Schützstraat 18 7557 RH Hengelo Tel.: 074 – 2916994 Fax.: 074 – 2913256 e-mail:
[email protected]
Elsbeekweg 10 7575 CC Hengelo Tel.: 074 – 2916985 Fax.: 074 – 2916282 e-mail:
[email protected]
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 3. 3.1 3.2. 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 4. 5. 6. 6.1 6.2 6.3 6.4 7. 8. 9. 9.1 9.2 9.3 9.4 10. 11. 12.
De opdracht van de school Missie en visie van de dr.Schaepmanstichting Uitwerking van de opdracht van onze school De inrichting van het onderwijs op onze school Levensbeschouwelijke visie – identiteit Wat komt er op ons af? Externe analyse Wat kunnen wij/ Interne en externe analyse Onze beleidsvoornemens Schoolspecifieke planning van onze beleidsvoornemens De onderwijskundige vormgeving van het onderwijs Toelatingscriteria Onderwijskundige vormgeving van ons onderwijs Instrumentaal – de cursorische vakken Oriëntatie op jezelf en de ander Kunstzinnige oriëntatie Bewegingsonderwijs ICT De zorg voor kinderen Bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie Sociale vaardigheids- en competentietraining Sociale veiligheid Techniek Strategische ontwikkeling Inleiding strategische ontwikkeling Onderwijs, zorg en identiteit Opbrengstgericht werken en effectief onderwijs Onderzoek effectief lees-en spellingsonderwijs Handelingsgericht werken Invoering 1-zorgroute Uitwerking van hoofdthema Onderwijs/Zorg en Identiteit Formatiebeleid Financieel en facilitair management Personeelsbeleid Visie op personeelsbeleid Doelstellingen personeelsbeleid Loopbaanbeleid, scholing en leeftijdsbewust personeelsbeleid Sg Beyaert: Opleidingsschool Evenredige vertegenwoordiging mannen/vrouwen in de schoolleiding Het arbobeleid Kwaliteitszorg Schoolontwikkelplan Matrix kwaliteitszorg Barometer Schaepmanstichting Cyclus PDCA in beeld Het relationeel beleid Veiligheidsbeleid Tot slot
Bijlage 1: Bijlage 2:
Formulier ‘instemming met schoolplan’ Formulier ‘vaststelling van schoolplan’
schoolplan 2011-2015 versie 140411
2
Hoofdstuk 1: De opdracht van de school 1.1 MISSIE EN VISIE VAN DE DR.SCHAEPMANSTICHTING Motto: Samen sterk in ontwikkeling
1. Missie: Van de missie dient een stimulerende en inspirerende werking uit te gaan. De missie geeft richting en impuls aan het handelen van de deelnemers. Iedereen die deel uitmaakt van de organisatie waarvoor de missie is bestemd, gebruikt deze als richtpunt. Het is daarmee de basis voor elk handelen. De missie luidt als volgt: Wij beloven optimale ontwikkelingskansen voor ieder aan ons toevertrouwd kind, in een veilige leef-, speel- en leeromgeving. Competente, gekwalificeerde medewerkers en optimale materiële voorzieningen zijn hiervoor de basis. Wij gaan uit van een toegankelijke omgeving waarin een ieder zich kan welbevinden.
2. Visie: De Dr. Schaepmanstichting is een organisatie die zich verantwoordelijk stelt voor het verzorgen van kwalitatief en dynamisch primair katholiek onderwijs in Hengelo. Zij wil daarbij handelen volgens de algemene richtlijnen voor het onderwijs die op grond van het gezamenlijk overleg in de NKSR en het reglement “ARKO”, zijn vastgesteld. Wij baseren deze belangwekkende maatschappelijke opdracht op een aantal principiële uitgangspunten.
