A VUmc-compas toetsing
Toets
SET Leren dokteren 3/ semestertoets
Cursus
Leren dokteren 3
Cursuscoördinator
mw. drs. O. Wassenaar / prof. dr. H.N. Lafeber
Gelegenheid
2
Toetsdatum
Vrijdag 4 juli 2014
Tijd
12.00 – 14.30 uur (12.00 – 15.00 uur voor extra-tijd studenten)
Plaats
Initiumgebouw, IN-0B60
Aantal en type vragen
51 MC-vragen: 2 tweekeuze vragen, 3 driekeuze vragen, 43 vierkeuze
e
vragen, 3 vijfkeuze vragen plus 10 casus met bij elk een variërend aantal open vragen Aantal versies
1
Druk
MC-vragen: tweezijdig bedrukt, open vragen 1 zijdig bedrukt
Toegestane hulpmiddelen
geen
Studentinstructie: MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord • • • • • • • • • •
mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel alléén toetsbenodigdheden op tafel vul je studentnummer en naam duidelijk in op het mc-antwoordformulier vul ALTIJD de versiecode ( A ) in, ook al is er maar 1 versie en vul je studentnummer en naam duidelijk in op ELK van de KR vragenbladen kras NIET in de barcode rechtsonder vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord commentaren na afloop naar de JVC van je cursus toiletbezoek NIET toegestaan fraude wordt bestraft.
Succes!
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 1 van 33
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 2 van 33
1
Bij de ingangsklacht moeheid in de huisartspraktijk wordt vaak als einddiagnose ‘onverklaarde moeheid’ gesteld. In hoeveel gevallen is dit ongeveer het geval? a. 5% b. 25% c.
40%
d. 80% 2
Bij de huisarts komt een vrouw van 80 jaar. Zij is sinds twee maanden moe en komt daardoor niet meer toe aan het huishouden, het doen van boodschappen en het onderhouden van haar sociale contacten. Bij lichamelijk onderzoek vindt de huisarts geen bijzonderheden. De voorgeschiedenis vermeldt recidiverende depressieve episoden. Welke factor maakt, naast leeftijd, dat laboratoriumonderzoek hier geïndiceerd is? a. Eerdere depressieve episoden b. Klachten langer dan een maand c.
Geslacht
d. Het beperkt zijn in het dagelijks functioneren 3
Frits, zeven jaar, komt met zijn vader op het spreekuur van de huisarts in verband met moeheidsklachten die nu zes weken bestaan. De anamnese en het lichamelijk onderzoek geven geen aanknopingspunten voor een diagnose. De huisarts besluit beperkt screenend bloedonderzoek te doen. Welke drie bepalingen horen hier in ieder geval gedaan te worden? a. Hb, kreatinine, albumine b. Glucose, Hba1c, albumine c.
BSE, CRP, vitamine D
d. CRP, vitamine B12, IgE e. BSE, bloedbeeld, glucose 4
Guus, vijf jaar, komt bij de huisarts omdat hij nu al twee weken opvallend moe is. Twee weken geleden had hij griep met hoge koorts. Wat dient u nu als eerste uit te vragen? a. Familie-anamnese b. De context c.
Aanwezigheid psychische klachten
d. Hulpvraag 5
Wat zijn de drie speerpunten in de behandeling van Chronisch Vermoeidheids Syndroom (CVS) bij adolescenten? a. Cognitieve gedragstherapie, medicatie (SSRI), uitsluiten somatische oorzaken b. Cognitieve gedragstherapie, opbouwen conditie, begeleiding van de ouders c.
Medicatie (SSRI), uitsluiten somatische oorzaken, begeleiding vanuit school
d. Fysiotherapie, rust, glucosebeperkt dieet.
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 3 van 33
6
Wat is ‘psychiatric disturbance’ volgens Helman? a. Het mechanisme waardoor negatieve life events kunnen leiden tot ziekte b. De psychiatrische klachten die het gevolg zijn van een chronische ziekte c.
De neiging tot somatisatie als er sprake is van een volksziekte
d. Het verhoogde risico bij immigranten op psychische klachten 7
In de Westerse wereld wordt nadruk gelegd op fysieke en biochemische afwijkingen van individuen. Wat is volgens Helman een veel voorkomend gevolg hiervan? a. Het ontstaan van volksziekten b. Somatisatie c.
