BERICHTEN
Links Godshuis, rechts Oude Pastorie, later werkmanswoningen genaamd ‘Grote Kazerne’.
19
Herbergen en afspanningen in Grobbendonk
Scouts en wolfkens van Grobbendonk 1941
De Koninklijke Harmonie “De Broedermin”
Obiits in de Bouwelse OnzeLieve-Vrouwekerk.
2-5
6-7
8 - 9 - 10
11-12
Halfjaarlijks tijdschrift, Heemkundige Kring Grobbendonk - mei 2013 - 10de jaargang V.U.: Herman Cambré, Boudewijnstraat 4, 2280 Grobbendonk
2
3
Editoriaal Awena Berichten is een publicatie van de heemkundige kring van Grobbendonk en verschijnt tweemaal per jaar. De onderwerpen zijn historisch-heemkundig en gaan over de fusiegemeente Grobbendonk van de prehistorie tot het heden. “Awena” is een Salische naam uit de 5de eeuw. Het is de Latijnse benaming voor “Ouwen”. Tot en met de 17de eeuw was dit de naam van onze gemeente. Het uithangbord van de heemkundige kring is het Mercuriusbeeldje dat gevonden werd in de Vicus op de Steenberg. Nu bevindt het beeldje zich in het archeologisch museum van onze gemeente. Het gemeentebestuur en de heemkundige kring wensen u veel leesplezier!
Leden Heemkundige Kring: Emiel Anthonis Ferdy Jacobs Jozef Torfs Guido Van Dyck Karel Van Uytven Archeologisch Museum Astridplein 3 2280 Grobbendonk
tel. 014 51 02 44 e-mail:
[email protected] Het archeologisch museum is tijdelijk gesloten wegens restauratie en conservatie van de archeologische voorwerpen. vormgeving Awenaberichten: Greet Willems
[email protected] De vorige nummers van de Awenaberichten kan u terugvinden op de website: www.grobbendonk.be (onder Vrije tijd: Cultuur: Erfgoed)
Herbergen en afspanningen in Grobbendonk
V
ooraleer het een café, een brasserie of een hotel werd was er de landelijke herberg en de afspanning voor de reizigers. De afspanning lag vaak aan de stadspoorten, waar na het sluiten van de poort bij zonsondergang door de vermoeide reiziger te paard nog veilig kon overnacht worden. Op het platteland waren de afspanningen meestal gelegen langs de grote verbindingswegen. Veel handelsgoederen, werktuigen en materialen, werden toen door reizende verkopers in de hofsteden aangeboden. Kooplieden en reizigers konden hier hun paarden afspannen en stallen, hen fris water, hooi en wat haver geven. Zijzelf konden in de afspanning eten en slapen. Het eten was voor iedereen hetzelfde, dikwijls bonen met enkele brokjes vlees en een homp brood. De slaapkamer was bemeubeld met een donkere houten kist en in het grote bed sliepen de reizigers met twee tot vijf personen samen. Een afzonderlijke kamer was voor de meesten immers veel te duur. De landelijke herberg had dikwijls ook een boerenkeuken maar hier werd vooral zelf gebrouwen bier getapt. Dikwijls was er immers een kleine brouwerij aangehecht. De vloer van rode tegels was met wit zand bestrooid, de deuren waren donkerrood geverfd en er stonden eikenhouten tafels in het midden met zitbanken errond. Boven de schouw met de open haard stonden tinnen- en gleiswerkborden en binnenin hingen er koperen ketels. In een donkere hoek hingen aan de balken hammen en rookworsten te drogen. Iedereen voelde zich hier thuis. Wanneer het kermis was en tijdens de jaarmarkt was
Herberg Schoofs en Meubelen Alcazar (Emilie Verlinden)
de herberg het centrum van het dorp, de speelman speelde ten dans en met de houten klompen van de gasten werd het ritme geaccentueerd. Al te snel werd dan ook wel het mes
