Scriptie Sociale Netwerkanalyse
Jaap Haringa Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 2012-2013
Sociale Netwerkanalyse Onderzoeksrapport
Jaap Haringa Studentnummer 500606943 Penitentiair Psychiatrisch Centrum Amsterdam
HBO Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Hogeschool van Amsterdam
SLB: S. van der Bij Onderzoek supervisor: Anneke Wassink Examinator: Marja van Beek
VOORWOORD Om tot een succesvol onderzoek te komen is de hulp en medewerking van anderen noodzakelijk. Hierbij wil ik dan ook de volgende personen bedanken voor hun medewerking: Mijn leidinggevende dhr. J. Gorter (Chef de Clinique PPC), die mij in de gelegenheid heeft gesteld om binnen mijn praktijkinstelling onderzoek te doen en die mij de tijd, de ruimte en de financiële mogelijkheden heeft gegeven om buiten het Penitentiair Psychiatrisch Centrum mensen te interviewen. Dhr. J. Gorter is tevens de opdrachtgever van mijn onderzoek. Door zijn flexibele houding ten aanzien van de doelstelling(en), heb ik gedurende mijn onderzoek, kunnen sturen, veranderen en aanpassingen doorgevoerd zonder mijn opdracht uit het oog te verliezen. Verder wil ik alle personeelsleden bedanken die deel hebben genomen aan de focusgesprekken tijdens het multi disciplinaire overleg in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum. Mevr. Tiny van het Pieter Baan Centrum voor haar vakkundige antwoorden en inbreng, die mijn onderzoek uiteindelijk vanuit een breed perspectief als ‘milieuonderzoek’ naar de specifiekere en meer passende sociale netwerkanalyse heeft geleid. Dhr. Michiel, mevr. Anne en mevr. Marina van het Leger des Heils voor hun openhartige antwoorden tijdens de interviews op de Weesperzijde. Mevr. Louise en dhr. Hans, van de Oostvaarderskliniek voor hun antwoorden tijdens het interview en de duidelijke weergave van de visie en missie van de TBS kliniek in relatie tot het terugkeernetwerk van de cliënt. De begeleiders van de Hogeschool van Amsterdam, mijn onderzoeksupervisor mevr. Anneke Wassink, voor haar duidelijke uitleg en doortastende manier van begeleiden.
Pagina 1
SAMENVATTING Dit onderzoek heeft betrekking op een effectieve sociale netwerkanalyse, en hoe een netwerkanalyse kan bijdragen aan de continuïteit van zorg en participatie aan de samenleving, binnen het eigen vermogen van de cliënt. Ik zie de behoefte bij hulpverleners, bij cliënten en bij het systeem rond een cliënt, om te komen tot een gemeenschappelijke en constructieve aanpak van problemen. De organisatie waar ik werkzaam ben, het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Amsterdam (PPC), heeft aan mij gevraagd om in het kader van mijn opleiding tot maatschappelijk werker bij de Hogeschool van Amsterdam, onderzoek te doen naar de mogelijkheden van milieuonderzoek. Dit milieuonderzoek zou moeten bijdragen aan een goede doorstroom van onze cliënten naar een thuissituatie bij het verlaten van het PPC. Het PPC heeft mij de ruimte gegeven om dit innovatieplan te onderzoeken en binnen deze instelling een situatieanalyse uit te voeren, door informatie op te vragen bij medewerkers over hun ervaringen in de samenwerking met het netwerk rond een cliënt. Tevens heb ik de ruimte gekregen om een externe analyse uit te voeren bij stakeholders die eveneens te maken hebben met rapportages en het in kaart brengen van het sociale netwerk. Ik heb interviews afgenomen bij organisaties die werkzaam zijn binnen een justitieel kader, het Pieter Baan Centrum te Utrecht, bij de Reclassering van het Leger des Heils te Amsterdam en bij maatschappelijk werkers van de TBS- Oostvaarderskliniek te Almere. De opdracht van mijn leidinggevende was om te onderzoeken of ‘milieuonderzoek’ geïmplementeerd kan worden binnen de organisatie, en of er misschien al een kansrijk concept aanwezig is bij andere organisaties. Bij mijn eerste interview in het Pieter Baan Centrum ben ik gewezen op de doelstelling van het forensisch milieuonderzoek: “De forensisch milieuonderzoeker verricht onderzoek naar de levensloop en familiegeschiedenis van de persoon die verdacht wordt van één of meerdere (ernstige) strafbare feiten en onderzoekt het functioneren van de onderzochte in relatie tot zijn sociale omgeving.” (www.nifpnet.nl) Er werd in dit gesprek aangegeven dat het milieuonderzoek niet streeft naar een samenwerking tussen de cliënt, het netwerk en de hulpverlening, maar dat het een rapportage is ter advies aan de Rechtbank. Ik ben hier geattendeerd op de mogelijkheden van een sociale netwerkanalyse, die volgens de milieuonderzoekers beter passend zal zijn voor de doelstellingen van het PPC. Ik heb dit besproken met mijn leidinggevende. Vervolgens is mijn onderzoek zich gaan richten op de mogelijkheden om een effectieve sociale netwerkanalyse in te passen binnen de organisatieprocessen en systemen van het PPC. Ik heb mij verdiept in de materie, door literatuurstudie over sociale netwerkanalyses en over cliënten en gezinnen waarbij multi problematiek een rol speelt in (mogelijke) stagnatie van de hulpverlening. Hoe verhoudingen binnen gezinnen een rol kunnen spelen bij het voorkomen en oplossen van problemen of juist aanleiding zijn tot het in stand houden of creëren van problemen. Ik heb methodische referentiekaders gebruikt bij het doorgronden van (on)mogelijkheden om te komen tot een juiste analyse. Ik heb verder de gespreksverslagen van de interviews uitgewerkt en geanalyseerd; deze analyse is uitgewerkt in resultaten. De resultaten hebben geleid tot een conclusie en ben ik gekomen tot aanbevelingen aan mijn praktijkinstelling en opdrachtgever, het Penitentiair Psychiatrisch Centrum.
Pagina 2
INHOUDSOPGAVE Voorwoord
1
Samenvatting
2
Inhoudsopgave
3
Inleiding
5
1. Thema- Verantwoording §1.1 Wmo §1.2 Mismatch systeemwereld- leefwereld §1.3 Wat is de invloed van een sociaal netwerk? §1.4 Beïnvloedende factoren op het onderzoek Macro-Meso-Micro
6 7 7 7 8
2. Probleemstelling en doelstelling §2.1 Probleemstelling §2.2 Doelstelling
9 9 10
3. Methodische verantwoording §3.1 Hoofdvraag §3.1.1 Deelvragen (theoretisch) §3.1.2 Onderzoeksvragen (empirisch) §3.2 Onderzoekseenheden en plaats §3.2.1 Literatuuronderzoek §3.2.2 Soorten onderzoek §3.2.3 Type onderzoek §3.2.4 Onderzoeksmethoden §3.2.5 Dataverzameling §3.2.6 Data analyse §3.3 Bruikbaarheid §3.4 Betrouwbaarheid/ validiteit §3.5 Generaliseerbaarheid
11 11 11 11 11 11 11 11 12 12 13 13 13 13
4. Theoretische conceptie §4.1 Wat is een sociaal netwerk? §4.2 Wat is effectief analyseren? §4.3 Hoe kan een netwerkanalyse in de praktijk worden uitgevoerd? §4.4 De cirkel van onmacht- mechanismen in hulpverlening §4.5 Privacy wetgeving- overdracht van informatie §4.6 Praktijktheorie/ benadering/ methodiek §4.6.1 Systeemgericht werken §4.6.2 Contextuele benadering §4.6.3 Structurele benadering §4.6.4 Ecologische visie §4.7 Hypothese
14 14 14 15 15 16 18 18 18 18 19 20
5. Definiëring van Begrippen
22
6. Resultaten §6.1 Onderzoeksvraag §6.2 Onderzoeksvraag §6.3 Onderzoeksvraag §6.4 Onderzoeksvraag §6.5 Onderzoeksvraag
23 23 25 26 26 27
A B C D E
Pagina 3
7. Conclusie
28
8. Discussie/ Reflectie
30
9. Aanbevelingen
32
10. Bronnenlijst
34
11. Bijlage §11.1 §11.2 §11.3 §11.4 §11.5 §11.6 §11.7 §11.8 §11.9
Samenvatting Focusgesprek Interview Pieter Baan Centrum Interviews Leger des Heils Interview Oostvaarderskliniek Labels interview mevr. Tiny Labels interview mevr. Anne Labels interview mevr. Marina Labels interview dhr. Michiel Labels interview mevr. Louise en dhr. Hans
Pagina 4
A A C F J M N O P Q
INLEIDING Voor u ligt het onderzoeksrapport welke ik, Jaap Haringa- werkzaam als maatschappelijk werker i.o. bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Amsterdam, als afstudeeropdracht heb uitgevoerd en opgesteld, tijdens het vierde leerjaar van de deeltijd opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening bij de Hogeschool van Amsterdam. Het betreft het onderzoeksrapport naar een passende manier om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen, die hanteerbaar en te gebruiken is binnen mijn praktijkinstelling. Ik hoor op mijn werk regelmatig ouders, partners en familieleden benoemen dat zij al jaren om hulp vragen en bezig zijn om hun kind, partner of familielid op te laten nemen in een zorginstelling omdat het niet goed gaat. Veelal gaat het dan om verwarde mensen die vanuit een psychotisch toestandsbeeld zich slecht verzorgen en moeilijk aanspreekbaar zijn. Angst, achterdocht en waanideeën hebben de overhand genomen. Vaak gaat het om patiënten met een psychotische stoornis, persoonlijkheidsstoornis, of verslaving, of een combinatie daarvan. Zij hebben problemen met hun zelfzorg, lichamelijke gezondheid, er is relatief vaak sprake van een verstandelijke handicap, en er zijn problemen met geld, huisvesting en vaak ook met Justitie. De kluwen aan problemen, samen met een onvermogen om de problemen op te lossen en samen met een gebrek aan hulpvraag is kenmerkend voor de deze doelgroep. (C.L. Mulder, 2007. p.8) De andere kant van het verhaal is dat ik ook gesprekken voer met ouders of partners van de cliënt, die volledig in de ontkenning zitten. Hun zoon/dochter/partner of familielid is totaal onschuldig en is niet in staat om de dingen te doen waarvan hij/zij verdacht wordt. Als er aangegeven wordt dat de cliënt wellicht in een psychose verkeert(de), dan ontstaat er onenigheid omdat of het ziektebeeld niet erkend wordt of omdat het inbreuk doet aan waarden en normen binnen het systeem van herkomst. Vaak moet het eerst fout gaan voordat er ingegrepen wordt door Politie en Justitie en is er sprake van dwang en drang. Voor mij een uitdaging om te onderzoeken hoe zich dit verhoudt binnen het systeem van de cliënt. Als er een goed beeld is van het systeem rond de cliënt en wat de draagkrachten en de draaglasten zijn binnen dit systeem, kan er dan effectief ingezet worden op eigen krachten en samen redzaamheid, waardoor de cliënt weer kan participeren in de maatschappij? Ik wil een goed beeld hebben van de samenhang tussen individuele en maatschappelijke problemen. De focus op de samenhang tussen materiële en immateriële problemen benadrukt ook het belang van de maatschappelijke taak van maatschappelijk werk. Immers, structurele problemen als financiële crisis en toenemende werkloosheid, vertalen zich snel in persoonlijke drama’s. Maatschappelijk werk heeft de opdracht om dit te signaleren. Signaleren is niet voor niets één van de kerntaken van maatschappelijk werk. In de praktijk blijkt dit echter slechts mondjesmaat te gebeuren. (M. Scholte, 2010) De hoofdvraag van mijn onderzoek luidt: Wat is een effectieve sociale netwerkanalyse, hoe kan deze netwerkanalyse in de praktijk worden uitgevoerd? Het onderzoeksrapport is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 1 Verantwoording thema (macro-meso-micro)/ Hoofdstuk 2 Probleemstelling en doelstelling/ Hoofdstuk 3 Methodische verantwoording- Hoofdvraag- deelvragen en onderzoeksvragen/ Hoofdstuk 4 Theoretische conceptie/ Hoofdstuk 5 Begripsdefinitie/ Hoofdstuk 6 Resultaten/ Hoofdstuk 7 Conclusie/ Hoofdstuk 8 Discussie- Reflectie/ Hoofdstuk 9 Aanbevelingen
Pagina 5
Hoofdstuk 1: THEMA- VERANTWOORDING Ik ben werkzaam in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC), een onderdeel van de PI Amsterdam, Ministerie van Justitie- departement Gevangeniswezen. Hier worden mannen en vrouwen opgenomen met een justitiële titel, die dusdanig gedrag vertonen tijdens detentie, dat zij op voorspraak en indicatie van een psychiater of psycholoog in het Psychiatrisch Centrum worden geplaatst. Er is veelal sprake van een psychiatrische stoornis, maar ook gedragsstoornissen en verslaving zijn vaak een dusdanig probleem dat mensen extra zorg nodig hebben. Het perspectief van het PPC Het PPC biedt een krachtige holding environment (een verzorgende, stabiele en consequente omgeving die rekening houdt met de emotionele behoeften van patiënten) met maximale mogelijkheden tot containment (het kunnen verdragen, bejegenen en deescaleren van agressiviteit en impulsiviteit): ook patiënten met extreem crisisgedrag voortkomend uit een psychiatrische stoornis kunnen er worden opgevangen, bejegend, begeleid en behandeld. Het PPC (crisisafdeling) is de laatste en zwaarste schakel in de keten van zorg en kent dan ook geen uitwijkmogelijkheden. Dit betekent dat patiënten nooit geweigerd worden op grond van zwaarte van psychiatrische (gedrag)problematiek en dat ook de meest extreme crisis bezworen moet kunnen worden. Dit is om meerdere redenen van groot belang. Enerzijds is de attitude van de medewerkers hiervan doordrongen hetgeen leidt tot een neutrale, de-escalerende bejegening in een humaan afdelingsklimaat waarin ook de meest moeilijke patiënt welkom is. Anderzijds heeft een substantieel deel van de patiënten een GGZ-verleden dat getekend is door tegengestelde, negatieve ervaringen die vaak hebben bijgedragen tot ‘mislukkende behandelcarrières’, uitstoting uit de reguliere zorg en het binnen de zorg aannemen van de identiteit van de opponerende, nee-tegen-alles-zeggende patiënt. (Zorg en begeleidingsvisie, FOBA 2008.pdf) Het perspectief van de patiënt. Vanuit het perspectief van de patiënt vormt het PPC een tijdelijk tussenstation op een ooit begonnen reis waarin al vele (al dan niet gedwongen) oponthouden op allerlei tussenstations in de zorg en binnen detentie hebben plaatsgevonden. Deze reis wordt meestal gekenmerkt door enerzijds een verharding van het psychiatrisch beeld en van het delinquente gedragsrepertoire, en anderzijds een geleidelijke afname van sociale inbedding, coping vaardigheden, niveau van functioneren en meer in het algemeen de kwaliteit van leven. Men kan spreken van langdurige behandel- en detentiecarrières die zich ‘kwaadaardig’ ontwikkelen. (Zorg en begeleidingsvisie, FOBA 2008.pdf) Veel van onze cliënten stromen uit op het moment dat zij op last van de rechtbank met een maatregel geplaatst worden in een forensische psychiatrische kliniek (TBS of GGZ) om verdere behandeling te ondergaan. In bijna een kwart van de gevallen eindigt het verblijf in het PPC met einde detentie. Indien mogelijk zal de patiënt terugkeren naar een thuissituatie, al dan niet met ambulante ondersteuning. Als terugkeer naar een thuissituatie niet tot de mogelijkheden behoort, zullen andere gewenste en gevraagde mogelijkheden onderzocht worden. In deze gevallen zal er ingezet worden op een goede doorstroom naar een beschermd/ begeleid wonen setting. Het aanvragen van een CIZ indicatie wordt dan een vereiste om de financiering rond de zorg mogelijk te maken. Slechts in de gevallen van een justitiële titel is Justitie verantwoordelijk voor de financiering. In het PPC is er behoefte aan een goede werkwijze en visie op het betrekken van het sociale netwerk van de cliënt tijdens de opname in het PPC, ter voorbereiding op een (mogelijke) terugkeer naar de thuissituatie. Een visie die rekening houdt met aanwezige problematiek bij de cliënt en/of bij het systeem rond de cliënt. Een sociale netwerk analyse moet onderdeel worden van de gestelde visie, waardoor hulpverleners ervoor kunnen zorgen dat het sociale netwerk van een cliënt zodanig versterkt wordt, dat de cliënt zich weer ‘verbonden’ weet en kan blijven participeren aan de samenleving. (S. Herman, 2009)
Pagina 6
Macro §1.1 Wmo Participatie is momenteel een speerpunt van de overheid, er wordt van iedere burger verwacht dat zij binnen hun vermogen maatschappelijk participeren. De centrale trend van de maatschappelijke zorg heeft vorm gekregen in de Wet op de maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Hoewel de naam anders doet vermoeden, ligt de nadruk op participatie en zelfredzaamheid. Maar het is niet alleen een participatiewet. Naast (het bevorderen van) participatie en zelfredzaamheid zijn bescherming en sociale cohesie belangrijke thema’s. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Het kan gaan om ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen. De Wmo zorgt ervoor dat iedereen kan meedoen aan de maatschappij en zo veel mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Gemeenten voeren de Wmo uit en iedere gemeente legt andere accenten. Verder biedt de wet de mogelijkheid het sectorale denken los te laten en vanuit een probleemgerichte integrale benadering een gezamenlijke visie van sociale vraagstukken te ontwikkelen. Van Ewijk (2006) betoogt dat de Wmo een belangrijke impuls kan zijn voor de vernieuwing van het sociaal werk. Hij ziet de Wmo als een onderdeel van een groots ingezette innovatie in de sociale sector die nieuwe mogelijkheden biedt voor het social work, maar ook vraagt om een forse heroriëntatie. Vanuit de Wmo probeert men meer sturing te geven aan adequate hulpverlening, de Wmo regelt dat mensen met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Er wordt ingezet op effectieve sociale interventies, interventies die betrekking hebben op onderwerpen in de sociale sector (mensen, groepen, thema's) en waarbij het gaat om een planmatige en doelgerichte aanpak om het gedrag van burgers te veranderen en hun omstandigheden te beïnvloeden, met als doel de kwaliteit van het leven of het samenleven te vergroten. Door kennis te verzamelen over de uitvoering van de Wmo en over de taken en positie van de welzijn werker nieuwe stijl kan er ingezet worden op een gerichte aanpak van individuele en maatschappelijke problemen. Meso §1.2 Mismatch systeemwereld- leefwereld Versnippering staat adequate hulp- en dienstverlening vaak in de weg en vergroot de kloven tussen organisaties. Vandaar de roep om regie en integraal werken. Maar mensen met meerdere problemen zijn per definitie integraal. Dat wil zeggen; de problemen van mensen met meerdere problemen hangen aan elkaar samen. Wie bijvoorbeeld veel drugs gebruikt heeft veel geld nodig, raakt in de schulden, moet zijn huis uit, heeft geen ritme meer en verliest zijn baan. Iemand zonder diploma’s heeft minder kans op de arbeidsmarkt en zal dus eerder een uitkering aanvragen dan een persoon die wel een opleiding heeft afgerond. Dit verband bestaat niet bij organisaties. Iedere instelling houdt zich bezig met een deelprobleem, en niemand is verantwoordelijk voor het geheel, voor het verband tussen de problemen. Kortom voor mensen met meerdere problemen bestaan causale relaties tussen hun problemen, maar deze relaties worden niet logischerwijze gespiegeld door de instellingen die ze (proberen) te helpen. Er bestaat zogezegd geen gemeenschappelijke probleemdefinitie. (A. J. Kruiter, et al, 2008 p. 67) De versnippering veroorzaakt tevens dat er geen continuïteit is in de zorg, en dat er binnen de hulpverlening en het sociale netwerk geen duidelijk plan van aanpak is om te komen tot gezamenlijke doelstellingen. Er is geen (zicht op) samenwerking tussen professionals en het systeem rond de cliënt. Micro §1.3 Wat is de invloed van een sociaal netwerk? Mensen in onze omgeving, inclusief onze partner en familie, vormen samen ons sociale netwerk. Zo’n netwerk ontstaat geleidelijk, breidt zich uit en krimpt soms ook weer in. Het is een golfbeweging. Sociale netwerken zijn belangrijk voor ons welbevinden.
