A VUmc-compas toetsing
Toets
SET Leren dokteren 4 / semestertoets
Cursus
Leren dokteren 4
Cursuscoördinator (vice-)
dr. P.H.H. Houben / prof. dr. G. Widdershoven
Gelegenheid
1
Toetsdatum
20 juni 2014
Tijd
12.00 - 14.30 uur (12.00 - 15.00 uur voor extra-tijd studenten)
Plaats
TenT-hal, VU-campus
Aantal en type vragen
66 meerkeuzevragen: 2 tweekeuzevragen, 9 driekeuzevragen,
e
53 vierkeuzevragen, 1 vijfkeuzevraag, 1 zeskeuzevraag Druk
tweezijdig bedrukt, kleurendruk
Toegestane hulpmiddelen
geen
Studentinstructie: Dit tentamen mag niet door studenten worden meegenomen MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord • • • • • • • • •
mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel alléén toetsbenodigdheden op tafel vul je studentnummer en naam duidelijk in op het formulier kras NIET in de barcode rechtsonder; ook GEEN doorhalingen zo nodig foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord commentaren na afloop naar de JVC van je cursus toiletbezoek NIET toegestaan fraude wordt bestraft
Succes!
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 1 van 21
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 2 van 21
1
De moeder van Justin, 6 maanden oud, belt op woensdag de assistente van de huisarts. Justin was wat grieperig met wat hoesten en snotteren op zaterdag en zondag, en hij had hierbij tussen 38 en 39 graden koorts. Het leek beter te gaan maandag en dinsdag. Maar sinds dinsdagavond is Justin meer gaan hoesten, wordt hij zieker en heeft hij opnieuw koorts gekregen. Vanochtend was de temperatuur 38,3 °C. Hij wilde gisteravond en vanochtend niet eten. Hij heeft wel driekwart van normaal gedronken. Wat is op dit moment de belangrijkste reden dat de assistente Justin vandaag nog op het spreekuur van de huisarts moet plannen? a. Hoesten b. Koorts c.
Leeftijd
d. Voeding 2
U ziet Marieke op een vrijdagavond op de huisartsenpost. Marieke is 8 maanden oud. Ze is vannacht gaan braken, meerdere malen achter elkaar. Vanochtend was er ook waterdunne diarree. Moeder vertelt dat alles wat zij Marieke te drinken geeft (eten wil zij sowieso niet) er direct weer uitgebraakt wordt. Marieke heeft nu een temperatuur van 39,6 °C. Moeder maakt zich veel zorgen omdat dit nu al bijna 24 uur duurt. U besluit Marieke lichamelijk te onderzoeken. Waar moet u nu nu extra goed op te letten? a. Dehydratie b. Hyperthermie c.
Koortsconvulsie
d. Gastro-enteritis 3
Vince Verstappen, 9 jaar, komt op maandagmorgen op het huisartsenspreekuur met zijn moeder. Moeder vertelt dat hij twee dagen geleden op zaterdag veel pijn aan zijn rechteroor heeft gehad. Sinds gisteren komt er veel viezigheid uit het rechteroor. Hij heeft geen oorpijn meer. Moeder antwoordt verder op uw vragen dat Vince ongeveer een week verkouden is, wat keelpijn heeft en wat aan het hoesten is, maar dat hij daarbij niet erg ziek was en geen koorts had. Wel heeft Vince afgelopen zaterdag gedurende één dag koorts van 39.1 °C gehad. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Otitis externa b. Otitis media acuta c.
4
Otitis media met effusie
Waaraan grenst de mediale wand van het middenoor? a. Cochlea b. Mastoid c.
Tegmen
d. Trommelvlies
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 3 van 21
5
Welke anatomische structuur is voor de pathogenese van otitis media acuta van grootste betekenis? a. De buis van Eustachius b. De stapes c.
Het mastoid
d. Het trommelvlies 6
Wat is een cholesteatoom? a. Benigne bottumor in het middenoor b. Groeiende cholesterolplaque in het middenoor c.
