Scope 3 ketenanalyses
Deerns raadgevende ingenieurs bv Rijswijk, 20-10-2011
HOMEPAGE PROJECTNUMMER STATUS
www.deerns.nl 100-05-1256-03 concept H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon
DOCUMENTCODE
AUTEUR
PROJECTLEIDER/GROEPSLEIDER
footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
J. Sap P. Buurman
PARAAF
PARAAF
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de opdrachtgever. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de DNR 2005, dan wel naar de betreffende ter zake tussen partijen gesloten overeenkomst.
1
INHOUD Hoofdstuk
Blad
SCOPE 3 Ketenanalyses
2
1. 1.1. 1.2. 1.3.
Scope 3 emissies Identificatie Kwantificering Selectie scope 3 emissies voor keten analyse
3 3 4 4
2. 2.1. 2.2. 2.2.1. 2.2.2. 2.2.3. 2.3. 2.3.1. 2.3.2. 2.3.3. 2.4.
Ketenanalyse: Woon-werkverkeer Ketenpartners CO2-berekening Beschikbare gegevens Aannames en schattingen Formule CO2-emissie berekening Mogelijkheden voor verbetering Vaststellen CO2-emissie Techniek gerelateerde verbeteringen Gebruik gerelateerde verbeteringen Doelstellingen
5 5 7 7 7 8 10 10 10 11 11
3. 3.1. 3.2. 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3. 3.3. 3.3.1. 3.3.2. 3.3.3. 3.4.
Ketenanalyse: Zakelijk openbaar vervoer Ketenpartners CO2-berekening Beschikbare gegevens Aannames en schattingen Formule CO2-emissie berekening Mogelijkheden voor verbetering Vaststellen van de CO2 emissie Techniek gerelateerde verbeteringen Gebruik gerelateerde verbeteringen Doelstellingen
13 13 14 14 14 15 16 16 17 17 18
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
2
SCOPE 3 KETENANALYSES
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
1.
3
SCOPE 3 EMISSIES Dit hoofdstuk beschrijft de scope 3 emissies als gevolg van de werkzaamheden van Deerns. Na identificatie van de verschillende emissiestromen worden de berekende uitstoten gepresenteerd om vervolgens een selectie te kunnen maken voor twee ketenanalyses.
1.1.
Identificatie Voor het identificeren van scope 3 emissies is uitgegaan van het scopediagram uit het handboek CO2 prestatieladder v2.0, 23 juni 2011 . Onderstaande tabel geeft de scope 3 emissies weer met een korte uitleg van de relevantie voor de berekening van de CO2-voetafdruk van Deerns. De emissies die relevant zijn voor Deerns zijn in zwart geschreven en bovenaan de tabel gegroepeerd.
aanname
omschrijving
Zakelijk verkeer met openbaar ver-
Zakelijk verkeer is een omvangrijke scope 3
voer
emissie voor een adviesbureau als Deerns. Er wordt veel gereisd naar klanten, opdrachtgevers en vergaderingen.
Woon-werkverkeer
Woon-werkverkeer is significant voor Deerns omdat alle werknemers in principe één van de vestigingen als uitvalsbasis hebben voor hun werkzaamheden.
Papierverbruik
Papier is in een ontwerptraject verreweg de meest gebruikte grondstof. Het aandeel hiervan is dus niet te verwaarlozen voor Deerns. Deze emissie zal dus worden meegenomen in de CO2-prestatie.
Afvalverwerking
Het grootste deel van het afval bestaat uit papier dat wordt gerecycled. Het aandeel van de uitstoot van het overige afval is klein in vergelijking met de overige uitstoten.
Elektriciteitsgebruik bij cliënten
De diensten buiten de deur betreffen vooral vergaderingen. De CO2-uitstoot van elektriciteitsverbruik wordt daarbij toegekend aan het bezochte bedrijf en zal niet worden meegenomen in de beoordeling van de CO2-prestatie van Deerns.
