De
sectorplannen Leidraad voor sociale partners
Iedereen een aanvullend pensioen
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
2
Waarop moeten de sociale partners
letten bij de opstart of de uitbouw van sectorplannen?
Deze brochure geeft het antwoord.
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
3
Het WAP-effect Het wettelijk pensioen is en moet ook in de toekomst de hoeksteen blijven van het Belgische pensioenstelsel. Toch zal het wettelijk pensioen alleen niet meer volstaan om de levensstandaard van gepensioneerden op peil te houden. Een aanvulling op het wettelijk pensioen is dus noodzakelijk om toekomstige gepensioneerden hun levenspeil te laten behouden.
De Wet op de Aanvullende Pensioenen (kortweg WAP) is in 2004 in voege getreden. Zij effende het pad voor een brede democratisering van de aanvullende beroepspensioenen of de zogenaamde tweede pensioenpijler. Via de sectorplannen kunnen de sociale partners een belangrijke impuls geven aan de verdere veralgemening van die aanvullende pensioenen.
De WAP heeft alvast haar effect niet gemist: in 2004 bouwde amper 40% van de werknemers een beroepspensioen op, in 2011 is dat aantal tot zo’n 75% opgelopen. De toename is nog sterker bij de arbeiders: vóór 2004 was amper 20% van de arbeiders aangesloten bij een tweede pijlerplan, vandaag – dankzij de invoering van sectorplannen – zo’n 65%.
Aantal werknemers gedekt door een aanvullend sectorpensioen 1.200.000 1.000.000 800.000 600.000 400.000 200.000 0 2005 Bron: FOD WASO
2006
2007
2008
2009
2010
Enkele
sprekende cijfers
Begin 2011 zijn er 38 sectorplannen in België. Samen goed voor ongeveer 1 miljoen werknemers waarvan ruim driekwart arbeiders. Er bestaat een grote verscheidenheid onder de betrokken sectoren met een pensioenplan, zowel qua type activiteiten als qua omvang. Een aantal sectoren zonder plan overwegen momenteel dat voorbeeld te volgen. Het aantal sectorplannen zal dan ook verder toenemen. Van alle sectorplannen koos meer dan twee derde voor een groepsverzekering terwijl de overige beheerd worden via een Instelling voor Bedrijfspensioenvoorziening (IBP), hierna pensioenfonds genoemd. Het overgrote deel van de huidige sectorplannen (32 van de 38) werd ingevoerd vanaf 2004, jaar van het in voege treden van de WAP.
De recent opgestarte sectorplannen voorzien bijna allemaal in een bijdragevoet die schommelt tussen de 0,4 en 2% van het brutoloon die in de daaropvolgende jaren in heel wat sectoren stap voor stap opgetrokken wordt. Dit blijkt uit de grafiek hieronder: hoe langer het sectorplan al loopt, hoe hoger de bijdragevoet vandaag is. Sectorplannen die bij voorbeeld meer dan 6 jaren lopen, hebben hun oorspronkelijke bijdragevoet inmiddels al opgetrokken tot een huidige bijdragevoet van gemiddeld 1,8%, hetgeen (nog) niet het geval is voor de recente sectorplannen.
Huidige bijdragevoet in functie van opstartjaar sectorplan 2,00 1,80
Gemiddelde bijdragevoet vandaag
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
4
1,60 1,40 1,20 1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00 < 2005
2005-2006
2007-2008
Jaar van opstart sectorplan
2009-2010
Welk
pensioeninkomen nastreven?
Een sectorplan wil werknemers bij pensionering een extra inkomen verschaffen: dat beschermt hun levenspeil voor later. Onderstaande tabel of simulatie maakt duidelijk hoeveel het geschatte extra pensioeninkomen bedraagt, uitgedrukt als percentage van het laatste loon vóór pensionering (dit wordt ook vervangingsratio genoemd).
Stel bijvoorbeeld een werknemer voor wie vanaf 25-jarige leeftijd jaarlijks een bijdrage van 0,5% van zijn loon gestort wordt waarbij deze bijdrage elke twee jaar met 0,2% opgetrokken wordt. Met deze bijdrage bouwt hij – na een volledige carrière – een extra pensioenrente op van 6,20% van het laatste loon, loon dat doorheen de carrière van de werknemer toegenomen is.
