De Bergstraat, heet nu Leopoldstraat. oktober 2015 - 12de jaargang Halfjaarlijks tijdschrift Heemkundige Kring Grobbendonk V.U.: Herman Cambré, Boudewijnstraat 4, 2280 Grobbendonk
Foto Jelle Wouters
KAJ Grobbendonk - 1944
Colofon
2
Awena Berichten is een publicatie van de heemkundige kring Grobbendonk en verschijnt tweemaal per jaar. De onderwerpen zijn historisch-heemkundig en gaan over de fusiegemeente Grobbendonk van de prehistorie tot het heden.
Heemkundige Kring: Emiel Anthonis Jozef Torfs Guido Van Dyck Karel Van Uytven
vormgeving: Greet Willems
[email protected] De digitale versie kan u vinden op: www.grobbendonk.be (onder Vrije tijd: Cultuur: Erfgoed) Oproep: Beschikt u over foto’s of illustraties die mogelijk in ons tijdschrift kunnen gebruikt worden, neem dan contact op met één van onze bestuursleden. Wij bezorgen u het origineel terug.
Boven: Adriaenssen René °Vorselaar 1/6/1905 †Grobbendonk 5/5/1989 Janssens Marcel °Grobbendonk 13/3/1927 †Antwerpen 13/9/1984 Hasendonckx Nicolas °Grobbendonk 16/6/1925 †Herentals 31/8/2012 Deckers Constant °Wiekevorst 3/8/1922 †‘s Gravenwezel 19/12/2008 Voorspoels Corneel °Grobbendonk 6/1/1923 †Vorselaar 11/9/1996 Hasendonckx Jozef °Grobbendonk 9/12/1921 Van Genechten Alfons °Grobbendonk 15/4/1925
Rijmen Frans °Pulle 19/10/1921 †Pulle 6/4/2012 Onder: Raeymaekers Edmond °Grobbendonk 14/1/1925 Van Hoof Raeymaekers Alfons °Grobbendonk 16/3/1928 †Lier 11/7/1996 Dieltjens Francois °Herentals 22/5/1929 †Grobbendonk 5/11/1998 Moortgat Jan Rijmen Hendrik °Pulle 6/6/1925 (nog in leven)
Toneelkring Grobbendonk omstreeks 1946 Van links naar rechts: Schoofs Alfons Buts Lucienne Hoefkens Jos °Grobbendonk 18/1/1906 † Grobbendonk 17/11/1960 Blockhuys Gaston °Grobbendonk 14/6/1932 †Herentals 24/12/1998 Bouchout Yvonne °Grobbendonk 15/11/1904 †Olen 24/8/2003 Schoofs Louis °Grobbendonk 3/4/1901 †Herentals 14/2/2010 Cornelis Jos °Bouwel 13/11/1931 †Vorselaar 15/12/2007 Van Peborgh Alfons °Lier 20/1/1902 †Grobbendonk 30/11/1974
De Kinder Alfons °Grobbendonk 12/5/1923 overleden Bertels Martha °Antwerpen 9/1/1923 †Herentals 28/11/1993 Somer Alfons °Bouwel 23/71901 †Grobbendonk 7/10/1970 Geerts Leineke °Grobbendonk 14/12/1928 Neefs Emiel °Grobbendonk 9/5/1928 †Deurne 1/12/2001 Schoofs Alois °Grobbendonk 25/12/1928 †Antwerpen 7/4/1988 Torfs Hermine Dens Jules °Pulderbos 9/3/1917 †Leuven 20/8/1974 Jozef Torfs
KAJ Grobbendonk - 1944
3
Toneelkring Grobbendonk - 1946
4
Gravure van Kasteel Goorhof uit Goetschalckx II
Ten zuid-oosten van de immense heidevlakte tussen de dorpskernen van Grobbendonk en Bouwel bevond zich in de 18de en 19de eeuw een uitgestrekt vochtig gebied begroeid met dopheide en lage struiken. In de loop van de tijden waren deze moeren benut als turfgronden en waren er zo grote en kleine vennen ontstaan. Het gebied was zowat 150 ha groot, het werd “het Goor” genoemd en strekte zich nog verder naar Herentals uit. Het voorzag in de tijd voor de steenkoolmijnen de bevolking van turf voor de haarden en schadden voor de daken en als strooisel voor het vee. Volgens onderpastoor Goetschalckx was dit een brak en vuil gebied. De onvaste bodem en de vele borrelende geluiden en nachtelijke lichteffecten
