimtelijke ontwikkeling’ wordt niet langer als ontheffingsgrond beschouwd voor bijlage IV Habitatrichtlijnsoorten. Vogels Voor vogels geldt dat er altijd een ontheffing aangevraagd dient te worden. Alle van nature in Nederland voorkomende vogelsoorten zijn beschermd middels de Vogelrichtlijn. Indien activiteiten plaatsvinden waarbij verbodsbepalingen worden overtreden ten aanzien van (broed)vogels dient er een uitgebreide toets, zoals hierboven bij Tabel 3 soorten beschreven, plaats te vinden. Indien er gewerkt wordt volgens een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode is het mogelijk dat er geen ontheffing aangevraagd hoeft te worden bij bestendig gebruik en onderhoud, bestendig beheer en ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Bij broedvogels kan een overtreding in veel gevallen voorkomen worden door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Bij bescherming van vogelnesten wordt onderscheid gemaakt tussen soorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en soorten die alleen gedurende het broedseizoen beschermd zijn. ‘Ruimtelijke ontwikkeling’ of ‘dwingende redenen van groot openbaar belang’ worden niet langer als ontheffingsgrond beschouwd voor Vogelrichtlijnsoorten. Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor het voortbestaan van plant- of diersoorten kunnen beschermd zijn op basis van nationale of Europese wetgeving. In de Natuurbeschermingswet 1998 (gewijzigd oktober 2005) zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn verwerkt. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet: • Natura 2000 gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden); • Beschermde Natuurmonumenten; • Wetlands. Voor activiteiten of projecten die een schadelijke invloed hebben op beschermde natuurgebieden geldt een vergunningplicht. Aan de hand van het toetsingsschema bijlage 2 kan bepaald worden of een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet benodigd is. Ecologische Hoofdstructuur Daarnaast kunnen gebieden ook onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming,
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
6
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. Door vergroting van natuurgebieden, ontwikkeling van nieuwe natuur en de aanleg van ecologische verbindingszones wordt dit netwerk gerealiseerd. De realisering van de EHS is een gezamenlijk streven van Rijk en provincies, dit beleid is in 1990 ingezet en dient gerealiseerd te zijn in 2018. Voor de begrensde EHS geldt de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden en een ‘nee, tenzij’-regime (toetsingsschema bijlage 3). Het ruimtelijke beleid, vastgelegd in de provinciale Streekplannen, is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Tevens moet rekening gehouden worden met de medebelangen die in het gebied aanwezig zijn. Nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Rode Lijsten Het besluit Rode Lijsten flora en fauna (5 november 2004) geeft een overzicht van soorten die sterk achteruitgegaan zijn in aantallen of in verspreiding. Hoewel de Rode Lijsten in strikte zin geen juridische status hebben, wordt de mate van zeldzaamheid wel meegenomen in de beoordelingsprocedure van de Dienst Regelingen. Hierbij wordt beoordeeld of de voorgenomen ruimtelijke ingreep een negatieve invloed teweeg brengt op de ‘gunstige staat van instandhouding’ van een soort.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
7
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
2. GEBIEDSBESCHRIJVING 2.1.
Ligging plangebied
De planlocatie aan de Aarderweg 1 ligt ten oosten van de kern van Achterveld. tussen Barneveld en Achterveld in. De planlocatie is gelegen in het kilometerhok 164-461, of te wel 32-35-45 volgens de indeling van de inventarisatieatlas (figuur 1).
Figuur 1. Topografische kaart (atlasblok 32-35) met de onderzochte locatie aan de Aarderweg 2.2.
Beschrijving plangebied
De planlocatie bestaat uit een woonhuis, een kapschuur, twee kippenstallen en weiland. De oude kippenschuren zijn al zo’n 20 jaar niet meer als zodanig in gebruik en worden gebruikt als caravanopslag. Het weiland is ten dele omzoomd met boomsingel bestaande uit es, linde en zomereik. Aan de westzijde staan op de perceelsgrens ook enige zwarte elzen. De planlocatie ligt in het agrarisch gebied en wordt omgeven door boerderijen (figuur 2). De omgeving bestaat voornamelijk uit grasland en ten dele uit akkerland. De wegen in te gebied worden veelal begeleidt door bomenrijen. Verspreid door het landschap worden verschillende landschapselementen
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
8
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
zoals houtsingels en overhoekjes aangetroffen, waarvan op sommige percelen niet meer dan restanten aanwezig zijn. Binnen een straal van drie kilometer rond de planlocatie zijn geen Natura 2000 gebieden gelegen (bijlage 4). De planlocatie is gelegen in de ecologische verbindingszone, onderdeel van de provinciale EHS. De EHS-Natuur ligt op zo’n 200 meter oostelijk van de planlocatie (bijlage 5).
Figuur 2. Ligging planlocatie De foto’s op de pagina hierna, genomen tijdens het veldbezoek op 8 oktober j.l., geven een impressie van het plangebied. Hieronder volgt een toelichting per foto. Foto 1. Ingang planlocatie vanaf de Aarderweg Foto 2. Blik vanaf achterzijde op weiland en stallen Foto 3. Te handhaven kapschuur Foto 4. Binnenzijde voormalige kippenstal Foto 5. De twee oude kippenstallen Foto 6. Blik over planlocatie, richting het noordwesten, waar de houtsingel gerealiseerd zal worden 2.3.
Beoogde ingrepen
In het kader van de rood-voor-rood regeling wordt er een bestemmingsplanwijziging voor het perceel voorgenomen, waarbij een tweede woonbestemming op het terrein gevestigd zal worden. Hierbij zullen de op het terrein aanwezige kippenstallen gesloopt worden. Het bestaande woonhuis en de naastgelegen kapschuur zullen worden gehandhaafd. De op het perceel aanwezige beplanting zal grotendeels gehandhaafd blijven. Enkele bomen naast de schuren zullen mogelijk verwijderd worden. De nieuwe woonbestemming zal landschappelijk ingepast worden.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
9
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
Foto 1.
Foto 2.
Foto 3.
Foto 4.
Foto 5.
Foto 6.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
10
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
3. ONDERZOEKSMETHODE Bij het opstellen van deze quick scan flora en fauna is gebruik gemaakt van bestaande gegevens en literatuur. Naast het voorkomen van beschermde soorten, zijn de mogelijke ecologische relaties met beschermde natuurgebieden onderzocht. In aanvulling hierop heeft een oriënterend veldbezoek plaatsgevonden, waarbij geverifieerd is of er mogelijk beschermde soorten aanwezig zijn. Vervolgens is een inschatting gemaakt van de eventuele effecten op beschermde planten en dieren en hun leefgebieden. 3.1.
Beschikbare gegevens flora en fauna
Voor het literatuuronderzoek zijn verschillende bronnen geraadpleegd, zoals verspreidingsatlassen en gegevens uit regionale of nationale databanken. Hierbij is gebruik gemaakt van de volgende atlasgegevens: de Atlas van de Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen et al., 1992), Atlas van de Nederlandse vleermuizen (Limpens et al. 1997), de broedvogelatlas (SOVON 2002) en de atlas van amfibieën en reptielen RAVON (2009) en de atlas van vissen (de Nie 1996). 3.2.
Veldbezoek
Om een betrouwbare inschatting te kunnen maken of er mogelijk beschermde soorten in het gebied aanwezig zijn wordt een oriënterend veldbezoek uitgevoerd. Daarnaast wordt de ecologische samenhang met de omgeving onderzocht en een indruk verkregen van de gebiedskenmerken zoals grondgebruik en ecotopen. Het veldbezoek heeft tevens tot doel na te gaan of aanvullend veldonderzoek noodzakelijk is in de daarvoor geldende inventarisatieperioden. Tijdens het veldbezoek zijn de waarnemingen van dier- en plantensoorten genoteerd. Hierbij zijn niet alleen zichtwaarnemingen verzameld, zo wordt ook gelet op sporen (prenten, keutels, haren, braakballen e.d.), die op de aanwezigheid van soorten kunnen duiden. 3.3.
Relatie met Natura 2000 gebieden en EHS
Om te bepalen of er mogelijk sprake is van negatieve effecten op beschermde natuurgebieden, is beoordeeld of het plangebied onderdeel uitmaakt van een natuurgebied of een relatie heeft met omliggende natuurgebieden. Het primaire onderzoeksgebied is het plangebied waar de bestemming gewijzigd wordt. Hierbij is gekeken naar de begrenzingen van natuurgebieden beschermd onder de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
11
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
4. RESULTATEN EN EFFECTENANALYSE Hieronder worden de resultaten beschreven van het literatuuronderzoek en het oriënterende veldbezoek dat op 8 oktober j.l. heeft plaatsgevonden. Daaruit voortvloeiend worden de verwachte effecten van de bestemmingsplanwijziging op de aanwezige natuurwaarden ingeschat. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen beschermde soorten en natuurgebieden. 4.1.