Ziekte zonder ziek zijn
d. Onverklaarde lichamelijke klachten 8
Welke van onderstaande vragen is het meest geschikt om via kwalitatief onderzoek te beantwoorden? a. Leidt venlafaxine of nefazodone tot een klinische verbetering bij patiënten met matige tot zeer ernstige depressie? b. Is er een verband tussen hypertensie en glaucoom? c.
Hoe gebruiken hypertensie-patiënten hun medicatie?
d. Wat is de te verwachten groei van het aantal mensen met dementie tussen het jaar 2013 en 2030? 9
Hoe kan de validiteit van een kwalitatief onderzoek verhoogd worden? a. Het doen van member checking b. Het verzamelen van aanvullende gegevens c.
Het herhalen van de interviewvragen
d. Het vergelijken van de uitkomsten met overeenkomstig onderzoek 10
Waardoor wordt een kwalitatief interview gekenmerkt? a. Gesloten vragen b. Een serie stellingen c.
Aankruisen van antwoordcategorieën
d. Open vragen e. Een klein aantal deelnemers 11
Prohormonen worden omgezet in actieve hormonen. Welk hormoon is het prohormoon en welke het actieve hormoon? a. T4 is een prohormoon dat omgezet wordt in het actieve hormoon T3 b. T2 is een prohormoon dat omgezet wordt in het actieve hormoon T3 c.
T3 is een prohormoon dat omgezet wordt in het actieve hormoon T4
d. T2 is een prohormoon dat omgezet wordt in het actieve hormoon T4
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 4 van 33
12
Een bepaald deel van de kinderen die geboren worden met CHT heeft in de neonatale fase afwijkingen bij lichamelijk onderzoek (bijvoorbeeld grote achterste fontanel, macroglossie, opgezette buik, hernia umbilicalis, hypotonie). Bij welk deel worden dergelijke afwijkingen gevonden? a. De meerderheid van de neonaten met CHT b. Alle neonaten met CHT c.
13
De minderheid van de neonaten met CHT
Bij een screeningsuitslag (hielprikscreening) wordt een normale TSH-waarde in combinatie met een verlaagde T4-waarde gevonden. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. TBG-deficiëntie b. Primaire hypothyreoïdie c.
Aanlegstoornis van de schildklier
d. Organificatiedefect 14
Naar aanleiding van een CHT-screening is bij een baby een centrale hypothyreoïdie geconstateerd. Er is geen verder aanvullend onderzoek verricht, maar direct gestart met behandeling met thyroxine. Wat is het gevaar van deze aanpak? Dat de patiënt a. plots overlijdt b. een struma ontwikkelt c.
IQ-punten verliest
d. een te kleine schildklier ontwikkelt 15
Waaruit bestaat de trias van een NAHI (non-accidental head injury, voorheen ‘shaken baby’)? a. Schedelfractuur, subduraal hematoom, nekletsel b. Schedelfractuur, hematomen op achterzijde van het hoofd, onophoudelijk huilen c.
Apathie, nekletsel, niet gedijen
d. Subdurale hematomen, retinabloedingen en een encephalopathie 16
Op de eerste hulp onderzoek je een meisje van 26 maanden dat van de commode is gevallen. Er blijkt sprake van een metafysaire hoekfractuur, een fors hematoom op het voorhoofd en een greenstick-fractuur. Welk element uit de casus is een argument voor kindermishandeling? a. De leeftijd b. Hematoom op het voorhoofd c.
Metafysaire hoekfractuur
d. Greenstick-fractuur
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 5 van 33
17
Wat is het KNMG-standpunt ten aanzien van jongensbesnijdenis (niet-therapeutische circumcisie)? Niet-therapeutische circumcisie bij minderjarige jongens… a. is in strijd met het recht op autonomie en het recht op lichamelijke integriteit van het kind b. is toegestaan vanuit het recht op religieuze vrijheid c.
wordt geaccepteerd, uit respect voor de diepe religieuze, symbolische en culturele gevoelens die hieraan verbonden zijn
d. wordt niet geaccepteerd, gezien de grote risico’s van deze ingreep 18
Tussen welke grenzen is de wettelijke definitie van kindermishandeling van toepassing? a. Tussen amenorroeduur van 16 weken en 18 jaar b. Tussen amenorroeduur van 24 weken en 18 jaar c.