Keratinemassa die het middenoor ingroeit
d. Ontsteking met Moraxella cattharalis van het middenoor 7
Mevrouw Jongejans, 21 jaar, komt op het spreekuur omdat ze sinds drie dagen keelpijn heeft met koorts. Slikken is pijnlijk. Ze snottert niet en hoest niet. Ze rookt niet. Bij onderzoek vindt u pijnlijke voorste halslymfeklieren en symmetrisch rode vergrote tonsillen met witte stippen. Over de longen is er vesiculair ademgeruis. De trommelvliezen zijn grijs en laten een lichtreflex zien. Welke conclusie kunt u trekken op basis van de bevindingen bij anamnese en lichamelijk onderzoek? Er is een redelijke kans (± 50%) op keelpijn door infectie met… a. epstein-barr-virus b. groep-A-streptokokken c.
Haemophilus influenza
d. Streptococcus pneumoniae 8
Welke symptoom heeft een hoge positief voorspellende waarde voor een peritonsillair abces? a. Hoge koorts b. Petechiën op het palatum c.
9
Pijnlijke grote voorste halslymfeklieren
Welke van de volgende botten van de schedel staat niet in directe relatie tot een neusbijholte? a. Os frontale b. Os maxillare c.
Os sfenoidale
d. Os zygomaticum 10
Door welk onderzoek is posterieure rhinoscopie ter beoordeling van de nasofarynx in de hedendaagse KNO-praktijk vervangen? a. Anterieure rhinoscopie b. CT c.
Endoscopie
d. Röntgen
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 4 van 21
11
Welke verwekker is vaak te vinden bij een acute sinusitis? a. Haemophilus influenza b. Proteus mirabilis c.
12
Pseudomonas aeruginosa
Wat is de meest adequate beschrijving van het doel van het tuchtrecht voor de gezondheidszorg? a. Bevorderen van zorgvuldigheid in beroepsuitoefening b. Mogelijkheid voor patiënt om verhaal te halen c.
Opleggen van maatregelen bij fouten
d. Voorkomen van onjuiste diagnostiek, therapie en/of prognose 13
De heer Abdelfouath, 58 jaar, werkte als civieltechnisch ingenieur bij de gemeente Amsterdam. Hij heeft darmkanker gehad, waarvoor hij behandeld is. Door de operaties en chemotherapie is hij nog maar beperkt belastbaar. Volgens de verzekeringsarts is hij voor een urenbelasting van 50% inzetbaar in aangepast werk: hij kan 5 dagen per week 4 uur per dag ingezet worden in licht administratief werk. De arbeidsdeskundige heeft zijn maatmanloon berekend op € 2500,- (op fulltime basis). Vroeger verdiende hij bij de gemeente € 5000,- op fulltime basis. In welke arbeidsongeschiktheidsklasse zit de heer Abdelfouath? a. <35%; geen WIA-uitkering b. WGA-uitkering 35-80% c.
WGA-uitkering 80-100%
d. IVA-uitkering
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 5 van 21
14
Mevrouw Bongers, 64 jaar, had een jaar geleden een tensie van 180/95 mmHg. Daarbij had ze een cholesterol/HDL-ratio van 7,1 en rookte ze. Ze sprak hierover met de huisarts, en ze besloten tot behandeling van de hypertensie en de cholesterol. Tevens zou ze gaan stoppen met roken. Momenteel gaat de behandeling goed. Ze heeft nu een tensie van 140/85 mmHg, ze rookt niet meer en heeft een cholesterol/HDL-ratio van 5,0. Hoeveel minder kans heeft zij op ziekte of sterfte door hart- en vaatziekten op basis van de risicotabel? a. 45% * 8% = 0,45 * 0,08 = 0,036 = 3,6 keer minder kans b. 45% / (100 + 8%) = 45% / 108% = 0,45 / 1,08 = 0,42 keer minder kans c.