De Dr. Schaepmanstichting staat midden in de samenleving en kijkt vooruit en naar buiten. Ontwikkelingen buiten de school worden nauwlettend gevolgd en beïnvloeden de keuzes m.b.t. het leren en ontwikkelen van kinderen in hun leef-, speel- en leeromgeving en hoe we ons onderwijs inrichten. De mensen in onze scholen zijn zich bewust van hun eigen beperktheid en feilbaarheid, maar daar werken ze voortdurend aan. Houvast hebben ze daarbij aan solidariteit, gerechtigheid en medemenselijkheid. Van daaruit nemen ze positief kritisch de volle verantwoordelijkheid voor hun maatschappelijke opdracht en doen ze dat in samenwerking met elkaar. De eigen identiteit van kinderen en volwassenen is het vertrekpunt van ontwikkelen en leren. Identiteitsvorming wordt daarbij gekenmerkt door een groeiend besef van om welke waarden en normen het gaat, o.a. nieuwsgierigheid, autonomie en zelfstandigheid, kritisch bewustzijn en creativiteit. Het katholieke geloof wordt vertaald naar de huidige realiteit. De ontwikkeling als individu, is vooral gericht op emancipatie en op sociale rechtvaardigheid, waarbij ras, nationaliteit, geslacht, seksuele geaardheid, sociaal milieu, religie, levensbeschouwing, handicap geen verschil mogen uitmaken. Onze scholen zijn organisaties in een toegankelijke omgeving waarin ontmoeting en sociale loyaliteit samengaan met ontwikkeling en leren om als totaal mens tot ontplooiing te komen.
In de komende jaren zullen bovenstaande uitgangspunten worden uitgewerkt binnen huidige maatschappelijke en onderwijsinhoudelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat het opbrengstgericht werken in relatie tot het handelingsgericht werken en de invoering van de 1-zorgroute, de focus is van waaruit het onderwijs en de ontwikkelingen op de scholen wordt vormgegeven. 1. Het opbrengstgericht werken is een ontwikkeling die binnen het onderwijs zeer belangrijk is geworden. Het geeft aan dat de scholen zich meer bewust moeten zijn van de resultaten van hun handelen en daarop anticiperen. Het idee achter opbrengstgericht werken is, dat door op deze manier te werken de kwaliteit van onderwijs en de prestaties van leerlingen optimaal zijn. Opbrengstgericht werken leidt alleen maar tot resultaten, als sprake is van goed onderwijskundig leiderschap en versterking van het handelen van de leerkracht en diens betrokkenheid. 2. Handelingsgericht werken is een ontwikkeling die met name te maken heeft met de benadering van de zorg voor alle leerlingen. Het kijken naar wat de leerling nodig heeft, binnen een heldere structuur en opzet staan hierbij centraal. Handelingsgericht werken gaat schoolplan 2011-2015 versie 140411
3
uit van de gedachte dat dé zorgleerling niet bestaat. Iedere leerling heeft zorg nodig. Slechts de mate waarin dat het geval is, is verschillend.
Op bovenschools niveau zijn er werkgroepen gevormd bestaande uit de directies die zitting hebben in een drietal beleidsadviescommissies (BAC): BAC onderwijs en identiteit BAC personeel en organisatie BAC financiën en facilitair Daarnaast vinden er beleidsdagen plaats waarin naast het College van Bestuur en directies ook andere geledingen zoals IB-ers, R.T.-ers, ICT-ters etc. deel van (kunnen) uitmaken. Gezamenlijk worden stappenplannen ontwikkeld en selecties gemaakt van onderwerpen die onder verantwoording vallen van het College van Bestuur, het MOS (Management Overleg Schaepmanstichting) en de individuele scholen. Daarom zullen bepaalde onderwerpen in het schoolplan van de onderscheidende scholen eenduidend zijn. 1.2
UITWERKING VAN DE OPDRACHT VAN ONZE SCHOOL