Pagina 7
Veel organisaties geven aan niet te weten hoe zij het sociaal netwerk kunnen uitbreiden en de ondersteuning van de (kwetsbare) burger vanuit dit eigen netwerk kunnen versterken. Hulpverleners organiseren de zorg vaak binnen de mogelijkheden van de eigen organisatie of collega-instellingen. Hierbij wordt nagenoeg geen gebruik gemaakt van informele- en minder conventionele ondersteunings- mogelijkheden. (S. Bouman, 2012) §1.4 Beïnvloedende factoren op het onderzoek Macro-Meso-Micro Het PPC is eveneens een instelling die de nazorg organiseert binnen de eigen mogelijkheden van de organisatie. Wet en regelgeving, justitiële titels, veiligheidsvoorschriften, protocollen en privacy wetgeving zijn een belangrijke factor, bij de zorg en nazorg in het PPC. Bij de meeste cliënten in het PPC speelde het sociale netwerk een belangrijke rol in de aanloop naar het delict (falen van de preventie). Bij de bestaande risicotaxatieinstrumenten wordt de risicofactor ‘de invloed van het sociale netwerk’ echter niet of nauwelijks meegenomen. (www.vanmesdag.nl) Zo wordt er door de rechtbank verzocht om een milieurapportage als er vermoedens zijn dat de cliënt ontoerekeningsvatbaar was op het moment dat het delict plaatsvond. Het milieuonderzoek wordt dan uitgevoerd door het NIFP ( Nederlands Instituut Forensische Psychiatrie) of door de Reclassering. De milieuonderzoeker van het NIFP voert het zogeheten milieuonderzoek uit. Het doel daarvan is het in kaart brengen van de levensloop en van het functioneren van de onderzochte in de ruimste zin des woord. Om dit doel te bereiken is informatie nodig over het gezin van herkomst, de omstandigheden waaronder hij opgroeide en zich ontwikkelde en de omstandigheden voorafgaande aan het delict. Daarbij is het ook van belang iets te weten over de schoolloopbaan, werkzaamheden, relaties en eigen gezin. Om deze informatie te verkrijgen heeft de milieuonderzoeker gesprekken met de onderzochte en met mensen die een rol spelen of hebben gespeeld in het leven van de onderzochte of anderszins informatie over hem hebben. Deze mensen worden ‘referenten’ genoemd. Ook de Reclassering doet aan milieuonderzoek, in het kader van het programma TR – Terugdringen Recidive of in het kader van een Pro Justitia rapportage wordt het onderzoek uitgevoerd. Nederland moet veiliger. Dat is het uitgangspunt van het kabinet. De reclassering en het Gevangeniswezen werken aan dit doel met het programma Terugdringen Recidive (TR). Het oogmerk van de TR-aanpak is het terugdringen van de hoge recidivecijfers van delict plegers. Uit onderzoek blijkt dat op dit moment ruim 70% van de ex-gedetineerden binnen zes jaar weer in contact komt met justitie. 47% krijgt in die periode opnieuw een gevangenisstraf opgelegd. Cijfers die tot actie aanzetten1. Het programma wordt in alle Nederlandse gevangenissen toegepast. De gedetineerde en het doel zijn gedrag te veranderen, staan hierin centraal2. De aanpak van het NIFP en de Reclassering richt zich vooral op een rapportage over het individu ter advies aan de Rechtbank. Het advies kan voorzien in een aantal gedragsinterventies en behandeling, maar biedt vooralsnog weinig ruimte voor samenwerking met het sociale netwerk tijdens de detentie en aansluitend op detentie.
1
Terugdringen Recidive is een samenwerking tussen het Gevangeniswezen en de drie reclasseringsorganisaties: Reclassering Nederland, Leger des Heils en SVG. 2
Zie ook: www.dji.nl www.reclassering.nl ó www.svg.nl ó www.jeugdzorgenreclassering.nl
Pagina 8
Hoofdstuk 2. PROBLEEMSTELLING EN DOELSTELLING §2.1 PROBLEEMSTELLING Wat is het probleem? (Verhoeven, 2010 p.70) Er is geen actuele informatie over het functioneren van het sociaal netwerk van de cliënt bij einde detentie, wanneer de cliënt het PPC verlaat en (mogelijk) terugkeert naar een thuissituatie. Cliënten zijn soms zo in de problemen geraakt - op zo veel verschillende leefgebieden dat het wel haast een kluwen wol lijkt, waar zowel het begin als het eind van het draadje niet meer te vinden zijn. Er is voor de hulpverleners weinig of geen zicht op de mogelijkheden die het sociale netwerk kan bieden voor de benodigde ondersteuning. Hulpverleners moeten ondanks de onoverzichtelijke situatie vraaggericht kunnen werken, maar ook problemen kunnen signaleren en handelend optreden. Ook als er weliswaar geen duidelijke vraag is, maar wel een (inter) persoonlijk en/of maatschappelijk probleem. (A.J. Kruiter, et al, 2008 p.74) Wie heeft het probleem? Het probleem doet zich voor binnen het PPC, waar het behandel en nazorgteam de opdracht en taakstelling heeft om cliënten zo goed mogelijk te begeleiden en veilig terug te laten keren in de maatschappij (resocialisatie). Het gaat dan veelal om cliënten die zelf het overzicht niet meer hebben in hun situatie; niet kunnen/willen veranderen; vinden dat ze zelf geen probleem veroorzaken en dat anderen/de omgeving een probleem heeft; soms ‘shopgedrag in de hulpverlening’ vertonen waardoor steeds andere instellingen ingeschakeld worden en van voren af aan beginnen met ‘probleemoplossing’ en geen zicht hebben op de mogelijkheden van het sociale netwerk. Wanneer is het een probleem? Soms lukt het niet om daadwerkelijk een situatie te verbeteren. De cliënt of het gezin raakt steeds verder in de ellende. Er is geen vertrouwen in een samenwerking tussen hulpverleners en het sociale netwerk. Ex gedetineerden, voortijdige schoolverlaters, verslaafden, dak- en thuislozen, Multi probleemgezinnen en inwoners van probleemwijken vallen ondanks budget, capaciteit, maatregelen en politiek commitment structureel buiten de boot. (A.J. Kruiter. et al, 2008 p.9) Waarom is het een probleem? Er zijn situaties waar alle instellingen doen wat ze binnen de reguliere aanpak kunnen, maar waarbij resultaten uitblijven. Dat kan zijn omdat de cliënt niet mee kan/wil werken, de problematiek zo complex is dat de ‘normale’ aanpak niet werkt of omdat buiten regels en procedures om beslissingen geforceerd moeten worden. Waar doet het probleem zich voor? Het probleem doet zich voor binnen het PPC en heeft invloed op het recidivecijfer van gedetineerden en op het resocialiseren van cliënten. Achter sommige voordeuren hopen de problemen zich op: schulden, werkloosheid, psychiatrische problemen, opvoedproblemen, schooluitval enzovoort. Wat is de aanleiding? Een sociale netwerkanalyse ter ondersteuning aan het proces van een veilige terugkeer van cliënten die uitstromen vanuit het PPC naar een thuissituatie, rekening houdende met de (mogelijk) aanwezige Multi problematiek bij de cliënt en het sociale netwerk. Eén huishouden, één plan, één proces: dat is het uitgangspunt van Rijk en gemeenten bij de aanpak van multiprobleemhuishoudens (Ministerie van VROM, 2010).
Pagina 9
§2.2 DOELSTELLING Er is behoefte aan een goede visie op het betrekken van het sociale netwerk van de cliënt tijdens de opname in het PPC, ter voorbereiding op een (mogelijke) terugkeer naar de thuissituatie. Een visie die rekening houdt met aanwezige problematiek bij de cliënt en/of bij het systeem rond de cliënt. Een sociale netwerk analyse moet onderdeel worden van de gestelde visie. De doelstelling van het onderzoek is verder kennis verzamelen die een bijdrage leveren aan maatschappelijke ontwikkelingen en vernieuwingen. Samenhang tussen individuele en maatschappelijke problemen. De focus op de samenhang tussen materiële en immateriële problemen benadrukt ook het belang van de maatschappelijke taak van maatschappelijk werk. Signaleren is niet voor niets één van de kerntaken van maatschappelijk werk. In de praktijk blijkt dit echter slechts mondjesmaat te gebeuren. (M. Scholte, 2010 p. 108) Volgens de verklaring van ethische beginselen wordt er van maatschappelijk werkers over de hele wereld gevraagd om na te denken over de uitdagingen en dilemma’s die ze onder ogen komen en dat zij ethisch gefundeerde beslissingen nemen over hoe te handelen in elk afzonderlijk geval. Sommige van deze knelpunten zijn onder meer:
Het feit dat de loyaliteit van maatschappelijk werkers vaak in het midden ligt van tegenstrijdige belangen. Het feit dat maatschappelijk werkers functioneren als zowel helpers als controllers. De conflicten tussen de plicht van maatschappelijk werkers om de belangen van de mensen te beschermen met wie zij werken en de maatschappelijke vraag naar efficiëntie en nut. Het feit dat de middelen in de maatschappij beperkt zijn.
Er wordt van de hedendaagse maatschappelijk werker verwacht dat hij een generalistische kijk en aanpak heeft bij de problematiek, generalisten die kennis hebben van een breed aantal specifiekere domeinen (sociaal juridisch, psychologisch, pedagogisch, (geestelijke) gezondheidszorg, sociologisch, bestuurlijk) en die kunnen interveniëren op een groot aantal leefgebieden. Binnen de drie dominante stromingen: individuele hulp en dienstverlening, groepswerk en samenlevingsopbouw. (M. Scholte, en A. Sprinkhuizen, 2012)
Pagina 10
Hoofdstuk 3. METHODISCHE VERANTWOORDING In dit hoofdstuk wordt er ingegaan op de methodische verantwoording van het onderzoek. Welke vragen zijn er uit de probleem en doelstelling voortgevloeid, wat is er gedaan om de kwaliteit, betrouwbaarheid en de validiteit te waarborgen. §3.1 HOOFDVRAAG Wat is een effectieve sociale netwerkanalyse, hoe kan deze netwerkanalyse in de praktijk worden uitgevoerd? §3.1.1 Deelvragen (theoretisch) Wat is een sociaal netwerk? Wat is effectief analyseren? Hoe kan een netwerkanalyse in de praktijk worden uitgevoerd? §3.1.2 Onderzoeksvragen (empirisch) Wat zijn uw ervaringen met het verkrijgen en analyseren van informatie over het sociale netwerk van cliënten? Wat zijn uw ervaringen met coördinatie rond de cliënt, zijn sociale netwerk en de hulpverlening? Hoe kan het sociale netwerk rond een cliënt betrokken worden om tot een gezamenlijk plan van aanpak te komen? Wat zijn succesfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? Wat zijn faalfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? §3.2. Onderzoekseenheden en plaats Bij mijn onderzoek heb ik medewerkers van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Amsterdam, Pieter Baan Centrum te Utrecht, de Reclassering Leger des Heils te Amsterdam en de Oostvaarders kliniek te Almere betrokken. §3.2.1 Literatuuronderzoek Voorafgaand aan de operationalisatie ben ik begonnen met het verrichten van literatuuronderzoek. Ik ben nagegaan wat er zo al te vinden is over sociale netwerkanalyses, over Multi problematiek bij cliënten en gezinnen, en over het registreren van de problematiek om tot een plan van aanpak te komen. Ik ben mij gaan verdiepen in de gezinsverhoudingen en hoe deze verhoudingen invloed kunnen hebben op het in stand houden of het oplossen van de aanwezige problematiek. De rol van de generalist die kennis hebben van een breed aantal specifieke domeinen (sociaal) juridisch, psychologisch, pedagogisch, (geestelijke) gezondheidszorg, sociologisch, bestuurlijk, en die kunnen interveniëren op een groot aantal leefgebieden, heb ik verder meegenomen in mijn onderzoek. Het literatuuronderzoek was gericht op macro-, meso-, en microniveau. Macro: wat is er bekend over het effect op bestuurlijke beslissingen op gemeentelijk en op overheidsniveau. De invloeden van de Wmo en Welzijn Nieuwe Stijl? Meso: wat er te vinden is over het effect op de organisaties die in het werkveld actief zijn en op samenwerkingsverbanden (integraal)? Micro: wat is er te vinden over ervaringen van de cliënt en over ervaringen van de professionals? §3.2.2 Soorten onderzoek Een kwalitatief (explorerend) praktijkgericht onderzoek binnen de eigen instelling en bij instanties die momenteel milieuonderzoek en een netwerkanalyse uitvoeren. §3.2.3 Type onderzoek Het betreft een case study, een gedetailleerde studie van een enkel onderzoeksobject.
Pagina 11
§3.2.4 Onderzoeksmethoden -Verkenning binnen het Penitentiair Psychiatrisch Centrum van Amsterdam: Hier wordt Multi disciplinair gewerkt tussen disciplines als psychiater, psycholoog, sociaal psychiatrisch verpleegkundige, maatschappelijk werk en vak therapeuten. Een verkenning om beter zicht te krijgen op welke beroepsgroepen betrokken (kunnen) zijn bij Multi disciplinaire samenwerking en hun ervaringen in de samenwerking met het sociale netwerk. Deze verkenning was vooral informatief en ik heb vragen gesteld tijdens het Multi disciplinair overleg, om zodoende een globaal beeld te vormen. Deze verkenning had de vorm van focusgesprekken. Een focusgesprek is een gesprek met meerdere partijen die op een resultaat gerichte manier van gesprek voeren over een specifiek onderwerp. (www. thesauruszorgenwelzijn.nl/focusgesprekken.htm) -Interviews met medewerkers van verschillende disciplines: Mijn onderzoek bestaat uit afgenomen (diepte) interviews bij verschillende organisaties, die werkzaam zijn binnen een justitieel kader. Door in de verschillende instellingen, aan verschillende disciplines dezelfde onderzoeksvragen te stellen, heb ik een reëel beeld gekregen van wat er leeft onder deze beroepsgroepen en over de (on) mogelijkheden die er zijn om tot een effectieve netwerkanalyse te komen. - Interview met een medewerker van het Pieter Baan Centrum te Utrecht: Alwaar het forensisch milieuonderzoek wordt afgenomen in opdracht van het NIFP. Hier heb ik één medewerker geïnterviewd over haar bevindingen met betrekking tot het milieuonderzoek, en het rapporteren Pro Justitia. -Interview met medewerkers van Reclassering Leger des Heils. Hier heb ik drie medewerkers geïnterviewd over hun ervaringen met rapportages Pro Justitia en Risc. En hun bevindingen in de samenwerking met het sociale netwerk. Deze interviews zijn met toestemming van de geïnterviewden opgenomen met een voice recorder om achteraf een goede analyse te maken van de antwoorden op de gestelde onderzoeksvragen. - Interview met medewerkers van de TBS ‘Oostvaarderskliniek’ te Almere. Hier heb ik twee maatschappelijk werkers geïnterviewd over hun ervaringen in de samenwerking met het systeem rond een cliënt als de cliënt uitstroomt naar een thuissituatie. Deze interviews zijn met toestemming van de geïnterviewden opgenomen met een voice recorder om achteraf een goede analyse te maken van de antwoorden op de gestelde onderzoeksvragen. -Topiclijst gebruiken bij interviews. Bij de interviews heb ik niet alleen gebruik gemaakt van onderzoeks- en interviewvragen, ik heb ook gebruik gemaakt van een topiclijst om de validiteit van mijn onderzoek te onderbouwen. Attenderende begrippen zijn: Sociaal netwerk, analyse, effectiviteit, continuïteit van zorg, privacy wetgeving, samenwerking, ketenpartners. §3.2.5 Dataverzameling Voor het onderzoek heb ik gegevens verzameld door middel van interviews, focusgesprekken en literatuur. Ik heb gebruik gemaakt van verzameltechnieken en databronnen gebruikt, om zo tot gegevens te komen. Dit wordt ook wel een getrianguleerde aanpak genoemd. Er worden meerdere methoden gebruikt voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Dit zorgt ervoor dat verschillende onderzoekaspecten goed belicht kunnen worden en de betrouwbaarheid van de resultaten verhoogd. (N. Verhoeven, 2010 p.25)
Pagina 12
§3.2.6 Data analyse Door systematisch te structureren heb ik relevante begrippen en verbanden ontdekt. Ik heb gebruik gemaakt van labeling van teksten. De uiteindelijke analyse met behulp van het labelsysteem geeft een formulering van onderzoeksbegrippen en de beantwoording van de onderzoeksvraag. §3.3 Bruikbaarheid Het praktijkprobleem is bekend bij de opdrachtgever, het onderzoek is verricht naar aanleiding van een vraag van de opdrachtgever. Ik heb zoveel mogelijk geprobeerd deze vraag te beantwoorden. Door de uitkomsten van het onderzoek uit te werken in een conclusie en van hieruit een aanbeveling te doen, wordt het onderzoek bruikbaar. Het onderzoek zal gepresenteerd worden aan de opdrachtgever dhr. J. Gorter en aan medewerkers van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum, hieruit zal duidelijk worden of zij zich kunnen vinden in de aanbevelingen. §3.4 Betrouwbaarheid/validiteit Het onderzoek is betrouwbaar omdat het onderzoek herhaalbaar is; als ik onder andere omstandigheden in een andere periode, dezelfde onderzoeksvragen zal stellen binnen dezelfde organisaties, krijg ik hetzelfde beeld en resultaten. Het onderzoek is valide omdat ik gemeten heb wat ik wilde meten. Ik heb bij organisaties en instellingen mensen gesproken en geïnterviewd die een goede weergave geven van de huidige stand van zaken met betrekking tot (on) mogelijkheden om te komen tot een effectieve sociale netwerk analyse. Deze organisaties zijn eveneens betrokken bij de cliënt vanuit een justitieel kader. §3.5 Generaliseerbaarheid Door het onderzoek te richten op organisaties die eveneens te maken hebben met soortgelijke cliënten en problematiek, heb ik wel een goede afspiegeling kunnen maken van de beleving en inzichten van de geïnterviewde professionals. Als ik hetzelfde onderzoek gedaan zou hebben binnen andere zorginstellingen zoals bijvoorbeeld gehandicaptenzorg, jeugdzorg of binnen een onderwijsinstelling zou de uitkomst van het onderzoek een ander beeld en resultaat laten zien. Dit onderzoek is dan ook niet generaliseerbaar voor andere domeinen, generaliseerbaarheid is dan ook niet nagestreefd tijdens dit onderzoek.
Pagina 13
Hoofdstuk 4. THEORETISCHE CONCEPTIE §4.1 Wat is een sociaal netwerk? Bij elke type cliënt zijn er kansen en risico’s voor een verrijkende verkenning en netwerk versterking aanwezig. Bij sociaal weerbare cliënten lijkt het vanzelfsprekend om bij een Multi problematiek (financieel, mentaal, fysiek) op zoek te gaan naar ondersteuning, troost, aanwezigheid van praktische hulp in het netwerk; of ook nieuwe netwerkmogelijkheden op te sporen. Het kan zijn dat de cliënt en zijn netwerken dit reeds zelf doen. In dit geval laat je hen in hun kracht door ruimte te geven en niet over te nemen, maar sta je als hulpverlener wel stil bij de mogelijke betekenis van dit appel en de risico’s op zorg afhankelijkheid. Hierbij stelt zich de vraag: hoe plaatst het appel op ondersteuning zich in balansen van geven en nemen, dit in het hier en nu, maar ook in de tijd? Bij het beroep doen op een netwerk krijgt men zicht op de dieperliggende betekenis van een band. Een crisis kan leiden tot een revisie van oriëntatie van contacten of van netwerkordening. Zo kan een toevallig contact, bijvoorbeeld met een kennis van een vriend, leiden tot toename van contacten door die crisis. Het kan zich ook omgekeerd stellen, namelijk dat vrienden minder aanwezig blijken te zijn en de extra steun die verwacht wordt niet kunnen opbrengen. Hierover beschouwen met een hulpverlener, zoeken naar aanwezige en minder zichtbare krachten, verschuivingen en betekenissen, helpt het ecogram niet alleen in kaart te brengen maar ook reflexief en dynamisch te hanteren. Bij contactarme personen (een schraal sociaal netwerk, maar met een betekenisvolle perceptie op dit netwerk) ligt het verkennen en versterken van het netwerk mogelijk nog gevoeliger. Een klein netwerk kan hecht, duurzaam en stevig zijn, maar evenzeer dwingend en beklemmend. De mogelijkheid bestaat dat vanuit loyaliteit het beklemmende aspect niet kan benoemd worden. De kans bestaat dat een gesprek over verruiming van het netwerk, botst op weerstand, waarachter kwetsbare verhalen en loyaliteiten schuilgaan. Erkenning voor de kracht van het kleine, maar bestaande en nabije netwerk en exploratie van de ondersteuningsmogelijkheden zijn hier op hun plaats. Verbreding hoort afgetoetst te worden op zijn mogelijke achterliggende betekenissen en percepties. Bij eenzame personen kan er wel een netwerk zijn, terwijl die persoon zich als niet-verbonden ervaart, niet (meer) betekenisvol, existentieel afgesloten van de ander. Netwerkverbreding is hierbij een uitdagende opdracht omdat de persoon de waarde en betekenis van het bestaande netwerk niet meer kan inschatten, en de kans aanzienlijk is dat andere netwerken in de ogen van de hulpvrager niet aan zijn dieperliggende noden invulling kunnen geven. Een uitgebreide exploratie in een dialogische afstemming over de plaats en betekenis van het bestaande netwerk is hier op zijn plaats, alvorens weloverwogen stappen gezet worden naar netwerkverruiming. Tegelijk kan een stap op het goede moment, naar een werking, netwerk of organisatie een verfrissende verruiming geven van het misschien gestagneerde of vastgelopen bestaande netwerk. (J. Steyaert en R. Kwekkeboom, 2012 p66, 67) §4.2 Wat is effectief analyseren? Er is behoefte aan informatie over de levens-, ziekte en delict geschiedenis van de cliënt en over het functioneren van het sociaal netwerk. Deze informatie kan mogelijk in het kader van een sociale netwerk analyse worden verkregen. Door het uittekenen en analyseren van het relationele netwerk wordt zowel bij de hulpverlener als bij de cliënt een bewustwordingsproces in gang gezet. Het wordt voor iemand duidelijk hoeveel, en welke sociale steun hij al niet ontvangt en wat de invloed daarvan is op zijn beleving en gedragingen. Die ondersteuning is vaak alleen maar potentieel aanwezig, niet direct zichtbaar en niet inzetbaar of operationeel. Een hulpverlener kan dan -samen met de persoon in de focus- uitzoeken welke ongebruikte mogelijkheden in het sociale netwerk besloten liggen, en wat er kan gedaan worden om die latente krachten effectief in te zetten. (S. Herman, 2009)
Pagina 14
Aandachtspunten bij het analyseren van de krachten in een sociaal netwerk zijn: Het kan zijn dat iemand komen. Het kan zijn dat iemand gebruikt. Het kan zijn dat iemand beschikking heeft, maar
te weinig bronnen in zijn omgeving heeft om tot zijn recht te veel hulpbronnen in zijn omgeving heeft, maar ze niet of slecht (objectief gezien) veel hulpbronnen in zijn omgeving ter niet voor hem meest aangewezen.