45% - 8% = 37% minder kans
d. Dat is niet te berekenen Tekst behorende bij de vragen 15 en 16 Uit de oratie van prof. dr. C.D.A. Stehouwer, 2005: “Een oorzaak van een ziekte is een gebeurtenis, toestand of eigenschap die voorafgaat aan de ziekte en waarzonder de ziekte niet of pas later zou zijn ontstaan. In de geneeskunde gaat het bijna altijd om deeloorzaken. Diabetes kan leiden tot nierfalen ten gevolge van zogenoemde diabetische nefropathie, maar dit komt uiteindelijk bij minder dan 50 procent van de diabetespatiënten voor, zodat kennelijk andere deeloorzaken aanwezig moeten zijn voordat diabetische nefropathie ontstaat. Roken kan leiden tot longkanker, maar de meeste mensen die roken krijgen geen longkanker.” 15
Over wat voor een soort oorzaak heeft prof. dr. Stehouwer het als hij spreekt over diabetische nefropathie? a. Noodzakelijke oorzaak b. Voldoende oorzaak
16
Over wat voor een soort oorzaak heeft prof. dr. Stehouwer het als hij spreekt over longkanker? a. Mogelijke oorzaak b. Noodzakelijke oorzaak c.
Voldoende oorzaak
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 6 van 21
17
Uit de oratie van prof. dr. C.D.A. Stehouwer, 2005: “De filosofen Francis Bacon en John Stuart Mill stellen dat herhaalde observaties bij zieken en gezonden ons in staat stellen te generaliseren naar deeloorzaken van ziekten. Het lijdt geen twijfel dat wij dat inderdaad doen. Een patiënt krijgt diabetes en daarna een hartinfarct; wij concluderen: daardoor.” Hoe heet dit proces? a. Deductie b. Inductie
18
Uit de oratie van prof. dr. C.D.A. Stehouwer, 2005: “Goed wetenschappelijk onderzoek bestaat uit het afleiden van voorspellingen uit hypothesen en het vergelijken van deze voorspellingen met observaties van de werkelijkheid. (…) Heel veel geneeskundig onderzoek dat doorgaat voor wetenschappelijk, is echter niet van dien aard. (…) We hebben niets aan onderzoekers die hun favoriete hypothese willen ‘bewijzen’, want bewijzen is een illusie.” Aan welk idee uit de filosofie van Popper refereert Stehouwer hier? Wetenschappelijke uitspraken … a. kunnen nooit helemaal overeenstemmen met de werkelijkheid b. moeten weerlegbaar zijn zolang ze niet geverifieerd zijn c.
19
moeten zó zijn opgesteld dat zij weerlegbaar zijn door observaties
Joan Tronto stelt dat zorgen een activiteit is die om persoonlijke ethische kwaliteiten en vaardigheden vraagt, zowel van de zorgverlener als de zorgontvanger. Welke van de volgende kwaliteiten of vaardigheden onderscheidt Tronto als kenmerk van zorgen? a. Aandachtigheid b. Bescheidenheid c.
Bezorgdheid
d. Onbaatzuchtigheid 20
Welke stap is belangrijk in de pathogenese van acne? a. Hoge cortisolspiegels b. Hyperkeratose van de apocriene zweetklier c.
Kolonisatie met Staphylococcus aureus
d. Verhoogde sebumproductie 21
U bent huisarts en ziet een jongen van 14 jaar op uw spreekuur vanwege “jeugdpuistjes”. Hij reinigt de huid met water en zeep. Bij onderzoek ziet u op het voorhoofd, de slapen en kaaklijn open en gesloten comedonen, enkele rode papels en pustels. Wat is de meest aangewezen behandeling? a. Benzoylperoxide gel b. Clindamycine lotion c.
Doxycycline per os
d. Isotretinoïne per os
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 7 van 21
22
Xavier is 5 jaar oud en komt met zijn moeder op het spreekuur omdat hij sinds 3 dagen een jeukend plekje heeft bij de neus. Zie de foto. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Dermatitis perioralis b. Folliculitis c.
Impetigo vulgaris
d. Rosacea 23
Welk belangrijk inzicht kan culturele antropologie ons geven in de wijze waarop wij onderzoek doen en onderzoekscijfers interpreteren? a. Dat de definitie van ziekte tussen landen verschilt b. Dat het vóórkomen van ziekte tussen landen verschilt c.
Dat low-income countries minder middelen hebben voor preventie
d. Dat risicofactoren ongelijk verdeeld zijn tussen landen 24
Hoe wordt het beeld van erytrasma het best beschreven? Erytrasma bestaat uit… a. fijn schilferende plekken, confluerend, met hypo- of hyperpigmentatie b. folliculair gerangschikte miliaire tot lenticulaire erythemateuze papulopustels c.
scherp begrensde, onregelmatige, rood-bruine laesies
d. multipele rond-ovale en scherp begrensde haarden, met verheven rand, roodheid en schilfering
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 8 van 21
25
Wat is de meest aangewezen behandeling van onychomycose? a. Terbinafine lokaal b. Griseofulvine lokaal c.