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
Uitstoot leveranciers
4
Omdat Deerns diensten en geen producten levert is het aantal leveranciers beperkt tot de leveranciers voor papier, kantoorartikelen en het bedrijfsrestaurant. Door de lage frequentie van leveringen is deze uitstoot relatief klein (<1fte) en wordt daarom niet meegenomen in de beoordeling.
Overig grondstofgebruik
Naast papier worden er ook overige doorsnee kantoorartikelen gebruikt. Het aandeel hiervan is echter zeer klein ten opzichte van de overige emissies en kan worden verwaarloosd.
1.2.
Kwantificering In deel 1 van dit rapport is de carbon footprint gepresenteerd van 2010. De relevante scope 3 emissies zijn weergegeven in onderstaande figuur met hun omvang.
1.3.
Selectie scope 3 emissies voor keten analyse Uit de CO2-footprint blijkt dat het woon-werkverkeer de grootste scope 3 emissie veroorzaakt voor Deerns NL. Het ligt dus voor de hand om deze emissie nader te onderzoeken in een ketenanalyse. De overige emissies zijn vergelijkbaar in grootte. Voor papier zijn echter al passende maatregelen genomen door te kiezen voor duurzaam geproduceerd papier (FSC), standaard dubbelzijdig printen en selectie van een nabijgelegen drukkerij die gebruik maakt van duurzaam geproduceerd papier. Er is daarom gekozen om de (grotere) emissie van CO2 ten behoeve van het openbaar vervoer verder te analyseren.
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
2.
5
KETENANALYSE: WOON-WERKVERKEER In dit hoofdstuk wordt de scope 3 emissie woon-werkverkeer geanalyseerd om mogelijke verbeteringen te kunnen identificeren. Er wordt begonnen met het bepalen van de ketenpartners. Vervolgens wordt de huidige methode van de CO2-berekening tot in detail toegelicht. Afsluitend worden hieruit de mogelijke verbeterpunten geïdentificeerd.
2.1.
Ketenpartners Het woon-werkverkeer kan worden gesplitst in wegverkeer (auto en bus) en verkeer via het spoor (trein, metro en tram). Het fietsverkeer is buitenbeschouwing gelaten omdat dit geen emissie van CO2 veroorzaakt tijdens het gebruik. Wat betreft de CO2-emissie kan voor zowel het wegverkeer als het spoorverkeer een onderverdeling worden gemaakt in de aanleg en het beheer van de infrastructuur en de energievoorziening. Daarnaast is in het geval van openbaar vervoer het aanbod mede bepalend in de CO2-uitstoot. Onderstaand overzicht toont de ketenanalyse van het woon-werkverkeer waarin uiteindelijk de belangrijkste ketenpartners zijn aangewezen.
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
6
De aangewezen ketenpartners zijn hieronder kort omschreven. Openbaar vervoeraanbod Nederlandse Spoorwegen
Spoorwegbedrijf dat het grootste aandeel heeft in personenver-
(NS)
voer over het spoor in Nederland. De NS is een van de grootste private duurzamestroomgebruikers van Nederland. Ca. 10% van de verbruikte elektriciteit is duurzaam opgewekt.
Arriva Personenvervoer NL
Verzorgen het regionaal vervoer. Het grootste aandeel van deze
Connexxion
bedrijven is het busvervoer maar daarnaast begeven ze zich
Hermes
ook op de markt van het treinverkeer. Het treinverkeer is be-
Veolia Transport Nederland
perkt tot regio’s Amersfoort (Connexxion), Leeuwarden/Groningen (Arriva) en Maastricht/Nijmegen (Veolia).
HTM/RET/GVB
Verzorgen het stadsvervoer (bus, metro en tram) in de steden Den Haag, Rotterdam en Amsterdam respectievelijk. Aanleg en beheer
ProRail BV
ProRail BV is de spoorinfrastructuurbeheerder van Nederland. Haar taak is het spoorwegnet te onderhouden, te exploiteren en indien de rijksoverheid daartoe besluit, uit te breiden.