§4.3 Hoe kan een netwerkanalyse in de praktijk worden uitgevoerd? Wanneer het sociale netwerk op een gedetailleerde manier in kaart is gebracht en geïnterpreteerd, kunnen aan de analyse operationele doelstellingen worden gekoppeld. Versterking van een netwerk staat niet per definitie gelijk met de uitbreiding of vergroting van een netwerk. Versterking kan ook inhouden dat gewerkt wordt aan de kwalitatieve verbetering van bepaalde relaties of dat een netwerk wordt ingekrompen. Dat kan door het neutraliseren en verminderen van ongunstige of miskennende relaties (die bv. het zelfwaardegevoel van de cliënt naar beneden halen). Hulpverleners kunnen ervoor zorgen dat het sociale netwerk van een cliënt zodanig versterkt wordt, dat hij zich weer ‘verbonden’ weet en kan blijven participeren aan de samenleving. Men kan zelfs uit het sociale netwerk- samen met de cliënt- een kleinere steungroep formeren die de cliënt daadwerkelijk bijstaat waar en wanneer nodig. (S. Herman, 2009) Waarom is een beoordeling met behulp van een instrument beter? Professionals hebben veel kennis en ervaring, zij kunnen toch op grond daarvan tot een goede beoordeling komen? De verklaring ligt in het feit dat professionals, net als iedereen, denkfouten maken. Mensen zijn beperkt in de hoeveelheid informatie die ze kunnen verwerken en analyseren. Om toch met complexe beslissituaties om te kunnen gaan gebruiken mensen vuistregels, ook wel heuristieken genoemd. En dat kan tot fouten leiden. (P. Koele & J. van der Pligt (red.)2003) Beoordelaars kunnen nogal van elkaar verschillen in hun oordeel. Dat kan verschillende redenen hebben: ze gebruiken niet (consequent) dezelfde informatie of overwegingen; ze beoordelen informatie niet hetzelfde; ze hanteren verschillende criteria over wat een acceptabele conclusie is of ze integreren informatie op een verschillende manier. §4.4 De cirkel van onmacht- mechanismen in hulpverlening Eén gezin en veertig hulpverleners daaromheen. Zo omvangrijk en ingewikkeld kan de hulp aan een cliënt of een multiprobleemgezin soms zijn. Veertig hulpverleners, met ieder hun eigen intake, met onderzoek, hulpverleningsplannen en doelstellingen. En ondanks al die moeite glijdt de cliënt of het gezin steeds verder in de ellende. Wat gaat er mis? Hoe worden hulpverleners klemgezet door het systeem waarin zij moeten functioneren? En wat houdt de cirkel van onmacht in stand? (D. van den Berg, et al, 2008). Intake, vertrouwen winnen, afspraken De vertrouwde werkwijze in de hulpverlening begint met een intake, en onderzoek als dat nodig is. Het hulpverleningsplan is vrijwel altijd gericht op het winnen van vertrouwen en het wekken van probleeminzicht en motivatie bij de cliënt. Deze moet zelf stappen uit het plan van aanpak zetten en zich aan de afspraken houden. Als dat niet gebeurt, ontstaat er een patstelling. Geconcludeerd wordt dat cliënt niet gemotiveerd is en nog onvoldoende inzicht heeft in de eigen problematiek. De hulpverlener zet dan in op opnieuw motiveren en het maken van nieuwe afspraken. De cliënt wordt onzeker en de hulpverlener raakt gefrustreerd. Na verloop van tijd sluit de hulpverlener de interventie af met als reden: gebrek aan motivatie. Problemen zijn niet opgelost dus na enige tijd staat er een nieuwe hulpverlener voor de deur. (D. van den Berg, et al, 2008).
Pagina 15
Aan de hulpverlening ligt de impliciete veronderstelling ten grondslag dat ‘elk probleem op zichzelf staat en oplosbaar is’. Bij gezinnen met meer problemen zet dit de hulpverlening op het verkeerde been. De problemen zijn te stug om ze in een paar maanden op te lossen, mede omdat ze elkaar vaak sterk beïnvloeden. Pak je één deelprobleem geïsoleerd aan, dan trekken de resterende problemen het behaalde resultaat weer onderuit. De overtuiging dat problemen oplosbaar zijn zorgt ervoor dat standaard werkprocessen de duur van de hulpverlening vaak tot een aantal maanden beperken. Daarna moet het traject worden afgesloten. Maar trekt de hulpverlening na een paar maanden de handen van een cliënt af, dan valt het snel terug in het oude patroon. Opnieuw een illusie armer. Hameren op motivatie Motivatie is een centraal thema in de hulpverlening. Vaak worden trajecten voortijdig afgesloten door een gebrek aan motivatie. Maar is het echt een gebrek aan motivatie? Het komen en gaan van hulpverleners ondergraaft op den duur in het gezin juist het vertrouwen waaraan de hulpverlening zo veel waarde hecht. Het gezin raakt gedemotiveerd, evenals de professionals trouwens. Het uitblijven van resultaten leidt tot frustratie en gevoelens van onmacht aan beide kanten. Het is tussen de professionals vaak touwtrekken om dingen bij elkaar gedaan te krijgen ten behoeve van het eigen proces. (D. van den Berg, et al, 2008). Geschiedenis blijft niet hangen De hulpverlening is vergeetachtig als het gaat om informatie over en inzicht in cliënten. Centraal toegankelijke dossiers beperken zich meestal tot hulpverleningsinformatie. Ze vertellen niet hoe het werkelijk met het gezin gaat en geven dus geen handelingsperspectief. Vaak schrijft de werkwijze voor dat informatie alleen kan bestaan uit harde feiten en er geen ruimte is voor vermoedens of een ‘niet-pluisgevoel’. Hulpverleners houden hun eigen aantekeningen bij over hun observaties binnen het gezin, die niet in een dossier belanden. De visie op en de kennis van het gezin wordt dus niet overgedragen. Soms is er wel informatie maar wordt deze niet gebruikt, anderzijds zijn professionals soms onzeker of ze op oude informatie kunnen vertrouwen. (D. van den Berg, et al, 2008). §4.5 Privacy wetgeving- overdracht van informatie De theorie zegt over het beroepsgeheim en de privacy wetgeving het volgende: Beroepscode voor de maatschappelijk werker Alvorens de maatschappelijk werker in het kader van de professionele relatie derden benadert ten einde op te treden voor of namens de cliënt, is diens toestemming vereist. Handelen buiten medeweten en toestemming van de cliënt is slechts gerechtvaardigd voor zover deze niet in staat is zijn wil te bepalen of indien levensbelangen van anderen ernstig worden bedreigd. Bij beslissing hieromtrent is overleg met beroepsgenoten en/of andere deskundigen noodzakelijk. De maatschappelijk werker verantwoordt dit handelen zoveel mogelijk tegenover de cliënt. Krachtens zijn positie als vertrouwenspersoon heeft de maatschappelijk werker de plicht tot geheimhouding van hetgeen hem als zodanig over de persoon en omstandigheden van de cliënt ter kennis is gekomen. Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) regelt hoe organisaties moeten omgaan met persoonsgegevens. Iedereen mag bijvoorbeeld zijn gegevens inzien en corrigeren. De wet omschrijft ook wat de plichten zijn van organisaties die de gegevens gebruiken. Zij moeten aan de burger laten weten wat zij met zijn gegevens doen. Ook mogen de organisaties alleen gegevens verzamelen en verwerken als daarvoor een goede reden is, of als de burger zelf toestemming geeft. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) ziet toe op de naleving van de Wet.
Pagina 16
Wat regelt de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)? De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) regelt, ter bescherming van uw privacy, wat er allemaal wel en niet mag met uw persoonsgegevens. In de Wbp staat wat uw rechten zijn als uw gegevens gebruikt worden. U heeft bijvoorbeeld het recht op informatie, het recht op inzage in uw gegevens en het recht op verzet tegen gebruik van uw gegevens. Beroepsgeheim en geheimhoudingsplicht De geheimhoudingsplicht is de plicht tot geheimhouding van in vertrouwen verstrekte gegevens. Sommigen hebben een geheimhoudingsplicht op grond van hun beroep, anderen op grond van een ambt dat zij bekleden, of vanwege een wettelijk voorschrift dat de geheimhouding regelt. Geheimhouding kan ook afgesproken worden in een overeenkomst. Op grond van artikel 88 Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) hebben artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen een medisch beroepsgeheim. Aan het medisch beroepsgeheim wordt nadere invulling gegeven in de WGBO. De WGBO is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek (BW). Artikel 7:457 BW legt tevens de instelling waar een hulpverlener werkzaam is de zorgplicht op om het geheim te beschermen. Daarnaast is de geheimhoudingsplicht voor bijvoorbeeld maatschappelijk werkers geregeld in een beroepscode. Het medisch beroepsgeheim houdt in dat een hulpverlener geen gegevens van een patiënt aan anderen mag verstrekken. Het medisch beroepsgeheim geldt ook na het overlijden van de patiënt. Strikte navolging van deze regel zou er echter toe leiden dat na de dood geen enkele informatie over de overledene aan wie dan ook verstrekt zou mogen worden. Doorbreking medisch beroepsgeheim Doorbreking van het medisch beroepsgeheim mag alleen als sprake is van:
toestemming van de patiënt of informatie-uitwisseling met degenen die direct bij de behandeling zijn betrokken of wettelijk voorschrift of conflict van plichten of wetenschappelijk onderzoek.
Toestemming De patiënt dient volledig te zijn geïnformeerd alvorens hij toestemming kan geven. Indien de patiënt jongeren is dan 16 jaar, kan zonder diens toestemming informatie verstrekt worden aan de wettelijk vertegenwoordigers van de patiënt, tenzij u door het uitwisselen van informatie met hen niet geacht kan worden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen. Rechtstreeks betrokken U mag informatie delen met degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst en uw vervanger, voor zover dit uitwisselen van informatie noodzakelijk is voor hun werkzaamheden. De toestemming van de patiënt daarvoor wordt verondersteld. Als de patiënt bezwaar maakt dan mogen er echter geen medische gegevens verstrekt worden.
Pagina 17
§4.6 Praktijktheorie/ benadering/ methodiek §4.6.1 Systeemgericht werken Wat verstaan we onder systeemgericht werken? Systeemgericht werken draait om patronen die zich tussen mensen afspelen. Individuele gedragingen, denkbeelden en verhalen worden beschouwd als ‘reacties’ op de ander. Netwerken van relaties die elkaar continu beïnvloeden worden als systemen opgevat. Veranderingen binnen de ene relatie hebben gevolgen voor al de andere relaties. De oorzaak is het gevolg, het gevolg is de oorzaak. Bij systeemgericht werken is het zoeken naar de oorzaak taboe. Circulaire causaliteit staat centraal: hoe meer .... des te, des te .... hoe meer. Dé waarheid bestaat niet binnen systeemgericht werken. Het punt van waaruit je waarneemt, neem je voor waar aan. Mensen ontwikkelen een mening over elkaars gedrag: de ‘belief systems’. De mening over het gedrag van de ander beïnvloedt het gedrag van de ander. Meningen over gedrag worden bepaald door onderlinge verhoudingen. Neutraliteit bestaat niet binnen een systeem, wel meervoudige partijdigheid. Systemen creëren hun eigen evenwicht. Flexibele systemen ontlenen hun evenwicht aan voortdurende verandering, een systeem heeft systeemgrenzen. Deze grenzen regelen de dynamiek tussen de buiten- en binnenwereld. Binnen een systeem ontwikkelen zich machtsrelaties die verschillen door positie en inbreng (gelijkwaardig vs. ongelijkwaardig). (www.tweeofmeer.nl) §4.6.2 Contextuele benadering Om een goede visie en de kennis van een gezin in kaart te brengen moet men een compleet beeld hebben van het gezin en de verhoudingen die er binnen het gezin zijn. Volgens de contextuele benadering van Ivan Boszormenyi-Nagy (2000) moet men zich niet uitsluitend richten op het kerngezin, maar moeten er minstens drie generaties bij (het probleem van) de cliënt betrokken worden. Dus niet alleen ouders, maar ook grootouders komen in beeld. In relaties is sprake van loyaliteiten, van vormen van verbondenheid. Loyaliteit is een natuurlijk gegeven tussen familieleden. Deze loyaliteiten zijn een menselijk gegeven. Zij betreffen volgens Nagy een bestaansgegeven waar we niet omheen kunnen. §4.6.3 Structurele benadering Volgens de structurele benadering van psychiater Salvador Minuchin onderscheidt men twee ziekmakende gezinsstructuren: kluwengezinnen en los-zand gezinnen. (Minuchin 1973) Een goed functionerend gezin zit hier tussen in. Bij kluwengezinnen is men te sterk op elkaar betrokken, iedereen bemoeit zich met iedereen. Men is overbezorgd en er is weinig ruimte voor autonomie en individualiteit van gezinsleden. Bij los-zand gezinnen is men juist te weinig op elkaar betrokken. Er is te weinig zorg en bescherming. Elk gezin heeft regels die aangeven wat wel en niet kan en wie welke verantwoordelijkheden heeft. Een gezin heeft verschillende subsystemen, bijvoorbeeld het subsysteem van de ouders, van de oudere kinderen, van de jonge kinderen, van de meisjes, van de jongens. Subsystemen kunnen elkaar overlappen. Elk subsysteem kent eigen taken, regels en gedrag. Grenzen binnen het systeem (bijvoorbeeld het ouder- en kind subsysteem) en tussen het gezin en de buitenwereld moeten duidelijk zijn, maar ook flexibel. Er moet een wisselwerking zijn met andere systemen. Een rigide gesloten afgrenzing is niet gezond voor het functioneren van een gezin. Het gezin kan zich dan niet aanpassen aan(verandering in) de buitenwereld. Het wordt ook niet gesteund of gecorrigeerd. In een gezin kunnen coalities ontstaan, waarbij het ene subsysteem zich keert tegen het andere. Op zich is dat een normaal verschijnsel, kinderen sluiten bijvoorbeeld bondjes onderling, die wisselend zijn.
Pagina 18
Pas als coalities rigide zijn en een bedreiging vormen voor andere subsystemen, vormen zij een probleem. Een speciaal probleem is als een van de ouders een coalitie vormt met een kind, waarbij het kind in een ouderrol wordt gezet, het oudersysteem en het kind systeem zijn dan te weinig van elkaar gescheiden. Een kind wordt geparentificeerd, krijgt verantwoordelijkheden die horen bij een ouder of partner. Vader of moeder leunt dan te veel op het kind. §4.6.4 Ecologische visie De ecologische visie zou men kort en kernachtig samen kunnen vatten onder het motto: niet het individu, maar de omgeving. In plaats van alle aandacht te geven aan het individu is de ecologische theorie vooral geïnteresseerd in de invloed van de omgeving. Deze omgeving bestaat uit alle velden waar een persoon mee te maken heeft zoals gezin, school, vrienden, buurt, voetbalvereniging enzovoort. Tezamen vormen deze velden het ecosysteem waarvan de persoon zelf ook deel uitmaakt. Probleemgedrag wordt in de ecologische visie beschouwd als het gevolg van een verstoord ecosysteem. (J.D. van der Ploeg, 2005) Bronfenbrenner (1977) stelt dat als we iets willen doen aan de ontwikkeling van kinderen met gedragsproblemen, we moeten begrijpen dat problematisch gedrag van kinderen altijd plaatsvindt in een problematische omgeving met volwassenen. Wil men werkelijk problemen van kinderen doorgronden dan moeten we die zoeken in de actuele situatie ofwel de omgeving waarin zij dagelijks leven. Hij pleit voor een werkwijze waarbij eerst de ecologische variabelen worden geïdentificeerd die het gedrag van de jeugdige bepalen om vervolgens de interacties tussen de jeugdigen en deze variabelen te analyseren. Bronfenbrenner (1999) wijst op tendensen die veranderingen in de samenleving veroorzaken. Deze veranderingen hebben volgens hem grote invloed op de competentie en het karakter van de komende generatie. Sterke groei van het aantal één ouder gezinnen Toenemend aantal fulltime werkende ouders Rolmodellen (film, tv en internet) waarin sterke nadruk valt op aspecten als commercie, seksualiteit en geweld. Afnemende binding met gezinsleden, familieleden en buren. Toenemende kloof tussen arm en rijk, waarbij meer jeugdigen opgroeien in armoede. Werken met een ecogram Een ecogram is een schema van het sociaal netwerk van de cliënt. Wat is het verschil tussen een genogram en een ecogram? Een genogram brengt het familienetwerk in kaart. Bij een ecogram gaat het niet alleen om familie, maar ook om niet-familieleden waarmee de cliënt een belangrijke persoonlijke verbinding heeft zoals vrienden, oude kennissen en collega’s, geestelijk raadslieden. In een ecogram zijn ook meer ‘zakelijke’ contacten opgenomen zoals artsen, de fysiotherapeut, huishoudelijke of verzorgende medewerkers. (www.expertisecentrummantelzorg.nl) Het kan op verschillende momenten in de hulpverlening gebruikt worden: De maatschappelijk werker kan het na afloop van een intakegesprek gebruiken als analyse. Hij kan het ook samen met de cliënt maken tijdens een (intake)gesprek. Aan de hand van de analyse kan een hulpverleningsplan gemaakt worden. Halverwege en aan het eind van de hulpverlening is het een goed evaluatiemiddel. Het ecogram is een schets waarin de relaties van een cliënt (of een cliëntsysteem) met zijn omgeving in kaart worden gebracht. Mannen worden hierbij aangegeven door een vierkant, vrouwen door een cirkel. De leeftijd van de desbetreffende persoon kan hierin aangegeven worden. De cliënt wordt in een grote cirkel in het midden van het papier getekend.
Pagina 19
De systemen uit zijn omgeving (waarvan hij deel uit maakt of waar hij mee te maken heeft), worden hier omheen getekend. Deze omgeving kan bestaan uit; Een informele sociale omgeving; b.v. familie en vrienden. Een formele sociale omgeving; b.v. collega’s van het werk, lidmaatschap van een sportclub, kerk of politieke organisatie. Een institutionele omgeving; b.v. arbeidsbureau, justitie, bedrijfsvereniging, sociale dienst, gezondheidszorg, opleiding. Regel- en wetgeving waar iemand mee te maken kan hebben; b.v. arbeidsrecht, WAO, bijstand, ziektewet. (Germain. C.B, Gitterman. A, 1995) §4.7 Hypothese De aanleiding voor dit onderzoek is de behoefte die ik zie tijdens mijn werk als maatschappelijk werker i.o. bij het nazorgteam van het PPC en de opdracht die ik vervolgens heb gekregen van mijn leidinggevende. Ik zie de behoefte bij hulpverleners, bij cliënten en bij het sociaal systeem om te komen tot een gemeenschappelijke en constructieve integrale aanpak van problemen. Ik denk dat het betrekken van het sociale netwerk bij de (multi) problematiek preventief kan werken, om zodoende te voorkomen dat iemand terugvalt in oud gedrag, in een crisissituatie terecht komt of een delict begaat terwijl er al duidelijke signalen zijn binnen het (hulpverlenings)systeem dat het niet goed gaat met de cliënt. De signalen worden volgens mij nu nog te vaak in de wind geslagen en niet altijd goed geïnterpreteerd door zowel professionals als het systeem rond de cliënt. Mensen met een psychische kwetsbaarheid zijn niet alleen vanwege hun problemen moeilijk in staat om te participeren in het maatschappelijk leven, zij hebben ook te maken met stigmatisering en uitsluiting door de omgeving. Dit proces van uitsluiting (G. Schout, 2007), ofwel uitburgering (J.R.L.M.Wolf, 2002), is een wisselwerking tussen individu en samenleving. Onze samenleving is dynamisch en veeleisend en verlangt van burgers om zich in allerlei verschillende situaties goed te kunnen bewegen, relaties aan te gaan en te participeren in de maatschappij. De samenleving sluit, bijna als vanzelf, mensen uit die hier niet aan kunnen voldoen. Zonder ondersteuning komen zij steeds meer in de marge van de samenleving te staan. Wat dat betreft is het belangrijk dat de omgeving responsief is om de spiraal van maatschappelijke uitsluiting te doorbreken. (G. Schout, 2007) Mijn professionele mening is dat systeemgericht werken een passende oplossing is voor de doelgroep met multi problematiek, een doelgroep die sterk vertegenwoordigt is binnen mijn praktijk instelling het PPC. Als een sociale netwerkanalyse kan leiden tot een plan van aanpak waarbij alle betrokkenen weten wat de doelstellingen zijn en wat er moet gebeuren als het dreigt mis te gaan, en de cliënt en zijn omgeving zijn (intrinsiek) gemotiveerd om het plan ten uitvoer te brengen, dan zal de slagingskans groter zijn dan wanneer de hulpverlener of hulpverleningsinstantie(s) het voor de cliënt gaat bepalen. Doordat de hulpverlener gebruik maakt van diverse methodische benaderingen en telkens opnieuw kritisch reflecteert op de vraag welke invalshoek in deze situatie, bij deze cliënt(groep) met deze problematiek het meest geschikt zal zijn, maakt hij gebruik van de methodische rijkdom van het maatschappelijk werk. Als de hulpverlener de problematiek definieert vanuit een multicausaal model: persoonsfactoren, omgevingsfactoren en maatschappelijke factoren en deze worden met elkaar in verband gebracht, dan staat het niet bij voorbaat vast waar de ingang ligt voor het aanpakken van de problematiek. (A. Snellen, 1997)
Pagina 20
Zondermeer kunnen visies tussen de burger en de professional verschillen. Wat een goed leven in de ogen van een burger is, kan heel anders zijn dan opvatting van de professional over een goed leven. De uitdaging voor de professional is dat hij met dit soort verschillen kan omgaan, dat hij niet zijn eigen opvattingen op de burger projecteert, maar dat hij wel zijn grenzen kan aangeven. Daarnaast krijgt de professional vroeg of laat te maken met cliënten die overlast veroorzaken en daarmee het belang van anderen ondermijnen. Op die momenten maakt de professional een afweging tussen het belang van de individuele burger en het grotere belang van de omgeving. Dus hoewel de professional de burger meer ruimte en verantwoordelijkheid geeft, moet hij ook tegen hem kunnen optreden. (www.movisie.nl) Volgens mij is de basis voor succesvolle hulpverlening een goede werkrelatie tussen de hulpverlener en de cliënt(en). Een goede werkrelatie houdt in dat er wederzijds vertrouwen is tussen de cliënt(en) en hulpverlener en dat een ieder vertrouwen heeft in het hulpverlenings- proces. Belangrijke factoren zijn: Aansluiten. Dit houdt in dat de hulpverlener rekening houdt met de manier van praten, emoties en de waarden en normen binnen de gezinscultuur. Dit houdt ook in dat de hulpverlener aansluit op de behoeften van de cliënt(en). (Bolt. 2006:33) Betrouwbaarheid- Gelijkwaardigheid- Meerzijdige partijdigheid. Het systeem is belangrijk. Om een zo breed mogelijk beeld te krijgen is het nodig van alle partijen het verhaal te horen. Aan alle partijen moet recht gedaan worden.