gaven de mensen die hier voorbijkwamen een zeer akelig gevoel(2). Het Groot Goor, het deel dat in belangrijke mate eigendom was van de paters van de priorij Ten Troon werd in 1797 zoals vele andere kerkelijke goederen publiek verkocht en kwam zo in particuliere handen. Wie het kocht is ons onbekend. De eerst bekende eigenaar de heer Brasseur verkocht in 1872 zijn gronden in het Groot Goor aan een scheepsreder en handelaar uit Antwerpen, de heer Frans Hüger. Deze bouwde er eerst een hoeve, een jaar later liet hij er een park met een vijver aanleggen en omringde hij zijn landgoed met een diepe sloot. De oppervlakte bedroeg in 1898 27 ha. In 1878 begon hij de bouw van een kasteel aan
kuuroord voor mensen met longziekten. Enkele vennen waren nu waterpartijen voor zwemmers en roeiers met gele zandstranden en aanlegsteigers. Er verrezen talrijke mooie hotels en restaurants en terrasjes. Het Golfhotel en Maryland waren zeer comfortabele en sfeervolle hotel-
© Vander Biest Dimitri
de nieuwe steenweg naar Herentals. Hij vertrouwde het ontwerp toe aan twee jonge Antwerpse architecten Ernest en Eugeen Dieltiens. Het gebouw was in 1890 voltooid, het kasteel had een vloeroppervlakte van 5.400 m2. Frans Hüger kocht geleidelijk aangrenzende percelen
en verwierf zo een eigendom van 100 ha die hij liet doorkruisen door stervormig aangelegde lange beukendreven. Frans Hüger had twee kinderen Jules en Maria Catharina. Jules erfde het kasteel en omdat hij kinderloos bleef schonk hij het later aan Suzanne, de dochter van zijn zus. Suzanne Oedenkoven behoorde langs vaderszijde tot een gekende en voorname Antwerpse familie. Zij waren de uitbaters van de Antwerpse paardentram en van de rederij Flandria. Suzanne huwde een Parijzenaar Charles de Namur en was de in Grobbendonk goed gekende “madame (de) Namur”. In 1964 erfde haar dochter Solange het familievermogen. Zij huwde tweemaal, telkens met een Spaanse man. Van de tweede kreeg zij een zoon Ramon. Ramon Sorela de Namur werd in 1945 in Madrid geboren. Landschap en sfeer langs en noordelijk van de steenweg waren in 1920 ingrijpend veranderd. Op een duin was er Hollywood gebouwd, een
verblijven. De Meirhoeve was een restaurant met een lommerrijk terras. Ook het Rozenhof en de Normandy, nu de Chardon Bleu, dateren van toen. Welstellende Antwerpse families kwamen er met hun wagen of met de open koets en de Flandriaboot bereikte het vakantiegebied langs het oude kanaaltje. Na de aanleg van het Albertkanaal in 1936 bleef er van dit mondaine en wat wulpse gebied buiten de gebouwen slechts een 50m breed kanaal en een immens maanlandschap over (1). Ramon Sorela is in Madrid geboren maar beleefde zijn kindertijd en jeugd in kasteel Goorhof waar hij van 1948 tot 1960 woonde. Hij deed zijn humaniora in het Sint-Michielscollege te Brussel. Daarna keerde hij naar Spanje terug om verder te studeren. Hij werkte er in enkele bedrijven en leidde er later een bouwbedrijf met 600 personeelsleden. Tot hij dan in Marbella de “Haciënda de Toros” kocht, een hotelpand waar
5
6
hij een vooral zakelijk klantenbestand had. Toen ontstond het idee om het hotel te verkopen en in zijn kasteel te Grobbendonk met een luxeverblijf te starten. Naar zijn gevoel had hij voldoende middelen, ervaring en contacten om dit succesvol te realiseren. Het Goorhof was beschadigd na een brand op het einde van de Tweede Wereldoorlog. Na de herstelling en een grondige en authentieke restauratie zou hij hier in negen grote suites topondernemers gedurende zes maanden per jaar en telkens voor een lang weekend van vrijdag tot maandag logeren. Velen zouden per helikopter toekomen. De rijkelijke maaltijden met gerechten en porselein uit de