Scriptie Elsa van Swieten
Voorkant is los aangeleverd, deze pagina hoeft niet geprint.
1
Scriptie Elsa van Swieten
3
Voorwoord Dit onderzoek is zelfstandig uitgevoerd voor de Hogeschool van Amsterdam, opleiding Media, Informatie en Communicatie onder begeleiding van sparringpartner Jan Karreman van Stichting Voorkom!. Hiermee sluit ik mijn studie, met de afstudeerrichting Nieuws en Media, af aan het Instituut Digitale Media en Creatieve Industrie. In dit onderzoek geef ik antwoord op de vraag welke content het beste gebruikt kan worden bij harddrugspreventie via social media. De focus ligt op jongeren tussen de 15 en 24 jaar, hoger opgeleid en woonachtig in de Randstad. De keuze voor dit onderwerp komt voort uit de onwetendheid die ik om mij heen zag. Veel van mijn vrienden uit de Randstad zijn niet op de hoogte van de gevolgen en gevaren van het gebruik van drugs, maar gebruiken regelmatig. Toen ik van velen hoorde dat zij geen tot weinig voorlichting hadden gehad in hun leven, kwam ik op het idee om beter te gaan kijken naar de online mogelijkheden, omdat jongeren hier dagelijks te vinden te zijn. “De opkomst van het internet biedt nieuwe mogelijkheden voor innovatieve wegen voor behandeling, preventie en schade beperkende maatregelen.” (Europees Drugs Rapport, 2013) Ik wil graag al mijn mede groepsgenoten bedanken die mij hebben geholpen bij dit proces. In het bijzonder wil ik Marloes Geboers, Hendrik Jan Diekerhof, Garjan Sterk en Jan Karreman bedanken voor het meedenken, de feedback en de kijk vanuit het werkveld. Het is voor mij een erg leerzame periode geweest. Elsa van Swieten
Scriptie Elsa van Swieten
5
Managementsamenvatting Beginnende studenten zijn kwetsbaar doordat zij doorgaans uit huis gaan en hierdoor in een nieuwe omgeving terecht komen. Hoger opgeleide studenten krijgen na het begin van de middelbare school geen voorlichting meer omdat zij niet gezien worden als kwetsbare jongeren. Toch is het belangrijk om deze jongeren goed voor te lichten zodat zij zich bewuster zijn van de keuzes die zij maken. De makkelijkste en goedkoopste manier hiervoor is via de media die zij bijna allemaal dagelijks gebruiken. Op het moment blijkt dat er bij instellingen over online drugspreventie nog veel onwetendheid is over de wijze waarop social media ingezet zouden kunnen worden. Jongeren tot 24 jaar zijn gevoeliger voor drugs en komen daardoor makkelijker in aanraking met de verslavingszorg dan oudere mensen. In de huidige situatie loopt de zorg achter de feiten aan en is de focus gericht op mensen die zich moeten laten behandelen en niet op potentiële drugsgebruikers. Drugsgebruik komt het meest voor in de stedelijke gebieden van Nederland. Dit onderzoek geeft inzicht in welke content het beste gebruikt kan worden voor harddrugspreventie via social media voor hoger opgeleide jongeren in de Randstad tussen de 15 en 24 jaar. Er is een analyse gemaakt van de huidige situatie, gebaseerd op drie hoofdaspecten, namelijk content, het media- en drugsgebruik van de doelgroep en de gedachtegang van de medewerkers achter de socialmedia-kanalen bij drugspreventie. Het onderzoek gaat hier op in door middel van deskresearch en fieldresearch. Bij fieldresearch zijn de antwoorden gebaseerd op enquêtes en interviews, bij deskresearch op geschreven bronnen. Content Afbeeldingen versterken tekst het meest als zij relevant zijn en iets toevoegen aan de boodschap. Met een video kan er efficiënt, met relatief weinig ruimte, veel verteld worden. Ook het stellen en beantwoorden van vragen is belangrijk, net als persoonlijk zijn en persoonlijkheid tonen. Andere belangrijke punten die naar voren komen in dit onderzoek zijn vaste rubrieken en thema’s inzetten, inspireren, tips en tricks delen, communityleden en ambassadeurs inzetten en curatie, oftewel content van anderen gebruiken. Jongeren willen het liefste informatie over lichamelijke en psychische effecten als ook gevaren en effecten op lange termijn, zo blijkt uit dit onderzoek. De doelgroep spreekt harddrugspreventie via een social media campagne het meeste aan. Bijna gelijk hiermee staat voorlichting door middel van een gesprek/presentatie, de huidige manier van drugsvoorlichting.
Scriptie Elsa van Swieten
6
Media- en drugsgebruik doelgroep Uit dit onderzoek blijkt dat 65 procent van de doelgroep wel eens harddrugs heeft gebruikt. Dit onderzoek bevestigt eerdere resultaten uit ander onderzoek dat ecstasy veruit de populairste drug is, driekwart van de doelgroep heeft dit ooit gebruikt. Het ecstasygebruik van de algemene bevolking ligt boven het Europese gemiddelde. Naast ecstasy zijn MDMA, cocaïne, speed en GHB de meest gebruikte harddrugs. De hoofdreden voor het gebruik van harddrugs door jongeren is recreatie en plezier. Een tweede maar duidelijk minder genoemde reden, is om zich beter te voelen. Social media worden erg veel gebruikt door de doelgroep. Dit onderzoek bevestigt eerdere resultaten uit ander onderzoek dat nagenoeg alle jongeren social media gebruiken. Facebook is het populairste medium en hier bevindt de doelgroep zich het grootste deel van de tijd die zij besteden aan social media. De voornaamste reden dat jongeren social media gebruiken is plezier, gevolgd door het onderhouden van contacten, het vergaren van informatie, sociale interactie en het creëren van een persoonlijke identiteit. De belangrijkste redenen om dingen te delen, retweeten of posten is, zo blijkt uit dit onderzoek, dat jongeren anderen bewust willen maken van de post, het gewoon leuk vinden en/of omdat ze aan anderen willen laten zien dat zij de post leuk vinden. Huidige gedachtegang over social media In dit onderzoek komt naar voren dat de kennis over social media bij drugspreventieinstellingen gering is. Toch zijn in dit onderzoek een groot aantal, soms uiteenlopende, punten op een rijtje gezet die van belang zijn voor goede content. Dit is op basis van artikelen en op basis van uitspraken van medewerkers die de social media voor hun instelling verzorgen. Als laatste geeft dit onderzoek ook inzicht in de mogelijkheden om social media op andere manieren te gebruiken voor harddrugspreventie. Conclusie onderzoek Goede content bij harddrugspreventie via social media bestaat uit één (of meer) van de volgende aspecten: • • • • • • •
Humor: mits het wordt begrepen door de gebruiker; Aandachttrekkers: rijm, alliteratie, woordspelingen, teasers; Actualiteit: inhaken; Feiten: evidentie; Persoonlijk: eigen verhalen, tonen identiteit; Beeldend: afbeeldingen en/of video; Relevantie: veelgestelde vragen, inspelen op behoeftes doelgroep;
Uiteraard geldt: hoe meer van deze aspecten terug te zien zijn, hoe beter.
Scriptie Elsa van Swieten
7
Executive summary Novice students are vulnerable because they leave home and have to settle into new surroundings. High level students do not receive any education about drugs after they have started secondary school because they are not considered vulnerable. Nonetheless, it is still important to educate these youngsters to be more aware about the choices they make. The easiest and cheapest way to do this is via media that is used by them daily. At the moment there is much ignorance on how to deploy social media for online drug prevention. Research shows drug use is highest in the big cities of the Netherlands. Youngsters, till the age of 24, are more sensitive to drugs and thus are more likely to come into contact with addiction care than older people. The use of drugs is highest in the urban areas of the Netherlands. Current care is not up to date regarding social media and the focus is on people who have to go to treatment and not on potential drugs users. This research gives insight into which content is best used for drug prevention via social media for the highly educated youth in the Randstad between 15 and 24 years. An analysis has been made of the current situation, based on three main aspects. Namely content, media and drugs use by the target group, and the thought process of the employees behind social media channels dealing with drug prevention. The research is providing an answer by means of desk research and field research. Field research provides answers based on surveys and interviews, desk research by way of written sources. Content Pictures enhance text, but only when they are relevant and add something to the message. With video, it is possible to efficiently show a lot in relatively little space. Also asking and answering questions is important, as well as being personal and showing personality. Other important issues that are highlighted in this research are input of regular sections and themes, inspiration, sharing tips and tricks, using your community and ambassadors, and curation, which means using the content of others. Regarding information, this research shows that young people would like to receive information as to the physical and psychological effects as well as to the long term dangers and effects. Drug prevention via a social media campaign is preferred best by the target group along side with receiving information via a conversation/presentation, followed by information via Internet, a warning campaign and somebody telling you not to use drugs. Media and drug use target group This research shows that 65 per cent of the target group has, one time or another, used hard drugs. This research confirms previous results from other research that ecstasy is by far the most popular drug, three-quarter of the target group has used this at one time or
Scriptie Elsa van Swieten
8
another. The use of ecstasy among the general population is higher than the European average. Besides ecstasy, the use of MDMA, cocaine, speed and GHB are most popular. The main reason for the use of hard drugs among youth is recreation and pleasure. A second, but less mentioned, reason is to feel better. Social media is used a lot by the target group. This research confirms previous results from other research that shows that well nigh all young people use social media. Facebook is the most popular media and that is where most people of the target group meet most of the time. The most important reason for youth to use social media is fun, followed by maintaining contacts, gathering information, social interaction, and creating a personal identity. The most important reason for sharing information, retweeting or posting is, according to this research, that youth want to make others aware of the post, just like it or because they want to show others that they like it. Current thoughts about social media This research shows that the knowledge possessed by drug prevention institutes about social media is slight. Nonetheless, a large and sometimes diverse number of items have been listed that are of importance for good content, based on statements made by employees who are responsible for social media for their institute. Last, this research gives insight in the possibilities of using social media for drug prevention in different ways. Conclusion research Research shows that good content regarding hard drug prevention via social media consists of one (or more) of the following aspects: • • • • • • •
Humour: provided that it is understood by the user; Attention grabbers: rhyme, alliteration, puns, teasers; Current affairs: hooking; Facts: obviousness; Personal: own stories, showing identity; Picturesque: pictures and/or video; Relevance: often asked questions, anticipation to the needs of the target group;
Naturally, the more of the above aspects used, the better.
Scriptie Elsa van Swieten
9
Inhoud MANAGEMENTSAMENVATTING*........................................................................*5! EXECUTIVE*SUMMARY*.......................................................................................*7! 1! INLEIDING*...................................................................................................*13! 1.1! PROBLEEMSITUATIE*......................................................................................*13! 1.2! PROBLEEMSTELLING*.....................................................................................*17! 1.3! DOELSTELLING*............................................................................................*17! 1.4! OPBOUW*RAPPORT*......................................................................................*17! 1.5! DEELVRAGEN*..............................................................................................*18! 2! METHODEN*EN*TECHNIEKEN*.......................................................................*21! 2.1! ONDERZOEKSONDERWERP*.............................................................................*21! 2.2! DESKRESEARCH*...........................................................................................*21! 2.3! FIELDRESEARCH*...........................................................................................*21! 2.3.1! ENQUÊTES!.....................................................................................................!21! 2.3.2! INTERVIEWS!...................................................................................................!22! 2.4! ANALYSEMETHODE*......................................................................................*23! 3! DRUGSPREVENTIE*......................................................................................*25! 3.1! KOMST*SOCIAL*MEDIA*...................................................................................*25! 3.2! DRUGSPREVENTIEBINSTELLINGEN*RANDSTAD*.....................................................*25! 3.2.1! DRUGSPREVENTIE4INSTELLINGEN!REST!VAN!NEDERLAND!........................................!26! 3.2.2! GEBRUIK!SOCIAL!MEDIA!...................................................................................!26! 3.2.3! HUIDIGE!SITUATIE!SOCIAL!MEDIA!INSTELLINGEN!...................................................!26! 3.3! DRUGSPREVENTIE*EN*CONTENT*ONLINE*.............................................................*27! 3.3.1! DOELGROEP!JONGEREN!...................................................................................!28! 3.4! BUITENLAND*...............................................................................................*29! 3.4.1! BEST!PRACTICES!EUROPA!.................................................................................!29! 3.4.2! BEST!PRACTICES!BUITEN!EUROPA!.......................................................................!30! 4! DRUGSGEBRUIK*DOELGROEP*......................................................................*31!
Scriptie Elsa van Swieten
10
4.1! DESKRESEARCH*...........................................................................................*31! 4.2! FIELDRESEARCH*...........................................................................................*33! 4.2.1! FREQUENTIE!DRUGSGEBRUIK!............................................................................!33! 4.2.2! REDEN!DRUGSGEBRUIK!....................................................................................!34! 4.2.3! DRUGSPREVENTIE!...........................................................................................!34! 4.2.4! ANDERE!CAMPAGNES!......................................................................................!36! 4.3! CONCLUSIE*.................................................................................................*36! 5! MEDIAGEDRAG*DOELGROEP*.......................................................................*39! 5.1! DESKRESEARCH*...........................................................................................*39! 5.1.1! TIJDSBESTEDING!.............................................................................................!40! 5.1.2! MEDIUM!.......................................................................................................!41! 5.2! FIELDRESEARCH*...........................................................................................*42! 5.2.1! SOCIAL!MEDIA!................................................................................................!42! 5.2.2! REDEN!GEBRUIK!SOCIAL!MEDIA!.........................................................................!43! 5.2.3! ACTIVITEITEN!SOCIAL!MEDIA!.............................................................................!44! 5.2.4! INFORMATIEBEHOEFTE!....................................................................................!44! 5.2.5! OPSLAAN!VAN!INFORMATIE!..............................................................................!44! 5.3! CONCLUSIE*.................................................................................................*45! 6! RESULTATEN*INTERVIEWS*..........................................................................*47! 6.1! EIGEN*KENNIS*.............................................................................................*47! 6.2! STRATEGIE*.................................................................................................*48! 6.3! AANSPREKEN*DOELGROEP*..............................................................................*48! 6.4! INVULLING*BERICHTGEVING*............................................................................*49! 6.5! TOEKOMST*.................................................................................................*49! 6.6! ANALYSE*COMMUNICATIEADVISEUR*ROGER*BLOEM*............................................*50! 6.7! ANALYSE*CHRISTIAN*BURGERS*GEZONDHEIDSVOORLICHTING*.................................*51! 6.8! CONCLUSIE*.................................................................................................*52! 7! CONCLUSIE*.................................................................................................*53! 8! EVALUATIE*.................................................................................................*55!
Scriptie Elsa van Swieten
11
8.1! KWALITEIT*ONDERZOEK*.................................................................................*55! 8.1.1! BETROUWBAARHEID!.......................................................................................!55! 8.1.2! VALIDITEIT!.....................................................................................................!56! 8.1.3! ANALYSEMETHODE!.........................................................................................!57! 8.2! BRUIKBAARHEID*..........................................................................................*57! 8.2.1! INSTELLINGEN!................................................................................................!57! 8.2.2! VERVOLGONDERZOEK!......................................................................................!57! 8.3! REFLECTIE*DESKB*EN*FIELDRESEARCH*.................................................................*58! 8.3.1! DESKRESEARCH!..............................................................................................!58! 8.3.2! FIELDRESEARCH!..............................................................................................!58! 8.4! ALGEMEEN*.................................................................................................*58! 8.4.1! ONDERWERP!FASE!..........................................................................................!58! 8.4.2! VOORSTEL!EN!PLAN!VAN!AANPAK!......................................................................!58! 8.4.3! RESULTAAT!....................................................................................................!59! 8.4.4! PERSOONLIJK!PROCES!......................................................................................!59! BEROEPSPRODUCT*............................................................................................*61! LITERATUURLIJST*..............................................................................................*67! LITERATUURLIJST*SOCIALMEDIABANALYSE*...................................................................*74! FACEBOOK!.................................................................................................................!75! LINKEDIN!...................................................................................................................!76! TWITTER!....................................................................................................................!77! YOUTUBE!..................................................................................................................!77! BIJLAGE*.............................................................................................................*79! I*PVA*.................................................................................................................*79! II*BEWIJS*GOEDKEURING*PVA*..................................................................................*93! III*TRANSCRIPT*ROGER*BLOEM*(COMMUNICATIEADVISEUR)*...........................................*93! IV*TRANSCRIPT*ARJEN*DERKSEN*(STICHTING*VOORKOM!)*...........................................*100! V*TRANSCRIPT*KELLY*ROELOFS*(SOLUTIONS*BE*AWARE)*..............................................*104! VI*ANALYSE*HUIDIGE*SITUATIE*SOCIAL*MEDIA*............................................................*112! DRUGSENUITGAAN.NL!...............................................................................................!113!
Scriptie Elsa van Swieten
12
JELLINEK!..................................................................................................................!114! UNITY!.....................................................................................................................!115! YOUZ!......................................................................................................................!116! STICHTING!VOORKOM!!..............................................................................................!116! BRIJDER!JEUGD!.........................................................................................................!117! EMERGIS!.................................................................................................................!118! VERSLAVINGSZORG!NOORD!NEDERLAND!.......................................................................!118! SOLUTIONS!BE!AWARE!...............................................................................................!119! IRISZ!.......................................................................................................................!120!
Scriptie Elsa van Swieten
1
13
Inleiding
Dit onderzoek is gedaan voor de Hogeschool van Amsterdam, opleiding Media, Informatie en Communicatie. Het is een zelfstandige uitgevoerde en zelfbedachte opdracht, onder begeleiding van sparringpartner Jan Karreman van Stichting Voorkom! en Marloes Geboers, Hendrik Jan Diekerhof en Garjan Sterk van de Hogeschool van Amsterdam.
1.1 Probleemsituatie In een onlangs gepubliceerd onderzoek van Folia is te lezen dat er veel ecstasygebruikers zijn onder UVA- en HVA-studenten. In het Folia-onderzoek staat het volgende: “Alle gebruikers uit het onderzoek hadden vrienden die op hun beurt ook ervaring hadden met ecstasy: de roes werkt aanstekelijk. Op een feestje met z’n allen in een kring staan, een halfje doorbreken en uitdelen: het speciale gevoel wil je met zoveel mogelijk mensen delen. ‘Puur omdat mensen om je heen drugs gaan gebruiken, ontstaat er een soort gewenning’. Daarnaast leeft onder gebruikers het idee dat je aan ecstasygebruik zelf niet dood kunt gaan, maar alleen aan de neveneffecten, zoals watervergiftiging. Welke dosis precies gevaarlijk is, verschilt per gebruiker. Maar er valt niet over te twisten dat een te hoge dosis MDMA wel degelijk dodelijk is.” In de Nationale Drug Monitor 2012 (Trimbos-instituut) komt naar voren komen dat meer jongeren vanaf 15 jaar ecstasy zijn gebruiken in de afgelopen tien jaar.
Grafiek 1. Leeftijdsverdeling van primaire ecstasycliënten (cliënten die primair bij de verslavingszorg komen voor hun verslaving aan ecstasy) (Nationale Drug Monitor, jaarbericht 2012). Net zoals in de grafiek hierboven te zien is, komt ook in een artikel van Nationaal Kompas Volksgezondheid (2013) naar voren dat jongeren tot 24 jaar gevoeliger zijn voor drugs dan oudere mensen omdat de breinontwikkeling pas voltooid is bij een leeftijd van 24 jaar. Volwassenen tussen de 24 en 50 jaar worden het vaakste opgenomen bij de
Scriptie Elsa van Swieten
14
verslavingszorg vanwege het feit dat experimenteel gebruik, in de jeugd of vroege volwassenheid, geleidelijk over kan gaan in afhankelijkheid en verslaving door het toenemen van verantwoordelijkheden in de thuissituatie of op werk (Inzien!, 2011). .“Stoornissen in druggebruik komen in de NEMESIS-populatie het meest voor in de leeftijdsklasse 18 tot 24 jaar.” De NEMESIS is een grootschalige studie naar de psychische gezondheidstoestand van de Nederlandse bevolking van 18 tot en met 64 jaar (Trimbos-instituut, 2003). Vanwege de gevoeligheid voor drugs bij jongeren van 15 tot 24 jaar, wil ik onderzoeken met welke content harddrugspreventie het meest succesvol kan zijn op social media. De reden voor het beter inrichten van content voor harddrugspreventie via social media, komt voort uit het gesprek met Dike van de Mheen, directeur ‘Onderzoek en Onderwijs’ van onderzoeksinstituut IVO. Volgens haar loopt de zorg achter de feiten aan en wordt er, behalve met het maken van applicaties en websites, een focus gelegd op mensen die zich moeten laten behandelen en niet op potentiële drugsgebruikers. Anders gezegd, er ligt in de zorg meer focus op verslaafden dan op mogelijke risicogroepen. Op de website van Jellinek is te lezen dat het bij harddrugs gaat om ecstasy, heroïne, cocaïne, amfetamine, LSD, MDMA, Opium, paddo’s en allerlei soorten designerdrugs (drugs die worden ontworpen door kleine aanpassingen te maken in bekende chemische structuren waardoor er een nieuwe drug ontstaat met nét een ander effect) (Jellinek.nl). Waarom hoger opgeleide jongeren tussen de 15 en 24 jaar? Dike van de Mheen is ervan overtuigd dat een beginnend student kwetsbaar is omdat hij/zij in een nieuwe omgeving komt en doorgaans uit huis gaat. Hoger opgeleide jongeren worden volgens Van de Mheen niet direct gezien als kwetsbaar, aangezien de meeste hogeropgeleiden na hun studie een baan krijgen met veel verantwoordelijkheid, waar drugsgebruik niet mee te combineren is. Bij lager opgeleiden is deze kans kleiner. Hierdoor is er meer preventie voor lager opgeleiden (Van de Mheen), vandaar dat de focus in dit onderzoek ligt op hogeropgeleiden. Theo van der Sluijs, directeur van Stichting Voorkom!, vindt, vanwege de gevoeligheid bij jongeren, dat herhaling van drugsvoorlichting na de middelbare school niet verkeerd zou zijn. Hij ziet, net als Dike van der Mheen, dat jongeren die net de middelbare school hebben verlaten in een kwetsbare periode terechtkomen. Hij ziet dat harddrugs dan vaak niet meer besproken worden. Vandaar dat het belangrijk is om jongeren tussen de 15 en 24 jaar extra voorlichting te geven. “Met herhaling van voorlichting moet je vroeg beginnen, het is dus zeker belangrijk om 15-jarigen nog te betrekken bij het onderzoek”, aldus Jan Karreman, preventiemedewerker bij Stichting Voorkom!. Daarnaast zal de focus liggen op hoger opgeleide jongeren, in het onderzoek jongeren die havo, vwo, hbo of wo doen. Dit komt voort uit het gesprek met Dike van der Mheen. Naar haar mening is er al meer aandacht voor lager opgeleide jongeren omdat zij worden gezien als direct kwetsbare jongeren, zoals uitgelegd in de vorige alinea.
Scriptie Elsa van Swieten
15
Naast herhaling vindt Van der Sluijs dat er nog te weinig wordt gedaan met social media. “Er kan veel meer uitgehaald worden. Ook door ons.” Dike van de Mheen is het daar mee eens. Social media zijn volgens haar niet meer weg te denken uit onze samenleving, ook al kent ze nauwelijks tot geen projecten die social media goed gebruiken voor preventie. “Ik vind het een interessante kwestie, wij laten social media ook niet weg bij ons onderzoek.” Social media zijn relatief gezien nog vrij nieuw in onze samenleving en kunnen zeer nuttig zijn voor het snel verspreiden van informatie. Uit een socialmedia-onderzoek van Studenten.net (2011) blijkt dat 94 procent van de studenten social media gebruikt. Dit gegeven maakt Facebook, Twitter en YouTube drie onmisbare media bij het bereiken van jongeren. Volgens Floor van Bakkum, teamleider preventie bij Jellinek, is er namelijk geen budget of mogelijkheid om meer leerlingen op de middelbare school voorlichting te geven dan nu het geval is. Omdat er bij de huidige drugspreventie gewerkt wordt met een klein budget, huren middelbare scholen een preventiewerker in, mits zij dit onderwerp belangrijk achten. Middelbare scholen kunnen er ook voor kiezen om aandacht te besteden aan een ander onderwerp. Dit houdt in dat niet iedereen op de middelbare school voorlichting krijgt over drugs. Jan Karreman van Stichting Voorkom! zegt het volgende over het gebruik van social media: “Wij gebruiken social media nog niet omdat we eigenlijk niet goed weten hoe we ermee om moeten gaan, welke informatie we kunnen delen en op welke manier jongeren benaderd willen worden.” Daarom zal er tijdens het onderzoek gekeken worden naar welke content het beste gebruikt kan worden op social media bij drugspreventie. Social media bij drugspreventie en verdere zorg In het laatste rapport van de Social Media Monitor Zorg (2013), waarin 127 zorginstellingen zijn onderzocht, bleek dat instellingen vooral aanwezig zijn op Facebook (62 procent) en daarna op Twitter (52 procent), YouTube (38 procent) en als laatste Google+ (tien procent). De verbeterpunten lagen volgens de onderzoekers vooral in het feit dat er op Twitter, door de zorginstellingen, nog te weinig een gesprek wordt gevoerd met de volgers. De dialoog wordt niet aangegaan met volgers die vragen hebben, informatie willen of een klacht willen indienen. Gemiddeld hebben de zorginstellingen 292 volgers maar volgen zij er zelf maar 114. YouTube wordt vooral ingezet om een schets te geven van de organisatie. Op Google+ wordt vrijwel geen activiteit waargenomen. Er valt dus op verschillende vlakken nog enorm veel winst te halen. Wat er in de rest van de zorg gebeurt, is ook terug te zien bij drugspreventie-instellingen. Ze zijn wel aanwezig op social media maar doen er nog te weinig mee. Instellingen die hoger scoren op activiteit op social media zijn het Trimbos-instituut en Jellinek. Zij posten meer dan de rest maar hebben ook nog niet (zichtbaar) veel interactie (Facebook, Twitter, YouTube, 2014).
Scriptie Elsa van Swieten
16
Mobiele digitale media zoals Whatsapp en Snapchat worden niet meegenomen in dit onderzoek. Voor Whatsapp en Snapchat zijn er persoonlijk gegevens nodig van gebruikers, zoals het telefoonnummer, wat het gesloten sociale netwerken maken (42Bis, Natalie Hensen, communicatieadviseur online communicatie). Deze media zijn daarom niet effectief voor het overbrengen van een boodschap aan een grote groep mensen. Ook blijkt uit een onderzoek van CVZ (2007) dat er meer preventie mogelijk is binnen de zorg. In de praktijk doen zorgverleners, in veel gevallen, minder aan preventie dan de richtlijnen en standaarden voorschrijven en blijken er minder preventieve activiteiten plaats te vinden dan de wet en regelgeving mogelijk maakt. Waar bevindt het probleem zich? De doelgroep zijn jongeren die woonachtig zijn in de Randstad. De reden om het onderzoek te richten op jongeren in de Randstad, is dat in de Nationale Drug Monitor (Trimbos-instituut, 2012) te lezen is dat ooitgebruikers van ecstasy het meest voorkomen in de meest stedelijke gebieden. Ook staat er in het jaarbericht dat de doelgroep nog niet met alle harddrugs bezig zijn of er mee in aanraking komt. Floor van Bakkum (Jellinek) en Theo van der Sluijs (Stichting Voorkom!) zeggen: “Het is het meest effectief om voorlichting te geven over drugs waar de doelgroep ook daadwerkelijk mee in aanraking komt of gaat komen.” Daarom richt ik mij op de harddrugs die zij wel gebruiken: cocaïne, GHB, speed, ecstasy en MDMA. Hieronder is in figuur 2 te zien van hoe de Randstad eruitziet. Sinds een aantal jaar behoren Almere en Lelystad ook tot de Randstad (Planbureau voor Leefomgeving, 2012). In het onderzoek wordt echter alleen gekeken naar het gebied rondom het Groene Hart, de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. In dit hoefijzervormig gebied vinden we de agglomeraties Utrecht, Hilversum, Amsterdam, Haarlem, Leiden, Den Haag, Delft, Rotterdam en Dordrecht. De provincie Flevoland zal niet worden meegerekend bij de Randstad omdat het binnen deze provincie alleen gaat om de steden Almere en Lelystad. Daarnaast zijn de grenzen van de Randstad veranderlijk door de jaren heen en kan de doelgroep op deze manier duidelijk worden afgebakend.
Scriptie Elsa van Swieten
17
Figuur 2. De Randstad zijn alle steden tussen de vierhoek Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag, inclusief de steden zelf (Photobucket).
1.2 Probleemstelling Welke content kan er het beste gebruikt worden bij harddrugspreventie via social media voor hoger opgeleide jongeren tussen de 15 en 24 jaar uit de Randstad?
1.3 Doelstelling Inzicht geven in welke content het beste gebruikt kan worden op social media bij drugspreventie voor hoger opgeleide jongeren tussen de 15 en 24 jaar uit de Randstad.
1.4 Opbouw rapport Na het hoofdstuk Methoden en technieken, wordt er een schets gegeven van de huidige (online) situatie van drugspreventie-instellingen uit de Randstad en de rest van Nederland. In dit hoofdstuk wordt onder andere succesvolle content beschreven. Ook wordt er aandacht besteed aan belangrijkste aspecten uit het buitenland. Hierna zal er een hoofdstuk volgen dat meer inzicht geeft in het drugsgebruik van de doelgroep, gevolgd door het mediagebruik van de doelgroep. Het laatste hoofdstuk richt zich op de belangrijkste resultaten uit de interviews. Het onderzoek wordt afgesloten met een conclusie en het beroepsproduct, waarin duidelijke verbanden worden gelegd.
Scriptie Elsa van Swieten
18
1.5 Deelvragen Hieronder de deelvragen en subdeelvragen van dit onderzoek. Note: De deelvragen zijn tijdens het onderzoek licht aangepast. Het begrip drugsvoorlichtingsinstelling geeft namelijk geen volledige dekking, dit is aangepast naar drugspreventie-instelling. Vragen die niet relevant bleken te zijn, voor dit onderzoek, staan aangegeven als irrelevant. In het onderzoek ga ik niet verder in op belangrijke drugspreventie-instellingen in het buitenland. Dit komt omdat uit onderzoek blijkt dat in het buitenland weinig bekend is over effectieve beleidsmaatregelen die gericht zijn op het voorkomen van drugsgebruik (Van Hasselt, 2010). Vanwege deze reden is er ook niet gekeken naar het mediagedrag van andere instellingen in de zorg uit het Buitenland. 1. Welke drugspreventie-instellingen zijn actief in de Randstad, Nederland en het buitenland? • • • • • • • • • •
Wat zijn alle drugspreventie-instellingen uit de Randstad? Welke belangrijke drugspreventie-instellingen zijn er in de rest van Nederland? Welke belangrijke drugsvoorlichtingsinstellingen zijn er in het buitenland? (irrelevant) Welke soorten drugspreventie-instellingen zijn er? Zijn deze instellingen crossmediaal? Wat doen deze instellingen op social media? Wat voor content verspreiden deze instellingen nu op social media? Wat voor content die zij verspreiden via social media is succesvol? Wat voor content van deze instellingen wordt niet opgepakt op social media? Wordt de wijze waarop instellingen gebruikmaken van social media beïnvloed door hun locatie in de Randstad?
2. Hoe ziet het mediagedrag van de doelgroep eruit? • • • • • • • • • •
Waar bevindt de doelgroep zich in de Randstad? Waar bevindt de doelgroep zich in Nederland? Wat zijn de interesses van de doelgroep? Waarvoor worden social media het meest gebruikt door de doelgroep? Met welke content grijp je de aandacht van de doelgroep? Welke vormen van content vindt de doelgroep interessant? Wat zou de doelgroep voor informatie willen over drugs? Over welke aspecten van drugs wil de doelgroep meer weten (zoals bijvoorbeeld de psychische effecten, verslavingsgevoeligheid, onderwijs, lichamelijke effecten)? Welke vormen van preventie heeft de doelgroep al gezien op social media? Wat voor soorten onderwerpen met betrekking op drugs worden nu al geliket, geshared of geretweet door de doelgroep?
3. Hoe ziet het drugsgebruik van de doelgroep eruit? • • • • • •
Welke drugs gebruikt de doelgroep? Hoe vaak gebruikt de doelgroep drugs? Wat zijn de redenen dat de doelgroep drugs gebruikt? Wanneer gebruikt de doelgroep drugs? Waar gebruikt de doelgroep drugs? Wat vindt de doelgroep van zijn/haar drugsgebruik?
Scriptie Elsa van Swieten
19
4. Wat gebeurt er op dit moment op social media bij en door voorlichtingsinstellingen? • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Wat is de definitie van social media? Wat wordt er gedaan met social media? Wat zijn de trends op het gebied van social media? Welke genres zijn er terug te vinden in de content die gebruikt wordt bij drugspreventie? Wat is de beste verhouding tussen beeld en tekst bij drugspreventie via social media? Welke soorten voorlichtingsinstellingen zijn er? Wat is het verschil in gedrag op social media tussen de bepaalde drugspreventieinstellingen? Wat gebeurt er nu bij voorlichtingsinstellingen uit de zorg op social media in de Randstad? Wat gebeurt er nu bij voorlichtingsinstellingen in de zorg op social media in de rest van Nederland? Wat gebeurt er nu bij de voorlichtingssector in de zorg op social media in het buitenland? (irrelevant) Wat voor topics worden er behandeld op social media door voorlichtingsinstellingen in de zorg? Wat is de kennis en expertise over social media van de medewerkers van drugspreventie-instellingen? Wie onderhoudt de social media binnen een organisatie? Wat zijn de ervaringen met social media van de medewerkers op het gebied van het aansnijden van gevoelige onderwerpen? Wat is volgens de instellingen zelf de beste manier om de doelgroep te bereiken? Wat doen de instellingen nu om de doelgroep te bereiken? Wat is volgens de medewerkers de beste content om te gebruiken voor drugspreventie op social media? Wat zijn de mogelijkheden om content met betrekking op drugspreventie in een afschermde (anonieme) omgeving te liken, tweeten, sharen of hierop te reageren? (irrelevant).
5. Welke aanpak zou voor welke instelling kunnen werken?
• • • • • •
Welke aanpak heeft er in het verleden voor welke instelling gewerkt? Welke vorm van social media past bij welke drugsvoorlichtingsinstelling? Welke vorm van content past bij welke drugsvoorlichtingsinstelling? Wat voor redactionele formule kan er bij drugsvoorlichtingsinstellingen worden opgesteld voor het gebruik van social media? Wat is volgens de instellingen zelf de beste content om hun doelgroep te bereiken? Welke succesvolle campagnes van andere voorlichtingsinstellingen kunnen ook werken voor drugsvoorlichtingsinstellingen?
Scriptie Elsa van Swieten
2
21
Methoden en technieken
In dit hoofdstuk worden de onderzoeksopzet en onderzoeksmethoden besproken die worden toegepast in dit onderzoek. Er is gekozen voor twee verschillende onderzoeksmethoden: • •
Deskresearch; Fieldresearch.
De uitvoering van deze methodes worden verderop in dit hoofdstuk beschreven.
2.1 Onderzoeksonderwerp Om een gedegen antwoord te krijgen op de probleemstelling: “Welke content kan er het beste gebruikt worden bij harddrugspreventie via social media voor hoger opgeleide jongeren tussen de 15 en 24 jaar uit de Randstad?”, wordt er gebruik gemaakt van deskresearch en twee kwalitatieve onderzoeksmethoden: enquêtes en half-gestructureerde interviews.
2.2 Deskresearch Een belangrijk doel van deskresearch is in kaart brengen waar drugspreventie-instellingen zich bevinden en wat zij nu al doen op social media. Aangezien social media openbaar zijn, is veel informatie al te vinden. Welke content wordt er gebruikt, welke content wordt opgepakt en welke content krijgt geen aandacht? Antwoorden op deze vragen zijn van belang om een duidelijk beeld te krijgen van welke aspecten op social media wel en niet werken en in welke mate instellingen nu actief met social media bezig zijn. In de bijlage zal een specifiekere analyse terug te vinden zijn van de online activiteiten van de verschillende instellingen. Daarnaast zal er door middel van deskresearch dieper ingegaan worden op het media- en drugsgebruik van de doelgroep, dit zal gebeuren in combinatie met een enquête. De resultaten uit desk- en fieldresearch worden apart van elkaar verwerkt in elk hoofdstuk, indien van toepassing, zodat er een goede vergelijking gemaakt kan worden. De hoofdstukken zijn gecategoriseerd op onderwerp en volgen elkaar logisch op.