Miconazol per os
d. Itraconazol per os 26
De heer Baidouh komt op het spreekuur omdat hij op zijn voeten jeukende schilferende plekken heeft. De huisarts vermoedt een mogelijke dermatomycose en wil een KOHpreparaat maken. Welke bevinding in het KOH-preparaat ondersteunt het vermoeden op een dermatomycose het meest? a. Celresten b. Clue cells c.
Hyfen
d. Leukocyten 27
Onderzoekers deden een randomized control trial naar conservatief beleid versus chirurgie bij appendicitis acuta. Aan deze studie deden relatief weinig patienten mee. De onderzoekers concludeerden dat de resultaten minder betrouwbaar zijn. Waardoor zijn de resultaten minder betrouwbaar? a. Chance b. Confounding c.
Selection bias
d. Measurement bias 28
Onderzoeksassistente Iris meet voor een wetenschappelijk onderzoek de bloeddruk van patiënten met een elektronische meter. Deze meter meet gemiddeld genomen dezelfde waarden als een handmatige meting (de gouden standaard), maar heeft wel vaker hogere en lagere metingen dan de handmatige meting. Wat is de correcte benaming voor dit afwijken van de metingen? a. Confounding b. Effect modification c.
Measurement bias
d. Random variation
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 9 van 21
29
Bovenstaande afbeelding geeft de mean, median en mode weer van de systolic blood pressure bij 1000 onderzochte individuen. Wat geven de lijnen A, B en C weer? a. Mean (A), median (B), mode (C) b. Mean (A), mode (B), median (C) c.
Median (A), mean (B), mode (C)
d. Median (A), mode (B), mean (C) e. Mode(A), mean (B), median (C) f. 30
Mode(A), median (B), mean (C)
Wat betekent het als een vragenlijst voor dementie een lage reliability heeft? De vragenlijst… a. geeft bij dementie, maar ook bij andere psychische stoornissen een afwijkende uitslag b. laat na meerdere afnames bij één persoon in korte tijd steeds een andere uitkomst zien c.
meet één aspect van dementie heel goed (geheugen), maar andere aspecten niet (zoals rekenvaardigheden en inzicht)
d. onderscheidt een beginnende dementie niet goed van normale cognitieve prestaties van ouderen
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 10 van 21
31
Bovenstaande grafiek geeft een ROC-curve weer van een screeningstest voor prostaatkanker. De onderzoekers willen deze test in de praktijk gaan implementeren. De bedoeling is deze test te gebruiken bij alle gezonde mannen ouder dan 65 jaar. Mannen met een afwijkende waarde zullen verder onderzocht gaan worden door de uroloog. Welk afkappunt kan hier het beste gebruikt worden? a. Afkappunt A b. Afkappunt B c. 32
Afkappunt C
Wat betekent spectrumbias bij onderzoek naar de diagnostische waarde van een test? Dat de… a. patiënten in het onderzoek verschillen van de patiënten in de praktijk b. sensitiviteit van de test anders kan zijn bij screening dan bij diagnostiek c.
test in het onderzoek anders wordt uitgevoerd dan in de praktijk
d. uitvoering van de test niet onafhankelijk plaatsvindt van de gouden standaard
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 11 van 21
33
In het leerboek fysische diagnostiek staat de fluistertest beschreven om slechthorendheid te onderzoeken. De onderzoeker staat hierbij achter de patiënt en fluistert zes maal een combinatie van drie letters en cijfers. Als de patiënt vier of meer van deze combinaties niet verstaat, dan is de positieve likelihood +8,6 op gehoorsverlies meer dan 30 dB. Stel dat u de voorafkans op ouderdomsslechthorendheid op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek inschat op 50%. Hoe groot is dan de posttestkans op gehoorverlies meer dan 30 dB bij een afwijkende fluistertest? a. 50% b. 75% c.
