Selectielijst voor de neerslag van handelingen van
De Erfgoedinspectie en haar rechtstaakvoorgangers
Periode (1993)2001-
Erfgoedinspectie Juni 2013 Definitieve versie, 2 december 2014
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding en verantwoording .............................................................................................. 3 1.1 Doel selectielijst ......................................................................................................... 3 1.2 Selectielijst voor de Erfgoedinspectie ............................................................................ 3 1.3 Leeswijzer ................................................................................................................. 4 2. Erfgoedinspectie in context ............................................................................................... 4 2.1 Wettelijke taken.......................................................................................................... 4 2.2. Historie ..................................................................................................................... 5 2.3 Inspectiemethodiek ..................................................................................................... 7 3. Selectie ......................................................................................................................... 9 3.1 Selectiecriteria ............................................................................................................ 9 3.2 Verslag van de vaststellingsprocedure ........................................................................... 9 4. Leeswijzer van de handelingen ........................................................................................ 10 5. Handelingen................................................................................................................... 11 5.1 Handelingen met betrekking tot inspectie en toezicht per inspectieonderdeel ..................... 11 5.2 Gezamenlijke handelingen Erfgoedinspectie en taakvoorgangers met betrekking tot inspectie en toezicht...................................................................................................................... 24 5.3 Handelingen met betrekking tot methoden en technieken ............................................... 26 5.4 Handelingen met betrekking tot communicatie............................................................... 27 5.5 Handelingen met betrekking tot de organisatie .............................................................. 28 5.6 Handelingen van de OREGI (Ondernemingsraad Erfgoedinspectie) ................................... 30 6. Lijst met afkortingen ....................................................................................................... 31 7. Bronnen ........................................................................................................................ 32 7.1 Wet en regelgeving .................................................................................................... 32 7.2 Algemene bronnen ..................................................................................................... 32 7.3 Interviews en toetsing selectielijst ................................................................................ 32
2
1. Inleiding en verantwoording 1.1 Doel selectielijst De doelstelling bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven. Deze selectiedoelstelling wordt in de selectielijst toegepast op het betreffende beleidsterrein. Deze selectielijst heeft betrekking op bescheiden van één organisatie inclusief de rechtstaakvoorgangers. In het onderhavige geval op de Erfgoedinspectie. Enkele in het oog springende kenmerken van een selectielijst zijn de volgende: De selectielijst vervangt de tot nu toe gebruikte vernietigingslijsten en blijft in de huidige vorm maximaal twintig jaar geldig na vaststelling. De lijst beschrijft geen documenten, maar handelingen. De lijst geldt voor alle vormen van neerslag die resulteren uit de beschreven handelingen: papieren documenten, elektronische bestanden, audiovisuele producten enz. De lijst noemt niet alleen de handelingen waarvan de neerslag vernietigd kan worden, maar ook de handelingen waarvan de neerslag bewaard moet blijven.
1.2 Selectielijst voor de Erfgoedinspectie Het voorliggend document is een selectielijst voor de handelingen van de Erfgoedinspectie (EGI)en haar taakvoorgangers. De Erfgoedinspectie voert handelingen uit op het terrein van het toezicht op het cultureel erfgoed en het beheer en behoud van archieven. Dit beleidsterrein is beschreven in het Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) naar het cultuurbeheer van de rijksoverheid in de periode 1945-2000. (rapport 125). Voorliggende selectielijst start in het jaar 2001, als logische stap op de afronding van de selectielijst Cultuurbeheer. Voor deze lijst is deels de institutionele informatie uit het RIO gebruikt. Daarnaast is ten behoeve van deze selectielijst een beknopt institutioneel onderzoek uitgevoerd om de context waarin de handelingen plaatsvinden weer te geven. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in hoofdstuk 2.
De Erfgoedinspectie werkt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De inspectie werkt inhoudelijk onafhankelijk en stelt objectief haar bevindingen vast en rapporteert daarover. Daarnaast adviseert zij de Staatssecretaris over de kwaliteit en effectiviteit van de regelgeving. De EGI valt voor wat betreft al haar taken, onder de reikwijdte van de Archiefwet.
Voor de selectie en bewerking van archiefbescheiden van de taakvoorgangers van de Erfgoedinspectie, namelijk; de Rijksarchiefinspectie 1997-2005 en de Inspectie Cultuurbezit 1993 – 2005 is de selectielijst neerslag handelingen op het beleidsterrein Cultuurbeheer over de periode 1945–2000: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen. De handelingen van deze taakvoorgangers kunnen vanaf het tijdvak 2001 in bovengenoemde selectielijst worden afgesloten. Dit geldt ook voor de bedrijfsondersteunende handelingen. Voor de overige twee taakvoorgangers; Rijksinspectie voor de Archeologie 2001 – 2005 en de Rijksinspectie voor de Monumentenzorg 2005 – 2005 bestaan geen aparte selectielijsten.
3
1.3 Leeswijzer In deze selectielijst zijn de handelingen opgenomen van de Erfgoedinspectie en haar taakvoorgangers. De taak voorgangers zijn: De Rijksinspectie voor de Archeologie; De Rijksarchiefinspectie; De Inspectie cultuurbezit; De Rijksinspectie voor de Monumentenzorg. Het verdient aanbeveling om de lopende dossiers te bewerken op basis van de Selectielijst Cultuurbeheer en de nieuw op te starten dossiers vanaf 2001 op basis van deze nieuw selectielijst. De Erfgoedinspectie heeft er voor gekozen om wat betreft de Piofach handelingen gebruik te maken van de rijksbrede selectielijsten. Er zijn wel enkele specifieke algemene handelingen toegevoegd die relevant zijn voor de Erfgoedinspectie.
2. Erfgoedinspectie in context 2.1 Wettelijke taken De Erfgoedinspectie (2005) houdt op nationaal niveau toezicht op een belangrijk deel van het Nederlandse erfgoed en op de informatiehuishouding bij de centrale overheid. Bovendien draagt de inspectie in het kader van internationale afspraken bij aan het toezicht op het Europese en mondiale erfgoed. Het toezichtdomein van de Erfgoedinspectie omspant de gehele erfgoedsector en richt zich op aspecten variërend van het beheer van museale collecties tot het behoud van historische bouwwerken, van het onderzoeken van archeologische vindplaatsen tot het bewaren van archiefstukken voor toekomstig historisch onderzoek. Deze diversiteit vloeit voort uit het feit dat de Erfgoedinspectie toezicht houdt op vier afzonderlijke stelsels binnen de cultuursector, stelsels die wezenlijk van elkaar verschillen naar inhoud, beleidsmatige kaders en bestuurlijke verhouding tot het Ministerie van OCW. Het bestel van de Nederlandse archeologie is ingericht op commerciële uitvoering door private partijen. De overheid ziet daarbij toe, op grond van de Monumentenwet 1988, op naleving van de regels voor kwaliteitszorg die in het kader van zelfregulering door de archeologische sector zijn ontwikkeld. Het overige deel van de Monumentenwet betreft de omgang met gebouwde monumenten, met materiële historie boven de grond. Het toezicht daarop heeft als klankbord vooral particuliere eigenaren van monumenten en lagere overheden. Met betrekking tot archiefbeheer bewaakt de Erfgoedinspectie de naleving van de Archiefwet door organen van de centrale overheid zelf – de departementen en ca. 400 (clusters van) bestuursorganen. De zorg voor museale collecties, tot slot, betreft speciaal het toezicht op het beheer en behoud van publiek cultuurbezit in voormalige rijksmusea, naast toezicht op wettelijk beschermde collecties in particulier eigendom en op de naleving van internationale regelgeving ter bescherming van cultuurgoederen. Het ‘veld’ dat onder het toezicht van de Erfgoedinspectie valt is daarmee verre van homogeen en door zijn brede schakering ook niet collectief te inspecteren. Van de vier stelsels die onder het toezicht van de Erfgoedinspectie ressorteren zijn er drie archeologie, monumenten en collecties - direct en uitsluitend aan erfgoed gebonden. De vierde - de archiefhuishouding van de centrale overheid - heeft een bredere werking, want dit stelsel is in de eerste plaats verbonden met de rijksverantwoordelijkheid voor efficiënt en transparant openbaar bestuur. Aan de hand van risicoanalyses en signalen vanuit de politiek, het beleid, het erfgoedveld en de samenleving stelt de inspectie zwakke plekken in het beheer van het erfgoed en