getrokken en kwamen er verbeten gevechten met de jongens uit een naburig dorp. Afspanningen lagen in Grobbendonk op de gehuchten, herbergen zonder afspanning in het centrum. Zo stond er in de 16de eeuw in het gehucht Hofeind de afspanning “De Leeuw”. Deze afspanning lag aan een driehoekig pleintje waar de Lei naar het kasteel met zijn vierdubbele bomenrij begon. Pas in de 19de eeuw werd dit een hoeve, die zich nog steeds op deze plaats bevindt. Op dit pleintje stond ook de schandpaal of de kaak, waar schuldige inwoners na een vonnis van de schepenbank werden vastgeklonken en voorwerp van bespotting waren voor de voorbijgangers. De tweede grote afspanning en herberg was “de Mutsaard”, ook genoemd “het Huis ten Halven”. Deze afspanning lag aan de weg van Herentals naar Antwerpen. Ze bestond ook reeds in de 16de eeuw en ze bezat in de 17de eeuw een kleine brouwerij. In de 18de eeuw werd het eerste gebouw afgebroken en nadien heropgebouwd met stenen van de toen recent verlaten oude kerk van Ouwen te Boshoven. Op de Keulse Baan, gelegen op de weg van Turnhout naar Antwerpen, was er mogelijk ook nog een afspanning “De Warmhand”. Hierover is echter weinig bekend. Het huis De Kat te Boshoven was in 1700 een kleine herberg, later werd dit huis woning en eigendom van de onderpastoor. In dezelfde periode was er op weg naar de kerk van Pulle nog een kleine herberg “het Pannenhuis”. Op het kruispunt van de weg naar Bouwel en de steenweg van Lier naar Herentals werd in de 19de eeuw een herberg gebouwd, “de Lindekens”genoemd. De meeste herbergen vonden we echter terug op De Biest, het dorpscentrum (1). “Het Schaakberd” stond noordelijk van en aan de zijde van de nieuwe kerk vlakbij de beek tussen de Biestpoel en de Nete en wordt reeds vermeld in de 16de eeuw. In 1640 werd er een brouwerij aangebouwd. De naam veranderde later in “De Zwaan”. Iets verder aan dezelfde zijde van het plein was er herberg “De Slijpsteen” ook reeds in de 16de eeuw.
Aan de overkant van de weg van de Nete naar de kerk was er herberg “De Kroon”. Misschien was dit wel de mooiste want hier sliep in 1613 de bisschop van Antwerpen Joannes Malderus, die toen in Ouwen op bezoek was. Dit was ook bij regelmaat de vergaderplaats van de Schepenbank, van de Kerkraad en van de H.Geestmeesters. Hier werd naast drank ook eten opgediend aan de gasten. De officiële vergaderingen werden echter voor de goede verstandhouding beurtelings in De Kroon, De Leeuw en de Mutsaard gehouden. Niet zo ver in de Slijkstraat richting Vorselaar was er herberg de “Witte Wereld”, die voor het eerst vermeld werd in 1579. Op het einde van de 19de eeuw waren er in Grobbendonk 18 herbergen en afspanningen. Op de Biest was er een keuze tussen De Vereniging, De Ster, De Stadskelder, De Kroon, De Zalm, Het Hoefijzer, De Blauwe Klacht, Het Kraantje, De Scheer, Rubens, De Pelikaan, In Parijs, In Brussel, Den Engel en De Arend. De Biest als gehucht telde toen een honderdtal woningen en er woonden 600 à 700 mensen, die de keuze hadden tussen vijftien verschillende drankgelegenheden. Dit was een veelvoud van het huidig aanbod aan cafés en tavernes. Grobbendonk en al zijn gehuchten telde rond 1900, 1650 inwoners. Herbergen en afspanningen boden een goede nachtrust, een lekkere en stevige maaltijd of een goede kan zelf gebrouwen bier, het waren dikwijls oorden van vreugde en plezier maar ook van stille miserie door het veelvuldig voorkomend drankmisbruik. Guido Van Dyck Bron: G.DUBY, Geschiedenis van het persoonlijk leven,1988,Amsterdam, p.428 e.v. K.VAN ISACKER, Mijn land in de kering, I, 1978, p.52 e.v. P.GOETSCHALCKX, Geschiedenis van Grobbendonk, II, p.128 e.v. Kaart kerk en kapel Boshoven. Awena, 13, K.Van Uytven, De Pelikaan, p. 8-9 / Awena, 16, J. Torfs, De Mutsaard, p. 9. (1) Op bijgevoegd landmetersplan uit de 17de eeuw zijn er nog twee kerken, die beiden publiek gebruikt werden. Het kerkje van de Biest is dan echter nog de kapel van het godshuis, dat slechts occasioneel gebruikt werd voor publieke erediensten. De bedoeling van de landmeter is bepaalde percelen exact af te lijnen. De straten hebben een nog steeds herkenbaar en actueel vergelijkbaar tracé. De Biest zal zich steeds meer als een centrum gaan ontwikkelen, “het dorp” waar notabelen, ambtenaren, ambachtslieden hun woningen hadden en herbergen stonden voor het vertier.