83%
d. 91% 34
In bovenstaand figuur staan de incidentie en prevalentie van een ziekte weergegeven. Bij de start van het onderzoek in 2011 waren er 1000 patiënten. Elke lijn geeft een patiënt weer. Het bolletje is het begin van de ziekte en de lijn is de duur van de ziekte. Het is een ziekte die men eenmalig krijgt en waaraan men niet overlijdt. Wat is de incidentie van deze ziekte in 2012? a. 6/991 b. 6/998 c.
6/1000
d. 13/998 e. 13/1000
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 12 van 21
35
Welk studiedesign is geschikt om de ‘infant mortality rate’ van een aandoening te kunnen bepalen? a. Een cross-sectionele studie b. Een randomized controlled trial (RCT) c.
Een patiënt-controle-studie
d. Een prospectieve cohortstudie 36
Men vermoedt dat patiënten ouder dan 80 jaar die met antihypertensiva behandeld worden een extra risico lopen om te vallen in huis als hun systolische bloeddruk te strak wordt gereguleerd. Onderzoekers onderzochten daarom de bloeddruk van 80+’ers, en of zij afgelopen zes maanden in huis waren gevallen. Zie onderstaande tabel. Incidentie van een val in huis afgelopen 6 maanden Systole Val + Val <120 mmHg 89 161 >120 mmHg 116 384 Hoe groot is het relatieve risico om te vallen bij een lage systole? a. (89/161) / (116/384) b. (89*384) / (116*161) c.
(89/(89+161)) / (116/(116+384))
d. (89/(116+89)) / ((161/(161+384)) 37
Een prospectief cohortonderzoek naar risicofactoren voor een ziekte die weinig voorkomt kent enkele belangrijke nadelen. Wat is een belangrijk nadeel van zo’n onderzoek? a. Een unbiased selectie van controles is lastig b. Het stadium van ziekte bij inclusie moet voor ieder hetzelfde zijn c.
Het vereist een groot cohort
d. De incidentie kan niet berekend worden 38
Een historisch cohortonderzoek en een case-control-onderzoek maken beiden gebruik van gegevens die vastgelegd zijn in het verleden. De uitgangspunten van de onderzoeken verschillen echter wezenlijk in opzet. Wat is het uitgangspunt bij een historisch cohortonderzoek? Uitgangspunt bij een historisch cohortonderzoek zijn patiënten die bij de start van het onderzoek… a. de risicofactor kunnen krijgen b. de ziekte kunnen krijgen c.
de risicofactor hebben
d. de ziekte hebben 39
Roken en pilgebruik zijn beide bescheiden risicofactoren voor het optreden van trombose bij vrouwen. Wanneer beide risicofactoren aanwezig zijn, verdriedubbelt het risico. Hoe noemt men bovenstaand gegeven? a. Confounding b. Effectmodificatie c.
Measurement bias
d. Selection bias SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 13 van 21
40
Wat is de belangrijkste reden voor matching bij een patiënt-controle (case-control) studie? Door matching… a. krijg je gelijke aantallen in de patiëntgroep en de controlegroep b. verklein je de kans op migratiebias c.
verklein je de verschillen tussen patiënten en controles
d. voorkom je measurement bias bij de patiënten en controles 41
In een patiënt-controle-onderzoek wordt gekeken of pilgebruik een risicofactor is voor harten vaatziekten (HVZ). Het blijkt dat van de 300 patiënten met HVZ er 200 de pil hebben gebruikt. Daarnaast hebben 298 van de 600 patiënten zonder HVZ ook de pil gebruikt. Wat is de odds-ratio voor het optreden van hart- en vaatziekten bij pilgebruik? a. (200*298)/(100*302) = 1.97 b. (298*302)/(100*200) = 4.50 c.
(100*298)/(200*302) = 0.49
d. (200*302)/(100*298) = 2.03 42
Wat is een belangrijke voorwaarde om van een inception cohort te mogen spreken? Dat de patiënten bij de start van het cohort... a. dezelfde prognose hebben b. een vergelijkbare medische voorgeschiedenis hebben c.
in hetzelfde stadium van de ziekte zitten
d. nog geen behandeling hebben ondergaan 43
Bij de opzet van een onderzoek willen de onderzoekers measurement bias minimaliseren. Welke van onderstaande oplossingen draagt hieraan het meest bij? a. De onderzoeker blinderen b. Intention to treat analyse uitvoeren c.