MISSIE Scholengemeenschap Beyaert is een speciale school voor basisonderwijs. De leerlingen ontvangen onderwijs die zoveel mogelijk is afgestemd op hun ondersteuningsbehoefte en individuele mogelijkheden. Daarbij wordt uitgegaan dat: - De leerstof toegankelijk is voor alle leerlingen - Deze wordt afgestemd en op hun ontwikkelingsbehoeften en mogelijkheden - De leerlingen kunnen leren op die manier die bij hun past - Er is ruim aandacht om hun zelfbeeld positief te vergroten, zodat zij op een zo goed mogelijke wijze relaties kunnen aangaan zowel binnen als buiten de school Scholengemeenschap Beyaert wil dit bereiken onder het motto: ‘Onderwijs in Beweging’ VISIE Sg. Beyaert heeft als uitdaging een school te zijn waarin elk kind met een zorgbehoefte zo optimaal mogelijk geholpen wordt. Hierbij gaat het niet alleen om de vraag wat de school het kind kan bieden, maar ook om de vraag: “Wat vraagt dit kind met die specifieke onderwijsbehoefte aan de school ?” Daarbij worden de volgende indicatoren als leidraad gehanteerd
Leraren volgen vorderingen van leerlingen systematisch
De school gebruikt een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van leerlingprestaties
De school gaat de effecten van de zorg na
De school evalueert jaarlijks systematisch de kwaliteit van haar opbrengsten
De school evalueert regelmatig het onderwijsproces
Dit wordt beschreven voor elke leerling in een ontwikkelingsperspectief. De school richt zich hierbij niet alleen op het ontwikkelingsproces van de leerling, maar ook op de professionaliteit van de leerkracht. Sg. Beyaert vat haar onderwijsconcept in de volgende pijlers samen onder het MOTTO:
schoolplan 2011-2015 versie 140411
4
‘ONDERWIJS IN BEWEGING’
betrokken heid boeiend
kwaliteit
uitdaging
veilig
talenten
opbrengstgericht competent
Het is belangrijk om het kind te leren omgaan met zijn beperktheden, nog belangrijker is om het kind zijn mogelijkheden te laten ontdekken. Sg. Beyaert wil dit met het onderwijsconcept ‘onderwijs in beweging’ bewerkstelligen. In het huidige onderwijs wordt nog steeds het meest een beroep gedaan op het gebruik van de linkerhersenhelft. Kinderen moeten luisteren naar de verbale uitleg van de leerkracht, teksten lezen en schrijven en vooral stil zitten. We hebben echter twee hersenhelften en door van de functies van beide gebruik te maken is de som meer dan een optelling van de delen. Door het onderwijs in te richten met activiteiten die ook een beroep doen op de rechterhersenhelft, komt het leren meer in balans. Uitgebreid onderzoek heeft ons veel geleerd over de werking van de hersenen. De rechterhelft stuurt de linkerzijde van ons lichaam aan en de linkerhelft de rechterzijde. Ieder mens heeft een dominante zijde. De linkerhelft heeft weet van de beschikbare informatie, maar die is onvolledig. Als we alles over een bepaald onderwerp weten, betekent dat nog niet dat we de samenhang zien of weten hoe het allemaal in elkaar zit. Door de rechterhelft in te schakelen krijgen we de beschikking over de eerst niet beschikbare, verborgen informatie, waardoor we het geheel beter kunnen overzien en dat noemen we wel inspiratie, waarop voortgebouwd kan worden met creativiteit. Een overzicht over de werking van de beide hersenhelften: Linker hemisfeer: Coördinatie rechter lichaamshelft Stap voor stap volgorde Dominantie Verbaal-taal Logica-getallen-analyse Rechter hemisfeer: Coördinatie linkerlichaamshelft Gelijktijdig (analoog) Ondergeschikt schoolplan 2011-2015 versie 140411
5
Non-verbaal-kunst-beelden Intuitie-dagdromen Afmetingen Kleur
Het activeren van beide hersenhelften biedt ongekende mogelijkheden in het onderwijs. Kinderen gaan sneller nieuwe informatie begrijpen en opslaan en komt het onderwijs zoals eerder vermeld meer in balans. In de klas komt dit ondermeer tot uiting door het gebruik van muziek op de achtergrond, bewust inzetten van ontspanningsmomenten/beweging tussendoor, beroep doen op de creativiteit van de kinderen, gebruik maken beelden, plaatjes, kleuren, verbeelding e.d. Dit verhoogt de concentratie, vermindert een evt. gedragsprobleem en geeft een hogere betrokkenheid van de leerling. Dit zal zich in de vakken vertalen met een hogere opbrengst en een competent gevoel van het kind. Het ontwikkelen van de meervoudige intelligentie dient hierbij als leidraad: - Mentale intelligentie - Fysieke intelligentie - Emotionele intelligentie - Spirituele intelligentie Werken op Scholengemeenschap