Aanwezigheid beschermde soorten en mogelijke effecten
Op basis van de beschikbare literatuur is gekeken of er beschermde soorten in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn en of de habitateisen overeenkomen met de biotoop van het plangebied. Vervolgens is, mede op basis van de waarnemingen tijdens het veldbezoek, de kans ingeschat of deze of andere soorten daadwerkelijk in het plangebied aanwezig zijn. De resultaten en de eventuele effecten worden hieronder per onderzochte soortgroep behandeld. Per soort is aangegeven of het beschermde soorten betreft, tot welke tabel van de Flora- en faunawet ze behoren en of de soort vermeld wordt op de Rode Lijst. Broedvogels In het plangebied zelf zijn tijdens het veldbezoek verschillende vogels aangetroffen, welke waarschijnlijk de planlocatie gebruiken als broedgelegenheid, te weten huismus, spreeuw, merel, koolmees, pimpelmees en houtduif. Gezien het plangebied en de omgeving kunnen echter meer soorten typisch voor erven en kleinschalig agrarisch gebied verwacht worden. Het woonhuis biedt broedgelegenheid aan huismussen en mogelijk andere soorten. De stalgebouwen bieden, gezien de openingen onder de daken mogelijk broedgelegenheid aan soorten als spreeuw en witte kwikstaart. De houtige beplanting kan tevens als broedgelegenheid door een aantal soorten gebruikt worden. Huismussen broeden naar verwachting alleen in het woonhuis. Dit omdat, het woonhuis met het pannendak goede mogelijkheden biedt als broedgelegenheid voor huismussen en de ruimte onder de golfplaten daarvoor minder geschikt is. Volgens de eigenaar broeden de huismussen in het woonhuis en niet in de stallen, terwijl spreeuwen de stallen wel gebruiken. Desalniettemin is het niet geheel uit te sluiten dat er een enkel broedgeval van de huismus in de kippenstallen aanwezig is. De huismus is opgenomen op de Rode lijst als gevoelige soort. Daarnaast zijn in de zuidelijkste stal, welke aan de bovenzijde geopend is, veren van een steenuil gevonden. Volgens de eigenaar heeft één vogel afgelopen winter gebruik gemaakt van de stal. In het voorjaar is deze echter verdwenen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat de steenuil de stal benut om te broeden. Waarschijnlijk heeft de steenuil gebruik gemaakt van de stal om te foerageren gedurende de periode met sneeuwbedekking waardoor voedsel tijdelijk moeilijk beschikbaar was. Gezien het omringende kleinschalige landschap is het wel aannemelijk dat het plangebied onderdeel uitmaakt van het foerageergebied van steenuilen. De steenuil is opgenomen op de Rode lijst als kwetsbare soort. Alle inheemse broedvogels zijn als zodanig beschermd volgens het striktste beschermingsniveau (Flora- en faunawet, vogelsoorten). In de Flora- en Faunawet wordt geen datum genoemd voor het broedseizoen. Op het moment dat inheemse vogels broeden, mogen er geen werkzaamheden of activiteiten plaatsvinden die het broedproces verstoren, dus ongeacht de periode van het jaar. Ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet op basis van artikel 75 is, vanwege de stringente eisen gesteld onder de Europese Vogelrichtlijn, niet mogelijk gedurende het broedseizoen.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
12
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
Naar verwachting zijn er geen nesten of vaste verblijfplaatsen aanwezig in de te slopen bebouwing van vogelsoorten, waarvan de nesten jaarrond onder de Flora- en faunawet beschermd zijn. Echter, omdat de aanwezigheid van een enkele huismus niet geheel uit te sluiten is, wordt voorgesteld mitigerende maatregelen te treffen, door het plaatsen van nestkasten. Na bouw van het nieuwe woonhuis en bijgebouw zal daar nieuwe broedgelegenheid ontstaan, zeker wanneer er vogelvides, neststenen of nestdakpannen toegepast worden. Voorgesteld wordt om als tijdelijke maatregel tenminste drie groepsnestkasten voor huismussen (met ieder ruimte voor 3 families) te plaatsen. Hiermee wordt de eventuele aanwezigheid van huismussen ruim voldoende gemitigeerd. Uiteraard dient buiten het broedseizoen (half maart tot half augustus) gesloopt te worden en dienen de nestkasten voor het broedseizoen aan de te handhaven bebouwing bevestigd te zijn. De functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaats van de huismus komt hierdoor niet in het geding. Een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet is dan ook niet nodig. De geschiktheid van het plangebied voor de aanwezige broedvogels van erven en agrarisch cultuurlandschap zal toenemen na de ruimtelijke ingreep en de beoogde landschappelijke inpassing. Daarnaast dient er rekening gehouden te worden met het voorkomen van broedvogels, waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn. Om verstoring van broedvogels zoveel mogelijk uit te sluiten dient de sloop van gebouwen en de verwijdering van houtige beplanting buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden. Het broedseizoen loopt grofweg van half maart tot half augustus. Zoogdieren Op basis van literatuurgegevens (Broekhuizen et al. 1992, Limpens et al. 1997) en de indruk die tijdens het veldbezoek is verkregen, is ingeschat welke soorten mogelijk in het plangebied en de nabije omgeving kunnen voorkomen. Grondgebonden zoogdieren Tijdens het veldbezoek zijn aanwijzingen op het voorkomen van huismuis, veldmuis en mol gevonden. Op de planlocatie komen waarschijnlijk nog een aantal soorten voor, of mogelijk maakt de planlocatie onderdeel uit van hun foerageergebied (tabel 1). Vleermuizen Op basis van verspreidingsgegevens uit de landelijke vleermuizenatlas (Limpens et al. 1997) en het habitat is een inschatting gemaakt welke soorten vleermuizen mogelijk aanwezig kunnen zijn. Uit de verspreidingsgegevens van de vleermuizenatlas komen vijf soorten binnen het atlasblok voor. Hiervan zal de watervleermuis niet voorkomen, aangezien geen geschikt habitat voorhanden is. Soorten die waarschijnlijk voorkomen in de omgeving van het plangebied zijn gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger (figuur 1). Geschikte verblijfplaatsen voor de soorten ontbreken in de stallen. Het woonhuis biedt daarentegen mogelijk wel een verblijfplaats aan gewone dwergvleermuis of laatvlieger. De laatvlieger en de gewone dwergvleermuis komen vrijwel in geheel Nederland voor. De gewone dwergvleermuis prefereert besloten en halfopen landschappen als jachtgebied, terwijl de laatvlieger voornamelijk foerageert in open en halfopen landschap. Beide soorten zijn algemeen voorkomend. De ruige dwergvleermuis foerageert met name onder de beschutting van bomen, in bossen, bomenlanen en houtwallen. Rosse vleermuizen maken, in tegenstelling tot de meeste andere soorten, niet of nauwelijks gebruik van vliegroutes en hebben daardoor minder binding met het landschap. Rosse vleermuizen foerageren met name boven water, moerassen en weilanden.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
13
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
Tabel 1: Overzicht van geïnventariseerde en verwachte zoogdieren in het plangebied en omgeving. Nederlandse naam FF wet (tabel Rode Lijst Opmerkingen 1,2,3) * Grondgebonden zoogdieren egel tabel 1 mogelijk aanwezig bosspitsmuis tabel 1 mogelijk aanwezig huisspitsmuis tabel 1 mogelijk aanwezig mol tabel 1 aanwezig vos tabel 1 foerageergebied hermelijn tabel 1 mogelijk foerageergebied wezel tabel 1 mogelijk foerageergebied bunzing tabel 1 mogelijk foerageergebied ree tabel 1 mogelijk foerageergebied rosse woelmuis tabel 1 mogelijk aanwezig aardmuis tabel 1 mogelijk aanwezig veldmuis tabel 1 aanwezig bruine rat mogelijk aanwezig huismuis aanwezig haas tabel 1 foerageergebied Vleermuizen gewone dwergvleermuis
tabel 3
-
ruige dwergvleermuis rosse vleermuis laatvlieger
tabel 3 tabel 3 tabel 3
-
mogelijk foerageergebied; mogelijk aanwezig in woonhuis mogelijk foerageergebied mogelijk foerageergebied mogelijk foerageergebied; mogelijk aanwezig in woonhuis
* Voor de tabel 1 soorten geldt een vrijstelling ex artikel 75 van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De huismuis en bruine rat vallen niet onder het beschermingsregime van de Flora- en faunawet. De andere grondgebonden zoogdiersoorten die mogelijk een vaste verblijfplaats hebben op het perceel behoren tot soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet, waarvoor een vrijstelling ex artikel 75 van de Flora- en faunawet geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de strikt beschermde soorten (Ffwet, tabel 3 soorten), in dit geval vleermuizen, geldt dat de bij de ontwikkeling af te breken kippenstallen niet als vaste verblijfplaats worden gebruikt. Dit vanwege het ontbreken van ruimtes die als verblijfplaats voor kraamkolonies, paarverblijf of winterverblijf zouden kunnen dienen. De enige mogelijk verblijfplaats op de planlocatie wordt gevormd door het bestaande woonhuis. Daarentegen kan het plangebied wel onderdeel uitmaken van het foerageergebied van de vier genoemde vleermuissoorten. Met name de Aarderweg met grote boombeplanting kan daarbij als vliegroute fungeren. De verwachting is dat het plangebied na de ruimtelijke ontwikkeling van tenminste evenveel waarde is voor vleermuizen als voorheen. De voorgenomen ingreep heeft geen invloed op de potentiële vliegroute. Amfibieën Op basis van de verspreidingsgegevens (Creemers & van Delft 2009), de habitateisen en het veldbezoek is een inschatting gemaakt over het voorkomen van amfibieën. De planlocatie biedt mogelijk plaats aan soorten als gewone pad, bruine kikker of bastaardkikker. Vanwege het ontbreken
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
14
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
van stilstaande wateren met een goede waterkwaliteit, zoals ondiepe zonbeschenen waterpartijen zonder vis, is het voorkomen van minder algemene amfibieënsoorten uitgesloten. Mogelijk wordt de ruimte rond de gebouwen, zoals onder stenen en opgeslagen materialen, gebruikt als winterverblijfplaats van bovengenoemde soorten. Aangezien dit tabel 1 soorten betreft, bestaat vrijstelling voor deze soorten bij ruimtelijke ontwikkelingen. Er hoeft daarom geen rekening gehouden te worden met beschermde soorten uit deze soortgroep. Flora In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten of rode lijst soorten waargenomen. Het erf met woon- en bedrijfsbebouwing en tuin bestaat uit gazon, haag, heesters en cultivars. Langs de perceelgrens en verspreid op het terrein staan verschillende grotere bomen, zoals es, zomereik, linde en zwarte els. Op het erf en in het weiland zijn enkel grassen en kruiden van sterk verstoorde en voedselrijke milieu’s aangetroffen, o.m. engels raaigras, kweek, gestreepte witbol, grote brandnetel, paardebloem, madeliefje, brede weegbree, herderstasje, harig knopkruid, varkensgras, paarse dovenetel, zachte ooievaarsbek en scherpe boterbloem. Overige beschermde soorten Het terrein biedt vanwege het ontbreken van geschikt biotoop, zoals structuurrijke vegetatie, zonnige open plaatsen en water, ongunstige voorwaarden voor het voorkomen van beschermde soorten uit de soortgroepen reptielen, vissen en insecten. Er hoeft daarom geen rekening gehouden te worden met beschermde soorten uit deze soortgroepen tijdens de werkzaamheden. 4.2.
Relatie met omgeving en mogelijke effecten op natuurgebieden
Voorafgaand aan een ruimtelijke ontwikkeling dient getoetst te worden of er sprake is van mogelijk negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Zo kan het plangebied onderdeel uitmaken van een natuurgebied. Ook kan het plangebied mogelijk een relatie hebben met omliggende natuurgebieden. Hierbij is gekeken naar de begrenzingen van natuurgebieden beschermd onder de Natuurbeschermingswet 1998 en de provinciale uitwerking van de ecologische hoofdstructuur (EHS). 4.2.1.