BAM Rail
BAM Rail ondersteunt ProRail bij het beheer van de spoorinfrastructuur.
Rijkswaterstaat
Rijkswaterstaat is het uitvoerende agentschap van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Rijkswaterstaat beheert en ontwikkelt in opdracht van de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu het nationale netwerk van wegen en vaarwegen.
HTM Infra/ RET/ DIVV
Verzorgen het beheer en onderhoud van de infrastructuur ten behoeve van het stadsvervoer over rails (metro/tram) in de regio’s Den Haag, Rotterdam en Amsterdam. Energie
Eneco/Essent/Nuon
Energiebedrijven die gespecialiseerd zijn in het leveren van o.a. elektriciteit. Circa 10% van de elektriciteit wordt duurzaam opgewekt waarvan biomassa en wind verreweg het grootste aandeel vertegenwoordigen.
TenneT
Beheerder van het elektriciteitsnetwerk in Nederland. Daarnaast verantwoordelijk voor de energiebalans in het netwerk.
BP/Shell/Total, e.a.
Oliemaatschappijen die voorzien in alle mogelijke vormen van fossiele brandstoffen t.b.v. het verkeer.
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
Travelcard
7
Travelcard verzorgt tankpassen waarmee het brandstofverbruik wordt geregistreerd. Travelcard biedt een online tool aan waarmee de administratie kan worden beheerd.
2.2.
CO2-berekening
2.2.1.
Beschikbare gegevens Van de afdeling P&O van Deerns Rijswijk is een overzicht verkregen van de kilometervergoedingen en OV-abonnementen van alle medewerkers in Nederland. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de beschikbare informatie in deze databases.
2.2.2.
OV
KM-vergoedingen
abonnementen
(auto’s)
Naam werknemer + personeelsnummer
Woonplaats
Postcode huisadres
Postcode kantoor
Woon-werk afstand
-
Maandelijkse vergoeding
Type brandstof/ OV-vervoersmiddel
-
-
Aantal reizen per jaar
-
-
Aannames en schattingen Bovenstaande tabel toont dat er voor auto’s voldoende informatie beschikbaar is over de woonwerkafstand per werknemer. De woon-werkafstand is daarbij bepaald aan de hand van een routeplanner op basis van de postcodes. Voor OV-abonnementen is de afstand niet bekend. De afgelegde afstand is hierbij afhankelijk van de gekozen routes en vervoersmiddelen. Deze is redelijkerwijs ook benaderd met behulp van een routeplanner waarbij de aanname is gedaan dat OV verbindingen over dezelfde route gaan als aangegeven door de routeplanner. Het aantal reizen dat er per jaar wordt gedaan door de individuele werknemers is niet nauwkeurig bekend. Dit wordt beïnvloed door een aantal factoren: werkdagen per jaar, fietsgebruik, werk buiten kantoor en thuiswerk. Door deze factoren zijn er een aantal grove aannames benodigd om een reële inschatting te kunnen maken van de CO2-emissie. Dit is weergegeven in onderstaande tabel. Daarnaast is er een aanname gedaan voor het brandstoftype van de auto’s en het OV-vervoersmiddel.
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
8
Aanname
Omschrijving
Aantal werkdagen per jaar
230 dagen gebaseerd op: 52 weken * 5 werkdagen – gemiddeld 30 dagen verlof.
Fietsgebruik
Voor afstanden kleiner dan 5km is aangenomen dat in 30% van de gevallen de woonwerkafstand is afgelegd met de fiets. Dit percentage (Pfiets) is aan de lage kant omdat veel werknemers de auto nodig hebben voor externe afspraken en daardoor ook een kleine woon-werkafstand met de auto afleggen.