Tussen amenorroeduur van 16 weken en 16 jaar
d. Tussen de geboorte en 18 jaar 19
Een patiënt meldt zich met moeheid, zwakte, braken, zouthonger en hyperpigmentatie van de huid. Hij is afgevallen en kan door een lage bloeddruk nauwelijks meer op zijn benen staan. De SEH-arts beseft dat snel ingrijpen noodzakelijk is en begint na afname van bloed (voor onderzoek) met hormoonsuppletie iv en zoutinfusie. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. M. Cushing b. M. Addison c.
M. Conn
d. M. Graves 20
De heer Jacobs komt bij de huisarts in verband met een toenemend gewicht, kouwelijkheid en traagheid. De huisarts denkt aan een hypothyreoïdie. Welke screeningstest is geïndiceerd? a. FT3 b. FT4 c.
TRH
d. TSH 21
Wat is een kenmerkende bevinding bij M. Graves hyperthyreoïdie? a. Een vaste afgrensbare schildkliernodus b. Positieve TSH-receptorstimulerende antistoffen c.
Hoog TSH
d. Verhoogde bezinking 22
Welk kenmerk past bij de diagnose Klinefelter? a. Het karyotype XXX b. Primaire hyperthyreoïdie c.
Secundaire hypofyse-insufficiëntie
d. Primair hypogonadisme
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 6 van 33
23
Een gezonde vrouw van 53 jaar met een blanco medische voorgeschiedenis krijgt een polsfractuur. Bij nader onderzoek blijkt er sprake van osteoporose. De eerstekeuzetherapie bij osteoporose is bisfosfonaattherapie. a. Juist b. Onjuist
24
Menopauze speelt als onderliggende oorzaak in deze casus van vraag 23 een belangrijke rol. a. Juist b. Onjuist
25
Een man van 50 jaar belt u ‘s avonds in uw dienst op omdat hij sinds een half uur prikkelingen in de vingers en spierkrampen heeft. Bij doorvragen blijkt dat hij net uit het ziekenhuis ontslagen is, alwaar hij een operatieve verwijdering van meerdere te hard werkende bijschildklieradenomen heeft ondergaan. Wat is uw meest waarschijnlijke diagnose? a. Hyperthyreoïdie b. Hypothyreoïdie c.
Hyperparathyreoïdie
d. Hypoparathyreoïdie 26
Het parathormoon wordt gemaakt in de bijschildklieren. Wat doet PTH in de normale fysiologische situatie? a. PTH verhoogt de calciumuitscheiding in de nieren b. PTH verhoogt de fosfaatuitscheiding in de nieren c.
PTH verhoogt de vorming van het inactieve vitamine 25(OH) D
d. PTH vermindert de osteoclastactiviteit in het bot 27
Bij een 20-jarige man met een BMI van 22, zonder klachten, maar een nuchter glucose van >7mmol/l stelt de huisarts de diagnose diabetes mellitus type 1. Met welke bevindingen bij aanvullend onderzoek wordt deze diagnose bevestigd? a. Een verhoogd Hba1c (> 53 mmol/mol) b. Een verhoogde pH-waarde in arterieel bloed c.
De aanwezigheid van glucose en ketonen in de urine
d. De aanwezigheid van antistoffen tegen het enzym glutaminezuur decarboxylase (antiGAD) 28
In 2014 is het bevolkingsonderzoek op darmkanker van start gegaan. Wat is het belangrijkste knelpunt bij deze screening? a. Te lage sensitiviteit van de screening b. Te grote aantallen fout negatieve uitslagen c.
Te grote aantallen fout positieve uitslagen
d. Te hoge specificiteit
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 7 van 33
29
Bij ADHD is er zeer waarschijnlijk sprake van multifactoriële erfelijkheid. Wat betekent dit? a. Dat een combinatie van een (klein) aantal risicogenen de erfelijke sturing vormt b. Dat één risicogen de erfelijke sturing vormt, maar altijd in combinatie met een veelheid aan omgevingsfactoren c.
30
Dat een of meer relevante genvarianten altijd leidt tot een (milde) vorm van ADHD
Onder andere in het kader van cardiovasculaire risicopreventie wordt rekening gehouden met het zogenaamde ‘number to treat’. Wat betekent dit? a. Het aantal mensen dat preventief behandeld moet worden om er één te laten profiteren b. Het aantal mensen dat preventief behandeld moet worden om het screeningsprogramma kosteneffectief te laten zijn c.