Simulatie aanvullende pensioenrente vanaf 65 (uitgedrukt als % van laatste loon) storting pensioenbijdragen vanaf
bijdragevoet bij opstart die elke 2 jaar met 0,2% opgetrokken wordt
leeftijd = 25
leeftijd = 45
0,50%
6,20%
1,81%
1,00%
7,49%
2,45%
1,50%
8,78%
3,10%
2,00%
10,08%
3,75%
Een aanvullend pensioen invoeren hoeft voor een sector geen onoverkomelijke financiële belasting te betekenen. Een sectorplan kan met een beperkte (patronale) bijdragevoet starten en deze bijdragevoet in het licht van toekomstige sectorale onderhandelingen stap voor stap optrekken. Verder kan er eventueel ook in een bijdrage vanwege de werknemer voorzien worden. Zo dragen werkgevers en werknemers bij tot een adequaat pensioeninkomen.
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
5
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
6
Een sectorplan
opstarten
De sociale partners geven in het paritair comité of subcomité het startschot voor de invoering van een pensioenplan. Zij beslissen in onderling overleg de principes en modaliteiten van de sectorale pensioentoezegging die vastgelegd wordt in een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). De sociale partners maken hierbij een aantal belangrijke keuzes.
| Wie is de inrichter? De inrichter zal een paritair samengestelde rechtspersoon zijn. De sociale partners beslissen vrij bij CAO of zij hiervoor een Fonds voor Bestaanszekerheid, een VZW of een ander orgaan aanduiden.
| Welke werknemers? De sector bepaalt in de CAO voor welke categorie van werknemers uit de sector het plan geldt.
| Welke werkgevers? In principe zijn alle werkgevers uit de betreffende sector onderworpen aan dit sectorplan. Hierop kunnen een aantal uitzonderingen gelden. Zo kan men in de CAO bepalen • dat bepaalde werkgevers niet onder het sectorplan vallen; • in welke mate de mogelijkheid geboden wordt aan werkgevers om – in plaats van het sectorplan – zelf binnen hun onderneming een eigen pensioenplan te hebben of op te starten waarvan de voordelen minstens gelijkwaardig zijn aan de voordelen die in het sectorplan opgenomen zijn en waarbij de werkgever zelf de pensioeninstelling kiest die dit plan beheert.
| Welke pensioeninstelling beheert het plan? De wet schrijft voor dat sectorale pensioenplannen extern – dus niet door de werkgever/sector zelf – beheerd worden via een systeem van gekapitaliseerde pensioenopbouw. De inrichter (zie hoger) duidt in de CAO een pensioeninstelling aan die het sectorplan zal beheren. Hierbij heeft hij de keuze tussen een groepsverzekeraar en een pensioenfonds.
| Welk type sectorplan: een gewoon of sociaal plan? Een sector kan voor zijn sectorplan kiezen tussen een gewoon of een sociaal plan. Een sociaal plan zal naast het pensioenluik ook een luik met solidariteitsprestaties * aanbieden waar jaarlijks minstens 4,4% van de pensioenbijdragen (jaarlijks te betalen premies) aan besteed wordt. In dat geval – en voor zover er voldaan is aan een aantal bijkomende voorwaarden – vervalt de premietaks van 4,4% op de pensioenbijdragen. * S olidariteitsprestaties zijn een aantal “solidaire” voordelen zoals bij voorbeeld: oorbetalen van de pensioenpremie in ge - d val van ziekte of arbeidsongeschiktheid; - e en uitkering onder de vorm van rente bij permanente arbeidsongeschiktheid, ernstige ziekte of overlijden.
| Welke voordelen aanbieden?
| Permanente dialoog
Een sectoraal pensioenplan voorziet altijd een pensioenuitkering. In de praktijk wordt ongeveer bij alle sectortoezeggingen een vaste bijdrage, bijvoorbeeld een percentage van het brutosalaris, als pensioenbijdrage (jaarlijks te betalen premie) gestort. Die inleg brengt dan een extra rendement op tot pensionering. De CAO legt de hoogte van de bijdragevoet vast.