2.3 Fieldresearch 2.3.1 Enquêtes Het gebruik van social media door jongeren verandert voortdurend. Daarnaast staat niet concreet vast wat voor harddrugs jongeren tussen de 15 en 24 jaar uit de Randstad gebruiken. Om dus een actueel beeld te krijgen van het media- en (hard)drugsgebruik van
Scriptie Elsa van Swieten
22
de doelgroep in deze specifieke regio, moeten er enquêtes worden afgenomen. Daarnaast gaat de enquête dieper op de stof in met topics als: soort drugsgebruik, redenen drugsgebruik, preventie in het verleden, redenen mediagebruik, sharen van berichten en interessante content. Op basis van de resultaten kan de content en het medium voor drugspreventie beter worden vastgesteld. De respondenten van de enquête moeten tussen de 15 en 24 jaar oud zijn en woonachtig zijn in de Randstad. Daarnaast moeten ze hoger opgeleid zijn. In dit onderzoek zijn hoger opgeleide jongeren, jongeren die havo, vwo, hbo of wo (universiteit) doen. Ook jongeren met een tussenjaar of die afgestudeerd zijn, tellen mee. Jongeren die vmbo of mbo doen, worden niet meegenomen in dit onderzoek. De populatie bestaat uit 420.113 hoger opgeleide jongeren. Via een steekproefcalculator (steekproefcalculator.com, 2013) is het benodigde aantal enquêtes berekend, hieruit kwam dat er 384 enquêtes moeten worden ingevuld (zie bijlage I, p. 87). Verspreiding enquête
De respondenten worden voornamelijk geworven via social media omdat daar gemiddeld 98 procent van de doelgroep zich bevindt (Nationale Social Media Onderzoek 2014). Indien er via deze kanalen te weinig respons is, zullen de enquêtes uitgedeeld worden op middelbare scholen en hogescholen. 2.3.2 Interviews Door het gebruik van half-gestructureerde interviews kan de gedachtegang van de beheerders van de socialmedia-accounts worden achterhaald. Deze gedachtegang is essentieel om een compleet beeld te vormen van wat er de afgelopen maanden is gedaan en waarom. Hiermee kan er ook gekeken worden naar waar er nog mogelijkheden liggen en in welke hoek er nog niet is gekeken. Er zullen zeven interviews afgenomen worden. Vier hiervan zullen half-gestructureerde interviews zijn met medewerkers van drugspreventie-instellingen. Hiervan zijn er twee relatief succesvol (meer dan tweehonderd volgers op Facebook) en twee niet succesvol (geen volgers op Facebook). In de categorie succesvol zal er gesproken worden met Iris van Wylick (medewerker publieksinformatie Trimbos-Instituut) en Kelly Roelofs (senior voorlichter Solutions Be Aware). In de categorie minder succesvol zullen Arjen Derksen (preventiemedewerker Stichting Voorkom!) en Bjorn Dirkse (adviseur programma Alocohol en Drugs) van Youz Amsterdam aan het woord komen. De reden dat er is gekozen voor vier interviews met medewerkers van drugspreventie-instellingen, is omdat het totaal aantal instellingen in Nederland op twintig uitkomt. Dit houdt in dat twintig procent geïnterviewd wordt. Hiervan zijn er drie uit de Randstad en één van buiten de Randstad. De keuze om toch een instelling van buiten de Randstad te interviewen, is omdat deze instelling in de categorie relatief succesvol valt (meer dan tweehonderd volgers) en hieruit dus bruikbare informatie zou kunnen komen voor het onderzoek.
Scriptie Elsa van Swieten
23
Ook zullen er twee half-gestructureerde interviews gehouden worden met TeamAlert en Everybody Likes Pinguins. Het eerste interview zal zijn met Kayleigh Bergwerff (communicatiemedewerker TeamAlert). Deze organisatie heeft onder andere meerdere jaren achter elkaar het project Witte Waas georganiseerd, een succesvolle (social media) campagne met het motto: ‘rij alcohol en drugsvrij’. Het tweede interview is met Hugo van den Hurk (Strategy Director) van Everybody Likes Pinguins. Dit bedrijf heeft een preventiecampagne ontwikkeld voor Fight Cancer (het jongerenlabel KWF) en Stivoro. Aan het einde zal er ook een diepte-interview gehouden worden met een communicatieadviseur. Dit interview is noodzakelijk omdat hij of zij meer duiding kan geven aan de resultaten. De communicatieadviseur kan de resultaten omzetten naar een plan. In het totaal zullen er dus zes half gestructureerde interviews gehouden worden en één diepteinterview. Om de betrouwbaarheid te controleren, worden de interviews opgenomen zodat deze altijd achteraf beluisterd kunnen worden. Drie van deze interviews zijn terug te vinden in transcript, de anderen zullen bijgevoegd worden als audio. De interviews zullen face-to-face worden afgenomen, behalve als hier echt geen mogelijkheid toe is. In dit geval zal er dan een telefonisch interview plaatsvinden, wat ook opgenomen zal worden.
2.4 Analysemethode De uitkomsten van de enquête zullen geanalyseerd worden. Voordat de uitkomsten geanalyseerd worden, zullen alle ongeldige enquêtes (enquêtes die zijn ingevuld door bijvoorbeeld jongeren uit een ander gebied dan de Randstad) eruit gehaald worden zodat alleen de juiste gegevens terugkomen in de resultaten. Van de uitkomsten zullen grafieken worden gemaakt om zo een duidelijk en overzichtelijk beeld te geven van de resultaten. Deze resultaten worden verwerkt in hoofdstuk vier en vijf over het media- en drugsgebruik van de doelgroep. De resultaten van de interviews zullen naast elkaar worden gelegd. Hierdoor kan er per thema gekeken worden wat de verschillende instellingen zeggen over het gebruik van social media. De resultaten uit de interviews zullen per thema overzichtelijk worden gemaakt in hoofdstuk zes. Dit hoofdstuk zal meer inzicht bieden in de denkwijze van de medewerkers van de verschillende drugspreventie-instellingen.
Scriptie Elsa van Swieten
3
25
Drugspreventie
“Een belangrijk doel van het Nederlandse drugsbeleid is de preventie van drugsgebruik. Bij drugspreventie gaat het om het voorkomen en beperken van de risico’s van drugsgebruik voor de gebruiker, voor zijn directe omgeving en voor de samenleving.” (Trimbos, 2012) Het doel van preventie is om te zorgen dat mensen gezond blijven door hun gezondheid te bevorderen en te beschermen (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2014). Voor het samenstellen van een interventieprogramma zijn er, door de gemeente en haar partners, de volgende pijlers samengesteld (Loket Gezond Leven, 2013): • • • •
Regelgeving, handhaving en beleid; Voorlichting en educatie; Signalering, advies en stopondersteuning vanuit de zorg; Beïnvloeden van de sociale en fysieke omgeving.
Instellingen zijn bij drugspreventie onder te verdelen in een aantal categorieën: kennis en onderzoek, verslavingszorg, voorlichting en peereducatie (is een vorm van gezondheidszorg waarbij een gelijke, van bijvoorbeeld dezelfde leeftijd of dezelfde subgroep, de voorlichting geeft). De meeste instellingen zijn een combinatie van twee of meerdere categorieën. Ondanks dat hun dagelijkse bezigheden veel van elkaar verschillen, sluiten ze toch goed op elkaar aan vanwege hun gezamenlijke raakvlak: preventie.
3.1 Komst social media Het gebruik van massamedia is, volgens de National Institute of Drug Abuse, effectief bij een drugpreventieprogramma vanwege de passieve en het niet confronterende karakter hiervan. De effecten van ‘traditionele’ massamediale campagnes bij middelengebruik zijn doorgaans beperkt, is uit onderzoek gebleken (Cuijpers et al., 2006). Wel wordt in het onderzoek Preventie van schadelijk alcoholgebruik en drugsgebruik onder Nederlandse jongeren (2010) gezegd dat vernieuwende vormen van campagnevoering, bijvoorbeeld via internet, wellicht meer effect hebben. Hier is nog geen onderzoek naar gedaan.
3.2 Drugspreventie-instellingen Randstad Er zijn tal van drugspreventie-instellingen in de Randstad. In dit onderzoek wordt niet elke instelling uit de Randstad behandeld, omdat veel instellingen dezelfde input hebben op social media en/of minder aansluiting hebben op jongeren, kennis, harddrugs en/of voorlichting (zie bijlage VI, p.112) Hieronder een weergave van instellingen die opgenomen zijn in de analyse: • •
Drugsenuitgaan.nl en drugsinfo.nl met een koppeling naar het Trimbos-Instituut; Jellinek, met de website alcoholendrugsinbeeld.nl;
Scriptie Elsa van Swieten
• • • •
26
Unity (onderdeel Jellinek, verbintenis met IrisZorg, Victas, Novadic-Kentron, Context/Pernassia Groep, Brijder en Tactus); Antes Groep met de jongerenmerknaam Youz en de website maakjekeus.nl; Stichting Voorkom! (gefuseerd met Chris); Brijder Jeugd, die de website drugsinfoteam.nl, drugsondercontrole.nl en drugstest.nl beheerd (onderdeel van Parnassia Groep).
Andere drugspreventie-instellingen uit de Randstad die niet zijn opgenomen in de analyse: • • • • •
Brijder Verslavingszorg (staat los van Brijder Jeugd); Jong030 in samenwerking met JoU Utrecht; Jongeren Informatie Punt; Parnassia Groep met onderliggend preventiemerk Context en de website drugskompas.nl; Victas Verslavingszorg met het jongerenmerk B-Open;
3.2.1 Drugspreventie-instellingen rest van Nederland Buiten de Randstad zit Nederland ook niet stil als het gaat om drugspreventie. Om dus een compleet beeld te krijgen van welke content werkt op social media, zal er ook buiten de grenzen van de Randstad gekeken moeten worden. Net als bij de instellingen uit de Randstad (zie §3.1) wordt niet elke instelling behandeld, de reden hiervoor is hetzelfde (zie §3.2) (zie bijlage VI, p.112). Hieronder een weergave van instellingen uit de rest van Nederland die opgenomen zijn in de analyse: • • • •
Emergis; Verslavingszorg Noord Nederland; Solutions Be Aware; IrisZorg met het peerproject Irisz.
3.2.2 Gebruik social media Alle geanalyseerde instellingen die aan preventie doen hebben social media. Per instelling verschilt de mate waarin zij actief zijn op social media (zie bijlage VI, p.112). Tien van de tien onderzochte instellingen hebben Facebook en Twitter, zeven instellingen hebben YouTube en zes LinkedIn. 3.2.3 Huidige situatie social media instellingen Als gekeken wordt naar drugspreventie-instellingen op social media, komt naar voren wat niet werkt en wat, relatief gezien tot andere berichten, goed werkt. Hieronder worden de belangrijkste uitkomsten uit de analyse (zie bijlage VI, p.112) weergegeven. Wat niet werkt
Een link plaatsen die niet aangeeft waar het bericht over gaat, krijgt op social media geen aandacht. Een voorbeeld is het ‘mentaal-alert’ van het Trimbos-Instituut, dit is een bericht waarbij er doorgeklikt kan worden naar de website. Er staat geen tekst of uitleg bij het bericht, waardoor het niet gelijk duidelijk is waar het bericht over gaat. Dit is een voorbeeld van berichten plaatsen, zonder op zoek te gaan naar interactie. Voor de hand ligt dat het niet bijhouden van de pagina ook niet werkt.
Scriptie Elsa van Swieten
27
Wat wel werkt
Informatieve filmpjes over bijvoorbeeld hoe een drug gemaakt wordt en over de werking van drugs in het lichaam, geven positieve reacties. Bij een informatief filmpje van Unity staan de volgende reacties: “Eindelijk een filmpje dat eerlijk is, geen bangmakerij maar gewoon harde feiten. Bedankt!”, “Maak meer filmpjes over verschillende drugs. Teveel jongeren weten (zeer) weinig af van de risico’s van drugsgebruik” en “Mooi informatief filmpje, erg duidelijk allemaal”. De reacties laten zien dat er behoefte aan is. Verder blijkt dat berichten waarbij een afbeelding wordt gebruikt, sneller worden geliket dan andere berichten. En wanneer een gebruiker een bericht liket op Facebook, wordt deze ook geplaatst in het nieuwsoverzicht van vrienden waarmee deze persoon veel in contact is (SocialSensr, Adformatie). Deze berichten krijgen dus meer aandacht.
3.3 Drugspreventie en content online Voor het begrip content worden in dit onderzoek de volgende twee definities gebruikt: “Informatie-item binnen een bepaalde context, bijvoorbeeld tekst, afbeeldingen, geluid, video en animaties” en “Het geheel aan informatie / inhoud dat een organisatie middels communicatie op haar omgeving wil overbrengen.” (Encyclo, 2014). Bij harddrugspreventie via social media is content dus onmisbaar. Jeroen Huynen, online marketeer, gespecialiseerd in content en social media zegt over content: “De rol van content is veranderd. Content is meer dan alleen teksten die worden voorgeschoteld aan een websitebezoeker. Goede content is tegenwoordig essentieel om bezoekers überhaupt op uw website te krijgen, hen daar lang genoeg vast te houden en er vervolgens toe te verleiden nog een keer terug te komen.” (Innercrowd, 2014). Dit is van toepassing op websites maar ook op social media. Op Dekrachtvancontent.nl praat Dianna Gosens, senior content specialist bij Presenter, over het gebruik van content voor websites. Meerdere punten die Dianna Gosens noemt voor het gebruik van content op websites, zijn relevant voor social media. Bijvoorbeeld dat er door een bedrijf of instelling gefocust moet worden op wat negentig procent van de doelgroep wil weten. Dit werkt beter dan kleinere groepen mensen helpen met specifieke informatie omdat de meeste mensen dan geen irrelevant informatie te zien krijgen. Ook is het gebruik van afbeeldingen belangrijk, maar alleen als deze relevant zijn. “Gebruik alleen relevante afbeeldingen die het liefst nog iets toevoegen aan je boodschap. Functioneel is sleutelwoord. “Daarnaast kan een video ook een grote rol spelen. “Met relatief weinig ruimte kan je veel vertellen. Je bent dus efficiënt en relevant. Video-content met een goed verhaal / goede inhoud kan zeker helpen bij het overbrengen van je boodschap.” (Gosens, 2014). Met weinig geld en slimme socialmedia-content zijn er ook mogelijkheden. Zoals het gebruik van humor en inhakers. Saskia de Laat van Writeaholic: “Emotie werkt. Emotie verbindt.
Scriptie Elsa van Swieten
28
Plezier is een hele sterke emotie, die – als je het goed gebruikt – naast likes en plusjes ook nog eens een hoop shares, retweets of repins oplevert.” Andere relevante mogelijkheden voor drugspreventie zijn vragen stellen, persoonlijk zijn en persoonlijkheid tonen, vaste rubrieken en thema’s inzetten, inspireren, tips en tricks delen, de community en ambassadeurs inzetten en curatie, oftewel content van anderen gebruiken (Saskia de Laat, 2013). Er zijn volgens De Laat ook dingen die niet gedaan moeten worden op social media. Vijf tips hiervan zijn relevant voor drugspreventie. De eerste tip is niet formeel of onpersoonlijk zijn. “Op LinkedIn mag je meer een zakelijke toon aanslaan dan op Facebook of Twitter maar over het algemeen geldt: persoonlijk en authentiek zijn, spreekt veel meer aan dan afstandelijk en algemeen.” Ook teveel of te weinig updates kan schadelijk zijn. “Het is belangrijk om je content te verdelen over de dagen van de week of maand. Hoeveel precies teveel is, hangt af van het kanaal en van wat je fans van je gewend zijn, plus hoeveel interessants je te melden hebt. Zorg altijd dat je een paar updates per week op Facebook of LinkedIn zet en minimaal een update per dag op Twitter.” Een andere tip van De Laat is om geen irrelevante updates te plaatsen. De Laat zegt dat de zender zich moet verplaatsen in de belevingswereld van de bezoeker en zich af zou moeten vragen of zij de post interessant vinden. Wat de medewerker zelf interessant vindt over het bedrijf, vindt de bezoeker misschien niet interessant. Aangezien drugspreventie een gevoelig onderwerp is, zijn niet alle tips even makkelijk toe te passen. Toch zijn de methodes van De Laat bruikbaar. 3.3.1 Doelgroep jongeren Over de non-profit sector is een socialmedia-analyse gedaan door Annemieke van Leeuwen (Tam Tam, 2014). In dit onderzoek maakt Annemieke onderscheid tussen verschillende soorten generaties. Generatie Y (geboren tussen 1991 en 2000), oftewel 14 tot 23 in haar onderzoek, hebben andere waardes en behoeftes dan andere doelgroepen. Deze doelgroep, tevens grotendeels de doelgroep van dit onderzoek, reageert erg goed op bewegend beeld. YouTube is voor hen daarom zeer effectief. Twitter wordt niet door alle instellingen (veel) gebruikt (zie ook bijlage VI, p.112). Van Leeuwen (2014) heeft een aantal belangrijke basistips (die goed van pas kunnen komen voor instellingen die nog onbekend zijn met Twitter): • • • • •
Onderschat de waarde van het twitter account en de tweets niet; Tweet alleen relevante informatie; Tweet bij actuele en bijzondere gebeurtenissen; Tweet kernachtig en doelmatig; Zorg dat belangrijke personen met veel volgers voor jou tweeten.
Facebook heeft een andere taak dan Twitter en moet worden ingezet voor bewustwording. Ook zou het ingezet moeten worden voor het verspreiden van informatie en om persoonlijke betrokkenheid te genereren. Facebook is daarmee een belangrijk tool als het aankomt op binding met de doelgroep. Persoonlijke interactie is daarom erg belangrijk, net als bij andere
Scriptie Elsa van Swieten
29
media. Als non-profit organisatie is het daarom belangrijk om een eigen stem te vinden en om zoveel mogelijk beeld te gebruiken voor het genereren van reacties. Om te kijken welke berichten effectief zijn is het noodzakelijk de statistieken bij te houden (Van Leeuwen, 2014).
3.4 Buitenland Best practices: “Het resultaat van een project of een nieuwe of aangepaste methode van werken die voor andere organisaties bruikbaar en over te nemen zijn.” (Encyclo, 2007). Vanwege de mogelijke bruikbaarheid, is er ook buiten de grenzen van Nederland gekeken. Hieronder staan de belangrijkste bevindingen. Het verschil tussen Nederland en het buitenland is dat in Nederland onderscheid wordt gemaakt in soorten drugs. Nederland onderscheidt drugs waarmee een groter risico gelopen wordt (harddrugs zoals cocaïne en heroïne) en drugs waarmee een kleiner risico gelopen wordt (softdrugs zoals hasj en wiet). In veel landen wordt dit onderscheid niet gemaakt (Jellinek.nl). Het Nationaal Kompas Volksgezondheid zegt hier het volgende over: Nederland heeft een grotere focus op harm reduction dan andere landen, oftewel: het nastreven van een daling aan drugs gerelateerde schade, waarbij het succes van de aanpak niet noodzakelijk afhangt van een daling van het druggebruik (Breakline, 2014). 3.4.1 Best practices Europa Er is weinig bekend over best practices in het buitenland bij harddrugspreventie. Over alcohol en cannabis is er wel informatie beschikbaar, vanuit European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addction, dat ook van belang kan zijn bij harddrugspreventie. Voor de algehele populatie geldt: “Massamediacampagnes, in verband met andere interventies, zowel op school en/of in community’s, kunnen helpen bij het verminderen van het gebruik van tabak. Ook verminder je hierdoor het aantal auto-ongelukken en rijden onder invloed.” Voor scholieren/studenten is er het volgende bekend: “Meerlagige interventies op basis van sociale invloed en/of op het aanleren van sociale vaardigheden, zijn nuttig voor het verminderen van alcohol- en drugsgebruik, vooral bij cannabis. Bovendien helpen interventies gericht op probleemstudenten het middelengebruik en rijden onder invloed te verminderen.” Ook wordt genoemd dat het nog niet duidelijk is of massamediale campagnes gedrag, in verband met illegaal drugsgebruik, kan veranderen (EMCDDA, 2015). Verderop in dit onderzoek (zie §3.4.2) bewijst een campagne uit Australië (2011) het tegendeel. Over het gebruik van social media bij (hard)drugspreventie is in Europa nog geen onderzoek gedaan. Social media Europa
In Europa is er ook de FESAT, een netwerk van ongeveer vijftig Europese drugshulplijnen. Het doel van de FESAT is elkaar helpen met het opzetten van socialmedia-platformen en
Scriptie Elsa van Swieten
30
het delen van kennis over hoe deze te beheren. Het is opgezet om iedereen binnen de FESAT een start te laten maken op social media en hierbij de toegankelijkheid van hun diensten aan het publiek te laten stijgen (FESAT, 2014). Dit laat zien dat het gebruik van social media in Europese landen nog in de kinderschoenen staat. 3.4.2 Best practices buiten Europa In Australië loopt er sinds 2010 een National Drugs Campaigne (NDC) voor jongeren tussen de 15 en 21 jaar en jongeren tussen de 13 en 17 jaar over illegale drugs. De campagne was geïntegreerd in de media door middel van radio, print, bioscoop, online (onder andere een website) en door middel van acties zoals een wedstrijd waarbij er een t-shirt gemaakt kon worden voor de campagne (Department of Health, 2012). De tussentijdse evaluatie (2011) liet zien dat zestig procent van de jongeren de campagne had gezien en dat ze, op basis van de campagne, actie hadden ondernomen. In veel gevallen was dit nadenken over de gevolgen van het nemen van drugs, het vermijden van drugsgebruik of de schadelijkheid van drugs in overweging nemen. De grootste groep die aangaf iets ondernomen te hebben was de groep 15 tot en met 17 jaar (71 procent) (Department of Healt, 2012). Uiteraard is deze campagne niet alleen online ingezet, wel laat het zien dat het voeren van een campagne over harddrugs zin heeft. Daarnaast laat het zien dat een grote groep jongeren hiermee aan het denken kan worden gezet. Doordat er een verschil is in preventie tussen Nederland en andere landen, zijn er buiten Europa verder nauwelijks best practices te vinden op het gebied van online preventie. Veel landen zijn het namelijk niet eens met de Nederlandse manier van preventie waarbij voorlichting wordt gegeven over drugsgebruik omdat drugsgebruik hierdoor zou worden aangemoedigd. (Jellinek.nl).
Scriptie Elsa van Swieten
4
31
Drugsgebruik doelgroep
In dit hoofdstuk wordt door middel van desk- en fieldresearch een beeld gegeven van het huidige drugsgebruik van jongeren tussen de 15 en 24 jaar uit de Randstad. Door middel van het afnemen van een enquête zal er dieper op het onderwerp worden ingegaan. Er zijn uiteindelijk 390 enquêtes ingevuld door de doelgroep. Het benodigde aantal van 384 respondenten is hierbij dus behaald. De gemiddelde leeftijd van de ondervraagden 20,6 jaar oud. Het grootste deel van de ondervraagden deed Hbo, gevolgd door universiteit. Het kleinste deel was afgestudeerd, gevolgd door vwo-leerlingen. Meer dan de helft van de ondervraagden kwam uit Noord-Holland, waarbij Amsterdam de meest voorkomende stad was. Daarna Zuid-Holland met de meeste respondenten uit Leiden en daarna de provincie Utrecht met de meest respondenten uit de gemeente Utrecht.
4.1 Deskresearch In het harddrugsgebruik van de Nederlandse bevolking vanaf 15 jaar is sinds 1997 een stijgende lijn te zien. Ten opzichte van vrouwen (5,4 procent) hebben tweemaal zoveel mannen ooit drugs gebruikt (10,8 procent). Ecstasy is het meest gebruikte middel, gevolgd door cocaïne en amfetamine (speed) (Van Rooij A.J., 2011). Uit de Nationale Drug Monitor (2012) blijkt dat ecstasy, gevolgd door cocaïne en amfetamine ook het meest populaire zijn bij uitgaande jongeren en jongvolwassen. Het gebruik van verboden middelen is geconcentreerd onder jongvolwassenen, met een prevalentiepercentage dat ongeveer twee keer zo hoog is als dat van volwassenen. Drugsgebruik komt vaker voor in stedelijke gebieden (zie ook §1.1) (EWDD, 2002). Het aantal ecstasyincidenten op grootschalige evenementen is toegenomen en ook het aantal hooggedoseerde pillen. Het ecstasygebruik van de Nederlandse bevolking ligt boven het Europese gemiddelde (Nationale Drug Monitor, 2012). Charles Dropman van verslavingsinstelling Novadic Kentron: “Het gemak waarmee mensen in het uitgaansleven pillen gebruiken, is toegenomen. Voorheen konden we praten over een pil die een menselijk effect gaf, je werd namelijk een beetje verliefd en kreeg veel energie. Nu is er vraag naar hogere doses, omdat er een nieuwe lading gebruikers aankomt, die graag strak en hard willen gaan, wat eigenlijk niet de bedoeling is van een ecstasypil”, aldus Dropman tegen de NOS (2014). De Ambulancedienst Amsterdam stelt dat het aantal keren dat in Amsterdam een ambulance moest uitrukken omdat iemand onwel werd van drugsgebruik, in de afgelopen tien jaar, is verdubbeld (NOS, 2014). Uit Het Grote Uitgaansonderzoek 2013 van het Trimbos-instituut blijkt dat het recente gebruik van ecstasy varieert van tien procent onder uitgaanders die in het afgelopen jaar
Scriptie Elsa van Swieten
32
niet naar een party of festival zijn geweest, maar wel een club hadden bezocht, tot 80 procent onder degenen die wekelijks een party of festival bezoeken (Grote Uitgaansonderzoek 2013). Van jongeren tussen de 20 en 24 jaar die gaan stappen, gebruikte 60 procent het afgelopen jaar ten minste één keer ecstasy (Nu.nl, 2013). In tvprogramma EenVandaag vertelt Ferry Goossens (Trimbos-instituut) dat zij het idee hebben dat ecstasy meer gemeengoed is geworden (EenVandaag, 2013). Amfetamine (speed) groeit bij jongeren in populariteit, zo blijkt uit een artikel van Foliaweb (2012). In dit artikel vertelt Ton Nabben van het Brongerinstituut voor Criminologie, dat dit komt omdat speed vijf keer goedkoper is dan cocaïne. Door de crisis hebben jongeren minder geld te besteden en kiezen dan snel voor een goedkopere drug. Daarnaast vertelt Ton Nabben in het artikel dat hij in eigen onderzoek ziet dat cocaïne steeds meer gebruikt wordt door mensen rond de vijfentwintig en door veertigers, terwijl speed, met name door de crisis, onder jongeren steeds meer in populariteit groeit. Het gebruik van GHB komt onder de algemene bevolking en onder scholieren van het regulier onderwijs naar verhouding weinig voor (Nationale Drug Monitor 2012). Ook bij scholieren tussen de twaalf en negentien jaar, in het voortgezet onderwijs, blijkt dat met 3,1 procent bij jongens en 2,0 procent bij meisjes het ooitgebruik van ecstasy het hoogste is (Van Laar et al., 2012; Nationaal Kompas Volksgezondheid). Daarna volgt amfetamine (1,8 procent), cocaïne (1,7 procent) en heroïne (0,6 procent). Iets meer dan één op de 25 scholieren heeft ooit harddrugs gebruikt (Zie tabel 1).
Drug
!!
Actueel gebruik (maand a voorafgaand aan peiling) (%)
Ooitgebruik (%) Jongens
meisjes
Jongens
Meisjes
Ecstasy
3,1
2
1,2
0,7
Cocaïne
2,2
1,1
1,1
0,4
Amfetamine
2,3
1,2
0,7
0,4
Heroïne
0,7
0,5
0,2
0,2
Een andere harddrug
4,3
2,7
1,9
1,2
Tabel 1. Percentage drugsgebruik, tussen de twaalf en negentien jaar, in het voortgezet onderwijs in 2011 (Verdumen et al., 2012). Bron: Peilstationonderzoek Scholieren en Nationaal Kompas Volksgezondheid. Verder kunnen schoolniveaus alleen worden vergeleken voor twaalf- tot zestienjarige leerlingen omdat vmbo, havo en vwo niet hetzelfde aantal leerjaren hebben. Leerlingen van het vmbo-p/t hebben iets meer ervaring met cocaïne dan leerlingen van het vwo (respectievelijk twee procent versus 0,8 procent). Verschillen tussen andere schoolniveaus
Scriptie Elsa van Swieten
33
zijn statistisch niet significant. Het actuele gebruik verschilt niet tussen de schoolniveaus (Nationale Drug Monitor 2012).
4.2 Fieldresearch Uit de resultaten van de enquête blijkt dat 65 procent van de jongeren tussen de 15 en 24 jaar uit de Randstad in zijn/haar leven harddrugs heeft gebruikt. Van de overige respondenten heeft 18 procent helemaal geen drugs gebruikt en 17 procent wel softdrugs. Hieronder in grafiek 1 is te zien wat de tien meest gebruikte drugs onder jongeren tussen de 15 en 24 jaar zijn.
6%!
8%!
9%!
13%!
17%!
18%!
19%!
21%!
35%!
36%!
53%!
75%!
Gebruik harddrugs jongeren 15-24 jaar uit de Randstad
Grafiek 1. Het gebruik van harddrugs door jongeren van 15 tot 24 jaar uit de Randstad. Er zijn drie soorten drugs die niet worden gebruikt door de doelgroep en dat zijn Crystel Meth, Heroïne en Crack. Gemiddeld hebben de respondenten, die wel harddrugs gebruiken, drie soorten harddrugs gebruikt in hun leven. 4.2.1 Frequentie drugsgebruik Het merendeel van de wel-gebruikers (n=233) gebruikt minder dan één keer per maand harddrugs. Vijftien procent gebruikt één keer per maand harddrugs en minder dan tien procent van de wel-gebruikers gebruikt meer dan één keer per maand. Op de vraag wat de respondenten van hun eigen drugsgebruik vinden, was er iets meer dan drie procent die wil minderen of het liefste wil stoppen en het dus ook matig of slecht vindt gaan met zijn of haar drugsgebruik. Dertien procent vind het prima gaan en meer dan twee derde van de doelgroep vond het goed gaan met zijn of haar drugsgebruik. Twaalf procent heeft geen mening (zie grafiek 2).
Scriptie Elsa van Swieten
34
Mening*eigen*drugsgebruik* Helemaal!onder!controle! (72%)! Prima!(13%)! MaWg!tot!slecht!(3%)! Geen!mening!(12%)!
Grafiek 2. Mening eigen drugsgebruik wel-gebruikers. 4.2.2 Reden drugsgebruik De voornaamste reden om drugs te gebruiken onder de wel-gebruikers (n=280) is voor plezier en recreatie (86 procent). De redenen die aangegeven worden zijn: Om zich beter te voelen (20 procent), omdat zij feestjes/momenten minder leuk vinden zonder drugs (19 procent) of niet zonder drugs kunnen (1 procent) en minder dan een half procent is bang dat anderen hen minder leuk zouden vinden zonder drugs. Andere redenen die gegeven worden zijn energie om wakker te blijven, om het uit te proberen, nieuwsgierigheid, afwisseling, een aangename atmosfeer, tegen verlegenheid, dat het lekker voelt, dat het een bijzondere ervaring is en dat je onder invloed van drugs meer kan genieten van de sfeer en muziek. 4.2.3 Drugspreventie Ook is de respondenten gevraagd welke vorm van drugspreventie hen aansprak. Ze konden hier kiezen uit zes opties en meerdere keuzes aanvinken. De doelgroep (n=324) sprak een campagne via social media het meeste aan (48 procent), gevolgd door voorlichting door middel van een gesprek/presentatie (47 procent). De rij wordt afgesloten met voorlichting via internet (44 procent), een waarschuwingscampagne (35 procent), iemand die face-to-face vertelt dat ze geen drugs moeten gebruiken (35 procent) en meer controles op feesten en/of festivals (29 procent) (zie grafiek 3). Hieruit kan opgemaakt worden dat een socialmediacampagne evenveel aanspreekt bij de doelgroep als de huidige vorm van voorlichting, namelijk voorlichting door middel van een gesprek/presentatie.
Scriptie Elsa van Swieten
60!
35
Campagne!social!media!
50! VoorlichWng!gesprek/ presentaWe!
40!
VoorlichWng!internet!
30!
Waarschuwingscampagne!
20!
Persoonlijk!afraden!
10! 0! Vormen!van!prevenWe!die!jongeren!tussen!de! 15424!jaar!aanspreekt!(procenten)!
Meer!controles!
Grafiek 3. Vormen van preventie die jongeren tussen de 15 en 24 jaar aanspreekt. Ook is de respondenten (n=324) gevraagd of ze informatie zouden willen over harddrugs. Hierop antwoordt 29 procent dat zij hier graag meer over zouden willen weten en 71 procent dat ze dit niet zouden willen. Ondanks dat een groot deel van de respondenten aangeeft geen informatie te willen over drugs blijft het belangrijk om jongeren hierover voor te lichten. Veel pubers en adolescenten kunnen hun eigen grenzen nog niet zelf bepalen en hebben daarnaast een minder goed inschattingsvermogen dan volwassenen (Neuropsycholoog Jelle Jolles, Vrije Universiteit Amsterdam, 2010). Voorlichting: “Het geven van informatie door middel van communicatie, waardoor een geïnteresseerde kan komen tot een betere afweging en keuze bij het beslissen en het vormen van meningen in een concrete situatie.” (woorden-boek.nl, Gemeente Utrecht). Oftewel, door middel van voorlichting zijn jongeren bewuster bezig met de keuzes die zij maken. De onderwerpen waarover respondenten aangaven informatie te willen waren de volgende punten: • • • • • • • • •
Lichamelijke effecten, effecten op lange en korte termijn; Psychische effecten, effecten op lange en korte termijn; Effecten op onderwijs, consequenties voor de toekomst; Hoe drugs worden gemaakt; Gevaren en tips; Alle mogelijke aspecten; Hoe je iets het veiligst kan gebruiken, schadelijke combinaties; Hoe sterk een drug is; Wat voor gevoel er optreedt na het gebruik van een drug;
De gevaren, lichamelijke effecten, psychische effecten en effecten op lange termijn worden het meest genoemd.
Scriptie Elsa van Swieten
36
Daarnaast zijn er ook een aantal opvallende opmerkingen gegeven door respondenten: • • •
•
“De informatie moet duidelijk zijn en beschikbaar gemaakt worden voor iedereen. Veel bekenden van mij gebruiken drugs terwijl zij niet weten wat het met je doet.” “Ik wil de informatie horen van ervaringsdeskundigen en niet van mensen die het nooit hebben gebruikt.” “Het is vooral van belang om niet direct te zeggen dat je het niet moet gebruiken, maar vooral hoe je er ‘verstandig' mee om kunt gaan en wanneer je aan de bel moet trekken.” “Online is weinig te vinden over de langetermijneffecten van drugs. Als hier meer over bekend was zouden, denk ik, veel minder mensen drugs gebruiken.”
4.2.4 Andere campagnes Uit de enquête blijkt ook dat vrijwel niemand een socialmedia-campagne met betrekking tot harddrugs kan opnoemen. Eén keer is ‘Outgaan is nooit oké’ genoemd en één keer Witte Waas. Nu heeft Witte Waas wel een raakvlak met drugspreventie, al heeft deze campagne meer een focus op verkeersveiligheid in combinatie met drugs. Daarnaast noemden twee respondenten dat zij before and after foto’s hadden gezien van mensen die verslaafd waren geweest aan drugs. Een enkeling gaf aan drugsinstellingen te kennen die aan preventie doen. Hier werden Unity, TeamAlert, het Trimbos-instituut en Jellinek genoemd. Ook Vice werd genoemd vanwege het maken van eerlijke reportages en één respondent noemde Spuiten en Slikken.
4.3 Conclusie In het harddrugsgebruik van de Nederlandse bevolking vanaf 15 jaar is sinds 1997 een stijgende lijn te zien. Dit gaat dan voornamelijk over jongvolwassenen, de prevalentie van drugsgebruik is bij hen twee keer zo hoog als dat van volwassen. Daarnaast heeft bijna twee derde van de jongeren tussen de 15 en 24 jaar ooit harddrugs gebruikt, waarbij ecstasy de meest populaire harddrugs is. Bij jongeren die wekelijks uitgaan ligt het percentage nog hoger. Na ecstasy zijn cocaïne, MDMA en amfetamine (speed) in deze volgorde het meest populair. Wel blijft de populariteit van speed groeien onder jongeren omdat het vijf keer goedkoper is dan cocaïne. Een kwart van de harddrugsgebruikers onder jongeren tussen de 15 en 24 jaar gebruikt één keer per maand of meer. Van jongeren die geen harddrugs gebruiken, gebruikt bijna de helft wel softdrugs. Er is dus maar een relatief klein percentage jongeren dat geen drugs gebruikt in Nederland. Preventie met een focus op de stedelijke gebieden is zeker zinvol, drugsgebruik komt namelijk vaker voor in stedelijke gebieden. Jongeren hebben bij voorlichting het meest behoefte aan informatie over de lichamelijke en psychische effecten en de gevaren van harddrugs op de lange termijn. Ook geven jongeren tussen de 15 en 24 jaar uit de Randstad geven aan dat een campagne over harddrugs hen net iets meer aanspreekt dan voorlichting door middel van een gesprek/presentatie, de huidige manier voor voorlichting. Het laat zien
Scriptie Elsa van Swieten
37
dat er mogelijkheden liggen op het gebied van social media. Opmerkelijk is dat twintig procent van de jongeren ook wel eens drugs gebruikt om zich beter te voelen. De meeste jongeren gebruiken drugs voor plezier en recreatie. Het gemak waarmee mensen in het uitgaansleven ecstasypillen gebruiken is dan ook toegenomen. Ondanks dat meer dan twee derde van de doelgroep aangeeft geen informatie te willen over harddrugs, blijft het belangrijk om jongeren hierover voor te lichten omdat zij hun grenzen minder goed kunnen bepalen en zij een minder goed inschattingsvermogen hebben. Bekend is dat de ambulance in Amsterdam in de afgelopen tien jaar twee keer zoveel moest uitrukken voor overmatig drugsgebruik.
Scriptie Elsa van Swieten
5
39
Mediagedrag doelgroep
In dit hoofdstuk wordt door middel van desk- en fieldresearch een beeld gegeven van het huidige mediagebruik van jongeren tussen de 15 en 24 jaar. Dit hoofdstuk is grotendeels op fieldresearch gebaseerd omdat dit onderzoek zich richt op een specifieke doelgroep uit een specifiek gebied (zie §1.1). In dit onderzoek is gekeken naar de social platformen Facebook, Twitter, YouTube en LinkedIn. Instagram is ook populair onder de doelgroep (zie §5.2.1) maar is weggelaten uit dit onderzoek omdat het, wegens het moeilijk delen van berichten (zie §6.6), door mij ongeschikt wordt geacht voor drugspreventie.
5.1 Deskresearch Uit het jaarlijkse socialmedia-onderzoek van Newcom Research & Consultancy blijkt dat het socialmedia-gebruik inmiddels gemeengoed is onder de Nederlandse bevolking boven de 15 jaar. Hierin staat dat verwacht wordt dat social media in toenemende mate belangrijke bronnen kunnen worden voor het verzamelen van informatie, namelijk 22 procent in 2010 en 54 procent in 2013. Jongeren zijn met 98 procent het sterkste vertegenwoordigd op social media. Van de algehele Nederlandse bevolking is gemiddeld 86 procent aanwezig op social media. (Newcom Research & Consultancy, 2013) De Nationale Social Media Monitor 2014 bevestigt dit. Hieruit komt naar voren dat 99 procent van de jongeren tussen de 15 en 19 jaar social media gebruiken en 97 procent uit de leeftijdscategorie 20 tot en met 39 jaar (zie tabel 2). In deze tabel is te zien dat jongeren tussen 15 en 19 jaar drie soorten social media gebruiken en volwassenen tussen de 20 en 39 jaar vier soorten. De doelgroep gebruikt gemiddeld dus drie á vier soorten social media (Nationale Social Media Monitor, 2014).! !