late 19de eeuw zouden zijn gasten zeer bekoren. De vips zouden in zeer exclusieve kamers logeren en samen met de kasteelheer en mevrouw dineren. Er zou de mogelijkheid zijn om te wandelen, te zwemmen, te jagen. Ook paardrijden en cricket kon. Deze plannen werden in de pers bekend gemaakt midden 1992. Aannemer Cambré uit Bouwel had toen reeds een derde van het gebouw gerestaureerd. Het project zou klaar zijn op de vijftigste verjaardag van Ramon begin 1995. De NV “Relais Goorhof Kasteel” werd opgericht, er was een kapitaal van 100 miljoen BEF met eigen middelen en bankkredieten beschikbaar. Spaanse bouwvakkers werden geëngageerd en in tenten gelogeerd. Toen de financiële middelen onvoldoende bleken
en de banken zijn vraag naar bijkomende gelden weigerden volgde in 2002 een gedwongen publieke verkoop van het toen reeds geplunderde en door lokale brandstichting beschadigde kasteel. Het hoogste bod leverde een bedrag op van nog 48 miljoen BEF. Het kasteel was nu het eigendom van de NV Kasteel van Grobbendonk, één van de dochtermaatschappijen van de Nederlandse NV Bever Holding. Deze eigenaars lieten het pand verder verkrotten. Haardplaten, trappen, kroonluchters, marmer, gietijzeren sierradiatoren en parket werden geroofd en krakers, drugverslaafden, satanvereerders en nazisympathisanten namen korte tijd bezit van de kasteelruïne. Op dit ogenblik is alles weer verlaten, de verkoop werd in 2009 in handen gegeven van het Antwerps immokantoor Hugo Ceusters. De eigenaar-vennootschap heeft andere plannen en kan het geld hiervoor gebruiken. De gemeente is niet geïnteresseerd. De natuur is volop aan het werk om de ruïne terug in te palmen. Guido Van Dyck (1) Zie Awena 11, Jos Torfs, Toerisme in Grobbendonk omstreeks 1900 met foto’s van de hotels. Grobbendonkse annalen, Karel Van Uytven, het graven van het Albertkanaal, p.89 (2) Verrotting van riet veroorzaakt een chemische reactie (fosfine, difosfaan en methaan) met dwaallichten tot gevolg.
De naam bidprentje is thans voldoende ingeburgerd om alle andere namen nog levend in Zuidnederlandse dialekten terzijde te leggen. Reeds in 1888 kon Guido Gezelle er een bonte reeks aangeven in de “Aantekeningen” bij de 5de heruitgave van “Kerkhofblommen”: lijkbeeldekens, doodsantjes, rouwzantjes, zerkskes, bidprentjes, gedachtenissen, doodprentjes. Deze verscheidenheid wijst erop dat dit gebruik (toen nauwelijks een halve eeuw oud) reeds diep in de volksmond was ingedrongen. De naam bidprentje wordt evenwel soms ten onrechte gegeven aan een speciaal soort devotieprentje die in de XVIIe en XVIIIe eeuw buitengewoon populair waren.
haftige figuren der heiligen te doen herleven. Tot voor kort aarzelde men om hun oorsprong in de XIIIe eeuw te situeren, want men kende hun bestaan slechts uit archiefteksten: in 1953 echter werden toevallig authentieke exemplaren ontdekt, die opklimmen tot omstreeks 1920. Ruim twee eeuwen lang werden deze prentjes met de hand getekend en ook gekleurd, bijna altijd op perkament (santjes). Soorten bidprentjes: Om enige orde te brengen in de overstelpende produktie van meer dan twee eeuwen stellen wij volgende indeling voor: 1. Knekelprentjes: afbeelding van doodshoofd, geraamte enz. 2. Kerkhofprentjes: afbeelding van graftomben met of zonder bijfiguren. 3. Aflaatprentjes: afbeelding met kruisbeeld met aflaatgebed. 4. “Ars Morindie”: prentjes die het stervensgebeuren en het hiernamaals behandelen. 5. Portretbidprentje.
