Schulden hebben is geen onschuldige zaak Jurn de Vries*
De huidige financiële crisis confronteert ons ermee dat de beroepsmatige omgang met geld uit ethisch oogpunt beslist geen neutrale zaak is. Aandacht hiervoor vanuit de ethiek is dan ook op zijn plaats.1 Een belangrijke rol in deze crisis speelt de overkreditering. Daarom wil ik in dit artikel2 daar speciale aandacht aan schenken. Ik wil onderzoeken wat er vanuit de theologische ethiek te zeggen valt over het maken en hebben van schulden en welke ethische overwegingen naast de financiële daarbij een rol behoren te spelen. Ethiek, als de wetenschappelijke bezinning op het menselijk en normatief handelen beschouwd onder het aspect van goed en kwaad,3 is niet het exclusieve domein van de theologie. Wat ons thema betreft, heeft zeker ook de economische wetenschap de opdracht tot ethische bezinning. De eigen bijdrage van de theologie is dat zij haar ethische bezinning verricht vanuit het perspectief dat in de Heilige Schrift geboden wordt. Wanneer ik hier spreek over theologische ethiek heeft het bijvoeglijk naamwoord dus een andere betekenis dan in ‘medische ethiek’ of ‘economische ethiek’; het heeft geen betrekking op het werkterrein, maar op de bron voor de normen en de wijze waarop de theologie die gegevens verwerkt. Daarbij is de theologie zich ervan bewust dat universele normen in de Bijbel veelal worden gegeven in concrete historische situaties, zodat het de taak van de theologische ethiek is uit die historische context de constante normen af te leiden en in een andere periode van de geschiedenis toe te passen op nieuwe situaties.4 De theoloog moet daarbij beseffen dat zijn resultaten mensenwerk zijn en als alle wetenschappelijk werk voor discussie vatbaar. Hij zal daarbij ook de wijsheid uit andere wetenschap nodig hebben om niet van de werkelijkheid te vervreemden. Mijn uitgangspunt is dat de Bijbel voor het onderscheiden van goed en kwaad in onze tijd gezaghebbend materiaal aanreikt, zij het dat dit volgens hermeneutische
* Dr. J.P. (Jurn) DE VRIES is senior onderzoeker aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Kampen (Nederland). E-mail:
[email protected]
Ethische Perspectieven 22 (4), 306-328, doi: 10.2143/EPN.22.4.2957960 © 2012 by Ethische Perspectieven. All rights reserved.
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 306
6/02/13 13:39
regels moet worden ‘vertaald’ naar waarden en normen voor de cultuur van deze tijd. Het gaat er dus om van waarde blijvende richtlijnen af te leiden uit de Bijbelse leefregels voor het volk Israël (Oude Testament) of de jonge christelijke kerk (Nieuwe Testament). Het boek Spreuken bijvoorbeeld laat zien dat het niet alleen zonde, maar ook dom is wanneer men de Bijbelse levenswijsheid in de wind slaat (Douma 1999, p. 50). Ik wil in dit artikel aantonen dat dit leidt tot uitkomsten waarmee de economische ethiek haar winst kan doen, zonder dat dit overigens de ethische bezinning door economen zelf overbodig maakt. De theologische ethiek kan als gevolg van haar werkmethode niet verder gaan dan het formuleren van algemene normen. Deze zullen met economische deskundigheid concreet ingevuld moeten worden. Achtereenvolgens geef ik vanuit dit uitgangspunt ethische overwegingen bij het hebben van schulden, voor een gepaste houding ten aanzien van het aangaan van schulden, bij de zorgplicht van hen die geld uitlenen en van de overheid, en tot slot overweeg ik de morele verplichting jegens hen die door hun schulden in problemen gekomen zijn. In de christelijke ethiek is in de loop der eeuwen veel gezegd en geschreven over het geoorloofd zijn van het vragen van rente voor uitgeleend geld. De gedachten die Calvijn hierover ontwikkeld heeft in zijn brief De l’Usure5 gelden tot vandaag als waardevol (Graafland 2010). Ze maken het zakelijk verkeer mogelijk binnen de grenzen van billijkheid en naastenliefde. Daarentegen is er naar mijn indruk veel minder gezegd over het geoorloofd zijn van het maken van schulden. Toch is dat vandaag een uiterst actueel vraagstuk, nu een overmaat van schulden bij particulieren, bedrijven, banken en overheden de oorzaak is geworden van een diep ingrijpende financiële crisis. Is het aangaan van schulden enkel een zaak van economische afwegingen, of heeft de ethiek daar ook iets over te zeggen? Moet de wijze waarop Calvijn het Woord van God toepaste op de maatschappij van zijn tijd voor ons niet een aanmoediging zijn om dat voor onze tijd te doen? Terecht schrijft Biéler (1961, p. xii): ‘L’absence trop fréquente des questions matérielles et sociales dans l’éthique chrétienne conduit les fidèles à des abandons tragiques ou à des perplexités insurmontables. Il se pourrait que la redécouverte de cet aspect trop ignoré de la doctrine réformée aide quelques croyants à retrouver le sens d’une éthique évangélique englobant la totalité de l’existence, personnelle et collective.’ Schulden werden eeuwenlang vooral gemaakt uit noodzaak. Sommigen moesten lenen vanwege geldgebrek. Dan was het uitlenen een daad van barmhartigheid. Of men leende geld als men dat nodig had voor het starten of verder ontwikkelen van
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 307
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 307
6/02/13 13:39
een bedrijf. De geldschieter beoordeelde de winstmogelijkheden en de kans op terugbetaling van de lening. Of iemand leende geld voor de aankoop van een woning, waarbij het huis als onderpand diende en de rente en aflossing konden worden bekostigd uit dat deel van het inkomen dat normaliter voor woonlasten wordt bestemd. In de twee laatstgenoemde situaties is het lenen van geld een verantwoord middel voor het bereiken van een doel: ondernemerschap of onderdak. Dat doel moest noodzakelijk zijn en toekomstwaarde hebben. Calvijn stelde als norm dat de lener meer profijt van het geleende bedrag behoorde te kunnen hebben dan degene die het uitleende (Barth en Scheuner 1952, p. 395). En als er sprake is van acute nood bij de naaste, is het beter hem geld te schenken dan terugbetaling te eisen (Luc. 6:35). 1. Recente ontwikkelingen Tot voor nog geen honderd jaar konden de meeste mensen met hun weekloon maar net rondkomen. Schulden maken om in de eerste levensbehoeften te voorzien was iets dat men, als het enigszins kon, vermeed. Als het toch gebeurde, was dat het gevolg van armoede en dus noodzaak. Pas in de tweede helft van de twintigste eeuw groeide de welvaart dusdanig dat steeds meer mensen ruimte hadden om te sparen en daarmee bestedingsmogelijkheden kregen die eerder niet binnen hun bereik lagen. Maar niets went sneller dan welvaart, en dan wordt het een opgave om de bevrediging van de behoefte uit te stellen tot er voldoende gespaard is. Zonder dat er sprake is van noodzaak uit armoede, gaat iemand dan toch schulden aan om een begeerd goed eerder te bezitten dan het eigen vermogen toelaat. In juni 2012 bedroeg het uitstaand consumptief krediet in Nederland volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek 15.846 miljoen euro (ongeveer 900 euro per inwoner), waarvan 12.560 miljoen in doorlopende contracten. In 1998 ging het om 11.419 miljoen euro, waarvan 8.271 miljoen doorlopend.6 Onder druk van de reclame, die kopen op afbetaling aantrekkelijk voorstelt, of omdat men meent dat de aanschaf van bijvoorbeeld een auto niet kan wachten tot het aankoopbedrag bijeengespaard is, of omdat er nú de gelegenheid is om een wereldreis te maken, steekt men zich dan maar in de schuld. Men haalt als het ware de toekomst naar zich toe. Soms is zelfs datgene waarvoor het geleende bedrag bestemd was al verbruikt als de som nog moet worden terugbetaald. Ruimte om ‘rood’ te staan op de betaalrekening en het gebruik van een creditcard vergemakkelijken dit nog. Deze ontwikkeling heeft zich in sterke mate voorgedaan in de Verenigde
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 308
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 308
6/02/13 13:39