Correctiefactor thuiswerk + zakelijke
Er is een correctiefactor Fcorr geïntroduceerd
kilometers vanaf huis
om te corrigeren voor thuiswerk en werknemers die incidenteel van huis naar een externe afspraak reizen (zakelijke kilometers). Deze factor is ingeschat op 0,90.
Brandstoftype auto’s
Het brandstoftype is van belang voor de CO2 berekening. Dit is echter niet bekend van de privéauto’s. Om deze reden is ervoor gekozen om uit te gaan van een landelijk gemiddelde van personenauto’s zoals vastgesteld door het CBS: 80% benzine, 17% diesel en 3% LPG.
OV-vervoersmiddel
Het hoofdkantoor in Rijswijk is gelegen halverwege een tramlijn tussen NS station Delft en Den Haag HS. De afstand naar beide stations is ongeveer 5km waardoor is aangenomen dat de eerste 5km van de woonwerkafstand aan de tram wordt toegerekend en
de
rest
aan
treinverkeer
(stop-
trein+intercity).
2.2.3.
Formule CO2-emissie berekening Met bovenstaande aannames is de berekening van de CO2-emissie voor auto’s uitgevoerd volgens de volgende formule: 100% , 5!" 2 ∙ ∙ ∙ ∙ ∙ ). 100% # $%&' , ( 5!"
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
9
Hierbij is n het aantal werknemers, Sn is de woon-werkafstand, Fcorr is de correctiefactor voor thuiswerk en zakelijke reizen en FCO2 is de CO2-emissie factor in kg CO2/km. Deze emissie factor is een gewogen gemiddelde van de CO2-emissie factoren voor benzine, diesel en LPG waarbij als wegingsfactor de verdeling van het CBS is gehanteerd:
80% ∙ ,'-&' . 17% ∙ 0&''1 . 3% ∙ 345 . 100%
Voor het woonwerkverkeer met het OV vervoer is een vergelijkbare formule gehanteerd. Hierbij is echter rekening gehouden met de aanname dat voor woon-werkverkeer naar kantoor Rijswijk de eerste 5 km wordt afgelegd met de tram en de rest met de trein.
∙ 5!" . '& ∙ 8 # 5!"9 , 6 2 ∙ ∙ ∙ 7
'& ∙ ,
:;<=>;
In vergelijking [4.1] t/m [4.3] worden de CO2 emissie factoren gehanteerd zoals gegeven in het handboek CO2 prestatieladder 2.0. Deze factoren zijn in onderstaande tabel weergegeven. CO2-emissiefactoren Benzine auto
Fbenzine
215
[g CO2e/km]
Diesel auto
Fdiesel
205
[g CO2e/km]
LPG auto
FLPG
175
[g CO2e/km]
Tram
Ftram
100
[g CO2e/km]
Stoptrein + Intercity
Ftrein
65
[g CO2e/km]
De totale CO2-emissie van het woon-werkverkeer is vervolgens gelijk aan de som van de uitstoot van de auto’s en het openbaar vervoer: Totale CO uitstoot . 6 .
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
2.3.
Mogelijkheden voor verbetering
2.3.1.
Vaststellen CO2-emissie
10
In de vorige paragraaf is gebleken dat ondanks de beschikbare informatie nog een aantal aannames nodig zijn om de CO2-emissie vast te kunnen stellen. Met behulp van een enquête kan deze extra informatie worden opgevraagd bij de werknemers. Deze enquête bevat dan de volgende vragen:
Onderwerp vraag Type brandstof auto
Doel m.b.t. vaststellen CO2emissie Vaststellen van de CO2-emissiefactor op basis van het handboek CO2
Auto’s
prestatieladder v2.0. Cilinderinhoud auto
Vaststellen van de CO2-emissiefactor op basis van het handboek CO2 prestatieladder v2.0.
Carpoolen
Noodzaak van een extra correctiefactor bepalen. Vaststellen van de CO2-emissiefactor op basis van het handboek CO2-
vervoer
Beiden
Openbaar
Vervoersmiddel(en)
prestatieladder v2.0. Afstanden/Routes
Vaststellen woon-werkafstand.