Beyaert betekent voor de medewerkers dat zij voortdurend op zoek moeten naar creatieve oplossingen om vastgelopen onderwijsprocessen vlot te trekken. Daarbij wordt als belangrijk uitgangspunt gehanteerd het principe dat de leerkrachten en anderen personeelsleden allereerst kijken of zij hun aanpak moeten wijzigen (handelingsgericht werken) in plaats van veel energie te steken in het beïnvloeden van het gedrag van de leerling. Dit onder het mom: ‘De leerkracht centraal’. Dit brengt ons weer terug bij de centrale vraag: “Wat vraagt dit kind met die specifieke onderwijsbehoefte aan mij als school/organisatie?” Hieronder worden de pijlers van ons motto ‘onderwijs in beweging’ nader omschreven: Veilig/geborgenheid Kinderen moeten zich veilig voelen om tot leren en tot optimale ontwikkeling te komen; veiligheid is de basis. Het positief welbevinden van de leerlingen is voorwaarde. Er wordt structureel aandacht besteed aan een positief pedagogisch schoolklimaat, groepsklimaat. Dit o.a. d.m.v. ondersteuning en begeleiding van de regiegroep SWITCH, regiegroep SEO en regiegroep Rots & Water. Boeiend De leerkracht heeft een actieve houding in de groep. De interactie speelt hierbij een essentiële rol . Daardoor zal de betrokkenheid van de leerlingen groot zijn en blijven (het igdi model wordt hierbij als middel ingezet). Telkens aandacht voor creativiteit en beroep doen op meerdere zintuigen, waardoor het onderwijs voor de leerlingen boeiend wordt en blijft. ‘Saai onderwijs is per definitie slecht onderwijs’ Betrokkenheid: De informatie die we overdragen aan de leerlingen moet betekenisvol zijn, aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen. Leerlingen moet actief worden betrokken bij de les. De hippocampus is het deel in de hersenen dat ervoor zorgt dat er transfer plaatsvindt van het werkgeheugen naar het lange termijn geheugen. De hippocampus werkt onder twee condities: de informatie die binnenkomt moet persoonlijk relevant zijn voor de lerende én er moet sprake zijn van een veilige context. Dit gegeven verklaart ook waarom “erin stampen” niet werkt. Indien het geleerde niet betekenisvol is, zeggen de hersenen bijna letterlijk “delete”! De relatie met ouders staat hoog in het vaandel op Sg. Beyaert. Samen proberen we een omgeving/situatie te creëren, waarin het kind optimaal tot ontwikkeling komt. Een nauwe en goede samenwerking tussen beide partijen (school en ouders) is duidelijk een meerwaarde. Kwaliteit: Leerkrachten die op Sg. Beyaert werken zijn verplicht om in het bezit te zijn van een certificaat ‘gespecialiseerde leerkracht’, of de bereidheid tot het halen (binnen 3 jaar na aanstelling) van het certificaat. Er is sprake van een IPB-cylcus van 4 jaar: (zie hoofdstuk 4.3 Tijdens de functioneringsgesprekken, maar ook tijdens het dagelijkse handelen, is er constante aandacht voor bewustwording en een professionele houding/professionalisering.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
6
Uitdaging: Een uitdagende leeromgeving creëren, de zone van naaste ontwikkeling. De leerlingen worden extra gestimuleerd door een uitdagende/actieve houding van de leerkracht en een uitdagende leeromgeving. Opbrengstgericht: Op Sg. Beyaert wordt er resultaat gericht gewerkt en staat het behalen van maximale opbrengsten centraal. Dit wordt gerealiseerd door o.a. hoge doelen te stellen (vastgesteld in het ontwikkelperspectief), handelingsgericht werken, organisatie van de 1-zorgroute, effectieve onderwijstijd, implementatie en verder ontwikkelen van het IGDI model. Uitgebreidere informatie omtrent opbrengstgericht en handelingsgericht werken wordt beschreven in hoofdstuk 1.6 Competent: Breed scala aan competenties/vaardigheden aanbieden, ………………….. Talenten: Ieder kind is uniek, met zijn/haar talenten, mogelijkheden en beperkingen. Het onderwijs laten aansluiten bij de talenten van het kind is uitgangspunt. Opdracht is om de talenten van de kinderen te ontdekken op uiteenlopende leergebieden en deze verder te ontwikkelen.