De meetwaarde (bijvoorbeeld bloeddrukwaarde) waarboven behandeld moet worden
d. Het vaststellen van de grootte van de te screenen populatie 31
Een meisje van 1,5 jaar presenteert zich op de dag van vervroegde terugkeer van vakantie in Frankrijk op de SEH met braken, diarree, sufheid en gewichtsverlies. Zij heeft de laatste dagen nauwelijks gegeten, weinig gedronken en is minder gaan plassen. Bij lichamelijk onderzoek wordt een suf, matig reactief meisje gezien. Gewicht 9,2 (vorig bekende gewicht 3 mnd tevoren was 10,4kg). Pols 160/min. Ademhaling 40/min, RR 80/40 mmHg. Temperatuur: 39,5 graden Celsius. E3, M5, V3. Capillaire refill 5 sec. Koude acra. Als aanvullend onderzoek zijn een uur na presentatie op de SEH de volgende uitslagen van het bloed bekend: pH 7,25, pCO2 32, BE -8 mmol/l, HCO3 18 mmol/l, Na 127 mmol/l, K 4,5 mmol/l, gluc 3,5 mmol/l, ureum 5,5 mmol/l. De urine toont een Na van 3 mmol/l. Wat is er, uitgaande van de bloedgaswaarden, aan de hand? Er is sprake van: a. tachypneu en Cheyne-Stokes ademhaling b. hyperventilatie en een metabool gecompenseerde respiratoire acidose c.
dyspneu en respiratoire insufficiëntie
d. respiratoir gecompenseerde metabole acidose 32
Bereken de serumosmolariteit (= kristalloid osmotische druk) bij de patiënte uit vraag 31. a. 272 mosmol/l b. 290 mosmol/l c.
281 mosmol/l
d. 301 mosmol/l 33
De werkdiagnose bij de casus uit vraag 31 is acute dehydratie, bij een hyperglycaemische ontregeling. Wat zijn, naast vocht, de pijlers waarop de behandeling hiervan is gebaseerd? a. Na en bicarbonaat b. Na en glucose c.
Bicarbonaat en glucose
d. Glucose en insuline
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 8 van 33
34
Een 12-jarige jongen met een kwaadaardige aandoening weigert een potentieel curatieve behandeling. De arts acht de jongen wilsbekwaam. Mag de arts gaan behandelen? a. Ja, mits de ouders instemmen b. Ja, op grond van goed hulpverlenerschap c.
Ja, op grond van ernstig nadeel
d. Nee, vanwege de integriteit van het lichaam e. Nee, omdat u de uitkomst van de ingreep niet kunt garanderen 35
Wie is in de empirische ethiek de ethicus? Degene die: a. normen ontwikkelt voor de praktijk b. de consequenties van empirische data voor ethische theorie onderzoekt c.
de consequenties van ethische theorie voor empirische data onderzoekt
d. in dialoog met hulpverleners medische praktijk en ethische theorie wil verbeteren 36
De 6 weken te vroeg geboren Chantal is nu 3 maanden oud en ziet er altijd gezond uit. Ze heeft nooit bovenste luchtweginfecties. De ouders zijn ongerust omdat de consultatiebureauarts zegt dat hun kind niet goed groeit. De huisarts kijkt het kind na en kan niets afwijkends ontdekken. Wat is het aangewezen beleid? a. De flesvoeding ophogen b. Een handwortelfoto maken om de botontwikkeling te screenen c.
De groeigegevens opvragen van de couveuse-afdeling en huidige lengte, gewicht en schedelomvang uitzetten in de groeicurve
d. Nu geen verdere actie en over 2 maanden de groei nogmaals evalueren 37
De 10 weken te vroeg geboren Marjolein komt met haar trotse moeder op het spreekuur van de kinderarts, kort na ontslag uit het ziekenhuis. Moeder geeft haar volledig borstvoeding. Bij het meten en wegen valt het de kinderarts op dat Marjolein thuis flink is afgevallen. De kinderarts adviseert de moeder om Marjolein via de fles te voeden. Welke voeding is nu aangewezen? a. Speciale prematurenflesvoeding b. Speciale postdischarge-flesvoeding c.
Afgekolfde moedermelk met eiwit-moedermelk-versterkingspoeder
d. Standaard flesvoeding 38
Een te vroeg geboren baby heeft een Necrotiserende Entero Colitis doorgemaakt met darmnecrose. Bij de buikoperatie die noodzakelijk was moest 15 cm dunne darm worden verwijderd. Hoe voedt men nu dit kind het beste postoperatief? a. Uitsluitend glucose-zoutmengsel via een infuus geven b. Uitsluitend volledig parenterale voeding geven via een centrale lijn c.