Pagina 21
Hoofdstuk 5. DEFINIËRING VAN BEGRIPPEN -AWBZ -BIG -DPAN -Ekc -FSNA -GGZ -MMD -MW -NIFP -PPC -Risc -TBS -TR -VROM -Wmo -ZBIW
Algemene Wet Bijzondere Zorg Beroepen Individuele Gezondheidszorg Digitaal Platform Aansluiting Nazorg Eigenkracht conferentie Forensisch Sociaal Netwerk Analyse Geestelijke Gezondheids Zorg Medewerker Maatschappelijke Dienstverlening Maatschappelijk Werk Nederlands Instituut Forensische Psychiatrie Penitentiaire Psychiatrisch Centrum Risico Inschatting Schalen Terbeschikkingstelling Terugdringen Recidive Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Wet maatschappelijke ondersteuning Zorg Behandel Inrichting Werker
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) beschermt patiënten tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door zorgverleners. Een aantal zorgverleners is verplicht zich te registreren in het BIG register. Zo wordt de kwaliteit van de gezondheidszorg bewaakt en heeft de cliënt duidelijkheid over de bevoegdheden van een zorgverlener. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Het kan gaan om ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen. De Wmo zorgt ervoor dat iedereen kan meedoen aan de maatschappij en zo veel mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Gemeenten voeren de Wmo uit en iedere gemeente legt andere accenten. Welzijn Nieuwe Stijl is het stimuleringsprogramma welke gemeenten en welzijnsorganisaties faciliteren om de Wmo vernieuwend en in de volle breedte uit te voeren. Dit kan gerealiseerd worden door de kracht van welzijn in te zetten en beter te benutten. Het stimuleringsprogramma Welzijn Nieuwe Stijl biedt gemeenten en maatschappelijke organisaties handvatten en concrete hulp bij de ‘verbreding’ en het bepalen van de maatschappelijke opgave waar zij voor staan. Ook biedt het ondersteuning bij het bepalen van een implementatieplan en bij de daadwerkelijke implementatie. Het programma is een initiatief van het Ministerie van VWS, de VNG en MO groep Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening MOVISIE is hét landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling. Zij bieden toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid. De Maatschappelijk Werker nieuwe stijl is een breed inzetbare generalist die midden in de samenleving moet staan. Tegelijkertijd moet zij ook kunnen communiceren met collega’s van de eigen organisatie, met cliënten en hun naasten, vrijwilligers en met de partners in de keten. Ook wordt van hen verwacht dat ze ondernemend zijn, outreachend werken en goed kunnen samenwerken. Een Veiligheidshuis is een lokaal of regionaal samenwerkingsverband tussen verschillende partners gericht op integrale, operationele en probleemgerichte aanpak van complexe veiligheidsproblematiek.
Pagina 22
Hoofdstuk 6. RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten, van het focusgesprek en van de interviews, geanalyseerd. De onderzoeksvragen staan centraal en zullen de sub paragraaf indeling bepalen. Ik heb verbanden gelegd tussen verschillende resultaten en theorie gekoppeld aan de verkregen resultaten uit de praktijk. De samenvatting van het focusgesprek en van de interviews zijn toegevoegd aan de bijlage, alsmede de labeling van de verkregen antwoorden en uitspraken. §6.1 Onderzoeksvraag A) Wat zijn uw ervaringen met het verkrijgen en analyseren van informatie over het sociale netwerk van cliënten? Uit zowel het focusgesprek als de interviews kwam naar voren dat er wel contacten zijn met familie, gezinsleden en andere betrokkenen, maar dat er slechts deels sprake is van informatie uitwisseling en het analyseren van de informatie met betrekking tot continuïteit van zorg en een gezamenlijk plan van aanpak met het netwerk. De contacten hebben veelal de vorm van voorlichting aan het sociale netwerk als er vanuit een gedwongen kader (Politie, Justitie, Reclassering, Gevangeniswezen, TBS kliniek) een traject is opgestart. In de gevallen waar er wel informatie gevraagd en verstrekt is, wordt er bijna consequent benoemd dat de cliënt een toestemmingsverklaring moet afgeven en deze verklaring ondertekend. Slechts in het interview bij het Pieter Baan Centrum wordt er aangegeven dat de verkregen informatie niet vertrouwelijk behandeld hoeft te worden. Op basis van de opdracht tot onderzoek in het Pieter Baan Centrum is de milieuonderzoeker vrij in het benaderen van referenten. De milieuonderzoeker heeft geen toestemming nodig van de onderzochte. In het interview met maatschappelijk werkers van de Oostvaarderskliniek wordt benoemd dat zij in het kader van orde en veiligheid contact opnemen met familie of vrienden, als de cliënt hier niet mee akkoord gaat dan worden er voorwaarden gesteld aan de cliënt. De volgende uitspraak geeft dit aan. “Als er familie of vrienden zijn die op bezoek willen komen dan zal er informatie verstrekt moet worden, zonder deze informatie is het niet mogelijk om de kliniek binnen te komen. Hier wordt aan verbonden dat er ook contact gelegd wordt met deze mensen om het gesprek aan te gaan over de opname en de behandeling in de kliniek”. Het analyseren van de verkregen informatie wordt niet door alle geïnterviewden benoemd. De maatschappelijk werkers van de Oostvaarderskliniek en de milieuonderzoekster van het Pieter Baan Centrum geven wel aan een analyse te maken. Maatschappelijk werk Oostvaarderskliniek: “Wij screenen bij binnenkomst de cliënt en het netwerk”. “Ik stel vervolgens de vraag of zij een analyse maken op persoonsniveau, omgevingsniveau en op maatschappelijk niveau? Dit wordt volgens de geïnterviewde niet perse onder deze kopjes gedaan, maar zij doen eigenlijk vanzelfsprekend een analyse op al deze niveaus. De achtergrond van Maatschappelijk werk brengt dit met zich mee”. “In de ‘getting on board fase’ maken wij een zo’n uitgebreid mogelijke schets van het netwerk en geven dit door aan de afdeling diagnostiek, zij kunnen dan koppelingen maken met de patiënt en zijn gedrag “ “Er wordt wel benoemd dat het goed is om een dwarsdoorsnede te maken in de trend van- hoe was het vroeger (voor het delict) – hoe is het nu- en hoe ziet men de toekomst. Wij maken gebruik van formulieren die opgesteld zijn in het kader van een FSNA (forensische sociale netwerk analyse) deze formulieren geven daar een goed beeld van”.
Pagina 23
Milieuonderzoekster Pieter Baan Centrum: “Personen, die de onderzochte van dichtbij hebben meegemaakt, zoals familieleden en partner, worden in ieder geval als een belangrijke informatiebron beschouwd. Naast deze nabije referenten is het wenselijk referenten te spreken die op grotere afstand van de onderzochte en zijn gezinssysteem staan. Daardoor kan er een betere, genuanceerd beeld ontstaan over het algemeen functioneren van de onderzochte. Bij de één zal de arbeid carrière meer aan bod komen, bij een ander wordt de vriendenkring meer uitgediept”. “Zo vraagt de vaardigheid gezinssystemen te onderzoeken om kennis van de theorieën over gezinssystemen. De onderzoeker zal zich ervan bewust dienen te zijn dat zijn houding en zijn manier van waarnemen mede wordt bepaald door zijn plaats in zijn eigen vroegere en huidige gezinssysteem”. De geïnterviewden van het Leger des Heils en de deelnemers aan het focusgesprek benoemen wel de contacten met het sociale netwerk maar benoemen geen analyse van de verkregen informatie met betrekking tot het sociale netwerk. De verkregen informatie wordt gebruikt in een andere context. Een psycholoog in het focusgesprek zegt bijvoorbeeld: “De gevoerde gesprekken hebben dan meestal betrekking op het verblijf in het PPC, het gedrag van de patiënt en de hetero anamnese. De psycholoog wil toch graag weten of het ziektebeeld herkenbaar is en/of dit wellicht meer voorkomt binnen de familie. Om een goed beeld te krijgen van de patiënt worden er vragen gesteld over zijn levensloop en contacten binnen en buiten het gezin en familie”. De geïnterviewden van het Leger des Heils benoemen eveneens het verkrijgen van informatie maar geen analyse van de informatie. “Ik heb wel ervaring met het verkrijgen van informatie over de familie van een cliënt, je moet echter wel altijd toestemming hebben. Er moet een toestemmingsverklaring van de cliënt zijn”. of “Als er wel toestemming is en er zijn contacten met instellingen of met familie, en er ontstaat een vertrouwensband dan wordt je wel wat vrijer in het uitwisselen van gegevens”. of “Als de cliënt toestemming heeft gegeven dan zal ik ook medische informatie opvragen en rapportage over het huidige gedrag en toestandsbeeld. Als de cliënt geen toestemming heeft gegeven dan ligt het aan de psychiater of psycholoog in hoeverre zij informatie verstrekken”. of “Wij kunnen alleen referenten bevragen over een (actuele) stand van zaken als er het vertrouwen is dat de verkregen informatie ook met goedkeuring in het rapport opgenomen kan worden”. of “Wij krijgen veel informatie van de verdachte en van het gezin, zo krijgen wij ook schoolresultaten inzichtelijk en kan er al gesignaleerd worden of er binnen het gezin (veel) contact is met de leerplichtenambtenaar en of er meldingen zijn van huiselijk geweld”. Er wordt in het focusgesprek en de interviews benoemd dat er een geheimhoudingsplicht is ten opzichte van de cliënt, woorden als ambtsgeheim, beroepsgeheim, BIG registratie, Commissie van Toezicht, beklagcommissie, tuchtcollege en de code maatschappelijk werkenden, geven aan dat alle geïnterviewden zich bewust zijn van hun beroepshouding. De geheimhoudingsplicht wordt deels als belemmerend weergegeven, maar een Justitieel kader biedt hier enigszins ruimte. Hetgeen bevestigd wordt door de volgende uitspraken: “Vooral de informatieverstrekking en de wet op de privacy zie ik als een belemmering, als er een Justitieel kader is dan is er vaak meer mogelijk om tot een plan van aanpak te komen”. of “Bij de TOP 600 benadering is de wet op de privacy niet echt van toepassing, voor de verdachte is dat een nadeel, voor de hulpverlening is dat een voordeel”. of “De wet op de privacy is voor deze doelgroep omzeild omdat het een speerpunt is van de regering. Burgemeester van der Laan van Amsterdam is de voortrekker van dit project”. of “Wij kunnen dit doen in het kader van orde en veiligheid, als een patiënt dan zegt dat hij niet wil dat wij contact leggen met het netwerk, dan kan er ook geen bezoek plaatsvinden”.
Pagina 24
§6.2 Onderzoeksvraag B) Wat zijn uw ervaringen met coördinatie rond de cliënt, zijn sociale netwerk en de hulpverlening? Tijdens de gesprekken en interviews kwam naar voren dat er sprake is van een samenwerkingsverband tussen verschillende hulpverleningsinstanties en hulpverleners. De hieronder benoemde uitspraken duiden op een samenwerking tussen hulpverleningsinstanties, maar geven geen concreet beeld van een samenwerking tussen deze instanties en het sociale netwerk. Zoals één van de uitspraken doet vermoeden is er wel sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid maar geen eindverantwoordelijkheid. “De MMD geeft aan dat elke patiënt die geplaatst wordt binnen het PPC gescreend wordt, er vindt een intakegesprek plaats waar vragen gesteld worden op de leefgebieden: Persoonlijke omstandigheden, Huisvesting, Inkomen, Schulden en Zorg” of “Vanuit dit intakegesprek wordt er verslag gelegd in een digitaal platform genaamdDigitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN). Met dit digitale dossier wordt er een samenwerkingsverband gecreëerd met de Gemeente van Herkomst” of “het betrekken van de Politie, Jeugdzorg, Psychiater of Psycholoog, Huisarts, Verpleging” “contact met het Veiligheidshuis” of “doorverwijzen naar bijvoorbeeld slachtofferhulp” “bij deze overlegvormen zit ook de buurtregisseur van de Politie” of “geen voorstander van platform gesprekken met mensen uit veel verschillende divisies” of “er is wel een gedeelde verantwoordelijkheid maar geen eindverantwoordelijkheid” “er wordt samengewerkt met de William Schrikkergroep” of “vanuit de TOP 600 hebben wij de mogelijkheden om een 1- 2 te maken met de politie, de politie benadert de familie en kan de benodigde informatie achterhalen” De maatschappelijk werkers van het PPC geven aan dat er wel contactmomenten zijn met gezin- en familieleden, maar er is geen sprake van een gecoördineerde aanpak om de continuïteit van zorg te waarborgen. Slechts in het interview met dhr. Michiel van het Leger des Heils wordt er benoemd dat er door middel van een samenwerking met de William Schrikkersgroep samengewerkt wordt om Eigen Krachtconferenties te organiseren en dat er in de gesprekken met ouders wordt gevraagd of er extra ondersteuning nodig is. Er wordt ook benoemd dat er door de Gemeente Amsterdam ouderavonden georganiseerd worden. De benoemde TOP 600 aanpak geeft een gecoördineerde aanpak weer, waarbij de nadruk ligt op het hele gezin en de totale leefomgeving van de Top 600-pleger. De theorie zegt hier het volgende over: TOP 600 Amsterdam - Met zorg aangepakt! De aanpak Top600 De aanpak Top600 is een persoonsgerichte aanpak. Van de personen op de Top600-lijst wordt eerst een basisdossier aangelegd. Dit gebeurt op basis van een privacy convenant en vindt plaats in de Informatieverzamelgroep. In deze groep zijn alle relevante organisaties vertegenwoordigd. Het dossier voorziet in informatie over het criminele verleden, eerdere interventies, verleende zorg aan de persoon en het gezin, school, werk, inkomen en huisvesting. Alle relevante informatie is op deze manier gebundeld, waardoor betrokken partijen snel tot actie kunnen overgaan als iemand van de lijst een overtreding begaat. (www.amsterdam.nl) De gecoördineerde aanpak van de TOP 600 plegers bewerkstelligt een gezamenlijke focus op gestelde doelen, er is echter uit de antwoorden en de theorie niet op te maken dat er een duidelijke analyse gemaakt wordt op cliëntniveau, omgevingsniveau en maatschappelijk niveau. Een antwoord van mevr. Tiny uit het Pieter Baan Centrum geeft mede de importantie aan van een kritische analyse. “Zo vraagt de vaardigheid gezinssystemen te onderzoeken om kennis van de theorieën over gezinssystemen. De onderzoeker zal zich ervan bewust dienen te zijn dat zijn houding en zijn manier van waarnemen mede wordt bepaald door zijn plaats in zijn eigen vroegere en huidige gezinssysteem”.
Pagina 25
§6.3 Onderzoeksvraag C) Hoe kan het sociale netwerk rond een cliënt betrokken worden om tot een gezamenlijk plan van aanpak te komen? Tijdens mijn onderzoek zijn er een aantal factoren benoemd die een gezamenlijke aanpak van de problematiek kunnen bewerkstelligen. Een aantal uitspraken van de geïnterviewden wijzen op mogelijkheden om het sociale netwerk te betrekken. “als je de familie betrekt bij het regelen van praktische zaken dan voelen zij zich gezien en is er meer kans op samenwerking” of “als het vertrouwen er is dan probeer ik wel samen te werken met het gezin en de familie" of “zodat ouders worden aangemoedigd om met elkaar in gesprek te gaan als lotgenoten. Ouders worden gestimuleerd om een soort steungroepen op te richten” “het maatschappelijk werk is eigenlijk een constante factor door het hele traject heen, daar waar de verschillende disciplines gedurende de behandeling voortdurend inspringen en het weer loslaten”. of “De grootste succesfactor is misschien wel om het netwerk mee te laten denken in de behandeling van de cliënt”. of “omdat de patiënt weer terugkeert naar bv. een vader en moeder, dan worden de gesprekken met familie een onderdeel van de behandeling. Systeemtherapie”. of “ We nodigen altijd het netwerk uit bij behandelplan besprekingen”. §6.4 Onderzoeksvraag D) Wat zijn succesfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? Het onderzoek geeft een aantal succesfactoren aan die kunnen leiden tot een effectieve sociale netwerkanalyse, een aantal uitspraken uit de gesprekken en interviews onderbouwen deze stelling. “de Maatschappelijk werkers en de maatschappelijk dienstverleners (MMD) geven aan dat zij wel veelvuldig contact onderhouden met gezin- en familieleden. Dit gebeurd telefonisch en er worden systeemgesprekken en begeleid bezoeken georganiseerd in het belang van de patiënt” of “er wordt samengewerkt met de William Schrikkergroep om Eigen Krachtconferenties te organiseren, waarbij ook participatie plaatsvindt vanuit de Penitentiaire Inrichting (PI) als de verdachte is ingesloten” of “er worden weleens Eigenkracht bijeenkomsten georganiseerd om het gezin, de familie en vrienden samen te brengen om te kijken of er ondersteuning nodig is en geboden kan worden” “een succesfactor kan zijn dat de familie of andere betrokkenen zich zorgen maken over de cliënt en zelf contact opnemen met de hulpverlening” of “als het vertrouwen er is dan probeer ik wel samen te werken met het gezin en de familie” of “als je de familie betrekt bij het regelen van praktische zaken dan voelen zij zich gezien en is er meer kans op samenwerking” of “Voorwaarden tot succes zijn vertrouwen, empathie, psycho educatie - wat vinden wij wat er nu werkelijk aan de hand is, uitleg, hoop op een goede afloop - uiteindelijk gaat elke cliënt toch weer een keer naar buiten terug de maatschappij in. De grootste succesfactor is misschien wel om het netwerk mee te laten denken in de behandeling van de cliënt”. De termen Eigenkracht conferenties, Eigenkracht bijeenkomsten en systeemgesprekken geven een weergave van mogelijkheden om het netwerk te betrekken bij een effectieve analyse. De theorie zegt het volgende over Eigenkracht conferenties: Een Eigen Kracht Conferentie (EK-c) is een mogelijkheid voor gezinnen om op hun eigen manier een passende oplossing voor de problematische gezinssituatie te bedenken. Voor die oplossing brengen zij zelf hulpbronnen mee, daarnaast doen ze ook vaak een beroep op hulp van professionals. Het is een samenwerkingsmodel, samenwerking tussen professionals en familieleden rond een gezin of een jongere. De kern van de EK-c zit in de activerende benadering. Het effect van samen praten over wat er moet gebeuren, is dat mensen in de kring aanbieden om mee te helpen. Bij gezinnen met complexe problematiek toetst de gezinscoach of gezinsmanager het gezinsplan op veiligheid.
Pagina 26
Deze concretiseert samen met het gezin en haar familie / netwerk het plan en bespreekt de aanpak met het professionele netwerk. Disfunctionele gezinsinteracties worden omgebogen naar functionele positieve interacties. Maar gezinspatronen zijn moeilijk te doorbreken, zeker bij multiprobleemgezinnen. Daarom heeft de gezinscoach / manager vaak een belangrijke rol bij de ondersteuning van het gezin in de uitvoering van de EK-c. Het gezin moet weer op zichzelf en haar netwerk leren vertrouwen en dat kost tijd. (www.amsterdam.nl) §6.5 Onderzoeksvraag E) Wat zijn faalfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? Een aantal uitspraken uit de gesprekken en interviews geven enigszins de faalfactoren aan die een sociale netwerkanalyse kunnen belemmeren. “om bijvoorbeeld een vader te betrekken bij het plan van aanpak, maar als de familie aangeeft dat zij geen bemoeienissen willen dan moeten wij dat respecteren” of “soms is het ook lastig om binnen een systeem de hulp aan personen op te hangen, als er iemand in het systeem ziek wordt of afhaakt dan dreigt de ondersteuning weg te vallen” of “door de hulpverleningsbril gezien heb je de neiging om reparaties of herstel binnen de familie te bewerkstelligen, maar soms zitten de problemen zo diep geworteld, dat je je moet afvragen of je wel de boel moet proberen te lijmen” of “Soms zeggen cliënten ook gewoon over het netwerk, daar heb ik niets meer te zoeken. Ik schat in dat zo’n 15 % van onze cliënten ergens anders moeten resocialiseren in een andere gemeente dan waar zij vandaan komen” of “waarbij de vader klip en klaar heeft aangegeven dat hij helemaal klaar was met zijn zoon, hij had jaren lang zijn best gedaan om hem op het rechte pad te houden, maar dat was hem niet gelukt. Hij zij letterlijk ‘nu heeft hij een TBS maatregel en nu is hij van jullie”. De succesfactoren in de gesprekken en de interviews geven ook deels de faalfactoren aan, en is er geen duidelijke weergave van de behoefte van de cliënt of het systeem rond een cliënt om tot een gezamenlijke aanpak te komen. Het zegt iets over de wederkerigheid van de uitwisseling, over het ontvangen en geven in het sociale netwerk. In de theorie zijn er publicaties over hulpvragen en hulpgeven en hoe er in Nederland informele zorg verleend wordt. In de publicatie van Movisie ‘De zorgkracht van sociale netwerken’, schrijft Ellen Grootegoed (2012) het volgende: In Nederland wordt naast de uitgebreide collectieve gezondheidszorg veel mantelzorg verleend. Recente cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) laten zien dat ruim 2,3 miljoen Nederlanders langdurige mantelzorg verstrekken (K. Sadiraj, et al., 2009). Ook blijkt er een grote principiële bereidheid tot het verlenen van zorg aan naasten: 78% van de Nederlandse bevolking vindt dat je hulp moet geven aan familie in tijden van tegenspoed. De bereidheid om hulp te ontvangen van naasten blijkt echter minder groot dan die om hulp te verlenen. Een meerderheid geeft de voorkeur aan formele hulpbronnen wanneer zij zorgbehoevend worden (A. de Boer, 2007). Er lijkt een rem te zitten op de uitbreiding van informele zorg die eerder voortvloeit uit de beschroomdheid van hulpbehoevenden om informele zorg te vragen, dan uit het gebrek aan zorgzaamheid binnen het netwerk. Met name in het vragen van hulp aan vrienden, kennissen, buren en verre familieleden zijn mensen terughoudend: het uitspreken van een zorgbehoefte brengt hen in verlegenheid (L. Linders, 2010). Tevens vereist de relatief grote sociale afstand een bepaalde wederkerigheid in de relatie, die een hulpbehoevende burger niet kan of wil aangaan. Bij naaste familieleden speelt het aspect van wederkerigheid mogelijk een minder grote rol, aangezien binnen de familie de vanzelfsprekendheid om voor elkaar zorgen – en de verwachting verzorgd te worden – groot, zo niet overheersend is (J. Finch & J. Mason, 1993; J. Timmermans & E. Pommer, 2008). Binnen de familie wordt ook het grootste deel van de langdurige, informele zorg verleend, zelfs wanneer dit ten koste gaat van de eigen gezondheid (A. de Boer, M. Broese van Groenou, et al., 2009).