Staten. In Nederland kreeg het vaak de vorm van het te gelde maken van de ‘overwaarde’ van de eigen woning. Het gevaar bestaat dan dat te gemakkelijk wordt voorbijgegaan aan een schaduwzijde van het lenen. Men neemt een verplichting op zich voor de toekomst, maar weet niet in welke omstandigheden men in die toekomst zal verkeren. Binnen de grenzen die aan de mens gesteld zijn, is men er toch wel verantwoordelijk voor zich ervan te vergewissen dat men de verplichtingen die men eenmaal op zich heeft genomen, kan nakomen. Bij een investeringskrediet, dat bedoeld is om inkomen (winst) te verwerven, is dat eerder te verantwoorden dan bij een lening voor consumptieve doeleinden. Dat hangt ook af van de financiële buffer die men heeft om tegenslagen op te vangen. In de laatste decennia hebben we nog een verdergaande ontwikkeling gezien dan het lenen van geld voor consumptieve doeleinden. Men maakt niet alleen schulden omdat men geld nodig heeft voor een doel, maar het geld zelf wordt tot doel doordat schulden een instrument kunnen zijn om rijkdom te vermeerderen. ‘Geschat wordt dat minder dan 2% van de financiële transacties betrekking heeft op de handel in goederen en diensten. De rest, ongeveer 98%, is voor het overgrote deel puur financiële speculatie. Geld is daarom allang niet meer alleen een keerzijde van de handel in goederen en diensten. Het is een onafhankelijk, op zichzelf staand goed, met daarvan afgeleide producten (derivaten) of kredietvormen die je naar believen kunt kopen en verkopen’ (Goudzwaard e.a. 2009, p. 123). Aankopen op krediet kunnen de waarde van investeringen in vastgoed of een effectenportefeuille lange tijd doen stijgen. Het bankwezen en hedge funds hebben daar allerlei financiële constructies voor. Een versimpeld voorbeeld: Iemand bezit 100.000 euro en koopt met een lening van 900.000 euro voor 1.000.000 euro een slechtlopend bedrijf. Vervolgens reorganiseert hij het bedrijf, zodat het winstgevend wordt en na drie jaar verkoopt hij het voor 2 miljoen. Hij lost zijn lening af en de investering van 100.000 euro heeft het tienvoudige aan winst opgeleverd. Met dat miljoen kan hij het spel herhalen, en nogmaals, totdat het een keer mislukt. Het kopen en reorganiseren van een bedrijf is een goed doel, maar als het vooropgezette plan is het na korte tijd te verkopen, wordt het doel tot middel om snel rijk te worden. Dat is bedenkelijk. Particulieren werden ertoe aangespoord de ‘overwaarde’ van hun huis (het verschil tussen de waarde van het huis en de hypotheekschuld) te gelde te maken, dat wil zeggen een maximale schuld op de woning te laden om daardoor over ruimere middelen te beschikken om op de financiële markten actief te zijn. Het leek alsof geld de inherente eigenschap had eindeloos te groeien. Maar ‘Money that feeds on money,
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 309
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 309
6/02/13 13:39
with no productive or social obligation, represents a vast flood that threatens even large national economies and drowns small countries. … But at the heart of this deregulation is the undisputed concept of the eternal life of money’ (Ucko 1997, p. 109). De hele samenleving is daardoor met schulden beladen. Zo had Duitsland – de meest voorzichtige van de grote westerse economieën – in 2008 een totale schuldenlast van overheid, bedrijfsleven en huishoudens van 274 procent van het bruto binnenlands product. In 1990 was dat 200 procent. De schuld van de Verenigde Staten klom in die periode van 200 procent naar 290 procent. Italië steeg naar 298 procent, Frankrijk naar 308 procent, Spanje naar 342 procent. Het Verenigd Koninkrijk, dat in 1990 nog een totale schuld had van 220 procent, staat op 469 procent, een totale schuld die bijna vijf maal zo groot is als de omvang van de economie. Voor Nederland wordt de totale schuld geschat op 400 procent, dit als gevolg van de relatief grote financiële sector en het Nederlandse hypotheekregime.7 Tot voor kort leefde men daar zorgeloos aan voorbij. Keller (2010, p. 60) noemt de achteloze houding bij torenhoge schulden een symptoom van de huidige economische tijdgeest en een blijk van ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Symptomatisch is wellicht dat in de financiële wereld het woord ‘schuld’ is vervangen door ‘krediet’, dat vanwege zijn verwantschap met het Latijnse credere ([toe]vertrouwen) veel onschuldiger klinkt. De Britse auteur John Lanchester zei in een interview met Maartje Somers (NRC Handelsblad 3 augustus 2012): ‘Schuld gold in de meeste religieuze en maatschappelijke systemen als een zonde. Een van de handigste ingrepen van de financiële industrie was het woord schuld veranderen in krediet en er was niks meer aan de hand.’ Vandaag zien we hoe risicovol het ongeremd maken van schulden is. Het blijkt dat de welvaart die men via schulden wilde bereiken, juist ernstig bedreigd wordt als de schuldenlast te hoog wordt. En de vraag rijst: Is dit enkel een kwestie van economische onvoorzichtigheid, of heeft het ook met ethiek te maken? Is het maken van schulden wel een onschuldige zaak, een adiaforon? Nu is het maken van schulden als methode van financieel ondernemen vreemd aan de tijd van de Bijbel; dus een direct antwoord op deze vraag kunnen we daar niet verwachten. Maar het valt wel op dat geldschulden in de Bijbel geen positieve klank hebben. 2. Waarschuwing tegen schulden Zo bevat het boek Spreuken zes passages waarin wordt gewaarschuwd voor het borg staan voor een ander, een naaste of een vreemde: Spr. 6:1-5, 11:15; 17:18; 20:16,
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 310
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 310
6/02/13 13:39
22:27 en 27:13 (vrijwel identiek aan 20:16). Dat komt bij ons op het eerste gezicht vreemd over, omdat borg staan tegenwoordig wordt beschouwd als een sympathieke daad jegens iemand die een financiële steun in de rug nodig heeft. Wordt bovendien het middelaarschap van Christus niet met het woord ‘Borg’ aangeduid (Hebr. 7:22)? Waarom spreken de Spreuken dan zo negatief? Een borg is in het Bijbelse recht iemand die op de vervaldag van de schuld tussenbeide komt ten gunste van de schuldenaar die niet kan betalen, en dan de verantwoordelijkheid voor het betalen van de schuld op zich neemt, hetzij door de schuldenaar alsnog tot betalen te bewegen, hetzij door in zijn plaats te betalen (De Vaux 1960, p. 307). Deze waarborg kan de oorspronkelijke schuldenaar zorgeloos en lichtzinnig maken (Spr. 20:16; 27:13) – falen heeft voor hemzelf immers geen consequenties. Maar voor de borg kan dat grote schadelijke gevolgen hebben (Spr. 11:15), die hij op het moment van de borgstelling niet kan overzien: dan kunnen ze je bed onder je vandaan halen (Spr. 22:26). Het kan hem al zijn bezit of zelfs zijn vrijheid kosten. Hij is helemaal afhankelijk van de oorspronkelijke schuldenaar (Spr. 6:3) en krijgt dan ook het dringende advies zich van hem los te maken (Spr. 6:4). Kortom, wie zich borg stelt, ontbreekt het aan verstand (Spr. 17:18), maar wie zo’n handslag (het symbolische gebaar bij de borgstelling) wantrouwt, weet zich veilig (Spr. 11:15; Van Leeuwen z.j., p. 56). Het aangaan van een voorwaardelijke betalingsverplichting is dus iets dat men beter kan mijden. Niemand kan immers in de toekomst zien en vooraf weten welke gevolgen die verplichting, als ze reëel wordt, voor hem zal hebben. Daarom is borgstelling een onverantwoordelijke daad. Dat hoeft voor het heden niet absoluut te worden genomen – spreuken hebben een ander karakter dan geboden en er zijn zeker situaties waarin borgstelling wel te waarderen is –, maar het bevat wel een waarschuwing tegen te gemakkelijk handelen in dezen. Uit dit oogpunt zouden ook wel vraagtekens te plaatsen zijn bij de grote bedragen aan garanties die op de rijksbegroting voorkomen. De Nederlandse Algemene Rekenkamer bood in haar op 21 juni 2012 verschenen rapport Risico’s voor de overheidsfinanciën een overzicht van de risico’s die de Nederlandse staat loopt. Die bestaan deels uit expliciete garanties, bijvoorbeeld de Nationale Hypotheekgarantie of de gegarandeerde leningen aan Griekenland, Portugal en Ierland. Bij elkaar zijn die garanties toegenomen tot 77 procent van de omvang van de nationale economie. In 2008 lag dat percentage nog op 42 procent. Volgens de Rekenkamer geeft deze ontwikkeling reden tot zorg. Als men er optimistisch van uitgaat dat daarop toch slechts zelden een beroep zal worden gedaan, kan men gemakkelijk verplichtingen op zich nemen.