Matching van patiënten toepassen
d. Sensitiviteitsanalyse toepassen
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 14 van 21
44
Bekijk onderstaande Kaplan-Meier curve. Op welke tijdspunten overleden de eerste drie patiënten in de controlegroep?
Na… a. 46, 78, 124 dagen b. 46, 63, 78 dagen c. 45
63, 129, 150 dagen
Een nieuw antihypertensivum wordt onderzocht in een grote randomized controlled trial. Overlijden door hartinfarct is de primaire uitkomstmaat. Gedurende 2 jaar worden 1000 mensen behandeld met het nieuwe middel. 30 van hen overlijden door een hartinfarct. Er worden ook 1000 mensen behandeld met placebo. 70 van hen overlijden door een hartinfarct. Wat is de relatieve risico-reductie? a. (7% - 3%) / 7% b. 7% - 3% c.
(7% - 3%) / 3%
d. 1 / (7% - 3%) 46
De werking van een nieuwe behandeling onderzoekt men bij voorkeur in een randomized controlled trial (RCT). Wat is een belangrijk voordeel van een RCT ten opzichte van een observationele onderzoeksopzet? Een belangrijk voordeel is de hogere… a. construct validiteit (construct validity) b. externe validiteit (generalizability) c.
inhoudsvaliditeit (content validity)
d. interne validiteit (internal validity)
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 15 van 21
47
Patiënten die meedoen aan een onderzoek krijgen daardoor veel aandacht. Als gevolg hiervan zijn mensen geneigd hun gedrag te veranderen. Hoe heet dit fenomeen? a. Behandeleffect b. Hawthorne-effect c.
Natuurlijk beloop
d. Placebo-effect 48
Er wordt een nieuwe screeningstest geïntroduceerd voor prostaatkanker. In een gescreende groep werd kanker ontdekt in 100 mensen. In het daaropvolgende jaar werd bij nog eens 25 mensen die in eerste instantie negatief hadden gescreend, alsnog de diagnose prostaatkanker gesteld. In een even grote controlegroep die niet werd gescreend, werd in dezelfde periode van een jaar bij 50 mensen de diagnose prostaatkanker gesteld. Wat is in bovenstaand voorbeeld de sensitiviteit van de test volgens de detectiemethode? a. (100+25)/(100+50) b. 100 / (100+25) c.
1 – (25/50)
d. 1 – (100/[100+50]) 49
Sensitiviteit en specificiteit zijn belangrijke kenmerken van een screeningstest. Welke van de twee is voor screening het allerbelangrijkst en waarom? a. Een screeningstest moet een hoge sensitiviteit hebben, zodat mensen niet ten onrechte het label “ziek” krijgen b. Een screeningstest moet een hoge sensitiviteit hebben, zodat de paar zieken geïdentificeerd worden c.
Een screeningstest moet een hoge specificiteit hebben, zodat je geen gevallen mist
d. Een screeningstest moet een hoge specificiteit hebben, zodat mensen die gezond zijn niet onnodig ongerust gemaakt worden 50
Huisarts A vindt in de loop van 2009 bij drie vrouwen een knobbeltje in de borst dat een tumor blijkt te zijn. In dat jaar wordt via het bevolkingsonderzoek ook borstkanker gediagnosticeerd bij 3 andere vrouwen uit haar praktijk. Vijf jaar later zijn twee van de drie vrouwen die de huisarts had gediagnosticeerd overleden. Van de vrouwen die bij screening waren geïdentificeerd, is er slechts één overleden. Hier lijken de vrouwen te hebben geprofiteerd van vroegdiagnostiek door screening. Toch kan er ook sprake zijn van een bepaalde bias, waarbij screening effectief lijkt doordat vooral patiënten met een traag ziektebeloop opgespoord worden. Welke bias is dat? a. Compliance bias b. Lead-time bias c.