Pagina 27
Hoofdstuk 7. CONCLUSIE Na het houden van een focusgesprek met medewerkers van het PPC, en het afnemen van interviews onder professionals werkzaam in de praktijk van het sociaal werk, heb ik een goede kijk gekregen op de mogelijkheden die er zijn om het sociale netwerk van een cliënt te betrekken bij de continuïteit van zorg en een succesvolle terugkeer naar een thuissituatie. De resultaten geven een goede weergave van de mogelijkheden, de onmogelijkheden en de beperkingen die er zijn om te komen tot een sociale netwerkanalyse die bruikbaar is binnen het PPC en die onderdeel kan worden van de visie en missie, die het PPC uitdraagt. Ik kan theoretisch onderbouwen en aan de hand van praktijkvoorbeelden uit de interviews bevestigen dat het implementeren van een sociale netwerk analyse tot de mogelijkheden behoort. Het antwoord op de gestelde hoofdvraag : Wat is een effectieve sociale netwerkanalyse, hoe kan deze netwerkanalyse in de praktijk worden uitgevoerd? Een effectieve sociale netwerkanalyse is een analyse, die de problematiek definieert vanuit een multicausaal model: persoonsfactoren, omgevingsfactoren en maatschappelijke factoren en deze worden met elkaar in verband gebracht, hierdoor staat het niet bij voorbaat vast waar de ingang ligt voor het aanpakken van de problematiek. (A. Snellen, 1997) Het effectief analyseren wordt bij voorkeur gedaan door iemand die de vaardigheid bezit om gezinssystemen te onderzoeken en kennis heeft van de theorieën over gezinssystemen. De onderzoeker zal zich ervan bewust dienen te zijn dat zijn houding en zijn manier van waarnemen mede wordt bepaald door zijn plaats in zijn eigen vroegere en huidige gezinssysteem. (mevr. Tiny, PBC 2013) Door het gebruik maken van een ecogram, het uittekenen en analyseren van het relationele netwerk wordt zowel bij de hulpverlener als bij de cliënt een bewustwordingsproces in gang gezet. Het wordt voor iemand duidelijk hoeveel, en welke sociale steun hij al niet ontvangt en wat de invloed daarvan is op zijn beleving en gedragingen. Wanneer het sociale netwerk op een gedetailleerde manier in kaart is gebracht en geïnterpreteerd, kunnen aan de analyse operationele doelstellingen worden gekoppeld. Door het gebruik van reeds opgestelde vragenlijsten in het kader van de Forensisch Sociale Netwerk Analyse (deze vragenlijsten zijn verkregen van de medewerkers Oostvaarderskliniek), kan er gericht ingezet worden op het betrekken van het sociale netwerk bij de analyse. Een goede werkrelatie is essentieel om te komen tot wederzijds vertrouwen tussen de cliënt(en) en hulpverlener en dat een ieder vertrouwen heeft in het hulpverleningsproces. Als de cliënt het vertrouwen heeft in het hulpverleningsproces en toestemming verleent aan de hulpverlener om contact op te nemen met zijn gezin, familieleden, vrienden of andere steunverleners, dan kan de netwerkanalyse in de praktijk worden uitgevoerd. Het betrekken van het sociale netwerk bij de behandeling van de cliënt (dhr. Hans, Oostvaarderskliniek 2013) en bij het oppakken en oplossen van praktisch materiele zaken verhoogd de slagingskans (mevr. Marina, Leger des Heils 2013) van een gezamenlijk plan van aanpak en het stellen van doelen op kort termijn en op lang termijn. In de gevallen waarbij de cliënt geen vertrouwen heeft in het hulpverleningsproces en dus geen toestemming verleent om informatie uit te wisselen met zijn sociale netwerk, zal er eerst geïnvesteerd moeten worden in de relatie tussen de hulpverlener en de cliënt. Een patiëntgebonden benadering (casemanagement) strekt tot de aanbeveling. Een uitspraak van mevr. Louise van de Oostvaarderskliniek geeft aan wat hier het voordeel van is. “Voor die tijd dat wij patiëntgebonden werkten was het dramatisch voor het netwerk, de mensen hadden soms gedurende een opname met 4 of 5 verschillende maatschappelijk werkers te maken. Er was geen goede coördinatie waardoor het netwerk gewoon afhaakte”.
Pagina 28
Een vaste maatschappelijk werker of casemanager zou voor de continuïteit in het hulpverleningsproces kunnen zorgen. Een casemanager is de sleutelfiguur die bij de complexe problematieken de regie houdt van het behandel- en/of begeleiding traject van de cliënt. Door te werken met een casemanager kan worden voorkomen dat hulpverleners dubbele werkzaamheden verrichten. De samenwerking wordt beter gecoördineerd en zo kan er efficiënter en kwaliteit verhogend gewerkt worden. Dit levert meer overzicht voor de cliënt op en is uiteindelijk goedkoper. (N. van Riet en H. Wouters, 2010) Er kan tevens uit de resultaten worden vastgesteld dat er een percentage van de cliënten niet kan terugvallen op een ondersteunend netwerk en wordt er juist benoemd, dat het weghalen van de cliënt uit zijn sociale netwerk tot resocialisatie kan leiden. Als terugkeer naar een thuissituatie niet tot de mogelijkheden behoort, zullen andere gewenste en gevraagde mogelijkheden onderzocht moeten worden. Afhankelijk van de wensen en mogelijkheden van de cliënt, zal er bij voorkeur een nieuw steun systeem opgebouwd moeten worden. Dit onderzoek nodigt dan ook uit om vervolgonderzoek te doen naar het (opnieuw) opbouwen van een hulpverleningsnetwerk of steunsysteem waardoor verbondenheid en participatie van de cliënt aan de samenleving, tot de mogelijkheden behoort.
Pagina 29
Hoofdstuk 8. DISCUSSIE/ REFLECTIE In dit hoofdstuk heb ik kritisch terug gekeken naar het onderzoek en naar de opdracht die ik meegekregen heb van mijn leidinggevende. Ik heb tevens gereflecteerd op mijn eigen ontwikkeling en op inzichten die ik gaandeweg het proces heb opgedaan, en op de bijdrage die het beroepsproduct levert aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk. Het onderzoek heeft mij uitgedaagd om na te denken over de manier waarop er binnen mijn praktijkinstelling vorm wordt gegeven aan zorg en nazorg van onze cliënten. Hoe wij vanuit het beroepsprofiel van de maatschappelijk werker onze missie ten uitvoer brengen, namelijk: het bevorderen dat mensen in onze samenleving tot hun recht komen, als mens en als burger. Maatschappelijk werkers streven er naar dat mensen zich in wisselwerking met hun sociale omgeving zo goed mogelijk kunnen ontplooien, naar hun eigen aard, behoeften en opvattingen, en dat ze rekening houden met anderen met wie zij samenleven. Verder staat er in het beroepsprofiel beschreven dat maatschappelijk werkers zich richten op de sociale verbanden en netwerken waarvan hun cliënten deel uitmaken. Ze bevorderen de ondersteuning vanuit deze netwerken in materiële zin (voorzieningen) en in immateriële zin (relaties). (www. nvmw.nl) Ik zie helaas binnen mijn praktijkinstelling en bij de instellingen en organisaties waar ik diverse mensen heb geïnterviewd, te weinig terug van de missie die het maatschappelijk werk uitdraagt. Er worden contacten onderhouden met sociale netwerken vanuit de verschillende taakstellingen van de organisaties waar men werkzaam is, maar ik mis te veel het bevorderen van de ondersteuning vanuit deze netwerken in materiële zin (voorzieningen) en in immateriële zin (relaties). Zoals eerder benoemd in dit onderzoek zijn er beïnvloedende factoren binnen de organisaties waar ik mijn onderzoek op gericht heb, te noemen: wet en regelgeving, justitiële titels, veiligheidsvoorschriften, protocollen en privacy wetgeving, maar het onderzoek heeft ook aangetoond dat er mogelijkheden zijn om het sociale netwerk te betrekken bij de behandeling, de zorg en de nazorg, om tot een gezamenlijke aanpak te komen. De verschillende professionals zouden in mijn optiek meer kunnen en moeten investeren in een goede werkrelatie, om te komen tot wederzijds vertrouwen tussen de cliënt(en) en hulpverlener en dat een ieder vertrouwen heeft in het hulpverleningsproces. Het onderzoek heeft mij veel verdieping gegeven in de verschillende methodieken en technieken die ingezet kunnen worden om te komen tot een goede analyse van een cliënt situatie. Vooral door de problematiek te definiëren vanuit een multicausaal model: persoonsfactoren, omgevingsfactoren en maatschappelijke factoren en deze met elkaar in verband te brengen, waardoor het niet bij voorbaat vaststaat waar de ingang ligt voor het aanpakken van de problematiek, ben ik tot inzichten gekomen. (A. Snellen, 1997) Binnen een systeemgerichte benadering, kunnen er verschillende methodes ingezet worden om ondersteuning te bieden bij het versterken van het netwerk. Te noemen; de gezinsmethode, de sociaalnetwerkmethode (techniek ecogram), de mediationmethode, de familiemethode, de groepsmethode of de casemanagement methode. (H. de Mönnink, 2009) Van nature uit ben ik iemand die behoefte heeft aan stevige structuren en goede afspraken, echter door elke casus op zich te analyseren en te hypothetiseren, dwing ik mijzelf tot een flexibele houding en een ‘open mind’. Dit is overigens een leerproces waar ik gedurende de gehele opleiding tot maatschappelijk werker, aan werk en mee bezig ben. Ik heb mijn sterke en zwakke punten mede inzichtelijk gekregen door de Belbintest (De Belbintest geeft je een goed beeld van jou sterke- en zwakke punten, wanneer je binnen een team functioneert). Ook hier kwam naar voren dat ik nuchter en ordelijk ben, ik hou van hard werken en pak de zaken op systematische en consciëntieuze manier aan. Niet praten, maar poetsen, tot het karwei is geklaard.
Pagina 30
Volgens de Belbintest ben ik de Bedrijfsman. De Bedrijfsman is een efficiënte doener met een praktische geest en een vaste wil. Hij is loyaal, taai, saai en vasthoudend. Hij kan zich soms behoudend en weinig flexibel opstellen, als het praktisch nut van een nieuw plan niet meteen duidelijk is. Hij heeft behoefte aan ritme en regelmaat, aan vaste afspraken en stevige structuren en werkt daar ook voortdurend aan. Dit onderzoek heeft mij dan ook verder gebracht in mijn leerproces tot start bekwaam maatschappelijk werker. Dit beroepsproduct levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk, omdat het ook binnen een justitieel kader van dwang en drang tot de mogelijkheden behoort om een sociaal netwerk te betrekken bij de behandeling, de ondersteuning en bij het resocialiseren van de cliënt. Het inzetten van een sociale netwerkanalyse kan leiden tot een gezamenlijk plan van aanpak tussen de cliënt, het netwerk en de hulpverlening. Een gezamenlijke, gecoördineerde aanpak van de problematiek is iets wat mijn inziens nog te weinig gebeurt binnen justitiële kaders.
Pagina 31
Hoofdstuk 9. AANBEVELINGEN Dit onderzoeksrapport is geschreven in het kader van mijn afstudeerwerkstuk voor de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening bij de Hogeschool van Amsterdam. De behaalde resultaten zijn gekoppeld aan de volgende instellingen en organisaties: het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Amsterdam, het Pieter Baan Centrum te Utrecht, het Leger des Heils- Reclassering te Amsterdam en de Oostvaarderskliniek te Almere. Er zal terugkoppeling plaatsvinden naar de Hogeschool van Amsterdam en naar de opdrachtgever- dhr. J. Gorter, Chef de Clinique van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum. Om te komen tot een succesvolle implementatie van de sociale netwerkanalyse binnen het PPC is het belangrijk om drie sporen te bewandelen: fysieke implementatie, mentale implementatie en structurele implementatie. (P. Verhagen, 2012 p.213) Bij de fysieke implementatie (maken) zal er in samenspraak met de opdrachtgever dhr. J. Gorter en met medewerkers van het nazorgteam PPC gekeken worden naar inhoud en vorm. (P. Verhagen, 2012 p.190) De inhoud en de vorm van de sociale netwerk analyse zal bestaan uit een koppeling met het screeningsgesprek (kennismakingsgesprek) van medewerkers nazorgteam PPC met de cliënt. Het screeningsgesprek zal niet alleen bestaan uit het bevragen van de deelgebieden: Persoonlijke omstandigheden, Huisvesting, Inkomen, Schulden en Zorg, maar zal tevens bestaan uit een verzoek aan de cliënt om een ecogram te maken van zijn netwerk- steunsysteem. De medewerkers nazorgteam kunnen het (ook) samen met de cliënt maken tijdens het screeningsgesprek. Aan de hand van de analyse kan een hulpverleningsplan gemaakt worden om te onderzoeken hoe het netwerk zich verhoudt tot een gezamenlijke, gecoördineerde aanpak van het (na) zorgtraject. Na een grondige analyse en het opstellen van een hulpverleningsplan zullen er doelen gesteld worden. Er zal patiëntgebonden gewerkt worden volgens de methodiek casemanagement, door te werken met een casemanager kan worden voorkomen dat hulpverleners dubbele werkzaamheden verrichten. De samenwerking wordt beter gecoördineerd en zo kan er efficiënter en kwaliteit verhogend gewerkt worden. Doelen korte termijn: Uittekenen en analyseren van sociaal netwerk door middel van ecogram. Toestemmingsverklaring van cliënt voor overdracht van informatie. Contact leggen met steunbronnen- telefonisch. Vragen of steunbronnen bereid zijn om vragenlijst in te vullen. (vragenlijsten zijn opgesteld in het kader van een Forensisch Sociale Netwerk Analyse en zullen aangepast worden aan doelstelling PPC) Bij bereidwilligheid en medewerking netwerk - toesturen van vragenlijst. Doelen middellange termijn: Het bezoeken van steunbronnen op woonadres om gezamenlijk de vragenlijst door te nemen of vragenlijst ter plaatse in te vullen. (het bezoek moet een goed beeld geven van de situatie ter plaatse) Het betrekken van de steunbronnen bij het oplossen van praktische materiële zaken, zodat er wederzijds vertrouwen in het hulpverleningsproces opgebouwd kan worden. Uitnodigen steunsysteem voor gesprek in PPC in het kader van behandeling en hetero anamnese cliënt. Het betrekken van het netwerk bij nazorg – uitstroom cliënt. Doelen lange termijn: Verbondenheid cliënt en sociaal netwerk. Resocialisatie. Participatie aan maatschappij. Terugdringen recidive.
Pagina 32
Bij de mentale implementatie (leren) zal er aandacht zijn voor een andere manier van denken door de medewerkers nazorgteam. (P. Verhagen, 2012 p.199) De opdracht tot innoveren komt vanuit het management/ opdrachtgever dhr. J. Gorter (top-down), draagvlak creëren bij de medewerkers is van essentieel belang , omdat zij meestal degenen zijn die de innovatie moeten doorvoeren en ermee moeten werken. Door dit onderzoek te presenteren aan de opdrachtgever dhr. J. Gorter en aan medewerkers van het nazorgteam van het PPC, zal er draagvlak gecreëerd moeten worden voor de sociale netwerk analyse. Het is heel belangrijk dat de informatie in concrete activiteiten wordt omgezet, zodat alle betrokkenen weten wat de bedoeling is en zij daadwerkelijk kunnen helpen om de implementatie een succes te laten worden. Door de doelen van het hulpverleningsplan inzichtelijk te maken, wordt het duidelijk van wie wordt welke soort inspanning verwacht. Door inzichtelijk en tastbaar te maken wat de innovatie concreet oplevert, zullen de nazorgmedewerkers gemotiveerd worden om het plan ten uitvoer te brengen. Een nulmeting is essentieel om resultaat van effecten te kunnen aantonen. (P. Verhagen, 2012) Bij de structurele implementatie (inpassen)de innovatie moet in organisatieprocessen en – systemen worden verankerd. (P. Verhagen, 2012 p.209) Dat houdt onder meer in dat: Het nieuwe product is opgenomen in de werkprocessen; Het nieuwe product is geïntegreerd met andere producten- in het PPC zal de sociale netwerkanalyse geïntegreerd worden met het screeningsgesprek tussen de medewerker nazorg en de cliënt. Het uittekenen en analyseren van een ecogram zal onderdeel zijn van het innovatieplan; De financiering structureel geregeld is; De persoonlijke invulling geregeld is- taken, bevoegdheden, scholing. Verdere scholing/ deskundigheidsbevordering zal voor de medewerkers van het nazorgteam aanbevolen zijn met betrekking tot het werken met en het uittekenen van een ecogram; Het werken volgens de methodiek casemanagement zal verder geïmplementeerd worden. In het PPC wordt er nu afdeling gebonden gewerkt, en is er al een samenwerking tussen de medewerker nazorg en de cliënt vanaf de binnenkomst oftewel het screeningsgesprek, in de gevallen van interne doorplaatsing zal de cliënt + netwerk gevolgd worden. Lanceringsactiviteiten De sociale netwerkanalyse zal gepresenteerd worden aan de opdrachtgever dhr. J. Gorter van het PPC en aan leidinggevenden en medewerkers van het nazorgteam PPC. Er zal deskundigheidsbevordering gegeven worden over het werken met een ecogram. ( de deskundigheid is reeds aanwezig binnen het PPC, ik heb een psycholoog bereid gevonden om samen met mij deze presentatie te verzorgen) De vragenlijsten van de FSNA (Forensische Sociale Netwerk Analyse) zullen qua vorm en inhoud getoetst worden aan de doelstellingen van het PPC. Evaluatieplan Met degenen die beslissingsbevoegdheid hebben buig ik mij over de vraag: kunnen we op basis van deze gegevens besluiten om het product daadwerkelijk te lanceren? Is het antwoord bevestigend, dan begin ik aan de volgende fase (go) ofwel besluit ik het proces nu niet verder te doorlopen, maar tijdelijk stop te zetten (stop). Als het antwoord ontkennend is, dan zal ik alsnog aan de slag gaan om belemmeringen weg te nemen (retry). Het is ook mogelijk om het product niet te lanceren (kill). (P. Verhagen, 2012 p.211)
Pagina 33
Hoofdstuk 10. BRONNENLIJST Boeken Bolt, A (2006). Het gezin centraal, handboek voor ambulante hulpverleners. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Germain, C.B., Gitterman, A. (1995). The life model of social work. Columbia: University Press. Herman, S. (2009). Het Ecogram. Brussel: Uitgeverij Politeia nv. Koele, P & van der Pligt, J (red.) (2003). Beslissen en beoordelen, besliskunde in de psychologie,. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Mönnink, de. H (2009) De gereedschapskist van de maatschappelijk werker, cliëntgericht multimethodisch maatschappelijk werk (derde, herziene druk). Maarssen: Elsevier. Ploeg, van der, J.D.(2005) Behandeling van gedragsproblemen, initiatieven en inzichten. Rotterdam: Lemniscaat bv. Riet, van, R. Wouters, H (2010). Casemanegement, een leerwerkboek over de organisatie en coördinatie van zorg-, hulp- en dienstverlening. Assen: Uitgeverij Van Gorcum. Scholte, M. (2010) Oude waarden in nieuwe tijden, over de kracht van maatschappelijk werk in de 21e eeuw. Movisie, Copyright Hogeschool IN Holland. Snellen, A. (1997). Basismodel voor methodisch hulpverlenen in het maatschappelijk werk. (Derde herziene druk, 2012). Bussum: Uitgeverij Coutinho. Verhagen, P. (2012) Ondernemen en innoveren in zorg en welzijn, van signaal naar succesverhaal. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag: Boom Onderwijs. Wolf, J.R.L.M. (2002) Een kwestie van uitburgering. Amsterdam: B.V. Uitgeverij SWP. Artikelen/ Rapporten / Readers Berg, van den, Douwe, Goot, van der, Simen, Jansen, May Brit. (2008) Cirkel van onmacht, Systeem in Beeld, Amsterdam. Bij, van der, S. (2010) Het gezin- Systeemgericht werken. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam- Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Boer, A. de (Ed.) (2007). Toekomstverkenning informele zorg. Den Haag: SCP. Boer, A. de, Broese van Groenou, M., en Timmermans, J. (2009). Mantelzorg. Een overzicht van de steun van en aan mantelzorgers in 2007. Den Haag: SCP. Bouman, S (2012) ‘Als het schuurt in de zorg, de resultaten van drie jaar Frieslab’. Den Haag: Boom Onderwijs. Brochure College Bescherming Persoonsgegevens (2010). Informatieblad nummer 33A/ De Rijksoverheid. Voor Nederland. Bronfenbrenner, U. (1977). Toward an experimental ecology of human development. American Psychologist, 32. Bronfenbrenner, U (1999). Environments in developmental perspective: Theoretical and operational models. In S. L. Friedman & T. D. Wachs (Eds.), Measuring environment across the life span: Emerging methods and concepts. Washington, DC: American Psychological Association Press. Dienst Justitiële Inrichtingen Ministerie van Veiligheid en Justitie (2011). Besluit Forensisch Milieu Onderzoek NIFP. Ewijk, H van, (2006). De Wmo als instrument in de transformatie van de welvaart en als impuls voor vernieuwing van het sociaal werk. Sociale Interventie. 15.3, 5-16. Finch, J., en Mason, J. (1993). Negotiating family responsibilities. London: Routledge. Kluft, Maaike (2011). Zeg, bent ú misschien die nieuwe professional? De omslag van de visie over welzijn naar het handelen van de nieuwe professional’, Movisie.