4
informatiehuishouding vast en agendeert deze.1 De Erfgoedinspectie draagt met haar toezicht bij aan de kwaliteit van het behoud en het beheer van het nationale erfgoed. Zij doet dit op basis van onder meer de onderstaande wetgeving: Archiefwet 1995, Monumentenwet 1988, Regeling materieelbeheer museale voorwerpen, Richtlijn nr. 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993, betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van de lidstaat zijn gebracht, Sanctieregeling Irak 2004 II, Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) Stb. Wet tot behoud cultuurbezit Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied (2007) Algemene wet bestuursrecht
2.2. Historie De Erfgoedinspectie (2005 -
)
De Erfgoedinspectie is in 2005 opgericht uit een fusie van: De Rijksinspectie voor de Archeologie; De Rijksarchiefinspectie; De Inspectie cultuurbezit; De Rijksinspectie voor de Monumentenzorg. De reden om deze vier kleine inspectie samen te voegen was de behoefte om efficiënter en effectiever samen te werken en meer samenhang en eenheid in het inspectiebeleid te creëren. De vier verschillende inspectieterreinen worden hieronder afzonderlijk beschreven. Archeologie De Rijksinspectie voor de Archeologie is op 1 november 2001 opgericht. De aanleiding was het van kracht worden van de Beleidsregels opgravingsbevoegheid. Deze zijn inmiddels vervallen door de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumenten zorg (WAMZ) per 1 september 2007. Deze wetswijziging maakt het bedrijven mogelijk zelfstandig een vergunning aan te vragen voor het uitvoeren van opgravingen. Met opgraven wordt in de Monumentenwet 1988 bedoeld: het verrichten van werkzaamheden met als doel het opsporen of onderzoeken van monumenten, waardoor verstoring van de bodem optreedt. Het toezicht beperkt zich niet alleen tot deze bedrijven. Alle al bestaande houders van een opgravingsvergunning vallen eveneens onder dit toezicht, voor hun uitvoering van het archeologisch veldwerk. Dit zijn gemeentelijke archeologische diensten, universiteiten en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De Erfgoedinspectie (archeologie) houdt geen toezicht op de andere werkzaamheden van de vergunninghouders. Bijvoorbeeld de uitvoering van het archeologisch inhoudelijk beleid door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de gemeenten, en het onderwijs en wetenschappelijk onderzoek door de universiteiten. Archieven Tot 1950 bestond er geen toezicht op de archieven van rijksorganen. Tussen 1950 en 1968 is er sprake van summier toezicht van de Rijksarchiefdienst op de ministeries. Dit was geregeld in het Besluit post- en archiefzaken bij de rijksadministratie uit 1950. Dit artikel werd ingetrokken in 1968 bij het van kracht worden van de Archiefwet 1962 waarin het toezicht op de archieven van het rijk was opgenomen. Tussen 1968 en 1997 berustte het toezicht op de zorg voor de archiefbescheiden 1
http://www.Erfgoedinspectie.nl/organisatie/wat-is-de-Erfgoedinspectie mei 2013
5
van de rijksorganen bij de algemene rijksarchivaris en is het onderdeel van de Rijksarchiefdienst. Ieder rijksarchief heeft een inspecteur. In 1997 wordt het toezicht en het relatiebeheer binnen de Rijksarchiefdienst van elkaar gescheiden. Als onderdeel van de Rijksarchiefdienst wordt een landelijk team Rijksarchiefinspectie opgericht, gevestigd in Den Haag. In 2001 wordt de Rijksarchiefinspectie formeel losgemaakt van de Rijksarchiefdienst en zelfstandig onderdeel van het ministerie van OCW. De Rijksarchiefinspectie houdt toezicht op de vorming en op het beheer en behoud van de archieven van de centrale overheid, op basis van de Archiefwet 1995. De inspectie toetst de registratie, toegankelijkheid, veilige en duurzame opslag, selectie en vernietiging van archiefstukken. Daarnaast inspecteert de inspectie ook of de archieven die voor blijvende bewaring geselecteerd zijn, adequaat worden bewerkt en als erfgoed naar de openbare archieven worden overgebracht. Collecties De Inspectie Cultuurbezit bestaat sinds 1993. Zij is begonnen als een afdeling van de Rijksdienst Beeldende Kunst (RBK). In 1996 is zij organisatorisch van de RBK losgekoppeld en overgeheveld naar de departementale organisatie. De hoofdtaak van de Inspectie Cultuurbezit is toezicht houden op het behoud en beheer van een groot deel van het Nederlandse roerende cultuurbezit. Op grond van de beheersovereenkomsten die in 1994 met de in dat jaar verzelfstandige rijksmusea werden afgesloten en de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen 2013 toetst de inspectie de wijze waarop museale voorwerpen die eigendom zijn van de staat of aan de zorg van de staat zijn toevertrouwd, worden geregistreerd, geconserveerd en gepresenteerd. Op grond van de Wet tot behoud van cultuurbezit stelt de inspectie zich regelmatig op de hoogte van de staat van de door de minister van OCW als beschermd aangewezen voorwerpen die eigendom zijn van derden. Ook draagt de inspectie met haar toezicht bij aan de realisatie van internationale verplichtingen van Nederland ter bescherming van het culturele erfgoed in anderde landen. Op grond van de teruggavewet bezet gebied en de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 ziet de inspectie er, samen met de douane, op toe dat geen onrechtmatig uitgevoerde of gestolen cultuurgoederen uit verdragsstaten Nederland worden binnengebracht. Indien nodig kan de Erfgoedinspectie overgaan tot het in bewaring nemen van dergelijke goederen om hun teruggave mogelijk te maken. Op grond van een bijzondere sanctieregeling voor Irak, opgesteld krachtens een Europese Verordening en gestoeld op de Sanctiewet 1977, ziet de Erfgoedinspectie erop toe dat er geen cultuurgoederen Nederland worden binnengebracht of in Nederland worden verhandeld die onrechtmatig uit Irak werden uitgevoerd. Naast deze toezichtstaken voert de inspectie de volgende activiteiten uit: - opsporing van bij of krachtens de Wet tot behoud van cultuurbezit strafbaar gesteld feiten. - het verlenen van uitvoervergunningen voor bepaalde cultuurgoederen. - het verlenen van toestemming voor bepaalde handelingen met betrekking tot beschermde voorwerpen. - het desgevraagd ondersteunen van de minister van Cultuur bij diens taken die voortvloeien uit de Wet tot behoud van cultuurbezit. - het maken van beschrijvingen van de collecties van te verzelfstandigen (rijks)museale diensten. - Het houden van toezicht op voorwerpen die behoren tot het beschermde erfgoed van andere landen.
6
Monumenten Eind 2001 werd door de staatssecretaris van Cultuur bepaald dat de monumentenzorg onafhankelijk toezicht nodig had om de kwaliteit te waarborgen. "Om de kwaliteit en de effectiviteit van de monumentenzorg zoveel mogelijk te waarborgen is onafhankelijk toezicht nodig. Dit kan het best worden uitgevoerd door een landelijke inspectie. Deze ziet organisatorisch en inhoudelijk toe op de naleving en uitvoering van de Monumentenwet 1988 en de verwante regelgeving, en op de kwaliteit van het gehele proces van restauratie en onderhoud, zowel door particulieren als overheidsorganen. De inspectie rapporteert hierover aan de minister."2 Als gevolg hiervan werd in 2005 een onafhankelijke landelijke inspectie opgericht: de Rijksinspectie voor de Monumentenzorg. De inspectie kreeg als opdracht mee: binnen het bestaande stelsel mee te werken aan de kwaliteitsverbetering van de monumentenzorg door het verrichten van inspecties op activiteiten, processtappen en integrale processen in de monumentenpraktijk, door middel van werkplanningen, signalering, rapportering en het doen van aanbevelingen; het stelsel zelf onderwerp van inspectie te laten zijn. Kort na de oprichting is deze inspectie met de drie bovengenoemde inspecties gefuseerd tot de Erfgoedinspectie.
Op 1 oktober 2012 is de Wet Revitalisering Generiek toezicht in werking getreden. De nieuwe wet voorziet in een vereenvoudiging van het stelsel van interbestuurlijk toezicht en in het zoveel als mogelijk concentreren van dat stelsel in de Provincie en Gemeentewet. Dit heeft gevolgen voor de taakuitvoering van de Erfgoedinspectie met betrekking tot het toezien op naleving van de gemeente op het gebied van monumenten en archeologie. Als gevolg hiervan zijn bepaalde handelingen per 2012 afgesloten.