Onmiddellijk weer starten met orale sondevoeding
d. Elementaire (astronauten) voeding per sonde
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 9 van 33
39
Resilience is de term die we in de ontwikkelingspsychopathologie gebruiken voor: a. de aan het kind zelf gebonden veerkracht b. de weerstand die het kind kan bieden aan veerkrachtige omstandigheden zoals de opvoedstijl van ouders c.
risicofactoren die het kind kunnen belemmeren in zijn ontwikkeling
d. risicofactoren die aan het kind zelf verbonden zijn zoals een kwetsbare lichamelijke conditie 40
Kinderen die aanleg hebben tot moeilijk te hanteren, agressief gedrag lokken daarmee bij hun ouders negatievere reacties uit dan broers of zussen met minder moeilijk gedrag. Die negatieve ouderlijke reacties kunnen op hun beurt het agressieve gedrag van het kind versterken. We spreken hier van: a. epifinaliteit; b. multifinaliteit; c.
gen-omgevingsinteractie;
d. gen-omgevingscorrelatie; 41
Wat is het belangrijkste kenmerk van kinder- en jeugdpsychiatrische en psychologische diagnostiek bij kinderen en adolescenten ten opzichte van diagnostiek bij volwassenen? a. De ernst van symptomen kan sterk wisselen van moment tot moment b. Je kunt geen betrouwbare anamnese bij de patiënt zelf afnemen c.
Je moet altijd een combinatie afnemen van gestandaardiseerde instrumenten en een vrij interview
d. Je moet kennis hebben van de normale ontwikkeling van kinderen 42
Geweld leidt vaak tot letsel. Wanneer het geweld van fysieke aard is, zal het letsel in de eerste plaats lichamelijk zijn, al kunnen de emoties die het lichamelijke geweld bij het kind oproepen (zoals angst, boosheid, verdriet) ook tot psychische schade leiden. Vooral wanneer sprake is geweest van een vorm van kindermishandeling waar verwaarlozing deel van uitmaakte, is er een grote kans op het ontstaan van een ontwikkelingsstoornis. Traumadeskundigen hebben daarvoor een aparte classificatie voorgesteld, die noemen we: a. post-traumatische stressstoornis b. trauma-ontwikkelingsstoornis c.
pervasieve ontwikkelingsstoornis
d. lichamelijke ontwikkelingsstoornis 43
Maarten van 8 jaar speelt graag met poppen en draagt graag de jurkjes van zijn oudere zusje. Is verdere diagnostiek nodig? a. Ja, dit duidt mogelijk op een genderidentiteitsstoornis b. Nee, maar Maarten is zeer waarschijnlijk wel homoseksueel c.
Ja, als je acht jaar bent staat de genderidentiteit vast en daarom is dit gedrag op deze leeftijd afwijkend
d. Nee, tenzij Maarten zich sterk en langdurig identificeert met het andere geslacht
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 10 van 33
44
Wat is het belangrijkste doel van diagnostiek in de kinder- en jeugdpsychiatrie? a. Onderscheid maken tussen ziek en gezond b. Het bepalen van de juiste behandeling c.
45
Eenduidige communicatie in de kliniek
U ziet als consultatiebureauarts bij de routinecontrole een vijf maanden oud meisje. De moeder geeft borstvoeding en heeft geen klachten over het kind. Als u het gewicht op de groeicurve uitzet, valt u op dat de standaarddeviatiescore is gedaald van +0,5 bij de geboorte tot -0,5. Wat is nu het juiste beleid? a. Het gewichtsbeloop vergelijken met de lengte en afspreken dat u het kind over 4 weken terugziet b. De moeder vragen om het kind vóór en na elke voeding te wegen, om na te gaan hoeveel het binnen krijgt c.
Diagnostiek inzetten op verdenking van de diagnose coeliakie
d. Adviseren om over te gaan op kunstvoeding omdat de borstvoeding mogelijk niet volwaardig is 46
Een moeder komt op uw spreekuur met haar 4 weken oude dochter. Ze heeft sinds twee weken opvallend dunne ontlasting en spuugt na iedere (kunst)voeding een grote golf. Ze plast opvallend veel en de laatste 3 weken is ze 575 gram gegroeid. De moeder vraagt of ze geen ORS moet krijgen vanwege het risico op uitdroging. Wat is hier het beste beleid? a. In verband met verdenking op koemelkallergie adviseren te starten met koemelkvrije voeding b. In verband met de verdenking op overvoeden vragen naar de hoeveelheid en soort voeding die het kind krijgt c.