4
5
Herberg De Parte, handel in bloem (Familie Lornoy - Drijbooms)
Herberg Het Anker (Familie Liesse)
Herberg De Pauw, Cinema Lido (Familie Stuyck - Bollen, later Peers Louis)
Herberg De Hoogebrug met Zaal Eldorado (Familie Janssens August)
Herberg Werkmanskring Sint Lambertus (Familie De Vleeshouwer)
Herberg De Pelikaan (Familie Bertels), Café Duivenlokaal De Witzwing (Familie Van Beylen)
Herberg De Tramstatie (uitgebaat door Mathieu Pannemans, later Familie Van Hauwe - Lornoy)
Herberg De Zwaan (Familie Boons)
Herberg In den Keyzer (Familie Jos Cambre)
6
7
Scouts en wolfkens van Grobbendonk 1941
Eerste rij, boven links: Van Uytsel Arthur, Beulens Jos, Willems Frans, Heylen Marcel, Van Hauwe Jos, Hoefkens, Vets Louis, Daneels, Theunen Mon,
Van Mechelen Karel, Heylen Jos, Schoofs Frans, Van Noten Staf, Hoefkens Francois.
Tweede rij: Schoofs Staf, De Kinder Karel, Peeters David, Drijbooms Francois, Claes Jules, Olyslaegers Jan, Schoofs Aloïs, Dierckx Staf,
Van Uytven Karel, Mols Jules, Verlinden Staf, ?, Schoofs Jos, Buelens August, De la Montagne, Vervecken, Van Hauwe Roger, ?.
Derde rij: Somers Angele, Prims Maria, Van De Peer Alfons, Van Beylen Richard, Schoofs Alfons, Janssens Jos, Van Dijck Leo, Willems Frans,
Boey Jos, Van Tendeloo Jan, Van Hauwe Gust, Filibert Aloïs, ?, Wouters Julia, Micha Monique, De Mey (Onderpastoor).
Vierde rij: ?, ?, Nijs Jos, Janssens Louis, Willems, Verboven Jos, Joris Janssens, De Schutter Gaston, Dieltjens Louis, Van Goubergen,
Witvrouwen Carlo.
Vijfde rij: Nuyts René, De Beucker Jos, Beulens Marcel, Van De Vel Rik, Joris Aloïs, Bierinckx Jan, De la Montagne Freddy, Van Noten Karel,
Van Hauwe Louis, De Schutter Willy, Witvrouwen Alfons, ?, Dierickx Robert, Cambré Roger.
Zesde rij: ?, Verlinden Jef, Bierinckx Gaston, Simons Jef, Olyslaegers Jos, Kelner Marcel, Van Edom Louis, Olyslaegers, ?, Janssens René,
Van Peborgh, Prims Jos.
8
9
De Koninklijke Harmonie “De Broedermin”
De stichting: Wanneer in 1855 te Grobbendonk de 25ste verjaardag van onze onafhankelijkheid gevierd werd en na de feestelijke optocht rond de Biest het vaderlands lied gezongen, maar niet gespeeld kon worden, moet de heer Theodoor Huibertus Lodewijk De Vries - burgemeester en notaris sonds 1844 - zich wel de bedenking gemaakt hebben: “Een dorp zonder fanfare is toch maar een dood dorp. Laat ons een muzieksociëteit oprichten.” Een zekere heer Mattaer, gepensioneerd muzikant bij het leger en alhier wonend stelde voor de zanggroep om te vormen tot een fanfare. Hij zal de toekomstige muzikanten, waarvan sommigen géén en anderen enkel cijfermuziek kenden, de geheimen van de notenbalk aanleren. De heer burgemeesternotaris neemt als medestichter het voorzitterschap aan. Op 2 december 1857 werd de stichtingsvergadering van de fanfare gehouden. Zij zal “De Broedermin” genoemd worden en stelt zich tot doel: 1. De beschaving en verbroedering der jeugd te bevorderen. 2. Handhaving eener duuzame eendracht tussen haar leden. 3. De bevordering der muziek. De Broedermin: Veel fanfares of harmonies die vorige eeuw in de nederige