2.3 Inspectiemethodiek De Erfgoedinspectie werkt met jaarplannen en het werkprogramma bouwt voort op activiteiten die in eerdere jaren zijn gestart. Op basis van risicoanalyse en monitorgegevens worden nieuwe thema’s toegevoegd. Het programma wordt in samenwerking met de ketenpartners van OCW en het ministerie van BZK opgesteld. Het programma is ook afgestemd met de douane. De jaarcyclus Ingegeven door het kabinetsstandpunt in de Kaderstellende Visie op Toezicht en genoodzaakt door de taakstelling wordt het toezicht ook op het terrein van de vier stelsels in het cultureel erfgoed steeds meer risico- en doelgroepengericht gestuurd. Deze vorm van toezicht gaat uit van de mate waarvan sprake is van risico’s, afgezet tegen de ernst daarvan, en van het analyseren van doelgroepen. Op basis van deze analyse worden prioriteiten gesteld. De activiteiten worden daarnaast bepaald door de actualiteit en politiekbestuurlijke onderwerpen. De Erfgoedinspectie werkt volgens een bij de Rijksinspecties gebruikelijke jaarcyclus: van risicoanalyse naar jaarwerkprogramma, en vervolgens naar jaarverslag. Vanaf 2011 werkt de Erfgoedinspectie met een tweejaarlijkse cyclus. De Erfgoedinspectie hanteert 5 inspectievormen. Preventief toezicht Er zijn verschillende vormen van preventief toezicht, die alle tot doel hebben geïnspecteerden te wijzen op de juiste naleving van de wet waarmee men te maken heeft. Preventief toezicht is een belangrijke factor om verbeterprocessen in gang te zetten. In eerste instantie gaat het om contacten met het veld, zoals overleggen en samenwerkingsverbanden met personen en instanties in het inspectieveld. Daarnaast is externe
2
brief van de Staatssecretaris van OCW (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (18 december 2001)
7
voorlichting van groot belang, waarbij website, nieuwsbrieven en informatiebrochures de communicatie-instrumenten zijn. Een volgende stap is het leveren van gerichte informatie over meer specifieke onderwerpen, onder andere door bijdragen te leveren aan publicaties, congressen en studiedagen. Reguliere inspecties Onder reguliere inspecties verstaat de Erfgoedinspectie die vormen van inspecties die volgens een bepaalde methodiek en programma plaatsvinden. De resultaten uit deze inspecties vormen een belangrijke bron voor de risicoanalyse. Reguliere inspecties worden vormgegeven door jaarlijks een aantal organisaties te bezoeken (bijvoorbeeld gemeenten in het kader van monumentenzorg, archeologische bedrijven, musea in het kader van collectiebeheer, archieven bij rijksinstellingen). Daarnaast worden ten behoeve van een monitor digitale vragenlijsten uitgezet. Dit gebeurt al enkele jaren bij de zorgdragers in de archiefwereld, om vast te stellen of men bijvoorbeeld aan de basisvoorwaarden van goed archiefbeheer voldoet. Op de gebieden van rijkscollecties en van monumentenzorg en archeologie bij gemeenten werd in 2009 een monitor ontwikkeld. Thematische inspecties Als uitvloeisel van de risicoanalyse en op basis van bevindingen uit reguliere inspecties kunnen thema’s worden bepaald die bij meerdere geinspecteerden aan de orde komen. Ook kunnen thema’s worden aangegeven vanuit de politiek of het management van het ministerie. Incidentinspecties Met enige regelmaat ontvangt de Erfgoedinspectie meldingen en signalen uit het veld. De meeste hiervan kunnen met een eenvoudig antwoord worden afgedaan. Op basis van een melding beoordeelt de inspectie de ernst van een melding, en waar nodig wordt een incidentinspectie ingesteld. Nazorgacties De Erfgoedinspectie toetst na een bepaalde periode of de in een inspectierapport gedane aanbevelingen in voldoende mate zijn opgevolgd. Het doel van deze nazorg is om het nalevinggedrag te toetsen en te stimuleren. Autoriseren van EU-vergunningen Een aparte activiteit van de Erfgoedinspectie betreft de autorisatie van uitvoervergunningen in het kader van Verordening 3911/92, betreffende de uitvoer van cultuurgoederen naar landen buiten de Europese Unie. Het betreft circa 300 vergunningen per jaar. De afgifte ervan gebeurt in samenwerking met Centrale dienst voor in- en uitvoer van de Belastingdienst in Groningen. De vergunningplicht voor de uitvoer van cultuurgoederen wordt gepaald door drempels voor waarde en ouderdom per categorie cultuurgoederen. Vergunningen kunnen worden geweigerd indien de uit te voeren goederen vallen onder de beschermende nationale wetgeving van of op verzoek van één der lidstaten van de EU of van Irak. Dit laatste gezien de oorlogsomstandigheden in Irak en de gevolgen daarvan op het culturele erfgoed. Momenteel is ook een regeling in de maak voor verzoeken uit Syrië. De monitor De Monitor Erfgoedinspectie is een toezichtinstrument, waarmee de Erfgoedinspectie zich een beeld vormt van de taakuitvoering van de onder haar toezicht staande organisaties. Daarbij kijkt de Erfgoedinspectie naar het nalevingniveau van de wet- en regelgeving en naar alle aspecten van de taakuitvoering, die het beleidsdoel van wet- en regelgeving versterken. Hierbij valt te denken aan zelfregulering en kwaliteitszorg, een van de speerpunten van de Erfgoedinspectie. De monitor is opgestart 1999 door de toenmalige Rijksarchiefinspectie. Sinds 2009-2010 maakt de gehele Erfgoedinspectie gebruik van de monitor. Neerslag van dit toezichtinstrument is: het monitorboek, dat 2 jaarlijks verschijnt.
8
3. Selectie 3.1 Selectiecriteria De algemene selectiecriteria zijn op een positieve wijze geformuleerd, het zijn bewaarcriteria en geven de handelingen aan die met een B gewaardeerd worden, dat wil zeggen waarvan de neerslag permanent moet worden bewaard. De neerslag van de handelingen die met een V gewaardeerd zijn, kan op termijn vernietigd worden. De volgende algemene selectiecriteria worden gehanteerd om de handelingen te selecteren waarvan de neerslag permanent moet worden bewaard. Algemeen selectiecriterium 1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen
3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren 4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen 5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt 6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden
Toelichting Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten. Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid. Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie. Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan. Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken. Bijvoorbeeld in het geval de ministeriele verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd. Er zijn geen aanwijzingen dat dit bij deze selectielijst aan de orde is.
3.2 Verslag van de vaststellingsprocedure Volgt
9
4. Leeswijzer van de handelingen In deze selectielijst worden de handelingen van de actor Erfgoedinspectie beschreven. zorgdrager Iedere handeling is vastgelegd in een gegevensblok met zes of zeven velden. Op deze wijze: (..) Handeling .... Grondslag … Periode …. Product .... Opmerking .... Waardering ….
Iedere handeling is voorzien van een uniek volgnummer (..). Een handeling is een complex van activiteiten gericht op het totstand brengen van een product, dat een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. Een actor is een orgaan dat een rol speelt op een beleidsterrein en de bevoegdheid heeft tot het zelfstandig verrichten van handelingen op grond van attributie of delegatie. Een actor kan handelingen via mandatering door organisatieonderdelen of -leden laten verrichten. De handelingen zijn in principe positief geformuleerd. Dat wil zeggen dat bij een handeling als ‘het vaststellen van een regeling’ ook ‘het intrekken van een regeling’ inbegrepen wordt geacht. De grondslag of bron geeft de wet of de regeling krachtens de wet waarop een handeling is gebaseerd. Een groot aantal aangetroffen gelijksoortige grondslagen is soms samengevat of tot een keuze beperkt. Niet alle handelingen zijn gebaseerd op een grondslag. Dan is de beschrijving van de handeling ontleend aan de literatuur of bronnen. Voor enkele (algemene) handelingen is geen grondslag of bron aangetroffen. De periode geeft aan wanneer een handeling is uitgevoerd. Hoewel het institutioneel onderzoek zich beperkt tot een bepaalde periode, zijn handelingen waarvan de grondslag een vroegere startdatum doet vermoeden niet voorzien van een eerder gelegen jaartal. Als een handeling nog niet is beëindigd, is achter het eerste jaartal alleen een streepje gezet (bijvoorbeeld: 2003-). Deze handelingen waren bij het afsluiten van het onderzoek nog niet beëindigd. Onderhoud aan de selectielijst zal eventuele eindjaren moeten achterhalen. Het product vormt het resultaat van de handeling. Soms was het noodzakelijk bepaalde velden in de gegevensblokken te verduidelijken met een opmerking of toelichting. De waardering geeft aan welke selectiebeslissing genomen moet worden ten aanzien van de neerslag van de handeling. De handelingen worden uitgevoerd door de actor: Erfgoedinspectie. De minister van OCW is als opdrachtgever de formele zorgdrager.