Natuurbeschermingswet 1998
Het onderzochte gebied maakt geen deel uit van een beschermd natuurmonument of een Natura 2000 gebied. Binnen een straal van drie kilometer komt geen Natura 2000 gebied voor (bijlage 4). Negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000 gebieden door de voorgenomen planologische wijziging zijn, vanwege de aard en omvang van de geplande ingreep en de afstand tot het beschermde natuurgebied, uitgesloten. Een “verstorings- en verslechteringstoets” of een “passende beoordeling” zijn daarom niet aan de orde. 4.2.2.
Ecologische hoofdstructuur en natuurdoeltypen
De planlocatie is gelegen binnen de begrenzing van de Ecologische verbindingszone, onderdeel van de provinciale EHS. De EHS-Natuur ligt op zo’n 200 meter oostelijk van de planlocatie (bijlage 5). De kernkwaliteit van deze ecologische verbindingszone is aangemerkt met ‘model das’ (bijlage 6).
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
15
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
In de ecologische verbindingszone wordt het ‘model das’ nagestreefd. Dit model vormt de richtlijn voor bescherming, beheer en inrichting van de ecologische verbindingszone. Het model das richt zich op een corridor welke is opgebouwd uit kleinschalig landschap waarin houtwallen, singels en bosjes dekking bieden en geleiding geven, en waarin voldoende geschikte voedselgebieden aanwezig zijn. In bijlage 7 wordt het model uitgebreider beschreven. In het Natuurbeheerplan 2009 (bijlage 8) is aangegeven dat de in de omgeving van de planlocatie terreinen omgevormd worden naar nieuwe natuur. Ter plaatse van de planlocatie wordt landschapsbeheer nagestreefd. Binnen de gehele EHS geldt de “nee tenzij” benadering. Dit houdt in dat nieuwe plannen, projecten of handelingen niet mogelijk zijn wanneer daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van groot openbaar belang. Dit is het duidelijkst aan de orde binnen de EHS-natuur, waar in principe geen ontwikkelingen mogelijk zijn. In de ecologische verbindingszone zijn ontwikkelingen mogelijk, mits deze de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS versterken en bijdragen aan de realisering van de verbindingszone. De planlocatie bestaat uit erf met weiland. Door de beoogde ontwikkelingen zal het bebouwde oppervlak netto afnemen, tegelijkertijd wordt het erf landschappelijk ingepast. Daarnaast wordt beoogd een houtsingel aan te leggen ter plaatse van een van de kippenschuren en door te trekken aan de noordzijde van het weiland. Zie ook bijlage 9 voor de ontwerpschets. De aanleg van dergelijke landschapselementen sluit verder aan bij het ‘model das’. Door de genoemde ontwikkelingen zal het terrein kleinschaliger van aard worden, dat met name voor vogelsoorten van agrarisch landschap, struweelvogel, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen gunstig is. De kernkwaliteiten van de ecologische verbindingszone worden versterkt door de aanleg van landschapselementen. Toetsing aan de EHS-Natuur is niet aan de orde, aangezien er van de EHS geen externe werking uitgaat. Een (significant) negatieve invloed van de voorgenomen ruimtelijke ingreep op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS, is gezien het bovenstaande uitgesloten.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
16
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
5. CONCLUSIES & AANBEVELINGEN
5.1.
Conclusies
•
Op de planlocatie zijn vogels met jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen aanwezig. Dit betreft huismussen, die naar alle waarschijnlijkheid gebruik maken van het te handhaven woonhuis. Aangezien de aanwezigheid van een enkel broedpaar huismussen in de stallen niet geheel uit te sluiten is, zullen mitigerende maatregelen getroffen worden door plaatsing van drie groepsnestkasten (met ieder ruimte voor 3 families). Sloop van de stallen dient buiten het broedseizoen (½ maart tot ½ augustus) plaats te vinden en de nestkasten dienen voor sloop geplaatst te worden. De functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaats van de huismus komt hierdoor niet in het geding. Een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet is dan ook niet nodig.
•
Er dient rekening gehouden te worden met het mogelijk voorkomen van broedvogels. Om verstoring van broedvogels zoveel mogelijk uit te sluiten dient de sloop van gebouwen en de verwijdering van houtige beplanting buiten het broedseizoen (½ maart tot ½ augustus) uitgevoerd te worden. Mocht er tijdens de uitvoer van werkzaamheden toch onverhoopt op broedende vogels gestuit worden, dienen de werkzaamheden stilgelegd te worden en naar een later tijdstip opgeschort te worden.
•
Bij de uitvoering van het ruimtelijke plan, mits het bestaande woonhuis gehandhaafd blijft, hoeft geen rekening gehouden te worden met beschermde grondgebonden zoogdieren of vleermuizen. Voor ruimtelijke ingrepen bestaat een vrijstelling voor de (mogelijk) aanwezige grondgebonden zoogdieren (tabel 1 soort). Er zijn geen vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig in de te slopen opstallen.
•
Bij de uitvoering van het ruimtelijke plan hoeft geen rekening gehouden te worden met beschermde amfibieën. Voor ruimtelijke ingrepen bestaat een vrijstelling voor de mogelijk aanwezige amfibieën (tabel 1 soort).
•
Er worden geen beschermde soorten reptielen, vissen, insecten of planten verwacht, waarvoor een vrijstelling vereist is (tabel 2 of 3 soorten).
•
Ondanks dat voor de tabel 1 soorten bij de ruimtelijke ingreep een vrijstelling geldt, dient men rekening te houden met de zorgplicht, deze geldt altijd en voor alle planten en dieren, onafhankelijk van beschermingsstatus en/of ontheffing of vrijstelling is verleend.
•
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000 gebied of een ander gebied beschermd middels de Natuurbeschermingswet. Er wordt geen externe werking van de ruimtelijke ontwikkeling op het Natura 2000 gebied te verwachten. De Natuurbeschermingswet 1998 staat de ontwikkeling niet in de weg.
•
Het plangebied maakt onderdeel uit van de provinciale EHS als ecologische verbindingszone. Door de aanleg van de houtsingel en landschappelijke inpassing van het nieuwe bouwblok worden de kernkwaliteiten van de ecologische verbindingszone met doelstelling ‘model das’ versterkt. Een negatieve invloed van de voorgenomen ontwikkelingen op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS is uitgesloten. Het beschermingskader van de EHS staat de ruimtelijke ontwikkeling niet in de weg.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
17
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
5.2.
Aanbevelingen
•
Gezien de geschiktheid van het omringende terrein voor steenuilen zou de plaatsing van nestkasten voor extra nestgelegenheid zeer zinvol zijn. Bij voorkeur in samenspraak met de lokale steenuilenwerkgroep die de kennis in huis hebben om kasten te plaatsen en de jonge vogels eventueel kunnen ringen. Weidevogelwerkgroep Binnenveld-Oost (WBO), coördinator: Henk van Paassen http://www.inhetbinnenveld.nl.
•
Gezien de sterke achteruitgang van huismussen zijn maatregelen voor extra nestgelegenheid voor huismussen wenselijk. Zo kan bij nieuwbouw voor nestgelegenheid gezorgd worden door zogenaamde vogelvides’s toe te passen als alternatief voor vogelschroot. Hierdoor wordt er toegang gemaakt tussen de laatste rij dakpannen en de dakgoot, een ruimte die zeer geschikt is als nestgelegenheid voor huismussen, zonder echter de rest van het dak toegankelijk te maken voor huismussen, zie ook: http://www.vogelbescherming.nl/nl/vogels_beschermen/stad_en_dorp/huismus_/vogelvide_ Deze maatregel voor extra nestgelegenheid dient bij voorkeur gepaard te gaan met de aanleg van hagen of struiken die voor voldoende dekking (o.m. beschutting tegen roofvogels) in de omgeving zorgen.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
18
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
6. LITERATUUR Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk en J.B.M. Thissen,1992. Atlas van de Nederlandse Zoogdieren. Uitgeverij KNNV, Utrecht. Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON), 2009. De Amfibieën en Reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. Lange R., P. Twisk, A. van Winden en A. van Diepenbeek, 1994. Zoogdieren van West-Europa. KNNV-uitgeverij Utrecht. Limpens, H., K. Mostert en W. Bongers (red), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Meijden. R. van, 1996. Heukels’ Flora van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen Ministerie van LNV, 2004. Besluit Rode Lijsten Flora en fauna. Ministerie van LNV, 2005. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Ministerie van LNV, Den Haag. Ministerie van LNV, 2005. Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Ministerie van LNV, Den Haag. Ministerie van LNV, 2008. Kaartmachine beschermde natuurgebieden: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/googlemapszoek.aspx. Ministeries van LNV, VROM en de Provincies 2007. Spelregels EHS: Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS. Provincie Gelderland, 2006. Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur - Streekplanuitwerking. Vastgesteld door Provinciale Staten mei 2006. Provincie Gelderland, 2009. Herbegrenzing Ecologische Hoofdstructuur - Streekplanherziening. Vastgesteld door Provinciale Staten juli 2009. SOVON Vogelonderzoek Nederland, 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels: 1998 – 2000. Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Website: http://www.waarneming.nl
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
19
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
BIJLAGE 1 TOETSINGSSCHEMA FLORA- EN FAUNAWET
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
20
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
BIJLAGE 2 TOETSINGSSCHEMA NATUURBESCHERMINGSWET 1998
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
21
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
BIJLAGE 3 TOETSINGSSCHEMA ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR (EHS)
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
22
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
BIJLAGE 4. KAART LIGGING PLANLOCATIE IN RELATIE TOT NATURA 2000 Kaarten afkomstig van de gebieden database van het Ministerie van LNV De gele lens geeft de ligging van de Natura 2000 gebieden weer. Er bevinden zich geen Natura 2000 gebieden binnen een straal van 3 km rondom de planlocatie.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
23
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
BIJLAGE 5. KAART LIGGING PLANLOCATIE IN RELATIE TOT EHS Kaart afkomstig uit: Atlas Groen Gelderland – EHS Streekplanherziening vastgesteld door PS juli 2009.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
24
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
BIJLAGE 6. BESCHRIJVING KERNKWALITEITEN EHS 2005
Natuurdoeltypen (kernkwaliteit) Gebied code
Gebiedsoppervlak
Natuurdoeltype
Oppervlakte natuurdoeltype (%)
Aantal stapstenen
V193
344
broekbos
3
0
V193
344
droog bos van lemige grond
1
0
Fosfaatverzadigde gronden in de EHS (signalering) Percentage fosfaatverzadigde gronden
38
Overschrijding toelaatbare stikstofbelasting (signalering) depositie (mol/ha/jr)
3470
toelaatbare belasting
2495
aantal malen overschrijding
1,39
Hemelhelderheid (signalering) helderheid in microcandela/m2
0,997
Gebiedskenmerken (kernkwaliteit) Regio
Kernkwaliteit
De vanuit ecologisch oogpunt grote samenhang in en dichtheid aan natuur- en bosgebieden, GELDERSE_VALLEI landschapselementen, beken en beekdalen in de groene gordel van Putten tot Scherpenzeel (en doorlopend naar de Utrechtse Heuvelrug). GELDERSE_VALLEI
Het karakteristieke landgoederen- en kampenlandschap met daarin de 'natuurlijke' rangschikking van beken, natte heideterreinen en beekbegeleidende bossen.