Afspreken dat de moeder de komende week de voeding klaar maakt met ORS in plaats van water
d. Het verrichten van een glucose dagcurve 47
U ziet een 5 maanden oude zuigeling op verzoek van de consultatiebureau-arts. Het meisje is sinds een maand aan het kwakkelen met dunne ontlasting, spugen en matige groei. De problemen zijn begonnen toen de moeder stopte met borstvoeding; daarvóór was er niets aan de hand. Welke diagnose is hier in elk geval niet aan de orde? a. Lactose intolerantie b. Parasitaire darminfectie c.
Koemelkallergie
d. Coeliakie
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 11 van 33
48
Bij de dissociatieve identiteitsstoornis wordt een aantal kenmerkende symptomen beschreven. Welke van de volgende symptomen hoort daar bij? a. Stemmingswisselingen b. Geheugenstoornissen c.
Angstklachten
d. Middelenmisbruik 49
Patiënten met boulimia nervosa lopen door hun gedrag de kans op ernstige somatische complicaties. Welke van de volgende somatische problemen hoort bij deze complicaties? a. Paralytische ileus b. Leverfalen c.
Speekselkliercarcinoom
d. Hypokaliëmie 50
Welke van de volgende afweermechanismen hoort bij de groep primitieve afweermechanismen? a. Rationaliseren b. Overdekken door het tegendeel c.
Externaliseren
d. Sublimeren 51
Sommige patiënten beschrijven hun slaapstoornis in de vorm van storende klachten tijdens de slaap. Hoe noemen we dit? a. Insomnie b. Hypersomnie c.
Parasomnie
d. Circadiaanse slaapstoornis
Hierna volgen de 10 casus plus vragen op de volgende bladen. Lees ook goed de tekst op blad 13 voor je begint.
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 12 van 33
Naam …………………………………………….Studentnummer………………………..
Toets klinisch redeneren Onderdeel van SET LD3 van 4 juli 2014 Henk de Vries, coördinator klinisch redeneren Er zijn 10 casus in de toets opgenomen. Bij elke casus wordt een variërend aantal open vragen gesteld. Bij alle vragen is het aantal te behalen punten vermeld. In totaal zijn er 150 punten te verdienen. Voor een 5,5 op dit gedeelte van de toets zijn 83 punten nodig (voorlopige cesuur). Het eindcijfer van de SET wordt voor 40% bepaald door je cijfer op het klinisch redeneerdeel en voor 60% door je cijfer op het cursus leren dokteren 3 deel. Maak niet de fout om zonder structuur alles op te schrijven waarvan je denkt dat het misschien tot het antwoord behoort. Het cijfer wordt niet bepaald door het aantal gebruikte woorden in het antwoord. Alleen wanneer naar een uitleg wordt gevraagd hoef je deze te geven. In alle andere gevallen is alleen hetgeen waarnaar gevraagd wordt (complicatie, diagnose, bevinding et cetera) voldoende. Schrijf duidelijk. Onleesbare antwoorden zijn per definitie fout.
Vergeet niet bovenaan elk blad je naam en studentnummer te vermelden!
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 13 van 33
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 14 van 33
Naam …………………………………………….Studentnummer………………………..