1.3. DE INRICHTING VAN HET ONDERWIJS OP ONZE SCHOOL Sg. Beyaert staat voor kwalitatief goed onderwijs voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte van zes tot en met dertien jaar. De locatie Elsbeekweg en Schützstraat werken nauw met elkaar samen. De organisatorische eenheid heeft één directie bestaande uit de algemeen directeur en twee locatieleiders. Het managementteam bestaat uit dezelfde samenstelling aangevuld met de beide coördinatoren leerlingenzorg. De intensieve samenwerking maakt het mogelijk om het onderwijsaanbod effectief op elkaar af te stemmen. De locaties werken ieder met hun eigen doelgroep. Dit heeft tot het gevolg dat de locaties specifieker in staat zijn om in te gaan op de pedagogische en onderwijskundige behoeften van de leerlingen. De locatie Elsbeekweg wordt bezocht door kinderen met een leerstoornis. Zij hebben problemen met het lezen, taal en/of rekenen. De leerlingen worden veelal aangemeld met een meervoudige problematiek. De leerstoornis kan samengaan met een gedragsstoornis/probleem zoals A.D.H.D., PDD-nos, faalangst. De locatie Schützstraat wordt bezocht door kinderen met een leertekort, d.w.z. dat hun leerproces over de gehele linie traag verloopt. Naast de specifieke leerproblematiek op beide locaties hebben de kinderen veelal gemeen dat zij dreigen vast te lopen in hun persoonlijkheids- en of sociaal-emotionele ontwikkeling. De relatie school en maatschappij De maatschappij is voortdurend in beweging. Jonge mensen moeten leren hun weg te vinden in deze veranderende maatschappij. Zij moeten keuzes maken en hier de verantwoordelijkheid voor dragen. Het onderwijs is bij uitstek een plaats waar leerlingen leren zelfstandig hun weg in de maatschappij te vinden. De school wil de leerlingen laten groeien tot een bewuste levenshouding en levensbeschouwing. Hierbij spelen normen en waarden en het nemen van verantwoordelijkheden in de samenleving een belangrijke rol. Leerlingen moet geleerd worden zich kritisch op te stellen tegenover zichzelf, de vele levensaspecten en maatschappelijke standpunten, waarmee zij nu en later in contact komen. Voorwaarde is wel dat het onderwijsinstituut midden in de samenleving staat en goede contacten met die samenleving onderhoudt. 1.4 LEVENSBESCHOUWELIJKE VISIE - IDENTITEIT Scholengemeenschap Beyaert is een katholieke school, die hecht aan de normen en waarden die de katholieke identiteit met zich meebrengt. Bij aanmelding van een leerling dienen de ouders de identiteit van de school te onderschrijven en hun kind deel te laten nemen aan de daaruit voortvloeiende activiteiten. Dat houdt in dat deelname aan de georganiseerde activiteiten verplicht is. De school respecteert andere levensbeschouwelijke stromingen.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
7
Aangezien wij een streekschool zijn en daardoor niet verbonden met een parochie bieden wij kinderen, die willen deelnemen aan de voorbereiding voor communie en vormsel, de gelegenheid om voorbereidingsbijeenkomsten hiervoor bij te wonen.
A.
Doelstellingen
We vinden het belangrijk, dat onze leerlingen met christelijke waarden en normen in aanraking worden gebracht, zodat ze zijn terug te zien in de manier waarop we omgaan met elkaar. Jezus van Nazareth is hierbij ons voorbeeld. Op onze school geven we inhoud aan de levensbeschouwelijke vorming door lessen vanuit de methode, het vertellen van Bijbelverhalen en momenten van bezinning en samen vieren. B.
Methode
In alle groepen wordt gewerkt met de methode “Hellig Hart”. In deze methode zijn de katholieke normen en waarden terug te vinden. De methode “Hellig Hart “ werkt met een thematische aanpak. De thema’s gedurende het schooljaar zijn de volgende: Waarden en normen Verhalen/geschriften Lentefeesten/vasten/Pasen (Oer)elementen/Pinksteren Lichtfeesten/advent/kerst Algemeen C.
Organisatie
Minimaal eens per week geeft iedere groepsleerkracht een les godsdienst/levensbeschouwing. Dit zijn over het algemeen klassikale lessen. Vieringen vinden bij voorkeur plaats op schoolniveau (dus met alle leerkrachten, kinderen en indien mogelijk ook ouders) Onze school krijgt begeleiding en ondersteuning op levensbeschouwelijk gebied door de bovenschoolse identiteitsbegeleider en de interne identiteitsondersteuner. D.