Het samenhangend systeem van infiltratie op de stuwwallen en kwel in lagen delen met de daarbij behorende hoge waarden van en potenties voor kwelafhankelijke vegetaties (natte schrale graslanden GELDERSE_VALLEI en broekbos) in de omgeving van Zwartebroek - de Bunt en in het zuiden van de Gelderse Vallei: het Binnenveld en het Allemanskampje.
Ecologische verbindingszones (kernkwaliteit) EVZ-model
model das
Ecologische hoofdstructuur (kernkwaliteit) Status Kernkwaliteit evz
De grond- en oppervlaktewater-omstandigheden (kwaliteit en kwantiteit) behorende bij waterafhankelijke natuurdoeltypen.
evz
De kwaliteit van het leefgebied van alle soorten, waarvoor conform de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is en die als zodanig worden genoemd in de AmvB Vrijstelling beschermde dieren plantensoorten Flora en Faunawet.
evz
De landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden.
evz
De stilte in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 decibel wordt overschreden).
evz
De uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones en tussen de verschillende leefgebieden in de overige delen van de EHS; in het bijzonder de vrije verplaatsing van herten en wilde zwijnen binnen het gehele bos- en natuurgebied van de Veluwe.
evz
Het areaal en de kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarische natuur.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
25
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
BIJLAGE 7. MODEL DAS Dit model is gebaseerd op de modellen das en boommarter en bestaat uit een brede corridor. De corridor is opgebouwd uit kleinschalig landschap waarin houtwallen, singels en bosjes dekking bieden en geleiding geven, en waarin voldoende geschikte voedselgebieden aanwezig zijn. 'Natte' elementen zijn niet noodzakelijk. Dit model is, behalve voor das en boommarter, functioneel voor allerlei dieren van bossen, bosranden en kleinschalig landschap. In een enkel geval is dit model toegekend aan zones die in de eerste plaats verbetering van de uitwisseling van edelherten beogen. Dan dienen de voorkomende barrières (wegen) op een andere manier overbrugd te worden. Landschapszone: In dit model vallen corridor en landschapszone samen; de landschapszone is in principe 500 meter breed, over maximaal een kilometer smaller (tot 100 meter). Corridor: o Begroeiing corridor: kleinschalig agrarisch gebied met vochtige weilanden, houtwallen, singels, lanen, bosjes en dergelijke. o Minimale breedte corridor: minimaal 500 meter, over een korte afstand mag de corridor smaller zijn (tot 100 meter breed). o Maximale lengte corridor: 7.5 km o Maximale onderbreking corridor: 1 km; voor boommarter echter hooguit 100 m. o Landschap in onderbreking: geen water, infrastructuur en dichte bebouwing. o Barrières: drukke wegen vormen geen absolute barrière. Wel bemoeilijken drukke wegen de dispersie en eisen zulke wegen veel slachtoffers. Daarom zijn op plaatsen waar een verbindingszone een drukke weg kruist mitigerende maatregelen noodzakelijk. Dassen maken gebruik van tunnels en ecoducten. Nodig per kilometer: Een corridor van 500 meter breed bestaande uit kleinschalig landschap. In de corridor bestaat tenminste 5% van de oppervlakte uit bos en houtwal. Per km is dit 2.5 ha.
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
26
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
BIJLAGE 8. KAART NATUURBEHEERPLAN GELDERLAND Kaart afkomstig uit: Atlas Groen Gelderland – Natuurbeheerplan Gelderland 2009.
nog om te vormen naar natuur
Landschapszoekgebied Kaartvlaknummer
34
Gebiednaam landschapszoekgebied
Overig Gelderland
Toegestane beheertypen L0101;L0102;L0103;L0104;L0105;L0106;L0107;L0108;L0109;L0110;L0111;L0112;L0113; L0114;L0115;L0301;L0401 Oppervlakte in HA
436026,418
Landschapszoekgebied ambitie Kaartvlaknummer
30
Gebiednaam landschapszoekgebied ambitie
Overig Gelderland
Toegestane beheertypen L0101;L0102;L0103;L0104;L0106;L0108;L0109;L0110;L0111;L0114;L0115;L0401 Oppervlakte in HA
436026,418
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
27
Quick Scan Flora en Fauna – Aarderweg 1, Achterveld
BIJLAGE 9. PLANONTWERP Ontwerpschetsen afkomstig van L.W. Doude van Troostwijk, architectuur & landschap
Van Bommel FAUNAWERK – Ecologisch advies, veldwerk, projectuitvoering
28
Aarderweg I
Bijlage 6 Archeologisch onderzoek
"Aarderweg I"(vastgesteld)
137
Aarderweg I
138
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg 1 te Achterveld rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld) Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend vooronderzoek
J.A.G. van Rooij
2
Colofon ADC Rapport 2509 Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld) Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek Auteur: J.A.G. van Rooij In opdracht van: Dhr. en mevr. van de Wetering © ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 18 november 2010 Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Autorisatie: J. Huizer ISBN 978-94-6064-500-6 ADC ArcheoProjecten Tel 033-299 81 81 Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Fax 033-299 81 80 Email
[email protected]
3
Inhoudsopgave Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied Samenvatting 1 Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Doelstelling en vraagstelling 2 Methodiek bureauonderzoek 3 Resultaten bureauonderzoek 3.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik 3.2 Beschrijving huidig gebruik 3.3 Beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen 3.4 Beschrijving van bekende archeologische, ondergrondse bouwhistorische en aardwetenschappelijke waarden 3.5 Gespecificeerde verwachting (LS05) 4 Methodiek Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 4.1 Visuele inspectie 4.2 Kader 4.3 Methode 5 Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 5.1 Lithologische beschrijving 5.2 Interpretatie 6 Conclusies 7 Aanbeveling Literatuur Geraadpleegd kaartmateriaal Geraadpleegde websites Lijst van afbeeldingen en tabellen Bijlage 1 Boorgegevens
4 5 7 7 7 7 8 8 8 8 9 10 11 11 11 11 12 12 12 13 13 14 14 14 14
4
Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied Provincie: Gemeente: Plaats: Toponiem: Kadastrale gegevens: Kaartblad: Oppervlakte plangebied Coördinaten:
Bevoegde overheid: Deskundige namens de bevoegde overheid: ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): ADC-projectcode: Periode van uitvoering: Beheer en plaats documentatie:
Gelderland Barneveld Achterveld Aarderweg 1 onbekend 32G 2 3200 m 164.462 / 461.054; 164.474 / 461.002; 164.529 / 461016; 164.526 / 461.068. Gemeente Barneveld Dhr. P. Schut 43209 4121034 Oktober 2010 ADC ArcheoProjecten bv, Amersfoort
5
Samenvatting In opdracht van Dhr. en mevr. van de Wetering heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Aarderweg 1 in Achterveld (gemeente Barneveld). In het plangebied zal de huidige bebouwing gesloopt worden en zal nieuwbouw plaatsvinden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Op basis van het bureauonderzoek werden resten verwacht vanaf het Laat Paleolithicum. Het vondstniveau werd verwacht onderin de enkeerdgrond en in de top van de oorspronkelijke C-horizont. Archeologische sporen zouden zich naar verwachting bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de Chorizont. Teneinde deze verwachting te toetsen werd in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. In boringen 2, 3 en 7 is vanaf gemiddeld 80 cm -mv en dieper licht bruingrijs tot lichtgrijs zand aangetroffen, dat geïnterpreteerd wordt als de C-horizont van de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. Hierop is een scherpe grens zichtbaar naar een gemiddeld 60 cm dikke heterogene, omgewerkte en deels opgehoogde laag zand. Dit zand bevat fragmenten recent baksteen, puinresten, dakpanresten en grijze vlekken. Door de mate van omwerking wordt het niet duidelijk of deze laag een enkeerdgrond betreft. Vanaf 20 cm –mv tot aan het maaiveld bevindt zich de bouwvoor. Door de omwerking van de bodem tot in de natuurlijke C-horizont, de aanwezigheid van ondoordringbaar puin op variabele diepten en het feit dat ten behoeve van de bouw van de stallen de bodem minimaal 0,5 m is ontgraven, is de kans op de aanwezigheid van archeologische resten zeer klein. Archeologische resten in situ worden derhalve niet meer verwacht. ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
6
Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. Periode
Tijd in jaren
Nieuwe tijd
1500 - heden
Middeleeuwen:
450 – 1500 na Chr.
Late Middeleeuwen
1050 - 1500 na Chr.
Vroege Middeleeuwen Romeinse tijd:
450 - 1050 na Chr. 12 voor Chr. – 450 na Chr.
Laat-Romeinse tijd
270 - 450 na Chr.
Midden-Romeinse tijd
70 - 270 na Chr.
Vroeg-Romeinse tijd
12 voor Chr. - 70 na Chr.
IJzertijd:
800 – 12 voor Chr.
Late IJzertijd
250 - 12 voor Chr.
Midden-IJzertijd
500 - 250 voor Chr.
Vroege IJzertijd
800 - 500 voor Chr.
Bronstijd:
2000 - 800 voor Chr.
Late Bronstijd
1100 - 800 voor Chr.
Midden-Bronstijd
1800 - 1100 voor Chr.
Vroege Bronstijd
2000 - 1800 voor Chr.
Neolithicum (Jonge Steentijd):
5300 – 2000 voor Chr.
Laat-Neolithicum
2850 - 2000 voor Chr.