Hoe vaak per week met fiets
Vaststellen fietspercentage
Aantal dagen per jaar naar kantoor
Vaststellen aantal woon-werk reizen per jaar.
Hoeveel dagen per week/maand direct
Vaststellen correctiefactor, Fcorr
vanuit huis naar extern Hoeveel dagen per week/maand thuis-
Vaststellen correctiefactor, Fcorr
werk
2.3.2.
Techniek gerelateerde verbeteringen De aanbieders van openbaar vervoer en de energiebedrijven zijn de grootste ketenpartners. Vanwege het grote aandeel van deze bedrijven is de afhankelijkheid van Deerns van deze bedrijven erg groot omdat de alternatieven beperkt zijn. De invloed die Deerns kan uitoefenen ter verduurzaming van de bedrijfsvoering van deze bedrijven is daardoor ook minimaal. Desalniettemin is bij de energiebedrijven en openbaarvervoer aanbieders een duidelijke ontwikkeling te zien in duurzaamheid.
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
11
•
Circa 20% van de gebruikte elektriciteit van de NS is duurzaam opgewekt;
•
Steeds meer stadsbussen rijden op aardgas, dat minder CO2 uitstoot en vervuiling veroorzaakt dan diesel.
•
Het aandeel van duurzaam opgewekte elektriciteit in Nederland neemt ieder jaar toe en is nu circa 9% van de totale productie.
•
Energiezuinigheid wordt steeds belangrijker bevonden in de auto-industrie waardoor er een transitie zichtbaar is naar hybride en elektrische auto’s.
Deze ontwikkelingen dragen eraan bij dat de CO2-uitstoot van Deerns op het gebied van woonwerkverkeer afneemt. 2.3.3.
Gebruik gerelateerde verbeteringen De grootste invloed die Deerns kan uitoefenen op de CO2-uitstoot van woon-werkverkeer is het beïnvloeden van het gedrag van de medewerkers. Woon-werkverkeer zal altijd plaatsvinden. Er zijn echter wel een aantal mogelijkheden om dit efficiënter te laten verlopen.
•
Stimuleren van fietsgebruik. Dit wordt in zekere mate al gedaan door het aanbieden van een fietsregeling waarbij een belastingvoordeel kan worden verkregen bij de aanschaf van een nieuwe fiets. Daarnaast zijn er voldoende faciliteiten (stallingen, douche) en zijn er bedrijfsfietsen beschikbaar.
•
Stimuleren van gebruik OV. Het openbaar vervoer is, mede door de ontwikkelingen zoals beschreven in 2.3.2, energiezuiniger dan de doorsnee auto. Door woon-werkverkeer met de auto te vervangen door OV vervoer kan de CO2-uitstoot verder worden verlaagd.
•
Carpoolen. Doordat de meeste werknemers dicht bij kantoor wonen zal het voorkomen dat werknemers dichtbij elkaar wonen. Carpoolen is dan een goede mogelijkheid om de CO2-uitstoot terug te dringen. Middels de enquête kan worden vastgesteld in welke mate dit nu gebeurt.
2.4.
Doelstellingen De mogelijkheden tot het terugdringen van de totale afgelegde kilometers zijn beperkt, omdat het woon-werkverkeer altijd nodig is. De enige mogelijkheid voor verduurzaming is het huidige vervoersmiddel te vervangen door een duurzamer alternatief. De invloed die Deerns als bedrijf kan uitoefenen in het verlagen van de CO2 uitstoot is het stimuleren van fietsgebruik en het OV in plaats van de auto. De doelstellingen voor het komende jaar zijn:
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
12
•
Houden van een enquête onder de werknemers;
•
Vergroten van het inzicht in de CO2 uitstoot door verbetering van de kwaliteit van gegevens;
•
Stimuleren van het fietsgebruik.