Kruiter, Albert Jan, de Jong, Jorrit, van Niel, Janine en Hijzen, Constant (2008). De Rontonde van Hamed, Maatwerk voor mensen met meerdere problemen. Den Haag : NICS Institute.
Pagina 34
Linders, L. (2010). De betekenis van nabijheid, een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt. Den Haag: Sdu. Ministerie van VROM. (2010) Achter de voordeur. Den Haag: VROM 0082. Mulder, C.L. (2007) Psychiatrie voor mensen die er niet om vragen. Rotterdam: Erasmus Universiteit. Sadiraj, K., Timmermans, J., Ras, M., en de Boer, A. (2009). De toekomst van de mantelzorg. Den Haag: SCP. Smit, Marcel en Ten Holter Advocaten (2007). Publicatie in Respond magazine. Scholte, M en Sprinkhuizen, A (2012). Een stevig opgeleide basisprofessional. Sozio 104, Special opleiding & werk. Schout, G. (2007). Zorgvermijding en Zorgverlamming. Een onderzoek naar Competentie ontwikkeling in de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg. Amsterdam: SWP. Staat van de Gezondheidszorg (2010) Inspectie voor de Gezondheidszorg, Ministerie van de Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Steyaert, J en Kwekkeboom, R. (2012) De zorgkracht van sociale netwerken. Utrecht: Libertas. Timmermans, J., en Pommer, E. (2008). Familiezorg. In: P. Schabel, R. Bijl en J. de Hart (Red.), Betrekkelijke betrokkenheid. Den Haag: Sociaal en Cultureel planbureau.
Zorg en begeleidingsvisie FOBA 2008.pdf Websites http://www.amsterdam.nl/top600 : februari 2013 http://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie-diensten/dmo/onderwijsjeugd/subhome/eigen_kracht/eigen_kracht/
http://www.dji.nl http://www.dji.nl/Organisatie/Locaties/Penitentiaire-inrichtingen/PI-Amsterdam-OverAmstel/De-Singel/ http://www.dji.nl/organisatie/#paragraph2/ http://www.expertisecentrummantelzorg.nl http:// www.frieslab.nl http://www.movisie.nl http://www.nifp.nl http:// www. nvmw.nl http://www.tweeofmeer.nl/nl/systeemgericht-werken/ http://www.vanmesdag.nl/onderzoek/forensische-sociale-netwerkanalyse-fsna http://www.veiligheidshuisijsselland.nl/docs/model_opschaling7.0.pdf http://wetten.overheid.nl/BWBR0009709/geldigheidsdatum_07-04-2013#HoofdstukXI
Pagina 35
Hoofdstuk 11. BIJLAGEN
Samenvatting focusgesprek Multi disciplinair overleg PPC d.d. 21-02-2013. Aanwezig: twee psychologen, drie ZBIW’ers, twee vak therapeuten, één maatschappelijk werker en twee maatschappelijk dienstverleners. Tijdens de focusgesprekken met de verschillende disciplines in het PPC kwam al snel naar boven dat er (te) weinig of geen contact is met de gezins- en/of familieleden van de cliënt, vanuit een behandel- of nazorgperspectief. De ZBIW’ ers (zorg behandel inrichting werkers) werken dagelijks op de groep met patiënten, en houden toezicht tijdens het bezoekuur van de patiënten. Zij zien de familieleden wel maar hebben niet echt gesprekken met de familie. Dit komt mede doordat de bezoekersruimte zich niet leent voor gesprekken in de persoonlijke sfeer. De bezoekersruimte biedt de mogelijkheid voor vijf patiënten om ieder drie familieleden te ontvangen, waardoor er weinig privacy is. Heel af en toe is er een familielid die een persoonlijke vraag wil stellen en meer wil weten over de behandeling en het verblijf in het PPC; deze familieleden worden dan doorverwezen naar het Maatschappelijk Werk voor verdere inlichtingen. De ZBIW’ ers geven verder aan dat de patiënten vrij zijn om telefonisch contact te onderhouden met familie en vrienden, hoe deze gesprekken verlopen is niet altijd duidelijk. Tenzij een patiënt ruzie maakt door de telefoon en daar de rest van de patiënten en het personeel van laat meegenieten. Er worden wel mentoren gesprekken gevoerd en hier wordt ook aandacht besteed aan het thuisfront, niet alle patiënten staan open voor gesprekken over familie of het gezin. Dit is veelal te confronterend, te pijnlijk of gewoonweg niet gewenst. De behandelcoördinatoren (psychologen) gaven aan dat zij vaker het contact met de familie zouden wensen, er worden nu met enige regelmaat systeemgesprekken gevoerd waarbij het gezin of de familie wordt uitgenodigd voor een gesprek in het PPC. Deze gesprekken kunnen echter alleen met goedkeuring van de patiënt plaatsvinden. De gevoerde gesprekken hebben dan meestal betrekking op het verblijf in het PPC, het gedrag van de patiënt en de hetero anamnese. De psycholoog wil toch graag weten of het ziektebeeld herkenbaar is en/of dit wellicht meer voorkomt binnen de familie. Om een goed beeld te krijgen van de patiënt worden er vragen gesteld over zijn levensloop en contacten binnen en buiten het gezin en familie. Volgens de psychologen bieden de gesprekken echter niet veel ruimte om tot een samenwerking met de familie te komen; vanwege het gesloten karakter van de instelling – Justitie/ Gevangeniswezen- is het logistiek (bijna) onmogelijk om de gezinsfamilieleden op regelmatige basis te ontvangen. De psychologen zien hier dan ook meer een taak weggelegd voor het Maatschappelijk Werk om de contacten te onderhouden. De psychologen geven ook aan dat zij als behandelcoördinator ook voorzichtig moeten zijn in de patiënt – arts relatie (BIG registratie), en dat de behandeling van de patiënt voorop staat. Het uitwisselen van (medische) gegevens is zonder toestemming van de patiënt een lastig verhaal. De patiënt kan een klacht indienen bij de Commissie van Toezicht of de beklagcommissie als hij het niet eens is met de behandeling of met het uitwisselen van persoonlijke gegevens. De onafhankelijke commissie zal elke klacht serieus behandelen, en kan het tuchtcollege ingeschakeld worden bij overtreding van het ambtsgeheim of de beroepscode.
Pagina a
De vak therapeuten gaven aan dat zij tijdens therapie sessies met patiënten praten over het thuisfront en dat er soms gericht wordt ingezet op cognitieve en sociale vaardigheden ter voorbereiding op een terugkeer naar een thuissituatie. De gezins- en/of familieleden worden echter niet betrokken bij de therapie. Doordat veel patiënten vanuit het PPC doorstromen naar een GGZ of TBS kliniek zal daar verdere behandeling plaatsvinden en is er ook ruimte voor systeemtherapie. Deze therapievorm is niet opgenomen in het behandelaanbod van het PPC. De Maatschappelijk werkers en de maatschappelijk dienstverleners (MMD) geven aan dat zij wel veelvuldig contact onderhouden met gezin- en familieleden. Dit gebeurd telefonisch en er worden systeemgesprekken en begeleid bezoeken georganiseerd in het belang van de patiënt. Het begeleid bezoek is vaak in combinatie met bezoek van kleine kinderen waarbij gevraagd wordt om een vriendelijke aanpak in een bezoekruimte waar voor de kinderen afleiding aanwezig is. De contactmomenten met gezins- en/of familieleden vinden nu plaats in het PPC en is er geen zicht op de thuissituatie, de maatschappelijk werkers zouden graag bij de mensen thuis het contact aangaan om zo een goed beeld te vormen van de mogelijk aanwezige problematiek. Er wordt door de maatschappelijk werkers wel psycho sociale hulpverlening geboden, maar kan er niet een goede analyse en/of hypothese gemaakt worden van de situatie. De omgevingsfactoren, maatschappelijke factoren en culturele factoren kunnen niet meegewogen worden, vanwege het ontbreken van de benodigde actuele informatie. Veel patiënten zijn terughoudend in de gesprekken over contacten met familie, er is een hoog percentage zorgmijders opgenomen in het PPC, die zich beroepen op autonomie en vooral met rust gelaten willen worden. De MMD geeft aan dat elke patiënt die geplaatst wordt binnen het PPC gescreend wordt, er vindt een intakegesprek plaats waar vragen gesteld worden op de leefgebieden: Persoonlijke omstandigheden, Huisvesting, Inkomen, Schulden en Zorg. Vanuit dit intakegesprek wordt er verslag gelegd in een digitaal platform genaamd- Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN). Met dit digitale dossier wordt er een samenwerkingsverband gecreëerd met de Gemeente van Herkomst. Het ligt aan de patiënt in hoeverre hij informatie verstrekt die actueel of kloppend is met betrekking tot de deelgebieden en het sociale netwerk. Ook maatschappelijk werkers en maatschappelijk dienstverleners stoeien met de geheimhoudingsplicht met betrekking tot de beroepscode van het maatschappelijk werk. De term maatschappelijke teloorgang wordt nog weleens gebruikt om toch contacten aan te gaan met de familie of met andere hulpverleners, zonder instemming van de patiënt. Het MW geeft aan dat er in geval van crisis andere regels gelden, dan zal er een IBS (In Bewaring Stelling) of RM (Rechterlijke Machtiging) procedure worden opgestart. De IBS of RM wordt alleen afgegeven als er een acuut gevaar is voor de patiënt of voor zijn directe omgeving.
Pagina b
Gespreksverslag interview met mevr. Tiny Scheurwater, forensisch milieuonderzoeker bij het Pieter Baan Centrum te Utrecht, d.d. 18 februari 2013.
Mevr. Scheurwater heeft mij voorafgaand aan het interview een brochure overhandigd over het forensisch milieuonderzoek, waarin opgenomen de visie van het onderzoek. Mevr. Scheurwater is één van de schrijvers van de brochure en geeft aan dat antwoorden op mijn (mogelijke) vragen waarschijnlijk zijn terug te vinden in de brochure. Het dient als leeswijzer en vormt vanaf 2005 een leidraad voor het uitvoeren van het klinisch PBC milieuonderzoek en rapportage. Visie Elke persoon is geworden tot wie hij is op basis van factoren zoals erfelijke aanleg, sociale context, religieuze en culturele achtergrond, de omstandigheden waaronder hij opgroeide, zich ontwikkelde en de (ingrijpende) gebeurtenissen die hij meemaakte. Al deze factoren werken zodanig op elkaar in dat van daaruit- in zowel psychisch als fysiek opzicht- de competenties en vaardigheden, inclusief de mogelijke beperkingen en handicaps, van de persoon begrepen kunnen worden. De forensisch milieuonderzoeker tracht zicht te krijgen op deze ontwikkeling en op het functioneren van de persoon van onderzochte in relatie tot zijn sociale omgeving. Essentieel is het vergaren van hetero-anamnestische informatie door naast de gesprekken met de onderzochte te spreken met personen, die de onderzochte kennen op (deel) aspecten van zijn leven. Daarnaast wordt ook informatie ingewonnen -indien van toepassing al dan niet met toestemming van onderzochte- bij instanties, waarmee de onderzochte in zijn leven te maken heeft gehad. Alle informatie wordt op een verantwoorde en gestructureerde wijze beschrijvend, chronologisch geïntegreerd en met bronvermelding in het milieurapport verwerkt, zodat een zo helder mogelijk inzicht verkregen wordt in de ontwikkelingsgeschiedenis van onderzochte. Een volledig milieuonderzoek geeft een goed beeld van de sociale context van de onderzochte ten tijde van de ten laste gelegde feiten met de risicofactoren, de beschermende en de succesfactoren en de ontstaansgeschiedenis er van. Daaruit zijn aanwijzingen voor eventuele hulpverlening te halen. Met al deze milieu-informatie kan de onderzoekend psychiater en/of psycholoog vanuit zijn discipline, aspecten uit het leven van de onderzochte beschouwen, duiden en betrekken in de diagnose. Tiny Scheurwater, Anneke van As, Roy Zijlstra. Het Forensisch Milieuonderzoek, Kaders en uitvoering. Utrecht, december 2012.
Pagina c
Onderzoeksvragen: 1) Wat zijn uw ervaringen met het verkrijgen en analyseren van informatie over het sociale netwerk van cliënten? Soms is het lastig om de juiste actuele informatie te krijgen, wij hanteren een chronologische opbouw in onze rapportage. Bij binnenkomst controleren wij eerst of de onderzochte (cliënt) al eerder gerapporteerd is door de reclassering, psychiater en/of psycholoog. Wij kunnen dit controleren in een netwerksysteem genaamd JD online. Hier heeft niet iedereen bevoegdheden om gegevens uit eerdere rapportages op te vragen, als milieuonderzoeker hebben wij daar wel bevoegdheden. Het is mogelijk dat er tijdens het onderzoek informatie opgevraagd moet worden bij instanties en/of hulpverleners, die beroepshalve mondeling of schriftelijk (eerdere rapporten, etc.) informatie over onderzochte kunnen verschaffen. Veelal zullen instellingen om een schriftelijke machtiging van de onderzochte vragen. Ik zal dan aan de onderzochte vragen om een toestemmingsverklaring te ondertekenen. Als de onderzochte bezwaren heeft tegen het ondertekenen van een toestemmingsverklaring dan kan ik als milieuonderzoeker alsnog contact opnemen met referenten. Op basis van de opdracht tot onderzoek in het Pieter Baan Centrum is de milieuonderzoeker vrij in het benaderen van referenten. De milieuonderzoeker heeft geen toestemming nodig van de onderzochte. Het gaat niet om de bereidheid tot onderzoek maar om de onderzoekbaarheid. Aan de referent zal ik mededelen dat de onderzochte bezwaren heeft, waarna de referent zelf kan bepalen of die wel of niet wil meewerken. 2) Wat zijn uw ervaringen met coördinatie rond de cliënt, zijn sociale netwerk en de hulpverlening? Het ontbreekt vaak aan coördinatie binnen het sociale netwerk, maar ook binnen de geboden hulpverlening. Vaak is er onenigheid over de manier waarop er met aanwezige problemen omgegaan wordt en hoe dit vertaald kan worden in een effectieve (gecoördineerde) plan van aanpak. Het denk- en handelingskader van een milieuonderzoeker verschilt met dat van een maatschappelijk werkende door zijn gerichtheid op onderzoek in plaats van hulpverlening. Het gaat bij een milieuonderzoeker in de eerste plaats om het verkrijgen van de informatie door het stellen van de juiste vragen en goed te kijken naar en zich in te leven in de belevingswereld van de ander. De milieuonderzoeker komt tot verdere verdieping door in te gaan op de verschillen in beleving tussen referenten enerzijds en de onderzochte anderzijds. Het gaat er om dat wat gezien en ervaren wordt op verantwoorde wijze in te brengen in het gesprek. 3) Hoe kan het sociale netwerk rond een cliënt betrokken worden om tot een gezamenlijk plan van aanpak te komen? Zoals eerder gezegd heeft de milieuonderzoeker niet de intentie om hulp te verlenen maar is gericht op onderzoek. Personen, die de onderzochte van dichtbij hebben meegemaakt, zoals familieleden en partner, worden in ieder geval als een belangrijke informatiebron beschouwd. Naast deze nabije referenten is het wenselijk referenten te spreken die op grotere afstand van de onderzochte en zijn gezinssysteem staan. Daardoor kan er een betere, genuanceerd beeld ontstaan over het algemeen functioneren van de onderzochte. Bij de één zal de arbeid carrière meer aan bod komen, bij een ander wordt de vriendenkring meer uitgediept. Het zou natuurlijk wel goed zijn om in een zo vroeg mogelijk stadium een goed beeld te hebben van het sociale netwerk, de draagkrachten binnen dit netwerk. 4) Wat zijn succesfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? Dat is vooralsnog moeilijk te zeggen, elke casus is verschillend. Waar je naar op zoek bent is misschien meer iets zoals een sociale netwerk analyse. De sociale netwerk analyse wordt volgens mij veel gebruikt binnen TBS klinieken, daar wordt gekeken naar het terugkeernetwerk.
Pagina d
Het terugkeernetwerk is het huidige netwerk van personen waarmee betrokkene meer dan oppervlakkig contact heeft en de personen waarvan ofwel betrokkene hoopt en/of verwacht dat hij deze personen na onvoorwaardelijk ontslag (weer) in contact komt, ofwel de netwerkleden verwachten dat deze personen weer in contact komen met de patiënt. Zoiets als een sociale netwerk analyse kan natuurlijk ook gebruikt worden om in een eerder stadium te onderzoeken welke steunpilaren er zijn binnen het systeem. Ik geef aan dat er momenteel ook gebruik wordt gemaakt van Eigen Kracht Centrales, waarbij er ingezet wordt om zoveel mogelijk mensen binnen het systeem rond de tafel te krijgen, waar vervolgens (onderling) gekeken wordt wie er een rol kan spelen bij het oplossen of voorkomen van probleemsituaties. Een professional kan ondersteuning bieden bij het organiseren van een Eigen Kracht Centrale, de aanwezigen moeten onderling proberen om tot oplossingen en/of aanbevelingen te komen. Mevr. Tiny zegt dat zij hier wel van gehoord heeft en ook regelmatig gesprekken voert binnen gezinnen/ families waar al veel overleg heeft plaats gevonden tussen de vader, moeder, broers, zusters en verdere familieleden. Zij geeft aan dat het altijd beter is als een systeem zelf de regie houdt en vanuit eigen krachten tot oplossingen komt of in ieder geval preventief werk verricht om te voorkomen dat het uit de hand loopt. Als milieuonderzoeker ben ik echter wel van mening dat bij mensen met multi problematiek er vaak geen regie meer is, en dat de aanwezige familie/ kennissen/ vrienden zijn afgehaakt na veelvuldige en verwoede pogingen om iemand op het ‘rechte pad’ te houden. Ik zie dan ook meer kans van slagen als er een professional de regie gaat voeren, iemand als een casemanager, die het systeem kent maar ook kan ingrijpen als het alsnog mis dreigt te gaan. Het ingrijpen kan dan gezien worden als het betrekken van de Politie, Jeugdzorg, Psychiater of Psycholoog, Huisarts, Verpleging etc. 5) Wat zijn faalfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? Wie het milieuonderzoek of de sociaal netwerk analyse uit zou moeten voeren vind ik lastig te zeggen. Gezien de problematiek en de vaardigheden, kennis en attitude die gevraagd worden van de onderzoeker, zou ik zeggen dat een hulpverlener uit de hoek van maatschappelijk werk het beste tot zijn recht komt. Zo vraagt de vaardigheid gezinssystemen te onderzoeken om kennis van de theorieën over gezinssystemen. De onderzoeker zal zich ervan bewust dienen te zijn dat zijn houding en zijn manier van waarnemen mede wordt bepaald door zijn plaats in zijn eigen vroegere en huidige gezinssysteem. Kennis van psychopathologie (in de kindertijd) is onontbeerlijk en een eis die aan het vakgebied wordt gesteld. De algemeen maatschappelijk werkende heeft een beroepsgeheim, vastgelegd in de code voor maatschappelijk werkenden. De (forensisch) milieuonderzoeker heeft een ambtsgeheim, de verkregen informatie staat wettelijk beschreven ten diensten van het onderzoek Pro Justitia, wat inhoudt dat verkregen informatie niet het kenmerk ‘vertrouwelijk’ heeft. Alle verkregen informatie kan met de onderzochte en onderzoeksteam besproken worden en in het rapport terecht komen. Ik zou dus zeggen dat als het onderzoek ook rechtspositioneel getoetst gaat worden dan moet het wel aan de criteria voldoen, die gesteld zijn binnen het beroepsgeheim of het ambtsgeheim.