Midden-Neolithicum
4200 - 2850 voor Chr.
Vroeg-Neolithicum Mesolithicum (Midden-Steentijd):
5300 - 4200 voor Chr. 8800 – 4900 voor Chr.
Laat-Mesolithicum
6450 - 4900 voor Chr.
Midden-Mesolithicum
7100 - 6450 voor Chr.
Vroeg-Mesolithicum
8800 - 7100 voor Chr.
Paleolithicum (Oude Steentijd): Laat-Paleolithicum
tot 8800 voor Chr. 35.000 - 8800 voor Chr.
Midden-Paleolithicum
300.000 – 35.000 voor Chr.
Vroeg-Paleolithicum
tot 300.000 voor Chr.
Bron: Archeologisch Basis Register 1992
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
7
1
Inleiding 1.1
Algemeen
In opdracht van Dhr. en mevr. van de Wetering heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Aarderweg 1 in Achterveld (gemeente Barneveld). In het plangebied zal de huidige bebouwing gesloopt worden en zal nieuwbouw plaatsvinden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.
1.2
Doelstelling en vraagstelling
Het doel van bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting. Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting. Het inventariserend veldonderzoek vond plaats door middel van een verkennend booronderzoek. Ten behoeve van het inventariserend veldonderzoek is een plan van aanpak (PvA) opgesteld conform KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) specificatie VS01.1 Hierin zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: - Is er in het plangebied een intact potentieel vondst- en/of sporenniveau aanwezig en zo ja, komt dit overeen met het op basis van het bureauonderzoek verwachte niveau? - Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan? Indien er archeologische waarden aanwezig zijn: - In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? - Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Indien de archeologische waarden niet kunnen worden behouden: - Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 11 oktober en het booronderzoek op 12 oktober 2010. Meegewerkt hebben: J.A.G. van Rooij (prospector), J. Holl (prospector), J. Huizer (senior prospector).
2
Methodiek bureauonderzoek Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 Landbodems, protocol 4002 Bureauonderzoek. Het bureauonderzoek bestaat uit de volgende elf processtappen: 1. Afbakenen plan- en onderzoeksgebied en vaststellen consequenties van mogelijk toekomstig gebruik; 2. Aanmelden onderzoek bij Archis; 3. Vermelden (en toepassen) overheidsbeleid; 4. Beschrijven huidig gebruik; 5. Beschrijven historische situatie en mogelijke verstoringen; 6. Beschrijven mogelijke aanwezigheid bouwhistorische waarden in de ondergrond; 7. Beschrijven bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden; 8. Opstellen gespecificeerde verwachting; 9. Opstellen standaardrapport bureauonderzoek; 10. Afmelden onderzoek bij Archis: overdracht onderzoeksgegevens; 11. Aanleveren digitale gegevens bij e-Depot. De processtappen 1 tot en met 7 leveren gegevens op basis waarvan processtap 8, de gespecificeerde verwachting wordt opgesteld. De gespecificeerde verwachting kan worden beschouwd als een
1
Het PvA is opgesteld door J. Holl, prospector op 11 oktober en geaccordeerd door J. Huizer, senior prospector.
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
8
belangrijke conclusie van het bureauonderzoek, omdat hierin wordt aangegeven of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht, indien relevant weergegeven op een kaart. De resultaten van processtappen 1 tot en met 8 worden behandeld in de paragrafen 3.1 tot en met 3.5. Processtap 9 resulteert in het voorliggende rapport. De processtappen 10 en 11 hebben betrekking op het voor derden openbaar maken van de resultaten van het bureauonderzoek bij onder meer Archis en het e-Depot.
3
Resultaten bureauonderzoek 3.1
Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik
Het plangebied ligt aan de Aarderweg 1 in Achterveld en heeft een oppervlakte van ca. 3200 m2. Het plangebied wordt begrensd door de Aarderweg in het oosten, bosschages in het noorden en oosten en grasland in het zuiden. De exacte locatie is weergegeven in afbeeldingen 1 en 2. Van het plangebied zelf zijn onvoldoende archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting. Daarom zijn tevens gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 1200 m rondom het plangebied. In het plangebied zullen de huidige stallen (ca. 1500 m2) worden gesloopt en zal met name in het oostelijke deel nieuwbouw plaatsvinden (afb. 3). Deze nieuwbouw zal een gezamenlijke oppervlakte hebben van ongeveer 300 m2 Voor het plangebied zijn nog geen milieuhygiënische gegevens beschikbaar, maar er wordt vanuit gegaan dat gezien het gebruik van het gebied geen bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Volgens de geraadpleegde bodemkaart bevindt het grondwater in het plangebied zich minimaal op 40 cm en maximaal dieper dan 120 cm –mv.2 De consequentie van de voorgenomen ingreep is dat eventuele waardevolle archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.
3.2
Beschrijving huidig gebruik
Het plangebied is momenteel voor het overgrote deel bebouwd met een tweetal stallen. Deze bebouwingen zijn niet onderkelderd, maar wel voorzien van klinkerbestrating. Ten noorden en westen van de stallen is grasland aanwezig. In het kader van een KLIC-melding zijn gegevens opgevraagd omtrent de mogelijke aanwezigheid van kabels en leidingen in de ondergrond van het plangebied.3 Hieruit bleek dat er geen kabels en leidingen binnen het plangebied aanwezig zijn.
3.3
Beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen
De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt: Bron 4 Kadastrale minuut uit 1811-1832 Bonnekaart uit 1870
5
6
Bonnekaart uit 1890, 1896 en 1909 7 Bonnekaart uit 1931
8
Topografische kaart uit 1953 9 Topografische kaart uit 1973
Historische situatie Noordelijke deel van het plangebeid in gebruik als bos en het zuidelijke als bouwland. Het noordelijke deel van het plangebied is in gebruik als grasland. In het centrale deel is een bosschage aanwezig en het zuidelijke deel is in gebruik als bouwland. Idem aan 1870 Bosschage in het centrale deel verdwenen. Het noordelijke deel blijft in gebruik als grasland, maar het centrale en zuidelijke deel maakt deel uit van een erf, dat behoort tot oostelijk gelegen bebouwingen. Meer bebouwingen ten oosten en in het oostelijke deel van het plangebied. Binnen het plangebied zijn twee stallen gesitueerd.
2
Stichting voor Bodemkartering 1997. Klic-melding 10G230413. Kadaster 1811-1832. 5 Bureau Militaire Verkenningen 1870. 6 Bureau Militaire Verkenningen 1890, 1896 en 1909. 7 Bureau Militaire Verkenningen 1931. 8 Kadaster 1953. 3 4
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
9
Het plangebied bevindt zich in het Gelderse deel van Achterveld. Deze plaatsnaam wordt voor het eerst in historische bronnen uit de 14e eeuw genoemd als Achteveld, hetgeen waarschijnlijk ‘onbebouwd stuk land in eigendom van een hof of heer’ betekent.10 Volgens de eerste gedetailleerde kaarten (kadastrale minuut uit 1811-1832) is het noordelijke deel van het plangebied in gebruik als bos en het zuidelijke deel als bouwland. Vanaf het eind van de 19e eeuw is het noordelijk gelegen bos verdwenen en is het in gebruik als grasland (afb. 4). In het centrale deel is een bosschage aanwezig. Deze situatie blijft gehandhaafd tot in ieder geval 1909. Vanaf 1931 zijn de bosschages in het centrale deel verdwenen. Het noordelijke deel blijft in gebruik als grasland, maar het centrale en zuidelijke deel maakt deel uit van een erf, dat behoort tot oostelijk gelegen bebouwingen (afb. 5). Tussen 1953 en 1973 worden binnen het plangebied twee stallen gebouwd. Dit zijn de stallen die gesloopt gaan worden. Door het historisch gebruik van het plangebied (aanbrengen en verwijderen van de bosschage en akkerbouw), zal de bodem ter plaatse zijn verstoord. Tot welke diepte dit is gebeurd en in hoeverre eventuele archeologische resten verloren zijn gegaan, is tot op heden onbekend.
3.4
Beschrijving van bekende archeologische, ondergrondse bouwhistorische en aardwetenschappelijke waarden
De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied: Bron 11 Geologie 12 Geomorfologie
Bodemkunde
13
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)
14
Informatie Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. Volgens geomorfologische kaart vlakte van ten dele verspoelde dekzanden (2M9), maar gezien hoogte ten opzichte van het maaiveld en bodemkundige situatie waarschijnlijker dekzandrug, al dan niet met oud-bouwlanddek (3K14) Hoge zwarte enkeerdgronden met leemarm en zwak lemig fijn zand (zEZ21-VI). Ca. 6.6 m + NAP, duidelijk hoger dan omringend gebied.