Zowel bij de opstart als tijdens de werking van het sectorplan staan sociale partners en pensioeninstelling in contact met elkaar.
Naast een pensioendekking kan een sectorplan ook andere voordelen bevatten, zoals bij voorbeeld: de uitbetaling van een bepaald kapitaal bij overlijden, doorbetalen van de premie voor het pensioenluik tijdens periodes van ziekte, arbeidsongeschiktheid, een hospitalisatieverzekering, een gewaarborgd inkomen,…
Bij een pensioenfonds vindt dit overleg plaats in de schoot van de Raad van Bestuur die paritair samengesteld is. Als het sectorplan voor een groepsverzekeraar gekozen heeft, vindt het overleg plaats via het toezichtscomité waarin de sociale partners zetelen. In de CAO en/of de beheersovereenkomst met de verzekeraar legt de inrichter vast hoe de dialoog tussen toezichtscomité en verzekeraar in de praktijk zal verlopen: welke informatie wordt aan dit comité overgemaakt, voor welke zaken zal dit comité advies geven,… Een zeer soepele formule die zich naar de wensen van de sociale partners schikt.
Inhoud CAO sectorplan: • • • • • •
inrichter toepassingsgebied aansluitingsvoorwaarden aard van dekkingen en voordelen gewoon of sociaal sectorplan startdatum
•p ensioenreglement en eventueel solidariteitsreglement • regels voor financiering • formaliteiten rond het overleg tussen pensioeninstelling en de sociale partners •…
Wat bij overlijden? Bijna alle sectorplannen voorzien naast een pensioenuitkering ook in een minimale overlijdensdekking. Hierbij wordt de filosofie van een spaarrekening gevolgd: de gestorte bijdragen worden opgerent aan een bepaalde rentevoet. Wanneer de werknemer zou overlijden vóór pensionering ontvangen de begunstigden de reserve die op dat ogenblik gespaard is. De sociale partners kunnen uiteraard ook voor een hogere overlijdensprestatie kiezen.
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
7
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
8
Een sectorplan
beheren
De inrichter zal - in overleg met de pensioeninstelling - vastleggen wie de beheerstaken uitvoert. Hij heeft een grote keuzevrijheid die varieert van het maximaal in eigen handen houden van dit beheer, het gedeeltelijk uitbesteden van een aantal opdrachten tot het maximaal uitbesteden van alle beheerstaken.
Het beheer omvat: • invoeren van de administratieve gegevens; • berekenen van de jaar na jaar verworven pensioenrechten; • nakomen van communicatieverplichtingen ten opzichte van aangeslotenen (onder andere opstellen en versturen van jaarlijkse pensioenfiche); • uitbetalingen verrichten; • opvolgen van de aangeslotenen die uit dienst getreden zijn;
• rapporteren aan de toezichthouder: de Nationale Bank en de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, kortweg FSMA, de vroegere CBFA; • opstellen van jaarlijks beheersverslag; • de voorwaarden voor de fiscale aftrekbaarheid van pensioenbijdragen controleren (dit is de zogenaamde 80%-controle die voorziet dat het wettelijk en aanvullend pensioen samen niet meer dan 80% van de laatste bezoldiging bedragen).
Als de keuze er in bestaat om (een deel van) de beheerstaken uit te besteden ligt het voor de hand om een beroep te doen op een groepsverzekeraar. Groepsverzekeraars bieden immers een volledige dienstverlening.
| Efficiënte en eenvoudige administratie Wie het beheer toevertrouwt aan een verzekeraar geniet van de bestaande infrastructuur van deze verzekeraar. De sector profiteert hierbij van schaalvoordelen omdat vaak meerdere inrichters van pensioenplannen een beroep doen op dezelfde verzekeraar/ infrastructuur.
Verder staan groepsverzekeraars in voor de dagelijkse opvolging van het sectorplan (bv. uitbetaling van de pensioen- en/of overlijdenskapitalen aan de begunstigden) en kunnen ze – indien gewenst – ook instaan of helpen bij de communicatie naar de aangeslotenen (bv. jaarlijkse pensioenfiche).