Pagina e
Interview 18 maart 2013 Interview Reclassering Leger des Heils- mevr. Anne- Rapporteur Pro Justitia Het gesprek heeft plaatsgevonden op locatie Weesperzijde 70, te Amsterdam. Onderzoeksvragen 1) Wat zijn uw ervaringen met het verkrijgen en analyseren van informatie over het sociale netwerk van cliënten? Als rapporteur van het Leger des Heils neem ik alleen contact op met familie of vrienden/ kennissen als de cliënt daar toestemming voor gegeven heeft. Ook al zijn er telefoonnummers bekend dan nog zal ik zonder toestemming van de cliënt geen contact opnemen. Wij kunnen alleen referenten bevragen over een (actuele) stand van zaken als er het vertrouwen is dat de verkregen informatie ook met goedkeuring in het rapport opgenomen kan worden. 2) Wat zijn uw ervaringen met coördinatie rond de cliënt, zijn sociale netwerk en de hulpverlening? Wij proberen zo goed mogelijk samen te werken met hulpverlening zoals bureau Jeugdzorg en bijvoorbeeld een Penitentiaire Inrichting, het ligt er een beetje aan waar de cliënt is opgenomen. Als een cliënt in een Penitentiaire Inrichting verblijft dan neem ik contact op met de PI om te overleggen of ik langs kan komen om het gesprek met de cliënt aan te gaan. Als de cliënt toestemming heeft gegeven dan zal ik ook medische informatie opvragen en rapportage over het huidige gedrag en toestandsbeeld. Als de cliënt geen toestemming heeft gegeven dan ligt het aan de psychiater of psycholoog in hoeverre zij informatie verstrekken. Ik heb verder ook weleens contacten met Jeugdzorg, Slachtofferhulp, Politie, de buurtregisseur, het Veiligheidshuis en de GGD. 3) Hoe kan het sociale netwerk rond een cliënt betrokken worden om tot een gezamenlijk plan van aanpak te komen? Dat is lastig, ik werk bij Reclassering voor volwassenen en daar heeft de cliënt niet altijd de behoefte om de familie te betrekken bij de problematiek. Wij proberen dat wel, om bijvoorbeeld een vader te betrekken bij het plan van aanpak, maar als de familie aangeeft dat zij geen bemoeienissen willen dan moeten wij dat respecteren. Als ik een cliënt toegewezen krijg die verdacht wordt van huiselijk geweld dan probeer ik contact te leggen met het slachtoffer, hier is echter ook toestemming voor nodig van de dader oftewel mijn cliënt. Het is nu vaker het geval dat dader en slachtoffer gezamenlijk hulpverlening krijgen toegewezen, ik neem alleen contact op om een compleet beeld te vormen voor mijn rapportage. Ik zal wel doorverwijzen naar bijvoorbeeld slachtofferhulp, en zal kijken welke hulpverlening al aanwezig is, ik doe echter niets in de begeleiding. Ik ben rapporteur en praat nu alleen als rapporteur, een toezichthouder zal wellicht meer betrokken raken bij het systeem rond een cliënt, dit laat ik echter over aan een interview met een toezichthouder.
Pagina f
4) Wat zijn succesfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? Een succesfactor kan zijn dat de familie of andere betrokkenen zich zorgen maken over de cliënt en zelf contact opnemen met de hulpverlening. Soms hoor ik dat de familie zelf tot actie over gaat om te voorkomen dat de situatie uit de hand loopt. Verder hebben wij contact met het Veiligheidshuis, hier worden in verschillende overlegvormen cliënten besproken. Er is een veelplegersoverleg, een overleg over cliënten die huiselijk geweld plegen en jeugdzaken. Bij deze overlegvormen zit ook de buurtregisseur van de Politie die vaak een goed beeld hebben van een situatie binnen een gezin of familie. Niet dat zij direct moeten ingrijpen als er iets gebeurd, maar de politie kan wel vaker langs rijden om de boel in de gaten te houden. Er worden weleens Eigenkracht bijeenkomsten georganiseerd om het gezin, de familie en vrienden samen te brengen om te kijken of er ondersteuning nodig is en geboden kan worden. Dit doen wij niet als reclassering maar daar kan wel binnen het Veiligheidshuis over gesproken worden en naar geïnformeerd worden. 5) Wat zijn faalfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? Vooral de informatieverstrekking en de wet op de privacy zie ik als een belemmering, als er een Justitieel kader is dan is er vaak meer mogelijk om tot een plan van aanpak te komen. Om een goed beeld te krijgen van het systeem rond een cliënt is er vaak veel tijd nodig om vertrouwen te winnen van de cliënt maar ook van de familie. Interview Reclassering Leger des Heils- mevr. Marina- Rapporteur Pro Justitia en toezichthouder Reclassering. Het gesprek heeft plaatsgevonden op 18 maart 2013 op locatie Weesperzijde 70 te Amsterdam. 1) Wat zijn uw ervaringen met het verkrijgen en analyseren van informatie over het sociale netwerk van cliënten? Ik heb wel ervaring met het verkrijgen van informatie over de familie van een cliënt, je moet echter wel altijd toestemming hebben. Er moet een toestemmingsverklaring van de cliënt zijn. Als er wel toestemming is en er zijn contacten met instellingen of met familie, en er ontstaat een vertrouwensband dan wordt je wel wat vrijer in het uitwisselen van gegevens. 2) Wat zijn uw ervaringen met coördinatie rond de cliënt, zijn sociale netwerk en de hulpverlening? Als het vertrouwen er is dan probeer ik wel samen te werken met het gezin en de familie. Als ik contact opneem met andere instanties dan ervaar ik dat er niet altijd een systeem in de samenwerking is, dat zou er wel moeten zijn. Als ik denk aan mijn eigen moeder die in een verpleeghuis verblijft dan ga je als familie om tafel zitten om afspraken te maken, er is zelfs een internetsite van het verpleeghuis waarop er een agenda wordt bijgehouden wie wanneer kan komen. Als reclasseringsmedewerker zou ik ook graag zoiets willen opstarten, een internetsite waar cliënten zelf op kunnen kijken, maar waarop ook betrokkenen aan kunnen deelnemen. Ik hoef dan niet elke keer een mail te sturen met een uitnodiging voor de volgende afspraak. 3) Hoe kan het sociale netwerk rond een cliënt betrokken worden om tot een gezamenlijk plan van aanpak te komen? Als gezegd een internetsite zoals bijvoorbeeld ‘help je mee’ zou uitkomst kunnen bieden om tot een gezamenlijke aanpak te komen. Er kunnen dan familie, gezinsleden of hulpverlening een inlogaccount krijgen om mee te denken en te doen.
Pagina g
Er kan ook een rooster opgezet worden met afspraken wie wat en wanneer doet. Ik ben zelf bezig om een Reclassering internetsite op te starten, er is nog geen financiering voor, maar dat zou voor de medewerkers en de cliënten wel een uitkomst bieden. De cliënten kunnen dan participeren. 4) Wat zijn succesfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? In een zo vroeg mogelijk stadium de familie betrekken bij de plannen. Ik neem aan dat jullie in het PPC ook toestemming nodig hebben van de cliënt? Als jullie tijdens een intakegesprek toestemming en contactgegevens krijgen, dan zou ik eerst inzetten op praktische zaken. Als je de familie betrekt bij het regelen van praktische zaken dan voelen zij zich gezien en is er meer kans op samenwerking. Maak het transparant wat je doet, als iets inzichtelijk wordt voor betrokkenen dan wordt het aantrekkelijker om mee te doen. 5) Wat zijn faalfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? Volgens mij zit dat toch altijd in de communicatie, als er niet goed gecommuniceerd wordt dan ontstaat er verwarring of onenigheid. Soms is het ook lastig om binnen een systeem de hulp aan personen op te hangen, als er iemand in het systeem ziek wordt of afhaakt dan dreigt de ondersteuning weg te vallen. Er moet wel iets opgezet worden wat overdraagbaar is. Ik ben zelf ook geen voorstander van platform gesprekken met mensen uit veel verschillende divisies, hier wordt er wel over de cliënt gesproken maar dat is lang niet altijd in het belang van de cliënt. Iedereen wil zijn zegje doen, de verslavingszorg, de politie en iedereen heeft zijn eigen visie, vaak wordt het dan alleen maar onduidelijk wat er nu eigenlijk heel praktisch met de cliënt moet gebeuren. Vaak als je na een maand of zo weer bij elkaar komt voor casuïstiek en de cliënt wordt weer besproken dan blijkt er toch niet zoveel gebeurd te zijn. Het voelt alsof je niet echt verantwoordelijk bent voor de cliënt, er is wel een gedeelde verantwoordelijkheid maar geen eindverantwoordelijkheid. Er moet een systeem zijn waarbinnen de praktische kant geborgd wordt, en als zaken zoals huisvesting, inkomen etc. goed geregeld zijn dan kunnen we verder kijken naar de draaglasten en draagkrachten binnen het systeem. Interview Reclassering Leger des Heils- dhr. Michiel- toezichthouder Reclassering. Het gesprek heeft plaatsgevonden op 18 maart 2013 op locatie Weesperzijde 70 te Amsterdam. 1) Wat zijn uw ervaringen met het verkrijgen en analyseren van informatie over het sociale netwerk van cliënten? Ik ben officieel toezichthouder bij de Reclassering, maar ben nu ingezet als regisseur bij de TOP 600. (De Top 600 zijn de meest actieve veelplegers van delicten in Amsterdam) Bij de TOP 600 aanpak wordt de familie meegenomen in de ‘brushes’ van de veelpleger. Dit betekend dat er met een soort bezem of wasstraat ‘brushes’ door het gezin en familie van herkomst wordt geveegd. Bij de TOP 600 benadering is de wet op de privacy niet echt van toepassing, voor de verdachte is dat een nadeel, voor de hulpverlening is dat een voordeel. Als een verdachte is ingesloten dan bel ik het PIT (Politie Interventie Team) of naar de GGD Vangnet en Advies en dan geef ik opdracht dat het gezin of de familie van herkomst bezocht moet worden. Daar worden vragen gesteld in de trend van, uw zoon wordt verdacht van criminele activiteiten wat voor invloed heeft dit op het gezin? Op broertjes, zusjes of vader en moeder? Hoe gaat het nu met u? Op basis van de verkregen antwoorden gaan we verder, soms krijgen we wel een voet tussen de deur en een andere keer niet.
Pagina h
2) Wat zijn uw ervaringen met coördinatie rond de cliënt, zijn sociale netwerk en de hulpverlening? Wij krijgen veel informatie van de verdachte en van het gezin, zo krijgen wij ook schoolresultaten inzichtelijk en kan er al gesignaleerd worden of er binnen het gezin (veel) contact is met de leerplichtenambtenaar en of er meldingen zijn van huiselijk geweld. In de gesprekken met ouders wordt er gevraagd of er extra ondersteuning nodig is. Zo kan bijvoorbeeld de GGZ ingeschakeld worden als er behoefte is aan psychische ondersteuning, of dat de ouders worden doorverwezen en aangemeld bij de opvoedpoli. Wij hebben tevens een mandaat met de politie dat als ouders aangeven dat hun zoon niet meer welkom is thuis, en dat hij beter elders ondergebracht kan worden, dan zijn er speciale politieteams die de verdachte bij terugkeer in de samenleving zullen begeleiden of in ieder geval voorkomen dat de verdachte zijn moeder of vader onder druk zet om hem te helpen. Er is een intensieve samenwerking met de GGD Amsterdam en is er in ieder geval veel meer zicht op financieringsprocessen. Als er een cliënt wordt aangemeld dan maak ik een plan van aanpak en zal interventies uitzetten, ik koppel de benodigde hulpverleners aan de casus. Ik monitor de procesgang. Als er een goede regisseur is die alles monitort dan is er veel coördinatie. 3) Hoe kan het sociale netwerk rond een cliënt betrokken worden om tot een gezamenlijk plan van aanpak te komen? Er worden nu ook door de Gemeente Amsterdam ouderavonden georganiseerd, zodat ouders worden aangemoedigd om met elkaar in gesprek te gaan als lotgenoten. Ouders worden gestimuleerd om een soort steungroepen op te richten. Er wordt samengewerkt met de William Schrikkergroep om Eigen Krachtconferenties te organiseren, waarbij ook participatie plaatsvindt vanuit de Penitentiaire Inrichting (PI) als de verdachte is ingesloten. De William Schrikkergroep levert een onafhankelijk persoon die het traject begeleidt, dit kan al starten als de persoon nog in de PI verblijft. Meestal vindt de Eigen Krachtconferentie (9 van 10 keer) niet in een PI plaats maar op een andere veilige plek. De hele familie wordt betrokken, dit is alleen zo bij TOP 600 cliënten. 4) Wat zijn succesfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? Vanuit de TOP 600 hebben wij de mogelijkheden om een 1- 2 te maken met de politie, de politie benadert de familie en kan de benodigde informatie achterhalen. De wet op de privacy is voor deze doelgroep omzeild omdat het een speerpunt is van de regering. Burgemeester van der Laan van Amsterdam is de voortrekker van dit project. Er is zelfs financiering vrij gemaakt voor de gevallen waarbij een advocaat een procedure opstart voor zijn cliënt in het kader van onrechtmatig handelen of overtreding van de privacy wetgeving. Doordat alle partijen samenwerken met dezelfde doelstellingen is het mogelijk om vanuit deze doelstellingen de informatie die er is met elkaar te delen. Als er een hulpverlener betrokken is bij het gezin en weet welke problematiek speelt, dan zal deze informatie gedeeld worden. 5) Wat zijn faalfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? Als de familie betrokken wordt dan moet er wel een achterliggende gedachte zijn, veel hulpverleners willen graag de familie betrekken, maar vergeten dat er bij de familieleden veel oud zeer aanwezig is. Door de hulpverleningsbril gezien heb je de neiging om reparaties of herstel binnen de familie te bewerkstelligen, maar soms zitten de problemen zo diep geworteld, dat je je moet afvragen of je wel de boel moet proberen te lijmen. Verder is het opvragen en verstrekken van medische informatie een ander verhaal, de GGD in Amsterdam screenen de cliënten om een duidelijk beeld te krijgen van het aantal cliënten met een verslaving of met psychische problemen. Hier wordt er vaak een diagnose gesteld en wordt er een DSM classificatie aan toegevoegd, omdat ik niet BIG geregistreerd ben kon ik deze medische informatie niet opvragen. Ik krijg deze informatie niet van de GGD, zij beroepen zich op de dokter patiënt regeling, dat is afgeschermd. Het gekke is natuurlijk wel dat als de Rechtbank vraagt om een Pro Justitia rapportage van een psycholoog en/of psychiater, dan krijgen wij de rapportage inzichtelijk, waar precies de diagnose en de DSM classificatie in beschreven staat.
Pagina i
Gespreksverslag van het interview met Maatschappelijk werkers mevr. Louise en dhr. Hans, van de Oostvaarderskliniek te Almere. Het gesprek heeft plaatsgevonden op 22 april 2013, op locatie PPC te Amsterdam. 1) Wat zijn uw ervaringen met het verkrijgen en analyseren van informatie over het sociale netwerk van cliënten? Binnen de kliniek werken wij nu een aantal jaren met het risico management model, het maatschappelijk werk is eigenlijk een constante factor door het hele traject heen, daar waar de verschillende disciplines gedurende de behandeling voortdurend inspringen en het weer loslaten. De maatschappelijk werkers zijn eigenlijk de enige afdeling die vanaf het moment van opname tot aan het moment van uitstroom (resocialiseren) betrokken zijn bij de cliënt. Wij werken patiënt gebonden en volgen de patiënt gedurende het hele traject, je zou kunnen zeggen we werken netwerk gebonden. Wij screenen bij binnenkomst de cliënt en het netwerk, het woord screenen klinkt misschien wat ongelukkig, ik zelf zeg liever dat ik een kennismakingsgesprek hou. Het is vaak aandoenlijk om te zien hoe cliënten en familie reageren als wij langskomen. Wij zijn veelal de eerste die in de procesgang van opname in een kliniek, aan een vader en moeder vragen ’Hoe is het voor u als vader en moeder om dit mee te maken? ‘ Wij horen dan vaak terug dat zij nooit hun verhaal hebben kunnen doen, de Politie wilde het niet horen, de Rechtbank niet en bij het Pieter Baan Centrum waren zij alleen geïnteresseerd in mijn zoon. In de beginfase is het belangrijk om open het gesprek in te gaan, het is vaak ‘eerst het kanaal dan het verhaal’. Je bereikt ontzettend veel goodwill door alleen maar naar de mensen te luisteren. Tussentijds stel ik de vraag hoe men in de Oostvaarderskliniek omgaat met zorgmijders waarbij er moeizaam of niet contact gelegd kan worden met het netwerk. Hierop werd geantwoord dat men bij binnenkomst de ‘getting on board’ fase doorloopt. Als er familie of vrienden zijn die op bezoek willen komen dan zal er informatie verstrekt moet worden, zonder deze informatie is het niet mogelijk om de kliniek binnen te komen. Hier wordt aan verbonden dat er ook contact gelegd wordt met deze mensen om het gesprek aan te gaan over de opname en de behandeling in de kliniek, mat als oogpunt dat er ooit sprake zal zijn van een terugkeer in de maatschappij. Wij kunnen dit doen in het kader van orde en veiligheid, als een patiënt dan zegt dat hij niet wil dat wij contact leggen met het netwerk, dan kan er ook geen bezoek plaatsvinden. De onderliggende gedachte is natuurlijk dat wij willen weten hoe het netwerk zich verhoudt tot een mogelijke terugkeer van de patiënt. Wij horen verschillende verhalen van familieleden over de patiënt in de context dat hij in de kliniek misschien wel behandeld wordt omdat hij ziek is, maar dat familie van mening is dat de patiënt helemaal niet ziek is. Het wordt vaak weerlegt onder de noemer ‘hij drinkt misschien teveel, maar gek is hij niet’. De familie wil helemaal niet horen dat de patiënt psychotisch of schizofreen is. Ook horen wij verhalen dat de familie blij is dat er eindelijk iets gebeurd aan alle ellende, sommige familieleden geven ook gewoon aan dat zij klaar zijn met de patiënt.
Pagina j
2) Wat zijn uw ervaringen met coördinatie rond de cliënt, zijn sociale netwerk en de hulpverlening? Wij werken nu een jaar of drie patiënt gebonden en ik merk dat ik nu patiënten heb die ik vanaf het begin van binnenkomst hulp verleen. Voor die tijd dat wij patiënt gebonden werkten was het dramatisch voor het netwerk, de mensen hadden soms gedurende een opname met 4 of 5 verschillende maatschappelijk werkers te maken. Er was geen goede coördinatie waardoor het netwerk gewoon afhaakten, zij hadden natuurlijk voor een opname in de Oostvaarderskliniek al veel verschillende hulpverleners gezien en gesproken. Patiënt gebonden werken levert zeker een meerwaarde op voor het netwerk, zij weten nu precies bij wie ze moeten zijn om afspraken te maken of waar zij terecht kunnen met hun vragen. Als een patiënt zover is dat hij met verlof mag gaan naar een verlofadres, dan begeleiden wij de patiënt, voorheen werd dit gedaan door medewerkers van de afdeling maar nu doen de maatschappelijk werkers dit. Wij zien nu ook veel meer de interacties tussen de patiënt en het netwerk, er kan op die manier ook meer vertrouwen opgebouwd worden tussen de patiënt, het netwerk maar ook met de begeleidende maatschappelijk werker. Als de patiënt wordt begeleid van de voordeur tot aan de achterdeur dan is er sprake van een groeiproces. 3) Hoe kan het sociale netwerk rond een cliënt betrokken worden om tot een gezamenlijk plan van aanpak te komen? In eerste instantie zullen wij niet aansturen op een plan van aanpak, in de eerste drie maanden van plaatsing in de kliniek is het vooral uitzoeken uit welk milieu iemand komt. Naarmate een cliënt dichter bij uitstroom uit de kliniek komt zullen wij de familie of gezinsleden betrekken bij de terugkeer. Dat lukt niet altijd, ik heb recentelijk nog een cliënt gehad die uitgestroomd is waarbij de vader klip en klaar heeft aangegeven dat hij helemaal klaar was met zijn zoon, hij had jaren lang zijn best gedaan om hem op het rechte pad te houden, maar dat was hem niet gelukt. Hij zei letterlijk ‘nu heeft hij een TBS maatregel en nu is hij van jullie’. Vaak zijn cliënten bang om het netwerk te betrekken bij de hulpverlening, omdat het nog het enigste is wat zij hebben. Zij zijn dan bang dat het gesprek met de hulpverlener de zaken nog erger maken, als het gesprek dan goed verloopt dan zijn zij ontzettend opgelucht en vaak wel bereid om tot een samenwerking te komen. Ik ben altijd op zoek naar “de schoonzuster”; deze houdt van haar man, die wil best wat voor de cliënt doen, omdat het de broer is van haar man, maar geeft tevens aan dat zij niet haar hele leven laat beïnvloeden door de omstandigheden. De schoonzuster stelt ook eisen en heeft een veel objectievere kijk op de mogelijkheden. In therapeutische zin is dit de persoon achter de schuifdeuren en in de toekomst de regie kan nemen. Een voorbeeld is een gezin die ik laatst gesproken heb waarbij de broers en zusters eigenlijk niet de problematiek onder ogen wilde zien en daar heel makkelijk over deden en er vooral geen last van wilden hebben. Vervolgens ben ik gebeld door de schoonzuster. Zij gaf aan dat zij al de hele week wakker had gelegen en niet kon snappen dat de familie zo makkelijk over de problemen kon praten of eigenlijk niet wilden praten. Verder wordt er in de TBS kliniek gebruik gemaakt van het delict scenario proces waarbij de patiënt gedetailleerd over zijn delict moet praten en daar vervolgens doelstellingen aan koppelt. Als een patiënt dan aangeeft dat hij daar niet met zijn familie over wil praten dan zal de therapeut dit afstemmen met het MW, als wij echter van mening zijn dat de familie wel degelijk onderdeel moet zijn van het delict scenario proces, omdat de patiënt weer terugkeert naar bijvoorbeeld een vader en moeder, dan worden de gesprekken met familie een onderdeel van de behandeling, systeemtherapie. 4) Wat zijn succesfactoren om tot een effectieve sociale netwerkanalyse te komen? Voorwaarden tot succes zijn vertrouwen, empathie, psycho educatie - wat vinden wij wat er nu werkelijk aan de hand is, uitleg, hoop op een goede afloop - uiteindelijk gaat elke cliënt toch weer een keer naar buiten terug de maatschappij in. De grootste succesfactor is misschien wel om het netwerk mee te laten denken in de behandeling van de cliënt.