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 311
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 311
6/02/13 13:39
Maar de financiële crisis van deze jaren toont aan dat de risico’s op dit punt groot zijn. Dat schulden iets negatiefs zijn, blijkt ook uit Mozes’ toespraak tot het volk op de drempel van het beloofde land, die hij eindigt met het volk de zegen bij gehoorzaamheid en de vloek bij ongehoorzaamheid voor te houden. Een blijk van zegen zal zijn, dat Israël zo welvarend wordt dat het aan veel volken leningen kan verschaffen zonder ooit zelf te hoeven lenen (Deut. 28:14, vergelijk 15:6). Daarentegen behoort tot de vloek dat vreemdelingen hen economisch voorbijstreven en aan Israël leningen verstrekken, terwijl Israël geen middelen heeft om zelf te kunnen uitlenen. Wie schuldeiser is, heeft macht over de ander (Deut. 15:6; 28:13), wie schuldenaar is, is aan hem ondergeschikt (Deut. 28:44). Een ander gegeven dat onze aandacht verdient, is het gebruik van het woord ‘schulden’ (ofeilèma) in de vijfde bede van het Onze Vader (Matt. 6:12). Dit woord wordt in het Nieuwe Testament alleen hier in een religieuze betekenis gebruikt; in Rom. 4:4 heeft het een juridische betekenis. Van dezelfde stam afgeleide woorden hebben vaak een financiële betekenis (Matt. 18:24-32; Luc. 7:41; 16:5 en 7; Filemon 18; in Rom. 13:7-8 worden een financiële en een morele betekenis gecombineerd). Dat was dan ook de toen gangbare betekenis van dit woord. Volgens Hauck (TWzNT, Band V, pp. 559-565) was de oorspronkelijke betekenis: schuld aan een misdrijf. Aangezien die schuld toentertijd met een geldboete placht te worden voldaan, kreeg het de betekenis: een bedrag dat men verschuldigd is (LXX Deut. 15:2; 24:10; Jes. 24:2; Ez. 18:7). Pas in het late jodendom wordt het een gangbaar begrip voor zonde. Maar dat de financiële betekenis op de achtergrond een rol speelt, blijkt uit de gelijkenis waarmee Jezus het elkaar vergeven illustreert (Matt. 18:23-35). (Dat Lucas in zijn versie van het Onze Vader het woord hamartias gebruikt, is volgens Hauck omdat het religieus-overdrachtelijk gebruik van ofeilèma aan zijn Griekse lezers vreemd is.) Deze vergelijking geeft aan dat het aangaan en hebben van schulden geen onschuldige zaak is. Men zal eens de schuld moeten voldoen, of afhankelijk zijn van de welwillendheid van de schuldeiser om de schuld kwijt te schelden. Het is dan ook beter te vermijden dat men in zo’n situatie terechtkomt. Noch in Spreuken, noch in Matt. 18 komt ter sprake om welke reden iemand een schuld is aangegaan. De waarschuwing betreft de gevolgen die men over zich haalt als men aan de betalingsverplichting niet kan voldoen. Immers, wie weet op het moment van het aangaan van de lening hoe hij er in de toekomst financieel voor zal staan? Hier is de waarschuwing van Jakobus van toepassing: ‘U weet niet eens hoe uw leven er morgen uitziet.
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 312
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 312
6/02/13 13:39
U bent immers maar een damp, die heel even verschijnt en dan al verdwijnt. U zou moeten zeggen: Als de Heer het wil, zijn we dan in leven en zullen we ….’ (Jak. 4:14-15). Schulden leiden tot een voortdurende verplichting tot het betalen van rente gedurende de looptijd van de lening en, als de aflossing niet in termijnen plaatsvindt, een eenmalige grote betalingsverplichting bij de afloop van de leentermijn. Deze verplichtingen zijn zeer dwingend, zeker als de uitlener een zakelijke instantie is. De strekking van mijn betoog kan niet zijn dat dit onder alle omstandigheden onverantwoord is. Krediet is vaak onmisbaar om een bedrijf te kunnen starten en zo in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, en evenzo een hypotheek om zich van onderdak te verzekeren. Nut en noodzaak van de schuld zijn duidelijk. De rente en aflossing kunnen worden bekostigd uit de opbrengst van de bedrijfsvoering of uit het voor het wonen bestemde deel van het inkomen. Toch behoort men hierbij met overleg te werk te gaan. We wezen reeds op het voorbehoud van Jakobus: Niemand weet hoe hij er te zijner tijd financieel voor zal staan. Het risico van overlijden en arbeidsongeschiktheid kan men verzekeren, maar velen met een hoge hypotheek komen tegenwoordig in de problemen bij werkloosheid of echtscheiding. Een ander risico is een waardedaling op de woningmarkt, lange tijd buiten beeld, maar nu heel reëel. 3. Stijl van het Koninkrijk Voor christenen, die hun leven – op welke wijze ook – in dienst van God willen stellen, komen daar nog andere overwegingen bij. Wie schuldverplichtingen op zich laadt, legt de besteding van een deel van zijn inkomen voor lange tijd vast. Wie een hypotheekschuld heeft die de verkoopwaarde van de woning overtreft, en niet over financiële reserves beschikt, kan eigenlijk zijn woning niet verkopen en is dus gebonden aan zijn woonplaats. Deze materiële gebondenheid kan het opvolgen van een roeping in dienst van Gods Koninkrijk in de weg zitten. ‘Wie leent, is een slaaf van de uitlener’ (Spr. 22:7). Hypotheekadviseur Kor Stelma is op morele gronden gestopt met het verkopen van hypotheken. Hij zegt: ‘Lenen is een vorm van slavernij. Je neemt een voorschot op iets wat je in de toekomst wilt gaan verdienen. Eigenlijk zeg je: ik verkoop mijn contract, tijd en toekomstige inkomen en beloof dat te zullen geven aan de bank. Een verplichting waarbij nog te bezien valt of je die kunt nakomen.’ (‘Een hypotheek is een vorm van slavernij’, Nederlands Dagblad 17 september 2012).
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 313
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 313
6/02/13 13:39
Het behoort daarentegen tot de stijl van het leven in het Koninkrijk om juist niet gebonden te zijn. ‘Economic relationships that are redeemed within the body of Christ will point convincingly to the coming kingdom.’ (Sider 2005, p. 65). Paulus roept daarom ieder die bezit verwerft op zo te leven alsof het niet zijn eigendom is (1 Kor. 7:30), dat wil zeggen er zich niet aan te hechten, maar er gemakkelijk afstand van te kunnen doen. Paulus zal gedacht hebben aan het verlies van bezit door vervolging wegens het geloof. Maar ons bezit kan ook het volgen van een roeping in de dienst van God – financiële offers brengen, verhuizen voor een nieuwe taak – in de weg zitten als dat bezit door een schuld bezwaard is. Voor een goed begrip: er zijn ook andere situaties denkbaar, waar het aangaan van een lening juist het opvolgen van een roeping mogelijk maakt. Wat betekent dit voor een verantwoorde levensstijl? Een christelijke ethicus kan hier slechts heel in het algemeen richtlijnen geven. Voorop staat dat zowel het willen uitsluiten van elk risico als het leven vanuit de gedachte dat we er zelf voor kunnen zorgen dat alles goed gaat, getuigt van een beheersingsdenken dat de menselijke maat te boven gaat en tekort doet aan de afhankelijkheid jegens God. Afzien van elke schuldverplichting is een wereldvreemde optie. Dus komt het aan op verantwoord handelen, waarbij reële toekomstverwachtingen een rol mogen spelen. Dat is ook normaal, algemeen-menselijk handelen (vergelijk Luc. 14:28-32). Om de nadelen van een schuldverplichting te beperken zou geregelde aflossing, waardoor de schuld geleidelijk vermindert, regel moeten zijn. Wie de last van een annuïteitenhypotheek (waarbij de aflossing zo geregeld is dat de som van rente en aflossing steeds gelijk blijft) niet kan opbrengen, heeft waarschijnlijk een te hoge schuld op zich genomen. Lenen voor zuiver consumptieve uitgaven kan men beter vermijden. Hier is het verstandiger de bevrediging van de behoefte uit te stellen totdat men het bedrag bijeengespaard heeft. ‘Wie spaart, stelt de vervulling van zijn verlangens minstens uit. Wie leent, verschaft zich de middelen om er direct aan te voldoen.’ (De Bruijne 2009, p. 13; zie ook Graafland 2007, p. 418). Lenen om met het geleende geld risico’s aan te gaan die men niet kan opvangen als het tegenvalt, zou als een moreel kwaad moeten worden beschouwd. Het geld wordt dan een doel in zichzelf, zoals de Prediker zegt (5:9): ‘Wie van geld houdt, kan er niet genoeg van krijgen. Wie verzot op rijkdom is, is altijd op meer gewin belust.’ Maar die voegt daaraan toe: ‘Ook dat is enkel leegte’. En Spreuken 20:21 concretiseert dat: ‘Rijkdom die in korte tijd verworven is, brengt geen zegen voor later’.