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
9
| Brede ondersteuning G roepsverzekeraars hebben een ruime know-how opgebouwd op het vlak van aanvullende pensioenen. Zij bieden een brede ondersteuning op alle vlakken: actuarieel, fiscaal, juridisch, boekhoudkundig, informaticatechnisch,… Zo kan de verzekeraar de sector helpen bij het opstellen van het pensioenreglement, volgt hij iedere wetswijziging op de voet en staat hij in voor de rapportering aan de FSMA en de Nationale Bank en – indien gewenst – voor het overmaken van gegevens aan de databank “aanvullende pensioenen”.
|E en vlotte en geautomatiseerde uitvoering •d e administratieve gegevens van de aangeslotenen (bv. loon- en arbeidsgegevens, basisgegevens over werkgevers,…) worden up to date gehouden door het elektronische netwerk van de Kruispuntbank
voor Sociale Zekerheid (KSZ) te gebruiken. De sector kiest zelf de manier waarop deze gegevens vanuit het netwerk bij de pensioeninstelling komen en zijn eventuele rol hierin: - ofwel laadt de pensioeninstelling deze gegevens zelf op via het KSZ-netwerk; - ofwel laadt de sector deze gegevens op en maakt ze deze over aan de pensioeninstelling; - ofwel worden de gegevens opgevraagd via de VSI (Vereniging voor Sectorale Instellingen) en overgemaakt aan de pensioeninstelling. •d e sector kan voor de inning van de bijdragen die werkgevers verschuldigd zijn op geautomatiseerde wijze een beroep doen op de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ).
Databank aanvullende pensioenen Vanaf 2011 houdt een centrale overheidsdatabank ”aanvullende pensioenen” een overzicht bij van de belangrijkste gegevens van de aanvullende pensioenplannen uit de tweede pijler. Verscheidene gegevens met betrekking tot pensioenplannen (overzicht opgebouwde pensioenrechten, uitbetalingen, betaalde bijdragen,…) moeten continu aan deze databank overgemaakt worden. Een sector mag de communicatie van gegevens aan deze databank in eigen beheer houden of juist uitbesteden.
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
10
Financieel
beleid
De WAP legt voor de pensioenbijdragen betaald door een sector een minimaal rendement op van 3,25%. Het financiële risico zelf dragen of zich hiervoor indekken? Dat is één van de belangrijkste keuzes die de sector moet maken.
| De sector staat zelf in voor het financiële risico Wanneer de sector dit financiële risico zelf wil dragen, engageert de pensioeninstelling er zich enkel toe om de pensioenbijdragen zo goed mogelijk te beleggen zonder dat enig resultaat gewaarborgd is (we spreken van een middelenverbintenis). Over het algemeen is de pensioeninstelling in dit geval een pensioenfonds maar desgewenst kan het ook een groepsverzekeraar zijn. Het uiteindelijke rendement van de pensioenbijdragen is afhankelijk van de beleggingen van het pensioenfonds. Keerzijde van de medaille: in deze constructie blijft de sector volledig blootgesteld aan het beleggingsrisico. Als de rendementen onvoldoende zijn, zal de sector verplicht zijn bijstortingen te verrichten om de rechten van de werknemers te garanderen. Verder draait de gehele sector op voor de tekorten in geval een of meerdere werkgevers failliet gaan.
| De sector draagt het financiële risico over De sector kan het financiële risico anderzijds indekken via een pensioeninstelling die een bepaald resultaat op de gestorte pensioenbijdragen waarborgt (we spreken dan van een resultaatsverbintenis). De pensioeninstelling is in dit geval bijna altijd een groepsverzekeraar. In de praktijk waarborgt de groepsverzekeraar een bepaalde intrestvoet op de gestorte bijdragen, waar bovenop jaarlijks
nog een extra rendement (winstdeelname) toegekend kan worden in functie van de beleggingsopbrengsten van de verzekeraar. Het beleggingsbeleid, dat erop gericht is om op elk ogenblik het gewaarborgde rendement te kunnen opbrengen, wordt bepaald door de verzekeraar, desgevallend in samenspraak met de sector. Kiezen tussen deze opties betekent voor de betrokken sector een keuze tussen een pensioenfonds en een groepsverzekeraar. In België hanteren vrijwel alle pensioenfondsen een middelenverbintenis, waarbij geen rendement gewaarborgd wordt. Groepsverzekeraars bieden een keuze tussen een middelenverbintenis of een resultaatsverbintenis. Het overzicht hiernaast schetst de verschillende keuzemogelijkheden die op de verzekeringsmarkt beschikbaar zijn.