10
5. Handelingen 5.1 Handelingen met betrekking tot inspectie en toezicht per inspectieonderdeel Archeologie en monumentenzorg Nr.1 Actor Handeling Periode Grondslag
Opmerking
Product Waardering
Nr.2 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering
Nr.3 Actor Handeling Periode Grondslag Product Opmerking Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het toezien op naleving van wet- en regelgeving bij opgravingen, vondsten en archeologische monumenten 2001 – Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) artt. 5.1; 5.10-1; 5.11 ; 5.13b; Monumentenwet 1988 art. 58.1 (2001 – 2007); Monumentenwet 1988 art. 63.1 (2007 – 2010); Algemene Wet Bestuursrecht artt. 5.13; 5.15.1-3; 5.16; 5.17.1-2: 5.17.3: 5:20.1-2 Bijlage bij concept taakomschrijving RIA aug 2001 Onderliggende taken zijn: Erop toezien dat de uitvoering van opgravingen gebeurt door partijen die in het bezit zijn van een opgravingsvergunning en bekwaam zijn tot het doen van opgravingen. Inspecteren van wettelijk beschermde archeologische monumenten. Als bijproduct kunnen stukken aanwezig zijn die voortkomen uit de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) en Algemene wet Bestuursrecht. Het toezien op de provinciale depots. Inspectierapporten en onderliggende stukken Archeologie: Eindrapporten B (5) Overige stukken: V 15 jaar na opheffen geïnspecteerde organisatie.
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het aan de bewindspersoon van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) rapporteren en adviseren over de werking van het archeologisch bestel en de kwaliteit van de uitvoering. 2001 – Organisatie en mandaatbesluit OCW 2005 Inspectierapporten en onderliggende stukken Eindrapporten: B(5) Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het opsporen van economische delicten, voor zover het betreft overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens de Monumentenwet 1988, de artikelen 11, 45.1, 53.1 en 56. 2012Wet op de economische delicten, art 17.1 Processen verbaal Tot 2012 hebben er nog geen opsporingsactiviteiten plaatsgevonden. Er zijn vanaf 2012 voorbereidingen getroffen om dit op te starten. Eindrapporten B (5) Overige stukken: V 15 jaar
11
Nr.4 Actor Handeling
Periode Grondslag
Opmerking
Product Waardering
Nr.5 Actor Handeling
Periode Grondslag Opmerking
Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het, namens de minister van OCW, toezien op naleving en uitvoering van wet- en regelgeving door gemeenten op het gebied van de gebouwde monumentenzorg, beschermde stads- en dorpsgezichten en de vergunningverlening 2001 - 2012 Beleidsbrief nieuw beleid monumentenzorg december 2001; Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) art 5.10-1 – art.5.11; Notitie bij de start van de rijksinspectie monumentenzorg p. 4; Wet Revitalisering Generiek Toezicht art. 3.3; Algemene Wet Bestuursrecht 1993, 693) art. 5.13: 5.15.1-3: 5.16: 5:17.12: 5.17.3: 5:20.1-2 Als bijproduct kunnen stukken aanwezig zijn die voortkomen uit de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) en Algemene wet Bestuursrecht. Als bijproduct kunnen stukken aanwezig zijn die voortkomen uit de Algemene wet Bestuursrecht zoals het betreden van plaatsen en het nemen van monsters. Overdrachten aan gemeenten en provincies lopen door tot in 2014. Inspectierapporten en onderliggend materiaal B (5) - inspectierapport, - aanbiedingsbrief bij inspectierapport, reactie College Burgemeester en Wethouders, verslag nagesprek c.q. natraject, brief Erfgoedinspectie afronding inspectie c.q. natraject Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het toezien op het functioneren van het stelsel van de monumentenzorg, dat is ingericht ten behoeve van de instandhouding van de gebouwde rijksmonumenten en door het rijk beschermde stads- en dorpsgezichten. 2008 - 2012 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) artt. .5.11; 5.13b; Wet Revitalisering Generiek Toezicht art. 3.3 De term ‘gebouwde’ is toegevoegd ter onderscheiding van de archeologische rijksmonumenten, maar hieronder vallen ook door de mens aangelegde/groene rijksmonumenten. Overdrachten aan gemeenten en provincies lopen door tot in 2014. Inspectierapporten en onderliggend materiaal B (5) - inspectierapport, - aanbiedingsbrief bij inspectierapport, reactie College Burgemeester en Wethouders, verslag nagesprek c.q. natraject, brief Erfgoedinspectie afronding inspectie c.q. natraject
Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek
12
Nr. 6 Actor Handeling
Periode Grondslag
Opmerking
Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het aan de minister van OCW rapporteren van de resultaten van het toezien op naleving en uitvoering van wet- en regelgeving op het gebied van de gebouwde monumentenzorg alsmede op het stelsel op het gebied van de gebouwde monumentenzorg 2001 Beleidsbrief nieuw beleid monumentenzorg, december 2001 Beleidsbrief Monumentenzorg 2009 Brief SC Cultuur aan de 2e Kamer 5 juli 2011 Beleidsvisie ‘Kiezen voor karakter’, Visie erfgoed en ruimte 15 juni 2011 Het gaat hierbij om de samenhang van het monumentenstelsel (bijvoorbeeld instandhouding van rijksmonumenten of subsidieverlening). Ook gaat het om het gehele proces van restauratie en onderhoud, zowel door particulieren als overheidsorganen. In 2014 zal de Erfgoedinspectie een vervolgonderzoek doen naar de stand van zaken wat betreft cultuurhistorisch inclusief bouwhistorisch onderzoek. Inspectierapporten en onderliggend materiaal B (5) - inspectierapport, - aanbiedingsbrief bij inspectierapport, reactie College Burgemeester en Wethouders, verslag nagesprek c.q. natraject, brief Erfgoedinspectie afronding inspectie c.q. natraject
Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek Nr. 7 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking
Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het verrichten van onderzoek naar de informatie over het functioneren van de monumentenzorg. 2013 Werkprogramma Erfgoedinspectie 2013-2014, blz. 14 Het onderzoek geeft onder meer antwoord op de vraag aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan om over de benodigde informatie te kunnen beschikken en hoe de aanwezige informatie zo goed mogelijk kan worden samengebracht. o.a. Ondersteunend rapport voor de besluitvorming rond de inrichting van het stelseltoezicht. B (5) - inspectierapport, - aanbiedingsbrief bij inspectierapport, reactie College Burgemeester en Wethouders, verslag nagesprek c.q. natraject, brief Erfgoedinspectie afronding inspectie c.q. natraject
Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek Nr. 8 Actor Handeling Periode Grondslag
Opmerking Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het toezien op naleving van de onderhoudsplicht na het ontvangen van subsidie voor onderhoud van monumenten 2001 Beleidsbrief nieuw beleid monumentenzorg december 2001 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) artt. 5.10 Monumentenwet art 63. Het gaat om toezicht op naleving van de subsidie voorwaarden door de monumenteneigenaren. Inspectierapporten en onderliggend materiaal B (5) - inspectierapport, - aanbiedingsbrief bij inspectierapport, reactie College Burgemeester en Wethouders, verslag nagesprek c.q. natraject, brief Erfgoedinspectie afronding inspectie c.q. natraject
Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek
13
Nr.9 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het – al dan niet naar aanleiding van meldingen – signaleren van knelpunten in het monumentenbestel en het archeologische bestel aan de Minister van OCW. 2001 Notitie bij de start van de rijksinspectie monumentenzorg p. 4 Bijlage bij Concept taakomschrijving RIA (2001) Jaarlijks verslag Eindrapporten B (5)
Archieven en Collecties Nr.10 Actor Handeling Periode Grondslag Product Opmerking
Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het toezien op naleving van het bij of krachtens de wet bepaalde ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden zoals bedoeld in de artikelen 23 eerste en tweede lid en 41 eerste lid van de Archiefwet. 2001 Archiefwet 1995 art. 25a.1. Algemene wet bestuursrecht artt.5:15.1-3;5:18.1; 5:18.3; 5:18.2; 5:18.4; 5:18.5-6 Rapportages naar aanleiding van aspectinspecties, integrale inspecties of doorlichtingen, vervolginspecties Het gaat hierbij om het toezicht op het archiefbeheer van de organen van de centrale overheid. Het betreft alle archieven van deze overheidsorganen, tot het moment waarop die archieven hetzij zijn vernietigd, dan wel zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats. De Erfgoedinspectie voert zelfstandig inspecties uit, en rapporteert hierover aan de betreffende zorgdrager. Als bijproduct kunnen stukken aanwezig zijn die voortkomen uit de Algemene wet Bestuursrecht zoals het betreden van plaatsen en het nemen van monsters Archieven: Nota’s van bevindingen en eindrapporten: B(5) Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek Collecties: eindrapporten: B(5) Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek
Activiteiten m.b.t. beschermde voorwerpen (wbc); Nr.11 Actor Handeling
Periode Grondslag Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het ontvangen van voornemens en het verlenen van toestemming tot het ter veiling te brengen, vervreemden, bezwaren, verhuren, in bruikleen geven, bij boedelscheiding aan een niet-ingezetene toedelen van een beschermd voorwerp of het wijzigen van de verblijfplaats daarvan 2001Wet tot behoud van cultuurbezit art. 1.1.f., art 7.1-2 Correspondentie en onderliggend materiaal V 15 jaar na afloop beschermde periode
14