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 314
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 314
6/02/13 13:39
Financiële transacties houden altijd een risico op verlies in. Kan men dat niet met eigen vermogen opvangen, dan wordt degene van wie men geld leende, daarvan de dupe. Als goede leidraad kan dienen dat het principe van de uitgestelde behoefte, dat we in de opvoeding aan kinderen bijbrengen, ook voor volwassenen zou moeten gelden. Het is goed tevreden te zijn met wat we elke dag weer ontvangen (Mt. 6:11; Fil. 4:1113). Mutatis mutandis geldt dat ook voor ondernemers en ondernemingen. Krediet is vaak een onmisbaar hulpmiddel. Ondernemingen moeten in de regel met geleend geld werken, omdat het begin niet uit particulier startkapitaal en de verdere uitbreidingen niet uit de winst alleen gefinancierd kunnen worden. Daarom is het renteinstituut economisch onmisbaar (Roscam Abbing 1973, p. 468). Niettemin was het tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw voor ondernemingen normaal om een eigen vermogen te hebben dat meer dan de helft bedroeg van het balanstotaal, en kleinere ondernemers waren er trots op vaak geen enkele schuld te hebben, want dan werd je een slaaf van je bank.8 Bewust risico’s nemen met geleend geld, omdat langs die weg meer te verdienen valt dan met eigen geld, is evenwel bedenkelijk. Banken zijn in problemen gekomen doordat zij een opeenstapeling van schulden gebruikten om riskante investeringen uit te breiden, maar aan het eind ontdekten dat buitensporige kredietlasten dodelijk zijn.9 Vaak heeft dat tot gevolg gehad dat anderen, bijvoorbeeld de overheid en daarmee de belastingbetalers, voor de verliezen moesten opdraaien.10 Een positief voorbeeld van kredietverlening zijn microkredieten aan mensen in derdewereldlanden, die daardoor in staat worden gesteld zich uit bittere armoede te verheffen en een eigen economisch bestaan op te bouwen. Als zij goed worden begeleid en de leningsvoorwaarden zorgvuldig op hun situatie zijn afgestemd, zijn de ervaringen met aflossing overwegend positief. Daarbij blijkt dat een verplichting tot terugbetaling, meer dan geschonken geld, de eigen verantwoordelijkheid stimuleert. Met het afgeloste geld kunnen weer anderen worden geholpen (Sider 2005, p. xv). Bij overheden is het werken met tekorten op de rijksbegroting eerder regel dan uitzondering. Economen beschouwen zo’n tekort als een stimulans voor economische groei. Die groei levert de staat extra belastinginkomsten op, waaruit de rente op de stijgende staatsschuld kan worden betaald. Aflossen valt buiten de begroting; na het verstrijken van de looptijd van een lening wordt het bedrag opnieuw geleend. De staatschuld blijft dus stijgen, althans in nominale bedragen. Zolang die stijging evenredig is aan de economische groei wordt dat niet als een probleem beschouwd.
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 315
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 315
6/02/13 13:39
Daarop berust het tegenwoordige streefcijfer van een begrotingstekort van drie procent van het nationaal inkomen, dat geen financiële problemen zou geven bij een economische groei van drie procent. De realiteit is echter dat het moeite kost dat tekort tot drie procent te beperken, terwijl de economische groei voor ons land naar verwachting lange tijd beneden die drie procent zal liggen – als er al groei is. Dat betekent dat ook de staatsschuld niet meer zo onschuldig is als het lijkt. Voor de stijgende rentelasten moet elders worden bezuinigd of moeten de belastingen worden verhoogd – beide vaak ten nadele van de sociale verantwoordelijkheden van de overheid. Doet men geen van beide, dan zal de staat steeds meer moeten lenen, tot het moment komt dat niemand meer wil lenen, tenzij tegen exorbitante rente. Dat dit niet denkbeeldig is, heeft Griekenland laten zien. Een ethisch dieptepunt daarbij is dat een Amerikaanse bank (Goldman Sachs) de Griekse regering heeft geadviseerd hoe zij de slechte staat van haar financiën kon verdoezelen. Zo blijkt ook voor overheden het maken van schulden geen onschuldige zaak. Staat en overheid hebben ook voor economische gerechtigheid te zorgen. Voor een overheid die betrouwbaar wil zijn jegens schuldeisers en eigen burgers zou onder de huidige omstandigheden een ten minste sluitende begroting aanbeveling verdienen, waardoor de staatsschuld (in verhouding tot het nationaal inkomen) geleidelijk kan dalen. In welk tempo dat doel op verantwoorde wijze bereikt kan worden, valt buiten de competentie van de theologische ethiek. 4. Zorgplicht Het voorkomen van problemen door schulden is niet enkel de verantwoordelijkheid van degene die leent. De morele criteria die Calvijn heeft geformuleerd voor het uitlenen tegen rente wijzen daar al op. Twee van die criteria zijn: leen niet uit tegen voorwaarden die je zelf niet zou accepteren, en de lener moet er evenveel of meer mee kunnen verdienen dan de lening hem kost: ‘La tierce exception est que rien nintervienne qui naccorde avec equite naturelle, et si on examine la chose selon la rigle de Christ, ascavoir ce que vous voules que les hommes vous fassent etc., elle ne soit trouvee convenir partout. La quatriesme exception est ce que celuy qui emprunte face autant ou plus de gain de largent emprunte.’’ (Barth en Scheuner 1952, p. 395). Graafland (2010, pp. 239-241) past dit toe op de hedendaagse kredietcrisis. Richtinggevend voor Calvijn is hierbij Luc. 6:31: ‘Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen.’ Deze twee criteria zijn gericht op het redelijkerwijs kunnen
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 316
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 316
6/02/13 13:39
verwachten dat de lening wordt terugbetaald zonder de schuldenaar in financiële problemen te brengen. Christenen die geld uitlenen, moeten de behoefte van de schuldenaar zwaarder laten wegen dan de maximalisatie van hun eigen winst (Sider 2005, p. 74). In deze lijn past dat recentelijk onder invloed van enkele schandalen (woekerpolissen) en de kredietcrisis de regels voor de zorgplicht van banken en andere financiële dienstverleners jegens hun klanten zijn aangescherpt. Dit is vastgelegd in de Wet Financieel Toezicht (WFT). Deze zorgplicht houdt in dat zij eerst moeten nagaan of bedrijven of particulieren in staat zijn aan de verplichtingen te voldoen voordat zij hun een krediet verschaffen. Zij mogen hun niet meer geld lenen dan strookt met hun betalingscapaciteit, en moeten hun een product adviseren dat goed bij hen past. Daartoe zijn er in de WFT regels vastgelegd die moeten waarborgen dat men nooit te veel geld kan lenen. Een financieel dienstverlener moet zich aan deze regels houden. Zowel voor particulieren als voor ondernemers dient de bank een klantprofiel op te stellen, waarbij wordt gekeken naar het inkomen of het bedrijfsresultaat, de toekomstverwachtingen en de huidige betalingsverplichtingen. Het product dat de financiële dienstverlener adviseert, moet op dit klantprofiel aansluiten.11 Een dergelijke regelgeving kan uit ethisch oogpunt alleen maar worden toegejuicht. Mensen zijn nu eenmaal zwak; hebzucht is een sterke prikkel, die gemakkelijk het gezond verstand opzij drukt. Dan moet men zo nodig tegen zichzelf beschermd worden. Financiële dienstverleners mogen zich dan niet louter laten leiden door hun eigen winstbejag; het belang van de klant hoort voorop te staan. Een medewerker van de Financial Service Authority, het Britse equivalent van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten, en zelf oud-bankmedewerker, typeerde in een interview met Joris Luyendijk de aard van banken aldus: ‘Ze zijn amoreel. Moraal speelt simpelweg geen rol in het besluitvormingsproces. Voor bankiers zijn beslissingen niet fout of slecht, maar een “reputatierisico”. Steriliserend taalgebruik. In mijn tijd bij de bank zagen ze je als een buitenaards wezen wanneer je morele argumenten gebruikte.’ (Joris Luyendijk, ‘Nee zeggen tegen vijf keer je huidige salaris’, NRC Handelsblad 12 juli 2012) Op de lange termijn is dat overigens ook in hun eigen belang, want naleving van deze regels vermindert ook hun eigen risico op wanbetaling. Helaas klagen aanbieders van nascholingscursussen financiële ethiek over weinig belangstelling.12 Hier is de wijsheid uit de Bijbel relevant: ‘Wie rijk wil worden, staat bloot aan verleiding, raakt in een valstrik en valt ten prooi aan dwaze en schadelijke begeerten’ en ‘Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan’ (1 Tim. 6:9; Mt. 19:23).