Ontstaan: De eerste bidprentjes waren gewoon devotieprenten, waaraan een geschreven of gedrukte tekst een nieuwe bestemming gaf. Zoals de naam het zegt, willen de devotieprentjes de vroomheid bevorderen door de geloosfmysteries aanschouwelijk voor te stellen, de Bijbelse gebeurtenissen in beeld te brengen en de held
santjes: In de XVIIIe eeuw gebruikte men devotieprentjes om gebeden te vragen voor overleden verwanten of gemeenschapsgenoten, of ook om hun overlijden aan te kondigen. De allereerste
stammen uit Nederland en betreffen Rooms Katholieken. Het Zuiden is niet vertegenwoordigd. Nochtans worden al deze devotieprentjes te Antwerpen gegraveerd en gedrukt.
7
B. Johanna Cor De Bondt 1660-1735 (graveur Mich Snyders 1588-1621)
8
November, Allerheiligen. Veel katholieken herdenken hun overleden familieleden of vrienden op die dag en nemen daarbij nog eens de doodsprentjes uit de kast, die bij de begrafenis van hun dierbaren werden uitgegeven. Volgens bepaalde sociologen blijkt dat het prentje een duidelijk beeld geeft van hoe de mens telkens weer anders tegenover de dood staat. De mens
O.L.Vrouw van Scherpenheuvel H. Leye 19de eeuw
heeft de dood de laatste jaren ver weggestopt. Hij heeft geen antwoord meer op de vraag waarom hij moet sterven.
Jos Torfs
Bronnen: Bidprentjes in de Zuidelijke Nederlanden door Karel V. den Bergh 1975.
Enkele oude bidprentjes van Grobbendonk
Maria Josepha Tubbax °Morkhoven 30/6/1778 †Grobbendonk 27/1/1852
Johanna Catharina Thys °Grobbendonk 15/10/1837 was 91 jaar en 3 maanden oud
Ludovicus Terdie °Grobbendonk 14/5/1847 was 67 jaar oud Was secretaris van Grobbendonk.
Joannes Gummarus Vercammen °Viersel 1/11/1775 †Grobbendonk 4/11/1849 was koster en orgelist en tevens schoolmeester
Josephus Alexander Cornelius Vrancx °Grobbendonk 3/7/1803 †Grobbendonk 9/5/1825 was theologant seminarie van Mechelen
9
Maria Anna Van Dyck °Grobbendonk 8/11/1782 †Wiekvorst 23/2/1851 68 jaar oud
Louise Maria Therese Charlotte Isabelle D’Orleans, Koningin van België °Palerme 3/4/1812 †Oostende 11/10/1850 Echtgenote van Koning Leopold I
10
Gust Palmans, opgehaald in een legerjeep voor de rit naar het Gemeentehuis, voor zijn 100-jaar viering.