Ca. 475.000 jaar geleden raakte een klein deel van Nederland tijdens een Pleistocene ijstijd voor het eerst met landijs bedekt (Elsterien). In de omgeving van het plangebied zijn toen onder periglaciale condities door de wind afgezette dekzanden en beekafzettingen gevormd, die tot de Formatie van Boxtel gerekend worden. De vorming van de Formatie van Boxtel liep door tot in het Holoceen (vanaf 10.000 jaar geleden). De meeste dekzanden zijn afgezet in de laatste twee ijstijden (Saalien en Weichselien). Ter plaatse is het dekzandpakket minstens 15 m dik, soms zelfs 45 m. Ook komen dekzandruggen voor. Het plangebied bevindt zich waarschijnlijk op één van die dekzandruggen. De ruggen zijn vaak wat grover dan de oudere, leemhoudende zanden.15 Het dekzand wordt onderverdeeld in Oud en Jong Dekzand. Het Oude Dekzand is gevormd in de periode tot ca. 13.000 jaar geleden. Hierna volgde een relatief warme periode (Bølling en Allerød interstadialen), waarna tijdens een hernieuwde koude periode het Jonge Dekzand werd afgezet. Het Oude Dekzand is vaak horizontaal gelaagd en er komen lemige lagen in voor. Het Jonge Dekzand is afgezet in de vorm van langgerekte of paraboolvormige ruggen en het bevat meestal geen gelaagdheid of leemlagen.16 Volgens de bodemkaart bevindt het plangebied zich in een gebied met enkeerdgronden. Dit zijn gronden met een humeus dek dikker dan 50 cm. Deze gronden zijn ontstaan doordat bouwland werd opgehoogd met potstalmest, vermengd met heide- en bosstrooisel en zand. Door een eeuwenlange ophoging van het bouwland ontstond een dik humeus dek. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bruine en zwarte enkeerdgronden. Aangenomen wordt dat de zwarte enkeerdgronden ontstaan zijn door het gebruik van heideplaggen terwijl bruine enkeerdgronden ontstaan zijn door het gebruik van bosstrooisel. De hoge zwarte enkeerdgronden van dit type (zEZ21) hebben een 20 à 30 cm dikke, zeer donkerbruine tot zwarte, matig humeuze bouwvoor. Daaronder wordt het dek iets lichter van kleur en is het zwak tot matig humeus. Op de overgang van de enkeerdgrond naar het vergraven profiel is de oorspronkelijke Ahorizont vaak als een donkergekleurde laag met een hoger humusgehalte te herkennen. Bij een
9
Kadaster 1973. Van Berkel & Samplonius 2007. 11 De Mulder, et al. 2003. 12 Ten Cate, et al. 1982. 13 Loo, et al. 1997. 14 http://www.ahn.nl/viewer 15 Berendsen 1997.; Berendsen 2008. 16 Berendsen 1997. 10
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
10
grondwatertrap VI (zoals in het plangebied) bevindt zich onder de enkeerdgrond vaak een podzol-Bhorizont. Dit is een bruine horizont, waarin humus en/of ijzerdeeltjes zijn ingespoeld.17 Volgens beelden van het Actueel Hoogtebestand Nederland is goed te zien dat het plangebied hoger gelegen is dan het omringende gebied. In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld: Bron Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) Cultuurhistorische waardenkaart provincie Gelderland Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Barneveld
Archeologische Monumenten Kaart (AMK) waarnemingen ARCHISII (Archeologisch Informatie Systeem) vondstmeldingen ARCHISII onderzoeksmeldingen ARCHISII KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH)
19
Omschrijving Lage indicatieve archeologische waarde Geen cultuurhistorische waarde Hoge verwachting (dekzandruggen en –koppen met een plaggendek). Het plangebied bevindt zich juist ten oosten van afgegraven gebied. Geen In totaal vier waarnemingen uit de perioden prehistorie tot en met Nieuwe tijd. Geen Één onderzoeksmelding. Het betreft de archeologische 18 beleidsadvieskaart van de gemeente Barneveld. Geen additionele bruikbare informatie.
Volgens de Indicatieve kaart van Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied een lage indicatieve archeologische waarde. Blijkens de meer gedetailleerde archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Barneveld echter, heeft het plangebied een hoge archeologische waarde. Deze hoge verwachting hangt nauw samen met de aanwezige dekzandruggen en –koppen met een plaggendek (enkeerdgronden). De ligging van de aanwezige archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied zijn weergegeven in afb. 6. Binnen het onderzoeksgebied zijn weinig archeologische gegevens bekend. De dichtstbijzijnde waarneming bevindt zich op een afstand van ca. 900 m ten zuiden van het plangebied. De vondsten betreffen meerdere vondsten zoals vuurstenen messen, kernen en afslagen uit de prehistorie en tientallen aardewerkfragmenten uit de Late Middeleeuwen, aangetroffen tijdens veldkarteringen.20 Ca. 1000 m ten zuidwesten van het plangebied is tijdens een veldkartering door het Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN) ijzeroer/moeraserts aangetroffen. De datering hiervan is de periode Bronstijd - Nieuwe tijd.21 Ca. 1200 m ten noordwesten van het plangebied zijn tijdens graafwerkzaamheden aan de Midden Fliert 25 aardewerkfragmenten uit de Late Middeleeuwen aangetroffen. Deze bevonden zich vermoedelijk in een kuil.22 1200 m ten noordoosten van het plangebied is tijdens het ingraven van een elektriciteitskabel ter hoogte van Mooi Bylaer een fragment aardewerk uit de Late Middeleeuwen aangetroffen.23 Binnen het onderzoeksgebied is één onderzoeksmelding bekend. Het betreft de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Barneveld.24
3.5
Gespecificeerde verwachting (LS05)
In het hele plangebied kunnen archeologische resten verwacht vanaf het Laat Paleolithicum. Het vondstniveau wordt verwacht onderin de enkeerdgrond en in de top van de oorspronkelijke C-horizont; hier wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen de enkeerdgrond en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen of houtskool.25 Archeologische sporen zullen zich naar verwachting bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de Chorizont. Organische resten (zoals bot, hout, leder en textiel) zullen door de relatief droge en zure
17
STIBOKA 1965. Onderzoeksmelding 25.915 19 http://www.kich.nl 20 Waarneming 45657 21 Waarneming 45.656 22 Waarneming 28.736 23 Waarneming 6.769 24 Onderzoeksmelding 25.915 25 Groenewoudt 1994. 18
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
11
bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe, het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren. Door het historisch gebruik van het plangebied (aanbrengen en verwijderen van de bosschage en akkerbouw) en de bouw van de stallen zal de bodem ter plaatse zijn verstoord. Tot welke diepte dit is gebeurd en in hoeverre eventuele archeologische resten verloren zijn gegaan, is tot op heden onbekend.
4
Methodiek Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 4.1
Visuele inspectie
Binnen het plangebied zijn twee stallen gesitueerd, die binnen zijn voorzien van klinkerbestrating. Wat opvalt is dat de vloer van de stal een stuk lager (minimaal 0,5 m) is gelegen dan het maaiveld buiten de stal; de grond is ter plaatse afgegraven. Er is getracht om een aantal boringen in de stallen te verrichten, maar onder de klinkerbestrating zijn de gebouwen gefundeerd op beton. Tussen de stallen is een passage van stelconplaten aanwezig.
4.2
Kader
De bij het Inventariserend Veldonderzoek toegepaste methoden zijn conform de KNA, versie 3.2 Landbodems, in het bijzonder specificatie VS03 (booronderzoek). Uitgangspunt van het inventariserend veldonderzoek is de gespecificeerde verwachting zoals die is opgesteld in het bureauonderzoek. De strategie voor het veldonderzoek is hierop gebaseerd, alsmede op het voor dit onderzoek opgestelde Plan van Aanpak. De rapportage is opgesteld conform specificatie VS05.
4.3
Methode
In het plangebied zijn grondboringen uitgevoerd met als doel het bepalen van de bodemopbouw en eventuele bodemverstoringen. Dit is de verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek. Het verkennen van de bodemopbouw gebeurt door de bodemtextuur en, indien relevant, bodemkundige horizonten systematisch te beschrijven. Eventuele afwijkingen van de verwachte bodemopbouw zoals vastgesteld op grond van het bureauonderzoek, en andere niet-natuurlijke bodemkenmerken kunnen er aanleiding toe geven om (delen van) het plangebied als verstoord te beschouwen. Er zijn zeven boringen verspreid over het plangebied uitgevoerd met een 7 cm Edelmanboor en indien mogelijk tot minimaal 25 cm in de ongestoorde ondergrond tot gemiddeld circa 100 cm en maximaal 150 cm onder het maaiveld. De bodemtextuur en archeologische indicatoren zijn beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO waarin ondermeer de standaard classificatie van bodemmonsters volgens NEN5104 wordt gehanteerd.26 De X- en Y-coördinaten zijn bepaald aan de hand van de lokale topografie en ingemeten met behulp van een meetlint. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen is bepaald aan de hand van AHNbeelden.
26
Bosch 2005; Normalisatie-Instituut 1989.
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
12
5
Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 5.1
Lithologische beschrijving
De locatie van de boringen is weergeven in afb. 7. De boorgegevens worden gepresenteerd in bijlage 1. Binnen het plangebied zijn zeven boringen verricht, waarvan vier boringen (boringen 1 en 4 t/m 6) op variabele diepten zijn gestuit op verhardingen (zie bijlage 1). Van de boringen die wel doorgezet konden worden bestaat de onderste aangeboorde laag uit zwak siltig, matig fijn tot matig grof kalkloos zand, dat licht bruingrijs tot licht grijs van kleur is. De top van deze laag wordt op verschillende diepten aangetroffen: in boring 2 op 55, in boring 3 op 75 en in boring 7 op 120 cm –mv. Op het licht bruingrijze tot licht grijze zand is een 35 tot 100 cm dikke heterogene laag matig fijn, plaatselijk licht humeus zand aanwezig, dat licht tot donker grijs van kleur is, grijze vlekken en puinresten bevat. In de boringen waar tot in het licht bruingrijze tot licht grijze zand is geboord, is de grens naar deze laag scherp. In boring 6 zijn in deze laag op een diepte van 80 tot 90 cm –mv recent baksteen en dakpanfragmenten aangetroffen. Vanaf gemiddeld 20 cm –mv tot aan het maaiveld is een laag zwak siltig, matig humeus en matig fijn zand aangetroffen, dat donker bruingrijs van kleur is.
5.2
Interpretatie
In boringen 2, 3 en 7 is vanaf gemiddeld 80 cm -mv licht bruingrijs tot lichtgrijs zand aangetroffen, dat geïnterpreteerd wordt als de C-horizont van de Formatie van Boxtel. Laagpakket van Wierden. Hierop is een scherpe grens zichtbaar naar een gemiddeld 60 cm dikke heterogene, omgewerkte en deels opgehoogde laag zand. Dit zand bevat recent baksteen, puinresten, dakpanresten en grijze vlekken. Door de mate van omwerking wordt het niet duidelijk of deze laag een enkeerdgrond betreft. Vanaf 20 cm –mv tot aan het maaiveld bevindt zich de bouwvoor. Vier van de zeven boringen zijn gestuit op beton of ondoordringbaar puin. De diepteligging hiervan is divers: boring 1 is gestuit op 20 cm, boring 4 op 30 cm, boring 5 op 50 cm en boring 6 op 90 cm –mv. De bodemopbouw van de boringen die wel konden worden doorgezet vertoont bodemverstoringen tot in de C-horizont. Door de omwerking van de bodem tot in de natuurlijke C-horizont, de aanwezigheid van ondoordringbaar puin op variabele diepten en het feit dat ten behoeve van de bouw van de stallen de bodem minimaal 0,5 m is ontgraven, is de kans op de aanwezigheid van archeologische resten zeer klein. Archeologische resten in situ worden derhalve niet meer verwacht.