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 317
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 317
6/02/13 13:39
De zorgplicht geldt eveneens voor de overheid. Zij zou in de belastingwetgeving prikkels die tot het aangaan van schulden stimuleren, moeten vermijden of verwijderen. Het is bedenkelijk dat het voor bedrijven fiscaal voordeliger is met geleend geld dan met eigen geld te werken. De fiscale aftrek van hypotheekrente is eens ingevoerd om het eigenwoningbezit te bevorderen, maar heeft in de loop van de tijd een perverse uitwerking gekregen, die nog versterkt is door de mogelijkheid om gedurende de looptijd van de hypotheeklening niet af te lossen. Aan de hand van de maandlasten die men zich veroorloven kan, pleegt men te berekenen voor hoeveel geld men een woning kan kopen, en dat bedrag wordt hoger naarmate men meer kan aftrekken. Het gevolg is geweest dat de huizenprijzen veel sterker stegen dan de inkomens en huizen nu alsnog onbetaalbaar zijn geworden voor mensen met een niet al te hoog inkomen. Het verwijderen van deze prikkel is onontkoombaar, maar tegelijk moeilijk, omdat de overheid niet onbetrouwbaar mag zijn jegens hen die op basis van de bestaande wetgeving langlopende verplichtingen zijn aangegaan. Toch zal ook een geleidelijke inperking pijnlijke effecten hebben. Zelfs een beperking die alleen voor nieuwe hypotheken geldt, zal als gevolg hebben dat huizenprijzen dalen en dus meer mensen een hypotheekschuld hebben die de waarde van hun woning overtreft. Het valt buiten de taak van de theologische ethiek hiervoor praktische oplossingen uit te werken. Daarnaast dient de overheid erop toe te zien dat de banken op verantwoorde wijze krediet verlenen en beleggen, mede ter voorkoming van situaties van moral hazard. ‘Als het eigenbelang niet voldoende prikkelt tot verantwoord bankieren, dient de staat verantwoordelijkheid te nemen om de zelfzucht te beteugelen. Zij dient erop toe te zien dat banken op verantwoorde wijze hun geld uitlenen aan woningbezitters. Bijvoorbeeld door te eisen dat banken strikte voorwaarden stellen aan de kredietwaardigheid van woningbezitters, zonder uit te gaan van te optimistische verwachtingen van prijsstijgingen in de toekomst. En dat bij het doorverkopen van hypotheken aan andere banken de risico’s transparant blijven.’ (Graafland 2008, p. 275) Diverse gereformeerde confessies (Confession de foy (1559), art. 39; Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 36) noemen als eerste taak van de overheid het beteugelen van de ongebondenheid van de mensen. De geldzucht is een sterke prikkel tot bandeloos gedrag en het najagen daarvan gaat altijd ten koste van mensen in een sociaaleconomisch zwakkere positie. Daarom heeft de overheid hier zeker een grote verantwoordelijkheid. Maar overheidswetten raken alleen het uiterlijk gedrag en zijn daardoor beperkt in hun uitwerking. Van primair belang is daarom dat mensen persoonlijk leven volgens
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 318
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 318
6/02/13 13:39
morele waarden zoals eerlijkheid, betrouwbaarheid, respect voor andermans (eigendoms)rechten, rekening houden met de belangen van anderen. Vanuit morele waarden spannen mensen zich in voor anderen en houden zij zich aan beloften – ook als daar geen directe beloning tegenover staat. Op deze manier vullen morele waarden de gaten van tekortschietende marktwerking en overheidstoezicht. Morele waarden hebben ook een nuttige functie bij het beschermen van de mens tegen zichzelf. Door zich te laten leiden door morele waarden wordt de mens minder kwetsbaar voor misleiding en verslaving. Morele waarden zijn dus een hulpmiddel bij het adresseren van het falen van de markt en van de mens (Bovenberg 2011, p. 101). De Bijbel is een belangrijke bron voor zulke waarden. 5. Kwijtschelding Aan een ethische verhandeling over het maken van schulden mag een beschouwing over kwijtschelding niet ontbreken. Als iemand door onverstandige beslissingen schulden is aangegaan en dan in de problemen komt met zijn betalingsverplichting, geldt dan: Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten? Geldt hier niet dat een vlotte kwijtschelding bij problemen mensen zorgeloos maakt? Er is een verband tussen vergeving van zonden en kwijtschelding van financiële schulden. Jezus zelf heeft zijn gebod om elkaar de zonden te vergeven geïllustreerd met een gelijkenis over kwijtschelding van financiële schulden (Mt. 18:23-35; Lalleman-de Winkel 1999, p. 124). Het Griekse woord afesis betekent zowel vergeving van zonden als vrijlating uit slavernij (Luc. 4:18). Dat het Jubeljaar begon op de Grote Verzoendag (Lev. 25:9), wijst ook in deze richting (Sider 2005, p. 69). In de Heidelbergse Catechismus (zondag 24, vraag 64) wordt de vraag opgeworpen of de leer van de rechtvaardiging uit genade mensen niet zorgeloos en goddeloos maakt. Het antwoord luidt dat een waar geloof dankbaar maakt en dus tegen dit gevaar wapent. Dat geldt mutatis mutandis evenzeer op financieel gebied. De financiële schuldenaar zal zijn zelfzucht moeten bestrijden om zijn verantwoordelijkheid jegens de schuldeiser te beseffen. Omgekeerd luidt de Bijbelse boodschap aan hen die geld kunnen uitlenen dat zij aan behoeftigen geen lening mogen weigeren uit vrees dat deze het niet zullen kunnen terugbetalen. Calvijn noemde in zijn brief ‘De l’usure’ als een van de criteria bij het uitlenen van geld: ‘que celuy qui preste ne soit tellement intentif au gain quil defaille aux offices necessaires, ne aussi voulant mettre son argent seurement il ne deprise ses pauvres freres’(Barth en Scheuner 1952, p. 395).
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 319
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 319
6/02/13 13:39
Het Oude Testament gaat uit van de feitelijkheid dat schuldsituaties zich voordoen. Maar de gevolgen daarvan voor een familie zouden niet definitief mogen zijn en alle volgende generaties in de gevolgen daarvan meeslepen. De Wet van Mozes kende daarom een verplichte kwijtschelding van schulden van volksgenoten in het sabbatsjaar (Deut.15:1-3). Volgens sommigen, onder wie Wright (2009, p. 202), gaat het hier niet om kwijtschelding, maar om het teruggeven van de panden voor de schuld, waaronder kinderen die in slavernij moeten werken om de schuld af te lossen. Kwijtschelding zou dan pas in het Jubeljaar aan de orde zijn. Deze bepaling moet in verband worden gebracht met de agrarische samenleving die Israël toen was; commerciële kredieten waren er niet aan de orde (Van Leeuwen z.j., p. 47). Ze hield ook verband met de geïsoleerde positie van Israël te midden van de omringende volken. Ook daar was het idee van kwijtschelding wel bekend. De Egyptische wijze Amenemope raadde aan, wanneer een schuld te zwaar drukt, tweederde ervan kwijt te schelden (Van Leeuwen z.j., p. 45). Maar een verplichte volledige kwijtschelding op een vast moment gaat verder. Uit het Oude Testament is slechts één voorbeeld bekend van kwijtschelding van schulden, en dat was na de ballingschap (Neh. 5:10-12), overigens zonder verwijzing naar het sabbatsjaar. (Aan het sabbatsjaar wordt wel herinnerd in Neh. 10:31.) Teksten als 1 Sam. 22:2 en 2 Kon. 4:1 doen vermoeden dat de praktijk anders was. Overigens had men toen ook al moeite met deze bepaling. In hetzelfde hoofdstuk dat het sabbatsjaar regelt (Deut. 15:7-11) wordt gewaarschuwd tegen ‘de lage gedachte’ om terughoudend te zijn in het lenen aan een arme, als het jaar van de kwijtschelding nadert en de geldschieter zijn geld dus kwijt zal zijn. De rabbijnen hadden daar iets op bedacht: de prosbol, een clausule in het contract waarbij de lener afzag van zijn recht op kwijtschelding in het zevende jaar (De Vaux 1960, p. 310). Jezus laakt zulke trucs (Mt. 15:6-9). De regel van het sabbatsjaar is aan het oudtestamentische Israël gegeven. Hij is niet bedoeld als algemeen geldende regel voor het economisch leven, zelfs niet voor christenen onderling. Maar er valt wel iets uit te leren voor christenen om hun leven in te richten naar de stijl van Gods Koninkrijk.13 Dan kijken ze kritisch naar de wijze waarop de financiële markten functioneren, en vragen zich af of ze daaraan onbekommerd kunnen meedoen (Maarsingh z.j., p. 19). Ook voor de samenleving als geheel valt er iets uit te leren. De verplichte kwijtschelding onder Israël had ook tot doel de opeenhoping van bezit bij enkelingen en permanente armoede bij anderen tegen te gaan (Sider 2005, p. 71). Dit gezichtspunt is ook vandaag nog waardevol.