100 jaar en Gust weet het nog steeds, de verhalen zitten nog heel helder opgeslagen in zijn geheugen. En zoals Gust zelf zegt, er is niemand meer die het kan vertellen, ik moet het nu doen, want straks als ik er niet meer ben... Veel aanmoediging had Gust niet nodig om zijn verhaal van ‘den oorlog’ te vertellen. 24 jaar was Gust in 1939 toen hij zijn oproepingsbrief kreeg. De jongens geboren tussen 1900 en 1926 werden gerecruteerd om het land te verdedigen. Met de mobilisatie in 1939 trok Gust met broer Louis en Wies naar ‘Den Oude God’, Fort 4 in Mortsel. Ze werden in peletons onderverdeeld en Gust trok met zijn peleton en 4 kanonnen door het Vlaamse land, van ‘Den Oude God’ naar Vremde en tot in Zevendonk, vandaar ging het naar Tessenderlo, waar ze de kanonnen installeerden. Na de installatie van de kanonnen gingen ze terug naar het Fort. Op 10 mei 1944 werden ze hun bed uitgeblazen door de sirenes, het peleton van Gust werd
Gust Palmans, als jonge knaap in het leger. ° Bouwel 1/10/1915
razendsnel per bus naar hun kanonnen overgebracht. Peer Van Springel was nog achtergebleven in het Fort, hij wist dat Gust daar met de fiets was aangekomen en hij ging op de fiets van Gust het peleton achterna. Voor België was de Tweede Wereldoorlog nu echt begonnen, Duitsland viel België binnen. Het peleton van Gust ging verder en verder achteruit want na 2 dagen moesten ze al gaan vluchten tot in Itegem, 1 dag later zaten ze in ‘De Vlaanders’, na 3 dagen werd er weer verder teruggetrokken tot achter de Leie nabij Kortrijk. De kanonnen schoten obussen af. Het was Gust zijn taak om het ontstekingsmechanisme aan de obussen vast te maken. En de Duitsers kwamen dichterbij, zo dicht vertelde Gust, dat ze alleen nog maar konden vluchten. Gust ging op zijn fiets op zoek naar veiliger oorden. Hij reed richting Kortrijk, sliep verschillende nachten in velden en weiden en leed veel honger. Gust vertelde dat hij een boerderij zag
Gust in het Fort van Mortsel, ‘Den Oude God’. (2de rij laatste persoon rechts, zittend)
en de honger hem zo kwelde dat hij ondanks het gevaar toch ging aankloppen, de boer had juist havermoutpap gemaakt, daar kon Gust een bord van krijgen. 3 dagen na elkaar had hij dan al niks meer gegeten. En het zou er niet beter op worden. In Deinze kregen de Duitsers hem te pakken. De rest van zijn peleton, die hadden zich overgegeven, konden te voet tot in Hasselt lopen en vandaar met de trein naar Duitsland. Gust was onderweg een boer tegengekomen en die had hem naar de Gendarmerie gestuurd, daar zouden ze hem kunnen helpen. Ze pakten Gust zijn fiets af en brachten hem naar Brugge, daar zaten een 200-tal soldaten. Met z’n allen gingen ze te voet naar Antwerpen, want werd hen gezegd, daar kregen ze hun papieren en mochten ze naar huis. Het tegendeel was waar, in de Antwerpse Haven werden ze op een kolenschip gezet, als krijgsgevangenen richting Duitsland. De kolenschepen waren warm en vuil, Gust vertelde dat zijn kapotjas (soldatenoverjas) er helemaal zwart werd. De boot bracht hen naar Duitsland in plaats van naar huis. In Duitsland werden ze met de trein overgebracht naar Lünenberg, daar werden ze overgeladen in vrachtwagens die hen brachten tot aan de Elbe, met rubberbootjes waarin 4 Belgische soldaten zaten, vergezeld door een Duitse