dorpen of gemeenten van onze stille kempen opgericht werden, waren nogal sterk parochiaal gebonden. Getuigen daarvan zijn de verschillende maatschappijen die de naam dragen van Sinte Cecilia, patrones van de muziek (Herentals - Berlaar - Nijlen - Booischot, enz.). Andere verenigingen verkozen de naam van hun parochieheilige nl. Sint Donatus (Bouwel), Sint Pieter (Herenthout), Sinte Amelberga (Wechelderzande en Zandhoven). Te Grobbendonk kreeg de mooi klinkende naam De Broedermin de voorkeur. Oudere, cultuurminnende lieden - goed vertrouwd met de vroegere Grobbendonkse handel en wandel - zijn de mening toegedaan dat dit gebeurd is onder een zekere liberale invloed. Ofschoon deze stelling moeilijk kan achterhaald of bewezen worden, toch is dit best mogelijk geweest. In 1857 telde Grobbendonk 1.338 inwoners, waarvan slechts 40 stemgerechtigd. Wie waren dat? De vermogende burgers, die geld en goederen bezaten en daarvoor aan het “Gouvernement” octrooien of grondlasten betaalden, kregen stemrecht. Grootgrondbezitters kregen zelfs een meervoudig stemrecht. De democratische rechten en vrijheden waren dus in grote mate het monopolie van de bezittende klasse. In die tijd weleens de “Katholieke-Liberalen” genoemd en ook omgekeerd.
De groei: Na de stichtingsvergadering werden de noodzakelijke geldmiddelen gezocht en gevonden. Muziekinstrumenten werden aangekocht en met een twintigtal muzikanten startte De Broedermin. Alle begin is moeilijk, toch genoot de jonge maatschappij spoedig de gunst en de belangstelling van de bevolking. Bij de eerste verjaring ontving de fanfare van haar voorzitter een prachtige standaard, welke nog steeds de trots van de vereniging is en tot 1958 bij ieder optreden of uitstap meegedragen werd. Het eerste stamlokaal van De Broedermin was de herberg “De Witte Wereld”, gelegen in de slijkstraat, later Hofeinde genoemd en thans Schransstraat nr. 46 (eigendommen van de Juffrouwen Maes en Paula Verhaert-Maes). Hier werden de wekelijkse repetities gehouden en in de winter “concert” gespeeld. De burgemeester-voorzitter kon vanuit zijn woonplaats op “Het Schrans” in de onmiddellijke omgeving, zich overtuigen van de vorderingen der muzikanten. Huldigingen: Op 2 oktober 1869 werd door de fanfare en de ganse gemeente een grootse hulde gebracht aan de heer Theodoor De Vries bij gelegenheid van zijn 25 jaar burgemeesterschap. Als stichter van het fanfare-gezelschap, bouwer van het Godshuis en Meisjesschool, werd hem een gepentekende oorkonde overhandigd, vervaardigd door de heer Ernest Dieltiens, bouwmeester te Antwerpen. Aan de optocht die na de officiële huldiging volgde, gaf de nog jonge fanfare alle klank en kleur. Na de heer Mattaer, eerst chef en bezieler der maatschappij kwam een Lierenaar, namelijk de heer Senneco naar Grobbendonk om verder voor muzikale groei te zorgen. Festivals: In 1876 gaat de fanfaresociëteit in overleg met het gemeentebestuur een muzikaal feest inrichten. Zij schrijven: “... dat de beschikbare middelen der sociëteit om dit ontworpen festival met de nodige plechtigheid te zien geschieden ontoereikend zijn om door dezelve in zijn geheel te worden bekostigd”. De gemeentevaderen beslissen als volgt: “... inziende het groot voordeel dat er voor de nering doende ingezetenen ingelegen is, het ontwerp ter gezegde sociëteit te zien verwezenlijken, tevens dat het behoort den bloei der Schoonen Kunsten zoveel mogelijk voort te zetten. Wij besluiten tot het bekostigen van het festival bij te dragen ter conventie eener som tweehonderd frank”. In het jaar 1878 nam Louis Bertels “grootvader van Marie van den Brandt-Bertels en Jolleke Somers-Bertels” de muziekleiding op zich en trachtte vooral door opleiding van jonge muzikanten de fanfare meer te doen bloeien. Wekelijks trokken de leerlingen naar boer Bertels op Boshoven om daar bij het licht