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
3.
13
KETENANALYSE: ZAKELIJK OPENBAAR VERVOER In dit hoofdstuk wordt de scope 3 emissie zakelijk openbaar vervoer geanalyseerd om mogelijke verbeteringen te kunnen identificeren. Er wordt begonnen met het bepalen van de ketenpartners. Vervolgens wordt de huidige methode van de CO2-berekening tot in detail toegelicht. Afsluitend worden hieruit de mogelijke verbeterpunten geïdentificeerd.
3.1.
Ketenpartners Er is gekeken naar 4 verschillende mogelijkheden van openbaar vervoer; trein, metro, tram en bus. Voor elk type vervoer kan een onderverdeling gemaakt worden in aanbod en beheer. Onderstaand overzicht geeft aan welke ketenpartners betrokken zijn bij het aanbod en beheer van de vier typen vervoer. Overkoepelend is er de energielevering voor het vervoer en de overige bedrijfsvoering.
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
14
De ketenpartners zijn in grote lijnen gelijk aan de partners die zijn geïdentificeerd voor het openbaar vervoer voor woon-werkverkeer (zie hoofdstuk 2). Daaraan is bij de energielevering de Gasunie toegevoegd. De Gasunie verzorgt de infrastructuur van het gasleidingnetwerk. Omdat steeds meer stadsbussen op aardgas rijden is gasverbruik een relevante brandstof geworden voor openbaar vervoer. 3.2.
CO2-berekening
3.2.1.
Beschikbare gegevens De gemaakte zakelijke OV reizen worden geregistreerd door de NS Business cards. Via de NS krijgt de afdeling P&O maandelijks een factuur met een overzicht van de gemaakte reizen. Deze overzichten bevatten de datum, plaats van vertrek en bestemming en de kosten van de reizen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de beschikbare informatie:
Factuur NS businesscards
3.2.2.
Naam werknemer + personeelsnummer
-
Station van vertrek
Station van bestemming
Afgelegde afstand
-
Kosten reis
Type trein (stop, snel, intercity)
-
Aannames en schattingen Zoals te zien is in de bovenstaande tabel is de beschikbare informatie over de zakelijke OV reizen beperkt. Er wordt alleen informatie bijgehouden van de treinreizen die met de NS Businesscards zijn gemaakt. Van de overige reizen is geen informatie bekend. Daarnaast is de afstand ook niet bekend dus er wordt geschat met behulp van een routeplanner. De aangeleverde informatie bestaat uit papieren formulieren en moet dus handmatig worden ingevoerd. Dit zijn verschillende factoren waardoor het maken van aannames benodigd is om de CO2uitstoot in te kunnen schatten. De gemaakte aannames zijn in onderstaande tabel weergegeven.
aanname Afgelegde afstand
omschrijving De afgelegde afstand is niet bekend en wordt geschat met behulp van een routeplanner. Dit is van kern tot kern.
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
15
Stadsvervoer als trein kilometers
Er is alleen info beschikbaar van het trein verkeer. De afstand die van het station tot de bestemming wordt afgelegd wordt meegenomen als trein kilometers. De CO2-emissie factor voor treinverkeer is lager dan stadsvervoer maar omdat in dat geval ook eventueleloop- en fietsafstanden als treinverkeer worden gerekend is deze middeling gerechtvaardigd.
Businesscard gebruik
Er is aangenomen dat al het zakelijke OV vervoer met een Deerns Business card plaatsvindt. Separaat gedeclareerde reizen worden dus niet meegenomen.
Type vervoer
Op de NS Business Card overzichten is geen treintype gegeven. Voor het bepalen van de emissiefactor wordt er echter wel onderscheid gemaakt tussen stoptrein en intercity. Er wordt aangenomen dat alle reizen een combinatie zijn van deze twee en daarom wordt de emissiefactor gemiddeld.