Scriptie Elsa van Swieten
40
! Tabel 2. Gebruik social media Nederlanders. Bron: Nationale Social Media Onderzoek 2014. Een onderzoek van Oivo (2011) laat zien dat internetten in de top vijf vrijetijdsbestedingen van jongeren staat samen met televisie kijken, muziek beluisteren, dvd’s bekijken en naar de bioscoop gaan. 5.1.1 Tijdsbesteding Qua tijd blijkt het dat Nederlanders acht uur en veertig minuten besteden aan media, vier minuten minder dan aan slapen. Meer dan vijf uur hiervan gebeurt dit in combinatie met andere activiteiten en bijna twee en een half uur van de tijd gebeurt het in combinatie met andere media-activiteiten. Zoals bijvoorbeeld de krant lezen maar ook naar de radio luisteren (Media:Tijd, 2014).
Scriptie Elsa van Swieten
41
Tabel 3: Tijdsbesteding media, naar doelgroepen, in aantal uren per dag (bron: Media:Tijd 2014). In de bovenstaande tabel is de tijdsbesteding gecategoriseerd in verschillende doelgroepen. Hieruit blijkt dat jongeren tussen de 15 en 24 jaar, vallend in de leeftijdscategorieën van 13 tot 19 jaar en 20 tot 34 jaar, het meeste tijd besteden aan: • • •
Luisteren; alles dat beluisterd wordt via een apparaat; Kijken; alles dat bekeken wordt via een apparaat; Communiceren; bijvoorbeeld Skype, chatten, e-mailen en social media en internet forums. Onder social media en internet forums vallen onder andere contacten onderhouden, informatie uitwisselen en je mening geven.
Ook blijkt uit het onderzoek van Media:Tijd (2014) dat er in de volgorde maandag, donderdag, dinsdag, woensdag en vrijdag het meeste tijd wordt besteed aan communiceren, het verschil is echter verwaarloosbaar. In het weekend wordt hier minder tijd aan besteed. Daarnaast laat het onderzoek zien, gekeken naar alle Nederlanders, dat communiceren via media de hele dag door op een gelijk niveau blijft, behalve tussen 17.20 en 19.00 uur en na 22.00 uur – dan is er namelijk een daling te zien. Dit is te beredeneren, omdat veel Nederlanders gaan eten rond de eerste daling en bij de tweede daling naar bed gaan. Verder blijkt uit ditzelfde onderzoek dat mensen uit de drie grote steden meer digitaal lezen, net als Nederlanders met een hoge opleiding. Ook lezen laat een gelijkmatige spreiding over de dag zien, net als overig internetgebruik (Media:Tijd, 2014). Daarnaast gebruiken Nederlanders voor communiceren via media, over alleen jongeren zijn geen gegevens beschikbaar, de smartphone het meest (41 procent). Daarna volgen de laptop (23 procent) en de PC (21 procent) (Media:Tijd, 2014). 5.1.2 Medium Facebook is het grootste socialmedia-platform in Nederland, gevolgd door YouTube. Na YouTube volgen LinkedIn en Twitter. Het gebruik van LinkedIn is bij jongeren tussen de 15
Scriptie Elsa van Swieten
42
en 20 jaar verwaarloosbaar (Newcom Research & Consultancy, 2013), alleen oudere jongeren gebruiken dit medium. Opmerkelijk is dit niet, aangezien LinkedIn een sociaal netwerk is dat zich specifiek richt op professionals (Themarketingfactory, 2012). Uit het Social Media Onderzoek Jongeren 2014 blijkt dat het belang van Facebook onder 15- tot 19-jarigen toeneemt met leeftijd. Het gebruik van Twitter neemt af (zie grafiek 4) (Newcom Research & Consultacy, 2014).
Welk platform is voor u op dit moment het meest belangrijk?
Facebook!
Twider! 69! 59!
46! 37!
31!
16!
13!
15!jarigen!
16!jarigen!
10!
17!jarigen!
3! 18!jarigen!
2! 19!jarigen!
Grafiek 4. Welk platform het belangrijkste is voor jongeren tussen de 15 en 19 jaar (Marketingfacts, 2014). De redenen waarom jongeren social media gebruiken zijn: sociale connectie, het delen van identiteit, afbeeldingen, content, sociaal onderzoek, het surfen op sociale netwerken en status updates. Wanneer een organisatie jongeren wil bereiken wordt aanbevolen de pijlen te richten op sociale connectie, het delen van identiteit en afbeeldingen (Hekman, G. 2010). Oftewel, laat als organisatie/instelling zien wie je bent, maak persoonlijk contact en het gebruik afbeeldingen bij het plaatsen van een boodschap.
5.2 Fieldresearch Hieronder zet ik de belangrijkste resultaten uiteen die verzameld zijn door middel van een enquête. 5.2.1 Social media Dat social media populair zijn onder jongeren blijkt ook uit de resultaten van de enquête. Hieruit blijkt dat nagenoeg iedereen tussen de 15 en 24 jaar uit de Randstad social media gebruiken. Facebook heeft hierin een stevige eerste plek, bijna honderd procent van de respondenten gebruikt dit. Facebook wordt gevolgd door YouTube (73 procent), Instagram
Scriptie Elsa van Swieten
43
(63 procent), Twitter (35 procent), LinkedIn (30 procent) en Pinterest (27 procent).
Facebook!
!
Twitter!
216!(62.61!%)!
!
Pinterest!
92!(26.67!%)!
!
Vine!
14!(4.06!%)!
!
LinkedIn!
105!(30.43!%)!
!
YouTube!
!
Flickr!
9!(2.61!%)!
!
Anders,!namelijk:!
252!(73.04!%)! 13!(3.77!%)!
!
StumbleUpon! Geen!
122!(35.36!%)!
!
Instagram!
344!(99.71!%)!
!
!
27!(7.83!%)! 0!(0!%)! n!=!345!
Grafiek 5. Het gebruik van social media door jongeren tussen de 15 en 24 jaar.
Zoals in grafiek 5 te zien is, volgen Vine, Flickr en StumbleUpon op grote afstand. Bij de optie anders had twee derde van de jongeren ingevuld dat zij Tumblr gebruikten. Daarnaast vulde een enkeling We Heart It, Vimeo, Partyflock, Bloglovin of Keek in. Ook werden Snapchat en Whatsapp beide één keer genoemd, maar deze mobiele digitale media zijn niet relevant voor dit onderzoek, zoals eerder uitgelegd (zie §1.1). Jongeren gebruiken gemiddeld drie á vier soorten social media.
Ook blijkt uit de enquête dat Facebook voor 64 procent van de tijd wordt gebruikt als de jongeren 100 procent tijd zouden mogen verdelen (n=345). Instagram is goed voor 16 procent van de tijd waarna YouTube (elf procent), Twitter (vier procent), LinkedIn (drie procent) en Pinterest (drie procent) de rest van de tijd vullen. Aangezien de getallen zijn afgerond, is er uiteindelijk 101 procent verdeeld. Het gebruik van de overige soorten social media is te verwaarlozen. Te zien is dat YouTube door veel jongeren wordt gebruikt maar hier relatief gezien niet veel tijd op doorbrengen. Facebook wordt door elke respondent gebruikt en is ook goed voor bijna twee derde van de tijd die jongeren op social media doorbrengen. 5.2.2 Reden gebruik social media Plezier is de meest voorkomende reden dat jongeren social media gebruiken (n=345), meer dan 94 procent van de respondenten gebruikt het hiervoor. Gevolgd door onderhouden contacten (83 procent), het vergaren van informatie (64 procent), sociale interactie (61 procent), creëren van een persoonlijke identiteit (20 procent) en anders (9 procent). Bij anders werd het meest werk, verveling, studie en dingen rondom feestjes aangegeven.
Scriptie Elsa van Swieten
44
5.2.3 Activiteiten social media In grafiek 6 is te zien waarom jongeren tussen de 15 en 24 jaar berichten zouden willen delen, retweeten of plaatsen.
Omdat ik wil laten zien aan anderen dat ik dit leuk vind
185 (58 %)
Ik wil een identiteit creëren
36 (11 %)
Ik vind het gewoon leuk Ik wil anderen bewust maken van deze post
241 (76 %) 232 (73 %)
Ik wil grappig zijn
52 (16 %)
Anders, namelijk:
11 (4 %) n = 318
Grafiek 6. Reden waarom jongeren berichten delen, retweeten of plaatsen. Andere redenen die respondenten aangeven voor het delen van berichten zijn promotie van een onderneming voor een kennis of vriend(in), reclame, dat het de moeite waard is om te lezen en dat ze het bericht gemakkelijk terug kunnen vinden. 5.2.4 Informatiebehoefte Als het gaat om het vergaren van informatie worden social media (n=343) het meest gebruikt voor contact met vrienden over uitgaan, daarna informatie over uitgaan, gevolgd door informatie voor school, daarna overig en dan informatie over drugs. Maar als het gaat om het vergaren van informatie van het internet (n=342) dan wordt dit het meest gedaan voor informatie voor school, gevolgd door informatie over uitgaan, contact met vrienden, overige activiteiten en informatie over drugs. 5.2.5 Opslaan van informatie In de onderstaande grafiek is zichtbaar op welke manieren jongeren tussen de 15 en 24 jaar denken, online, het beste informatie in zich op te nemen.
Gesproken interview
175 (54.01 %)
Geschreven interview
105 (32.41 %)
Reportage
207 (63.89 %)
Nieuwsbericht
182 (56.17 %)
Fotoserie
165 (50.93 %)
Quiz
63 (19.44 %)
Spel
71 (21.91 %)
Conversatie
189 (58.33 %) n = 324
Grafiek 7. De beste manier waarop jongeren denken informatie in zich op te nemen. !
Scriptie Elsa van Swieten
45
64 procent van de jongeren geeft aan dat een reportage één van de beste manieren is om informatie in zich op te nemen. Hierna volgt door middel van een conversatie (58 procent) en een nieuwsbericht (56 procent). Dit wordt op de voet gevolgd door een gesproken interview (54 procent) en een fotoserie (51 procent). De minst vaak aangegeven manieren om (het beste) informatie in zich op te nemen, is door middel van een geschreven interview (32 procent), een spel (22 procent) en een quiz (19 procent). De mogelijkheid bestaat dat de respondenten niet over de kennis beschikten van wat de keuzemogelijkheden inhielden, waardoor ze de keuzes mogelijk op een andere manier hebben geïnterpreteerd dan hoe de onderzoeker deze heeft bedoeld.
5.3 Conclusie Jongeren zijn van alle bevolkingsgroepen het meest actief online. Jongeren tussen de 15 en 24 jaar maken dan ook veelvuldig gebruik van social media. Facebook wordt door nagenoeg de gehele doelgroep gebruikt en ook het meeste in tijd. Nederlanders, niet alleen jongeren, gebruiken bijna evenveel tijd per dag aan verschillende soorten media als aan slapen – iets meer dan 8 uur. Naar verwachting zal social media in toenemende mate een belangrijke bron worden voor het verzamelen van informatie. De drie hoofdredenen voor het gebruik van social media zijn voor jongeren plezier, het vergaren van informatie en sociale interactie. Het is belangrijk om op social media te laten zien wie je bent, persoonlijk te contact hebben en afbeeldingen te gebruiken bij het plaatsen van berichten. Berichten kunnen het beste doordeweeks geplaatst worden, de hele dag door behalve rond etenstijd (18 uur) en na 22 uur. Mensen met een hoge opleiding en mensen die wonen in stedelijke gebieden, lezen meer digitaal. Jongeren delen content onder andere als zij anderen bewust willen maken van de post. Jongeren gaan op social media, maar ook op het internet, zelf niet of nauwelijks op zoek naar informatie over drugs. Wel gebruiken ze social media om met vrienden te praten over uitgaan of voor informatie over uitgaan.
Scriptie Elsa van Swieten
6
47
Resultaten interviews
In dit hoofdstuk wordt, per thema, besproken wat de belangrijkste resultaten van de gesprekken met (drugspreventie-)deskundigen zijn. De volgende personen zijn geïnterviewd in de volgende categorieën: Instellingen voor (onder andere) drugspreventie: • • • • • •
Iris van Wylik (Trimbos-Instituut); Kelly Roelofs (Solutions Be Aware); Eline Rezel (Brijder Jeugd); Arjen Derksen (Stichting Voorkom!); Marieke Wijnbergen (Antes Groep/Youz); Jacqueline Krouwel (Unity).
Communicatie: • • •
Kayleigh Bergwerff (TeamAlert); campagnes / communicatie algemeen. Roger Bloem (Burger King); communicatie algemeen. Christian Burgers (Vrije Universiteit Amsterdam); gezondheidsvoorlichting.
In het plan van aanpak staat dat ik zou gaan praten met Bjorn Dirske van Youz Rotterdam. Dit interview is vervangen door een interview met Marieke van Wijnbergen van het overkoepelende concern van Youz, namelijk Antes Groep. De reden hiervoor is dat zij meer inhoudelijk antwoord kan geven op vragen dan Bjorn. Het interview met Hugo van den Hurk van Everybody Loves Pinguins is geheel komen te vervallen. Deze is vervangen door een interview met Jacqueline Krouwel van Unity. Hugo bleek toch geen tijd te hebben, net als KWF en Stivoro. Ik heb toen gekozen om Unity te interviewen omdat zij, met een focus op jongeren, op social media de meeste volgers hebben in vergelijking met de andere geanalyseerde instellingen (zie bijlage VI, p112.). Het interview met Eline Rezel is toegevoegd omdat Brijder Jeugd een groot bereik heeft binnen Noord-Holland. Daarnaast is ook het interview met Christian Burgers toegevoegd omdat hij, als universitair docent op het gebied van marketingcommunicatie en gezondheidsvoorlichting (VU Amsterdam), kennis heeft over gezondheidscommunicatie. Uiteindelijk zijn er negen interviews gehouden in plaats van zeven.
6.1 Eigen kennis Omdat social media bij veel organisaties als extra taak erbij is gekomen en hiervoor niet een extra personeelslid is aangenomen, is bij veel instellingen een medewerker aangesteld die geen kennis heeft van social media op basis van een (voor)opleiding. Van de zes geïnterviewden was er één die kennis had over social media op basis van een (voor)opleiding, twee met indirecte kennis en drie zonder kennis.
Scriptie Elsa van Swieten
48
Bij de twee van deze zes instellingen waar indirecte kennis is, was er kennis over (online) marketing of was er een kleine cursus gevolgd. Bij één van de zes instellingen werd het algemene account beheerd door drie personen, waarvan er één een vooropleiding gedaan had met betrekking tot media, namelijk Media en Cultuur.
6.2 Strategie Geen van de geïnterviewden van de drugspreventie-instellingen heeft een concreet plan en/of strategie voor social media. Alleen Unity, één van deze zes instellingen waarbij een medewerker is geïnterviewd, komt in de buurt van een plan. Unity is nagegaan wanneer berichten het beste gepost kunnen worden. “Dinsdag is de beste dag om berichten te plaatsen en vluchtige berichten kunnen het beste overdag gepost worden. Ook rond het avondeten is een goed moment omdat mensen dan meer tijd hebben. Berichten op Facebook en Twitter kunnen worden ingepland, waardoor je berichten voor na werktijd al eerder kan maken.” Roger Bloem, communicatieadviseur, geeft aan dat de dag niet uitmaakt maar wel het moment. “Bij een presentatie van NU.nl lieten ze zien dat er vooral een grote piek is rond het middaguur wanneer mensen lunchpauze hebben, dan pakt iedereen zijn of haar mobiel erbij.”
6.3 Aanspreken doelgroep Uit de interviews komt naar voren dat het van belang is om niet oordelend over te komen (Derksen, Bloem). Volgens Derksen is het ook van belang om jongeren altijd te benaderen vanuit hun eigen belevingswereld. Het is belangrijk om informatie positief om te buigen (Bergweff, Bloem, Rezel). Kayleigh Bergwerff, communicatie bij TeamAlert, raadt aan om het woordje niet weg te laten tijdens preventie. “Uit gedragswetenschappen is gebleken dat mensen hierover heenlezen. Slogans werken daarnaast erg goed bij het onthouden van tekst.” Daarnaast is er een verdeelde visie over het aanspreken van hogeropgeleiden. “Over het algemeen spreek je hogeropgeleiden op een andere manier aan dan lager opgeleiden maar online is dat lastig.” (Van Wylick) De reden hiervoor is dat je niet kan filteren bij wie je boodschap aankomt. Ook geeft Van Wylick aan dat je geen onnodig ‘cool’ taalgebruik gaat gebruiken om op niveau te komen met je doelgroep. Eline Rezel bevestigt dit maar zegt dat je wel in groep-acht-taal moet schrijven voor iedereen, zodat iedereen gelijk ziet waar het over gaat. Marieke Wijnbergen vindt het een mooi idee om onderscheid te maken. “Het is een mooi idee omdat bij hoog- en laagopgeleiden andere problemen spelen. Bij lager opgeleiden gaat het meer om schooluitval en bij hogeropgeleiden meer om partydrugs. Het
Scriptie Elsa van Swieten
49
heeft pas zin om onderscheid te maken in voorlichting online, voor hoger- en lager opgeleiden, als je dit landelijk uitvoert.”
6.4 Invulling berichtgeving Drugsinstellingen geven op verschillende manieren invulling aan hun berichten op social media. Iris van Wylick (Trimbos-instituut) zegt dat veelgestelde vragen het goed doen op social media omdat, zoals het woord al zegt, veel mensen dit willen weten. Van Wylick beantwoordt, in samenwerking met Partyflock, elke week de belangrijkste vraag die op Partyflock naar voren komt. Jacqueline Krouwel van Unity geeft aan dat vragen inderdaad belangrijk zijn: “Ook voor de interactie met de gebruikers is het goed om af en toe een vraag te posten.” Volgens Van Wylick is het daarnaast belangrijk om een teaser bij het bericht te zetten met: “lees het antwoord hier.” Mensen klikken met een teaser sneller door. Van Wylick gebruikt video of beeld zelden, maar probeert wel goed te kijken naar wat past bij de jonge doelgroep, zoals festivals en populaire clubs. Iris van Wylick is de enige geïnterviewde die niet direct over beeld nadenkt. Volgens Kelly Roelofs (Solutions Be Aware) is beeld essentieel bij het plaatsen van berichten. Dit kan dan een korte video zijn van twee minuten maar ook een afbeelding. “Een grappig plaatje trekt het meest de aandacht maar het moet ook niet alleen maar dollen worden. Met een plaatje wordt er sneller doorgeklikt naar het bijbehorende artikel.” Beeld wordt door vijf van de acht geinterviewden genoemd, humor door vier van de acht. Een ander punt, volgens Roelofs, is om vernieuwend te zijn en dingen te posten die niet al overal op het internet staan. “Een origineel bericht is een leuke uitdaging maar het kost wel meer tijd. Daarnaast doen onderwerpen het goed die in het nieuws zijn.” Ook houdt Roelofs de berichten het liefste in het Nederlands. “Als het een belangrijk Engels artikel is ga ik eerst kijken of iemand het kan vertalen.” Roelofs geeft aan dat bij Be Aware het meest gelezen bericht over GHB gaat en dat berichten met een schreeuwende/pakkende titel het meest aangrijpen. Ook is het volgens Roelofs belangrijk om de berichten luchtig te houden. Antes Groep wil de social media van Youz graag in laten vullen door een peer of iemand van dezelfde leeftijd omdat hij of zij weet wat er speelt. Het is volgens Marieke Wijnbergen (Antes Groep) dan ook erg belangrijk om dingen te posten die jongeren willen weten. Vier van de acht geïnterviewden noemen dan ook dat het belangrijk is om content te baseren op nieuws.
6.5 Toekomst Alle drugspreventie-instellingen willen graag stappen vooruit maken en/of groter worden. “We willen graag beginnen met social media maar willen het dan wel goed doen”, aldus Wijnbergen. Ook Unity, met de meeste volgers op Facebook, zou graag nog groeien. “Hoe
Scriptie Elsa van Swieten
50
meer hoe beter.” De manier waarop is bij deze instellingen nog onbekend. Youz en Stichting Voorkom! willen hier pas mee beginnen als zij hier of de juiste mensen voor hebben of de juiste content.
6.6 Analyse Communicatieadviseur Roger Bloem Roger Bloem is ervan overtuigd dat het lastig is om je eigen pagina goed te laten werken op Facebook, maar ook op andere social media, als je een instelling bent uit de verslavingszorg of doet aan drugspreventie. “Waarom zouden jongeren die pagina liken? Je moet iets hebben waardoor het interessant, leuk of grappig is om je pagina te willen volgen. Jongeren willen niet dat er naar hun met het ‘vingertje’ gewezen wordt of berichten lezen over dat ze geen drugs moeten gebruiken. Het is dus belangrijk om op zoek te gaan naar een onderwerp waaraan de instelling zich kan koppelen. Alleen berichten zenden werkt niet.” De reden hiervoor is dat Facebook dingen laat zien in het nieuwsoverzicht die hij voor jou als gebruiker belangrijk acht (zie §3.2.3). Een voorbeeld: Als instelling van de verslavingszorg wil je dat jongeren (en ouderen) jouw instelling vinden en dat alcohol- en drugsgebruik afneemt. “Je kan dan bijvoorbeeld een Twitteraccount of Facebookpagina aanmaken met de naam ‘Hé, super brak?’ waarmee je op zondagochtend mensen met een kater een tweet stuurt met een artikel over tips om van je brakheid af te komen.” Op Facebook kan een instelling inhaken op wat er nu speelt en grappige afbeeldingen, artikelen en informatie over brak zijn plaatsen. In de informatiebalk kun je dan informatie kwijt over je organisatie. Op deze manier is het makkelijker om mensen naar je website te krijgen. “De instellingen moeten zich op social media niet profileren als zichzelf. Zelf de interactie opzoeken is beter dan alleen zenden.” Instellingen moeten, naast het hiervoor gegeven voorbeeld, op zoek gaan naar bedrijven waarmee zij een samenwerking kunnen aangaan. “Denk bijvoorbeeld aan ADE of Partyflock. Dat drugsenuitgaan.nl (Trimbos-instituut) een afspraak heeft met Partyflock voor het beantwoorden van vragen op hun website is dan weer erg goed.” Ook geeft Roger aan dat het belangrijk is om een positieve draai te geven aan de informatie die je zendt. “Positiviteit werkt, net als shocking berichten. De campagne niet roken heeft dat bijvoorbeeld goed gedaan door foto’s van longen te laten zien van mensen die roken. (..) Het draait allemaal om relevantie. Dat is het meest belangrijke van allemaal. Actueel zijn en daardoor relevant zijn omdat jongeren het nu willen weten en het nu speelt.” Een voorbeeld dat naar boven komt tijdens het interview met Roger heeft te maken met de televisieserie Breaking Bad. In de tijd dat er elke week een nieuwe aflevering op televisie kwam, had er op social media makkelijk op ingespeeld kunnen worden. Bijvoorbeeld door te laten zien hoe iemand er echt uit ziet bij het gebruik van veel harddrugs. Instagram, een veel gebruikt medium door jongeren (zie §5.2.1), is volgens Roger geen
Scriptie Elsa van Swieten
51
geschikt medium voor drugspreventie omdat het delen van content via dit medium moeilijk is.
6.7 Analyse Christian Burgers gezondheidsvoorlichting “Het voorbeeld van Roger heeft ook valkuilen. Eén van de valkuilen van een grappige pagina, is dat mensen de pagina mogelijk niet begrijpen. Je kan dus een verkeerd signaal afgeven omdat sommigen door de pagina kunnen denken dat ‘brak zijn’ oké is. Mensen zijn bij een aantal dingen niet goed in staat in te schatten of ze de grap goed begrepen hebben. Grapjes werken dus alleen voor de mensen die de grap begrijpen.” “De beste content is afhankelijk van wat de zender wil bereiken met welk medium, op welk moment en met welke doelgroep. Als social media alleen gebruikt worden om door te linken dan is het noodzakelijk om te weten wat belangrijk is voor de doelgroep. Op social media is het makkelijk om door te linken naar een pagina waar meer terug te vinden is over preventie maar het zijn keuzes die helemaal liggen bij de ontwikkelaar.” Het kan ook zo zijn dat sommige media het doel hebben om mensen te informeren over dat de campagne of informatie bestaat, wat een doel kan zijn van de interventie. “Dat het doel is om Twitter te gebruiken om mensen te interesseren en niet om mensen voorlichting te geven. Je laat mensen dan doorklikken naar een pagina waar meer informatie te vinden is. Het kan dus dat niet elk onderdeel van de preventie alle doelen van de interventie in zich heeft.” Een website bij een socialmedia-pagina zou een optie zijn. Daarvoor is het belangrijk dat op social media de aandacht getrokken wordt, zodat ze doorklikken. De zender geeft een teaser maar niet de hele boodschap. “Tussen het moment van aandacht en het moment van doorklikken zitten een aantal stappen. In het begin moet er überhaupt aandacht zijn voor de boodschap en dat ze de boodschap gaan bekijken. Daarna zijn er aandachttrekkers nodig zodat mensen getriggerd worden om op de boodschap te klikken. Het doel is dus om mensen naar de website te leiden. Hierbij zijn alle casussen anders. Daarom is het essentieel om meer te weten over de specifieke doelgroep. Je kunt bijvoorbeeld gebruik maken van de cryptische verhalen en die grapjes. Is het doel de aandacht trekken dan maakt de invulling al minder uit want dan heb je in ieder geval de aandacht.” Als de organisatie bijvoorbeeld cryptische verhalen zou willen gebruiken of grapjes, kan er eerst met één regel van het grapje of verhaal de aandacht getrokken worden en dat als je klikt, de lezer ook gelijk de oplossing erbij krijgt. Wat ook de aandacht trekt zijn simpele dingen als woordspelingen, alliteraties of rijm oftewel kleine trucjes om de aandacht te verhogen. Daarnaast zou, als dat bij de doelgroep past, een klein beeld toegevoegd kunnen worden die de aandacht trekt maar dat hangt wederom sterk af van de omgeving waarin het gelezen wordt, het apparaat dat de doelgroep gebruikt en het medium.
Scriptie Elsa van Swieten
52
6.8 Conclusie De kennis over social media bij drugspreventie-instellingen is gering. Instellingen hebben (nog) geen concreet plan voor social media. Iedere instelling, die is geïnterviewd, heeft een account op social media maar vier van de zes zijn hier maar actief op. De reden voor het niet actief zijn op social media is dan ook het ontbreken van een plan. Uit ervaring van de medewerkers blijkt dat veelgestelde vragen, teasers, slogans, beeld en grappige plaatjes of teksten de aandacht voor een bericht verhogen op social media. Verder is het belangrijk om informatie positief om te buigen, het woordje niet weg te laten, actueel te zijn en jongeren aan te spreken vanuit hun eigen belevingswereld. Verder is het essentieel om relevant te zijn dus om te kijken wat de doelgroep wil weten en niet lukraak dingen te posten waarvan gedacht wordt dat het interessant is. Het kan moeilijk zijn om als drugspreventie-instelling succesvol te worden. Toch zijn er meerdere mogelijkheden. Bijvoorbeeld door een pagina aan te maken over brak zijn die humoristisch is en informatief, maar waarbij ook een koppeling kan worden gemaakt naar de eigen instelling. Belangrijk hierbij is dat er goed opgelet moet worden of de content begrepen wordt. Mensen die een grapje niet begrijpen kunnen informatie verkeerd opslaan en in dit geval denken dat ‘brak zijn’ oké is. Een andere mogelijkheid is om als instelling jezelf te koppelen aan interessante mensen en organisaties. Een voorbeeld van organisaties zijn bijvoorbeeld ADE en Partyflock. Een andere mogelijkheid is om social media (bijna alleen) te gebruiken om de aandacht te trekken. Als een instelling bijvoorbeeld cryptische verhalen zou willen gebruiken of grapjes, kan er eerst met één regel van het grapje of verhaal de aandacht getrokken worden en dat als je klikt, de lezer ook gelijk de oplossing erbij krijgt. Wat ook de aandacht trekt zijn simpele dingen als woordspelingen, alliteraties of rijm. Daarnaast zou beeld toegevoegd kunnen worden om de aandacht te verhogen maar dit hangt sterk af van de omgeving, het apparaat en het medium.
Scriptie Elsa van Swieten
7
53
Conclusie
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de probleemstelling: Welke content kun je het beste gebruiken bij harddrugspreventie via social media voor hoger opgeleide jongeren tussen de 15 en 24 jaar uit de Randstad? Bijna twee derde van de jongeren uit de Randstad tussen de 15 en 24 jaar heeft ooit harddrugs gebruikt. Ecstasy is de meest populaire drug, gevolgd door cocaïne, MDMA en amfetamine. Amfetamine groeit bij jongeren in populariteit omdat speed vijf keer goedkoper is dan cocaïne. Bij scholieren is te zien dat één op de 25 scholieren ooit harddrugs heeft gebruikt. Drugsgebruik komt vaker voor in stedelijke gebieden. Bijna alle jongeren tussen de 15 en 24 jaar gebruiken social media. Facebook wordt door vrijwel de gehele doelgroep gebruikt en ook veruit het meest. Social media worden het meest gebruikt voor plezier, het onderhouden contacten, vergaren informatie en sociale interactie. Als het gaat om het vergaren van informatie worden social media het meest gebruikt voor contact met vrienden over uitgaan. De redenen voor jongeren om berichten te delen is omdat zij het bericht leuk vinden, andere bewust willen maken van een post en om aan anderen te laten zien dat zij een bepaalde post leuk vinden. Het gemak waarmee mensen in het uitgaansleven ecstasypillen gebruiken is ook toegenomen. Ondanks dat meer dan twee derde van de doelgroep aangeeft geen informatie te willen over harddrugs, blijft het belangrijk om jongeren hierover voor te lichten omdat zij hun grenzen minder goed kunnen bepalen en zij een minder goed inschattingsvermogen hebben dan volwassenen. Bekend is dat de ambulance in Amsterdam in de afgelopen tien jaar twee keer zoveel moest uitrukken voor overmatig drugsgebruik. Opmerkelijk is dat een socialmedia-campagne over harddrugs de doelgroep nagenoeg evenveel aanspreekt als de huidige manier voorlichting, voorlichting door middel van een gesprek/presentatie. Drugspreventie-instellingen zijn nog onvoldoende op de hoogte van de mogelijkheden van social media en onderschatten de waarde ervan. Een optie zou zijn om als instelling een interessante, actuele, grappige en interactieve nevenpagina te creëren die op een humoristische manier staat voor het hoofddoel van de instelling. Wel moet er rekening gehouden worden met de keerzijde hiervan, dat als mensen het niet begrijpen, de boodschap verkeerd over kan komen en ze kunnen denken dat ‘brak zijn’ bijvoorbeeld oké is. Een andere optie is om social media te gebruiken als aandachttrekker, dit is dan onderdeel van preventie, ook al heeft het niet alle aspecten in zich. Er kan dan bijvoorbeeld gebruikt gemaakt worden van teasers, slogans, alliteraties, rijm of woordspelingen. Geconcludeerd kan worden, op basis van dit onderzoek, dat de beste content voor harddrugspreventie via social media bestaat uit één of meer van de volgende aspecten:
Scriptie Elsa van Swieten
• • • • • • •
54
Humor: mits het wordt begrepen door de gebruiker; Aandachttrekkers: rijm, alliteratie, woordspelingen; Actualiteit: inhaken; Feiten: evidentie; Persoonlijk: eigen verhalen, tonen identiteit; Beeldend: afbeeldingen en/of video; Relevantie: veelgestelde vragen, inspelen op behoeftes doelgroep.
Uiteraard geldt: hoe meer van deze aspecten terug te zien zijn, hoe beter. Facebook biedt de meeste mogelijkheden om (meer van) deze aspecten aan bod te laten komen, daarnaast is dit het medium waar vrijwel de gehele doelgroep zich bevindt en het meeste tijd aan besteed wordt.
Scriptie Elsa van Swieten
8
55
Evaluatie
In dit hoofdstuk bespreek ik de validiteit, betrouwbaarheid, mijn proces en mogelijk vervolgonderzoek.
8.1 Kwaliteit onderzoek 8.1.1 Betrouwbaarheid Enquete
De enquête was betrouwbaarder geweest als er definities waren toegevoegd aan de enquête. In de enquête kwam een vraag naar voren over hoe jongeren het beste informatie in zich opnemen. De respondenten konden kiezen uit verschillende keuzemogelijkheden. Hier konden zij bijvoorbeeld kiezen voor een reportage of een nieuwsbericht. Aangezien de mogelijkheid bestaat dat de respondenten niet over de kennis beschikten van wat deze begrippen precies inhielden, is het mogelijk dat ze de antwoorden verkeerd hebben geïnterpreteerd. In het vervolg kan de betrouwbaarheid verhoogd worden door een definitie erbij te zetten. Door gesloten én open vragen te variëren in de enquête, is de kans aanzienlijk verkleind dat de respondenten ‘snel’ even wat antwoorden hebben ingevuld. Dit verhoogt de betrouwbaarheid omdat de respondenten bij open vragen relatief meer tijd moeten steken in het geven van een antwoord. Naast het afnemen van een enquête is er ook deskresearch gedaan over het media- en drugsgebruik van de doelgroep, zodat verschillen in kaart gebracht konden worden. Er zijn geen extreme afwijkingen gevonden. Interviews
De uitkomsten van de interviews zijn naast elkaar neergelegd om te kijken of antwoorden overheen kwamen en/of instellingen elkaar tegen spraken. In het hoofdstuk Methoden en technieken kwam al naar voren dat er vier interviews zijn gedaan met medewerkers van instellingen, omdat dit een dekkingsgraad heeft van twintig procent. Hier is een verdeling gemaakt in relatief succesvol (meer dan tweehonderd volgers) en niet succesvol (geen volgers). Door deze verdeling wordt het onderwerp van twee verschillende perspectieven bekeken. Toch is er, aangezien er bij de probleemstelling een focus ligt op goede content en dus succesvolle instellingen, nog twee extra interviews afgenomen om de betrouwbaarheid te verhogen. Één hiervan was met Untiy (meer dan duizend volgers op Facebook) en de ander was met Brijder Jeugd (meer dan honderd volgers op Facebook). De dekkingsgraad is dus verhoogd van 20 naar 30 procent. Daarnaast is er één iemand gesproken over communicatie en campagnes in plaats van twee omdat dit maar een klein onderdeel van het onderzoek betrof. Veel informatie over
Scriptie Elsa van Swieten
56
campagnes is ook te vinden in deskresearch. Verder is voor het verhogen van de betrouwbaarheid ook nog een interview toegevoegd met een universitair docent van de VU Amsterdam (gezondheidsvoorlichting). De gezondheidsvoorlichter heeft zijn visie gegeven op de analyse van de communicatieadviseur, dit maakt de betrouwbaarheid hoog. Ook zijn de interviews opgenomen. Met de opnames is meerdere malen gecontroleerd of de informatie uit de interviews overeen kwam met wat er uiteindelijk terugkomt in het hoofdstuk 6. De opnames hebben de kans op toevallige fouten zoals het verkeerd noteren van informatie, aanzienlijk verkleind. 8.1.2 Validiteit Enquête
Door middel van een steekproefcalculator is berekend dat er 384 respondenten nodig waren voor dit onderzoek op basis van de populatie. Dit zijn er uiteindelijk 410 geworden. Daarnaast heb ik er 20 foute formulieren uitgehaald van mensen die niet de juiste leeftijd hadden of niet woonachtig waren in de Randstad. Uiteindelijk zijn er 390 bruikbare enquêtes ingevuld. Daarnaast is bij het berekenen van de grootte van de steekproef een betrouwbaarheidspercentage van 95 procent gehanteerd. In het programma waarin ik de enquête heb gemaakt, was het niet mogelijk om vragen verplicht te maken. Hierdoor zijn niet alle vragen door 95 procent van de doelgroep ingevuld, dit maakt het onderzoek minder valide. De doelgroep van dit onderzoek zijn jongeren van 15 tot en met 24 jaar. De gemiddelde leeftijd van de respondenten van de enquête was 20,6 jaar oud. Ook al ligt dit cijfer dicht bij het gemiddelde, vind ik het onderzoek niet een (geheel) juiste afspiegeling van de doelgroep. Dit omdat 15 de minst voorkomende leeftijd was in het onderzoek en 21 de meest voorkomende. De uitspraken gelden minder voor de jongere helft van de doelgroep en meer voor de oudere helft van de doelgroep. Oftewel, de uitkomsten van de enquête zijn niet generaliseerbaar voor de (gehele) doelgroep. De respondenten zijn willekeurig gekozen. De enquête is verspreid in meerdere Facebookgroepen over verschillende onderwerpen, waardoor de enquête is ingevuld door jongeren met verschillende interesses. Het overgrote deel van de respondenten is geworven via Facebook, waardoor de uitkomsten over het gebruik van Facebook mogelijk een licht vertekend beeld geven. Doordat deze mogelijkheid bestaat, zijn de uitkomsten vergeleken met andere onderzoeken over het mediagebruik van jongeren. In het vervolg zou er meer rekening mee gehouden kunnen worden door minimaal de helft van de enquêtes offline af te nemen. Interviews
Tijdens de interviews heb ik goed gelet op de manier waarop de geïnterviewden antwoordden. Ik keek of zij dingen zeiden die niet terug waren te zien in mijn vooraf
Scriptie Elsa van Swieten
57
gemaakte analyse of dat zij uitermate positief waren over hun eigen instelling, dit was niet aan de orde. De medewerkers gaven hun pluspunten aan over de manier waarop zij social media beheren maar ook hun gebreken. De instellingen die ik heb geïnterviewd, zijn een juiste afspiegeling van het werkveld. Er is een breed scala aan medewerkers geïnterviewd van allerlei verschillende instellingen. Daarnaast hebben zij onderling geen contact gehad over het onderzoek, omdat zij hiervoor te weinig met elkaar in contact staan, zo bleek uit de interviews. 8.1.3 Analysemethode Ik heb de resultaten zelf geanalyseerd in Excel. Dit is handmatig gedaan en daarna gecontroleerd door middel van tellingen. De kans op menselijke fouten is hierdoor verkleind. Van de belangrijkste resultaten zijn grafieken gemaakt om het overzichtelijk te maken voor de lezer.