Knelpunten
E.
Beleidsvoornemens/Planning
F.
Een veranderende affiniteit met het instituut kerk. Generatieverschillen binnen het schoolteam.
Verdere professionalisering en in kaart brengen van eigen kennis en levenshouding. We werken ernaar toe, dat iedere leerkracht in het bezit komt van een diploma godsdienst/levensbeschouwing. Heroriëntatie op de methode levensbeschouwing. Aandacht besteden aan de betrokkenheid van de teamleden bij identiteitszaken. Evaluatie/Borging
Tijdens teamvergaderingen worden onder leiding van de identiteitsbegeleider momenten van bezinning gepland. De identiteitsbegeleider begeleidt ons team in overleg met de identiteitsondersteuner. Onder andere wordt er aandacht besteed aan de lessen van de methode en aan verdieping op eigen niveau. Er wordt, samen met andere scholen van binnen en buiten de dr. Schaepmanstichting, een vijftal vergaderingen gepland over levensbeschouwelijk vormingsonderwijs en identiteit. Daarbij zijn de identiteitsondersteuners namens de school vertegenwoordigd.
1.5
WAT KOMT ER OP ONS AF? DE EXTERNE ANALYSE.
Vanuit verschillende disciplines komen ontwikkelingen en trends op ons af. Hierop moeten we anticiperen, beleid ontwikkelen en vertalen naar de concrete dagelijkse schoolsituatie. Het gaat hierbij om het volgende: Financiën/huisvesting: Leerlinggebonden financiering schoolplan 2011-2015 versie 140411
8
Huisvesting Vrijvallen onderwijsbegeleidingsmiddelen Onderwijs & Identiteit: Invoering Wet Primair Onderwijs: WEC/REC (wet op expertise centra), Passend onderwijsLokaal onderwijs beleid: VVE, onderinstroomgroepen, brede school (onderwerpen waar de SBO-school zijdelings bij betrokken is) Aansluiting bij maatschappelijke ontwikkelingen: verschillende netwerken, zoals wijknetwerk (iets waar onze SBO-school moeilijk aan deel kan nemen, vanwege de regionale functie), voorpost, politie, speeltuinverenigingen, sport en recreatie Ineenschuiven samenwerkingsverbanden SWV 7.01/7.02 ICT-ontwikkelingen Tussenschoolse opvang, voor- en naschoolse opvang, waarbij aangetekend dient te worden dat de tussenschoolse opvang door het eigen personeel wordt gerealiseerd en ouders tot nu toe geen gebruik wensten te maken van naschoolse opvang, vanwege de regionale functie van de school) Relatie onderwijs & CJG (centra jeugd & gezin), Identiteitsbewaking: waarden -en normendiscussie; levensbeschouwing Profilering en innovatie: nascholing en begeleiding Personeel & Organisatie: Model RvT---CvB Directietekort Toename aantal parttime banen Groei van het leerlingenaantal Functiedifferentiatie beloningsbeleid Terugloop aantal Pabo-stagiaires ARBO –beleid Inspraak / communicatie: MR, GMR en OR Kwaliteitsbewaking en kwaliteitszorg De vertaling van deze externe ontwikkelingen naar de scholen van de Dr. Schaepmanstichting vindt zowel schoolspecifiek als bovenschools plaats. De 11 scholen hebben zich vertegenwoordigd in verschillende Beleids Advies Commissies; Bac personeel, Bac financiën en Bac-onderwijs. Deze Bac’s werken in een structuur van gezamenlijk overleg en terugkoppeling naar het Management overleg Schaepmanstichting (MOS). Op deze wijze geven zij een belangrijke invulling aan de uitwerking van deze zaken. Veel van genoemde onderwerpen zijn terug te vinden in onze beleidsvoornemens voor de komende 4 jaren. (zie verder 1.7 en 1.8)
1.6
WAT KUNNEN WIJ? DE INTERNE STERKTE/ZWAKTE ANALYSE.