Dataverwerking
Omdat een grote hoeveelheid data handmatig verwerkt moet worden is aangenomen dat alle maanden van het jaar een vergelijkbaar profiel hebben qua OV gebruik. De CO2-emissie van één maand is bepaald en het resultaat is doorberekend naar de rest van het jaar.
3.2.3.
Formule CO2-emissie berekening Met bovenstaande aannames is de berekening van de CO2-emissie uitgevoerd volgens de volgende formule: '& -M'1&NM 6 12 ∙ O P. 70
De som van alle reizen in 1 maand wordt vermenigvuldigd met de CO2emissie factor en twaalf maanden voor het bepalen van de jaaruitstoot. De CO2-emissie factoren uit het handboek CO2prestatieladder v2.0 zijn weergegeven in onderstaande tabel. Zoals aangegeven wordt aange-
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
16
nomen dat alle reizen een combinatie zijn van stoptrein en intercity waardoor er een emissiefactor van 65 g CO2/km wordt gehanteerd.
CO2-emissiefactoren Touringcar
45
[g CO2e/km]
Streekbus
95
[g CO2e/km]
Stadsbus
120
[g CO2e/km]
Metro/tram
100
[g CO2e/km]
Stoptrein
100
[g CO2e/km]
Intercity
55
[g CO2e/km]
Stoptrein+intercity
65
[g CO2e/km]
Hoge snelheidstrein
60
[g CO2e/km]
3.3.
Mogelijkheden voor verbetering
3.3.1.
Vaststellen van de CO2 emissie Zoals aangegeven zijn er een aantal grove aannames gedaan om tot de CO2 uitstoot te komen. Een van de grootste aannames is dat het profiel voor OV gebruik gelijk is voor elke maand. Vanwege de grote hoeveelheid data is het niet mogelijk om alle reizen van het jaar handmatig in te vullen. Daarom is slechts 1 maand geanalyseerd. Door het beschikbaar stellen van digitale informatie kan dit proces worden versneld en tevens de uitstoot veel nauwkeuriger worden bepaald.
Een andere kritieke aanname is dat het overige vervoer als trein kilometers wordt meegenomen. Vanwege de beperkte beschikbare informatie kan er niet worden gezegd of er met stadsof streekvervoer wordt gereisd tussen station en bestemming. Deze informatie moet ergens beschikbaar zijn omdat ook deze reizen uiteindelijk betaald zijn. Het is echter moeilijk gebleken om deze informatie nog te kunnen achterhalen. Om de uitstoot beter vast te kunnen stellen moeten ook dit stads- en streekvervoer nauwkeurig worden bijgehouden.
Het type trein is niet bekend in de overzichten van NS Businesscards. De aanname dat elke reis een combinatie is van stoptrein en intercity heeft invloed op de nauwkeurigheid. Om een betere inschatting te kunnen maken dient deze informatie ook te worden opgegeven. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de mogelijkheden ter verbetering van de nauwkeurigheid.
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
17
Mogelijke verbeterpunten voor vaststellen CO2-uitstoot Digitale informatie in plaats van de papieren NS overzichten Naast NS ook overzichten verzamelen van het stads- en streekvervoer Bij elke treinreis het type trein (stoptrein of intercity) vaststellen.
De digitale overzichten zouden bij NS moeten kunnen worden opgevraagd. Daarnaast moet het mogelijk zijn om digitale overzichten te krijgen van de overige vervoersmaatschappijen waar met de Deerns kaarten is gereisd. Dit zijn aspecten die door de werkgroep MVO kunnen worden opgepakt. Het registreren van het treintype (stoptrein of intercity) in de NS overzichten is iets wat bij de NS ligt. De NS stellen de overzichten op volgens hun eigen systeem. Het in- en uitchecken gebeurt bij de toegangspoorten in het station. Welke trein er is genomen kan daar hoogstwaarschijnlijk niet uit worden afgeleid. In dat geval kan er een database worden opgesteld van meest waarschijnlijke trein types tussen twee locaties. 3.3.2.