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
13
6
Conclusies De in de Inleiding gestelde onderzoeksvragen kunnen op basis van de bereikte resultaten als volgt worden beantwoord: Is er in het plangebied een intact potentieel vondst- en/of sporenniveau aanwezig en zo ja, komt dit overeen met het op basis van het bureauonderzoek verwachte niveau? Op basis van het bureauonderzoek werden archeologische resten verwacht vanaf het Laat Paleolithicum in de basis van de aanwezige enkeerdgrond tot en met de eerste 25 cm van de C-horizont. Uit het veldonderzoek is gebleken dat door de bouw van de stallen en bodemomwerkingen in het (recente) verleden de bodem tot in de C-horizont is omgewerkt. Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig en, zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard, datering en waardestelling hiervan? Uit het veldonderzoek is gebleken dat binnen het plangebied een verstoord bodemprofiel aanwezig is. archeologische resten worden derhalve niet meer in situ verwacht. In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? Is niet van toepassing, aangezien geen archeologische waarden in situ worden verwacht. Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Niet van toepassing. Indien de eventuele archeologische waarden niet kunnen worden behouden: Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? Binnen het plangebied is een verstoord bodemprofiel tot in de C-horizont aanwezig. Archeologische resten zullen niet meer in situ aanwezig zijn. ADC ArcheoProjecten adviseert derhalve om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren.
7
Aanbeveling ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
14
Literatuur Berendsen, H.J.A., 1997: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Tweede herziene druk. Assen (Fysische geografie van Nederland). Berendsen, H.J.A., 2008: Landschappelijk Nederland; de fysisch-geografische regio's. Berg, M.M. van den & E.A. Hatzmann, 2006: Water en archeologisch erfgoed. Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 30). Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport NITG 05-043-A). De Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I. Ritsema, W.E. Westerhof & Th.E. Wong (red.), 2003: De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten (Geologie van Nederland deel 7). Groenewoudt, B.J., 1994: Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden. Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 17). Kadaster, 1811-1832: Oorspronkelijke aanwijzende tafel de grondeigenaren en der ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen, gemeente Barneveld, sectie G, blad 2. Kadaster, 1953: Topografische kaart van Nederland schaal 1:25.000, Barneveld, kaartblad 32G., Kadaster, 1973: Topografische kaart van Nederland schaal 1:25.000, Barneveld, kaartblad 32G., Loo, H. van het, G. G. L. Steur, W. Heijink, H. de Bakker, O. H. Boersma & C. Hamming, 1997: Bodemkaart van Nederland 1:50000: toelichting bij het herziene kaartblad 32 oost - Amersfoort. DLOStaring Centrum, Wageningen. Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104. Delft. STIBOKA, 1965: Bodemkaart van Nederland schaal 1: 50.000: toelichting bij kaartblad 32 Oost Amersfoort. Stiboka, Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, 1997: Bodemkaart van Nederland, Schaal 1:50.000, Blad 32 oost Amersfoort. Ten Cate, J. A. M., G. W. de Lange & G. C. Maarleveld, 1982: Geomorfologische kaart van Nederland: schaal 1:50.000: 32 Amersfoort. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen & M. Verbruggen, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek. Deel: karterend booronderzoek. Gouda (SIKB uitgave). Van Berkel, G. & K. Samplonius, 2007: Nederlandse plaatsnamen, herkomst en historie. Utrecht.
Geraadpleegd kaartmateriaal Bureau Militaire Verkenningen, (1870, 1890, 1896, 1909 en 1931): Barneveld, blad 429, 1:25.000.
Geraadpleegde websites http://archis2.archis.nl http://www.ahn.nl/viewer http://www.kich.nl http://www.watwaswaar.nl
Lijst van afbeeldingen en tabellen Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied Afb. 3 Toekomstige situatie (bron: Doude van Troostwijk architectuur & landschap) Afb. 4 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1870 Afb. 5 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1931 Afb. 6 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, ARCHIS-meldingen en onderzoeksmeldingen Afb. 7 Boorpuntenkaart Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
15
Afb. 1 Locatie van het plangebied
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
16
Afb. 2 Detailkaart van het plangebied
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
17
Afb. 3 Toekomstige situatie (bron: Doude van Troostwijk architectuur & landschap)
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
18
Afb. 4 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1870
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
19
Afb. 5 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1931
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
20
Afb. 6 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, ARCHIS-meldingen en onderzoeksmeldingen
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
21
Afb. 7 Boorpuntenkaart
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
164.476 461.033
7
164.485 461.051
4
164.481 461.013
164.510 461.057
3
6
164.523 461.051
2
164.488 461.052
164.520 461.035
nummer
5
x coördinaat (m)
1
y coördinaat (m)
Bijlage 1
bovengrens (cm onder mv)
95
100
55
95
100
55
50
45
55
45
30
0
30
0
30
20
100
75
20
75
0
60
10
60
10
55
20
0
20
10 20
ondergrens (cm onder mv)
0
0 10
bijmenging
grondsoort
kleur
zandmediaan
donker-bruingrijs kalkloos
kalkloos
kalkloos kalkloos
kalkloos
donker-bruinmatig fijn grijs
zwak siltig; matig zand humeus
weinig puinresten weinig kalkloos puinresten
kalkloos
veel grijze vlekken; omgewerkte grond; opgebrachte grond; baksteen op 80, dakpanfragment op 90, gestuit op 90
opgebrachte grond; weinig grijze vlekken
veel grijze vlekken; omgewerkte grond; gestuit
opgebrachte grond
weinig grijze vlekken; gestuit
bouwvoor
weinig grijze vlekken; omgewerkte grond
weinig grijze vlekken; omgewerkte grond
bouwvoor
weinig grijze vlekken; omgewerkte grond; overgang onderliggende laag scherp
bouwvoor
tegel opgebrachte grond; gestuit op puin
weinig grijze vlekken; omgewerkte grond
antropogene bijmengingen
spoor kalkloos puinresten
Chorizont
Chorizont Chorizont
bodemhorizonten
kalkloos
kalkloos
kalkloos
kalkloos
kalkloos
matig fijn licht-bruin-grijs kalkloos
matig fijn donker-grijs
matig fijn licht-grijs
matig fijn donker-grijs
matig fijn donker-grijs
matig fijn donker-grijs
matig fijn licht-grijs
matig fijn licht-grijs
matig fijn donker-grijs
kalkloos
licht-bruin-grijs kalkloos
matig fijn donker-grijs
matig grof
matig fijn licht-bruin-grijs kalkloos
matig fijn donker-grijs
matig fijn
licht-grijs matig fijn licht-bruin
kalkgehalte
zand zwak siltig
zwak siltig; matig humeus zwak siltig; zwak zand grindig zwak siltig; matig zand humeus
zand
zwak siltig; matig humeus zwak siltig; matig zand humeus
zand
zand zwak siltig
zwak siltig; matig humeus zwak siltig; matig zand humeus zand zwak siltig
zand
zand zwak siltig
zand zwak siltig
zwak siltig; matig humeus zwak siltig; matig zand humeus
zand
zand zwak siltig
overig
maaiveldhoogte (cm) NAP
ADC ArcheoProjecten Rapport 2509
Aarderweg 1 te Achterveld (gemeente Barneveld)
ondergrens (cm onder mv)
20 70
120
150
bovengrens (cm onder mv)
0 20
70
120
bijmenging
grondsoort
zand zwak siltig
zand zwak siltig zand zwak siltig zwak siltig; zwak zand humeus
kalkgehalte
kleur
zandmediaan matig fijn licht-grijs
matig fijn donker-grijs Kalkloos
kalkloos
matig fijn licht-bruin-grijs kalkloos matig fijn licht-grijs kalkloos
antropogene bijmengingen weinig puinresten
bodemhorizonten Chorizont
weinig grijze vlekken; omgewerkte grond; brokjes c
opgebrachte grond; veel grijze vlekken opgebrachte grond; weinig grijze vlekken
overig
maaiveldhoogte (cm) NAP
y coördinaat (m)
x coördinaat (m)
nummer
Aarderweg I
"Aarderweg I"(vastgesteld)
165
Aarderweg I
166
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Regels
september 2011 Nr. 1129
"Aarderweg I"(vastgesteld)
167
Aarderweg I
Hoofdstuk 1 Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1
Aan huis verbonden beroep of bedrijf
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet bestaande uit ambachtelijke en/of detailhandelsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. 1.2
Aanbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.3
Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4
Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5
Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een broederij, een glastuinbouwbedrijf, een kwekerij, een pelsdierenfokkerij, een paardenhouderij, een proefbedrijf, een wormen- en madenkwekerij en/of een viskwekerij; 1.6
Ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waar overwegend door middel van handwerk producten worden vervaardigd, bewerkt, onderhouden of hersteld; 1.7
Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis; 1.8
Autobox
een gebouw bestemd voor de stalling van auto's, andere vervoermiddelen en caravans; 1.9
Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.10
Bebouwingspercentage
het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd; 1.11
Bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.12
Bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
168
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
1.13
Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak; 1.14
Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0203.1129-0003.gml met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen); 1.15
Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.16
Bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning; 1.17
Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; 1.18
Bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte; 1.19
Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.20
Bouwgrens
de grens van een bouwvlak; 1.21
Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 1.22
Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.23
Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel; 1.24
Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.25
Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.26
Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
"Aarderweg I"(vastgesteld)
169
Aarderweg I
1.27
Erf
bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is; 1.28
Gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.29
Gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven; 1.30
Geluidsgevoelige functies
bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder; 1.31
Geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder; 1.32
Hogere waarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit Geluidhinder; 1.33
Hoofdgebouw
een (deel van een) gebouw, dat vanwege zijn indeling en uiterlijke verschijningsvorm, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel of bouwvlak moet worden aangemerkt en waartoe eventuele uitbouwen, aanbouwen en bijgebouwen niet worden gerekend; 1.34
Hulpdiensten
Brandweer, politie en ambulance; 1.35
Kantoor- en/of praktijkruimte
een niet voor bewoning bestemd gedeelte van een woning of gebouw bij een woning, dat uitsluitend dient voor de uitoefening van beroepsactiviteiten van de bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied; 1.36
Kwetsbaar object
woningen, gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals kantoren, hotels en restaurants, winkels, kampeer- en andere recreatieterreinen en objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval; 1.37
Landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied; 1.38
Maaiveld
gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;
170
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
1.39
Maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen; 1.40
Nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening; 1.41
Natuur(wetenschappe)lijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied; 1.42
Omgevingsvergunning
Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 1.43
Ondergronds bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen; 1.44
Onderhoudsgebouw
een gebouw ten behoeve van het onderhoud van een landgoed, zoals een gebouw voor de stalling van materieel, een houtloods of een berging; 1.45
Overkapping
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand; 1.46
Particulier opdrachtgeverschap
situatie dat de burger of een groep van burgers – in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst – tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning; 1.47
Peil
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein; 1.48
Plan
het bestemmingsplan 'Aarderweg I' van de gemeente Barneveld; 1.49
Productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.50
Recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; 1.51
SBI-Code
Standaard Bedrijf Indelingscode van het Centraal Bureau voor Statistiek;
"Aarderweg I"(vastgesteld)
171
Aarderweg I
1.52
Seksinrichting
een terrein, gebouw, vaar- of voertuig waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.53
Sociale huurwoning
huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd; 1.54
Sociale koopwoning
koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd; 1.55
Straalpad
vrije ruimte die nodig is voor ongehinderde ontvangst van (radio-)signaal; 1.56
Uitbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist; 1.57
Uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven; 1.58
Uitwerking
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening; 1.59
Verbeelding
De bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven; 1.60
Vloeroppervlak
grootte van de oppervlakte van een bouwlaag; 1.61
Volkstuin
een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik; 1.62
Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw; 1.63
Voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
172
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
1.64
Voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder; 1.65
Wet ruimtelijke ordening
Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 1.66
Wgh-inrichting
een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 1.1 derde lid van de Wet Milieubeheer en artikel 1 van de Wet geluidhinder en genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer; 1.67
Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening; 1.68
Woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden; 1.69
Woongebouw
een gebouw dat ten minste twee woningen omvat; 1.70
Zorgwoning
een woning die speciaal bedoeld en geschikt is voor mensen met een zorgvraag;
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.2
De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.3
De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.4
De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5
De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.6
De hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
"Aarderweg I"(vastgesteld)
173
Aarderweg I
2.7
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel; 2.8
De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk
onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren; 2.9
De oppervlakte van een overkapping
de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld; 2.10
Het vloeroppervlak
boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren. 2.11
Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders weergegeven: a. b. c. d.