8.2 Bruikbaarheid 8.2.1 Instellingen Ondanks dat de validiteit hoger had kunnen zijn, is het onderzoek bruikbaar. Het laat namelijk wel nieuwe mogelijkheden zien van een relatief onbekend terrein. Indien de instellingen besluiten dat de content bij hen niet werkt, zijn er ook alternatieven gegeven waarmee ze aan de slag kunnen, iets wat naar mijn inzicht positief is. Wel blijft het belangrijk om altijd te blijven nadenken als instelling over of het effectief gaat zijn voor de doelgroep die bereikt moet worden. Aangezien social media en harddrugs niet eerder onderzocht zijn samen, is het belangrijk dat instellingen zelf de touwen in handen gaan nemen en aan de slag gaan met de conclusies, om te ontdekken of de bevindingen voor hun instelling werken. 8.2.2 Vervolgonderzoek Op basis van het onderzoek kunnen mogenlijk de volgende vervolgonderzoeken gedaan worden. Hieronder twee suggesties: •
•
Onderzoek dat dieper ingaat op drugsgebruik onder jongeren in de Randstad. Sommige uitkomsten waren namelijk vrij opmerkelijk. Ik denk dat onderzoek dat zich enkel richt op het drugsgebruik veel dieper in kan gaan op het probleem. Jongeren worden dan de deskundigen waardoor er een beeld geschetst kan worden van onder andere de omgeving. Onderzoek naar het mediagebruik van specifiek adolescenten. Ik denk dat het belangrijk is dat er onderzoek gedaan wordt naar de manier waarop jongeren social media gebruiken. Dat het onderzoek dieper ingaat op hoe jongeren informatie in zich opnemen, in welke omstandigheden zij bepaalde informatie in zich opnemen en hoe zij omgaan met continue toestroom van informatie.
Scriptie Elsa van Swieten
58
8.3 Reflectie desk- en fieldresearch 8.3.1 Deskresearch Deskresearch kost veel tijd maar is erg belangrijk. Ik vind dat deskresearch veel belangrijke resultaten heeft opgeleverd. Als ik terugkijk, had ik eerder moeten beginnen aan deskresearch. Ik denk dat het veel had gescheeld als ik tijdens mijn plan van aanpak al meer deskresearch had gedaan, dan was het plan van aanpak nog concreter geweest. Ik vind dat ik te lang heb gewacht met het doen van de volledige deskresearch, waardoor ik tijdens het proces soms kennis miste. Ik heb hierdoor geleerd dat je het beste eerst kunt beginnen met het opbouwen van veel kennis want dan gaat de rest van het onderzoek een stuk soepeler. 8.3.2 Fieldresearch Het bleek dat er toch een echte journalist in mij zit. Het moment waarop ik iemand moet bellen vind ik eng, interviews afnemen daarentegen niet. Fieldresearch is erg snel gegaan, wat ik zie als positief en negatief. Positief omdat ik snel tempo kon maken maar negatief omdat ik niet genoeg tijd heb genomen om mezelf te evalueren tijdens het proces en aanpassingen te doen bij mijn volgende interviews. Ook had ik tijdens het onderzoek meer moeten denken aan het meer afnemen van offline enquêtes, aangezien er ook een vraag in de enquête terugkomt waarbij ik vraag of de respondent social media gebruikt. Niet verrassend komt er uit de resultaten naar voren dat nagenoeg iedereen social media gebruikt. Gelukkig bevestigt deskresearch dat ongeveer 99 procent van de doelgroep op Facebook zit.
8.4 Algemeen In deze paragraaf evalueer ik mijn scriptieproces. 8.4.1 Onderwerp fase Dit was voor mij het zwaarste gedeelte. Aangezien een journalist (vaak) ook niet voor een bedrijf werkt, besloot ik het helemaal zelf te gaan bedenken. Het onderwerp, wat ik wilde weten en wat mijn weg daar naartoe was. Gedurende de opleiding ben ik niet vaak in aanraking gekomen met stressvolle periodes, waardoor ik erg moest wennen aan de stress die ik kreeg van het zoeken van een onderwerp. Gelukkig heb ik hierdoor wel beter om leren gaan met stress want het zal nog vaker voorkomen in mijn leven. 8.4.2 Voorstel en plan van aanpak Toen ik eenmaal een idee had, ben ik vol goede moed begonnen aan mijn voorstel. Al snel liep ik tegen het probleem aan dat ik het eng vond om instellingen op te bellen. Dit had ik natuurlijk al eerder in de opleiding ervaren maar nog nooit zo erg. Ik merkte dat ik niet voor schut wilde staan bij een instelling omdat ik toen nog niet duidelijk voor ogen had waar ik naartoe wilde. Gelukkig is de angst om te bellen uiteindelijk bijna helemaal verdwenen door
Scriptie Elsa van Swieten
59
er veel over te praten met mensen in mijn omgeving. Ik heb dan ook langer gedaan over mijn voorstel dan over mijn plan van aanpak omdat ik deze vaak terug heb gekregen van mijn studieloopbaanbegeleider. De fase met het plan van aanpak maakte daarentegen veel goed. Ik zat in een try-out van een nieuwe vorm van scriptiebegeleiding en dit werkte voor mij heel goed. Elke week een contactmoment, zien hoe anderen het doen en elkaar feedback kunnen geven. Daarnaast heb ik ook erg veel gehad aan de steun van onze groepsbegeleider, Marloes Geboers. Het plan van aanpak was dan ook snel goedgekeurd. De try-out vond ik een erg goede manier van begeleiding. Tijdens het plan van aanpak was de begeleiding zelfs uitmuntend. Wel vind ik dat er meer aandacht moet komen voor studenten die er iets langer over doen, aangezien er aan het einde nauwelijks meer begeleiding was omdat de groepsbegeleider weer een nieuwe groep kreeg. Alsnog heb ik over het gehele traject gezien een goede ervaring met de try-out. 8.4.3 Resultaat Ik ben tevreden. Er zijn resultaten die erg handig en bruikbaar zijn voor de instellingen. Er is alleen nog steeds niks concreets getest. Het was ook niet mogelijk om met meer voorbeelden te komen omdat niemand nog weet hoe het precies moet. Hierdoor blijven de conclusies opties en is het niet een steevast plan dat gegarandeerd succesvol is. 8.4.4 Persoonlijk proces Ik vind dat ik erg ben gegroeid tijdens mijn scriptieproces. Ik vond de scriptie het moeilijkste onderdeel van de opleiding. Tijdens mijn scriptieperiode ben ik zeker veranderd door mezelf tegen te komen in stresssituaties. Ik zie mijzelf nu als professioneel omdat ik mij op een andere manier ben gaan opstellen tegenover studeren en mijn studie-omgeving. Ik ben door het hele proces goed gaan nadenken over mijn toekomst en wat ik nog zou willen leren. Hieruit is voortgekomen dat ik ook het vak fysiotherapie nog wil leren, vandaar dat ik in september met deze opleiding ben gestart.
Scriptie Elsa van Swieten
61
Beroepsproduct Medium: AnD is het tijdschrift van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen. Het tijdschrift biedt informatie over preventie, hulpverlening en onderzoek met betrekking tot drugsproblemen. De onderwerpen worden voornamelijk belicht vanuit een gezondheidsperspectief. AnD verschijnt drie keer per jaar (maart, juni en december). De lezers van AnD zijn grotendeels professionelen, zowel uit de alcohol- en drugsector (hulpverlening, vroeginterventie, preventie en onderzoek) als uit de bredere welzijns- en gezondheidssector.
Harddrugspreventie via social media
Dat voorlichting belangrijk is, staat buiten kijf. Toch krijgt niet iedereen voorlichting in Nederland, terwijl dat voor jongeren tot 24 jaar juist erg belangrijk is omdat zij gevoeliger zijn voor drugs omdat de breinontwikkeling pas voltooid is bij een leeftijd van 24 jaar (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2013). Daarnaast zijn jongeren door middel van voorlichitng bewuster bezig met keuzes die zij maken (Gemeente Utrecht, 2014). Hoe kunnen jongeren tot 24 jaar voorzien worden van meer informatie? Social media zijn daar mogelijk een antwoord op. Met social media is het mogeljk om veel mensen te bereiken, mits dit gebeurt met goede content. Social media zijn sinds 2010 niet meer weg te denken uit onze maatschappij en dan met name de sociale netwerken zoals Facebook, Twitter en YouTube. Jongeren bevinden zich een aanzienlijk groot deel van de dag op deze
Scriptie Elsa van Swieten
62
websites, met name om te communiceren (Media:Tijd, 2014). Via deze weg blijven ze in contact met vrienden, familie en kennissen. Een belangrijk aspect van social media is dat jongeren zich hierop profileren. Ze zijn voortdurend bezig met het verspreiden van informatie via hun eigen pagina, ook wel hun eigen stem. Jongeren delen hun meningen over (bijna) alles online en koppelen zich zodoende aan bepaalde organisaties. Profilering is niet de hoofdreden voor het gebruik van social media. Jongeren geven aan dat dit plezier is, op de voet gevolgd door het onderhouden van contacten. Ook niet onbelangrijk is dat 64 procent van de jongeren uit de Randstad tussen de 15 en 24 jaar social media gebruiken voor het vergaren van informatie. Behalve dat jongeren bezig zijn met het verspreiden van informatie, zijn zij dus ook op zoek naar informatie. Het nut van social media is bij iedereen duidelijk. Instellingen, organisaties en bedrijven zien dat met name jongeren, geen afstand kunnen nemen van social media. Om een doelgroep te bereiken is het dus belangrijk voor een instelling, om aanwezig te zijn op social media en zich hierop te profileren. Of dit makkelijk is? Nee, zeker niet. Of dit het waard is? Meer dan waard. Maar de grote vraag is natuurlijk: hoe?
Content Uit het onderzoek Harddrugspreventie via social media blijkt dat harddrugspreventie via social media voor jongeren het beste kan bestaan uit één (of meer) van de volgende aspecten: • • • • • • •
Humor; Aandachttrekkers; Actualiteit; Feiten; Persoonlijk; Beeldend; Relevantie.
Uiteraard geldt: hoe meer van deze aspecten aanwezig zijn, hoe beter.
Scriptie Elsa van Swieten
63
Humor Emotie werkt. Emotie verbindt. Plezier is een hele sterke emotie (Saskia de Laat, Writeaholic). Daarnaast is het makkelijker om bijvoorbeeld likes te krijgen bij een bericht. Likes zorgen voor het vergroten van de aandacht omdat deze zichtbaar worden in het nieuwsoverzicht van de vrienden van de persoon die het liket (SocialSensr, Adformatie). Jongeren geven daarnaast aan social media vooral te gebruiken voor plezier, hiermee wordt daar goed op ingespeeld. Met humor moet wel opgepast worden, als mensen het niet begrijpen kunnen ze de boodschap verkeerd opslaan, waardoor het tegengestelde effect op kan treden. Gebruik het dus met mate. Aandachttrekkers Om een bericht zichtbaar te maken, kan er gebruik gemaakt worden van simpele trucjes. Denk aan rijm, alliteratie, woordspelingen en teasers. Het wordt hierdoor interessant om door te klikken en/of het gehele bericht te bekijken. Actualiteit Alle content die actueel is, krijgt sneller aandacht van de doelgroep. Dit maakt het dus ook relevant. Stel er komt een nieuwe aflevering uit van Breaking Bad waarin iemand veelvuldig ecstasy gebruikt, kan hier makkelijk een twitterbericht over worden uitgegooid: “Wil je zien hoe iemand er echt uit ziet bij veelvuldig ecstasygebruik? #Breakingbad #ecstasy”, en dan een link naar de afbeelding. Ook komt uit het onderzoek naar voren dat het kan helpen om content op nieuws te baseren. Feiten Jongeren willen graag feiten weten. Wat doet drugs met het lichaam? Hoe wordt het gemaakt? Wat zijn de langetermijneffecten? Hoe meer gebaseerd is op feiten, hoe doeltreffender de informatie zal zijn. Persoonlijk Kelly Roelofs: “Bij voorlichting voor de klas wordt al langer gebruik gemaakt van persoonlijke ervaringen.” Op social media is dat even belangrijk. Het is makkelijker om mensen te binden zodra ze het gevoel hebben dat ze echt tegenover iemand staan. Gebruik dit dus online, probeer de jongeren te inspireren. Deel (eigen) ervaringen en laat zien wie er achter het socialmedia-account zit, dit spreekt veel meer aan dan afstandelijk en algemeen. Een idee is dan ook om als instelling de eigen community in te zetten en ambassadeurs te werven. Dit kunnen bekende mensen zijn, maar ook mensen die graag uitdragen waar de instelling voor staat. Beeldend Berichten waarbij een afbeelding wordt gebruikt, worden sneller geliket dan andere berichten. Deze berichten krijgen dus meer aandacht (zie humor). Het is daarnaast het
Scriptie Elsa van Swieten
64
meest functioneel om een afbeelding te gebruiken die iets toevoegt aan de boodschap. Hiermee wordt de boodschap namelijk versterkt. Verder kunnen video’s veel informatie geven, in een korte tijd, met relatief weinig ruimte (Dianna Gosens, krachtvancontent.nl). Video’s kunnen daarom helpen bij het overbrengen van de boodschap , jongeren reageren namelijk goed op bewegend beeld. Relevantie Wat een instelling zelf interessant vindt, hoeft de doelgroep niet interessant te vinden. Het is dus belangrijk een duidelijk beeld te hebben van wat de doelgroep wil weten. Het blijkt dat dat jongeren voornamelijk informatie willen over lichamelijke en psychische effecten als ook van gevaren en effecten op lange termijn. Andere onderwerpen waren: effecten op onderwijs, consequenties voor de toekomst, tips, schadelijke combinaties, de sterkte van sommige drugs en het gevoel dat bepaalde drugs geven. Het beantwoorden van veelgestelde vragen is ook een aanrader. Het is zeker mogelijk om af en toe een vraag te stellen in de berichten, hierdoor wordt de kans op interactie verhoogd. Andere mogelijkheden Roger Bloem, communicatieadviseur bij Burger King, is briljant in out of the box denken. Roger ploft in de stoel naast mij en neemt rustig de aantekeningen door die ik gemaakt heb tijdens mijn gesprekken met de instellingen. Roger stelt mij wat vragen en hem valt gelijk al het één en ander op. Hij ziet dat niemand in deze branche weet hoe het écht moet op social media. “Ze houden zich vast aan hun eigen naam en kijken binnen dit kader naar de mogelijkheden.” Roger gaat verder. “Het is belangrijk om intern te kijken wat je wil bereiken als instelling, wat je wil overbrengen en wat het hoofddoel is. Vanuit daar is het belangrijk om te kijken wat aansluit bij de boodschap.” Roger geeft een voorbeeld. “Als je jongeren duidelijk wilt maken wat de gevaren zijn van alcohol of hen juist meer informatie wilt geven over verslavingen, kun je bijvoorbeeld de Facebookpagina ‘Hé, super brak?’ aanmaken. Op deze pagina kan een instelling tips kwijt over brak zijn, voorlichting geven over wat je moet doen bij een kater en hoe je deze kunt verminderen, wat het doet met je lichaam en grappige plaatjes posten 1
die makkelijker viral gaan dan een nieuwsbericht. Tussendoor kunnen eigen aankondigingen worden toevoegd, mits met mate. Zoals bijvoorbeeld: “Altijd brak? Klik dan hier.” Op deze manier is er een koppeling met de doelen die een instelling wil bereiken. Volgens Christian Burgers (VU Amsterdam) zit daar ook een gevaarlijke kant aan. “Mensen zijn bij een aantal dingen niet goed in staat in te schatten of ze de grap goed begrepen hebben waardoor een pagina averechts kan werken en mensen kunnen denken dat ‘brak zijn’ oké is. Grapjes werken dus alleen als mensen de grap begrijpen.” Een website bij een sociamedia-pagina kan ook goed werken. Social media kunnen gebruikt worden om een teaser te geven maar niet de hele boodschap. Christian Burgers: “Tussen het moment van aandacht en het moment van doorklikken zitten een aantal stappen. In het
Scriptie Elsa van Swieten
65
begin moet er überhaupt aandacht zijn voor de boodschap en dat ze de boodschap gaan bekijken. Daarna zijn er aandachttrekkers nodig zodat mensen getriggerd worden om op de boodschap te klikken. Het doel is dus om mensen naar de website te leiden. Hierbij zijn alle casussen anders. Daarom is het essentieel om meer te weten over de specifieke doelgroep. Je kunt bijvoorbeeld gebruik maken van de cryptische verhalen en grapjes. Is het doel de aandacht trekken dan maakt de invulling al minder uit want dan heb je in ieder geval de aandacht.” Het is dus belangrijk om niet zomaar een bericht te posten maar dit te doen vanuit het doel dat de instelling wil bereiken. Is het doel informeren verschaffen of is het doel de aandacht trekken?
Indien het doel is om alleen de aandacht te trekken, dan is er de mogelijkheid om als organisatie bijvoorbeeld cryptische verhalen te gebruiken of grapjes. Er kan met één regel, van het grapje of verhaal, de aandacht getrokken worden en dat als daarop geklikt wordt, de lezer ook gelijk de oplossing erbij krijgt. “Wat ook de aandacht trekt zijn simpele dingen als woordspelingen, alliteraties of rijm. Dit zijn kleine trucjes om de aandacht te verhogen.” Deze trucjes kunnen natuurlijk ook goed gebruikt worden als het doel niet alleen aandacht trekken is. Er zijn dus genoeg mogelijkheden voor goede content bij harddrugspreventie. Hoe de wereld van harddrugspreventie eruit zal zien over een aantal jaar? Voorlichting via social media zal mogelijk even belangrijk zijn als voorlichting geven voor de klas. Toch moet het niet overschat worden maar gezien worden als toevoeging. Probeer met berichtgeving jongeren alert te maken door middel van feitelijke gegevens . Probeer door middel van persoonlijk contact, online en offline, tot jongeren door te dringen. Voorzie jongeren van zoveel mogelijk informatie. Want vergeet niet: onwetendheid is gevaarlijk, ook op social media. 1
Snel en wijdverspreid circuleren van de ene internetgebruiker naar een ander
Scriptie Elsa van Swieten
67
Literatuurlijst Alles over marktonderzoek. (2014). Aselecte steekproef. Geraadpleegd op: 6 maart 2014, van: http://www.allesovermarktonderzoek.nl/Steekproef-algemeen/aselecte-steekproef Alles over marktonderzoek. (2014). Steekproefcalculator. Geraadpleegd op 11 maart 2014, van: http://www.allesovermarktonderzoek.nl/Steekproef-algemeen/steekproefcalculator Australian Government; Department of Health. (03-2014). Evaluation of previous campaigns. Geraadpleegd op 13 januari 2015, van: http://www.drugs.health.gov.au/internet/drugs/publishing.nsf/content/campaign4 Awater, F. (02-08-2012). Speed steeds populairder onder jongeren. Geraadpleegd op 19 mei 2014, van: http://www.foliaweb.nl/wetenschap/speed-steeds-populairder-onderjongeren/ Bergwerff, K. [interview campagnes en communicatie]. 13 mei 2014. Boekee, S., Engels, C., Van der Veer, N. (27-01-2014). Nationale Social Media Onderzoek 2014; Het grootste trendonderzoek van Nederland naar het gebruik en verwachting van social media #NSMO. Geraadpleegd op 25 mei 2014, van: http://www.newcom.nl/rapportbesteld/social-media-2014-success Bloem, R. [interview communicatie]. 25 mei 2014. Breakline. (2014). Harm reduction. Geraadpleegd op 14 juli 2014, van: http://www.breakline.be/breakline/harm-reduction/ Burgers. [interview gezondheidsvoorlichting]. 6 januari 2015. Carrella, V. Types of drugprevention. Geraadpleegd op 30 mei 2014, van: http://www.ehow.com/about_6172284_types-drug-prevention.html / CBS. (2011, gewijzigd 31-01-2014). Arbeidsmarktsituatie jongeren (15 tot 27 jaar); regio. Geraadpleegd op 11 maart 2014, van: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=82252ned&D1=a&D2=a&D3=a&D 4=12-14&D5=l&HDR=G4,T&STB=G3,G1,G2&VW=T CBS. (14-04-2008). Bijna evenveel hoogopgeleide als laagopgeleide Nederlanders. Geraadpleegd op 11 maart 2014, van: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/onderwijs/publicaties/artikelen/archief/2008/2008-2436-wm.htm
Scriptie Elsa van Swieten
68
EMCDDA. (05-2014). European Drug Report: Trends and developments. Geraadpleegd op 28 mei 2014 van: http://www.emcdda.europa.eu/edr2014 Cuijpers, P., Scholten, M., Conijn, B. (2006) Verslavingspreventie; een overzichtsstudie. Geraadpleegd op 1 oktober 2014, van: http://www.zonmw.nl/nl/programmas/programmadetail/verslaving/publicaties/ Derksen, A. [interview drugspreventie social media]. 13 mei 2014. EenVandaag. (02-12-2013). Ruim helft jongeren gebruikt XTC bij uitgaan. Geraadpleegd op 20 mei 2014, van: http://www.eenvandaag.nl/gezondheid/48027/_ruim_helft_jongeren_gebruikt_xtc_bij_uitgaa n_ EMCDDA. (z.j.) Best practice in drug interventions: prevention for school students. Geraadpleegd op 12 januari 2015, van: http://www.emcdda.europa.eu/best-practice#viewanswer2 EMCDDA. (z.j.) Best practice in drug interventions: prevention for the general population. Geraadpleegd op 12 januari 2015, van http://www.emcdda.europa.eu/best-practice#viewanswer5 Emergis. (2014). Wat Emergis biedt: Preventie en kortdurende behandeling. Geraadpleegd op 18 mei 2014, van: http://www.emergis.nl/over-emergis/wat-emergis-biedt/preventie-enkortdurende-behandeling/ Encyclo. (2007). Best practice. Geraadpleegd op 22 januari 2015, van: http://www.encyclo.nl/begrip/Best%20practice Encyclo. (2014). Content. Geraadpleegd op 15 januari 2015, van: http://www.encyclo.nl/begrip/content EWDD. (2002). Drugsgebruik onder de algemene bevolking. Geraadpleegd op 9 oktober 2014, van: http://ar2002.emcdda.europa.eu/nl/page23-nl.html Fesat. (23-04-2014). Drug Helplines Online and Interactive (DHOI): a Leonardo da Vinci Partnership on Social Media in Drug Helplines. Geraadpleegd op 28 mei 2014, van: http://www.fesat.org/en/news/dhoi-112.html Fiers, N., Gompel, T. van. (02-2010). Het zijn de kleine verschillen die het hem
Scriptie Elsa van Swieten
69
doen. Geraadpleegd op 22 maart 2014, van: http://www.ou.nl/documents/14300/9c2b14dd5699-4e8f-8a3d-5d098f5e2f53 Frankwatching. (2013). Online trends, tips en tricks. Geraadpleegd op: 1 maart 2014, van: http://www.frankwatching.com/ Geels, M. (20-11-2013). ‘Zweven op een wolkje van geluk’. Geraadpleegd op 15 december 2013, van: http://issuu.com/foliacivitatis/docs/folia_magazine_11_jaargang_2013201/7?e=1215095/5675766 Gemeente Utrecht. (01-07-2014). Beleidsregel Verslavingszorg en –preventie. Geraadpleegd op 22 januari 2015, van: http://www.utrecht.nl/fileadmin/uploads/documenten/5.sociaalmaatschappelijk/Ontwikkeling/PDF/Beleidsregel_Verslavingszorg_2014.pdf Goossens, F.X., Frijns, T., Hasselt, N.E. van., Laar, M.W. van. (2013). Het Grote Uitgaansonderzoek 2013. Geraadpleegd op 18 mei 2014, van: http://www.trimbos.nl/~/media/Nieuws%20en%20Persberichten/AF1254%20Het%20Grote% 20Uitgaansonderzoek%202013%20digitaal.ashx Gosens, D. (28-02-2014). Welke soorten content gebruik je wel of niet op een website? Geraadpleegd op 29 augustus 2014, van: http://dekrachtvancontent.nl/contentstrategie/welke-soorten-content-gebruik-je-wel-niet-opeen-responsive-website/ Harbers, M. M. (27-09-2012). Welke typen drugsinterventies zijn er? Geraadpleegd op 14 juli 2014, van: http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/druggebruik/welke-typendrugsinterventies-zijn-er/ Hasselt, N. van. (11-2010). Preventie van schadelijk alcoholgebruik en drugsgebruik onder jongeren. Geraadpleegd op maandag 20 oktober 2013, van: http://www.trimbos.nl/webwinkel/productoverzichtwebwinkel/preventie/af/~/media/files/inkijkexemplaren/af1012%20preventie%20van%20scha delijk%20alcoholgebruik%20en%20drugsgebruik%20onder%20jongeren_web.ashx Hekman, G.P. (28-06-2010). Welke motivatie hebben jongeren om zich aan te sluiten bij groepen op Social Network Sites? Geraadpleegd op 10 oktober 2014, van: http://essay.utwente.nl/60500/1/MSc_Hekman,_G.P..pdf
Scriptie Elsa van Swieten
70
Huynen, J. (30-04-2014). Het Belang van Content voor uw (Online) succes. Geraadpleegd op 30 augustus 2014, van: http://innercrowd.nl/blog/11/20/Het-Belang-van-Content-voor-uwOnline-Succes Inzien!. (08-2011). Leeftijd en verslaving. Geraadpleegd op 5 januari 2015, van: http://www.novadic-kentron.nl/site/loader/loader.aspx?DOCUMENTID=478f9573-e486-4cb78224-0f781041bb08 Jelle Jolles (11-02-2010). Waarom jongeren steun, sturing en inspiratie nodig hebben tot ver e
na hun 20 jaar. Geraadpleegd op 4 januari 2015, van: http://www.hersenenenleren.nl/pdf/100212JollesOpvoeding.pdf Jellinek. (22-05-2012). Waarom is gebruik van drugs op jonge leeftijd extra slecht? Geraadpleegd op 20 oktober 2013, van: http://www.jellinek.nl/vraag-antwoord/alcoholdrugs/drugs/drugs-algemeen/waarom-is-gebruik-van-drugs-op-jonge-leeftijd-extra-slecht/ Jellinek. (28-10-2013). Wat is het verschil in drugsbeleid tussen Nederland en het buitenland. Geraadpleegd op 5 mei 2014, van: http://www.jellinek.nl/vraag-antwoord/alcoholdrugs/drugs/drugs-beleid/wat-is-het-verschil-in-drugsbeleid-tussen-nederland-en-hetbuitenland/ Nederlands Jeugd instituut. (2012). Monitor Internet en Jongeren 2012. Geraadpleegd op 15 maart 2014, van: http://www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/Cijfers-over-Jeugd-enOpvoeding/Monitor-Internet-en-Jongeren-2012 Keulen, D. van. (18-05-2011). Social media: 10 redenen waarom het een meerwaarde is voor bedrijven. Geraadpleegd op 31 augustus 2014, van: http://www.tribalim.com/nl/weblog/social-media/social-media-10-redenen-waarom-het-een-meerwaarde-isvoor-bedrijven/ Krouwel, J. [interview drugspreventie social media]. 20 mei 2014. Laat, D. de. (28-05-2013). Content voor social media: de belangrijkste do’s & don’ts. Geraadpleegd op 30 augustus 2014, van: http://www.writeaholic.nl/2013/05/28/content-voorsocial-media-de-belangrijkste-dos-donts/ Laat, D. de. (29-05-2014). 10x scoren met slimme content voor social media. Geraadpleegd op 30 augustus 2014, van: (http://www.frankwatching.com/archive/2013/05/29/10x-scorenmet-slimme-content-voor-social-media/
Scriptie Elsa van Swieten
71
Leeuwen, A. van. (2013) Non-profit online. Geraadpleegd op 10 september 2014, van: http://cdn.media.frankwatching.com/wp-content/uploads/gravity_forms/4210751d6893a319070a2060a87d67913/2013/07/Non-Profit-Online-v1.pdf Leeuwen, A. van. (2013). Non-profit online. Geraadpleegd op 16 oktober 2014, van: http://cdn.media.frankwatching.com/wp-content/uploads/gravity_forms/4210751d6893a319070a2060a87d67913/2013/07/Non-Profit-Online-v1.pdf MediaDeskundig. (2013). Wat kan MediaDeskundig voor u als particulier betekenen. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: http://www.mediadeskundig.nl/particulieren.html#twitter Mens en samenleving. (2013). Drugsgebruik onder jongeren. Geraadpleegd op 21 oktober 2013, van: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal/48093-drugsgebruik-onderjongeren.html Nathalie Hensen. (22-01-2014). Whatsapp: geen sociaal netwerk! Geraadpleegd op http://www.42bis.nl/2014/01/whatsapp-geen-sociaal-netwerk/ Nationaal Kompas Volksgezondheid. (14-04-2008). Wat is de aard en omvang van preventie in de zorg? Geraadpleegd op 4 april 2014, van: http://www.nationaalkompas.nl/preventie/inverschillende-settings/zorg/wat-is-de-aard-en-omvang-van-preventie-in-de-zorg/ Nationaal Kompas Volksgezondheid. (22-09-2011) Wat is preventie. Geraadpleegd 14 juli 2014, van: http://www.nationaalkompas.nl/preventie/wat-is-preventie/ Nationaal Kompas Volksgezondheid. (26-09-2012). Hoeveel mensen gebruiken drugs. Geraadpleegd op 9 juli 2014, van: http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/druggebruik/hoeveelmensen-gebruiken-drugs/ Nationaal Kompas Volksgezondheid. (12-12-2013). Hoe vaak komt afhankelijkheid van drugs en andere middelen voor en hoeveel mensen sterven eraan? Geraadpleegd op 12 maart 2014, van: http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-enaandoeningen/psychische-stoornissen/afhankelijkheid-van-alcohol-drugs-of-anderemiddelen/afhankelijkheid-van-drugs/omvang/ Nationaal Kompas Volksgezondheid. (23-06-2014). Wat is preventie? Geraadpleegd op 22 oktober 2014, van: http://www.nationaalkompas.nl/preventie/wat-is-preventie/ Nationaal Planbureau. (09-2012). Nieuwe steden in de Randstad. Geraadpleegd op 27 mei 2014, van: http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/PBL_2012_Nieuwe-steden-inde-Randstad_186_0.pdf
Scriptie Elsa van Swieten
72
Newcom Research & Consultancy B.V. (2014). Nationale Social Media Onderzoek 2014. Geraadpleegd op 25 mei 2014, van: https://dub111.mail.live.com/mail/ViewOfficePreview.aspx?messageid=mgboRkFHrl4xGKwg AeC8zJrg2&folderid=flinbox&attindex=0&cp=-1&attdepth=0&n=12371750 Nonprofit Tech for Good. (04-12-2013). 8 random but useful social media tips for nonprofits. Geraadpleegd op 4 september 2014, van: http://www.nptechforgood.com/2013/12/04/8random-but-useful-social-media-tips-for-nonprofits/ NOS. (22-10-2014). Ambulance rukt vaker uit om drugs. Geraadpleegd op 4 november 2014, van: http://nos.nl/artikel/712586-ambulance-rukt-vaker-uit-om-drugs.html NU.nl. (02-12-2013). ’60 procent van uitgaande jongeren gebruikt xtc’. Geraadpleegd op 9 oktober 2014, van: http://www.nu.nl/binnenland/3643774/60-procent-van-uitgaandejongeren-gebruikt-xtc.html Oostveer, D. (18-02-2013). Social media in Nederland 2013: Groei van gebruik Twitter en Facebook afgevlakt. Geraadpleegd op 10 oktober 2014, van: http://www.marketingfacts.nl/berichten/social-media-in-nederland-twitter-en-facebook-hetmeest-actief-gebruikt Oosterveer, D. (27-01-2014). Social media in Nederland 2014: jongeren blijven Facebook trouw. Geraadpleegd op 12 mei 2014, van: http://www.marketingfacts.nl/berichten/nationalesocial-media-onderzoek-2014 Oivo. (2011) Jongeren en vrije tijdsbesteding. Geraadpleegd op 10 september, van: http://www.expoo.be/kennisdocumenten/jongeren-en-vrije-tijdsbesteding Pennekamp, S., Sonck, N. (04-2014). Media:Tijd. Geraadpleegd op 10 januari 2015, van: http://www.marketingfacts.nl/images/research/MediaTijd_Brochure_WEB.pdf Rezel, E. [interview drugspreventie social media]. 20 mei 2014. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, RIVM Centrum Gezond Leven, Trimbosinstituut. (z.j.) Handreiking Gezonde Gemeente: drugs. Geraadpleegd op 20 oktober 2014, van: http://www.loketgezondleven.nl/object_binary/o18474_131219-Factsheet-drugs-HGGDEF.pdf Roelofs, K. [interview drugspreventie social media]. 12 mei 2014. Rooij, A. J. van., Schoenmakers, T. M., Mheen, D. van de. (2011) Nationaal Prevalentie Onderzoek Middelengebruik 2009: De kerncijfers [National Prevalence Study on Substance
Scriptie Elsa van Swieten
73
Use 2009: Core Statistics]. Rotterdam, IVO. Geraadpleegd op 9 oktober 2014, van: http://www.ivo.nl/UserFiles/File/Publicaties/2011-05%20NPO%202009%20kerncijfers.pdf Social media monitor zorg. (10-06-2013). Resultaten editie #03. Geraadpleegd op 4 april 2014, van: http://www.socialmediamonitorzorg.nl/resultaten-editie-03/ Social-media. (2014). Social media. Geraadpleegd op 6 mei 2014, van: http://www.socialmedia.nl/ SocialSensr. (z.j.) Facebook in beweging. Geraadpleegd op 10 januari 2015, van: http://www.adformatie.nl/advertorial/facebook-beweging-0 Studenten.net. (12-01-2011). 94 procent van studenten maakt gebruik van social media. Geraadpleegd op 26 oktober 2013, van: http://www.studenten.net/info_contact/persberichten/15780/persbericht_94_ procent_studenten_maakt_gebruik_van_social_media Themarketingfactory. (18-05-2012). Wat is LinkedIn en wat kun je ermee? Geraadpleegd op 10 september 2014, van: http://demarketingacademie.nl/social-mediakennisbank/linkedin/wat-is-linkedin-en-wat-kun-je-ermee/ Trimbos-instituut. (11-2010). Preventie van schadelijk alcoholgebruik en drugsgebruik onder jongeren. Geraadpleegd op 30 augustus 2014, van: http://www.trimbos.nl/webwinkel/productoverzichtwebwinkel/preventie/af/~/media/files/inkijkexemplaren/af1012%20preventie%20van%20scha delijk%20alcoholgebruik%20en%20drugsgebruik%20onder%20jongeren_web.ashx Trimbos Instituut. (21-02-2012). Drugs preventie. Geraadpleegd op 14 juli 2014, van: http://www.trimbos.nl/onderwerpen/alcohol-en-drugs/drugs-algemeen/preventie Trimbos-instituut. (05-11-2013). Cocaïne: feiten, cijfers en trends. Geraadpleegd op 18 mei 2014, van: http://www.trimbos.nl/onderwerpen/alcohol-en-drugs/cocaine/feiten-cijfers-entrends Trimbos Instituut. (2013). Nationale Drug Monitor, jaarbericht 2012. Geraadpleegd op 11 januari 2014, van: http://www.trimbos.nl/~/media/Themas/7_Feiten_Cijfers_Beleid/AF1196%2013772%20NDM%20jaarbericht%202012%20digitaal.ashx#page=138 Understanding social media marketing. (2014). Geraadpleegd op 30 augustus 2014, van: http://books.google.nl/books?id=wgGMAwAAQBAJ&pg=PT24&dq=content+social+media+2
Scriptie Elsa van Swieten
74
014&hl=nl&sa=X&ei=SaYBVOaDOYab1AWNlYDwDg&ved=0CDsQ6AEwAA#v=onepage&q =content%20social%20media%202014&f=false Verhoeven, N. (2011). Wat is onderzoek. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Vroom, D. (2012). Waarom Facebook gebruiken voor het bereiken van studenten. Geraadpleegd op 30 oktober 2012, van: http://www.naturaltalent.nl/65-DidierVroom/waarom-facebook-gebruiken-voor-het-bereiken-van-studenten.html e
Wal, J. van der. & Wilde, J. de. (1996). Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. (4 dr., herziende druk, 2011). Bussum: Uitgeverij Coutinho. Wijnbergen, M. [interview drugspreventie social media]. 21 mei 2014. Woorden-boek.nl. (2015). Voorlichting. Geraadpleegd op 22 januari 2015, van: http://www.woorden-boek.nl/woord/voorlichting Wylick, I. van. [interview drugspreventie social media]. 12 mei 2014. Ziber. (z.j.). Waarom social media belangrijk is. Geraadpleegd op 30 augustus 2014, van: http://usersupport.ziber.nl/knowledgebase/articles/189138-waarom-social-media-belangrijkis
Literatuurlijst socialmedia-analyse Hieronder de websites en socialmedia-accounts die zijn geraadpleegd bij de analyse (zie bijlage VI, p. 112). Be Aware. (2014). Over Be Aware. Geraadpleegd op 11 mei 2014, van: http://solutions-beaware.nl/OverBeAware/Overons.aspx Brijder Jeugd. (2014). Home. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: http://www.brijderjeugd.nl/ Drugsenuitgaan. (2014). Over deze website. Geraadpleegd op 6 mei 2014, van: http://www.drugsenuitgaan.nl/over-deze-website Drugsinfo. (2014). Over deze website. Geraadpleegd op 6 mei 2014, van: http://www.drugsinfo.nl/footer/over-deze-website Drugsondercontrole. (2014). Home. Geraadpleegd op 15 mei 2014, van: http://www.drugsondercontrole.nl/
Scriptie Elsa van Swieten
75
Emergis. (2014). Over Emergis. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: http://www.emergis.nl/over-emergis/ Irisz. (2014). Over Irisz. Geraadpleegd op 15 mei 2014, van: http://www.irisz.nl/over-irisz Iriszorg. (2014). Over IrisZorg. Geraadpleegd op 11 mei 2014, van: http://www.iriszorg.nl/over-iriszorg Jellinek. (2014) Jellinek, als het om verslaving gaat. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: http://www.jellinek.nl/over-jellinek/ Maakjekeus. (2014). Home. Geraadpleegd op 18 mei 2014, van: http://www.maakjekeus.nl/ Stichting Voorkom. (2014). Geschiedenis. Geraadpleegd op 6 mei 2014, van: http://www.voorkom.nl/voorkom/organisatie/geschiedenis.html Trimbos-instituut. (2014). Over ons. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: http://www.trimbos.nl/over-trimbos/over-ons Untiy. (2011). De organisatie. Geraadpleegd op 6 mei 2014, van: http://www.unity.nl/Overunity/Organisatie Verslavingszorg Noord Nederland. (2014). Over VNN. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: http://www.vnn.nl/meer-weten-over/over-vnn/ Youz. (2014). Over Youz. Geraadpleegd op 11 mei 2014, van: http://www.youz.nl/overons/?nav=top Facebook Brijder Jeugd. (2014). Bijder Jeugd. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://www.facebook.com/pages/Brijder-Jeugd/431119713637010?fref=ts Drugsenuitgaan.nl. (2014). Drugsenuitgaan.nl. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://www.facebook.com/Drugsenuitgaan.nl?fref=ts Emergis. (2014). Emergis, centrum voor geestelijke gezondheidszorg. Geraadpleegd op 9 mei 2014, van: https://www.facebook.com/emergis.ggz?fref=ts Irisz. (2014). Irisz. Geraadpleegd op 18 mei 2014, van: https://www.facebook.com/iriszjongeren?fref=ts
Scriptie Elsa van Swieten
76
Jellinek. (2014). Jellinek. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://www.facebook.com/jellinek.nl?fref=ts Stichting Voorkom!. (2014). Voorkom Verslavingspreventie. Geraadpleegd op 9 mei 2014, van: https://www.facebook.com/voorkom?fref=ts Solutions Be Aware. (2014). Be Aware. Geraadpleegd op 9 mei 2014, van: https://www.facebook.com/pages/Be-Aware/151715388360199?fref=ts Trimbos-instituut. (2014) . Trimbos-instituut. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://www.facebook.com/Trimbos.instituut?fref=ts Unity. (2014). Unity. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://www.facebook.com/unity.nl?fref=ts Verslavingszorg Noord Nederland. (2014). Verslavingszorg Noord Nederland. Geraadpleegd op 15 mei 2014, van: https://www.facebook.com/verslavingszorg?ref=ts&fref=ts Youz. (2014). Youz. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://www.facebook.com/pages/Youz/585233004841796 LinkedIn Emergis. (2014). Emergis. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://www.linkedin.com/company/367437?trk=tyah&trkInfo=tarId%3A1415550857635%2Ct as%3Aemergis%2Cidx%3A1-2-2 Jellinek. (2014). Jellinek. Geraadpleegd op 6 mei 2014, van: https://www.linkedin.com/company/68879?trk=tyah&trkInfo=tarId%3A1415551171729%2Cta s%3Ajellinek%2Cidx%3A1-1-1 Stichting Voorkom!. (2014). Stichting Voorkom!. Geraadpleegd op 9 mei 2014, van: https://www.linkedin.com/company/2279837?trk=tyah&trkInfo=tarId%3A1415550906192%2 Ctas%3Astichting%20voorkom%2Cidx%3A1-1-1 Unity. (2014). Unity drugs education project. Geraadpleegd op 9 mei 2014, van: https://www.linkedin.com/company/2229724?trk=tyah&trkInfo=tarId%3A1415550966030%2 Ctas%3Aunity%20drugs%2Cidx%3A1-1-1 Verslavingszorg Noord Nederland. (2014). Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://www.linkedin.com/company/393006?trk=tyah&trkInfo=tarId%3A1415550702250%2Ct as%3Avnn%2Cidx%3A2-1-6
Scriptie Elsa van Swieten
Youz. (2014). LinkedIn. Geraadpleegd op 6 mei 2014, van: https://www.linkedin.com/company/youz?trk=company_name Twitter Brijder Jeugd. (2014). Brijder Jeugd. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://twitter.com/BrijderJeugd Drankendrugs. (2014). Drankendrugs. Geraadpleegd op 15 mei 2014, van: https://twitter.com/drankendrugs Drugsenuitgaan. (2014). Drugsenuitgaan. Geraadpleegd op 18 mei 2014, van: https://twitter.com/drugsenuitgaan Emergis. (2014). Emergis. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://twitter.com/Emergis_ggz Jellinek. (2014). Jellinek Preventie. Geraadpleegd op 15 mei 2014, van: https://twitter.com/Jellinek_Prev Stichting Voorkom!. (2014). Stichting Voorkom!. Geraadpleegd op 7 mei 2014, van: https://twitter.com/st_voorkom Solutions Be Aware. (2014). Be Aware!. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://twitter.com/BeAware2013 Unity. (2014). Unity. Geraadpleegd op 7 mei 2014, van: https://twitter.com/Unityinfo Verslavingszorg Noord Nederland. (2014). VNN Geraadpleegd op 7 mei 2014, van: https://twitter.com/Verslavingszorg Youz. (2014). Youz. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://twitter.com/youz_nl YouTube Drankendrugs.nl. (2014). Drankendrugs. Geraadpleegd op: 15 mei 2014, van: https://www.youtube.com/user/drankendrugs/videos Emergis.(2014). Emergis in beeld. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: http://www.youtube.com/user/EmergisInBeeld Irisz. (2014). Irisz. Geraadpleegd op 9 mei 2014, van: https://www.youtube.com/user/iriszjongeren
77
Scriptie Elsa van Swieten
Jellinek. (2014). DeJellinek. Geraadpleegd op: 15 mei 2014, van: https://www.youtube.com/user/DeJellinek/feed Stichting Voorkom!. (2014). YouTube Stichting Voorkom!. Geraadpleegd op 11 mei 2014, van: https://www.youtube.com/user/stichtingvoorkom Solutions Be Aware. (2014). Be Aware. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: https://www.youtube.com/user/stichtingbeaware Trimbos-instituut. (2014) HetTrimbosInstituut. Geraadpleegd op 10 mei 2014, van: http://www.youtube.com/user/HetTrimbosInstituut Trimbos-instituut. (2014). Trimbosinstitute. Geraadpleegd op 7 mei 2014, van: https://www.youtube.com/user/trimbosinstitute Unity. (2014). Unity. Geraadpleegd op 11 mei 2014, van: https://www.youtube.com/channel/UCGvJkDFsBra-bpHXLZ3W0YQ VNN Verslavingszorg. (2014). VNN Verslavingszorg. Geraadpleegd op: 15 mei 2014, van: https://www.youtube.com/user/alcoholendrugs
78
Scriptie Elsa van Swieten
79
Bijlage In de bijlage zijn alle zaken terug te vinden die niet noodzakelijk waren in de tekstverwerking van mijn scriptie.