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 320
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 320
6/02/13 13:39
Wright schrijft over de motieven achter het sabbatsjaar: ‘This ancient Israelite sabbatical institution, which might otherwise be deemed quite outdated and culturally (and even agriculturally) irrelevant, presents us with a concrete, economic paradigm of a fundamental principle of biblical ethics – the principle that we go a long way towards fulfilling our duty to God when we display responsible, sensitive and sacrificial care for our fellow human beings.’ En over het Jubeljaar: ‘What God required of Israel reflects what in principle he desires for humanity, namely, broadly equitable distribution of the resources of the earth, especially land, and a curb on the tendency to accumulation with its inevitable oppression and alienation.’ (Wright 2009, p. 207, 297). In de Bijbel wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen armen door eigen schuld en armen zonder dat er sprake is van direct aanwijsbare eigen schuld (Jongeneel 1996, p. 60; Wright 2009, p. 173). Iemand die in nood is gekomen, zelfs al is dat hem ernstig verwijtbaar, mag je niet het vel over de oren halen; er behoort dan ruimte te zijn voor barmhartigheid. Hardvochtigheid in het opeisen van je bezit is dan niet gepast, zoals een schuldeiser in Israël niet zomaar het huis van zijn schuldenaar mocht binnendringen en iets tot pand nemen wat deze niet missen kon (Deut. 24:10-13). Volgens Goudzwaard e.a. (2009, p. 218) kunnen bestaande internationale verhoudingen aspecten van geweld vertonen op het terrein van economie, financiën en politiek. ‘Een voorbeeld van financiële macht uit de oude wereld kan daarbij dienst doen.’ Hij verwijst dan naar Deut. 24:10-11. ‘Binnen de oudtestamentische economie eist het gebod een daad van zelfbeheersing.’ Hij pleit voor overeenkomstige vormen van zelfbeheersing in de huidige structuren. Het onderste uit de kan willen halen bij een schuldenaar is in zulke gevallen trouwens ook niet in het belang van de schuldeiser zelf. Hij is beter af als hij de schuldenaar de gelegenheid biedt zijn betaalcapaciteit te herstellen dan wanneer deze steeds dieper in de problemen raakt. Anders dan in het Romeinse recht kent de mozaïsche wet geen bepaling waarin een straf wordt opgelegd aan wie zijn schuld niet betaalt. In Psalm 37:21 wordt wie leent en niet terugbrengt, wel zondaar genoemd, maar daartegenover wordt rechtvaardig genoemd wie geeft uit mededogen. Ontwrichtende schulden doen zich nu voor bij economisch-zwakke landen. Wright (2009, p. 152) schrijft over ‘the morally horrendous phenomenon of international debt, which contrary to all natural and historical justice, is said to be owed by the
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 321
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 321
6/02/13 13:39
poor and plundered to the rich and rapacious.’ Hier kan kwijtschelding een instrument zijn in dienst van de gerechtigheid. ‘De schulden waaronder de armste landen nog steeds gebukt gaan, komen niet minder in aanmerking voor een kwijtschelding, een bail-out, als de grote, wankelende banken van het Noorden. Blijvende schulden destabiliseren nu de wereldeconomie. … De arme landen hebben meer structurele hulp nodig bij het omgaan met en het kwijtraken van hun schulden. Als ze dat niet krijgen is een tweede wereldwijde kredietcrisis niet uitgesloten’ (Goudzwaard e.a., p. 285). Bij de laatste eeuwwisseling werd vanuit deze overtuiging de campagne Jubilee 2000 opgezet, een verwijzing naar het Jubeljaar (Lev. 25).14 Deze campagne had tot doel de kwijtschelding van schulden van derdewereldlanden in dat jaar. De lasten van rente en aflossing overtroffen vaak de binnenkomende hulpgelden en stonden investeringen in de eigen ontwikkeling in de weg. De boodschap van het Jubeljaar is nog steeds actueel. Zo werpt Jongeneel (1996, p. 40) de vraag op: ‘Wat betekent het feit dat iemands jas niet in onderpand mocht worden genomen voor de schuldenproblematiek in de Derde Wereld?’ En Wright schrijft (2009, p. 208): ‘taken to a wider level still the jubilee speaks volumes tot the massive issue of international debt. Not for nothing was the worldwide campaign to see an ending of the intolerable and interminable debts of impoverished nations called Jubilee 2000.’ De verwijzing naar het Jubeljaar in verband met de schuldenproblematiek keert geregeld terug. In 2008 schreef de Amerikaanse economisch historicus Michael Hudson dat een jubeljaar de maatschappij kan redden van de financiële crisis. ‘These Clean Slates were adopted literally, almost word for word, in the Biblical Jubilee Year of Leviticus 25. Even the same Hebrew word, deror, was used for the Babylonian andurarum proclaimed by rulers of Hammurapi’s dynasty from 2000 to 1600 BC. So it is remarkable to me that men claiming to be Christian leaders today should ignore the fact that in the very first sermon that Jesus gave, in Nazareth (Luke 4:14-30), he unrolled the scroll of Isaiah 61 and promised that he had come “to proclaim the Year of the Lord,” the Jubilee Year. That was the literal “good news” that the Bible preached, as the Dead Sea scrolls have abundantly illustrated. Yet it is a sign of the power of creditor ideology that even the essence of this founding document of Western civilization has been ignored by a distorted view of what early Christianity, Judaism and other religions were all about. Hardly surprising. Luke’s passage on this founding sermon of Jesus concludes by pointing out that “all the people in the synagogue were furious when they heard this. They got up, drove him out of the town,
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 322
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 322
6/02/13 13:39
and took him to the brow of the hill on which the town was built, in order to throw him down the cliff.”’ 15 In augustus 2011 kwam de Amerikaanse topeconoom Stephen Roach, senior executive bij de zakenbank Morgan Stanley en docent aan Yale University, opnieuw met het idee voor een Jubeljaar, waarmee hij bedoelde: een eenmalige kwijtschelding van schulden van Amerikaanse burgers. We hebben wegen nodig ‘to forgive the excesses of mortgages, instalment and revolving credit … that will help consumers get through the pain of deleveraging sooner than later’, zei hij op de zakenzender CNBC. Hij zag vier wegen om de schuldenlast te verminderen: meer sparen, inflatie van de dollar, gedeeltelijk of geheel afzien van terugbetaling wegens onvermogen en gedeeltelijk afzien van terugbetaling door kwijtschelding. De eerste twee zijn nu onmogelijk vanwege de hoge werkloosheid en de daarmee gepaard gaande lage loongroei. Dus zullen banken en belastingkantoren de reële schuldenlast moeten verminderen. Roach tekende daarbij aan dat dit geen gemakkelijke oplossing is, en het kan hooguit eenmalig. Een Jubeljaar werkt alleen zonder aankondiging. Als het vaststaat dat eens in de vijftig jaar alle schuld kwijtgescholden wordt, dan leent drie of vier jaar voor ‘het’ jaar niemand meer iets uit. En banken kunnen niet blijven kwijtschelden. Anders hebben zij op een gegeven moment geen kapitaal meer. Roach vindt wel dat de banken de schuld op zich moeten nemen. Dat zal pijn doen, maar hij veronderstelt dat ze het zullen overleven. De banken zijn degenen die slechte leningen hebben verstrekt en daarmee zomaar hun gang konden gaan. Bij een eventueel Jubeljaar moeten ze daar de consequenties van ondervinden.16 Deze economen is het te doen om een eenmalige ingreep in de geest van het Bijbelse Jubeljaar. Zij bedoelen niet een periodieke kwijtschelding om de zeven of vijftig jaar. Dat kan in de huidige samenleving niet functioneren en daarvoor waren de Bijbelse regels ook niet bedoeld. In Israël golden deze bepalingen ook alleen voor de volksgenoten onderling, niet voor hun relaties met buitenlanders. Ze pasten in een theocratische en agrarische samenleving, waar de natie het volk van God was met als uitgangspunt dat elke familie op gelijke voet deel had aan het landbezit. Jezus ging in de Bergrede zelfs nog een stap verder: ‘En is het een verdienste als je geld leent aan degenen van wie jullie iets terug verwachten? Ook zondaars lenen geld aan zondaars, in de verwachting alles terug te krijgen. Nee… leen geld aan anderen zonder iets terug te verwachten; dan zullen jullie rijkelijk worden beloond’ (Luc. 6:34-35). Voor vandaag houden deze voorschriften een aansporing in om niet alleen gerechtigheid (contract is contract), maar ook barmhartigheid te doen gelden. ‘Er mogen