Length-time bias
d. Measurement bias
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 16 van 21
51
Voor het aannemelijk maken van een oorzaak-gevolg relatie tussen een determinant en ziekte heeft Sir Bradford Hill een aantal criteria opgesteld. Wat draagt het meest bij aan de conclusie dat de relatie tussen de determinant en de ziekte een causale relatie betreft? a. Het gevonden effect heeft een zeer lage p-waarde b. Het gevonden effect klopt met de hypothese c.
Er is een omkeerbare relatie tussen determinant en ziekte
d. Er is een temporele relatie tussen determinant en ziekte
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 17 van 21
Toets klinisch redeneren Onderdeel van de SET 4 Leren dokteren 2.2 15 opdrachten (vraag 52 tot en met 66) 52
Een man van 22 jaar vraagt hulp voor een seksueel probleem: hij komt meestal te vroeg klaar. Welke anamnesevraag sluit het beste aan bij dit probleem? Let bij uw beantwoording op de fase in de seksuele responscyclus die hier van toepassing is. a. Heeft u ochtenderecties? b. Heeft u zin om te vrijen? c.
Lukt het u om u voldoende op uzelf te concentreren?
d. Op welke manier kan uw partner er voor zorgen dat u zo snel mogelijk opgewonden raakt? 53
Een man heeft sinds twee dagen een branderige pijn bij het plassen. Er is geen penisuitvloed. Hij heeft wisselende, onbeschermde contacten. Welke SOA is nu het meest waarschijnlijk? a. Chlamydia b. Gonorroe c.
Herpes genitalis
d. Syfilis 54
Een vrouw van 89 jaar heeft sinds twee maanden last van reepjes poepen en rectaal bloedverlies. Ze komt hiermee voor het eerst bij de huisarts. Wat is de beste volgende stap in het diagnostisch beleid? a. Bepalen van hemoglobine en MCV b. Echo van de lever c.
Rectaal toucher
d. Rectosigmoidoscopie 55
Een man van 44 jaar heeft sinds twee maanden een probleem met het behouden van zijn erectie bij partnerseks waardoor penetratie niet meer lukt. Masturbatie lukt wel, al duurt het krijgen van een volledige erectie langer. Zijn vrouw is recent ontslagen en zelf heeft hij het steeds drukker op zijn werk. Wat is het sterkste argument dat een somatische oorzaak minder waarschijnlijk is? a. Bij masturbatie is er geen probleem b. De erectiele dysfunctie is secundair ontstaan c.
Er zijn psychosociale problemen
d. Patiënt heeft geen comorbiditeit 56
Een 54-jarige vrouw heeft sinds het stoppen van de menstruaties pijn bij het vrijen door vaginale droogheid. Welke medicamenteuze behandeling past hier het beste bij? a. Geconjugeerde oestrogenen b. Geconjugeerde oestrogenen met cyclisch progestagenen c.
Oestriol
d. Tibolon
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 18 van 21
57
Een man van 60 jaar is sterk gemotiveerd om het roken te staken sinds bij hem COPD is vastgesteld. Hij krijgt nicotinepleisters voorgeschreven. Het lukt hem echter niet om met behulp hiervan het roken te staken. Wat is nu het eerst aangewezen medicamenteuze beleid? a. Diazepam (een benzodiazepine) b. Fluoxetine (een ssri) c.
Metoprolol (een betablokker)
d. Nortriptyline (een tricyclisch antidepressivum) 58
Een vrouw van 80 jaar met een gemetastaseerd mammacarcinoom met veel botpijn is na bestraling in het ziekenhuis naar huis ontslagen. De oncoloog geeft aan dat zij uitbehandeld is. Zij is cachectisch, eet niet en drink nauwelijks. Ondanks steeds hogere doses opiaten lukt het niet de pijn voldoende te bestrijden. De huisarts schat in dat zij nog een paar dagen te leven heeft. Het huisartsendossier vermeldt dat patiënte een euthanasieverklaring heeft. Wat is nu het beste beleid om aan patiënte voor te stellen wat betreft de behandeling van de pijn? a. Euthanasie b. Opname in een hospice c.