De meeste sectorplannen die sinds 2004 het daglicht zagen, kozen voor de zekerheid van een resultaatsverbintenis, namelijk een gewaarborgd rendement bij een groepsverzekeraar.
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
11
Welke investeringskeuzes biedt de verzekeringsmarkt? | Resultaatsverbintenis (waarbij de ver-
| Middelenverbintenis (noch het behoud
zekeraar het behoud van de inleg alsook een vast rendement waarborgt). In het verzekeringsjargon heet dit een tak 21-verzekering.
van inleg, noch een vast rendement zijn gewaarborgd). In het verzekeringsjargon heet dit een tak 23-verzekering.
1. Algemeen Fonds Pensioengelden worden samen met de reserves van andere levensverzekeringen belegd. De verzekeraar voert autonoom zijn beleggingsbeleid en gaat voor een veilige beleggingsmix om de gewaarborgde rendementen te behalen.
2. Afgezonderd fonds De pensioengelden van het sectorplan komen in een fonds dat los staat van de overige beleggingen van de verzekeraar. De groepsverzekeraar legt - in samenspraak met de sector - de beleggingspolitiek met betrekking tot die pensioenbijdragen vast.
3. KB69-fonds De pensioengelden worden beheerd samen met de middelen van andere pensioenplannen die in zulk KB69-fonds ingestapt zijn. Een KB69-fonds voldoet aan een aantal specifieke vereisten die wettelijk vastgelegd zijn.
De pensioengelden komen in een investeringsfonds waarvan de beleggingspolitiek in samenspraak met de betrokken sector wordt vastgelegd. Dit is volledig vergelijkbaar met de werkwijze bij een pensioenfonds
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
12
Veiligheid van de pensioentoezegging en solvabiliteit Zekerheid en veiligheid spelen een belangrijke rol bij aanvullende pensioenen. Pensioenbeloften aan werknemers moeten voor 100% zeker zijn. Hiervoor is het belangrijk de verschillende risico’s te onderkennen (in het bijzonder het beleggingsrisico) waaraan aanvullende pensioenen blootgesteld zijn. Het komt er op aan deze risico’s op gepaste wijze in te dekken.
Met een groepsverzekering draagt de verzekeraar het beleggingsrisico.
Volgende veiligheidsmechanismen spelen hierbij een rol.
|A anvullende pensioenreserves (= de betaalde bijdragen) worden – extern van de sector/ werkgever – beheerd bij een pensioeninstelling (een pensioenfonds of een groepsverzekeraar). Zo zullen eventuele financiële problemen bij een werkgever geen impact hebben op de reeds opgebouwde pensioenreserves.
|D e waarde van de beleggingen die de pensioeninstelling aanhoudt voor het sectorplan moet op elk ogenblik minstens gelijk zijn aan de opgebouwde pensioenrechten. Dit wordt periodiek door de FSMA/Nationale Bank gecontroleerd. De pensioeninstelling die de pensioenreserves beheert, kan al dan niet een bepaald rendement waarborgen op de gestorte pensioenbijdragen en -reserves. Een groepsverzekeraar verstrekt deze waarborg. Hierdoor komt het beleggingsrisico van de sector terecht bij de verzekeraar. In het andere geval (pensioenfonds) blijft het beleggingsrisico bij de betrokken sector (werkgever) liggen.
|M et het oog op zekerheid is het belangrijk dat er bovendien een voldoende solvabiliteit aanwezig is die ervoor zorgt dat bij eventuele tegenslagen of onvoorziene omstandigheden de opgebouwde pensioenrechten (nog) steeds gedekt zijn door activa (beleggingen) en dus steeds nagekomen kunnen worden. De opbouw van deze solvabiliteit verschilt naargelang men voor een pensioeninstelling kiest die al dan niet een rendement waarborgt. Zo zijn verzekeraars wettelijk verplicht om een veiligheidsbuffer (solvabiliteitsmarge genaamd) aan te leggen. Deze buffer functioneert als extra bescherming bij eventuele tegenslagen en/of tekorten. Deze solvabiliteitsmarge, die onder periodiek toezicht van de Nationale Bank en FSMA staat, bedraagt bij verzekeraars gemiddeld meer dan het dubbele van wat wettelijk vereist is.