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 323
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 323
6/02/13 13:39
juridische en economische argumenten zijn, die voor onbeperkte schuldclaims of afhankelijkheidsverhoudingen pleiten, God stelt hier zijn eigen orde. Een orde die vraagt om een humane behandeling van hen die in afhankelijkheidsposities zijn geraakt en die er op gericht is iedereen een eigen plaats te geven om in vrijheid en verantwoordelijkheid coram Deo te leven.’ (Jongeneel 1996, p. 55 e.v.; Wright 2009, p. 323). In een commerciële samenleving is deze houding echter niet van zakelijke instellingen te verwachten. Sociale gerechtigheid kan niet worden overgelaten aan het vrije spel van de maatschappelijke krachten. Roach is daarom van mening dat de overheid de verplichting tot kwijtschelding zou moeten opleggen. Ook dat ligt in de lijn van de Bijbel, waar de plicht tot barmhartigheid jegens armen niet enkel aan de theocratische koningen van Israël wordt voorgehouden, maar ook aan heidense koningen als Lemuël (Spr. 31:9) en Nebukadnessar (Dan. 4:24). In Nederland heeft de overheid daarvoor in 1998 een algemene wettelijke regeling getroffen, de schuldsanering natuurlijke personen.17 Voor iemand die zonder verwijtbare schuld18 in een problematische schuldsituatie is terechtgekomen, kan de rechter een regeling treffen waardoor hij zich in drie jaar van de schuld kan bevrijden. Hij moet dan die drie jaar van een minimaal bedrag leven en al zijn overige inkomsten afstaan aan de schuldeisers. Een bewindvoerder opent zijn post. Als hij dit regime drie jaar volhoudt en geen nieuwe schulden maakt, verliezen de schuldeisers het recht op het invorderen van de resterende schuld, zodat de gesaneerde met een schone lei verder kan. Deze regeling is enerzijds streng genoeg om geen zorgeloosheid in de hand te werken, anderzijds opent ze toch een perspectief voor de toekomst voor iemand die niet meer in staat is zich op eigen kracht van zijn schulden te bevrijden.19 Zou zoiets ook mogelijk zijn voor Europa, waar de eurocrisis een soortgelijk probleem aan het licht heeft gebracht tussen sterke en zwakke landen binnen de Europese Unie? Kan hier niet een tussenweg worden gevonden tussen het allesbepalend laten zijn van de morele en juridische verantwoordelijkheid voor de ontstane situatie en het aanmoedigen of belonen van onverantwoord gedrag? Afbetaling volgens de contracten tot de laatste cent zou grote maatschappelijke ellende veroorzaken. Het verstrekken van nieuwe leningen om de oude af te betalen verschaft dan geen soelaas meer. Ook hier zal kwijtschelding (of uitstel van betaling of schuldvermindering) serieus overwogen moeten worden. Zo wordt voorkomen dat veel mensen in zo’n schuldenland tot onder een aanvaardbaar sociaal minimum zakken. Op dit niveau is het echter moeilijker te regelen dan nationaal, omdat eenparigheid vereist is en er grote tegengestelde belangen zijn. Overigens is gedwongen
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 324
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 324
6/02/13 13:39
kwijtschelding wegens onvermogen niet vergelijkbaar met het Jubeljaar. Graafland acht afschrijven wel realistischer dan steun geven tegen ondraaglijke condities: zonder meer kwijtschelden werkt volgens hem echter een ‘na-ons-de-zondvloed’mentaliteit in de hand (Interview met Jan Willem Veenhof in het Nederlands Dagblad 17 september 2011). Daarbij mogen de schuldeisers bedenken dat zij door hun gretig uitlenen, vaak tegen hogere rente dan ze elders konden krijgen, hebben bijgedragen tot het ontstaan van het probleem. Voor elke onverantwoorde schuldenaar is er een roekeloze geldschieter. Uiteraard mag dan wel verlangd worden dat het maken van nieuwe schulden stopt, zeker binnen een muntunie. Dat is al moeilijk genoeg, maar het wegvallen van schuldverplichtingen helpt daarbij en biedt uitzicht. Peter Ester, lid van de Nederlandse Eerste Kamer voor de ChristenUnie, zei over het Europese Steunfonds: ‘Ik pleit ervoor dat we ons financieel-economisch beleid meer op calvinistische leest schoeien. Het heeft geen zin landen op te zadelen met torenhoge schulden. We weten eigenlijk allemaal dat afbetaling niet reëel is. Op dit punt moeten we ook maar “out of the box” durven te denken. We waarderen een deel van de schuld af en nemen ons verlies, maar we doen dat eenmalig. We willen zondaarsgedrag niet belonen. De hele schuldencrisis is in belangrijke mate ontstaan doordat we ver boven onze stand leven. We smijten met geld dat we niet hebben. We zijn vervallen in ongebreideld consumentisme en hedonisme. We kennen ook in monetair opzicht geen grenzen en beperkingen meer. We schuiven de rekening door naar volgende generaties en nemen zelf geen verantwoordelijkheid. We moeten onze economie weer enten op een calvinistisch ethos dat soberheid, spaarzin, toekomstgericht denken, solidariteit en duurzaamheid beklemtoont. De Bijbel biedt ook hier een helder en actueel kompas. Dit calvinistisch ethos is zowel economisch als moreel een veel beter richtsnoer dan het casinokapitalisme dat thans hoogtij viert.’ (Handelingen Eerste Kamer 11 oktober 2011). De econoom Lans Bovenberg zei in een interview in het Nederlands Dagblad van 12 november 2011: ‘Om zelf weer gezond te worden zal Noord-Europa eerst de balk uit het eigen oog moeten nemen om scherp genoeg te kunnen zien om de splinter uit het oog van Zuid-Europa en de financiële sector te halen. Die balk is onze neiging om landen en instellingen die fouten gemaakt hebben te veroordelen in plaats van hun geluk en genezing voor ogen te hebben.’ De economen Paul de Grauwe (Leuven/Londen), Harald Benink (Tilburg) en Sweder van Wijnbergen (UvA Amsterdam) pleiten op economische gronden voor een gedeeltelijke kwijtschelding van Griekenland (NRC Handelsblad 23 mei 2012, p. 22 en 26 mei 2012, ‘Opinie en debat’, p. 2).
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 325
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 325
6/02/13 13:39
6. Slotbeschouwing Onze conclusie is dat aan de Bijbel ontleende inzichten van grote waarde zijn om een uitweg te vinden uit de hedendaagse financiële crisis en een houding ten aanzien van het materiële te vinden die ontsporingen voorkomt. Dat geldt voor de samenleving in haar geheel en meer in het bijzonder voor christenen, die door hun levensstijl een voorbeeldfunctie zouden kunnen vervullen. Deze inzichten staan niet haaks op het ‘gezonde verstand’ en zijn dus niet exclusief voor christenen.20 Maar dat ‘gezonde verstand’ wordt gemakkelijk van de wijs gebracht door de prikkels van de begeerte naar rijkdom of macht, bij individuen, bij ondernemers en bij politici. Als burgers zich laten leiden door hebzucht en overmoed is het voor politici en toezichthouders problematisch om de risico’s te bestrijden waardoor de huidige crisis veroorzaakt is. Dat gevaar moet ontmaskerd worden, en daaraan kan de christelijke ethiek een bijdrage leveren. De kredietcrisis doet ons weer meer oog hebben voor de waarde van spaarzaamheid. Wij in de westerse wereld hebben vergeving van onze (verslaving aan) ‘schulden’ nodig (De Bruijne 2009, p. 23). Zo kan de kredietcrisis leiden tot morele vernieuwing. Het breken met die verslaving kan niet enkel een zaak van het verstand zijn, daarvoor is ook een verandering in de gerichtheid van het hart nodig. Graafland (2008, p. 264) merkt op dat Calvijns uitleg van de Bijbel laat zien dat hij sociaal en economisch gedrag niet als een autonome levenssfeer beschouwde, maar als een vitaal onderdeel van de christelijke aanbidding van God. Biéler (1961, p. 518) schrijft: ‘Si l’économie n’est pas assujettie à la morale pour servire l’homme, c’est l’homme qui est assujetti et qui devient son esclave.’ Is materiële welstand het hoogste in ons leven of is er een doel dat daarboven uitgaat en al het materiële – niet overbodig maakt, maar wel – relativeert? Daarop te wijzen is de taak van de christelijke ethiek in een tijdperk dat veel materiële zekerheden wankelen. Een op de Bijbel gebaseerde moraal is goed voor de economie. Literatuur BARTH, Petrus en Dora SCHEUNER, Joannis Calvini Opera Selecta II. München: Chr. Kaiser, 1952. BIÉLER, André, La pensée économique et sociale de Calvin. Genève: Georg & Cie, 1961. BOVENBERG, Lans, ‘Markteconomie is ondergeschikt aan menselijke waardigheid’, Christen Democratische Verkenningen (winter 2011), pp. 97-104. DE BRUIJNE, Ad, ‘Spaarzaamheid’. In Zuinigheid met vlijt – Over calvinistische (on)deugden. Redactie door Louke VAN WENSVEEN en Harm DANE. Zoetermeer: Boekencentrum, 2009.