Palliatieve sedatie
d. Presentatie in het ziekenhuis 59
Een man van 20 heeft sinds zijn vijfde levensjaar frequent aanvallen van astma. Hij is nu sinds een virale luchtweginfectie toenemend kortademig. Er zijn geen tekenen van een bacteriële superinfectie. Zijn salbutamoldosering is maximaal. Ook de inhalatiecorticosteroïden zijn maximaal gedoseerd. Desondanks is hij erg kortademig bij geringe inspanning. In rust gaat het net. Welke behandeling is nu geïndiceerd? a. Antihistaminicum intramusculair b. Corticosteroïd per os c.
Langwerkend inhalatie-beta2mimeticum
d. Zuurstof 60
Drie weken na een total hip operatie rechts krijgt een 70-jarige vrouw opeens pijn in het rechter bovenbeen als ze uit de stoel opstaat. Ze kan door de pijn niet meer op het been staan. Wat is hiervoor de meest waarschijnlijke verklaring? a. Bloeding b. Fractuur c.
Infectie
d. Luxatie
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 19 van 21
61
Een man van 66 jaar heeft sinds zes maanden geleidelijk toenemende pijn in de rechter knie. Bij onderzoek vindt de arts geen afwijkingen aan de knie en denkt daarom aan de mogelijkheid van een beginnende coxartrose. Welke bevinding bij lichamelijk onderzoek vormt hiervoor de sterkste aanwijzing? a. Beenverkorting b. Beperkte endorotatie c.
Drukpijn op de trochanter
d. Knapgeluiden in het heupgewricht 62
Een man van 40 jaar heeft moeilijkheden met zijn nieuwe manager op kantoor. Hij krijgt last van moeheid en hoofdpijn en meldt zich ziek. Hij wordt door de manager gesommeerd onmiddellijk op gesprek te komen. Na telefonisch overleg met zijn huisarts belt hij dat hij daartoe niet in staat is. Zijn werkgever ontslaat hem daarop op staande voet. De patiënt belt de huisarts weer. Wat kan de huisarts nu het beste doen? a. Contact opnemen met de bedrijfsarts b. Contact opnemen met de werkgever c.
Patiënt doorverwijzen naar het CWI (Centrum voor Werk en Inkomen)
d. Patiënt doorverwijzen naar een algemeen maatschappelijk werkende 63
Een vrouw van 55 jaar heeft sinds drie weken jeuk in haar linker tepel. Bij lichamelijk onderzoek is eczeem van de tepel met een korstje te zien. De huid eromheen is rood en drukpijnlijk. Er zijn geen abnormale zwellingen van de borst of de regionale lymfklieren. Wat is nu het beste beleid? a. Corticosteroïd-crème voorschrijven en controle na twee weken b. Koelen met ijs, antibiotica voorschrijven en controle na een maand c.
Verwijzen naar een dermatoloog
d. Verwijzen naar de mammapolikliniek voor onderzoek naar maligniteit 64
Een preterminale patiënt met een naar de lever gemetastaseerd maagcarcinoom heeft pijn in de rechter bovenbuik. Hij krijgt steeds hogere doses morfine subcutaan toegediend via een vleugelnaaldje. De pijn is daarop redelijk onder controle. Nu braakt hij sinds een dag. Het valt de arts op dat hij onwillekeurige spiertrekkingen heeft. Wat is het beste beleid m.b.t. de morfinedosering in deze situatie? a. Verlagen b. Constant houden c.
65
Verder ophogen
Een man van 30 jaar rookt een pakje per dag en wil nu stoppen met roken, omdat bij zijn vader longkanker is gevonden. De huisarts biedt medicamenteuze begeleiding. Wat is de beste strategie wat betreft het stop-advies? a. Geleidelijk met ca. 1 sigaret per 2 dagen afbouwen in twee maanden b. Het aantal sigaretten halveren gedurende 2 weken, dan weer 2 weken halveren, dan stoppen c.
Stopdatum kiezen en in één keer stoppen
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 20 van 21
66
Bij een 35-jarige man is een seminoom stadium I van de rechter testis vastgesteld. Na orchidectomie wordt besloten tot een ‘waakzaam afwachten’ beleid. Welk aanvullend onderzoek is bij zijn follow-up gedurende de eerste jaren in ieder geval geïndiceerd? a. Echo-Lever b. CT-abdomen c.
CT-thorax
d. MRI-hersenen
SET Leren dokteren 4 / afname 20 juni 2014
Pagina 21 van 21