Pagina k
We nodigen altijd het netwerk uit bij behandelplan besprekingen. Ik kan een voorbeeld geven van een cliënt die geen medicatie wilde slikken. Toen ik vervolgens zijn zuster aan de lijn had gaf deze aan dat zij het liefst wilde dat haar broer een injectie met medicatie zou krijgen. De invloed van deze zuster hebben wij vervolgens gebruikt in een behandelplan bespreking. In de ‘getting on board fase’ maken wij een zo’n uitgebreid mogelijke schets van het netwerk en geven dit door aan de afdeling diagnostiek, zij kunnen dan koppelingen maken met de patiënt en zijn gedrag. Op mijn vraag of er gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld een ecogram, wordt door de geïnterviewde geantwoord dat dit soms gebeurt, maar niet standaard. De gezamenlijke mening is dat dit eigenlijk vaker moet gebeuren. Er wordt wel benoemd dat het goed is om een dwarsdoorsnede te maken in de trend van- hoe was het vroeger (voor het delict) – hoe is het nu- en hoe ziet men de toekomst. Wij maken gebruik van formulieren die opgesteld zijn in het kader van een FSNA (forensische sociale netwerk analyse) deze formulieren geven daar een goed beeld van. Wij hebben formulieren die wij gebruiken voor vader/moeder- (ex) partner- broer/zusterkinderen-(ex)werkgever- leraar, deze formulieren worden desgewenst toegestuurd aan betrokkenen met het verzoek om deze ingevuld te retourneren. De verkregen informatie wordt met de patiënt besproken en kan bij uitstroom gebruikt worden om te bevragen of er genoeg draagkracht is bij het netwerk. Er wordt afgesproken dat de formulieren per mail naar mij worden toegestuurd om deze mogelijk toe te passen in het PPC. Vaak als wij onze verslagen doorsturen naar de afdeling diagnostiek dan krijgen wij te horen van, ‘wat hebben jullie veel los gekregen van het netwerk’. Ik stel vervolgens de vraag of zij een analyse maken op persoonsniveau, omgevingsniveau en op maatschappelijk niveau? Dit wordt volgens de geïnterviewde niet perse onder deze kopjes gedaan, maar zij doen eigenlijk vanzelfsprekend een analyse op al deze niveaus. De achtergrond van Maatschappelijk werk brengt dit met zich mee. 5) Wat zijn faalfactoren om tot een sociale netwerkanalyse te komen? Soms loopt een gesprek met de familie niet zo leuk omdat zij informatie krijgen over de cliënt die niet zo leuk is. Zij worden dan geconfronteerd met het delictgedrag. Zo was ik vorige week bij de dochter van een cliënt die zelf aangaf dat zij op jonge leeftijd veel misbruikt is door haar vader. Als ik dan terug kom in de kliniek en dit met de cliënt bespreek dan kun je voorstellen dat er dan even geen welwillendheid is tot een samenwerking, dit heeft invloed op de behandeling. Ik heb contact met een familie uit Rotterdam die weigert in te zien dat hun zoon/broer schizofreen is. Dit netwerk bemoeilijkt ontzettend de behandeling en de therapie van de cliënt. Daar kun je lang of kort over praten, je kan zelfs door intervisie proberen dit los te trekken, maar als dit dan niet lukt dan houdt het ook gewoon op, denk ik. Het ziektebeeld wordt niet erkend en vaak wordt de schuld dan bij het slachtoffer gelegd. Soms zeggen cliënten ook gewoon over het netwerk: daar heb ik niets meer te zoeken. Ik schat in dat zo’n 15 % van onze cliënten ergens anders moeten resocialiseren, in een andere gemeente dan waar zij vandaan komen. Als de cliënt dit dan ook echt wil, dan is het los van de loyaliteit problematiek, vaak ook het beste. Soms moet je mensen weghalen uit een netwerk, wil hij nog enigszins een leven opbouwen. Als maatschappelijk werker kijk ik altijd naar de situatie in de context van ‘wat ontbreekt hier?’ zeg maar het onderbuik gevoel. Ik stel mijzelf dan vragen van klopt dit allemaal wel? Waarom is hier niemand kritisch over hetgeen gebeurd is? Ik vind het een riscofactor als iemand niet uitspreekt dat hij bijvoorbeeld bang is dat het weer fout gaat met de cliënt.
Pagina l
Interview Mevr. Tiny – milieuonderzoeker Pieter Baan Centrum Utrecht 18 februari 2013 (gespreksverslag opgenomen in de bijlage) Labels Fragment 1.1 Personen, die de onderzochte van dichtbij hebben meegemaakt, Sociaal netwerk zoals familieleden en partner, worden in ieder geval als een belangrijke informatiebron beschouwd. Naast deze nabije referenten is het wenselijk referenten te spreken die op grotere afstand van de onderzochte en zijn gezinssysteem staan. Daardoor kan er een betere, genuanceerd beeld ontstaan over het algemeen functioneren van de onderzochte. Bij de één zal de arbeid carrière meer aan bod komen, bij een ander wordt de vriendenkring meer uitgediept. Fragment 1.2 Sociaal netwerk
Regelmatig gesprekken voert binnen gezinnen/ families waar al veel overleg heeft plaats gevonden tussen de vader, moeder, broers, zusters en verdere familieleden. Het is altijd beter als een systeem zelf de regie houdt en vanuit eigen krachten tot oplossingen komt of in ieder geval preventief werk verricht om te voorkomen dat het uit de hand loopt.
Fragment 1.3 Analyse
Zo vraagt de vaardigheid gezinssystemen te onderzoeken om kennis van de theorieën over gezinssystemen. De onderzoeker zal zich ervan bewust dienen te zijn dat zijn houding en zijn manier van waarnemen mede wordt bepaald door zijn plaats in zijn eigen vroegere en huidige gezinssysteem. Kennis van psychopathologie (in de kindertijd) is onontbeerlijk en een eis die aan het vakgebied wordt gesteld.
Fragment 1.4 Effectiviteit
Zoiets als een sociale netwerk analyse kan natuurlijk ook gebruikt worden om in een eerder stadium te onderzoeken welke steunpilaren er zijn binnen het systeem. Het zou natuurlijk wel goed zijn om in een zo vroeg mogelijk stadium een goed beeld te hebben van het sociale netwerk, de draagkrachten binnen dit netwerk.
Fragment 1.5 Continuïteit van zorg
Als milieuonderzoeker ben ik echter wel van mening dat bij mensen met multi problematiek er vaak geen regie meer is, en dat de aanwezige familie/ kennissen/ vrienden zijn afgehaakt na veelvuldige en verwoede pogingen om iemand op het ‘rechte pad’ te houden. Ik zie ook meer kans van slagen als er een professional de regie gaat voeren, iemand als een casemanager, die het systeem kent maar ook kan ingrijpen als het alsnog mis dreigt te gaan.
Fragment 1.6 Samenwerking/ Ketenpartners
Het ingrijpen kan dan gezien worden als het betrekken van de Politie, Jeugdzorg, Psychiater of Psycholoog, Huisarts, Verpleging etc.
Fragment 1.7 Privacy wetgeving
De (forensisch) milieuonderzoeker heeft een ambtsgeheim, de verkregen informatie staat wettelijk beschreven ten diensten van het onderzoek Pro Justitia, wat inhoudt dat verkregen informatie niet het kenmerk ‘vertrouwelijk’ heeft. Alle verkregen informatie kan met de onderzochte en onderzoeksteam besproken worden en in het rapport terecht komen. Ik zou dus zeggen dat als het onderzoek ook rechtspositioneel getoetst gaat worden dan moet het wel aan de criteria voldoen, die gesteld zijn binnen het beroepsgeheim of het ambtsgeheim.
Pagina m
Interview mevr. Anne- rapporteur bij de Reclassering van het Leger des Heils 18 maart 2013 (gespreksverslag opgenomen in de bijlage) Labels Fragment 1.1 Dat is lastig, ik werk bij Reclassering voor volwassenen en daar Sociaal netwerk heeft de cliënt niet altijd de behoefte om de familie te betrekken bij de problematiek. Wij proberen dat wel, om bijvoorbeeld een vader te betrekken bij het plan van aanpak, maar als de familie aangeeft dat zij geen bemoeienissen willen dan moeten wij dat respecteren. Fragment 1.2 Sociaal netwerk
Een succesfactor kan zijn dat de familie of andere betrokkenen zich zorgen maken over de cliënt en zelf contact opnemen met de hulpverlening. Soms hoor ik dat de familie zelf tot actie over gaat om te voorkomen dat de situatie uit de hand loopt.
Fragment 1.3 Analyse
Wij kunnen alleen referenten bevragen over een (actuele) stand van zaken als er het vertrouwen is dat de verkregen informatie ook met goedkeuring in het rapport opgenomen kan worden.
Fragment 1.4 Analyse
Als de cliënt toestemming heeft gegeven dan zal ik ook medische informatie opvragen en rapportage over het huidige gedrag en toestandsbeeld. Als de cliënt geen toestemming heeft gegeven dan ligt het aan de psychiater of psycholoog in hoeverre zij informatie verstrekken.
Fragment 1.5 Effectiviteit
Verder hebben wij contact met het Veiligheidshuis, hier worden in verschillende overlegvormen cliënten besproken. Er is een veelplegersoverleg, een overleg over cliënten die huiselijk geweld plegen en jeugdzaken. Bij deze overlegvormen zit ook de buurtregisseur van de Politie die vaak een goed beeld hebben van een situatie binnen een gezin of familie.
Fragment 1.6 Continuïteit van zorg
Er worden weleens Eigenkracht bijeenkomsten georganiseerd om het gezin, de familie en vrienden samen te brengen om te kijken of er ondersteuning nodig is en geboden kan worden. Dit doen wij niet als reclassering maar daar kan wel binnen het Veiligheidshuis over gesproken worden en naar geïnformeerd worden.
Fragment 1.7 Samenwerking/ Ketenpartners
Verder hebben wij contact met het Veiligheidshuis, hier worden in verschillende overlegvormen cliënten besproken. Er is een veelplegersoverleg, een overleg over cliënten die huiselijk geweld plegen en jeugdzaken.
Fragment 1.8 Samenwerking/ Ketenpartners
Ik zal wel doorverwijzen naar bijvoorbeeld slachtofferhulp, en zal kijken welke hulpverlening al aanwezig is, ik doe echter niets in de begeleiding.
Fragment 1.9 Privacy wetgeving
Vooral de informatieverstrekking en de wet op de privacy zie ik als een belemmering, als er een Justitieel kader is dan is er vaak meer mogelijk om tot een plan van aanpak te komen.
Pagina n
Interview mevr. Marina- rapporteur/ toezichthouder Reclassering Leger des Heils 18 maart 2013. (gespreksverslag opgenomen in de bijlage) Labels Fragment 1.1 Ik heb wel ervaring met het verkrijgen van informatie over de Sociaal netwerk familie van een cliënt, je moet echter wel altijd toestemming hebben. Er moet een toestemmingsverklaring van de cliënt zijn. Als er wel toestemming is en er zijn contacten met instellingen of met familie, en er ontstaat een vertrouwensband dan wordt je wel wat vrijer in het uitwisselen van gegevens. Fragment 1.2 Sociaal netwerk
Als het vertrouwen er is dan probeer ik wel samen te werken met het gezin en de familie.
Fragment 1.3 Analyse
Als jullie tijdens een intakegesprek toestemming en contactgegevens krijgen, dan zou ik eerst inzetten op praktische zaken. Als je de familie betrekt bij het regelen van praktische zaken dan voelen zij zich gezien en is er meer kans op samenwerking.
Fragment 1.4 Analyse
Er moet een systeem zijn waarbinnen de praktische kant geborgd wordt, en als zaken zoals huisvesting, inkomen etc. goed geregeld zijn dan kunnen we verder kijken naar de draaglasten en draagkrachten binnen het systeem.
Fragment 1.5 Effectiviteit
Vaak als je na een maand of zo weer bij elkaar komt voor casuïstiek en de cliënt wordt weer besproken dan blijkt er toch niet zoveel gebeurd te zijn. Het voelt alsof je niet echt verantwoordelijk bent voor de cliënt, er is wel een gedeelde verantwoordelijkheid maar geen eindverantwoordelijkheid.
Fragment 1.6 Continuïteit van zorg
Soms is het ook lastig om binnen een systeem de hulp aan personen op te hangen, als er iemand in het systeem ziek wordt of afhaakt dan dreigt de ondersteuning weg te vallen. Er moet wel iets opgezet worden wat overdraagbaar is.
Fragment 1.7 Samenwerking/ Ketenpartners
Ik ben zelf ook geen voorstander van platform gesprekken met mensen uit veel verschillende divisies, hier wordt er wel over de cliënt gesproken maar dat is lang niet altijd in het belang van de cliënt.
Fragment 1.8 Samenwerking/ Ketenpartners
er is wel een gedeelde verantwoordelijkheid maar geen eindverantwoordelijkheid.
Fragment 1.9 Privacy wetgeving
Ik heb wel ervaring met het verkrijgen van informatie over de familie van een cliënt, je moet echter wel altijd toestemming hebben. Er moet een toestemmingsverklaring van de cliënt zijn.
Pagina o
Interview dhr. Michiel toezichthouder Reclassering Leger des Heils 18 maart 2013 (gespreksverslag opgenomen in de bijlage) Labels Fragment 1.1 Bij de TOP 600 aanpak wordt de familie meegenomen in de Sociaal netwerk ‘brushes’ van de veelpleger. Dit betekent dat er met een soort bezem of wasstraat ‘brushes’ door het gezin en familie van herkomst wordt geveegd. Fragment 1.2 Sociaal netwerk
Wij krijgen veel informatie van de verdachte en van het gezin, zo krijgen wij ook schoolresultaten inzichtelijk en kan er al gesignaleerd worden of er binnen het gezin (veel) contact is met de leerplichtenambtenaar en of er meldingen zijn van huiselijk geweld. In de gesprekken met ouders wordt er gevraagd of er extra ondersteuning nodig is.
Fragment 1.3 Analyse
Daar worden vragen gesteld in de trend van, uw zoon wordt verdacht van criminele activiteiten wat voor invloed heeft dit op het gezin? Op broertjes, zusjes of vader en moeder? Hoe gaat het nu met u? Op basis van de verkregen antwoorden gaan we verder, soms krijgen we wel een voet tussen de deur en een andere keer niet.
Fragment 1.4 Analyse
Door de hulpverleningsbril gezien heb je de neiging om reparaties of herstel binnen de familie te bewerkstelligen, maar soms zitten de problemen zo diep geworteld, dat je je moet afvragen of je wel de boel moet proberen te lijmen.
Fragment 1.5 Effectiviteit
In de gesprekken met ouders wordt er gevraagd of er extra ondersteuning nodig is. Zo kan bijvoorbeeld de GGZ ingeschakeld worden als er behoefte is aan psychische ondersteuning, of dat de ouders worden doorverwezen en aangemeld bij de opvoedpoli.
Fragment 1.6 Continuïteit van zorg
Er worden nu ook door de Gemeente Amsterdam ouderavonden georganiseerd, zodat ouders worden aangemoedigd om met elkaar in gesprek te gaan als lotgenoten. Ouders worden gestimuleerd om een soort steungroepen op te richten.
Fragment 1.7 Samenwerking/ Ketenpartners
Er wordt samengewerkt met de William Schrikkergroep om Eigen Krachtconferenties te organiseren, waarbij ook participatie plaatsvindt vanuit de Penitentiaire Inrichting (PI) als de verdachte is ingesloten.
Fragment 1.8 Samenwerking/ Ketenpartners
Vanuit de TOP 600 hebben wij de mogelijkheden om een 1- 2 te maken met de politie, de politie benadert de familie en kan de benodigde informatie achterhalen.
Fragment 1.9 Privacy wetgeving
Bij de TOP 600 benadering is de wet op de privacy niet echt van toepassing, voor de verdachte is dat een nadeel, voor de hulpverlening is dat een voordeel.
Fragment 1.10 Privacy wetgeving
De wet op de privacy is voor deze doelgroep omzeild omdat het een speerpunt is van de regering. Burgemeester van der Laan van Amsterdam is de voortrekker van dit project.
Fragment 1.11 Privacy wetgeving
Hier wordt er vaak een diagnose gesteld en wordt er een DSM classificatie aan toegevoegd, omdat ik niet BIG geregistreerd ben kon ik deze medische informatie niet opvragen.
Pagina p
Interview mevr. Louise en dhr. Hans maatschappelijk werkers van de Oostvaarderskliniek te Almere op 22 april 2013, locatie PPC. (gespreksverslag opgenomen in de Bijlage) Labels Fragment 1.1 Wij screenen bij binnenkomst de cliënt en het netwerk. Sociaal netwerk Wij horen dan vaak terug dat zij nooit hun verhaal hebben kunnen doen, de Politie wilde het niet horen, de Rechtbank niet en bij het Pieter Baan Centrum waren zij alleen geïnteresseerd in mijn zoon. In de beginfase is het belangrijk om open het gesprek in te gaan, het is vaak ‘eerst het kanaal dan het verhaal’. Je bereikt ontzettend veel goodwill door alleen maar naar de mensen te luisteren. Fragment 1.2 Sociaal netwerk
Je bereikt ontzettend veel goodwill door alleen maar naar de mensen te luisteren.
Fragment 1.3 Sociaal netwerk
Hier wordt aan verbonden dat er ook contact gelegd wordt met deze mensen om het gesprek aan te gaan over de opname en de behandeling in de kliniek, met als oogpunt dat er ooit sprake zal zijn van een terugkeer in de maatschappij.
Fragment 1.4 Sociaal netwerk
Vaak zijn cliënten bang om het netwerk te betrekken bij de hulpverlening, omdat het nog het enige is wat zij hebben. Zij zijn dan bang dat het gesprek met de hulpverlener de zaken nog erger maken, als het gesprek dan goed verloopt dan zijn zij ontzettend opgelucht en vaak wel bereid om tot een samenwerking te komen.
Fragment 1.5 Sociaal netwerk
Wij zien nu ook veel meer de interacties tussen de patiënt en het netwerk, er kan op die manier ook meer vertrouwen opgebouwd worden tussen de patiënt, het netwerk maar ook met de begeleidende maatschappelijk werker.
Fragment 1.6 Sociaal netwerk
Ik ben altijd op zoek naar “de schoonzuster”. Deze houdt van haar man, die wil best wat voor de cliënt doen, omdat het de broer is van haar man, maar geeft tevens aan dat zij niet haar hele leven laat beïnvloeden door de omstandigheden. De schoonzuster stelt ook eisen en heeft een veel objectievere kijk op de mogelijkheden. In therapeutische zin is dit de persoon achter de schuifdeuren en in de toekomst de regie kan nemen.
Fragment 1.7 Analyse
Ik stel vervolgens de vraag of zij een analyse maken op persoonsniveau, omgevingsniveau en op maatschappelijk niveau? Dit wordt volgens de geïnterviewde niet perse onder deze kopjes gedaan, maar zij doen eigenlijk vanzelfsprekend een analyse op al deze niveaus. De achtergrond van Maatschappelijk werk brengt dit met zich mee.
Fragment 1.8 Analyse
In de ‘getting on board fase’ maken wij een zo’n uitgebreid mogelijke schets van het netwerk en geven dit door aan de afdeling diagnostiek, zij kunnen dan koppelingen maken met de patiënt en zijn gedrag.
Fragment 1.9 Analyse
Er wordt wel benoemd dat het goed is om een dwarsdoorsnede te maken in de trend van- hoe was het vroeger (voor het delict) – hoe is het nu- en hoe ziet men de toekomst. Wij maken gebruik van formulieren die opgesteld zijn in het kader van een FSNA (forensische sociale netwerk analyse) deze formulieren geven daar een goed beeld van.
Pagina q
Fragment 1.10 Effectiviteit
De verkregen informatie wordt met de patiënt besproken en kan bij uitstroom gebruikt worden om te bevragen of er genoeg draagkracht is bij het netwerk.
Fragment 1.11 Effectiviteit
Voor die tijd dat wij patiënt gebonden werkten was het dramatisch voor het netwerk, de mensen hadden soms gedurende een opname met 4 of 5 verschillende maatschappelijk werkers te maken. Er was geen goede coördinatie waardoor het netwerk gewoon afhaakten.
Fragment 1.12 Effectiviteit
Voorwaarden tot succes zijn vertrouwen, empathie, psycho educatie - wat vinden wij wat er nu werkelijk aan de hand is, uitleg, hoop op een goede afloop - uiteindelijk gaat elke cliënt toch weer een keer naar buiten terug de maatschappij in. De grootste succesfactor is misschien wel om het netwerk mee te laten denken in de behandeling van de cliënt.
Fragment 1.12 Continuïteit van zorg
omdat de patiënt weer terugkeert naar bijvoorbeeld een vader en moeder, dan worden de gesprekken met familie een onderdeel van de behandeling. Systeemtherapie.
Fragment 1.13 Continuïteit van zorg
We nodigen altijd het netwerk uit bij behandelplan besprekingen.
Fragment 1.14 Samenwerking/ Ketenpartners
Als een patiënt dan aangeeft dat hij daar niet met zijn familie over wil praten dan zal de therapeut dit afstemmen met het MW.
Fragment 1.15 Samenwerking/ Ketenpartners
het maatschappelijk werk is eigenlijk een constante factor door het hele traject heen, daar waar de verschillende disciplines gedurende de behandeling voortdurend inspringen en het weer loslaten.
Fragment 1.16 Privacy wetgeving
Als er familie of vrienden zijn die op bezoek willen komen dan zal er informatie verstrekt moet worden, zonder deze informatie is het niet mogelijk om de kliniek binnen te komen.
Fragment 1.17 Privacy wetgeving
Wij kunnen dit doen in het kader van orde en veiligheid, als een patiënt dan zegt dat hij niet wil dat wij contact leggen met het netwerk, dan kan er ook geen bezoek plaatsvinden.
Pagina r