Nr.12 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het ontvangen van meldingen van vermissing of tenietgaan van beschermde voorwerpen 2001Wet tot behoud van cultuurbezit art. 1.1.f., art 9.2 Correspondentie en onderliggend materiaal V 15 jaar na afloop beschermde periode
Toezicht WBC en andere regelingen Nr.13 Actor Handeling
Periode Grondslag
Opmerking
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het toezien op naleving van de Wet tot behoud van cultuurbezit, de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied (2007), de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 (2009) alsmede op de Regeling materieel beheer museale voorwerpen 2001Wet tot behoud van cultuurbezit art .15:1; Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied (2007) artt.8, 9d; Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 (2009) artt. 7 en 9a-d; Regeling materieelbeheer museale voorwerpen 2007 art. 12.1 Regeling materieelbeheer museale voorwerpen 2013 art. 11.1 Wet behoud tot cultuurbezit art. 17-18; Algemene Wet Bestuursrecht (1993, 693) art. 5.17 Inspecteur, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet tot behoud van cultuurbezit en de door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op grond van artikel 15 van die wet aangewezen ambtenaren. Bij deze taakuitvoering kunnen onderstaande activiteiten voorkomen: Het binnen treden van een woning met medeneming van de benodigde apparatuur, zonder toestemming van de bewoner. Het vorderen dat de bewoner de inspecteur een beschermd voorwerp, een roerende zaak, of een cultuurgoed die in de woning aanwezig zijn, toont. Het gaat om een roerende zaak als bedoeld in artikel 14a en een cultuurgoed zoals bedoeld in artikel 14b, van de Wet tot behoud van cultuurbezit Art. 9 lid 2 WBC verplicht de houder een beschermd voorwerp op diens aanvraag aan de inspecteur te tonen Het verzegelen van ruimten en voorwerpen voorzover dat voor de uitoefening van de in artikel 5.17 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde bevoegdheden redelijkerwijs noodzakelijk is.
Product Waardering
Het zo nodig met behulp van de sterke arm de bevoegdheid, bedoeld in artikel 5.17 van de Algemene wet bestuursrecht uitoefenen. Inspectieverslagen en onderliggend materiaal Inspectieverslagen en eindrapporten: B(5) Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek Indien het onderzoek betrekking heeft op een beschermd voorwerp: V 15 jaar na afloop beschermde periode
15
Nr.14 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering Nr.15 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking Product Waardering Nr.16 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het geven van toestemming om een beschermd voorwerpen buiten Nederland te brengen 2001Wet tot behoud van cultuurbezit art. 1.1.f., art 7.3 Organisatie- en Mandaatbeluit OCW 2008 Correspondentie en onderliggend materiaal V 15 jaar na afloop beschermde periode
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het bij de Minister of het college opvragen van inlichtingen die de inspecteurs voor de uitoefening van het toezicht nodig hebben. 2007Regeling materieelbeheer museale voorwerpen 2007 art. 12.2; Regeling materieelbeheer museale voorwerpen 2013 art. 11.2 Het gaat om de Hoge Colleges van Staat Verzoeken en ontvangst van inlichtingen V 15 jaar na afronding onderzoek
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het toegang nemen tot de museale voorwerpen die de minister of het college beheert, en bij hen om inzage verzoeken in alle daartoe bijgehouden administraties, documenten en andere informatiedragers. 2007Regeling materieelbeheer museale voorwerpen 2007 artt. 12.1; 12.3 Regeling materieelbeheer museale voorwerpen 2013 art. 11.3 Verslag van bevindingen (behorende bij de betreffende inspectierapporten) Verslag van bevindingen: B(5) Overige stukken: V 15 jaar na sluiting dossier
16
Inbewaringneming cultuurgoederen (UNESCO en bezet gebied); Nr.17 Actor Handeling Periode Grondslag
Opmerking
Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het houden van toezicht op de naleving van het verbod op invoer, uitvoer, handel en beschermd cultureel erfgoed uit landen ten aanzien waarvan verordeningen/ sanctieregelingen zijn vastgesteld. 2003 Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van de Europese Unie van 7 juli 2003 (PbEG L 169) betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 ; Sanctieregeling Irak 2004 II; Regeling toezichthoudende ambtenaren Sanctiewet 1977 Resolutie nr. 1483/2003 van 22 mei 2003 van de Veiligheidsraad; Verordening nr. 1332/2013 (artikel 11c) tot wijziging van Verordening nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië; Sanctieregeling Syrie 2012 (als gewijzigd bij de Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 12 februari 2014, nr. MinBuZa2014.65223, houdende wijziging van de Sanctieregeling Syrië 2012) Het gaat om het toezicht op de naleving van de krachtens de Sanctiewet 1977 opgestelde Sanctieregeling Irak 2004 II en Syrië. Bedoelde regeling bepaalt dat het verboden is te handelen in strijd met Verordening (EG) 1210/2003 en Verordening (EG) 1332/2013. Deze verordeningen bevat een specifieke bepaling over de invoer, uitvoer en handel in Iraakse en Syrische cultuurgoederen, waartoe het toezicht door de Erfgoedinspectie zich bepaalt. De minister van Buitenlandse Zaken wijst de inspecteurs aan op het gebied van cultuur. Correspondentie, verslag van bevindingen Eindrapporten: B(5) Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek
Vergunningverlening Nr.18 Actor Handeling Periode Grondslag
Opmerking
Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het al dan niet verstrekken van uitvoervergunningen voor cultuurgoederen 2001 Verordening 3911/1992; Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen art. 2.2a; Wet tot behoud van cultuurbezit art. 14b(1) Het weigeren van een vergunning vindt plaats indien de betrokken cultuurgoederen in de desbetreffende lidstaat vallen onder een wettelijke regeling voor de bescherming van nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit. Een vergunning als bedoeld in Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen art.2 lid 1. Voor de doeleinden van deze verordening kan de uitvoervergunning worden geweigerd, wanneer de betrokken cultuurgoederen in de desbetreffende lidstaat vallen onder een wettelijke regeling voor de bescherming van nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit. De bevoegdheid wordt in mandaat uitgeoefend door de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer van de Belastingdienst/Douane, na voorafgaande goedkeuring van de Erfgoedinspectie. Besluiten tot verstrekking; besluiten tot weigering V 15 jaar na verstrekking. Indien de vergunning betrekking heeft op de uitvoer van een beschermd voorwerp: V 15 jaar na afloop beschermde periode
17
Nr.19 Actor Handeling Periode Grondslag
Opmerking
Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het indien nodig contact opnemen met de bevoegde autoriteit van de lidstaat waaruit het betrokken cultuurgoed afkomstig is 2001Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen art. 2.2b Wet tot behoud van cultuurbezit art. 14b(1) Een vergunning als bedoeld in Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen art.2 lid 1. Voor de doeleinden van deze verordening kan de uitvoervergunning worden geweigerd, wanneer de betrokken cultuurgoederen in de desbetreffende lidstaat vallen onder een wettelijke regeling voor de bescherming van nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit. Met name de bevoegde autoriteiten als bedoeld in Richtlijn 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht. Correspondentie V 15 jaar na verstrekking
Opsporing Wbc; teruggave cultuurgoederen (EU, Richtlijn 93/7 Nr.20 Actor Handeling
Periode Grondslag Opmerking
Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het opsporen van de bij de Wet op de economische delicten strafbaar gestelde overtredingen van voorschriften gesteld bij de Wet tot behoud van cultuurbezit 2001Wet op de economische delicten art. 17 lid 1 onder 2°, Wet tot behoud van cultuurbezit artikelen 7, 8, 9, 14a en 14b Overtredingen van bepalingen in de WBC zijn niet in die wet zelf strafbaar gesteld. Overtredingen van het gestelde bij de Wbc, artikelen 7, 8, 9, 14a en 14b, zijn in art. 1 onder 2°Wed aangemerkt als economisch delict. De strafbaarstelling van economische delicten is geregeld in titel II van de Wed. Ambtenaren belast met het opsporen van deze strafbare feiten worden bijgevolg aangewezen door de voor de Wed verantwoordelijke minister in overleg met de minister van OCW. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf. De minister van Veiligheid en Justitie wijzen in overeenstemming met de minister van OCW opsporingsambtenaren aan. Processen-verbaal, verslagen van bevindingen en onderliggend materiaal Processen-verbaal en verslagen van bevindingen: B(5) Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek
18
Nr.21 Actor Handeling
Periode Grondslag Opmerking
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het op verzoek opsporen van roerende zaak die krachtens de nationale wetgeving van die staat een cultuurgoed is in de zin van artikel 1, onder 1, van richtlijn nr. 93/7/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (PbEG L 74), mits die zaak in de zin van die richtlijn op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van die staat is gebracht. 2001Wet op de economische delicten art. 17.1.2; Wet tot behoud van cultuurbezit art 16.2 Het verzoek komt van een lidstaat van de Europese Unie of van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. De roerende zaak wordt door de betreffende staat in het verzoek omschreven.