I PVA Naam student: Elsa van Swieten
Profiel: Nieuws en Media
Studentnummer: 500609402
Groep: niet van toepassing
E-mailadres:
[email protected] Telefoonnummer: 06-31573052 Paraaf voor akkoord student:
Datum: 8 april 2014
Naam pilotgroep begeleider: Marloes Geboers Naam eerste begeleider: Hendrik Jan Diekerhof Naam tweede begeleider: Garjan Sterk Paraaf voor akkoord pilotgroep begeleider:
Datum: 8 april 2014
Paraaf voor akkoord afstudeercommissie: Datum: Probleemsituatie In een onlangs gepubliceerd onderzoek van Folia is te lezen dat er veel ecstasygebruikers zijn onder UVA- en HVA-studenten. In het Folia-onderzoek stond het volgende: “Alle gebruikers uit het onderzoek hadden vrienden die op hun beurt ook ervaring hadden met xtc: de roes werkt aanstekelijk. Op een feestje met z’n allen in een kring staan, een halfje doorbreken en uitdelen: het speciale gevoel wil je met zoveel mogelijk mensen delen. ‘Puur omdat mensen om je heen drugs gaan gebruiken, ontstaat er een soort gewenning’. Daarnaast leeft onder gebruikers het idee dat je aan ecstasygebruik zelf niet dood kunt gaan, maar alleen aan de neveneffecten, zoals watervergiftiging. Welke dosis precies gevaarlijk is, verschilt per gebruiker. Maar er valt niet over te twisten dat een te hoge dosis MDMA wel degelijk dodelijk is.” Bij harddrugs gaat het vooral om ecstasy, heroïne, cocaïne,
Scriptie Elsa van Swieten
80
amfetamine, LSD, 2C-B, MDMA, Opium en bijvoorbeeld paddo’s, zoals onder andere te lezen is op de website van Jellinek. Het grootste probleem dat naar voren komt in de Nationale Drug Monitor, jaarbericht 2012 van het Trimbos-instituut, is dat meer jongeren vanaf 15 jaar XTC zijn gaan gebruiken in de afgelopen tien jaar (zie figuur 1).
Figuur 1. Leeftijdsverdeling van primaire XTC-cliënten bij de verslavingszorg (bron: Nationale Drug Monitor, jaarbericht 2012). Net zoals in de afbeelding hierboven te zien is, komt ook in een artikel van Nationaal Kompas Nederland naar voren dat jongeren tot 24 jaar gevoeliger zijn voor drugs en eerder in aanraking komen met de verslavingszorg. “Stoornissen in druggebruik komen in de NEMESIS-populatie het meest voor in de leeftijdsklasse 18 tot 24 jaar.” De NEMESIS is een grootschalige studie naar de psychische gezondheidstoestand van de Nederlandse bevolking van 18 tot en met 64 jaar. Vanwege de gevoeligheid voor drugs bij jongeren van 15 tot 24 jaar, wil ik gaan onderzoeken met wat voor content drugspreventie het meest succesvol kan zijn op social media. De reden voor het beter inrichten van content voor drugspreventie via social media komt voort uit het gesprek met Dike van de Mheen van onderzoeksinstituut IVO. Volgens haar loopt de zorg achter de feiten aan en wordt er behalve met het maken van applicaties en websites, een focus gelegd op mensen die zich moeten laten behandelen en niet op potentiële drugsgebruikers.
Scriptie Elsa van Swieten
81
Waarom deze doelgroep? Dike van de Mheen, directeur ‘Onderzoek en Onderwijs’ van onderzoeksinstituut IVO, is ervan overtuigd dat je als beginnend student kwetsbaar bent omdat je in een nieuwe omgeving komt en uit huis gaat. Hoger opgeleide studenten worden volgens Van de Mheen niet direct gezien als kwetsbare jongeren, aangezien de meeste studenten later nog wel zelf de beslissing kunnen maken om te stoppen met hun drugsgebruik. “Mensen onderaan de maatschappij hebben dit vaak minder snel en worden daarom gezien als kwetsbare jongeren.” Theo van der Sluijs, directeur van Stichting Voorkom!, vindt vanwege de gevoeligheid bij jongeren dat herhaling van drugsvoorlichting na de middelbare school niet verkeerd zou zijn. Hij ziet net als Dike van der Mheen dat jongeren die net de middelbare school hebben verlaten in een kwetsbare periode terechtkomen. Hij ziet dat harddrugs dan vaak niet meer besproken worden. Vandaar dat het belangrijk is om jongeren tussen de 15 en 24 jaar extra voorlichting te geven. “Met herhaling van voorlichting moet je vroeg beginnen, dus het is zeker belangrijk om 15-jarigen nog te betrekken bij het onderzoek”, aldus Jan Karreman, preventiemedewerker bij Stichting Voorkom!. Daarnaast zal de focus liggen op hoger opgeleide jongeren, in het onderzoek jongeren die havo, vwo, hbo of wo doen. Dit komt voort uit het gesprek met Dike van der Mheen. Naar haar mening is er al meer aandacht voor lager opgeleide omdat zij worden gezien als directe kwetsbare jongeren, zoals eerder uitgelegd. Naast herhaling vindt Van der Sluijs dat er nog te weinig wordt gedaan met social media. “Er kan veel meer uitgehaald worden. Ook voor ons.” Dike van de Mheen is het daar mee eens. Social media is volgens haar niet meer weg te denken uit onze samenleving maar ze kent nauwelijks tot geen projecten die social media goed gebruiken voor preventie. “Ik vind het een interessante kwestie, wij laten social media ook niet weg bij ons onderzoek.” Social media zijn relatief gezien nog vrij nieuw in onze samenleving maar zijn erg nuttig voor het snel verspreiden van informatie. Uit een onderzoek van Studenten.net blijkt dat 94 procent van de studenten social media gebruikt. Dit gegeven maakt Facebook, Twitter en YouTube drie onmisbare media bij het bereiken van jongeren. Volgens Floor van Bakkum, teamleider preventie bij Jellinek, is er namelijk geen budget of mogelijkheid om meer leerlingen op de middelbare school voorlichting te geven dan nu het geval is. Bij de huidige preventie wordt er vooral gewerkt met budget. Middelbare scholen huren een preventiewerker in, mits zij dit onderwerp belangrijk achten. De middelbare school kan er ook voor kiezen om aandacht te besteden aan een ander onderwerp. Dit houdt in dat niet iedereen op de middelbare school educatie krijgt over drugs. Jan Karreman van Stichting Voorkom! zei het volgende over het gebruik van social media: “Wij gebruiken social media nog niet omdat we eigenlijk niet goed weten hoe we ermee om moeten gaan, wat voor informatie we kunnen delen en op welke manier jongeren benaderd willen worden.” Daarom zal er tijdens het onderzoek gekeken worden welke content het beste gebruikt kan worden
Scriptie Elsa van Swieten
82
op social media bij drugspreventie. Social media bij drugspreventie en de rest van de zorg In het laatste rapport van de Social Media Monitor Zorg, waarin 117 zorginstellingen zijn onderzocht, bleek dat deze instellingen het meest aanwezig zijn op Facebook (62 procent) en daarna op Twitter (51,9 procent), YouTube (37,7 procent) en als laatste Google+ (10,2 procent). De verbeterpunten zaten volgens de onderzoekers dat er op Twitter nog te weinig het gesprek wordt gevoerd met de volgers. De dialoog wordt niet aangegaan met de volgers die vragen hebben, informatie willen of een klacht willen indienen. Gemiddeld hebben de instellingen 292 volgers maar volgen zij er zelf maar 114. YouTube wordt vooral ingezet om een schets te geven van de organisatie. Op Google+ wordt vrijwel geen activiteit waargenomen en is er nauwelijks interactiviteit met volgers. Er valt dus op verschillende vlakken nog enorm veel winst te halen. Wat er in de rest van de zorg gebeurt zie je ook terug bij de drugsinstellingen. Ze zijn wel aanwezig op social media maar doen er nog te weinig mee. Instellingen die hoger scoren op activiteit op social media zijn het Trimbos-instituut en Jellinek. Zij posten meer maar hebben ook nog niet (zichtbaar) veel interactie. Ook blijkt uit een onderzoek van CVZ uit 2007 dat er meer preventie mogelijk is binnen de zorg. In de praktijk doen zorgverleners in veel gevallen minder aan preventie dan de richtlijnen en standaarden voorschrijven en blijken minder preventieve activiteiten plaats te vinden dan de wet en regelgeving mogelijk maakt. Waar bevindt het probleem zich? De doelgroep zullen jongeren zijn die woonachtig zijn in de Randstad. De reden dat het onderzoek zich zal richten op de Randstad is omdat in de Nationale Drug Monitor, jaarbericht 2012, van het Trimbos-instituut te lezen is dat ‘ooit’ gebruikers van XTC het meest voorkwamen in de meest stedelijke gebieden. Ook was er in het jaarbericht te lezen dat de doelgroep nog niet met alle harddrugs bezig is of hiermee in aanraking komt. Op basis van dat gegeven richt ik mij op de harddrugs die zij wel gebruiken: cocaïne, GHB, speed, XTC en MDMA. Want zoals Floor van Bakkum (Jellinek) en Theo van der Sluijs (Stichting Voorkom!) zeggen: “Het is het meest effectief om voorlichting te geven over drugs waar de doelgroep ook daadwerkelijk mee in aanraking komt of gaat komen.” Hieronder is een overzicht te zien van hoe de Randstad eruitziet. Voor het onderzoek trek ik de Randstad iets breder en zal ik hierin Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht opnemen. Dit doe ik omdat de grenzen van de Randstad niet vast liggen en ik met deze drie provincies de doelgroep duidelijk kan afbakenen.
Scriptie Elsa van Swieten
83
Figuur 2. De Randstad zijn alle steden tussen de vierhoek Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag, inclusief de steden zelf. Bron: http://i159.photobucket.com/albums/t160/sqm_photo/RandstadHolland.jpg Probleemstelling Welke journalistieke content kun je het beste gebruiken bij drugspreventie via social media voor hoger opgeleide jongeren tussen de 15 en 24 jaar uit de Randstad? Doelstelling Inzicht geven in welke journalistieke content het beste gebruikt kan worden op social media bij drugspreventie voor hoger opgeleide jongeren tussen de 15 en 24 jaar uit de Randstad. Deelvragen Hieronder zijn de deelvragen te lezen waarmee er antwoord gegeven wordt op de probleemstelling. Alle deelvragen zijn onderverdeeld in kleinere onderzoeksvragen. 1.
Welke drugsvoorlichtingsinstellingen zijn actief in de Randstad, Nederland en het buitenland?
4
Wat zijn alle drugsvoorlichtingsinstellingen uit de Randstad? Welke belangrijke drugsvoorlichtingsinstellingen zijn er in de rest van Nederland? Welke belangrijke drugsvoorlichtingsinstellingen zijn er in het buitenland? Welke soorten drugsvoorlichtingsinstellingen zijn er? Zijn deze instellingen crossmediaal? Wat doen deze instellingen op social media? Wat voor content verspreiden deze instellingen nu op social media?
-
Scriptie Elsa van Swieten
-
Wat voor content die zij verspreiden via social media is succesvol? Wat voor content van deze instellingen wordt niet opgepakt op social media? Wordt de wijze waarop instellingen gebruikmaken van social media beïnvloed door hun locatie in de Randstad? 2.
Hoe ziet het mediagedrag van de doelgroep eruit?
-
Waar bevindt de doelgroep zich in de Randstad? Waar bevindt de doelgroep zich in Nederland? Wat zijn de interesses van de doelgroep? Waarvoor worden social media het meest gebruikt door de doelgroep? Met welke content grijp je de aandacht van de doelgroep? Welke vormen van content vindt de doelgroep interessant? Wat zou de doelgroep voor informatie willen over drugs? Over welke aspecten van drugs wil de doelgroep meer weten (zoals bijvoorbeeld de psychische effecten, verslavingsgevoeligheid, onderwijs, lichamelijke effecten)? Wanneer gaat de doelgroep over op actie? Welke vormen van preventie heeft de doelgroep al gezien op social media? Wat voor soorten onderwerpen met betrekking op drugs worden nu al geliket, geshared of geretweet door de doelgroep?
3.
B B B B B B
84
Hoe ziet het drugsgebruik van de doelgroep eruit?
Welke drugs gebruikt de doelgroep? Hoe vaak gebruikt de doelgroep drugs? Wat zijn de redenen dat de doelgroep drugs gebruikt? Wanneer gebruikt de doelgroep drugs? Waar gebruikt de doelgroep drugs? Wat vindt de doelgroep van zijn/haar drugsgebruik? 4. Wat gebeurt er op dit moment op social media bij en door voorlichtingsinstellingen?
4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
Wat is de definitie van social media? Wat wordt er gedaan met social media? Wat zijn de trends op het gebied van social media? Welke genres zijn er terug te vinden in de content die gebruikt wordt bij drugspreventie? Wat is de beste verhouding tussen beeld en tekst bij drugspreventie via social media? Welke soorten voorlichtingsinstellingen zijn er? Wat is het verschil in gedrag op social media tussen de bepaalde voorlichtingsinstellingen? Wat gebeurt er nu bij voorlichtingsinstellingen uit de zorg op social media in de Randstad? Wat gebeurt er nu bij voorlichtingsinstellingen in de zorg op social media in de rest van Nederland? Wat gebeurt er nu bij de voorlichtingssector in de zorg op social media in het buitenland? Wat voor topics worden er behandeld op social media door voorlichtingsinstellingen in de zorg? Wat is de kennis en expertise over social media van de medewerkers van (drugs)voorlichtingsinstellingen? Wat is de gemiddelde leeftijd van de medewerkers van deze instellingen? Wie onderhoudt de social media binnen een organisatie? Wat zijn de ervaringen met social media van de medewerkers op het gebied
Scriptie Elsa van Swieten
4 4 4 4
5.
85
van het aansnijden van gevoelige onderwerpen? Wat is volgens de instellingen zelf de beste manier om de doelgroep te bereiken? Wat doen de instellingen nu om de doelgroep te bereiken? Wat is volgens de medewerkers de beste content om te gebruiken voor drugspreventie op social media? Wat zijn de mogelijkheden om content met betrekking op drugspreventie in een afschermde (anonieme) omgeving te liken, tweeten, sharen of hierop te reageren?
Welke aanpak zou voor welke instelling kunnen werken? -
Welke aanpak heeft er in het verleden voor welke instelling gewerkt? Welke vorm van social media past bij welke drugsvoorlichtingsinstelling? Welke vorm van content past bij welke drugsvoorlichtingsinstelling? Wat voor redactionele formule kan er bij drugsvoorlichtingsinstellingen worden opgesteld voor het gebruik van social media? Wat is volgens de instellingen zelf de beste content om hun doelgroep te bereiken? Welke succesvolle campagnes van andere voorlichtingsinstellingen kunnen ook werken voor drugsvoorlichtingsinstellingen?
Verantwoording methode van onderzoek Dit hoofdstuk is een beschrijving van de opzet van het onderzoek. Bij mijn onderzoek zal ik gebruikmaken van deskresearch en fieldresearch. Bij het onderdeel fieldresearch zal ik de methodes enquête en interview gebruiken. In mijn onderzoek wordt de Randstad gedefinieerd als Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Hierin liggen de vier grootste steden van Nederland: Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Amsterdam. Deskresearch Een belangrijk doel van de deskresearch is in kaart brengen waar de instellingen zich bevinden, wat de instellingen uit de Randstad en het buitenland zijn en wat zij nu al doen op social media. Omdat social media openbaar zijn, is er veel informatie al te vinden. Daarnaast zal ik mij door middel van deskresearch meer gaan verdiepen in de doelgroep, dit ga ik in combinatie doen met een enquête. Veel van de informatie over het mediagebruik van de doelgroep is al online te vinden, alleen veranderen de behoeftes en het gebruik van social media bij de doelgroep erg snel. Daarom is het voor de validiteit van het onderzoek belangrijk om een enquête af te nemen. Hiermee zal ik een compleet antwoord hebben op wat de wensen en behoeftes zijn van de doelgroep. De methode deskresearch zal de hoofdmethode zijn bij deelvraag één en twee. Daarnaast zal het ook ondersteuning bieden bij het beantwoorden van deelvraag drie, vier en vijf. Met mijn deskresearch zal ik naast de primaire analyse ook de methode secundaire analyse gebruiken omdat er steeds meer informatie beschikbaar is uit andere onderzoeken die betrekking hebben op social media.
Scriptie Elsa van Swieten
86
Voordelen: - Het is zeer tijdsefficiënt. - Er worden geen zaken dubbel onderzocht. Nadelen: - Sommigen verzamelde gegevens zijn niet meer actueel. - Verkregen informatie uit deskresearch is vaak niet de informatie die men noodzakelijk acht voor het oplossen van het eigen probleem. Fieldresearch Uit de fieldresearch zal blijken hoe instellingen nu tegenover social media staan, hoe zij het gebruik van social media zien in de toekomst en hun geplande aanpak. Ook zal er een schets gegeven kunnen worden van de medewerkers die de social media kanalen onderhouden. Daarnaast zal uit fieldresearch blijken of de informatie die met deskresearch gedaan is overeenkomt. Voor het interviewen van de medewerkers moeten er open vragen beantwoord worden waar je op door kan vragen. De methode enquêtes en deskresearch zouden hiervoor niet geschikt zijn. Doorvragen kan alleen door middel van interviewen of het panelgesprek. De reden dat ik niet kies voor een panelgesprek is omdat medewerkers van instellingen toch elkaars concurrent zijn en hierdoor niet volledig op hun gemak kunnen zijn of essentiële dingen voor mijn onderzoek achter kunnen houden. Vandaar mijn keuze voor één op één interviews. Hieronder beschrijf ik de twee methodes van fieldresearch: enquête en interview. Methode 1: Enquêtes Mijn eerste methode bestaat uit het afnemen van enquêtes. Met deze methode leer ik meer over het mediagedrag van de jongeren en wat er voor drugs door deze jongeren wordt gebruikt, zie deelvraag twee en drie. Deze methode van fieldresearch zal ondersteund worden door deskresearch, aangezien er veel over jongeren en hun internetgebruik te vinden is. Veel van deze cijfers komen uit 2012, net als bijvoorbeeld de cijfers van Nederlands Jeugd instituut over de jeugd en hun internetgebruik. Daarom is het belangrijk om dit te combineren met recente cijfers die ik ga verkrijgen uit de enquêtes. Voor de validiteit van mijn onderzoek zal ik ten minste 390 jongeren tussen de 15 en 24 jaar willen enquêteren die in de steden Den Haag, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht wonen. De topics: - geografische gegevens doelgroep; - drugsgebruik doelgroep; - redenen drugsgebruik; - preventie in het verleden bij de doelgroep; - doel gebruik social media; - sharen berichten;
Scriptie Elsa van Swieten
87
- interessante content; - kijk van de doelgroep op het topic drugs op social media. Respondenten/steekproef: Zoals blijkt uit gegevens van het CBS zijn er 1.120.300 jongeren tussen de 15 en 27 jaar zijn die in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht wonen. Omdat 15 tot 27 jaar niet mijn doelgroep betreft, mijn doelgroep is namelijk 15 tot 24 jaar, neem ik driekwart van deze jongeren. Omdat 15 tot 24 jaar driekwart is van 15 tot 27 jaar. Hier doe ik dus 1.120.300 jongeren x 0,75 = 840.225 jongeren. Er zijn dus 840.225 jongeren tussen de 15 en 24 jaar in de provincies Utrecht, NoordHolland en Zuid-Holland. Maar omdat ik alleen hoger opgeleide jongeren wil bereiken is dit nog steeds niet het juiste aantal. In 2007 was, volgens het CBS, het aantal hoog- en laagopgeleide jongeren vrijwel gelijk. Dit betekent dat ik de helft van 840.225 jongeren wil enquêteren, oftewel 420.113 jongeren. Dit is een ruwe schatting. Bij het berekenen van een steekproefomvang van deze grootte kan deze ruwe schatting gebruikt worden. Dit komt omdat de verschillen in het aantal mensen dat je moet enquêteren boven een bepaald aantal vrijwel niet verandert. Op steekproefcalculator.com heb ik berekend hoeveel enquêtes ik moet afnemen voor grof gezegd 420.113 jongeren. Hieruit kwam de aanbevolen steekproefomvang van 384. Vanwege de ruwe schatting rond ik dit aantal af op 390 respondenten tussen de 15 en 24 jaar die havo, vwo, hbo of wo doen. Daarnaast wonen zij in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. De respondenten ga ik vinden door het gebruik van social media. Aangezien de enquête over social media gaan, ga ik ze ook via deze weg verspreiden. Ik ga aan fora vragen of mijn enquête op de website geplaatst kan worden en ik ga het verspreiden via Facebook, Instagram, LinkedIn en Twitter. Bij Facebook en LinkedIn ga ik op zoek naar groepen die aansluiten bij mijn onderwerp, de leeftijd en het opleidingsniveau. Bij Twitter en Instagram zal ik op zoek gaan naar de doelgroep via hashtags. Daarnaast kunnen de respondenten twee keer een sneakerwaardebon winnen van 60 euro, dit stimuleert de mensen om de enquête in te vullen. Als hier te weinig respons op komt, ga ik onder andere naar de vier grootste steden van Nederland om op middelbare scholen, hogescholen en universiteiten de enquêtes handmatig uit te delen. Hierdoor zie je gelijk resultaat doordat je direct van mensen de enquête terug krijgt. Deze mensen kunnen ook een sneakerwaardebon willen als zij hun emailadres bij mij achterlaten. De reden dat ik niet gelijk voor deze methode kies is omdat het erg tijdrovend is. De methode van steekproeftrekken zal een gestratificeerde steekproef zijn. Ik wil dat er uit
Scriptie Elsa van Swieten
88
Amsterdam en omgeving, Rotterdam en omgeving, Den Haag en omgeving en Utrecht en omgeving evenveel leerlingen worden geënquêteerd. Ook is het belangrijk dat uit deze steden ongeveer evenveel middelbare schoolleerlingen als hbo- en wo’ers worden geënquêteerd worden. Tussen de niveaus zal ik geen onderscheid maken. Dit doe ik op basis van een onderzoek van het Pius X-College en Orion, waaruit blijkt dat er geen eenduidige persoonlijke verschillen te zien zijn tussen havo- en vwo-leerlingen. Wel zal er een verschil worden gemaakt in leeftijd. Een jongere van 16 die nog thuis woont maakt andere keuzes dan een beginnend student die al uit huis woont. Daarnaast zal de representativiteit van mijn onderzoek toereikend zijn. De meeste enquêtes zullen ingevuld worden door jongeren uit de vier grootste steden van Nederland maar hier wonen ook de meeste jongeren. Ik zal bij het afnemen van de enquêtes goed letten op de woonplaats. Voordelen: • • •
Het wordt duidelijk wat de doelgroep wil gaan zien op social media. Mediagedrag en drugsgebruik doelgroep komt naar voren. Je kunt de resultaten generaliseren.
Nadelen: • •
Het is tijdrovend. Je kunt niet doorvragen.
(Frankwatching, 2012) Kijkend naar de voor- en nadelen die enquêtes met zich meebrengen zal ik voor het afnemen van de enquêtes veel tijd moeten uittrekken. Afgezien van het feit dat de enquêtes maar twee hoofdstukken zullen vullen, is het een erg interessant en belangrijk onderdeel van mijn onderzoek. Methode 2: Interviews De tweede methode van dit onderzoek bestaat uit het afnemen van zeven interviews. Hiervan zijn er vier half gestructureerde interviews met drugsinstellingen die preventief te werk gaan en twee met andere instellingen uit de zorg die een connectie hebben met preventie en social media. Daarnaast zal ik één diepte interview houden met een communicatieadviseur. Met deze methode zal ik deelvraag vier en vijf beantwoorden. Topics van de half gestructureerde interviews: • • • • • • • • •
gebruik van social media; trends op social media; trends bij drugsgebruik jongeren; medewerkers achter social media; visie op social media; gebruik van content op social media; inrichten van berichtgeving voor drugspreventie; eigen ervaringen met de doelgroep; eerdere campagnes;
Scriptie Elsa van Swieten
• •
89
redactionele formule online; visie voor de toekomst.
Voordelen: • •
Bij een gesprek kan dieper op een onderwerp worden ingegaan; Er komt informatie naar voren die online niet te vinden is.
Nadelen: •
Tijdrovend;
•
Er kunnen geen algemene conclusies worden getrokken bij het afnemen van één
•
interview, je kunt dus niet generaliseren; Afnemen en verwerken van een interview is intensief.
(Verhoeven, N 2007) Respondenten: Ik ga vier half gestructureerde interviews houden met drugsinstellingen die preventief te werk gaan. Hiervan zullen er twee succesvol zijn op het gebied van social media en twee minder succesvol. In de categorie succesvol op social media ga ik spreken met Iris van Wylick, medewerker publieksinformatie, van het Trimbos-instituut en met Kelly Roelofs (senior voorlichter) van Solutions be aware. Daarnaast ga ik uit de categorie minder succesvol praten met Arjen Derksen (preventiemedeweker – met oog voor social media) van Stichting Voorkom! en met Bjorn Dirkse (adviseur programma Alcohol en Drugs) van Youz Rotterdam. Ook zal ik twee half gestructureerde interviews houden met TeamAlert en Everybody Likes Pinguins. In het eerste interview zal ik in gesprek gaan met Kayleigh Bergwerff (communicatiemedewerker) van TeamAlert. Deze organisatie heeft onder andere meerdere jaren achter elkaar het project Witte Waas georganiseerd, een succesvolle (social media) campagne met het motto: ‘rij alcohol en drugsvrij’. Tijdens het tweede interview zal ik praten met Hugo van den Hurk (Strategy Director) van Everybody Likes Pinguins. Dit bedrijf heeft een preventiecampagne ontwikkeld voor Fight Cancer (het jongerenlabel KWF) en Stivoro. Ook zal ik een diepte-interview houden met een communicatieadviseur. Het interview met een communicatieadviseur is noodzakelijk zodat hij of zij meer duiding kan geven aan de resultaten. Dit interview zal dan ook aan het einde van mijn onderzoek plaatsvinden. De communicatieadviseur kan de resultaten koppelen aan hoe je deze daadwerkelijk kan gaan gebruiken. In het totaal zullen er dus zes half gestructureerde interviews gehouden worden en één diepte-interview.
Inhoud: • •
Titelblad Voorwoord
Scriptie Elsa van Swieten
• • • •
•
•
• •
• •
•
•
•
• •
90
Managementsamenvatting Samenvatting in het Engels Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Inleiding In dit hoofdstuk staat de aanleiding van het onderzoek, probleemstelling, doelstelling en opbouw van het rapport beschreven. Hoofdstuk 2: Methoden en technieken In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe dit onderzoek in elkaar zit. Het onderzoekontwerp, operationalisatie en analysemethode worden hierin beschreven. Hoofdstuk 3: Drugsvoorlichtingsinstellingen uit de Randstad/Nederland In dit hoofdstuk is in kaart gebracht waar drugsvoorlichtingsinstellingen zich bevinden en hoe hun organisatie is opgesteld. Hoofdstuk 4: Drugsvoorlichtingsinstellingen uit het buitenland In dit hoofdstuk wordt ingegaan op drugsvoorlichtingsinstellingen uit het buiteland. Hoofdstuk 5: Mediagedrag doelgroep In dit hoofdstuk wordt een duidelijk beeld gegeven van het mediagedrag van de doelgroep. Hoofdstuk 6: Drugsgebruik doelgroep In dit hoofdstuk is meer te lezen over het drugsgebruik van de doelgroep. Hoofdstuk 7: Huidige situatie social media In dit hoofdstuk worden social media campagnes beschreven die in het verleden hebben gewerkt en wordt er inzicht gegeven in van het gebruik van social media bij (drugs)voorlichting. Hoofdstuk 8: Doelstellingen en redactionele formule In dit hoofdstuk komen de doelstellingen naar voren van de drugsvoorlichtingsinstellingen waarna hierna duidelijk wordt welke kanalen en redactionele formule voor welke doelstelling het best geschikt is. Hoofdstuk 9: Conclusie In dit hoofdstuk staat de conclusie van de resultaten met een herhaling en beantwoording van de probleemstelling gekoppeld met het literatuuronderzoek. Hoofdstuk 10: Evaluatie In dit hoofdstuk zal besproken worden wat er wel en niet goed ging tijdens het onderzoek. Literatuurlijst Alle bronnen van het onderzoek komen in dit hoofdstuk te staan. Bijlagen In de bijlage zijn het voorstel, plan van aanpak, gedetailleerde uitwerkingen van onderzoekingen, enquêtes, tabellen en illustraties die geraadpleegd moeten worden en een lijst van afkortingen terug te vinden.
Tijdsplanning Week
Datum
Wat
Week 8
Wo 19 februari
Intake Marloes Geboers
Week 10
Wo 5 maart
Eerste
Deelvragen, methodes en
groepsbijeenkomst met
een hoofdstukindeling af
intervisieclub
meehebben
Week 10
Do 6 maart
Extra
Feedback intervisieclub verwerken & start deskresearch
Week 11
Wo 12 maart
PVA helemaal af hebben
Voor 13 maart 09.00 PVA sturen naar Marloes
Scriptie Elsa van Swieten
91
Geboers per mail Week 12
Di 18 maart
Tweede
Feedback van Marloes
groepsbijeenkomst
Geboers en deze bespreken in de groep / verslag eerste deskresearchbevindingen
Week 12
Wo 19 maart
Feedback verwerken PVA
Week
Vr 21 maart - Ma
Nieuwe versie PVA
12/13
24 maart
inleveren en beginnen hoofdstuk 1 & 2
Week 13
Di 25 maart
Laatste feedback Marloes PVA verwerken
Week 13
Di 25 maart /
PVA naar de commissie
Di 1 april Week 14
Di 1 april
Groepsbijeenkomst
Verslag uitdoen en feedback op hoofdstuk 1 en 2, laatste hulp PVA groepsgenoten
Week 14
Di 1 april
Voorbereiden enquêtes
Maken van vragen, enquêtes opstellen
Week 14
Di 2 april
Feedback hoofdstuk 1&2 verwerken en start hoofdstuk 3&4
Week 15
Ma 7 april – Ma
Afnemen enquêtes
21 april Week 15
Ma 7 april
Deadline hoofdstuk 3&4
Week 16
Ma 14 april
Opzet interviews af en feedback verwerken hoofdstuk 3&4
Week 16
Di 15 april
Groepsbijeenkomst
Verslag uitdoen en bespreken opzet interviews en hoofdstuk 3&4
Week 17
Ma 21 april – Ma
Verwerken enquêtes
28 april Week 17
Ma 21 april
Start afnemen interviews
Week 17
Wo 23 april
Start hoofdstuk 5&6
Week 18
Zo 4 mei
Deadline interviews
Alle interviews zijn afgenomen
Week 19
Ma 5 mei
Start uitwerken interviews en deadline
Scriptie Elsa van Swieten
92
hoofdstuk 5&6 Week 19
Di 6 mei
Groepsbijeenkomst
Verslag uitdoen
Week 19
Wo 7 mei
Aanvullen hoofdstuk 7,8
Een deel van deze
&9
hoofdstukken is al geschreven door middel van deskresearch
Week 20
Ma 12 mei
Deadline hoofdstuk 7&8
Week 20
Di 13 mei
Start conclusie
Week 20
Do 15 mei
Deadline conclusie
Week 20
Vrij 16 mei
Start advies
Week 21
Ma 19 mei
Deadline advies
Week 21
Ma 19 mei
Afronden conceptversie
Puntjes op de i zetten
scriptie Week 21
Di 20 mei
Start beroepsproduct
Week 21
Di 20 mei
DEADLINE: Conceptversie inleveren
Week 21
Wo 21 mei
Controle beroepsproduct
Controle door ouders, vriend, zus, etc.