van een carbuur - of petrollamp het verschil en de waarde van witte en zwarte noten te leren. Gedurende vele jaren mocht de maatschappij zich dan ook in een gunstige faam verheugen. Meer dan 25 jaar stond deze kranige dorpsgenoot op de bres. Hij werd opgevolgd door de heer De Bruyn, groot voorstander van de volksmuziek in de Kempen. De 75ste verjaardag van de Onafhankelijkheid van ons vaderland in 1905 wordt met de jaarlijkse kermis uitbundig gevierd. In ‘t Hofeinde vertrekt een stoet langs de Steenbergen in de richting van de Bergstraat en keert zo naar de Bist terug De Broedermin met muzikanten, bestuur - en ereleden zetten hun beste beentje voor. In 1907 gaat de fanfare weer een festival op touw zetten, teneinde het 50-jarig bestaan van de vereniging te vieren. Weer wordt er aangeklopt bij het gemeentebestuur dat hierover beraamt als volgt: “... overwegende dat deze maatschappij gedurende een halve eeuw steeds met de grootste bereidwilligheid steeds het hare heeft bijgedragen tot opluistering van gemeentefeesten en het vieren der heuglijke gebeurtenissen in de gemeente; beslissen wij duizend franken te geven tot het bekostigen van het festival”. Met de heer Jules van Havenberghe kreeg de muziekmaatschappij weer een prima kracht als chef. Gedurende meer dan 12 jaar vervulde hij zijn taak tot grote tevredenheid van muzikanten en bestuur. Benevens De Broedermin dirigeerde hij ook de fanfare Sint Pieter van Herenthout. Op 24/8/1909 vraagt het bestuur van de fanfare weerom een toelage bij het gemeentebestuur. Deze geven volgend commentaar: “... gezien de beweegredenen gevat in dezen aanvraag is de raad van gevoelen alhoewel niet ongenegen eener toelage toe te staan, er echter in aanmerking moet genomen worden dat onlangs, in 1907 de gemeente eene toelage verleende van duizend franken, voor het inrichten van een festival en dat langs den anderen kant de opluistering der jaarlijkse processieën eerder moet aanzien worden als eene eer die niet betaald wordt en de maatschappij zelf gevraagd heeft om in de processie te spelen toch besluiten wij eener
10 9 toelagen toe te kennen van vijfentwintig franken!”. Zitting 09/03/1911: Toelage aan de fanfaremaatschappij. Als dan wordt door leden van den Raad herinnert aan de vraag der fanfaremaatschappij “De Broedermin” om van de gemeenten eenen toelagen te bekomen en stel voor dezen te brengen op honderd franken. Na eenen bespreking, wordt de heer Voorzitter verzocht de Investie ter stemming ter willen leggen. De uitslag zijnde van vijf stemmen voor en twee tegen: besluit der Raad voor 1911 aan den fanfaremaatschappij “De Broedermin” eenen toelagen te verlenen van honderd franken. Aldus gedaan te Grobbendonk in zitting ter dagtekening. Spaarkas - en reizigersafdeling: Kort na deze wereldbrand 1914-1918 verdween de herberg “De Witte Wereld” wegens ouderdom van de uitbaatster Weduwe Luyten. De Broedermin vond dan een onderkomen in Zaal Alcazar in de Bergstraat, bij Jefke Verlinden-Schoofs, thans feestzaal Ouwen. Hier werd op 6 september 1919 “in den schoot der maatschappij” eene spaarmaatschappij “Zorgen voor morgen” gesticht. Het regelement bepaalde: -- ieder lid zal wekelijks storting doen van minsten 0,50 frank. Leden welke hun wekelijkse storting niet nakomen betalen 0,10 frank boet.