1
Casus 1 / 2 vragen (18 punten) Casus Een man van 70 jaar heeft tot 16 jaar geleden veel gerookt (1 pakje sigaretten per dag). Hij is toen gestopt omdat bij hem naar aanleiding van een lichte dyspnoe met hoesten een beginnende COPD werd vastgesteld. Hij komt nu bij de huisarts omdat hij sinds een maand weer een droge hoest heeft, waarbij hij geen sputum opgeeft, ook geen bloed. Hij heeft geen last van kortademigheid. Hij is niet afgevallen en heeft geen thoracale pijn. Hij is bang voor longkanker en wil graag een scan om dit uit te sluiten. Vraag 1 (10 punten) Hoe groot schat u (in termen van laag/middelmatig/hoog) de kans in dat hij longkanker heeft (4 pt)? Geef hiervoor twee argumenten (elk 3 pt). Antwoord:
Vraag 2 (8 punten) Is in dit geval een sensitieve of een specifieke test nodig? Licht je antwoord kort toe. Antwoord:
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 15 van 33
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 16 van 33
Naam …………………………………………….Studentnummer……………………….. Casus 2 / 3 vragen (totaal 24 punten)
2
Casus. Een vrouw van 48 jaar heeft veel conflicten op haar werk en heeft recent een functie met veel minder verantwoordelijkheid moeten aanvaarden. Ze is twee maanden geleden gescheiden na een periode van veel ruzies met haar man. Omdat deze emigreerde, bleven een dochter van 12 en een zoon van 18 jaar bij haar wonen. De huisarts houdt een oogje in het zeil en komt langs voor een visite. De vrouw zegt heel moe, zelfs uitgeput te zijn en slecht te slapen. Ze komt nergens meer toe en voelt zich schuldig over de hele situatie. Ze ziet er onverzorgd uit. Het huis is niet opgeruimd. In de keuken staat de vaat van dagen oud te schimmelen en er is een stapel lege pizzadozen en enkele lege flessen wijn te zien. De huisarts vindt alcoholmisbruik de meest waarschijnlijke oorzaak van de moeheid. Vraag 1. (8 punten) Wat is een andere waarschijnlijke diagnose bij haar hoofdklacht moeheid? Antwoord:
De huisarts laat bloed onderzoeken. Vraag 2. (10 punten) Wat verwacht u, in termen van verlaagd/normaal/verhoogd, van de uitslag van het gammaGT (5 pt) en het MCV (5 pt) wanneer de waarschijnlijkheidsdiagnose van de huisarts juist is? Verklaar beide uitslagen kort. Antwoord:
Vraag 3. (6 punten) Welk medicament kan de huisarts voorschrijven om de neurologische gevolgen van haar alcoholmisbruik te beperken? Antwoord:
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 17 van 33
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 18 van 33
Naam …………………………………………….Studentnummer……………………….. Casus 3 / 2 vragen (totaal 16 punten)
3
Casus. Een vrouw van 82 jaar heeft in de loop van een maand toenemend last van buikpijn en obstipatie. Ze heeft 15 jaar geleden een operatie ondergaan waarbij een deel van het colon werd verwijderd in verband met een coloncarcinoom. Twee jaar geleden werd zij geopereerd in verband met een acute appendicitis, die doorgebroken bleek te zijn. Op dit moment heeft ze meer buikpijn dan voorheen, de buik is erg opgezet en patiënte begint te braken. Ze heeft geen koorts. Bij lichamelijk onderzoek vallen hevige peristaltische geruisen op. Vraag 1. (8 punten) Wat is de meest waarschijnlijke diagnose bij dit klinisch beeld? Antwoord:
Vraag 2. (8 punten) Wat is de meest waarschijnlijke verklaring voor het ontstaan van dit klinisch beeld? Antwoord:
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 19 van 33
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 20 van 33
Naam …………………………………………….Studentnummer……………………….. Casus 4 / 2 vragen (totaal 14 punten) Casus. Een kind van anderhalf jaar oud heeft sinds de avond last van een blaffende hoest en een piepende inademing. De vader is met hem in de badkamer gaan zitten met de douche aan, maar hij wordt steeds onrustiger en benauwder. De dienstdoende huisarts doet ’s nachts een spoedvisite. Vraag 1. (6 punten) Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? Antwoord:
Vraag 2. (8 punten) Welk medicament kan de klachten vlot doen verminderen (4 pnt)? Geef kort aan wat het medicament doet bij deze kwaal (4 pnt). Antwoord:
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 21 van 33
4
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 22 van 33
Naam …………………………………………….Studentnummer……………………….. Casus 5 / 2 vragen (totaal 16 punten) Casus. Op het consultatiebureau hoort de arts bij een jongetje van 8 maanden een souffle (graad 3/6) over het e hart, maximaal over de 2 i.c. rechts
5
Vraag 1. (10 punten) Welke anamnesevragen maken bij positief antwoord de kans op een aangeboren hartafwijking groter? Noem er twee. Antwoord:
Vraag 2. (6 punten) Welke conclusie trekt de arts als de souffle bij het vorige contact niet te horen was, na enig rondkruipen ook niet meer en bij het volgende bezoek evenmin? Antwoord:
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 23 van 33
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 24 van 33
Naam …………………………………………….Studentnummer………………………..