Techniek gerelateerde verbeteringen Het marktaandeel van de vervoersmaatschappijen is dermate groot dat er in veel gevallen geen keuze mogelijk is. De mogelijke invloed van Deerns is daarom ook zeer beperkt. Zoals eerder vermeld in paragraaf 2.3.2. zijn er echter wel ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid. Een voorbeeld is dat de HTM overstapt op aardgasbussen en dat de NS een steeds groter percentage aan duurzaam opgewekte elektriciteit inkoopt. Deze ontwikkelingen dragen bij aan een verlaging van de uitstoot van openbaar vervoer en dus indirect van Deerns.
3.3.3.
Gebruik gerelateerde verbeteringen Alternatief vervoer is alleen een vooruitgang als dit vervoer betreft zonder uitstoot (fiets) of met duurzaam opgewekte energie (elektrische auto met zonne-energie oplaadpunten). Het gebruik van auto’s op fossiele brandstoffen wordt juist afgeraden omdat de emissie hoger is dan voor openbaar vervoer. Een absolute verlaging van de uitstoot van zakelijke OV kilometers hoeft dus niet noodzakelijkerwijs een verlaging van de totale uitstoot van Deerns te betekenen! Binnen Deerns wordt er gestimuleerd om met het OV te gaan en in 2010 is in vergelijking met 2009 het aandeel OV flink gestegen ten koste van autokilometers. In dit geval is een verhoging van de OV uitstoot positief omdat het vervuilende auto kilometers vervangt. Ondanks deze omgekeerde relatie is het ook mogelijk om het totaal aantal gereisde kilometers te reduceren. Dit kan door bijvoorbeeld:
•
Videoconferencing. Op alle vestigingen is al videoconferencingapparatuur beschikbaar. Hiermee wordt al een deel van de reiskilometers bespaard. Zo wordt er bijvoorbeeld
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011
Deel 2: Scope 3 ketenanalyses
18
een ontwerpcursus gegeven op het hoofdkantoor die mensen uit de vestiging via video conference kunnen volgen. Door intensiever gebruik van de apparatuur kunnen extra reiskilometers worden vermeden. Dit dient dan ook gepromoot te worden en waar mogelijk verder uitgebreid. Door het aantal video conference calls bij te houden kan een schatting worden gemaakt van de vermeden reiskilometers. •
Conference Calls. In plaats van een vergadering op locatie is het mogelijk om via een conference call overleg te plegen. Dit scheelt voor alle betrokken partijen CO2-uitstoot.
3.4.
Doelstellingen Er ontstaat een lastig parket waarbij het wenselijk is om aan de ene kant de uitstoot van zakelijke OV kilometers te verlagen en aan de andere kant auto kilometers te vervangen door OV kilometers. Het is dan ook gepast om bij de beoordeling niet alleen te focussen op deze scope 3 emissie maar om de zakelijke auto kilometers uit scope 1 te betrekken bij het formuleren van de doelstellingen. Enkele speerpunten zijn de uitfasering van auto’s met een C-label (of lager) uit het wagenpark en het aanschaffen van hybride en elektrische auto’s. Daarnaast wordt fietsgebruik voor korte ritten gestimuleerd door het beschikbaar stellen van bedrijfsfietsen. De doelstellingen voor het komende jaar zijn:
•
Vergroten van het inzicht in de CO2 -uitstoot door verbetering van de kwaliteit van gegevens;
•
Stimuleren van verantwoord gebruik van vervoer;
•
Stimuleren en bijhouden van het gebruik van videoconferencing en conference calls.
Doc: H:\PRJ\100\05\01256\03\OVERIG\MVO-CO2 footprint\CO2 footprint berekening 2010\carbon footprint rapportage\MVO - Scope 3 ketenanalyses Deerns - 20111020 v1.0.docx
Rijswijk, 20-10-2011