Het opsporen van bedoelde zaken is voorbehouden aan ambtenaren die tevens zijn belast met het opsporen van de op grond van de Wed strafbaar gestelde feiten uit de WBC. Ambtenaren belast met het opsporen van deze strafbare feiten worden bijgevolg aangewezen door de voor de Wed verantwoordelijke minister in overleg met de minister van OCW. De minister van Veiligheid en Justitie wijzen in overeenstemming met de minister van OCW opsporingsambtenaren aan Product Waardering
Nr.22 Actor Handeling Periode Grondslag
Product Waardering
Correspondentie, verslag van bevindingen Verslagen van bevindingen: B(5) Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het samenwerken met de centrale autoriteiten van de EU-lidstaten en het overleg tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bevorderen 2001Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 december 2011, nr. DCE/303694, houdende de aanwijzing van de EGI als centrale autoriteit in de zin van Richtlijn 93/7/EEG (Aanwijzingsbesluit EGI Richtlijn 93/7/EEG); Richtlijn 93/7/EEG art. 4 Correspondentie en onderliggend materiaal B (5)
19
Nr.23 Actor Handeling
Periode Grondslag Opmerking
Product Waardering Nr.24 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het is samenwerking met de centrale autoriteiten van de EU-lidstaten houden van toezicht op de onrechtmatige in- en uitvoer van cultuurgoederen. 2001Aanwijzingsbesluit EGI Richtlijn 93/7/EEG; Richtlijn 93/7/EEG art. 4.2-3 De handeling omvat de volgende activiteiten: Het natrekken of een goed dat is ontdekt op het grondgebied van een lidstaat en waarvoor er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat het op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van Nederland is gebracht een cultuurgoed in de zin van art. 1.1 vormt. Het in kennis stellen van de betrokken Lid-Staten, bij ontdekking op Nederlands grondgebied van cultuurgoederen waarvoor er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat die goederen op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van andere Lid-Staten zijn gebracht. Het in kennis stellen van de betrokken Lidstaat bij ontdekking op het grondgebied van die lidstaat van cultuurgoederen waarvoor er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat die goederen op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van Nederland zijn gebracht. Het ontvangen van kennisgevingen van de betrokken Lidstaten, bij ontdekking op het grondgebied van die lidstaten van cultuurgoederen waarvoor er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van Nederland zijn gebracht. De bevoegde autoriteiten van de verzoekende Lid-Staat krijgt gedurende twee maanden de gelegenheid na de bedoelde kennisgeving na te trekken of het betrokken goed een cultuurgoed in de zin van art. 1.1 vormt, met het doel om eventueel teruggave van het goed te vorderen. Correspondentie en onderliggend materiaal B (5)
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het in samenwerking met de betrokken Lid-Staat treffen van de nodige maatregelen voor het materiële behoud van het cultuurgoed. 1993Aanwijzingsbesluit EGI Richtlijn 93/7/EEG art. 4.4 Maatregelen om te voorkomen dat het cultuurgoed beschadigd raakt of teniet gaat correspondentie en onderliggend materiaal V 15 jaar na sluiting dossier
20
Nr.25 Actor Handeling
Periode Grondslag Opmerking Product Waardering Nr.26 Actor Handeling
Periode Grondslag Opmerking Product
Waardering
Nr.27 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het nemen van de nodige maatregelen ten behoeve van de lid-staat van de Europese Unie of ten behoeve van de andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte die aanspraak op teruggave van een cultuurgoed maakt, zoals het doen leggen van conservatoir beslag, het in bewaring of onder bewind doen stellen van de zaak, en het vorderen van voorlopige voorzieningen in kort geding. 2001Wetboek van burgerlijke rechtsvordering art. 1010; Aanwijzingsbesluit Richtlijn EGI 93/7/EEG art. 4.5 Maatregelen om te voorkomen dat het cultuurgoed aan de procedure van teruggave wordt onttrokken. correspondentie en onderliggend materiaal V 15 jaar na sluiting dossier
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het bij de bevoegde rechtbank van de aangezochte Lidstaat tegen de bezitter, of, bij ontstentenis van de bezitter, tegen de houder, een vordering instellen tot teruggave van een op onrechtmatige wijze buiten Nederland gebracht cultuurgoed. 2001Aanwijzingsbesluit EGI Richtlijn 93/7/EEG; Richtlijn 93/7/EEG art. 5 vordering tot teruggave van onrechtmatig buiten Nederland gebracht cultuurgoed Vordering tot teruggave; een document waarin het goed waarop de vordering tot teruggave betrekking heeft, wordt beschreven en waarin wordt verklaard dat dit goed een cultuurgoed is; een verklaring dat het cultuurgoed op onrechtmatige wijze buiten Nederland is gebracht; Correspondentie, verslag van bevindingen en onderliggend materiaal Vordering tot teruggave; document waarin het goed waarop de vordering tot teruggave betrekking heeft, wordt beschreven en waarin wordt verklaard dat dit goed een cultuurgoed is; verklaring dat het cultuurgoed op onrechtmatige wijze buiten Nederland is gebracht B (5) Overige stukken V 15 jaar na sluiting dossier
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het met betrekking tot de teruggave als tussenpersoon fungeren tussen de bezitter en/of de houder en de verzoekende Lidstaat. 2001Aanwijzingsbesluit Richtlijn 93/7/EEG; Richtlijn 93/7/EEG art. 4.6 Correspondentie en onderliggend materiaal V 15 jaar na sluiting dossier
21
Nr.28 Actor Handeling Periode Grondslag
Opmerking
Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het nazoeken van meldingen van onder meer de douane over opgedoken kunstvoorwerpen 2001- 2009 Interview medewerker sector collecties en archieven Richtlijn nr. 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993, betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van de lidstaat zijn gebracht Gebaseerd op handeling 257 cultuurbezit Na 2009 maakt deze handeling deel uit van het houden van toezicht op de naleving van teruggavewet bezet gebied en uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970. Hier onder valt ook het in behandeling nemen van verzoeken om teruggave door collega autoriteiten uit de andere eu-lidstaten alsmede het doorgeleiden van Nederlandse verzoeken om teruggave aan collega autoriteiten uit de andere eu-lidstaten Rapport, correspondentie V 15jaar na afronding onderzoek
Inspectie museaal beheer Nr.29 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking
Product Waardering Nr.30 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking
Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het melden van de bevindingen aan de minister of het college en zo nodig daarbij aangeven welke voorzieningen naar hun oordeel dienen te worden getroffen. 2007Regeling materieelbeheer museale voorwerpen 2007 art. 13.1; Regeling materieelbeheer museale voorwerpen 2013 art. 12.3; 11.14; Interview MT De inspectie zal naar de minister terugkoppelen, als zij bij een inspectie een onaanvaardbare situatie heeft aangetroffen die politiek bestuurlijk ernstige gevolgen kan hebben. College is Hoge college van staat. Gebaseerd op handeling 345 in RIO Cultuurbeleid. Voor 2007 gebeurde dit op basis van de beheersovereenkomsten, zie onderstaande handelingen. Rapporten B(2)
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het inspecteren van het museaal beheer alsmede het bij het museum in beginsel vooraf melden van een inspectie 2001 Beheersovereenkomst tussen de staat en het betreffende museum, artt. 3 en 4 Inspecteur, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet tot behoud van cultuurbezit en de door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op grond van artikel 15 van die wet aangewezen ambtenaren. Museaal beheer: het registreren, conserveren en presenteren van de collectie Rapporten en onderliggend materiaal Eindrapporten: B(5) Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek
22
Nr.31 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking
Product Waardering
Nr.32 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking
Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het inspecteren van collectie-onderdelen, afzonderlijke voorwerpen en/of de ruimten waarbinnen deze zich bevinden. 2001Inspectiereglement bij de beheersovereenkomst, artt. 4-7, 9 De handeling omvat de volgende activiteiten: Het op verzoek verkrijgen van inzage in de registratiegegevens van de collectie, de standplaatsregistratie en restauratie- en conditierapporten Het op verzoek verkrijgen van inzage in de technische gegevens en de administratie omtrent de klimatologische omstandigheden waaronder de collectie wordt bewaard Het in voorkomende gevallen inwinnen van het deskundig oordeel van derden, bijvoorbeeld van externe specialisten op het gebied van conservering, restauratie of veiligheidszorg Het binnen een maand opstellen van een rapport van elke inspectie, het met het museum bespreken van dit rapport voorafgaand aan de aanbieding ervan aan de minister en het toesturen van een exemplaar van het definitieve rapport aan het museum Rapporten en onderliggend materiaal Eindrapporten: B(5) Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het houden van toezicht op bruiklenen, verlies en schade van collectieonderdelen van musea. 2001Beheersovereenkomst tussen de staat en het betreffende museum, artt. 5.2, 5.3, 6.1 Inspecteur, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet tot behoud van cultuurbezit. Het bruikleen mag geacht worden stilzwijgend te zijn toegestaan indien de staat niet binnen een maand bezwaar maakt. Deze handeling houdt de volgende activiteiten in: Het ontvangen van meldingen van een betrokken museum voor bruiklenen voor een periode langer dan twaalf maanden Het binnen drie maanden na ieder kalenderjaar ontvangen van een volledige lijst van de bruiklenen van een betrokken museum Het ontvangen van meldingen van verlies van of schade aan collectie-onderdelen Meldingen van ontvangst V 15 jaar na sluiting dossier
23
5.2 Gezamenlijke handelingen Erfgoedinspectie en taakvoorgangers met betrekking tot inspectie en toezicht. Nr.33 Actor Handeling Periode Grondslag
Opmerking
Product Waardering
Nr.34 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking Product Waardering
Nr.35 Actor Handeling
Periode Grondslag Opmerking
Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het uitvoeren van inspecties op grond van incidenten als gevolg van meldingen en signalen 2001 Notitie bij de start van de rijksinspectie monumentenzorg p. 4 Archiefwet 1995 art. 25a.1; Wet tot behoud van cultuurbezit art .15:1 In een beperkt aantal situaties kan een melding aanleiding zijn voor verder onderzoek. De beoordeling van noodzaak ligt bij de Erfgoedinspectie. Van belang hierbij is dat een dergelijk onderzoek niet behoort tot het takenpakket van een andere overheid. Inspectierapporten en onderliggend materiaal Registraties van meldingen. Gespreksverslagen en eindrapporten wanneer de melding leidt tot nader onderzoek B(5) Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het uitvoeren van thematische inspecties en onderzoeken 2001 Jaarwerkprogramma’s Zoals aangegeven in jaarwerkprogramma’s . Inspectierapporten en onderliggend materiaal Gespreksverslagen en eindrapporten: B(5) Overige stukken: V 15 jaar na afronding onderzoek
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het via de SG gevraagd én ongevraagd adviseren van de minister van OCW over het handhaven van de eisen die de archief- en erfgoedwetgeving stellen alsmede over beleidsaangelegenheden hierover 2001Organisatie en mandaatbesluit OCW ( 2008) art 7.2 Interview medewerkers Erfgoedinspectie Binnen dit advies vallen ook de beleidsregels van het genoemde ministerie en van de uitvoeringsdiensten. Gebaseerd op handeling 601 Cultuurbeleid Beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, evaluaties, Gebaseerd op handeling 607 Cultuurbeheer Waardering: B (1, 2, 5)
24
Nr.36 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking
Product Waardering
Nr.37 Actor Handeling
Periode Grondslag
Product Opmerking
Waardering
Nr.38 Actor Handeling
Periode Grondslag Opmerking Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het tweejaarlijks opvragen van actuele gegevens van de onder toezicht gestelde organisaties 2001 Archiefwet 1995 (Stb.1995/276) zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25a, lid 1 Gebaseerd op handeling 605 Cultuurbeheer. Voor 2009-2010 werd de informatie jaarlijks opgevraagd door de sector archieven. Sinds 2012 wordt de informatie tweejaarlijks over de vier sectoren opgevraagd. Vragenlijsten monitor en onderzoeksresultaten, monitorboek, ruwe data (,ruwe data is onbewerkte digitale informatie die je later opnieuw kunt gebruiken om nieuwe informatie te genereren.) Waardering: V 10 jaar, Voorbereiding, ontwikkeling, contracten met commerciële organisaties voor verwerking gegevens (na beëindiging contract), ingevulde vragenlijsten vanaf 2009 Ruwe data: V 20 jaar B (5) ingevulde vragenlijsten tot en met 2008 B (5) tweejaarlijkse monitorboeken vanaf 2009-2010
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het jaarlijks verslag uitbrengen aan onze minister van de bevindingen van het toezicht gedurende het afgelopen kalenderjaar m.b.t het toezicht op het erfgoed en de archieven 2001 Archiefwet 25b.2; Notitie bij de start van de rijksinspectie monumentenzorg p. 2; Regeling materieelbeheer museale voorwerpen art. 13.2; Organisatie en mandaatbesluit OCW ( 2008) art 7.2 Jaarlijkse verslagen; Jaarverslagen Tot 2008 bracht de Hoofdinspecteur Archieven elk jaar zelf verslag uit aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Sindsdien maakt het jaarlijks verslag van Archieven integraal deel uit van het jaarverslag van de Erfgoedinspectie. Waardering: B(2) Jaarlijks verslag V 10 jaar voor onderliggende stukken
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het geven van voorlichting over de diverse wet- en regelgeving op het gebied van cultuurbeheer en archieven en de naleving daarvan aan overheidsorganisaties 2001Interview medewerkers Erfgoedinspectie Gebaseerd op handeling 610 cultuurbeheer Nieuwsbrieven, brochures, informatiebladen, andere publicaties en de website. Waardering: V 15 jaar na sluiting dossier Van voorlichtingsmateriaal wordt één exemplaar bewaard (B 5)
25
Nr.39 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende (toezicht op) het cultureel erfgoed en het archiefbeheer bij onder meer de centrale overheden 2001Interview MT Deze handeling heeft geen betrekking op WOB-verzoeken. Gebaseerd op handeling 611 cultuurbeheer Brieven, notities Waardering: V 15 jaar na afhandeling vraag
5.3 Handelingen met betrekking tot methoden en technieken Nr.40 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering Nr.41 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het ontwikkelen van instrumenten in het kader van de uitoefening van toezicht op het archiefbeheer bij de centrale overheden 2001Interview MT Modellen en standaardproducten; normen- en toetsingskader V 15 jaar na ingebruikname nieuw instrument
Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het jaarlijks of tweejaarlijks maken van een risico analyse 2001Interview MT Op basis van de risicoanalyse bepaalt de EGI bij welke organisaties inspecties worden uitgevoerd. Tot 2011 gebeurde dit jaarlijks. Vanaf 2011 iedere twee jaar. Risicoanalyses B (1)
Nr.42 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het opstellen van een protocol voor meldingen en signalen 2001 Interview MT Protocol V 15 jaar na instellen nieuw protocol
26
Nr.43 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking
Product
Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het in samenwerking met andere partijen ontwikkelen van toezichtkaders 2001 Interview hoofdinspecteur De kaders zijn tot stand gekomen in nauw overleg met de belangrijkste partijen in het monumentenveld: de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG); de Federatie Grote Monumentengemeenten; het Inter Provinciaal Overleg (IPO); de voormalige Stichting Erfgoed Nederland; de provinciale Steunpunten Monumentenzorg en Archeologie; de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE); de Directie Cultureel Erfgoed van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Toezichtskader Instandhouding Rijksmonumenten; Informatiefolder beschermde monumenten Toezichtskader Instandhouding beschermde stads- en dorpsgezichten Informatiefolder beschermde stads- en dorpsgezichten B (5)