Week 22
Di 27 mei
Start laatste aanpassingen
Week 23
Ma 2 juni
Deadline beroepsproduct
Week 23
Di 3 juni
DEADLINE: Inleveren scriptie
Afspraken over de begeleiding Welke afspraken wil je maken over de begeleiding tijdens het afstudeertraject? Ik zit in een pilotgroep waar we elke twee weken een groepsbijeenkomst hebben. In deze groepsbijeenkomsten kun je vragen stellen aan je groepsgenoten en krijg je feedback. Ook krijg ik van Marloes Geboers feedback op vooraf afgesproken momenten. • • •
Elke groepsbijeenkomst aanwezig zijn. Aan de planning houden. Het is altijd mogelijk om te mailen. Marloes werkt op maandag, dinsdag en woensdag.
Scriptie Elsa van Swieten
93
II Bewijs goedkeuring PVA
Note: voor de zomer heb ik in overleg met meneer Diekerhof afgesproken niet het woord ‘journalistiek’ voor content in de probleemstelling te zetten omdat dit niet relevant is voor het onderzoek.
III Transcript Roger Bloem (communicatieadviseur) Duur interview: 46:42 Elsa:
“Nou Roger, we hebben net gekeken naar de resultaten, over het algemeen, is drugspreventie volgens jou mogelijk op social media.” Roger: “Ik denk dat ja. We hebben het ook gehad over wat dan je boodschap moet zijn op social media, en het is heel moeilijk om te bepalen wat je wil zeggen. Je wil niet wijzen naar de mensen op social media die drugs gebruiken. En, wat ik me bedacht, dat het heel moeilijk is om mensen te werven voor je Twitter of Facebook. Moeilijk via online. Ik denk wel dat offline makkelijker is om te bereiken?” Elsa: “Ook om mensen naar je social media account te trekken?” Roger: “Ja, als je voorlichting geeft op scholen of zo, daar moet je aansporen tot het volgen van de instelling. Meestal als je voorlichting geeft, wat ik me kan herinneren als kind als ik dan iets kreeg over voorlichting over vuurwerk of alcoholgebruik. Dat ik best onder de indruk was. En als je dan op dat moment daar gebruik van maakt. Je bent dan met ze geconnect. Dan aansporen om hun facebook te volgen en te liken. Elsa: “Dan kan je het ook nog verantwoorden naar je ouders toe. Van ja, ik heb drugspreventie voorlichting gehad in de klas, dus dan mag ik het toch liken.” Roger: “Tuurlijk, maar daardoor uhm , eh, groei je van die kant organisch zonder dat je online advertisement nodig hebt of iets dergelijks. En dan heb je ook de mensen die weten wat je doet als instelling. En heb je en ben je al geconnect met die mensen. Dus zodra je de voorlichting hebt, denk je aan o ja het is goed voor die vriend. Je onthoudt de naam beter. Daar kan je wel op winnen. Maar wel conversie maken met online en offline.” Elsa: “Want stel je hebt alleen online, heeft die dan mogelijkheden? Of kan je wachten tot
Scriptie Elsa van Swieten
94
je een ons weegt?” Roger: “Uhm, het lijkt me heel moeilijk. Het kan wel. Maar dat kan je niet op zichzelf als instelling. Als ik op Facebook een instelling voorbij zie komen over drugspreventie dan den ik ‘meh’. Maar als ze partnership hebben met een partysite. Als ze dat dus zoeken met een websites of feesten.” Elsa: “Wat het Trimbos dus eigenlijk ook doet. Een connectie maken met een website.” Roger: “Ja, die dan dus heel relevant is voor de doelgroep en waar je hele grote overlappende doelgroep hebt. Natuurlijk kun je daardoor mensen bereiken. Alleen wat we altijd zeggen is, als je Ipads gaat uitdelen om mensen op je Facebookpagina te krijgen, dan krijg je mensen op je Facebookpagina die heel graag Ipads willen. En niet de mensen die geen drugs willen gebruiken. Dus dat is altijd heel moeilijk.” Elsa: “Maar wat Unity deed, en wat jij net ook al bij de resultaten zei, het winnen van kaartjes? Of is dat ook te commercieel?” Roger: “Je hebt dan wel de mensen die daadwerkelijk naar die feesten gaan en ja, ik denk dat het heel moeilijk is om de mensen te targeten die drugspreventie nodig hebben maar ik denk dat het wel via via kan. Hoe komen ze eigenlijk aan de mensen die verslavingszorg krijgen? Zijn dat dan die zichzelf aanmelden?” Elsa: “Onder de 18 heb je je ouders nog nodig en ik denk persoonlijk google. Ik denk echt dat als je intikt: ‘verslaving hoe kom ik eraf?’ Ik denk dat je daar google voor gebruikt.” Roger: “Weet jij wat deze instellingen doen om vindbaar te zijn op Google?” Elsa: “Nou, Brijder Jeugd heeft wel die vrouw die dat doet en een optimalisatiecursus gehad. Die is er wel echt mee bezig van hoe kunnen we de website het beste in google krijgen maar verder weet ik dat niet precies.” Roger: “Hebben verschillende instellingen blogs met eigenlijk eerste hulp bij .. .” Elsa: “Ik heb niet gevraagd over de websites waar ze informatie geven of ze google gebruiken om vindbaar te worden.” Roger: “Misschien wel handig.” Elsa: “Maar met social media kan je daar verder niks mee toch?” Roger: “Uhm, nee maar vanuit die blog kan je wel weer heel makkelijk linken naar de website van die instelling of naar weetje, je kan online wel linkjes maken om te zorgen dat de mensen dan wel weer op de juiste plek terecht komen.” Elsa: “Ja, maar dat zijn mensen die al hulp zoeken.” Roger: “Ja, klopt.” Elsa: “We zijn toch ook wel opzoek naar hoe je mensen bereikt die nog niet hulp zoeken. maar om ze wel te krijgen.” Roger: “Dan is het heel moeilijk om te zenden. Als je reactief kan zijn, wat we dus net zeiden, Twitter is bijvoorbeeld open dus kan je gewoon kijken wie er heel brak is en dan kan je daar op reageren. Heel veel werk wel.” Elsa: “Is dat geen inbreuk? Als het gaat om drugspreventie? Ik denk dat veel instellingen dat gevoel hebben, Brijder zei dat ook. ‘Wij volgen mensen terug om te kijken of ze ons ook zouden volgen.’ Dat vinden ze al best inbreuk op privacy. Is dat dan niet ook nu? Stel jij plaatst een bericht op Twitter dat je brak bent en verslavingsinstelling reageert daarop, hoe zou je je dan voelen? Dat is misschien een stap te ver.” Roger: “Het hangt van de boodschap af. Als je, stel je hebt een standaard feed voor mensen die super brak zijn, die krijgen een linkje van: hey, superbrak? Kijk deze tien tips. En dat is dan weer een blog die uiteindelijk van een instelling is. Hoeft geen zorginstelling te zijn he, kan gewoon de account superbrak zijn.” Elsa: “Maar als je het wel vanuit je eigen instelling stuurt?” Roger: “Nee, zeg dat ik zondag super brak ben. Super brak @ Twitter, gewoon van zorginstelling. ‘Hey, superbrak? Tips om van je brakheid af te komen.’ Uiteindelijk onderdeel van verslavingspreventie.” Elsa: “En dan met het kopje ‘altijd brak’ en doorsturen naar de verslavingsinstelling?” Roger: “Ja, precies. En dan zorg je wel weer dat je super relevant bent. En op Facebook kan je, wat je op Facebook kan doen. Dag na het feestje zou je ook zoiets kunnen doen in de eventpagina’s.” Elsa: “Ik denk dat veel instellingen het belangrijk vinden om zichzelf als verslavingsinstelling .. .” Roger: “Maar misschien moet je dus helemaal niet als verslavingsinstelling .. .” Elsa: “Oh, ze moeten zich niet zo kenmerken. Ze moeten gewoon soort van leuk worden? Gewoon wat meer interactie zelf opzoeken?”
Scriptie Elsa van Swieten
95
Roger: “Ik denk dat dat beter is dan zenden. Hebben sommigen soms een campagne?” Elsa: “Nou, Brijder zegt bijvoorbeeld wel we gaan ons focussen op één doelgroep, met één boodschap, en we gaan dat vooral een periode lang doen. Maar echt een campagne, nee. Wat versta jij daaronder? Teamalert doet dat dan wel maar die doet het betaald dus die doet ook Facebookadvertenties.” Roger: “Nou, bijvoorbeeld het gaat allemaal om relevantie. Want als je relevant bent dan snappen mensen waarom je daar bent.” Elsa: “Ook bijvoorbeeld als iets in het nieuws is?” Roger: “Wat ik denk is dat je een goede campagne kan doen rond ADE, dan zijn er een week lang feesten in Amsterdam en daar gaan super veel mensen heen, dus de doelgroep, en misschien staat Unity ook wel op die feesten.” Elsa: “Ja.” Roger: “Maar je kan daar dus op social dus die mensen targeten, gewoon de mensen die op dat feest zijn, die laten allemaal op Facebook zien dat ze op dat feest zijn geweest, kan je online targeten door in het event soort van iets te plaatsen: ‘Brak?’ Dat domein claimen om naar je website te krijgen.” Elsa: “Maar is natuurlijk wel zo met feestorganisaties, die laten Unity op hun feest staan gratis en zij koppelen daarvoor cijfers terug maar zodra zij in een event gaan posten, dat ze daar problemen mee krijgen met de organisatoren. Omdat het toch een associatie is met drugs.” Roger: “Als het een samenwerking is met ADE, dan kan ADE dat toch posten?” Elsa: “Ja, maar wil ADE daar mee geassocieerd worden?” Roger: “Het is wel gewoon een maatschappelijke rol die je dan daar samen hebt. Ik denk dat als de boodschap goed is en niet verwijtend en het verhaal is helder en begrijpbaar. Maar vooral niet verwijtend, dat ligt heel gevoelig hier natuurlijk. Ik denk dat er zeker wel mogelijkheden zijn.” Elsa: “En hoe je het brengt.” Roger: “Ja.” Elsa: “Zou je relevant dan nog wat beter kunnen uitleggen. Zo van, wanneer ben je dan relevant?” Roger: “Als mensen er dus zelf mee bezig zijn. Als je een Facebookpagina hebt en je gaat om kwart voor 12 ‘s avonds een bericht plaatsen: ja weet je, ik vraag me af hoeveel mensen er op dat moment op zitten te wachten om te lezen dat er iemand is doodgegaan omdat ie teveel drugs heeft gebruikt. Ik denk dat zondagochtend wanneer iedereen altijd post van ik drink nooit meer, dat dat het moment is om er te zijn.” Elsa: “Maar met harddrugs, dat is natuurlijk wel een andere focus. Hoe doe je het daar dan? Ook zondagochtend? Want harddrugs is wel een moeilijker punt.” Roger: “Ik heb daar zelf geen ervaring mee maar weet je.” Elsa: “Overal valt wel op in te spelen?” Roger: “Ja, natuurlijk. Ik denk dat de organisaties dat zelf veel beter weten. Je weet zelf wel wat de effecten zijn daarvan en daar zijn gewoon punten die super herkenbaar zijn voor de doelgroep en die moet je gebruiken om dan relevant te zijn. Als mensen twintig of vijftig uur niet hebben geslapen, denk ik dat je daar dan weer iets mee kan. Maar het is dan vooral daar dan de conversatie opzoeken.” Elsa: “Ben jij er dan ook voor dat je het positief houdt, dat zeggen mensen/organisaties ook, moet je er een positieve draai aan blijven geven?” Roger: “Ja, ja, hoewel je kan natuurlijk ook op shocking zitten. Want dat is eigenlijk wat niet roken heel lang heeft gedaan. Want soms heb je dan van die foto’s van longen en zo.” Elsa: “Wat ze ook wel met chrystal meth deden. Dat je ziet die gezichten en dan voor en na. Mensen die tien jaar lang chrystal meth hadden gebruikt, die zagen er niet meer uit. In enquête gaven mensen dan ook wel aan dat ze dat dan wel heel interessant vonden dat je een beeld hebt van hoe mensen aftakelen. Dat shockend inderdaad pakkend is.” Roger: “Je kan ook, ik denk, dat je soort van contentstrategie moet hebben die, het moet altijd interessant zijn, maar je triggert me omdat je chrystal meth zegt dan denk ik aan de serie Breaking Bad. Heb je dat gezien?” Elsa: “Ja. Nee wacht, één aflevering maar. Over die gast die zelf chrystal meth maakt toch?” Roger: “Nou ja, hij heeft dan een hulpje die echt een junkie is en die doet dan domme dingen steeds. En rond die tijd dat er van die serie een nieuwe aflevering was zou je dat kunnen gebruiken als contentstrategie hé, dat je gewoon daar punten van
Scriptie Elsa van Swieten
96
pakt.” Elsa: “In Breaking Bad zie je het niet, maar in het echt zie je er zo uit.” Roger: “Ja, precies en dat is dan ook weer interessant en deelbaar. Omdat die serie dan op dat moment uit is, is iedereen ermee bezig en kijkt ernaar en dat is dan een haakje om je boodschap te verkopen. Het is op zoek gaan naar die haakjes voor die instellingen.” Elsa: “En ken je ook haakjes met nieuwsberichten?” Roger: “Je ziet dat ze dat nu doen, maar wat je daardoor krijgt is dat er niet echt een rode draad door het verhaal zit.” Elsa: “Je bedoelt door wat ze posten?” Roger: “Ja, want enige keer gaat het over .., het gaat van hot naar her.” Elsa: “Omdat ze alles posten wat ze tegenkomen?” Roger: “Ja, dat denk ik wel.” Elsa: “Dat is ook wel zo.” Roger: “En dat maakt het lastig want de ene post moet je wel leuk vinden en de ander niet en je hebt best wel veel series waarin drugs wordt gebruikt, er liggen altijd wel mogelijkheden, en films. Maar wel dingen die de doelgroep ook kijkt. En toch het gaat dan weer om relevant zijn.” Elsa: “Actueel zijn ook dus.” Roger: “Ja. Als je niet actueel bent dan voelt het als lezer ook niet, je wordt er niet blij van, je wilt het niet delen, dan heeft het geen waarde.” Roger: “Maar als je de goede social media posts hebt die worden gedeeld, dan groeit je bereik vanzelf natuurlijk. En wat we altijd zeggen is de volgende vraag: ‘Van hoe kom je als instelling met de focus naar likes op facebook?’ Facebook werkt als volgt: als je veel likes krijgt, dan denkt facebook dat is relevante informatie voor die persoon en misschien ook vrienden van die persoon. Dus het gaat vooral om een mix te vinden tussen dingen die deelbaar zijn en tussendoor ook wel je eigen boodschap verkondigen, wat merken ook doen, stel je bent kledingwinkel van sportschoenen. Wat ik zou doen is heel veel dingen posten van voetbalfilmpjes, als je voetbalschoenen verkoopt, en dan af en toe .. .” Elsa: “Ja dat je dan zegt: hier met die voetbalschoenen die Ronaldo ook aan had.” Roger: “Ja, die zijn nu in de aanbieding. Normaal krijgt zo’n post geen likes maar omdat de rest van je content wel veel gedeeld wordt, komt hij wel bij iedereen in de tijdlijn. Noemen ze adtrack, zoek maar op.“ Elsa: “Ja, oké, goeie. Is ook een belangrijke. Dat zolang je berichten post die gedeeld worden kan je ook nog je eigen dingen er tussen plakken.” Roger: "Ja, klopt.” Elsa: “Want er is eentje die gebruikt ook Loesje dingen. Maar wel minder focus op harddrugs. Die post ook dat met Chiel 190 uur niet gaan slapen. Collega’s die 190 uur geen cola gingen drinken, bijvoorbeeld, en die postte dan ook daarover met hoe ze zich dan voelden.” Roger: “Hoe deden die dingen het?” Elsa: “Nou ja, wel oké. Wat zie jij als oké? Ze hebben nog niet heel veel likes maar relatief gezien tot de andere berichten wel goed.” Roger: “Ja en dat is precies waar we het net over hadden. Omdat Chiel ermee bezig is van 3FM is het relevant en houdt het de mensen bezig. En misschien hadden ze zelfs nog verder kunnen gaan door contact met hem te zoeken en daar aandacht aan te besteden. Of hoe die wakker bleef 190 uur, drugsvrij. Ik geloof niet dat hij iets heeft gebruikt. Dat is wel interessant. Wat ik sowieso aanraad is om altijd te tracken wat je posts doen, en niet om aantal likes maar wat we noemen het IPM, het aantal likes/shares/reacties ten opzichte van duizend likes. Hoeveel is je engagement. Het ligt er ook aan wat voor doelstellingen ze hebben maar het kan zijn dat je de doelstelling hebt om het bereik te vergroten, maar het kan ook je doelstelling zijn om veel contact te hebben met de doelgroep die je hebt. wat ook wel interessant is want als je wilt groeien met je pagina, maar je hebt niet de mensen om het te beheren moet je er misschien voor kiezen om niet te groeien want dan kan je het aantal reacties niet aan.” Elsa: “Klein te houden met de mensen die je hebt?” Roger: “Met de groep die je hebt, daar een hele hoge engagement te hebben en veel contact mee te hebben.” Elsa: “Dat zeggen die instellingen ook dat het zo moeilijk is om die interactie te hebben omdat het zo’n gevoelig onderwerp is. Daarom moet je ook zoeken naar luchtige onderwerpen?”
Scriptie Elsa van Swieten
97
Roger: “Ik denk dat het voor hun .. dat drugspreventie en voorlichting en verslavingszorg, .. dan wordt het sowieso 1 op 1 contact en niet in the open. Het is meer dat mensen je weten te vinden. Voor instellingen is dat de belangrijkste reden om aanwezig te zijn. Elsa: “En voor mij dan als consument, want ik val ook nog in de doelgroep, ik wil iets weten over drugs, kan dat ook al op social media zelf? Of moet het een koppeling zijn?” Roger: “Stel je bent die instelling die onderzoek doet. Ik zou één ding uit het onderzoek pakken en dan zou ik ‘Meer weten?’ met een link naar de website. Koppeling naar een website die je al hebt.” Elsa: “Social media is dus altijd voor erbij. Met je website maar ook bij peer to peer? Het is altijd een koppeling met iets anders?” Roger: “In dit geval wel, omdat het gevoelig is. En dat maakt het ook wel weer lastig want dan wil je dus .. het is moeilijk om de conversatie in the open te hebben, maar je kan mensen wel aanspreken van hey wil je meer weten dan kan je ons een privébericht sturen en dat je daaraan dan weet hoe je pagina het doet.” Elsa: “Kijken we nog even naar die andere. Als we even kijken naar wat we hebben gezien bij al die instellingen. Kan je wel zeggen of een bepaalde instelling het goed doet of een ander het minder goed doet?” Roger: “Als ik kijk naar wat de instellingen doen dan denk ik dat de één een heel ander verhaal zou moeten vertellen dan de ander. Als je vooral onderzoek doet en een kennisinstituut bent dan heb je best wel wat content om te delen.” Elsa: “Wel een heel groot bedrijf hoor. Drugs en uitgaan praat niet met die Twitter onderhoud van Trimbos zelf.” Roger: “Waarom niet?” Elsa: “You tell me. Omdat het een groot bedrijf is. Interne communicatie ook al een lastige. Terwijl je daar ook nog heel veel van zou kunnen leren.“ Roger: “Want stel je bent een verslavingszorg, wie is dan degene die de Twitter beheert?” Elsa: “Iemand die websites doet en het erbij krijgt. Bij Solutions is het iemand die een vertrouwenspersoon is maar ze hadden gezegd dat iedereen in het bedrijf een keer social media zou moeten doen maar niemand deed het dus zij pakte het op. Zij heeft mode gestudeerd.” Roger: “Je kan ook niet die taak bij iedereen neerleggen. Als je iemand Twitter laat doen die nooit twittert, die snapt het ook niet. Elsa: “Het is vaak maar bij iemand in z’n schoot geworpen. Bij TeamAlert en Unity dan niet. Bij Youz hebben ze het nog niet maar dan zou de communicatieafdeling het doen in combinatie met de preventieafdeling. Die hebben wel een idee.” Roger: “Wie zoekt die mensen op? Wie zoekt contact met Unity op Twitter? Die inhoudelijk vragen hebben?” Elsa: “Nee veel meer via de mail.” Roger: “Oké en op Facebook?” Elsa: “Dat zijn wel echt meer mensen die uitgaan. Posts die het meeste gedeeld worden zijn de grapjes en de waarschuwingen.” Roger: “Zijn er dan wel mensen die ook echt contact zoeken met de instelling via Facebook bijvoorbeeld via Priveberichten?” Elsa: “Ik weet niet of ik dat heb gevraagd. Volgens mij wel hoor. Bij Solutions krijgen ze die in ieder geval sowieso en bij Unity ook. Volgens mij gewoon overal maar wel privé.” Roger: “Want als je weet wat de meest gestelde vragen zijn dan weet je wat voor content je erop moet zeggen.” Elsa: “Ja, dat doet het Trimbos ook. Die behandelt meest gestelde vragen op Partyflock. Zij zetten die op Facebook en Twitter.“ Roger: “Dat is wel goed.” Elsa: “Ja, dat wel maar daarbuiten hebben ze niet zoveel.” Roger: “Het klinkt alsof die instelling het het beste doet. Om gewoon rond om relevantie, de koppeling zoeken en dan content hebben. En daardoor weer zichtbaarheid hebben op Partyflock, is natuurlijk een grote website. Ik weet niet of ze daar ook met hun eigen naam staan.” Elsa: “Denk het wel.” Roger: “En dat je het gewoon duidelijk maakt dat als mensen iets willen weten, dat er geen drempels zijn om contactinformatie te vinden. Altijd eronder staan. Hoe meer drempels je wegneemt hoe makkelijker het is. Weet je, hoe makkelijker het is, hoe makkelijker je die stap kan maken. Drempelloosheid.”
Scriptie Elsa van Swieten
Elsa: Roger: Elsa: Roger:
Elsa: Roger: Elsa: Roger: Elsa: Roger:
Elsa: Roger: Elsa:
Roger: Elsa: Roger: Elsa: Roger: Elsa: Roger: Elsa: Roger: Elsa: Roger: Elsa: Roger:
Elsa: Roger: Elsa: Roger: Elsa: Roger: Elsa: Roger: Elsa: Roger: Elsa: Roger: Elsa:
98
“Is het best inderdaad.” “Ja.” “Voor instellingen, wat je het beste kan doen als je weinig geld hebt en weinig tijd.” “Dan vooral kijken naar wat je niet gaat doen en gewoon heel hard een keuze maken. Want in plaats van op welke platformen je nog meer kan zijn, je beter één platform goed kan doen, dan vier platformen half want dan is het een net niet show. We hebben alleen de resources om alleen één Facebookpagina te onderhouden en dan moet je dat ook vooral doen.” “Ja.” “En ook dus gewoon goed kijken, je kan hele mooie campagnes om hele mooie evenementen opzetten maar als je niet genoeg mensen hebt ,moet je dat vooral niet doen. Dan loopt iedereen er over heen.” “Hou het liever klein en dat vooral goed doen. Oké.” “Ja of één kanaal kiezen maar het dan wel goed doen. Weet niet wat de reactietijd is op de mail?” “Ik weet het niet van iedereen, maar dat wordt gezien als wel een belangrijk punt omdat daar komen mensen op binnen.” “Als mensen dus via de mail vragen sturen, op dat moment zijn ze ongerust. Op dat moment staan ze open voor feedback. Als je dan drie dagen later reageert dan zijn ze misschien helemaal niet meer brak en dan is het weer minder relevant en dan denken ze laat maar, volgende keer.” “Daar reageren ze wel dezelfde dag op.” “Ik denk dat er voor social dezelfde regels gelden.” “Gewoon altijd reageren. Ja, dat is natuurlijk ook waarom instellingen er nog niet aan begonnen zijn omdat de kennis en mankracht blijven nog een beetje weg daar. Media zoals Pinterest en Instagram. Er is veel beeld, kan je daar ook actief op zijn. Goed actief op zijn: veel volgers krijgen?” “Weetje, volgens mij is de vraag eerst: waar is je doelgroep?” “Instagram is groot onder de doelgroep.” “Ja, natuurlijk kan je een campagne verzinnen om op instagram wat te doen.” “Hoe zou dat eruit kunnen zien?” “Uhm, daar vraag je me wat.” “Dat is het precies. Instagram campagne is lastig omdat je zo weinig tekst hebt. je hebt wel hastags maar het is wel lastig.” “Ja, dat is een goede. Mensen op instagram, zitten die niet ook op Facebook?” “Ja, dat wel. Maar daar is het probleem dat de interactie zo laag is.” “Ik vind het moeilijk om de conversie te maken van Instagram naar de instelling zelf. Op Facebook kun je een link plaatsen.” “Terwijl Instagram gewoon meer beeld is.” “Ja, maar als je op choqueren zit, ja moeilijk, instagram is niet echt deelbaar.” “Wat je wil bereiken, niet perse het goede medium.” “Op Pinterest kan je wel boards maken. Dat kan je eenmalig inrichten, waarbij je symptomen van drugsgebruikers laat zien en als je dan symptomen hebt van ecstasy en verschillende borden, kan het wel informatief werken als mensen er naar zoeken. Je kan het dan weer plaatsen op je website.” “Dat je het wel weer visueel maakt?” “Ja.” “Misschien is dat nog wel een idee. Dat ze met Pinterest nog wel wat kunnen. Ga er even naar kijken.” “Oké. Pinterest is wel heel erg vrouwelijk. Negentig procent vrouw.” “Hoe weet je dat?” “Onderzoek.” “Hoe komt dat dan denk je?” “Pinterest zit heel erg op voor de home, bruiloft. De vrouwentijdschriftenachtige dingetjes. Ik zit erop, maar ik zit overal op.” “Ja, je wilt ook weten hoe je je huis moet inrichten verdomme.” “Dat sowieso, daarom ziet het er zo goed uit.” “Omdat je heel Pinterest hebt afgezocht.“ “Sowieso. “Nee, oké. Het is veel vrouw. Als je vrouwen wil bereiken moet je naar Pinterest. Maar over de content van berichten. Moeten instellingen er zelf heel goed naar kijken? Welke content plaats je? Nieuwsberichten? Reportages? Video? Beeld? Hoe kom je bij die doelgroep het beste?”
Scriptie Elsa van Swieten
99
Roger: “Ze moeten zelf helder hebben wat de boodschap is die zij willen vertellen. Zodra je die boodschap helder hebt, dan kan je dus een bepaald domein claimen.” Elsa: “Met domein bedoel jij zoals dat: ‘brak’?” Roger: “Ja, bijvoorbeeld. Zou een deel kunnen zijn en dan komt de content vanzelf. Dan heb je helder wat je visie is online. Visie van online moet altijd .. .“ Elsa: “Wat is dan een visie? Dat vraag ik me ook af. Ze weten nu bijvoorbeeld niet wat ze moeten doen.” Roger: “Maar instellingen hebben wel een visie wat ze willen als instelling toch?” Elsa: “Ja, maar ze willen naamsbekendheid.” Roger: “Maar dat is niet de visie van de instelling zelf.” Elsa: “Stichting Voorkom wil voorlichting geven. Jongeren behoeden voor de gevaren voor drugs.” Roger: “Ja, die doorvertaling moet je ook maken naar online. Dan wordt je online platform voorlichting geven. Dat is dan wat je wil doen.” Elsa: “Moet je het dan wel Stichting Voorkom noemen? Of noem je het dan gevaren van drugs? Kan je het ook een andere naam geven?” Roger: “Denk dat dat veel beter is.” Elsa: “Dus niet onder je eigen naam, maar dat er wel een koppeling is met deze pagina van .., zoiets?” Roger: “Ja, en dan wordt het misschien wel een soort van .. , Stichting Voorkom spreekt mensen niet aan. Als je dus een soort instelling bent die nazorg wil geven en je wordt dan de pagina ‘brak op zondag’ en dat er dan wel staat: ‘Ik ben altijd brak op zondag is een initiatief van Youz.’ Ik denk dat dat een veel makkelijkere manier is om je boodschap over te brengen dan dat je Youz bent. Youz zegt niemand iets.” Elsa: “Ja, precies. Je moet eigenlijk wat TeamAlert ook wilde doen. Die doet een rijschoolvergelijker waarbij je eerlijke en betrouwbare informatie krijgt over rijscholen maar daar zitten zij achter en zij geven verkeersveiligheid. Zij zijn die koppeling. Je ziet gelijk wie voor verkeersveiligheid staat. Maar kost wel tijd.” Roger: “Maar of je nou een pagina maakt die stichting Voorkom heet of die zegt, uhm, wat is een goede naam, die campagnematig is. Content blijft hetzelfde maar door een andere naam of een andere hoek te komen, komt het veel makkelijker binnen bij de doelgroep.” Elsa: “Unity wil dan wel hun eigen fanpage houden. Hoe kunnen zij dat dan doen met invulling. Ik legde hun ook al de aparte groep uit, stelde een ander alternatief voor en toen zeiden ze: ‘Nee, we willen echt onze eigen pagina houden.’” Roger: “Wat was de reden dan daarvan?” Elsa: “Gewoon, ze willen vanuit hun eigen naam groot worden. Neem ik aan. Ze willen echt eigen pagina voortgaan. Is daar nog een optie in?” Roger: “Even kijken wat Unity ook alweer deed.” Elsa: “Die op feesten staan.” Roger: “Omdat ze op feesten staan, zouden ze nog wel de conversie kunnen krijgen naar je pagina.” Elsa: “Dat doen ze ook nog wel heel weinig. Zei ook al dat ze dat konden doen. Van hey, net een leuk gesprek gehad, like ons op Facebook en dan zien we je daar graag op terug. Ja, ze zeiden ook: ‘Ja, dat moeten we misschien ook maar gaan doen maar ze zijn nog heel terughoudend, maar dat moeten ze dan misschien ook niet zijn.” Roger: “Het is sowieso met social weet je, ze hebben allemaal niet een pagina waar ze naar kunnen kijken die het heel goed doet.” Elsa: “Behalve Unity is wel de grootste.” Roger: “Maar dat is 1600. Het is niet dat ze naar iets kunnen kijken, naar Amerika, dat heel goed werkt. Niemand heeft eigenlijk nog het wiel uitgevonden. Vooral met vallen en opstaan en kijken wat wel werkt en wat niet. En vooral dat monitoren en leren van jezelf. Hoe noemde we dat vroeger altijd. Al struikelend de berg beklimmen. Ik denk dat je dat gewoon moet doen. Zolang je niet loopt, kom je nooit bij de top.” Elsa: “Ja, dus wat wil je daarmee zeggen?” Roger: “Ze moeten gewoon dingen doen om te kijken of dat werkt of niet.” Elsa: “Ja, maar is dat niet schadelijk? Youz wil bijvoorbeeld niet een pagina beginnen en dan berichten hebben zonder likes.” Roger: “Dan verwijder je dat toch gewoon?” Elsa: “Ja, zei ik ook al. Verwijder dan dus gewoon wat niet goed gaat?” Roger: “Stel je probeert drie domeinen te claimen en je gaat gewoon kijken op de pagina ‘brak op zondag’ en je verzint nog twee onderwerpen, en die drie doen alle drie hetzelfde. Je doet een AB test en welke afbeeldingen werken het best, welke
Scriptie Elsa van Swieten
Elsa: Roger: Elsa: Roger:
Elsa: Roger: Elsa: Roger: Elsa: Roger: Elsa:
Roger: Elsa: Roger: Elsa: Roger:
Elsa: Roger: Elsa: Roger:
100
berichten werken het best en welke pagina werkt het best. En als je ziet dat één pagina het beter doet, dan zou ik gewoon die andere twee afstoten en op die ene doorgaan en dan het bereik vergroten. Je leert dan van jezelf. Op de ene pagina kan je ook dezelfde boodschappen verkondigen maar met een ander afbeelding.” “Kost dat dan niet veel geld en tijd?” “Tijd wel ja.” “Oké, is er ook iets wat je makkelijk kan opzetten. Heb je overal wel echt tijd voor nodig? Want dat geven ze ook aan: ‘We hebben gewoon weinig tijd.’ Ze willen heel graag wat doen en willen weten hoe.” “Als je tijd hebt genomen voor een content strategie en je hebt een onderzoek gedaan, dan kun je op social gewoon alles inplannen. Hoeft niet op moment zelf de post te doen. Op Facebook kan je gewoon voor hele maand je content inplannen en dat kan op Twitter ook met Hootsweet of Tweetdeck.” “Ja, moet natuurlijk wel actueel zijn. Dus laat staan elke week.” “Moet je gewoon moment voor pakken en dat je dat bijvoorbeeld elke maandag doet. Dan heb je het zenden voor je rekening genomen.” “Als ze er tijd voor zouden vinden, dan zouden ze een website moeten maken waarmee ze de doelgroep wel bereiken?” “Sowieso een website met veelgestelde vragen.” “Hebben sommigen ook wel.” “Is ook belangrijker dan een Facebookpagina hebben.” “Als mensen er naar opzoek gaan, gaan ze googelen. Je kan natuurlijk met Facebook je bereik wel vergroten. Niet direct. Het kan wel maar op Facebook kan je een grapje nog delen om je bereik te vergroten en dat is met websites natuurlijk wel anders.” “Ja, Facebook is gewoon een platform voor heel veel websites. En omdat iedereen erop zit is het zeker makkelijk om er nieuwe mensen mee te bereiken. Klopt.” “En kijken of ik nog een ander had, ja lastig.” “Ja is ook lastig omdat het zo’n discreet onderwerp is en het dus heel moeilijk is om er in het openbaar over te praten.” “Je moet dus iets vinden waarbij mensen er wel makkelijk over kunnen praten maar met een koppeling naar je eigen .. .” “Het moet een platform zijn waarbij mensen je weten te vinden en moet sowieso niet verwijtend zijn want dan wordt het ook niet deelbaar. Dus weetje, het is geen makkelijk onderwerp dus dat maakt het altijd lastig. Het gaat volgens mij echt om relevant zijn. Ja.” “Dat is de keyword.” “Ja.” “Ik heb alles nu kunnen vragen en ik ga een beeld vormen.” “Ik zal kijken of ik nog wat onderzoeken voor je heb om te delen.”
IV Transcript Arjen Derksen (Stichting Voorkom!) Duur interview: 19:04 Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen:
“Goedemiddag met Arjen.” “Hai, met Elsa.” “Dag, keurig op tijd meid.” “Ja toch, daar hou ik van.” “Goed zo.” “Nou zal ik dan maar meteen beginnen met de vragen?” “Ja, schiet maar lekker los.” “Oké, bedankt in ieder geval dat ik je even kort mag interviewen. En als je een vraag niet weet kan je dat natuurlijk ook gewoon zeggen, maar ik vraag gewoon alles wat ik wil weten.” “Nou, doen.” “Sinds Theo van der Sluijs weg is, gebeurt er nog maar weinig op social media, is er al een nieuw iemand op gezet bij jullie? Weet jij dat toevallig?” “Vind ik een hele leuke, daar weet ik niks van.”