Deze solvabiliteitsmarge wordt – naargelang van het type verzekeraar – op verschillende manieren opgebouwd. • Als de verzekeraar aandeelhouders heeft, staan zij in voor het kapitaal dat nodig is voor deze solvabiliteitsmarge. De aandeelhouders krijgen hiervoor een vergoeding (onder de vorm van dividend en/of verhoging van het eigen vermogen). • Als de verzekeraar zonder aandeelhouders werkt (dit is bijvoorbeeld het geval bij de zogenaamde gemeenschappelijke pensioenkassen die in de regel via een KB69-fonds werken), wordt de solvabiliteitsmarge intern door de instelling zelf opgebouwd.
Beleggingsmix levensverzekeraars (2010) Overige 7% Vastgoed / leningen 6% Deelnemingen 3% Aandelen 7%
Obligaties 78%*
(*) meer dan de helft zijn overheidsobligaties
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
13
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
14
Welke sectoren
hebben al een pensioenplan?
A
L
- autobussen en autocars
- landbouw
B
M
-b eheer gebouwen, vastgoedmakelaars en dienstboden - beschutte en sociale werkplaatsen - betonindustrie - bewakings- en toezichtsdiensten - binnenscheepvaart - bouw - brandstoffen Oost-Vlaanderen
- metaal - metaalfabrikatennijverheid - metaalhandel
N - notarisbedienden
O
D
-o pvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten
- diamantnijverheid en -handel - drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf
S
E - elektriciens
G - garagebedrijf - gas- en elektriciteitsbedrijf - gezins- en bejaardenhulp
- scheikundige nijverheid - schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen - socioculturele sector - stads- en streekvervoer Brussels Gewest - stads- en streekvervoer Vlaams Gewest
T
H
- technische land- en tuinbouwwerken - terugwinning metalen - tuinbouwbedrijf
- haven van Antwerpen - hout en stoffering
V
I - internationale handel, vervoer en logistiek
K - koetswerk
-
vermakelijkheidsbedrijven Vlaamse welzijns- en gezondheidssector vlasbereiding voedingsnijverheid
Z - zeevisserij (situatie begin 2011)
Samengevat: voordelen van de groepsverzekering De zekerheid en gemoedsrust van een gewaarborgd rendement, tenzij de sector expliciet kiest voor een formule waarbij de groepsverzekering gelinkt wordt met een beleggingsfonds (tak 23).
De expertise en deskundigheid, doorheen de jaren opgebouwd, op het vlak van aanvullende pensioenen.
De ruimte om het beleggingsbeleid – indien gewenst- in samenspraak met de sector af te spreken
Een waaier van bijkomende verzekeringen voor risico’s zoals overlijden en invaliditeit, hospitalisatie, gewaarborgd inkomen, arbeidsongevallen,….
Een permanente dialoog met de sociale partners, zowel bij de opstart van het sectorplan als bij het beheer (toezichtcomité, transparantieverslag,…).
Een dienstverlening op maat van de sector: - aanwending van bestaande administratiediensten; - dagelijkse opvolging (uitbetalingen, berekening verworven rechten, rapportering FSMA/Nationale Bank, administratie uittreders, communicatie,...); - brede ondersteuning: actuarieel, fiscaal, juridisch, boekhoudkundig, informaticatechnisch, opvolging wetgeving, hulp bij opstellen pensioenreglement, overmaken van gevraagde gegevens aan databank “aanvullende pensioenen”, ...
De sectorplannen - Iedereen een aanvullend pensioen |
15
verantwoordelijke uitgever: W. Robyns: Leysstraat, 48 - 1000 Brussel - oktober 2011
deuxpoints.be
Deze brochure is een initiatief van
Huis der verzekering | de Meeûssquare 29 | 1000 Brussel Tel. +32 2 547 56 11 | E-mail.
[email protected] | www.assuralia.be