11 -- de jaarlijkse uitbetaling zal geschieden de week voor Grobbendonk kermis. Zeer waarschijnlijk heeft deze spaaractie niet het beoogde succes bekomen bij leden en ereleden van de fanfare, want in diezelfde archieven vonden we een stichtingsakte met volgende tekst: “Op zondag 20 maart 1922 is gesticht in den schoot der maatschappij eene afdeling onder de naam reizigersafdeling: Doel: is een jaarlijkse reis te doen ‘t zij naar een afgelegen festival ... hetzij alleenlijk tot vermaak. Leden: Zullen alleen kunnen deelmaken van de afdeling de eereleden en spelende leden. Bijdragen: Is bepaald op twee frank per maand. Vrouwlijke leden kunnen aan de maandelijkse uitstappen deelnemen doch hun stortingen zullen moeten gedaan worden op de naam van het wezenlijk lid, door dewelke ze zijn voorgedragen. Leden welke hunne maandelijkse storting veronachtzamen betalen 0,25 frank boete. Rond deze tijd werd de heer Jules van Havenberghe vervangen door de heer Willems die bestuurder bleef tot bij zijn overlijden. Hier werd de fanfare verheven tot “Koninklijke Fanfare De Broedermin”. Het praedicaat “Koninklijke Maatschappij” werd haar verleend door Z.M. Koning Albert I op 22/06/1925. Na de heer Willems kwam de heer Petermans de dirigeerstok hanteren. Aloïs Peeters
Funerair Erfgoed in de Bouwelse Onze-Lieve-Vrouwekerk. (slot)
Hoogkoor 1 1. Arthur-Marie-Joseph Bosschaert de Bouwel (1857-1896), 2. Colette-Albertine-Marie van den Berghe (1818-1885), 3. Paul-Joseph-Jean Bosschaert de Bouwel (1756-1836), 4. Ernest-Bosschaert de Bouwel (1918-1950), 5. Augustin-Marie Bosschaert (1809-1866), 6. GauthierFrédégand Bosschaert de Bouwel (1926-1981), 7. Marthe-Joanna-Marie-Victoire de Proli (1762-1815), 8. Anna-Maria-Jospehina de Vlieghere (1702-1737), 9. Monique-Marie-Josephe Bosschaert de Bouwel (1920-1983). Rouwborden In de vorige Awena Berichten 12/13 en 17 werden enkele opvallende obiits of rouwborden reeds individueel en uitvoerig voorgesteld. Belicht werd onder andere het oudste memoriebord van Anna-Maria-Josephina de Vlieghere, echtgenote van Joannes-Guilelmus-Nicolas-Josephus de Witte, heer van Bouwel waarop haar sterfdatum ‘1737’ staat afgebeeld. De mooie verzameling van deze rouwborden in de Bouwelse
parochiekerk werd door de jaren heen in stand gehouden. Zij ontsnapten gelukkig aan de laatste ‘beeldenstorm’, het Vaticaanse Concilie II, dat onder andere beval alle uiterlijk werelds vertoon in de kerken te beperken. De toenmalige parochieherder zal het bisschoppelijk rondschrijven juist geïnterpreteerd, of gewoon naast zich neergelegd hebben. In elk geval was het resultaat er: op het hoogkoor werden
de meeste memorieborden mooi hoog opgehangen. Zodoende bleef er een tastbare hulde aan overleden landadel in Bouwel aanwezig. Het voeren van een obiit is een oud heraldisch gebruik dat in de adellijke kringen vandaag nog steeds in stand gehouden wordt. In het verleden meer dan nu, werden bij het overlijden van een geacht adellijk familielid tal van funeraire gebruiken gerespecteerd. Het geheel van deze funeraire plichtplegin-
gen werd vrij rigide omschreven in richtlijnen door de zogenaamde wapenherauten uitgevaardigd. Het dragen van een rouwbord tijdens de rouwstoet, het opstellen voor de katafalk en het ophangen van dit obiit in de kerk (of slotkapel) is dus nog steeds in zwang in de 20ste en 21ste eeuw.. In het hoogkoor van de Bouwelse parochiekerk hangen een 18-tal rouwborden.
Hoogkoor 2 1. Emile-Marie-Joseph Bosschaert de Bouwel (1848-1924), 2. Georges-M.-J. Bosschaert de Bouwel (1815-1900), 3. Clotilde-MarieJosèphe van de Werve (1858-1914), 4. Marie-Louise-Josephine-Ghislaine-Hubertine van den Eynde (1890-1966), 5. Emile Bosschaert de Bouwel (1892-1937), 6. Cécile-Jeanne-Marie Bosschaert de Bouwel (1930-1990), 7. Ernest-Marie-Joseph Bosschaert de Bouwel (1853-1900), 8. Robert-Marie-Joseph Bosschaert de Bouwel (1844-1937), 9. Louise-Adelaïde Cogels (1853-1917).
Bron: Duerloo luc & Janssen Paul, Wapenboek van de Belgische Adel, Gemeentekrediet, Brussel 1992. Nachtegaal H.K., Heraldisch vademecum, Het Spectrum, Den Haag, 2003. Oscar Cooman de Brachène, Etat présent de la Noblesse belge
Stefan Crick Voorzitter Jacques baron le Roy Genootschap vzw.