Scriptie Elsa van Swieten
Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa:
Arjen: Elsa: Arjen:
Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen:
Elsa: Arjen:
Elsa:
101
“Oké.” “Nee, en ik schat dat ze intern ook nog zo druk zijn, dat ze daar de eerste maanden nog niet mee bezig zijn. Ik merk dat Henri soms wat doet maar ik denk dat het nog even duurt.” “Hoelang denk je dat het ongeveer duurt? Een paar maanden?” “Die inschatting zit er wel in. Ik denk dat ze daar met zijn alle over na moeten denken en hoe ze dat precies vorm gaan geven.” “Dat denk ik inderdaad ook, want uit eigen onderzoek is gebleken dat jongeren boven de 15 jaar, na de eerste drie jaar van de middelbare school, evenveel interesse hebben in een social media campagne over drugs als in voorlichting voor de klas, verbaast dat jou?” “Nee, want dat is hun leefwereld. Dus het verbaast me niet dat ze op de manier die zij als het prettigst ervaren, voorlichting krijgen over de dingen waarmee zij moeten leren om mee te gaan.” “Ja, want hoe denk jij dat de toekomst van Stichting Voorkom! daarin zal zijn?” “Ja, dat vind ik een leuke. Ik denk dat ze moeten uitkijken dat ze niet vastroesten in het patroon dat ze kennen. Dat ze de mix van het binnekomen van Voorkom bij Chris en Chris bij Voorkom, wel weer mogelijkheden geeft om op een totaal andere manier naar je werk te laten kijken. Daar zullen we elkaar denk ik ook in stimuleren en een stukje creativiteit van elkaar vragen om ons aan te passen aan de nieuwe situatie.” “Want is Chris een jonger bedrijf?” “Nee maar Chris is wel een ander bedrijf. Chris en Voorkom zaten op wat andere werkvelden, maar wel in elkaars verlengden. Nu deze twee bij elkaar zitten moet je toch weer eens goed in je eigen keuken gaan kijken.” “Van wat je mee gaat nemen en wat je eigenlijk wil verbeteren?” “Ja en zij zijn op social media, denk ik, verder omdat zij via het internet veel meer contacten met jongeren krijgen dan als wij dat doen.” “En denk je ook dat dat door de leeftijd zo is? De leeftijd bij stichting Voorkom ligt wel wat hoger toch qua werknemers?” “Dat denk ik ondertussen gemiddeld wel maar we hebben ook wel een aantal jongeren hoor maar ik denk gemiddeld gesproken ligt het iets hoger dan bij Chris.” “Oké, want wat is dat ongeveer, als een schatting voor mijn onderzoek?” “Leeftijdsverschil?” “Ja.” “Wat moet ik voor Voorkom in gaan schatten. Ik denk tussen de 35 en 40 voor Voorkom en bij Chris zal het rond de 30 zijn.” “Inderdaad net iets lager. En 30 is ook nog wel zo’n leeftijd dat je nog met social media bezig bent.” “Ja en er zitten ook wat jongeren, ik heb nu een gemiddelde leeftijd. Zitten ook wat ouderen bij Chris maar ook wat net-twintigers.” “Ja, dat is handig in het bedrijf.” “Ja, en die hebben wij dan niet zoveel.” “Fijn dat jullie dan samen zijn gegaan, dan kunnen jullie van elkaar leren.” “Jazeker.” “Dan had ik een andere vraag. Vanuit jouw opzicht, hoe denk je dat je jongeren het beste kan gaan aanspreken, als je social media hebt?” “Ik denk eigenlijk altijd op dezelfde manier en dat is aanspreken op hun eigen belevingswereld. Dus dat is op zoek gaan naar wat zij vinden. En belangrijk om vanuit die setting na te denken over welke voordelen en welke nadelen zie je als jongeren daar misschien?” “Zou je dat misschien nog wat beter kunnen toelichten? Wat bedoel je met wat voor nadelen je kan zien?” “Social media geeft veel mogelijkheden maar ook heel aantal vastlopers. Jongeren hebben zelf niet in de gaten dat ze gaan vastlopen en denken dat ze het nog aardig onder controle hebben. Dat ze door hebben dat het wel heel veel tijd in neemt en dat gaat ten kosten van andere zaken. Het is tenslotte niet voor niets dat uit onderzoeken naar voren komt dat de cijfers op school van smartphonegebruikers net even wat lager liggen als van voor de smartphonetijd. Dus ergens met de moderne media en de nieuwste apparatuur en, met name aan de telefoontjes, gebeurt er iets met de jongeren wat ze zelf ook nog niet helemaal kunnen inschatten.” “Maar als je dus wel voorlichting zou willen geven via soicial media, staan jullie daar
Scriptie Elsa van Swieten
Arjen:
Elsa: Arjen:
Elsa: Arjen: Elsa:
Arjen: Elsa: Arjen:
Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen:
Elsa:
Arjen: Elsa:
Arjen: Elsa: Arjen:
102
dan wel achter? Omdat jullie zeggen: ‘Dat is eigenlijk iets wat we ook niet willen dat jongeren nog meer gaan gebruiken’.” “Ik denk als je in een kroeg mensen wil voorlichting over alcohol, dan kan je heel veel mensen bereiken die alcohol gebruiken. Is het een makkelijke manier? Dat geloof ik niet. Maar is het een manier dat mensen in één keer op een andere manier laat denken? Het zal niet heel simpel zijn maar ik denk wel dat het een van de manieren is waarop je jongeren bereikt tegenwoordig.” “En denk je dat je ook goed over harddrugs kan praten op social media? Dat dat makkelijk is?” “Ik denk misschien nog wel eenvoudiger dan face to face. Alleen vraag ik me af of het effect hetzelfde zal zijn, want het lastige is dat de interactie wel moelijker is en dat heeft face to face voorlichting wel. Hoe er met die info wordt omgegaan kun je niet zien. En dat is dan natuurlijk lastiger te meten. En wat voor antwoord moet je daar dan op geven? “En als je dan bijvoorbeeld een groep hebt, op facebok kan je namelijk groepen aanmaken. Als je dan een groep hebt, waar stichting Voorkom dan de plek is en waar jongeren vragen kunnen stellen.” “Dat is natuurlijk een hele mooie. Als je antwoord mag geven is het nooit iets wat opgelegd wordt maar uit even vraag beantwoord wordt, dan krijgen ze niet iets opgelegd maar wordt eigen interesse beantwoord.” “Ja en ik denk, dat komt wel naar voren, dat interactie best wel laag is als het bij drugsvoorlichting op social media omdat ze bang zijn dat bijvoorbeeld hun moeder het zegt en een anonieme groep is misschien wel een idee omdat je ouders het dan niet zien.” “Dat is wel een leuke, maar daar moet je natuurlijk intern gaan kijken om op goede manier adequaat te antwoorden.” “Dat is zeker zo, denken jullie dat jullie dat hebben of nu nog niet?” “Nou, mijn inschatting is dat we dat nog niet hebben. Ik merk nu al dat voor het gewone werk, voor de chat, het soms al lastig is om vrijwilligers te hebben die dit aankunnen en je moet ook goed kunnen antwoorden. Dus een extra dimensie erbij, kan rondom middelgebruik, mensen die daar adequaat mee om kunnen gaan, dat is toch weer een andere tak van sport.“ “Ja.” “Dus dat kan wel eens leuk zijn.” “Blijft natuurlijk ook alleen maar doorgaan zo een online medium.” “Ja en het wordt natuurlijk alleen maar groter.” “Inderdaad. Eens even kijken, zou jij zelf een rol willengaan spelen bij social media online? Of hou je het liever bij preventie in de klas?” “Als ik naar de persoon Arjen kijk, dan is die liever in direct contact.” “Dus echt bij de kinderen?” “Dat is voor mij de leukste manier, daar haal ik het meeste voldoening uit. Maar dat betekent niet dat ik zeg van nou ik ga met die social media niet meedoen. Als uit onderzoek blijkt dat dat veel effectiever werkt, dan zijn we toch gek als we het op de ouderwetse manier blijven doen die minder effect heeft. Terwijl er een nieuwere manier is die het wel zou hebben.” “Ja, ik denk dat het allebei heel veel effect heeft. Dus dat ze in beiden interesse hebben. Dat de eerste drie jaar voorlichting op de middelbare school wel blijft. Maar omdat de doelgroep daarna, vanaf vijftien jaar niet echt wordt bereikt, het makkelijk zou zijn om daar op social media iets voor te doen.” “Ja zoals ik zelf zie op het ROC, in de vierde en vijfde klas merk je dat je op een andere manier in die voorlichting kan doen omdat ze wat verder in het leven zijn. Het is anders dan met de jonkies.” “Klopt, maar je ziet dat die kans er bij hogeropgeleiden eigenlijk niet is. Er is geen tijd en geen geld. Dat is zonde want ik denk zeker dat je het derde jaar van de middelbare school nog voorlichting moet krijgen omdat je dan met harddrugs in aanraking gaat komen. Ik denk dat dat er nog niet is.” “Dat is een leuke zoektocht. Altijd is de portemonnee de drager en dat is een lastige maar het is niet anders. Helemaal zonder geld kan je niet leven maar het gaat wel altijd weer om die portemonnee. We doen daarin jongeren soms te kort.” “Ja en daarom is het denk ik ook wel goed om te zoeken naar wegen die wat makkelijker zijn e goedkoper zijn.” “Daarom vind ik het leuk dat je lekker aan het stoeien bent om te kijken wat de mogelijkheden zijn en wat goedkoper is, maar misschien ook omdat je jongeren
Scriptie Elsa van Swieten
Elsa:
Arjen:
Elsa: Arjen: Elsa:
Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen:
Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa: Arjen:
Elsa: Arjen:
Elsa: Arjen:
Elsa: Arjen:
103
daarmee heel goed kunt bereiken om ze anders met dingen om te laten gaan. “Zeker. Andere vraag: is interactie belangrijk? Volgens jullie wel. Snap ik heel goed. Jullie hebben ook een groot netwerk op scholen, omdat jullie toch steeds klassen bezoeken. Jullie hebben nu een gesloten pagina met vooral ouderen maar een open pagina zou best kunnen groeien als je social media meeneemt in de voorlichting. Denk je dat ook?” “Zou kunnen maar als social media zou groeien dan moet je eigen kennis ook meegroeien en moeten de mensen die er goed mee om kunnen gaan om er een vol rendement uit te kunnen halen. Het open gooien en dan niks met reacties doen schiet je ook niks mee op. Dus je moet wel heel goed weten wat je open zet en bedanken ‘heb ik de mogelijkheden om het op die manier open te zetten’. Nogmaals, daar zijn we denk ik nog niet aan toe.” “Nee, precies. Wel goed dat jullie wachten tot het moment wanneer jullie het echt kunnen .. “ “Anders ga je iets doen wat je niet kunt waarmaken.” “Je moet het inderdaad kunnen vasthouden. Even kijken of ik nog een vraag had. Ja, wat zie je voor trends bij drugspreventie? Op social media maar ook daar buiten? Wat gebeuren er voor nieuwe dingen? Bij collega’s in het werkveld bijvoorbeeld.” “Dat vind ik een hele leuke maar daar moet ik je een antwoord schuldig blijven. Ik kan van alles bedenken maar ik weet daar te weinig van.” “Hebben jullie wel contact met andere voorlichtingsinstellingen?” “Hebben wel contacten maar veel is wel groot uitgedrukt.” “Ja, precies.” “We weten van elkaar maar er is heel weinig kennisoverdracht onderling.” “Waarom is dat denk je?” “Dat vind ik een goeie vraag. Iedereen is bang voor de eigen toko. Er zijn al niet te veel financiën dus het wordt grotendeels binnenkamers gehouden. Een paar jaar geleden een onderzoek en interviews gedaan en ik was de enige die zei het zal me een biet wezen als die jongeren maar de juiste voorlichting krijgen. Het meisje dat interviewde zei al dat hoor ik niet zo vaak. Ze zijn alle aan het knokken voor hun eigen plek. Voorkom heeft meerdere malen toenadering gezocht om te kijken, is bewust naar organisaties toe geweest om te kijken of we niet meer voor de jongeren kunnen betekenen. En toen zijn we bewust afgehouden.” “Wat erg eigenlijk.” “Vind ik zelf ook heel triest. Maar zo ligt de zaak wel. In de oost regio hebben we met Tactus geprobeerd of we een soort samenwerking zouden kunnen krijgen maar die hebben heel bewust gezegd dat ze de voorlichting zelf willen verzorgen.” “Dus ja, het is echt je eigen hachje vast willen houden.” “Zie het vaker hoor.” “Want je zou voorlichting meer kunnen vergroten als je samenwerkt.” “Dat is voor een heel groot gedeelte waar maar bij Voorkom werken we uit onze eigen geloofsovertuiging. En de basis die daaronder ligt is voor sommigen organisaties ontzettend lastig om mee samen te werken. Dit komt omdat we soms vanuit een ander soort normen en waardenhoek werken. Je bent het soms wel eens met elkaar niet eens over hoe je de dingen dan gaat vertellen. En dat is natuurlijk soms in de samenwerking lastig.” “Ja, dat snap ik ook, je moet het wel met elkaar eens zijn als je wilt kunnen samenwerken.” “Ja, als je een product verkoopt, moet je wel het zelfde verhaal vertellen. En als je samenwerkt ga je vaak ook met elkaars materiaal aan de slag en dan moet je het wel hetzelfde bij de jongeren neerleggen. Elke keer andere informatie is denk ik ook niet handig.” “In hoeverre verschilt dat dan? Wat moet ik me daarbij voorstellen?” “Uhm, dat is een leuke. Dat is wel eens lastig. Het ligt er ook aan welke persoon de voorlichting doet. Sommigen staan dichterbij en sommigen heel ver weg. Ik heb bij een voorlichter gezeten die zei als je echt wil weten wat je kinderen gebruiken, gebruik dan zelf zo’n pilletje en dan weet je wat ze doen. Dat zou Stichting Voorkom! nooit zeggen.” “Dan ga je je ouders dus aan de drugs helpen.” “Dus daarom is het goed als je van elkaar heel goed weet van waar sta ik voor en kunnen we daar in de basis hetzelfde uitdragen. Nuanceverschillen zijn geen probleem. Maar als de één zegt dat je het zelf maar een keer moet proberen omdat
Scriptie Elsa van Swieten
Elsa: Arjen: Elsa: Arjen: Elsa:
104
je dan weet je hoe het is en de ander zegt dat je dat niet moet doen, dan zit je met hele grote verschillen.” “Bizar. Ik denk dat ik nu in ieder geval al mijn vragen heb kunnen stellen.” “Dan rest mij alleen nog dat ik je heel veel succes wil wensen met het uitwerken van al het vragenvuur en informatie die je bij je binnen krijgt.” “Stichting Voorkom! krijgt het onderzoek uiteindelijk ook.” “We gaan het zien!” “Bedankt voor het interview. Doeg.”
V Transcript Kelly Roelofs (Solutions Be Aware) Duur interview: 36:39 Elsa: “Nou, mijn eerste vraag is dan ook: Jij doet het social media bij Be Aware. Hoeveel tijd steek je daar in?” Kelly: “Nou daar zit toch nog best wel wat tijd in. Met het opzoeken van nieuwe artikelen en dingen, nooit zo goed bijgehouden.” Elsa: “Schatting hoor.” Kelly: “Soms een dag 2 uurtjes bezig met een beetje hier en daar en nou pak hem beet twee tot vier uurtjes in de week of zo denk ik wel?” Elsa: “Doe je dat dan twee vaste dagen in de week of?” Kelly: “Nee Nee. Ik heb ook op google dat als er iets over verslaving komt dat ik dat dan binnen krijg.” Elsa: “Een notificatie?” Kelly: “Precies. En als ik s avonds iets krijg en of iemand anders deelt wat of ik check verschillende partijen of ik zie iets, dan kan ik dat plaatsen. En soms krijg ik zoveel in één keer dat ik het dan bewaar zodat ik iedere dag iets heb.” Elsa: “Dat je het een beetje kan versprieden?” Kelly: “Ja, precies.” Elsa: “Beetje jouw achtergrond. Waar haal jij de kennis vandaan. Wat heb je gedaan? Kelly: “Ik ben gewoon heel handig met Facebook.” Elsa: “a top.” Kelly: “Ik ben gewoon binnen het team degene die het meest handig is met Facebook. We hadden eerst een schema waar elke week iemand iets zou plaatsen maar dat schemaatje is niet gelukt dus ik ben gewoon degene die dat oppakt.” Elsa: “En wat is jouw achtergrond met social media? Zelfgebruiker? Wat is jou opleiding geweest?” Kelly: “Mode.” Elsa: “Oja, dus eht iets heel anders.” Kelly: “Ja mode en voorderest in de verslaving is het ervaringsdeskundigheid.” Elsa: “Dus je weet er veel vanaf en daar post je ook voor op scoial media.” Kelly: “Het is niet een vak voor mij. Ik geef er wel voorlichting ook over dus in die zin, dat is het stukje dat ik doe met social media. Wat plaats je waarom. Maar geen opleiding van.” Elsa: “Geen achtergrond erin. Dus wat doen jullie naar eigen inzicht op Facebook, Twitter? Jullie hebben toch behoorlijk wat volgers nog wel.” Kelly: “Ja nou ja, sommige weken als het vakantie is en ik heb geen internet kom ik er niet aan toe maar anders probeer ik het wel consequent te houden, maar ik merk wel dat ik om de dag wat plaats of een paar dingen op een dag. Maar soms komt niks binnen over verslaving.“ Elsa: “Jullie zijn ook van bewustwording toch. Ik zag dat jullie ook iets posten over tien dingen om gelukkig te zijn.” Kelly: “Ja zeker wat breder. Ook wat jongeren interessant vinden, grappige dingetjes maar ook informatie verschaffen en ook van die weetjes en cijfers en getallen. Dat is wel divers.” Elsa: “En wat voor content werkt volgens jullie het best? Of het een nieuwsbericht moet zijn of een video?”
Scriptie Elsa van Swieten
105
Kelly: “Sowieso een plaatje erbij. Dan zijn er veel meer mensen die kijken en een schreeuwende titel die nieuwsgierig maakt. Dan merk je ook wel. Een nieuwsbericht wat nu speelt, dan zie je het ook wel.” Elsa: “En waar zie je dat dan aan? Aan de statistieken? Gaat dit dan om Facebook of om Twitter?” Kelly: “Ja Facebook. We doen ook Twitter maar daar merkte ik dat we gewoon niet zoveel.. Wat ik persoonlijk lastig vind is dat die berichten zo kort moeten zijn. Maar als je een hele tekst waar je niet altijd een linkje hebt dan kan je het niet kwijt.” Elsa: “Facebook is meer julile medium?” Kelly: “Ja, vind ik ook veel makkelijker om mee te werken. En korte berichten doe ik wel op Twitter maar ik merk dat ik veel actiever ben op Facebook.” Elsa: “En zeker voor de doelgroep, komt ook wel uit onderzoeken, dat jongeren daar ook actief op zijn. Eigenlijk allemaal en op Twitter is dan misschien 35 procent actief, dus dat wordt ook, denk ik, minder opgepakt.” Kelly: “Ja en dat merk ik ook. Dat je er dan ook minder mee bezig bent en dat je het dan dus maar op Facebook knalt.” Elsa: “Want merken jullie ook veel interactie op Facebook?” Kelly: “Nee, dat zou ik nog wel meer willen, maar dat is er nog niet echt.” Elsa: “Denk je dat dat nog komt?“ Kelly: “Dat kan. Zijn wel veel mensen met een verslaving die er op reageren. Met een verslaving doen dan er wel op reageren.” Elsa: “Preventiegedeelte is dan nog een beetje..” Kelly: “Nee, jongeren op school doen niet zo snel reageren.” Elsa: “Die vinden toch als moeder of ouder kijkt..” Kelly: “Ja, die doen dan eerder een privé bericht sturen. Of die doen dan eigenlijk niet op Be Aware reageren maar op privé gaan reageren. En dan moet ik ook zeggen, nee dat kan ik niet doen. Elsa: “Wel grappig dat ze je wel echt opzoeken.” Kelly: “Dat doen ze zeker, maar ik kan ze niet privé helpen, ook al heb ik een heel leuk gesprek met ze gehad, dat gaat hem gewoon niet worden. Dan geef ik ook aan dat ze via Be Aware altijd vragen mogen stellen. Elsa: “Het is ook uit mijn eigen onderzoek gebleken dat jongeren tussen de 15 en 24 jaar evenveel interesse zouden hebben in een social media campagne over drugs als een gesprek of voorlichting voor de klas. Als jullie dit dan horen, is dat dan iets waar jullie iets mee zouden doen? Verbaast dit jullie? Kelly: “Begrijp ik dat goed, dat ze dus net zo goed vinden dat ze dus via social media.. .” Elsa: “Een campagne krijgen waarbij ze informatie krijgen over drugs of verslaving en dat dit evenveel interesse wekt als een presentatie of voorlichting Kelly: “Dat ze gewoon echt mensen dingen kunnen vragen? Ja, dat verbaast me dan wel.” Elsa: “Ja, die vraag kregen zij: welke vormen van drugspreventie spreken jullie aan? Toen is er zelfs met 1% meer uitgekomen dat een social media campagne zouden willen zien. Kelly: “Echt waar?” Elsa: “Ja, maar het is natuurlijk ook nog vrij nieuw, voorlichting stond vrij hoog samen met social media campagne.” Kelly: “En waar denk je dan aan bij een social media campagne? Dat vind ik dan wel interessant, want hoe .. .” Elsa: “Het is natuurlijk heel breed, maar ik denk, uhm, dat ze zelf informatie kunnen opzoeken, zelf kunnen kijken wanneer ze die informatie willen, maar toch weten dat het er is. Waar ze het kunnen zoeken, door middel van filmpjes zodat het eigenlijk wel een compleet pakket is maar puur zelf doen.” Kelly: “Ja precies, wat we nu doen is gewoon inderdaad informatie geven en dat ze dan zelf dingen kunnen opzoeken.” Elsa: “Ja, en de campagne is vaak in combinatie met voorlichting. Het is vaak een heel pakket van en website en Facebook en dat is waar ik naar wil kijken hoe kan je invulling geven aan de berichten om zo te kijken hoe zou een campagne kunnen worden ingevuld.” Kelly: “Ja, precies. We doen wel in ieder geval de leerlingen wijzen op ons Facebook. We hebben er ook hele leuke onderwerpen op. Dat mis ik wel op Facebook dat je geen onderwerpen kan bewaren onder de letters van het alfabet.” Elsa: “Ja, dat mensen dus op Facebook ook .. dat het een kleine website is?”
Scriptie Elsa van Swieten
106
Kelly: “Precies, je plaatst dingen en als iemand dan iets meer willen weten over anorexia bijvoorbeeld, wat heeft daar allemaal over op Facebook gestaan dat je dat kan vinden. Misschien moet ik Facebook maar eens even mailen.” Elsa: “Ja, zo van maak er nog eens wat extra’s bij. Dat zou wel fijn zijn.” Kelly: “Ja precies.” Elsa: “Zien jullie nu trends op social media met drugspreventie? Kijken jullie bijvoorbeeld ook naar andere instellingen, wat zij doen? Kelly: “Ik volg zeker wel een paar instanties, maar ik merk dat als ze bijvoorbeeld een evenement hebben dat ze het dan plaatsen of toch wel nadenkt over teksten, foto’s met nadenk dingetjes die erop staan. Ik merk dat hele korte filmpjes van max twee minuten, of een foto, al heel erg triggert om uberhaupt een artikel te lezen. Dus dat is denk ik wel wat ik merk wat er gebeurd en ook wel van plan ben over te nemen.” Elsa: “Dus inderdaad vooral filmpjes en beeld is heel belangrijk om over te komen.” Kelly: “Ja, ja.” Elsa: “Oké, dat is in ieder geval goed om te weten. Wat zijn jouw ervaringen met gevoelige onderwerpen. Ja, drugs is natuurlijk ook een gevoelig onderwerp. Maar wat kan wel en wat kan niet?” Kelly: “In welk opzicht?” Elsa: “Nou, zijn er dingen die je bijvoorbeeld niet zegt op social media maar wel zou zeggen in een gesprek?” Kelly: “Ik denk wel dat je alle onderwerpen kan aansnijden. Ik heb nu toevallig een paar artikelen klaarstaan over seksueel misbruik, ligt wat gevoeliger dus die doe ik wel minder vaak als dat het gaat over alcoholverslaving. Pornoverslaving ben ik ook wat voorzichtiger in omdat het lolbroeken gedrag kan uitdagen bij wijze van spreken dus die plaats ik minder. Het fijne van social media is dat je het gewoon kan plaatsen en niet zoveel uitmaakt, bijvoorbeeld je vader heeft een verslaving, hoe ga je daarmee om? Je vriendin heeft anorexia of je vriendin wil zelfmoord plegen wat doe je dan? Het zijn onderwerpen waarvan je zelf denkt: ‘Oe, kan ik dat wel plaatsen.’ “ Elsa: ”Maar dat het vaak wel oké is.” Kelly: “precies, het is meer je eigen drempel. Je kan hierdoor gewoon alles laten zien, dat alles bespreekbaar is en dat vind ik wel een mooi aan het medium.” Elsa: “Iedereen er naar kan kijken als tie wil en er niet persé op hoeft te reageren.” Kelly: “Precies, daarom. Je wordt er niet direct mee geconfronteerd, tenzij je klikt.” Elsa: “En hoeveel zie je dat mensen de site bekijken?” Kelly: “Ik kan wel even kijken.” Elsa: “Over de achthonderd toch?” Kelly: “Het vult zich aan met twee mensen per week zeg maar. Eens even kijken hoor.” Elsa: “Zijn dat ook van scholen? Dat je merkt dat jongeren .. “ Kelly: “Veel mensen met een verslaving.” Elsa: “Die daarop zoeken en dan .. “ Kelly: “Ja, precies. Als je kijkt, ik kan zien hoeveel mensen gekeken hebben. Hier is het dan heel veel. Het is soms wel heel frappant dan heb ik het idee dat .. o ja hoe ga je om met digitale verslaving, dan is deze niet zoveel, maar deze is een hele simpele over verliefdheid. Maar er was er nog een over digitale verslaving en die was dan wel weer heel veel. Dat is dan digitale media en als er dan een foto is, merk je dat ze er veel meer naar kijken.” Elsa: “Dat ze daar echt naar gaan kijken, bizar is dat. Kelly: “Ja, precies.” Elsa: “Ze zeggen ook dat het moment waarop je het plaatst belangrijk is. Maandagochtend kijken veel mensen en vrijdag aan het eind van de middag en bij etenstijd dus tussen vijf en zeven heb je vaak dat mensen terug van werk even kijken. Maar dat is dan weer wat oudere mensen natuurlijk.” Kelly: “Ja, die dan inderdaad gaan kijken. Het scheelt inderdaad heel erg .. kijk wat ik zie bij een eetstoornis, bij een eetstoornis zie ik ook wel veel mensen kijken trouwens. 11.30 Elsa: “Ja, iedereen is natuurlijk wel met bewust eten bezig. En wat is jullie berichtgeving over harddrugs? Doen jullie dat vaak of proberen jullie dat wel een beetje .. “ Kelly: “Ik heb laatst net een bericht gezet over harddrugs over studenten, dat is deze hier.” Elsa: “Ja, die werd gelijk ook drie keer ..” Kelly: “Ja die werd dan ook drie keer geliked maar ook 254 keer bekeken dus zo gauw ik iets van harddrugs heb, in het begin ook wel wat berichten over GHB gezet en die wordt ook wel veel bekeken.
Scriptie Elsa van Swieten
107
Elsa: “ Ja, harddrugs speelt natuurlijk wel veel ..” Kelly: “ Ja, die je veel hoort, maar ook wel als je echt een berichtje hebt over internet, over dingen waar iedereen wel veel last van heeft, teveel op je mobieltje zitten, dingen wat je hoort, drugs die je veel op t nieuws hoort, dan zie je dat ze op Facebook er ook op zoeken en bekijken.” Elsa: “Zijn dat dan meestal ook de berichten die het meest pakken? Die nu het meest spelen? Waar mensen ook nu alles over willen weten?” Kelly: “Nou, die pakken ook veel, maar soms heb ik ook een oud bericht maar dat gaat dan over dingen hoe ga je om met pijn en verdriet, die plaats ik ook, en daar kijken ze ook wel naar.” Elsa: “Dat is ook interessant, want dat kom je in het dagelijks leven vaker tegen.” Kelly: “Ja, precies! Kijk dit is 816 keer van GHB dus dat kan best wel heel divers zijn.” Elsa: “Maar jullie doel op Facebook is dus echt wel om een beetje voorlichting te geven?” Kelly: “Ja, en ze vast te houden, dat ze weten dat als ze ergens tegen aan lopen of vragen hebben over een onderwerp dat ze bij ons kunnen zijn, dat we eigenlijk kenniscentrum zijn. Dat is ook wat we eigenlijk ook willen laten zien, dat we weten waar we het over hebben en dat ze met vragen altijd bij ons kunnen komen.” Elsa: “En merken jullie dat het ook veel mensen uit de regio zijn of ook echt vanuit de andere kant van het land?” Kelly: “Door heel Nederland. Ook ouders die dan gaan mailen over hun kind die dan een shishapen heeft gerookt en wat ze moet doen. Dus we geven daar ook tips voor. Ouders, jongeren en docenten. Nou docenten hebben we nog niet echt op Faceboek gekregen. Maar wel ouders en jongeren.” Elsa: “Ja, die spreek je natuurlijk ook in de klas direct aan.” Kelly: “Maar ik moet zeggen dat de uitkomst van Facebook, wat ik had gehoopt, veel minder is op jongeren, de jongeren die daarop af komen en op reageren, zeg maar.” Elsa: “Want willen jullie dat ook uitbreiden, hebben jullie daar ook een idee voor Kelly: “Ook goed benoemen in de klas. Aan het einde zeggen we Like ons op Facebook, maar heb het idee dat dat niet super stoer is of zo. Elsa: “Dat is wel een heel goed teken.” Kelly: “Ja dat wel, maar ik weet niet of ze het niet stoer vinden om in die zin niet te gebruiken of zijnde dat ze het niet stoer vinden om te zeggen dat vind ik leuk over een preventie. Elsa: “O ja, zo ja.” Kelly: “Ik heb hiervoor ook bij een andere stichting gewerkt en basisschoolleerlingen die vinden het wel leuk. En als je dan toch eerste, tweede en derde klas komt dan wordt het steeds minder stoer om te zeggen. Kom op zeg, ik heb voorlichting gehad, dat ga ik zeker leuk vinden en liken. Hou op he, leef of zo. Iets in die trend. Ik heb zelfs geprobeerd door in het voorlichtingscentrum .. dan heb je er altijd wel een paar die aan het tekenen zijn, die heel goed kunnen tekenen, dat ik zeg maak er iets moois van en dan plaatsen we dat op onze Facebook pagina.” Elsa: “En dat vinden ze heel leuk dan.” Kelly: “Ja, maar toch heeft het voor diegene die het zelf geplaatst heeft het leuk vindt, maar dat heeft ze dan niet gedaan. En ik heb ook gekeken of op die dag meer mensen op onze website zijn gekomen, op onze Facebook, en dat viel ook wel mee, dus het daagt toch niet uit. Elsa: “En qua harddrugs, merken jullie ook in de klas, hebben veel jongeren al wel gebruikt? Is natuurlijk wel in een heel vroeg stadium, maar zien jullie dat nu al bij de onderbouw?” Kelly: “Nou dan heb je echt wel een ongewone situatie.” Elsa: “Dus meer richting ..” Kelly: “Nou, als je derde, vierde hebt en natuurlijk heb je uitzonderingen, ik had een meisje in de tweede klas, die had al gesnoven.” Elsa: “En welke studierichting was dat?” Kelly: “Uh, weet ik uit mijn hoofd, maar dat maakt volgens mij niet zo uit.” Elsa: “Nee? Want ik zit nu een beetje te kijken naar hoogopgeleide jongeren, spreek je die anders aan? Maak je daar onderscheidt tussen?” Kelly: “In de voorlichting zelf wel. Als ik VMBO-klassen heb dan moet ik veel meer kijken, met plaatjes bezig zijn, kort en bondig en veel meer interactie.” Elsa: “Zodat ze niet afdwalen?” Kelly: “Ja, omdat ze me dan kwijt zijn op een gegeven moment. He hersenen, waat?” Elsa: “Ja, precies.”
Scriptie Elsa van Swieten
108
Kelly: “Terwijl als ik een VWO-klas hebt, die heeft veel meer de aandacht erbij, die gaat ook veel meer de diepte in en andere vragen stellen, zeg maar.” Elsa: “Dus inderdaad dus voor hogeropgeleiden kan je dieper ingaan op het onderwerp, tekst.” Kelly: “Ja, tekst, maar ik weet niet of je dieper in kan gaan, maar dat ze meer geinteresseerd zijn hoe dat zit in de hersenen. En als we het hebben over VMBO-klassen dan ..” Elsa: “Duidelijk op een plaatje zien, zo werkt het en ..” Kelly: “Ja, precies. Zo ziet het eruit. Oké. Uitzonderingen daar gelaten. Ja, ik heb ook wel eens leerlingen op het VWO gehad dat ik dacht: Ja, het is gewoon zo. Dat ze dan toch door gaan vragen, dat ze dan zeggen: ‘Maar als je dan zo en zo doet dan gebeurd het toch ook niet?’ Maar meestal de echte doorvragen, heb je veel op VWO. Helemaal als je dan zo’n bijdehante klas hebt, die elkaar dan zo’n beetje ..” Elsa: “Ja, iedereen wil een goeie vraag stellen. Maar wel leuk dan om voorlichting te geven omdat je dan veel meer kan vertellen.” Kelly: “Ja, precies. Dan kan je echt met ze in gesprek. Ik weet ook niet alles en dan zeg ik zoek het even op. We hebben google. Elsa: “Kom op onze Facebook dan vertel ik het je allemaal. Misschien is dat een trigger.” Kelly: “Ja.” Elsa: “Nee, vertel je meer op Facebook. Als je morgen op Facebook komt dan krijg je van mij het antwoordt.” Kelly: “Das een hele goeie, die vraag neem ik mee.” Elsa: “VWO klassen denken dat moet ik weten, die zijn zo nieuwsgierig.” Kelly: “Dat is een hele grappige die je erin kan gooien als je net een discussiepunt hebt van joh maar hoe zit dat?” Elsa: “De discussie doen we wel verder morgen op Facebook. Laat maar zien hoeveel je weet.” Kelly: “Ja dan kan ik ook zeggen, moet ik wel opschrijven natuurlijk, Ik zal wel een artikel uploaden en op Facebook zetten.” Elsa: “Ja, dat vinden ze wel interessant.” Kelly: “Ja, dat is een goeie, dan zou je, zoals je het nu communiceert, meer betrekken bij de voorlichting. Actief. Dat doe je op een website niet.” Elsa: “Klopt. Je kan wel de discussie uitlokken op social media. Als je in de klas ook staat. Sommigen hebben alleen een website en die hebben dan wel Facebook en Twitter, maar je kan niet echt je bereik vergroten, omdat je vast zit aan een website.” Kelly: “Ja precies, precies! Dus ik vind dat wel een hele goeie, want ik heb nooit gezegd: ‘Ik zal wel een artikel plaatsen op Facebook. Ik heb wel eens gezegd: ‘Ik heb daar een artikel staan op Facebook, maar ja dan moeten ze alles gaan scrollen. En als ik zeg: ‘Morgen staat tie erop, dus check hem gewoon eventjes .. Lijkt me leuk. Leuk!” Elsa: “Ja, vind ik ook leuk en je bereik wordt er wel groter van. Als andere mensen het wel leuk vinden, dan zien anderen het ook weer. Even kijken hoor, jullie zijn op Facebook meer dan op Twitter. Dat is voor veel mensen ook een makkelijker medium omdat ze het gevoel hebben er meer op te kunnen zetten. Met welke andere instellingen hebben jullie eigenlijk een beetje contact? Of hebben jullie niet echt contact, is het meer dat jullie een beetje kijken wat zij doen, of hebben jullie ook wel contact met Trimbos, Unity of een andere stichting?” Kelly: “In die zin hebben we wel met Trimbos contact maar achter de schermen en heeft niet veel te maken met de artikelen die ik plaats, maar zij zijn wel een kenniscentrum dus als wij weer een nieuw onderzoek hebben, zal ik dat zeker gebruiken. Kranten zijn voor mij echt een informatiebron waar ik veel informatie uit haal. Er is een website over anorexia die heel veel .. maar ja ik heb wel contact met laten we kijken hoe we af kunnen spreken, met een linkje of een dingetje, ook op onze website zodat jongeren weten dat ze bij jullie terecht kunnen, dus in die zin, maar ja, nou mijn man geeft dan voorlichting binnen bedrijven, dus met hem heb ik wel contact, als ik een goed artikel heb dan zeg ik joh he. Maar welk artikel gooi je dan idem dito de andere kant op? Hier bij Solution als zij een goed artikel hebben dan krijg ik die ook naar me toe gemaild, zeg maar. Dus mensen die elkaar onderling kennen, die ook wel onderling artikeltjes uitwisselen.” Elsa: “Hebben jullie bijvoorbeeld misschien ook een hele ander doelgroep? Of zeg maar, iedereen doet het toch anders. Kelly: “Ja, precies.” Elsa: “Iederen heeft een andere focus ergens op. Jij zegt bijvoorbeeld nou, beeld en video heel goed. Ik was vanmorgen bij Trimbos die gebruiken geen beeld en video, nauwelijks. Dan zie je dat veel mensen een andere insteek heeft.”