174
voor lengten in meters (m); voor oppervlakten in vierkante meters (m²); voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³); voor verhoudingen in procenten (%).
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
BESTEMMINGSREGELS
Agrarisch - Onbebouwd
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Onbebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. agrarisch gebruik in de vorm van het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; met daaraan ondergeschikt: b. c. d. e. f.
openbare nutsvoorzieningen; recreatief medegebruik; erfontsluitingswegen; waterhuishoudkundige voorzieningen; sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
met de daarbij behorende: g. bouwwerken geen gebouwen zijnde. 3.2
Bouwregels
1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
Artikel 4 4.1
Wonen - Enkelvoudig
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Enkelvoudig' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
woningen; aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos- onderhoudsgebouw' tevens voor een onderhoudsgebouw voor een landgoed;
met de daarbij behorende: e. tuinen en erven; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Woning
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen: a. per bestemmingsvlak mag één woning worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'aantal woningen', want daar geldt het aantal woningen dat op de verbeelding is weergegeven; b. indien een bouwvlak is aangeduid, mag het hoofdgebouw van een woning uitsluitend worden gebouwd binnen dat bouwvlak; c. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m3, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)', want daar geldt de maximale inhoud zoals op de verbeelding is weergegeven; d. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 3,5 m en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte', want daar geldt de maximale goot- en bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven; e. het bouwen van een ondergronds bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke ruimte vormt is uitsluitend toegestaan onder de begane grondvloer van een woning. "Aarderweg I"(vastgesteld)
175
Aarderweg I
4.2.2
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning mag niet meer bedragen dan 60 m2, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)', want daar geldt de maximale oppervlakte zoals op de verbeelding is weergegeven; b. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m. 4.2.3
Onderhoudsgebouw
Voor het bouwen van een onderhoudsgebouw voor een landgoed gelden de volgende bepalingen: a. de oppervlakte van een onderhoudsgebouw mag niet meer bedragen dan 80 m2; b. de goothoogte van een onderhoudsgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m. 4.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen. 4.3
Nadere eisen
1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangend bebouwingsbeeld; b. de beeldkwaliteit; c. de landschapskwaliteit; d. de verkeersveiligheid; e. de milieusituatie; en f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 9.1 van toepassing.
4.4
Afwijken van de bouwregels
1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.1 en toestaan dat de inhoud van een woning met ten hoogste 150 m3 wordt vergroot, uitsluitend indien sprake is van vermindering (door sloop) van bebouwing die behoort bij de betreffende woning en welke onder het overgangsrecht is gebracht, volgens onderstaande tabel: Sloop bebouwing
Terugbouwgedeelte
Toevoeging woninginhoud
Tot 225 m3 Vanaf 225 m3
1/3 1/4
Max. 75 m3 Max. 75 m3
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.1 en toestaan dat de goothoogte van een woning wordt vergroot met maximaal 3 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.2 en toestaan dat de oppervlakte aan bijgebouwen wordt vergroot met maximaal 1/3 deel, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit. 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.2 en toestaan dat de oppervlakte aan bijgebouwen nog verder wordt vergroot dan op grond van artikel 4.4, lid 3, kan worden 176
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I toegestaan, uitsluitend indien sprake is van vermindering (door sloop) van bebouwing die behoort bij de betreffende woning en welke onder het overgangsrecht is gebracht, volgens onderstaande tabel: Sloop bebouwing
Terugbouwpercentage
Toevoeging oppervlakte bijgebouwen
Tot 125 m2 Van 125 m2 tot 312 m2 Van 312 m2 tot 687,5 m2 Vanaf 687,5 m2
60 % 40 % 20 % 10 %
Max. Max. Max. Max.
75 m2 75 m2 75 m2 75 m2
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit. 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.2 en toestaan dat de oppervlakte aan bijgebouwen nog verder wordt vergroot dan op grond van artikel 4.4, lid 3, kan worden toegestaan, uitsluitend wanneer deze extra oppervlakte aan bijgebouwen zal worden benut voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en wanneer deze extra oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte die op grond van artikel 4.2.2 is toegestaan. 4.5
Specifieke gebruiksregels
Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van bijgebouwen, tot ten hoogste 60 m2, mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan; d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
"Aarderweg I"(vastgesteld)
177
Aarderweg I
Hoofdstuk 3 Artikel 5
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 6.1
Algemene aanduidingsregels
Antennemast
Ongeacht de bestemming van de gronden is ter plaatse van de aanduiding 'Antennemast' één antennemast toegestaan.
6.1.1
Bouwregels
Voor het bouwen van een antennemast gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 40 m; b. de afstand tot de meest nabij gelegen woning bedraagt minimaal twee maal de bouwhoogte van de mast; c. de minimale afstand als bedoeld in sub b is niet van toepassing op bedrijfswoningen. 6.2
Geluidzone - Weg
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Weg' tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefmilieu.
6.2.1
Bouwregels
In afwijking van hetgeen in de bestemmingsregels is bepaald, mogen ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Weg' geen nieuwe (bedrijfs)woningen en andere in de zin van de Wet geluidhinder geluidsgevoelige gebouwen worden opgericht.
6.2.2
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.1 voor wat betreft gebouwen, welke zijn toegestaan overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits de bij de Wet geluidhinder toegestane geluidbelasting op de gevel (voorkeursgrenswaarde) niet wordt overschreden, dan wel gebruik kan worden gemaakt van een, voor de vaststelling van het plan, door het bevoegd gezag verleende hogere waarde, met inachtneming van de daarbij gestelde voorwaarden.
6.3
Ondergronds bouwwerk
Ongeacht de bestemming van de gronden is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ondergronds bouwwerk' ondergronds bouwen toegestaan. 6.3.1
Bouwregels
In afwijking van hetgeen in de bestemmingsregels is bepaald onder meer omtrent de oppervlakte van een bouwwerk, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwwerk' een ondergronds bouwen worden gebouwd.
178
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
6.4
Specifieke vorm van cultuur en ontspanning - ondergrondse kegelbaan
Ongeacht de bestemming van de gronden is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - ondergrondse kegelbaan' tevens een ondergrondse kegelbaan toegestaan. 6.4.1
Bouwregels
In afwijking van hetgeen in de bestemmingsregels is bepaald onder meer omtrent de oppervlakte van een bouwwerk, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - ondergrondse kegelbaan' een ondergrondse kegelbaan worden gebouwd. 6.5
Vrijwaringszone - Straalpad
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Straalpad' tevens bestemd voor de bescherming van een straalverbinding.
6.5.1
Bouwregels
In afwijking van hetgeen in de bestemmingsregels is bepaald, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' niet hoger worden gebouwd dan daar is weergegeven.
6.5.2
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.5.1 voor wat betreft het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van het straalpad, gehoord de beheerder van de straalverbinding.
6.6
Vrijwaringszone - Weg
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Weg' tevens bestemd voor het verkeersbelang.
6.6.1
Bouwregels
In afwijking van hetgeen in de bestemmingsregels is bepaald, mogen ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – Weg' geen nieuwe bouwwerken worden opgericht.
6.6.2
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.6.1 voor wat betreft het oprichten van: a. bouwwerken toegestaan op de als zodanig weergegeven bouwpercelen; b. bouwwerken, geen gebouw zijnde met een maximale bouwhoogte van 2 m; c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder lichtmasten, verwijsborden en seinpalen ten behoeve van het verkeersbelang, met een maximale bouwhoogte van 10 m. 6.6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: 1. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters; 2. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur; 3. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen. Het verbod uit artikel 6.6.3, sub a onder 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: "Aarderweg I"(vastgesteld)
179
Aarderweg I 4. het normale onderhoud betreffen; 5. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan. b. De vergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan verkeersbelang.
Artikel 7
Algemene afwijkingsregels
1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan: a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn; b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten. 2. Het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in het eerste lid, kan niet indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de afwijking van de bouwregels kan worden voorkomen.
Artikel 8 8.1
Algemene wijzigingsregels
Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad: 1. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot; 2. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 9 9.1
Algemene procedureregels
Procedure bij het stellen van nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure: 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage; 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg; 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn; 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
180
"Aarderweg I"(vastgesteld)
Aarderweg I
Hoofdstuk 4 Artikel 10 10.1
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 10.2
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Aarderweg I' van de gemeente Barneveld. Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld d.d. tot vaststelling. Mij bekend, de griffier.
"Aarderweg I"(vastgesteld)
181