6
Casus 6 / 1 vraag (8 punten)
Casus. Een toeriste in Amsterdam komt in het weekeinde op de afdeling Spoed Eisende Hulp van het VUmc. Ze is 23 jaar en heeft sinds 3 dagen toenemende pijn in haar linker onderbuik. Bij navraag heeft ze meer afscheiding dan normaal - deze is gelig van kleur. Haar temperatuur is 39,0 gr °C. Bij het onderzoek van de buik is er drukpijn in de linker onderbuik, bij vaginaal toucher wordt slingerpijn gevonden. Een zwangerschapstest is negatief. Vraag 1. (8 punten) Wat is de meest waarschijnlijke diagnose als verklaring voor haar buikpijn? Antwoord:
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 25 van 33
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 26 van 33
Naam …………………………………………….Studentnummer………………………..
7
Casus 7 / 2 vragen (totaal 10 punten)
Casus. Een vrouw van 49 jaar heeft sinds vier maanden langduriger en heviger menstruaties. De eerste nachtelijke flushes hebben zich al aangediend. De huisarts antwoordt bevestigend op de vraag of dit beeld bij de overgang past. Ze is ook erg moe en vraagt om een bloedonderzoek. Het Hb blijkt 6,7 mmol/l te bedragen, met een iets verlaagd MCV. Vraag 1 (5 punten) Verklaart deze uitkomst de moeheid van patiënte? Licht uw antwoord kort toe. Antwoord:
Vraag 2 (5 punten) Hoe is de verlaging van het MCV het beste te verklaren?
Antwoord:
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 27 van 33
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 28 van 33
Naam …………………………………………….Studentnummer………………………..
8
Casus 8 / 2 vragen (totaal 22 punten)
Casus. Een vrouw van 43 jaar komt frequent bij de huisarts, steeds met klachten waarvoor deze geen verklaring vindt. Echt bang voor ziekten is ze echter niet. Haar chronische onvrede bestempelt de huisarts als dysthymie. Nu klaagt ze over het plassen. Ze plast wel 15 keer per dag en steeds een groot volumen. Als ze een paar dagen urine spaart blijkt het om 4-5 liter per dag te gaan. Ze drinkt ook veel. De klachten bestaan ruim twee maanden. Haar lichaamsgewicht is stabiel. De huisarts besluit eerst bloed te onderzoeken, o.a. het serumnatriumgehalte. Vraag 1. (totaal 12 punten) Welke andere bepalingen in het bloed zijn bij deze casus zinvol? Noem er drie (elk 2 pnt) en geef steeds met enkele woorden aan waarom (elk 2 pnt). Antwoord:
Er blijkt een hyponatriëmie aanwezig te zijn. Alle overige bepalingen vallen normaal uit. Als patiënte een dag extreme vochtbeperking aanhoudt, blijkt de natriumspiegel normaal te worden. Vraag 2. (10 puntent) Wat is nu de meest waarschijnlijke diagnose als verklaring voor de polyurie Antwoord:
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 29 van 33
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 30 van 33
Naam …………………………………………….Studentnummer………………………..
9
Casus 9 / 1 vraag (totaal 16 punten)
Casus. Een man van 32 jaar komt met zijn 29-jarige vrouwelijke partner op het urologisch spreekuur. Zij hebben sinds tien jaar een seksueel functionele relatie. Omdat een kind meer dan welkom is, is mevrouw 1,5 jaar geleden gestopt met de pil. Oriënterend fertiliteitsonderzoek (OFO) van de vrouwelijke partner leverde geen bijzonderheden op. Uit een bij herhaling verrichte semenanalyse komt steeds een azoöspermie naar voren.
Vraag 1. (totaal 16 punten) Waarop hoort men bij het lichamelijk onderzoek van deze patiënt speciaal te letten? Noem twee specifieke onderdelen en geef aan hoe bij elk onderdeel een afwijkende bevinding de azoöspermie verklaart. Antwoord:
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 31 van 33
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 32 van 33
Naam …………………………………………….Studentnummer……………………….. Casus 10 / 1 vraag (6 punten) Casus. Een meisje van 2 jaar oud heeft sinds vier dagen hoge koorts. De temperatuur is 40,3 gr C. Behalve een lichte neusverkoudheid vindt de arts die bij haar het lichamelijk onderzoek doet geen aanwijzingen voor een focus. Vraag 1. (6 punten) Wat is een waarschijnlijke oorzaak voor de koorts bij dit meisje? Antwoord:
herSET LD3 afn. vrijdag 4 juli 2014
Pagina 33 van 33
10