Scriptie Elsa van Swieten
109
Kelly: “Ja, ik wil gewoon zo veel mogelijk mensen triggeren en ik heb gemerkt dat als er een afbeelding bij zit dat je mensen veel meer triggered, zeg maar, en nieuwsgierig maakt.” Elsa: “Ja en dat is een beetje bij Trimbos, zij kijken maar bij ons, terwijl ik het idee heb dat het ook goed is als zij van te voren al ergens kunnen kijken voordat ze uberhaupt echt nieuwsgierig worden. Dus al echt eerder tegen komen voordat je echt denkt: ik moet dit weten.” Kelly: “Ja, dat zonder dat ze de behoefte hebben, dan al iets, zin of de behoefte krijgen om ..” Elsa: “Ja, of dat ze weten slapen niet zo goed, of wat zit er achter, ook met harddrugs ik hou het maar even op afstand, of .. dat is toch wel een beetje het doel?” Kelly: “Eigen kennisoverdracht he?” Elsa: “Ja, het is echt het geven van informatie maar dat is het wel een beetje.” Kelly: “Ik denk ook dat heel veel bedrijven het oppakken en dan vanzelf wel afbeeldingen erbij knallen en doen. Trimbos hoeft daar niet .. veel mensen maken gebruik van de informatie van Trimbos.” Elsa: “Ja, dat zeggen ze ook. Hoewel met social media zijn ze wel wat minder daarin.” Kelly: “Ja, klopt. Ik volg hun in die zin en daar komt niet per definitie heel veel uit of zo.” Elsa: “Nee, precies. Maar daarom vind ik het juist interessant om bij iedereen juist te kijken en te zien hoe het eigenlijk gaat, want ik denk dat ook veel mensen van elkaar kunnen leren wat er nou gebeurd.” Kelly: “Ja, en in die zin merk ik dus, want het is waar wat je zegt, ik kijk dan ook graag bij anderen en er gebeurd best weinig, zeg maar, op dat gebied.” Elsa: “Maar veel mensen doen het ook meer nadat ze het gevoel krijgen, zoals ik dat nu een beetje bekeken heb, dat ze een social media account hebben omdat iedereen dat nu heeft en willen dat ook wel hebben maar dat het nog niet helemaal gaat zodat je het maximale eruit kan halen. Maar dat dit wel nodig is nu dat de doelgroep social media gebruikt. Dat veel nog zoekende zijn.” Kelly: “Wat ik doe als we dat soort campagnes hebben of we staan ergens en mogen ons verhaal doen, dan vraag ik ook iedereen: ‘we hebben echt naamsbekendheid nodig, like ons, deel ons.’ En dan maakt het me niet eens zoveel uit of het jongeren zijn of volwassenen. Zoveel mogelijk mensen die ons delen zodat we in ieder geval veel meer bereik hebben.” Elsa: “Zodat je gezien wordt.” Kelly: “Precies, dat is ook een groot doel van Be Aware dat we echt naamsbekendheid creeeren ook door middel van Facebook. Zodat we erkend worden, dat wij weten waar we het over hebben, zeg maar. Ik doe tussen door ook leuke dingetjes omdat ik ze sowieso bezig wil houden en het luchtiger wil maken dan alleen maar zware onderwerpen, zeg maar.” Elsa: “Ik denk dat dat ook wel voor Facebook en Twitter misschien wel het beste is om het wat luchtiger te houden, omdat het anders ja te veel .. het is toch ook wel een luchtig medium Kelly: “Precies, en als er dan iets leuks tussen staat ..” Elsa: “Verwijzen jullie dan ook veel naar de website als er wel een zwaarder onderwerp ..” Kelly: “Nee, eigenlijk niet.” Elsa: “Dus Facebook gebruiken jullie echt als Facebook en ..” Kelly: “Ja, op de website verwijzen we wel naar Facebook en ik heb echt wel soms linkjes als we bijvoorbeeld weer reacties hebben van docenten, dat ik dan wel een linkje naar onze website erop plaats, maar ik heb het gevoel, of wij hebben het gevoel, dat we meer naamsbekendheid kunnen krijgen door dus die Facebook meer omhoog te gooien, want met zo’n website, mensen gaan er wel op kijken, maar het is vooral gericht op docenten en leerlingen, maar ja .. we zijn bezig met een ouderporto te maken zodat we ouders kunnen bereiken met hoe ga je om met een kind die een verslaving heeft of hoe wil je dat tegenhouden en ik denk als we dat af hebben het dan veel meer zullen gebruiken om het te launchen op Facebook.” Elsa: “Ja precies dat je daarvoor je Facebookpagina voor gebruikt. Ik had nog een vraag wat de beste verhouding was met beeld, video, plaatsen van links. Maar volgens mij zijn jullie daarin wel .. ja, veel beeld ..” Kelly: “Ja, veel beeld. Veel beeld! Korte filmpjes doen het ook goed. En vernieuwend ook, als je weer eentje gaat plaatsen die al honderd keer circuleert, ja.” Elsa: “Je probeert vooral de nieuwe ..”
Scriptie Elsa van Swieten
110
Kelly: “Ja, dingen die nieuw of net wat anders zijn, uh, daarom is het wel een leuke uitdaging. Daarom ben ik er soms wel langer mee bezig omdat je echt diep in het internet gaat zoeken en ik probeer het wel Nederlands te houden.” Elsa: “Ja, dat je geen buitenlandse artikelen ..” Kelly: “Ja, tenzij het echt een heel goed artikel is. Ik had een filmpje wat wel Engels was, maar zo goed dan doe ik hem wel. Ik krijg heel veel Engelse .. in Amerika zijn ze veel verder met dit onderwerp en dan ga ik toch even kijken of iemand dit kan vertalen ..” Elsa: “In welke mate zijn ze dan verder?” Kelly: “Met het onderzoek naar verslaving. Daar wordt ook erkend dat verslaving een ziekte is, zeg maar. In Amerika zijn ze veel verder met onderzoeken net zoals met alcohol,wat de schade is van alcohol, weten ze veel meer over. In Nederland zijn we echt nog een beetje aan het ontdekken.” Elsa: “Dat zie je ook met harddrugs, heel veel jongeren geven aan ook, zeg maar, in de enquêtes die ik heb afgenomen, dat ze veel willen weten over de effecten, of de lange termijn effecten ervan en de korte termijn effecten, maar dat over lange termijn effecten bij ons niet heel erg bekend zijn. Dat ze zeggen: ‘Als ik er meer over zou kunnen zien ook minder drugs zou gebruiken, want dan weet ik wat het voor mijn toekomst betekent.’ Nu zien ze wat het op korte termijn doet en dat het wel weer herstelt na een tijdje, dus denken ze: ‘Waarom niet.’ Ik denk dat als er meer bekend zou zijn over de lange termijn effecten, want dat heb ik zelf ook altijd gedacht, dat het dan wel minder zal worden.” Kelly: “Oké, ik ga dit even opschrijven, want dit is wel heel goed. We hebben het er wel over gehad. Ik ben wel benieuwd naar de uitslag van je onderzoeken, kan je die ook naar mij doorsturen?” Elsa: “Ja, natuurlijk.” Kelly: “Kijk, zo iets zou ik dan op onze website plaatsen en dan met een linkje naar onze Facebook, dus ik zou zoiets niet helemaal op Facebook gaan opschrijven dan zou ik een linkje, daar komen ze sowieso op .. “ Elsa: “Dan klikken ze echt nog een keer door. Ik ben er ook wel vaak naar op zoek geweest, maar kon het echt niet vinden.” Kelly: “Ik weet precies, en soms vergis ik me daarin, ik weet precies waar je moet kijken en dingen dus ik zou er zo binnen een half uurtje of korter, dan heb ik ze al gevonden, omdat ik precies weet waar je moet kijken en daardoor ga ik er heel makkelijk van uit dat andere mensen dat ook weten.” Elsa: “En kijk je dan in het buitenland ook?” Kelly: “Het zijn toch wel Nederlandse websites. Weet je, als we het hebben over blowen bijvoorbeeld, zijn er echt speciale ..” Elsa: “Maar daar is ook meer over bekend, ik heb vaak het idee dat dit bij harddrugs anders ligt.” Kelly: “Oké, dat ze niet het lange termijn .. want daar hebben we zelfs een boekje voor. Dat gebruikt mijn man binnen zijn werk, ik heb het bij onze school expres eigenlijk niet gedaan, want ja tijdens de les is het ook gewoon heel veel informatie en eerste tweede klas .. is het al van belang dan, weet je voor harddrugs?” Elsa: “Ja, het is meer voor als ze wat ouder worden en richting het studentenleven gaan. Je gaat van de middelbare school af en je krijgt geen voorlichting meer, behalve als je dus al gebruikt, ik denk daar tussen, als je dan hoort wat zijn de lange termijn effecten, dat je dan denkt: ‘oké, ik wil nog een toekomst opbouwen, laat ik ..’. ” Kelly: “Nee, is niet zo handig. Ja, precies. En als je in eerste of tweede klas zit, dan komt er al zoveel informatie op je af.” Elsa: “En dan denk je, dat ga ik toch nooit doen!” Kelly: “Ja, precies. En ik denk dat je het over alle middelen gaat hebben en de lange termijn dat het ook een bepaalde nieuwsgierigheid opwekt: Oh, deze ken ik nog niet, bij wijze van spreken. Dus daarom vind ik het bij jongeren .. “ Elsa: “Ja, die zijn natuurlijk ook nog heel jong. Het is meer vanaf vijftien dat ze het heel erg gaan tegenkomen, dus echt gaan tegen komen, en daar is vaak dat hun nieuwsgierigheid dan ..” Kelly: “Ja, en als je dan toch twijfelt, ga ik het dan wel of niet gebruiken ..” Elsa: “En je ziet dat op lange termijn weet dat voor 20% je hersenen achteruit gaan, dat je dan wel na gaat denken van ga ik hier wel mee beginnen of hoe vaak ga ik het gebruiken, want ik denk ook dat het aantal keer kan verminderen. Want je kan best een paar jaar, vier keer per jaar gebruik ik iets, dan is het nog best wel te overzien,
Scriptie Elsa van Swieten
111
maar er zijn gewoon mensen, die ik ook naast me zie, die gewoon elke week, wat het ook is, coke, ecstasy ..” Kelly: “Maar dat is meestal het lastige. Ze beginnen meestal met: joh, ik ga het maar een paar keer doen, want je vindt het leuk of je vindt het lekker, maar dan gaan ze het vaker doen en voor dat je het weet doe je het dus elke week en ..” Elsa: “En dan de overstap maakt van ecstasy, daar begint het vaak heb ik gezien, vinden ze dat niet meer interessant, want het werkt niet meer en dan stappen ze over naar andere drugs. Ik heb dat nooit gedaan, ik heb het toen nooit meer gedaan, maar je ziet dat ze dan de overstap maken en dan steeds verder gaat.” Kelly: “En dat verschilt inderdaad per persoonlijkheid en dat is ook wat we opschrijven, ik weet eigenlijk niet of dat zo duidelijk op onze website staat. Kijk de drie factoren waardoor je gevoeliger bent voor verslaving en dat je daardoor .. de ene is verslavingsgevoeliger dan de ander. Waar jij kan zeggen: ‘Ik doe het 1 keer en dan is het klaar.’ In ieder geval we benoemen het. Zijn je ouders verslaafd aan iets, dan heb je gewoon meer kans op verslaving. En sommigen zeggen: ‘Ja, mijn ouders wel.’” Elsa: “En anderen praten daar helemaal niet over.” Kelly: “Nee, laten we wel wezen, jij kan er heel open over praten, maar bij hoeveel ouders, als je alleen al het woordje blowen laat vallen, krijgen de ouders al gelijk een hartaanval: ‘ah, mijn kind gaat verslaafd worden.’” Elsa: “Terwijl zij niet door hebben dat als zij juist er heel open over zouden zijn het allemaal veel meer .. “ Kelly: “Ja, precies. Het interessant wordt al, als je ouders niet in paniek schieten. Maar dan zeg ik ook tegen de jongeren, we hebben een onderzoek met aan het eind vragen met stemkastjes en dan hoeveel jongeren hebben het al besproken met hun ouders, en heel veel ook niet. Dus zeg ik ze ook: ‘Ik vind het eigenlijk de taak van de ouders om er over te beginnen, maar jij kan er ook over beginnen.’ Want als je er met je ouders over praat en je bent nieuwsgierig of je twijfelt of je krijgt er problemen mee, is de stap om daarna een hulpvraag te hebben aan je ouders veel makkelijker.” Elsa: “Ja, dat denk ik ook. Ook nu nog steeds dat jongeren zeggen daar ga ik echt niet over beginnen.” Kelly: “Precies, ik krijg al een hartaanval als ik ..” Elsa: “Ja, maar dat ligt ook aan de ouders zelf, want mijn moeder zei dan altijd: ‘Vertel het maar altijd als je iets doet, reageer ik ooit verkeerd, zeg het dan, want dan ga ik proberen daar anders mee om te gaan, want ik vind het gewoon heel fijn om te weten wat je doet.’ Maar ik snap ook dat er ouders zijn die echt denken, ja, hoe breng je dat, sommige ouders weten ook echt niet wat ze moeten doen.” Kelly: “Ja, en daarom willen we ook die ouderporto hebben, waarin we ouders daarin helpen, het is heel belangrijk je kinderen grenzen te geven. Mijn kinderen of onze kinderen zeggen we dat we heel duidelijk grenzen hebben. We willen eigenlijk niet dat je het doet, hij wordt zestien, maar wat voor ons belangrijker is dan het niet doen, is eerlijkheid. We hebben liever dat als je nieuwsgierig bent of twijfelt, bespreek het met ons en dan kan je nog beter adviezen geven en begeleiden ..” Elsa: “Dan dat je het uit jezelf doet en dan ..” Kelly: “Precies. In de eerste instantie willen we je helpen. Nee! En dan krijg je een scooter gewoon puur om het voor jou makkelijker te maken en je weet waarvoor je het doet. Bedoel is het onzin, maar we willen ook belonen, we willen ook laten weten: het is toch wel, tegenwoordig, want hij had een klas waarin heel veel jongens blowde, dan moet je toch wel sterk in je schoenen staan.” Elsa: “Zeker! Dat is natuurlijk ook de eeuwen oude beloning die heel veel ouders gaven, van je krijgt een rijbewijs als je niet rookt. Ja, dat was in onze familie ook. Ik heb hem bijna in de pocket.” Kelly: “Ja, tuurlijk, sommige mensen zeggen: ‘Dan doet tie het misschien toch.’ Ja tuurlijk, maar als het voor hem makkelijker is om dan te zeggen: ‘Ik ga het echt niet doen, dan krijg ik een scooter dat vind ik echt belangrijker,’ want meestal is het ook: Wat zeg je op het moment dat het je aangeboden wordt?” Elsa: “Ja, zo van: Kom op gast, doe het gewoon. Voor 1 keer of doe niet zo saai.” Kelly: “ja, en dan is het belangrijk, van wat kan je zeggen. En dan kunnen ze altijd nog wel wat zeggen, maar als het net dat kleine stukje kan zijn om weg te lopen.” Elsa: “Dat kan niet echt kwaad, nee.” Kelly: “Ik zei van de week tegen hem, want hij wordt volgende week zestien: ‘Zal ik je even dronken voeren dit weekend, dat scheelt mij wel een scooter natuurlijk.” Elsa: “Hij zo: ‘Jee, is goed, is me evenveel waard.” Kelly: “Ja, nee, hahahaha.”
Scriptie Elsa van Swieten
112
Elsa: “ Ja, ik zal even kijken, volgens mij heb ik veel al wel kunnen vragen. Ik heb best wel veel aan je gehad ook.” Kelly: “Ja? Gelukkig.” Elsa: “Even kijken, nee ik denk dat het helemaal goed is zo.” Kelly: “Dus vandaag ook nog bij Trimbos, dus je bent goed onderweg.” Elsa: “Ja, morgen heb ik er ook nog twee dus .. ja dan heb je alles ook nog vers. Het is juist leuk als je alles een beetje kan vergelijken. Als je er elke week 1 hebt dan schiet het ook niet op.” Kelly: “Dus wel lekker zo. Nou, ik ben echt benieuwd naar je scriptie die je moet inleveren.” Elsa: “Je krijgt het gewoon toegestuurd. Ik stuur iedereen een kopie.” Kelly: “Super, het is ook wel leuk om een vergelijk te hebben hoe je er in staat ..” Elsa: “Zelf instaat ten opzichte van de rest, dat je misschien denkt dat je het als beste doet en dat je later denkt: O jee.” Kelly: “Dat zou wel heel bijzonder zijn, want misschien heb ik helemaal geen achtergrond of whatever.” Elsa: “Maar het is natuurlijk ook communicatie, uhm, hoe je er zelf in staat. Want bij Trimbos zit iemand bij Drugs en Uitgaan die zelf maatschappelijk-werkster is en die gaat er op een hele andere manier in dan iemand die .. dus uhm.” Kelly: “Heb je bij iedereen al het Facebook gechekt?” Elsa: “Ja zeker, ik ben inderdaad gaan kijken wat plaatst iedereen, wat wordt wel opgepakt, nou ja jullie zien natuurlijk wel wat er wordt opgepakt, wat krijgt wel likes wat niet. Gebruiken ze Twitter gebruiken ze Facebook? Daar kijk ik eerst naar en dan kan ik daarna wat meer vragen stellen.” Kelly: “Ja, dan weet je precies waar je op moet letten. Leuk! Nou, mooi.” Elsa: “Ja, nou ik laat het weten. Even kijken .. zo handig dat het tegenwoordig gewoon met je Iphone kan.” Kelly: “Echt hè.”
VI Analyse huidige situatie social media Deze analyse is uitgevoerd in mei 2014. Er zijn tien instellingen geanalyseerd. Dit schetst een breed genoeg beeld omdat een dekkingspercentage heeft van 50 procent. De analyse heeft betrekking op de instellingen die zijn geïnterviewd (zie §6.1 t/m 6.6) en vier andere instellingen die toegevoegde waarde bieden. De instellingen die geanalyseerd zijn hebben het meeste aansluiting op jongeren, kennis, harddrugs en / of voorlichting. De volgende instellingen zijn geanalyseerd:
•
Brijder Jeugd (Brijder) met de websites drugsinfoteam.nl, drugsondercontrole.nl en drugstest.nl;
•
Drugsenuitgaan.nl met een koppeling naar het Trimbos-instituut;
•
Emergis;
•
Irisz (IrisZorg);
•
Jellinek;
•
Solutions Be Aware;
•
Stichting Voorkom!;
•
Unity (Jellinek);
•
VNN;
•
Youz (Antes Groep).
Scriptie Elsa van Swieten
113
De instellingen die niet geanalyseerd zijn hebben minder aansluiting op de doelgroep, voorlichting en / of harddrugs dan de bovengenoemde instellingen: •
Brijder Verslavingszorg (Randstad);
•
Jong030 in samenwerking met JoU Utrecht (Randstad);
•
Jongeren Informatie Punt (Randstad);
•
Novadic-Kentron;
•
Parnassia Groep met het onderliggende preventiemerk Context en de website drugskompas.nl (Randstad);
•
Stichting In de Vrijheid;
•
Tactus Verslavingszorg met de website drankendrugs.nl;
•
Victas Verslavingszorg met het jongerenmerk B-Open (Randstad);
•
Vincent van Gogh;
•
Zorggroep Mondriaan.
Drugsenuitgaan.nl Drugsenuitgaan.nl is onderdeel van het Trimbos-instituut. Het Trimbos-instituut heeft meerdere websites, namelijk alcoholinfo.nl, drugsinfo.nl, rokeninfo.nl, Open en Alert en zoals hiervoor genoemd drugsenuitgaan.nl. Drugsenuitgaan.nl is een website voor consumenten van uitgaansdrugs, de informatie op de website is geschreven voor jongeren vanaf 16 tot ongeveer 25 jaar die uitgaansdrugs en alcohol gebruiken of willen gaan gebruiken (drugsenuitgaan.nl). Drugsenuitgaan.nl heeft een Facebook- en Twitterpagina. Social media
Drugsenuitgaan.nl plaatst gemiddeld om de drie dagen een bericht op Facebook, zij hebben hier iets meer dan 200 volgers. Op de Facebookpagina is weinig interactie. Op een enkel bericht wordt gereageerd. Drugsenuitgaan.nl profileert zichzelf op Facebook als website. Op Twitter hebben zij meer dan duizend volgers en plaatsen zij een paar keer in de week vier berichten op één dag. Trimbos-instituut
Trimbos-instituut ondersteunt preventiemedewerkers praktisch en inhoudelijk met nieuwe methodieken, materialen, workshops en trainingen. Het Trimbos-instituut wordt gezien als het meest vooraanstaande kenniscentrum van drugs uit Nederland (Trimbos.nl). Op Facebook heeft het Trimbos-instituut meer dan 700 volgers Zij plaatsen een paar berichten per week maar hier is weinig tot geen respons op. De respons die hier is, is niet afkomstig van jongeren. Trimbos krijgt van de vijf beoordelaars 3,2 van de vijf sterren. Berichten met een afbeeldingen of filmpje zijn het mest succesvol. Het Trimbos-instituut krijgt bij Facebook geen tot weinig likes, behalve als hier een afbeelding bij staat, uitzondering daar gelaten. Op Facebook profileert het Trimbos-instituut zich als organisatie.
Scriptie Elsa van Swieten
114
Twitter is hét medium van Trimbos-instituut. Zij hebben hier verreweg de meeste volgers ten opzichte van andere instellingen: 13.400. Zij volgen er zelf meer dan drie duizend. Twitter is meer up-to-date dan Facebook. Het laatste bericht op Twitter is van 8 mei 2014 en op Facebook van 6 mei 2014. Zij tweeten vaak meerdere keren per dag maar soms kan er ook opeens twee dagen tussen zitten. Ook hebben zij op Twitter interactie met gebruikers en beantwoorden zij vragen. Trimbos-instituut heeft het afgelopen jaar vier YouTube filmpjes geplaatst. De meeste views had het filmpje genaamd: ’tien voordelen aan stoppen met roken’. Dit filmpje had ook de beste rating. De rest van de filmpjes zijn meer dan een jaar geleden geplaatst. Deze hebben ook minder views. Op hun LinkedIn profiel heeft het Trimbos bijna 2.500 volgers. Updates, bijvoorbeeld hun ‘metaalalerts’, worden hier meer opgepakt dan op Facebook. Waarschijnlijk omdat zij hier meer volgers hebben. Drugsinfo.nl
Met drugsinfo.nl wil het Trimbos-instituut actuele en betrouwbare informatie over drugs en alcohol beschikbaar stellen aan het algemeen publiek met daarbij specifiek accent op jongeren en ouders en omgeving van gebruikers. Drugsinfo.nlvis onderdeel van Trimbosinstituut (Drugsinfo.nl). Drugsinfo.nl gebruikt alleen Twitter en is verbonden met de drugsinfolijn. Er is ook een mogelijkheid om te chatten via de website. Op Twitter heeft Drugsinfo.nl meer dan 1800 volgers en volgt er zelf meer dan 800. Op Twitter worden er meerdere berichten per dag geplaatst maar er zijn ook dagen wanneer er niks wordt geplaatst. De berichten zijn links naar artikelen, nieuwsberichten of antwoorden op veelgestelde vragen. Jellinek Jellinek biedt hulp in preventie, behandeling en nazorg. Hun missie is, zoals staat vermeld op hun website, om effectief en innovatief te zijn en goed te investeren in kwaliteit, kennis en personeel. De afdeling Preventie informeert en adviseert over alcohol, drugs en gokken en probeert riskant gebruik te voorkomen. Jellinek is onderdeel van Arkin in Amsterdam. (twitter/Jellinek_Prev). Onder Jellinek vallen ook Alcohol en Drugs in beeld en Unity. Unity wordt als een instelling op zich geanalyseerd omdat deze veel vertakkingen heeft met andere instellingen. Facebook
Jellinek preventie valt onder de algemene Facebook van Jellinek, deze heeft 559 volgers. Er is geen enkel bericht op de pagina die geen likes heeft. Jellinek deelt voornamelijk artikelen, nieuwsberichten en foto’s. Ze krijgen van de 27 beoordelaars 3,8 van de vijf sterren. Jellinek profileert zich op Facebook in de categorieën verslavingskliniek en therapie en geestelijke gezondheidzorg.
Scriptie Elsa van Swieten
115
Twitter
Jellinek heeft een Twitteraccount voor preventie en een algemeen account, voor dit onderzoek kijk ik naar het preventie account. Het preventie account heeft meer dan 900 volgers en volgt zelf 244 gebruikers. Op 21 januari 2014 is het laatste bericht geplaatst. Het bericht hiervoor is van 8 januari 2014. YouTube
Jellinek heeft 18 filmpjes op YouTube en was jaar geleden voor het laatst actief. De filmpjes zijn gemiddeld 524 keer bekeken. De best bekeken filmpjes zijn de filmpjes van Wall of Fame. Hier vertelt een bekende Nederlander meer over zijn of haar drugservaring. LinkedIn
Jellinek heeft een ingevulde pagina op LinkedIn met 449 volgers. Jellinek is hier ook actief op door middel van het delen van berichten. De meest recente updates zijn van 15 mei 2014 en 13 mei 2014. Alcohol en Drugs in beeld
Alcoholendrugsinbeeld.nl is een website voor doven en slechthorenden met hierop filmpjes en beeld speciaal voor deze doelgroep. Deze website is geïnitieerd door Jellinek en verschaft informatie over alcohol, drugs en verslaving. Alcohol en Drugs in beeld heeft geen social media. Unity Unity is een vrijwilligersproject, voor en door jongeren uit de dance-scene. Op danceevenementen, feesten en in clubs geven zij voorlichting over veilig(er) gebruik van alcohol en andere drugs. Belangrijkste kernpunten van Unity zijn: Eigen verantwoordelijkheid en het verminderen van risico's door verspreiding van kennis (Facebook/Unity). Unity is ontstaan vanuit Jellinek maar heeft projectleiders in de meeste delen van Nederland. De projectleiders zin werkzaam bij Iriszorg (Gelderland), Victas (Utrecht), Novadic-Kentron (Brabant), Context/Pernassia Groep (Den Haag), Brijder (Noord-Holland), Tactus (Flevoland) (Unity.nl). De social media worden onderhouden door het hoofdkantoor in Amsterdam. Unity heeft Facebook, YouTube, Instagram en Twitter. Instagram wordt niet besproken en meegenomen in de analyse omdat die medium ongeschikt is voor drugspreventie (zie §6.6). Facebook
Unity is in tegenstelling tot andere instellingen groot op Facebook. Unity heeft hier bijna 1600 volgers en krijgt uit 34 beoordelingen vier van de vijf sterren. Unity is erg actief op Facebook, op 13 mei 2014 plaatste Jellinek zes berichten. Het is duidelijk een ‘actief’ profiel waar elke werkdag een bericht wordt geplaatst. Er is veel interactie op de berichten. Er wordt gebruik gemaakt van veel tekst in combinatie met beeld. Unity profileert zich op Facebook als lokaal bedrijf, het is een fanpagina.
Scriptie Elsa van Swieten
116
Twitter
Het Twitteraccount van Unity heeft bijna 595 volgers. Zelf volgt Unity er iets minder, namelijk 582. Op Twitter plaatsen ze tussen de vier en zeven berichten per maand. De onderwerpen lopen uiteen van mei-alcoholvrij tot de aankondiging van een nieuw onderzoek. YouTube
Unity heeft één eigen filmpje, een animatie over wat ecstasy nou eigenlijk is. Hieronder staan vierentwintig reacties waaronder ‘Mooi informatief filmpje, erg duidelijk allemaal’, ‘Eindelijk een filmpje wat eerlijk is, geen bangmakerij maar gewoon harde feiten. Bedankt!’ en ‘Maak meer filmpjes over de verschillende drugs. Teveel jongeren weten (zeer) weinig af van de risico’s van drugsgebruik.’ Er is duidelijk behoefte aan eerlijke informatieve filmpjes die alles helder toelichten. Verder deelt Unity soms een filmpje van derden. Youz Youz is het jongerenmerk van Antes Groep. Antes is ontstaan uit een fusie van Delta Psychiatrisch Centrum en Bouman GGZ. Bouman en Delta hebben elk een historie van meer dan honderd jaar (Antesgroep.nl). Youz opereert vanuit Rotterdam. Onder Youz valt ook nog de website maakjekeus.nl, deze website wordt onder andere gefinancierd door de Europese Unie. Deze website richt zich op jongeren tussen de twaalf en achttien jaar. Doel van de website is jongeren te informeren over alcohol, roken, drugs, gokken, gamen en internet en over hoe zij hier een gezonde keuze in kunnen maken (jipsite.nl). Maakjekeus.nl heeft geen social media. Social media
Youz heeft op Facebook twee volgers. Het laatste bericht dateert juni 2013. Ze profileren zichzelf op Facebook als non-profitorganisatie. Op Twitter heeft Youz meer volgers dan op Facebook, namelijk 175. Zelf volgt Youz er 126. Youz heeft op Linkedin een ingevulde pagina waarop de instelling beschreven wordt. Zij hebben op hier momenteel 54 volgers. Stichting Voorkom! Stichting Voorkom! zet zich in voor verslavingspreventie onder jongeren. Er werken 13 preventiewerkers die jaarlijks ongeveer 5000 lessen geven. De doelgroep zijn ouders en jongeren. Ze hebben de meeste ervaring met leerlingen tot en met de derde klas van de middelbare school (Voorkom.nl). Facebook
Stichting Voorkom! heeft in tegenstelling tot alle andere instellingen in de Randstad geen openbare pagina maar een gebruikersprofiel. Je moet vrienden worden om op berichten te kunnen reageren. Je kan de berichten wel bekijken zonder vrienden met de stichting te zijn. Verder is Stichting Voorkom! op Facebook niet meer actief geweest sinds april 2014. Ze hebben op Facebook 1.700 vrienden maar hieronder zitten nauwelijks jongeren. Ze doen op de pagina veel met beeld.
Scriptie Elsa van Swieten
117
Twitter
Stichting Voorkom! heeft op Twitter 183 volgers en volgt er zelf 25. Op het Twitteraccount is er wisselende berichtgeving. Er werd vorig jaar veel geretweet door de voormalig directeur van Stichting Voorkom!, Theo van der Sluijs. Sinds hij gestopt is in december, zijn er geen berichten meer op Facebook geplaatst. In oktober 2013 zijn er twee berichten geplaatst, in november twee en in december één. Hierna zijn er geen berichten meer geplaatst. YouTube
De laatste keer dat Stichting Voorkom! actief was op YouTube was een jaar geleden. De filmpjes die terug te vinden zijn op hun account zijn onder andere filmpjes die zij gebruiken bij hun voorlichting. Stichting Voorkom! heeft 30 video’s. De ouderparticipatiefilmpjes zijn het beste bekeken. LinkedIn
Stichting Voorkom! is aanwezig op LinkedIn met 22 volgers maar op deze pagina staat verder geen informatie, alleen de naam van het bedrijf. Chris
Sinds eind 2013 is Stichting Voorkom gefuseerd met Chris. Chris geeft ook voorlichting over verslaving maar heeft een breder werkveld. Zij behandelen in hun voorlichting bijvoorbeeld ook misbruik, pesten en seksualiteit (Chris.nl). Chris heeft geen social media. Brijder Jeugd Bij Brijder staat alles in het teken van verslaving. Verslaving voorkomen, verslaving behandelen, helpen bij problemen die de verslaving veroorzaken, kwaliteit van het leven verbeteren en mensen met een verslaving zelf de regisseur laten zijn van het herstel. Brijder is onderdeel van Parnassia Groep (Brijder.nl). Voor mijn onderzoek kijk ik naar Brijder Jeugd en drugsinfoteam.nl. Brijder Jeugd is er voor jongeren van twaalf tot 23 jaar. Zij bestaan uit de afdelingen Preventie, Jeugd ambulant en Kliniek Mistral, waar in het totaal 87 mensen werken (Brijderjeugd.nl). Social media
Brijder Jeugd heeft 150 volgers op Facebook en geen beoordelingen. Op Facebook is dit de instelling waarbij er, op social media, de minste focus ligt op harddrugs. Er is wel sprake van enige interactie, Brijder Jeugd is betrokken bij de berichten die zij plaatst. Brijder Jeugd profileert zichzelf op Facebook als non-profitorganisatie. Brijder Jeugd heeft meer dan 1.900 volgers op Twitter. Je kun zien dat hier ook veel interactie is. Brijder Jeugd retweet gebruikers en reageert op vragen. Het merendeel van de tijd plaatsen zij meerdere berichten per dag. Daarnaast heeft de overkoepelende Brijder Verslavingszorg een YouTube- en LinkedIn pagina. Drugsinfoteam en drugsondercontrole
Drugsinfoteam.nl is een team van deskundigen op het gebeid van alcohol en partydrugs. Ze zijn werkzaam als alcohol- en drugsvoorlichter in de verslavingspreventie en in de dance-
Scriptie Elsa van Swieten
118
scene. Ook testen zij drugs via drugstest.nl en doen zij mee aan het Medisch Spreekuur Partydrugs. Verder geven zij informatie over alcohol en partydrugs zoals ecstasy, cannabis en GHB. Drugsinfoteam.nl is georganiseerd vanuit Brijder Verslavingszorg (drugsinfoteam.nl). Drugsinfoteam heeft alleen een website. Drugsondercontrole.nl hoort bij drugsinfoteam.nl. Deze website richt zich op jongeren die willen stoppen met het gebruik van ecstasy, speed, cocaïne en/of GHB. Het is mogelijk om op deze website een online behandeling te volgen (drugsondercontrole.nl). Drugsondercontrole.nl is alleen een website en heeft geen social media. Emergis Emergis is een instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Ze werken op het gebied van psychiatrische stoornissen, verslaving, problemen op het gebied van werken en wonen, veiligheid en huiselijk geweld. Deze zorg is voor kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen. De naam Emergis staat voor ‘jij komt boven’. Emergis biedt via Indigo cursussen, trainingen, lessen en online hulp. Indigo heeft kort ingevulde LinkedIn pagina en heeft hier 689 volgers. Verder heeft Indigo geen social media (Emergis.nl). Facebook
Emergis heeft op Facebook 332 volgers. Ze profileren zich hier in de categorie therapie en geestelijke gezondheidszorg. Het meest populaire bericht sinds februari is een bericht over Werkleerbedrijf Goes dat elke twee maanden nieuwe Legobakken komt brengen voor jonge patiënten. Twitter
Op Twitter plaatst Emergis feiten of vragen waarbij je met doorklikken meer informatie krijgt in de vorm van een artikel of filmpje. Zij worden niet uitzonderlijk geretweet. Op Twitter hebben zij meer dan tweeduizend volgers en volgen zelf meer dan duizend gebruikers. YouTube
Op Youtube plaatst Emergis zelfgemaakte filmpjes. Deze filmpjes gaan over de kliniek, bijvoorbeeld een filmpje over hoe de afdeling voor cliënten met een eetstoornis eruit ziet. LinkedIn
Op Linkedin heeft Emergis 777 volgers. Het is een volledig ingevulde pagina. Emergis plaatst hier geen berichten. Verslavingszorg Noord Nederland De Verslavingszorg Noord Nederland wordt ook wel VNN genoemd. Verslavingszorg Noord Nederland zet zich in voor mensen die problemen ondervinden als gevolg van een verslaving. Naast hulpverlening organiseren zij drugspreventie-activiteiten. VNN geeft voorlichting op scholen, aan ouders en jongeren maar ook individueel. VNN heeft het keurmerk uit de zorg, het CIIO (Vnn.nl). VNN heeft ook een Facebookpagina speciaal voor ouders.
Scriptie Elsa van Swieten
119
Facebook
Op Facebook heeft de VNN 366 volgers. De instelling krijg daarnaast van 3,8 van de vijf sterren uit 14 beoordelingen. Gemiddeld plaatst VNN één keer in de drie á vier dagen een bericht. Af en toe plaatsen zij er twee per dag. Op Facebook is, in vergelijking met de meeste andere instellingen, veel interactie. Berichten worden meerdere keren geliked en er wordt ook op gereageerd. Sommige berichten worden zelfs gedeeld. Bijvoorbeeld een bericht waarin een vraag staat en een afbeelding wordt gebruikt. Bij dit bericht staat een link naar de website (13 likes). Een ander populair bericht gaat over dat drugsgebruik nooit zonder risico is maar dat als je toch wil gebruiken, je de drugs kan laten testen bij hun testservice. Zij hebben hier vier afbeeldingen bij geplaatst, dit werkt goed (17 likes). Een bericht dat vooral veel gedeeld is (17 keer), gaat over een aankondiging van een BNNprogramma, hier is ook een foto bijgevoegd. Op Facebook profileren zij zich in de categorieën verslavingskliniek en therapie en geestelijke gezondheidszorg. Twitter
Verslavingszorg Noord Nederland heeft op Twitter 1.411 volgers en volgt zelf 278 anderen. In april 2014 plaatsten zij 31 berichten op Twitter. In maart 2014 waren dit er 30, dit is gemiddeld elke dag één. YouTube
VNN heeft op YouTube 41 video’s. Op de startpagina heeft VNN een introfilmpje van drie minuten die uit zichzelf start en meer over de instelling verteld. VNN is recentelijk nog actief geweest op YouTube want de laatste drie filmpjes zijn van mei en april 2014. Het filmpje dat veruit het beste is bekeken met bijna 5,5 duizend views gaat over verslaafd zijn aan GHB. LinkedIn
Verslavingszorg Noord Nederland is actief op LinkedIn. Zij hebben hier 1.266 volgers en plaatsen ook namens VNN berichten op LinkedIn. De laatste twee berichten zijn van 8 mei 2014 en 24 april 2014. Eén van de berichten wordt door 61 personen interessant gevonden. Solutions Be Aware The SolutionS Group heeft het initiatief van Be Aware ontwikkeld vanuit de overtuiging dat het tot haar maatschappelijke verantwoordelijkheid hoort om jonge mensen te behoeden voor het ontwikkelen van een verslaving. (solutions-be-aware.nl). Solutions Be Aware heeft Facebook, Twitter en YouTube. Facebook
Op Facebook krijgt Be Aware vijf sterren uit vijf gegeven beoordelingen. Daarnaast heeft Be Aware 829 volgers. Verder plaatsen zij berichten met betrekking tot gelukkig zijn, nieuwsberichten, artikelen voor ouders, bewust te maken, promotieberichten en omgaan met onzekerheden. Be Aware heeft een focus op het bewust maken en heeft een andere invalshoek met preventie. Er is weinig interactie. Be Aware profileert zichzelf op Facebook als een non-profitorganisatie.
Scriptie Elsa van Swieten
120
Twitter
Op Twitter heeft Be Aware meer dan 950 volgers en volgt zij er zelf 75. De tweets van Be Aware worden relatief veel geretweet. Een tweet van 8 april 2014 is bijvoorbeeld 109 keer geretweet. YouTube
Be Aware is eind 2013 begonnen met YouTube. Op dit account staan twee eigen filmpjes en 19 andere filmpjes. In de twee filmpjes vertellen jongeren over hun verslaving. Het filmpje waar Stijn vertelt over zijn drugsverslaving is bijna vier keer meer bekeken dan het filmpje waar Lisette vertelt over haar eetverslaving. Be Aware heeft vijf afspeellijsten op Twitter met onder andere de onderwerpen verslaving, persoonlijke ervaringen en tips voor ouders. Irisz Irisz is onderdeel van IrisZorg en heeft vestigingen in Gelderland en in een deel van Overijssel en Flevoland. Daarnaast levert IrisZorg de projectleider van Unity Gelderland (Irisz.nl). Irisz is een peerproject waarbij jongeren voorlichting geven aan andere jongeren over alcohol en drugs. Het is voor jongeren, door jongeren. De peers van Irisz worden ondersteund door medewerkers van Irisz. Social media
Irisz heeft op Facebook 494 volgers. Irisz doet aan winacties, laat foto’s zien van hun peer to peer momenten en plaatst nieuwsberichten en informatieve artikelen die meer vertellen over alcohol en drugs. Op Facebook profileren zij zich als een community. Er zijn nog geen beoordelingen geplaatst over de pagina. Irisz is niet actief op Twitter maar het overkoepelende IrisZorg wel met 2.188 volgers. Irisz heeft zes video’s op YouTube. Deze zijn allemaal in 2012 upgeload. Op LinkedIn is Irisz niet aanwezig maar Iriszorg wel, met 1.479 volgers.