soldaat, werden ze naar Neuhaus (gemeente in de deelstaat Nedersaksen) gebracht, een grote barak met een grote zaal waar ze moesten slapen. Daar kregen ze 5 dagen training. Het was er niet echt comfortabel, de hygiëne was ver te zoeken, er waren géén toiletten, een gat in de grond afgezet met houten stokken, daar moesten ze het mee doen. Na die training werd er van hen verwacht dat ze gingen werken bij de boeren in de streek. De boeren stonden hen op de markt in Sumte op te wachten, ze vroegen aan Gust of hij kon maaien. Elke morgen moest hij tegen half 8 bij boer Lauwers zijn, waar hij ontbijt kreeg en daarna kon gaan maaien, het eten voor de dieren. De boer gaf hem een fiets zo moest hij ‘s morgens en ‘s avonds niet te voet naar het kamp, want elke dag moesten ze terug, ze werden om 19u. opgehaald door een Duitse soldaat. Buiten maaien zorgde Gust ook voor de 6 koeien, hij vertelde dat dit niet altijd een sinecure was om de beesten naar de juiste wei te krijgen, zeker niet, als ze onderweg andere koeien tegenkwamen. Het was hard werken, ze kregen eten, maar mochten nooit bij de familie aan tafel zitten, voor Gust was er een plaatsje gereserveerd aan de vensterbank. De Belgische soldaten in het kamp mistten hun families, de eerste 3 maan-
11
12
den was het verboden om brieven te schrijven, daarna kregen ze eindelijk de toestemming om contact op te nemen met hun familie. Hoog tijd volgens Gust, want zijn kleren waren tot op den draad versleten, zijn schoenen waren houten blokjes met een leren riem over de wreef, heel erg onhandig als je moest werken op een boerderij. Gust schreef een brief naar huis en kreeg kleding toegestuurd. 3 à 4 maanden verbleef hij in dat kamp. Ondertussen was hij nog gewisseld van boer. De reden daarvoor is nog steeds een beetje duister. Gust vertelde dat hij op een dag moest gaan aardappelen rooien bij een andere boer die hem honderduit vroeg over Boer Lauwers waar Gust was tewerkgesteld, hij wilde weten of Gust genoeg te eten kreeg, of de boer vriendelijk tegen hem was... Na enkele dagen kreeg boer Lauwers een brief waarin stond dat hij Gust niet goed behandelde, boer Lauwers ging daarmee spoorslags naar de Feldwebel in het dorp om zijn eigen verhaal te bepleiten. Of kwam het doordat Gust het verkeerde stuk gras had afgemaaid (het groene gras, dat maaide gemakkelijker) dat hij werd overgebracht naar een andere boerderij? Er was hem verteld dat de boerin liever een Vlaamse soldaat in huis had. Ze hadden daar 2 zonen, die allebei meevochten in de oorlog, Gust heeft een keertje één van hen ontmoet. Gust werkte nog 2 of 3 maanden bij deze boerin, waar hij vooral achter de ploeg stond, een ploeg met een dubbel gareel vertelt Gust, getrokken door een Brabants paard. Hij moest ook hout gaan halen met kar en paard, 3 dagen na elkaar, het was ver
Gust staat op de laatste rij in het midden.
want de boerin had eten meegegeven voor Gust en het paard. Op zondag moesten ze niet werken, dan namen de soldaten hen mee naar een riviertje, waar ze zich konden wassen, Frans De Ceuster uit Borsbeek zag dat niet zitten en bleef op den dijk wachten tot iedereen klaar was. De Duitse soldaten riepen hem toe: ‘entkleiden, entkleiden’. Maar Frans bleef netjes zitten. In de grote zaal waar ze sliepen hadden de Duitsers een kleine keuken en café, op zondag konden ze daar eten. 7 januari 1941 mochten de Belgische soldaten naar huis, dat was rap volgens Gust, de Walen moesten langer blijven. Via Roosendaal werden ze met een trein naar Antwerpen gevoerd, waar ze om half 12 ‘s nachts aankwamen, na 3 dagen reizen waren ze thuis. Het Rode Kruis stond hen daar op te wachten met eten. Via bussen werden de soldaten naar huis gebracht, Gust kon mee met de laatste bus, die richting Herentals ging, om half 6 ‘s morgens stond hij thuis aan de deur. Gust had een hele reis afgelegd sinds de oproepingsbrief, hij heeft heel wat ontberingen moeten doorstaan, zijn gezondheid was op dat moment niet allerbest. Dat is nu wel anders, een 100-jarige Gust met een goed geheugen, zodat wij uit de eerste hand kunnen horen en lezen hoe Gust de Tweede Wereldoorlog heeft doorstaan. Bedankt Gust voor de herinneringen. Greet Willems Bedankt Mil Anthonis voor de ondersteuning en Paula Palmans en Michel voor het nakijken van de feiten/data en voor de foto’s.