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 326
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 326
6/02/13 13:39
DE VAUX, R.., O.P., Hoe het oude Israël leefde – De instellingen van het Oude Testament I. Roermond/Maaseik: J.J. Romen & Zonen, 1960. DOUMA, Jochem, Christelijke Ethiek I Grondslagen. Kampen: Kok 1999. GOUDZWAARD, Bob, Mark VANDER VENNEN, David VAN HEEMST en Jet WEIGAND-TIMMER, Wegen van hoop in tijden van crisis. Armoede – milieubederf – onveiligheid- financiële malaise. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 2009. GRAAFLAND, Johan J., Het oog van de naald – over de markt, geluk en solidariteit. Kampen: Ten Have, 2007. GRAAFLAND, Johan J, ‘Rentmeesterschap bij Calvijn – leefregels bij de kredietcrisis’, Radix XXXIV (2008), nr. 4, pp. 264-279. GRAAFLAND, Johan J. ‘Calvin’s Restrictions on Interest: Guidelines for the Credit Crisis’, Journal of Ethics vol. 96 (2010), pp. 233-248. JONGENEEL, Roel A., Economie van de barmhartigheid. Kampen: Kok, 1996. KELLER, Tim, Namaakgoden, De lege beloften van geld, seks en macht, en de enige werkelijke hoop. Franeker: Van Wijnen, 2010. LALLEMAN-DE WINKEL, Hetty, Van levensbelang – De relevantie van de oudtestamentische ethiek. Zoetermeer: Boekencentrum, 1999. MAARSINGH, B., Maatschappijcritiek in het Oude Testament (Bijbel en Gemeente 13). Kampen: Kok, z.j. ROSCAM ABBING, Pieter J., Ethiek van de inkomensverdeling. Deventer: Kluwer, 1973. SIDER, Ronald J., Rich Christians in an age of hunger, new edition. Nashville: Thomas Nelson, 2005. TWzNT: KITTEL, G. (red.), Theologisch Wörterbuch zum Neuen Testament. Stuttgart: Kohlhammer, 1933-1978. UCKO, Hans, Jubilee Challenge: Utopia or Possibility. Genève: WCC Publications, 1997 (geciteerd via WRIGHT, 2009, p. 209) VAN LEEUWEN, C., Sociaal besef in Israël. Baarn: Bosch & Keuning, z.j. WRIGHT, Christopher J.H., Living as the people of God – The relevance of Old Testament ethics. Leicester: Inter-Varsity Press, 1983. WRIGHT, Christopher J.H., Old Testament Ethics for the people of God. Nottingham: Inter-Varsity Press, 2009.
Noten 1. Zie Johan J. GRAAFLAND, ‘Het krediet van de theologie na de crisis’, Theologisch Debat VII (maart 2010), pp. 9-22. 2. Ik dank prof. dr. J.J. Graafland (Universiteit van Tilburg) voor zijn waardevolle opmerkingen bij een eerdere versie van dit artikel. 3. Jochem DOUMA, Christelijke Ethiek I Grondslagen. Kampen: Kok, 1999. 4. Een vrije weergave van de definitie van ethiek van K. Schilder in DOUMA (1999), p. 102. 5. Petrus BARTH en Dora SCHEUNER, Joannis Calvini Opera Selecta II. München: Chr. Kaiser, 1952, pp. 392396; Engelse vertaling in Oliver O’DONOVAN & Joan Lockwood O’DONOVAN, From Irenaeus to Grotius. Grand Rapids (MI)/Cambridge (UK): Wm. B. Eerdmans, 1999, pp. 682-684. 6. Bronnen: Statistisch zakboek 2003, p. 446; http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLnl &PA=70699ned&LA=nl (geraadpleegd op 5 september 2012).
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 327
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 327
6/02/13 13:39
7. Volgens het rapport Debt and deleveraging: The global credit bubble and its economic consequences (2010) van het McKinsey Global Institute; (http://www.scribd.com/doc/61035961/McKinsey-Debt-and-Deleveraging, geraadpleegd op 9 mei 2012), exhibit 7, p. 20. 8. Aldus Maarten SCHINKEL, ‘Het kapitalisme zoals wij dat kennen is uit de hand gelopen’, NRC 12 augustus 2011. 9. Harvey ROSENBLUM, ‘Choosing the Road to Prosperity – Why We Must End Too Big to Fall – Now’ (Federal Reserve Bank of Dallas 3 2011 Annual Report), 17, over banken: ‘They ran into trouble because they used piles of debt to expand risky investments— in the end finding that excessive leverage is lethal.’ (http://www. dallasfed.org/assets/documents/pubs/mm/wc/1205economicinsights.pdf, geraadpleegd op 29 mei 2012). 10. Over wat dit voor banken betekent, zie Johan J. GRAAFLAND en Bert W. VAN DE VEN, ‘The Credit Crisis and the Moral Responsibility of Professionals in Finance’, Journal of Business Ethics 103 (2011), pp. 605-619. 11. http://www.ondernemerskredietdesk.nl/172/de-zorgplicht-banken-wat.htm, geraadpleegd op 7 mei 2012. Zie ook Johan J. GRAAFLAND, ‘Het krediet van de theologie na de crisis’, Theologisch Debat VII ( maart 2010), p. 19. 12. Ruurd UBELs, ‘Fatsoenlijke bank, maar dan ook fatsoenlijke klanten’, Nederlands Dagblad 7 juli 2012. 13. Zie de slotzin van artikel 25 Nederlandse Geloofsbelijdenis: ‘Wel maken wij nog gebruik van de getuigenissen uit de Wet en de Profeten om ons in het Evangelie te bevestigen en ook om overeenkomstig Gods wil ons leven in alle eerbaarheid in te richten tot zijn eer’. Christopher J.H. WRIGHT, Living as the people of God – The relevance of Old Testament ethics. Leicester: Inter-Varsity Press, 1983, p. 67: ‘The Old Testament, with its foundation of creation faith and its rich theology of the land … is therefore bound to have plenty to contribute to Christian economic ethics.’ 14. Volgens Lev. 25 werd dit om de vijftig jaar gevierd, waarbij alle gekochte grond moest worden teruggegeven en slaven moesten worden vrijgelaten. Over schulden wordt daar niet gesproken, wel over kwijtschelding (vs. 10). De Rooms-Katholieke Kerk viert in aansluiting hieraan de jaren die eindigen op -00 of -50, als een heilig jaar, dus ook het jaar 2000. Over Jubilee 2000: zie Christopher J.H. WRIGHT, Old Testament Ethics for the people of God. Nottingham: Inter-Varsity Press, 2009, pp. 408-411. 15. Michael HUDSON, ‘The Big Bank Job: The Insanity of the $700 Billion Giveaway’ (http://michael-hudson. com/2008/09/the-big-bank-job-the-insanity-of-the-700-billion-giveaway/, geraadpleegd op 18 mei 2012). 16. Interview met Edward Harrison van 22 augustus 2011 (http://www.creditwritedowns.com/2011/08/ stephen-roach-consumers-need-debt-jubilee.html, ‘Stephen ROACH: Consumers need debt jubilee’, geraadpleegd op 21 mei 2012). 17. Wet van 25 juni 1998 tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen (Stb. 1998, 445). Voor nadere informatie zie Wikipedia s.v. Schuldsanering. 18. Verwijtbaar zijn bijvoorbeeld schulden ontstaan door verkeersboetes, grandioze overbesteding (bijvoorbeeld op het moment dat de schuldenaar zijn schulden al niet meer kan afbetalen, sluit hij nóg een lening af) of schulden die zijn ontstaan door verslavingen (bijvoorbeeld gok- of drankverslavingen). 19. Op 1 juli 2012 is bovendien de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening van kracht geworden, waarin bepaald is dat gemeenten een eigen schuldhulpverleningsbeleid moeten opstellen, waarin mensen met schulden binnen vier weken en in urgente gevallen zelfs binnen drie dagen geholpen worden, dit om onnodig aangroeien van de schuldenlast te voorkomen (Wet van 9 februari 2012 tot het geven aan gemeenten van de verantwoordelijkheid voor schuldhulpverlening, Stb. 2012,78). 20. Voor het analyseren van de geestelijke achtergronden van de financiële crisis heb ik veel gehad aan Hans ACHTERHUIS, De utopie van de vrije markt. Rotterdam: Lemniscaat, 2010.
Ethische Perspectieven 22 (2012)4, p. 328
96091_EthPersp_2012/4_04_De Vries.indd 328
6/02/13 13:39