5.4 Handelingen met betrekking tot communicatie Nr.44 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering Nr.45 Actor Handeling
Periode Grondslag Opmerking
Managementteam Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het opstellen van communicatieplannen 2001Interview MT Communicatieplannen V 15 jaar na ingebruikname nieuw communicatieplan
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het onderhouden van functionele contacten met de lijnorganisaties van OCW en andere instanties die een specifieke rol spelen op het gebied van cultureel erfgoed en archiefbeheer 2001 Notitie bij de start van de rijksinspectie monumentenzorg p. 3 en 4 Interview MT Met lijnorganisaties worden o.a. bedoeld: Directeur Generaal Cultuur en Media, Directie Cultureel Erfgoed en de Rijksdienst voor Monumentenzorg. Gebaseerd op handeling 606 Cultuurbeleid
Product
Dossiers over wetgevingstrajecten zoals Erfgoedwet Afstemming werk- en jaarplannen
Waardering
V 15 jaar na sluiting dossier
Nr.46 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het behandelen van klachten en juridische geschillen 2001Interview medewerker Erfgoedinspectie Klachtzaken, rechtszaken V 20 jaar na sluiting dossier
27
Nr.47 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking Waardering
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het ontwikkelen, opzetten en door ontwikkelen van de website van de Erfgoedinspectie en taakvoorgangers 2001Interview MT Dit omvat ook het voeren van de redactie en het beheer van de website voor de Erfgoedinspectie B (5) definitieve teksten/informatie op de website V 5 jaar overige neerslag
5.5 Handelingen met betrekking tot de organisatie Nr.48 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering Nr.49 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering Nr.50 Actor Handeling Periode Grondslag Product Opmerking Waardering
Managementteam Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het voeren van (MT)werkoverleg 2001 Interview MT Agenda’s en notulen B (5)
Bedrijfsbureau Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het secretarieel en facilitair ondersteunen van managementteam en inspecteurs 2001Interview MT Afspraken, verzendlijsten, programma’s, protocollen, uitnodigingen bijwonen workshops, vergaderingen, congressen en andere evenementen, correspondentie V 2 jaar
Managementteam Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het voeren van overleg binnen de departementale organisatie over de Erfgoedinspectie 2001Interview MT Verslag, notulen Gebaseerd op organisatie rijksoverheid 144. Het gaat om overleg de SG, de beleidsdirecties en de uitvoeringsorganisaties B (5) Verslagen en notulen V 5 jaar, overige informatie
28
Nr.51 Actor Handeling Periode Grondslag Product Opmerking
Waardering
Managementteam Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het voeren van overleg met de Inspectieraad en andere inspecties 2001Interview MT Agenda’s, Notulen, verslagen Hier onder valt ook het ontwikkelen van een samenwerkingsprotocol met andere inspecties zoals samenwerking met de Inspectie voor de Sanctietoepassing en inspectie voor de jeugdzorg B (5) samenwerkingsprotocollen met andere inspecties Overige producten V 15 jaar.
Nr.52 Actor Handeling Periode Grondslag Product Opmerking Waardering
Nr.53 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering
Nr.54 Actor Handeling Periode Grondslag Opmerking Product Waardering
Managementteam Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het opstellen van jaar – en werkplannen 2001Interview MT Jaarplannen, werkplannen Hiertoe behoort ook het (tussentijds) monitoren en/of evalueren van de realisering van jaarplannen Een werkplan is gebaseerd op een jaarplan. B (2) Eindproducten V 15 jaar overige stukken
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het ontwerpen, beheren en ondersteunen van verschillende inspectieinformatiesystemen. 2001Interview MT ICT infrastructuur primair proces B (5) definitieve ontwerpstukken V 15 jaar overige stukken
Erfgoedinspectie en taakvoorgangers Het volgen van de ontwikkelingen in het veld 2001Interview MT Dit gebeurt door het bijhouden van wet- en regelgeving, publicaties, het volgen van themabijeenkomsten, conferenties en workshops. Verslagen V 15 jaar na sluiting dossier
29
5.6 Handelingen van de OREGI (Ondernemingsraad Erfgoedinspectie) Nr.55 Actor Handeling Periode Grondslag
Product Opmerking Waardering Nr.56 Actor Handeling Periode Grondslag Waardering Nr.57 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering Nr.58 Actor Handeling Periode Grondslag Product Waardering
Leden van de Ondernemingsraad van de Erfgoedinspectie Het adviseren van de bestuurder (diensthoofd) 2005 Grondslag ARAR, 12 juni 1931, Stb. 1931/248, art. 126, gewijzigd bij besluit van 4 juni 1956, Stb. 1956/331, art. 129a en 129c, bij besluit van 26 september 1968, Stb. 1968/475, art. 123.2 en .3, 129a en 129c en bij besluit van 13 september 1982, Stb 1982/526, art. 127d en 128a Wet op de ondernemingsraden, 28 januari 1971, Stb. 1971/54, zoals gewijzigd 13 april 1995, Stb. 1995/231, art. 23-25, 30 adviezen, Het gaat om het uitoefenen van adviesrecht B (1,4)
Leden van de Ondernemingsraad van de Erfgoedinspectie Het uitoefenen van het instemmingsrecht 2005 Wet op de ondernemingsraden, 28 januari 1971, Stb. 1971/54, zoals gewijzigd 13 april 1995, Stb. 1995/231, art. 27 V 15 jaar
Leden van de Ondernemingsraad van de Erfgoedinspectie Het voeren van overleg met de bestuurder 2005 Wet op de ondernemingsraden artt. 23-24 en 31 Interview OREGI agenda’s verslagen van (overleg)vergaderingen B (5)
Leden van de Ondernemingsraad van de Erfgoedinspectie Het houden van onderling beraad 2005 Wet op de ondernemingsraden art. 18 Interview OREGI agenda’s en verslagen V 15 jaar
30
6. Lijst met afkortingen AW BSD BUZA EGI MT OREGI RAI RBK RIA RIO WBC Wed
Archiefwet Basis Selectiedocument Buitenlandse Zaken Erfgoedinspectie Management team Ondernemingsraad Erfgoedinspectie Rijksarchiefinspectie Rijksdienst Beeldende Kunst Rijksinspectie voor de Archeologie Rapport Institutioneel Onderzoek Wet tot behoud cultuurbezit Wet economische delicten
31
7. Bronnen 7.1 Wet en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht (1993, 693) Archiefbesluit (Stb. 1968/200) Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) Monumentenwet 1988 (Stb. 1988, 638) Organisatie en mandaatbesluit OCW 2008 Regeling materieelbeheer museale voorwerpen (Stcrt. 2006, 238) Regeling toezichthoudende ambtenaren, Sanctiewet 1977 (Stcrt. 1994, 221) Richtlijn nr. 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993, betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van de lidstaat zijn gebracht Sanctieregeling Irak 2004 II (Stcrt. 2011, 22281) Sanctiewet 1977 (Stb. 1980, 93) Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 Stb. 2009, 255 Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van de Europese Unie van 7 juli 2003 (PbEG L 169) betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) (Stb 2008, 496) Wet op de economische delicten Stb. Wet op de ondernemingsraden Wet revitalisering generiek toezicht 2012 (Wet RGT) Stb. Wet tot behoud van cultuurbezit Wet tot teruggave van cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied (2007)
7.2 Algemene bronnen
Beleidsbrief nieuw beleid monumentenzorg december 2001; Beheersovereenkomst tussen de staat en het betreffende museum Bijlage bij Concept taakomschrijving RIA (2001) Concept taakomschrijving RIA (2001) Jaarwerkprogramma Erfgoedinspectie 2009 Kamerbrief 27 831, Kaderstellende visie op toezicht Meerjarenplan Erfgoedinspectie 2008 - 2012 Notitie bij de start van de rijksinspectie monumentenzorg Rio Cultuurbeleid Terugblik Verslag van het toezicht 2012, Erfgoedinspectie Website Erfgoedinspectie
Werkprogramma Erfgoedinspectie 2013-2014
7.3 Interviews en toetsing selectielijst
De heer drs. N. Aaten Mevr. drs. B. Buurman Mevr. drs N. Duggen Mevr. M. Heese De heer drs. N. Schouten De heer drs. H. Magdelijns Mevr. drs. H. Nuyten De heer P.H. Noppers Mevr. drs B. Siregar Mevr. drs. A. Scholte Mevr. drs. P. Velthuys-Bechtold De heer mr. M.A. Valkenburcht
32