Als basisschool vinden wij het belangrijk om een beeld te hebben van zaken die goed gaan op school en zaken die verbetering behoeven. Om vast te stellen welke kwaliteit wij in onze ogen leveren hebben wij een interne analyse uitgevoerd. Daarbij hebben wij gebruik gemaakt van:
Trendanalyse CITO Trends n.a.v. klassenbezoeken ZSBO (Zelfevaluatie SBO) Inspectiebezoek Interne barometer Ouderinterviews Ouderenquête Thema-avonden
Alle opbrengsten en documenten betreffende de kwaliteitszorg worden in het kwaliteitsboek opgenomen. Doel van de kwaliteitsonderzoeken: Het is noodzakelijk om op een systematische manier aan de kwaliteit van het onderwijs werken. Kwaliteit mag niet afhankelijk zijn van toeval, maar dient het geheel te zijn van activiteiten dat ondernomen wordt om de kwaliteit van het onderwijs te onderzoeken, te borgen of te verbeteren en kenbaar te maken. schoolplan 2011-2015 versie 140411
9
De kwaliteitszorg in school is terug te voeren tot een aantal vragen: Doen we de goede dingen? Doen we die dingen op de goede manier? Hoe weten we dat? Vinden anderen dat ook? Wat doen we met die opgedane kennis? Het doel van kwaliteitszorg is om het juiste beleid te formuleren, de juiste handelingen te verrichten en nagaan of datgene dat beoogd werd ook bereikt is (plan, do, check, act) Alleen op deze manier kan de school de gewenste kwaliteit systematisch leveren en kan de school er ook voortdurend aan werken om die kwaliteit te verbeteren. Om vorm te geven aan de kwaliteitszorg gaan we uit van de volgende indicatoren die ons vanuit de inspectie worden aangeboden. De school heeft inzicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie. De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen. De school evalueert regelmatig het onderwijsleerproces. De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten. De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces. De school verantwoordt zich aan belanghebbende over de gerealiseerde onderwijskwaliteit. De school draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs gericht op bevordering van actief burgerschap en sociale integratie, met inbegrip van het overdragen van kennis en kennismaking met de diversiteit van de samenleving. Om de kwaliteit van het onderwijs te bepalen, moeten er gegevens worden verzameld. Als de gegevens verzameld zijn, kan er een analyse gemaakt worden en vervolgens kan er een plan van aanpak worden gemaakt voor de komende jaren. Om gegevens te verzamelen gebruiken we de volgende instrumenten: Schooltoezicht onderwijsinspectie. In oktober 2010 heeft er een kwaliteitsonderzoek door de inspectie plaatsgevonden. Van dit onderzoek is een rapport opgesteld. Naar aanleiding van dit rapport wordt er een verbeterplan opgesteld en uitgevoerd. Zelfevaluatie in het SBO, een instrument als middel voor de kwaliteitszorg in het SBO. Dit instrument wordt eens per vier jaar ingezet om ons zelf een spiegel voor te houden. In het voorjaar van 2007 hebben wij als school een eerste start gemaakt met dit instrument. Het beeld dat de ouders en leerlingen van onze school hebben, zijn middels een ouderenquête en leerlingeninterviews ook in kaart gebracht. Van de verkregen gegevens is een analyse gemaakt, hieraan is op een studiedag en op een ouderavond aandacht besteed. Vervolgens zijn de punten ter verbetering meegenomen in het actieplan/verbeterplan. Bij de enquête voor leerkrachten kwamen het orthopedagogisch klimaat, het orthopedagogisch handelen, de relatie met ouders, de professionaliteit en het beleid als sterke punten naar voren. De enquête voor de ouders liet zien dat ouders de dagindeling, de zelfstandigheid van leerlingen, de begeleiding, de leerresultaten, de tijdsbesteding, de organisatie, de veiligheid en het geaccepteerd worden overwegend als zeer positief hebben ervaren. Met een aantal leerlingen is o.a. gesproken over veiligheid op school en ‘je veilig voelen’, regels op school, ‘je goed voelen op school’, voorwaarden om tot goed leren te komen, inrichting van lokaal. Met name de leerlingen uit de bovenbouw waren goed in staat om te verwoorden wat ze nodig hadden en konden ook suggesties ter verbetering noemen. Op een aantal studiedagen is gesproken over de verbeterpunten en dit heeft tot verschillende acties geleid (o.a. werkgroep Schwitz, intervisie handelingsplannen, onderwijsleerinhouden vastleggen in protocollen). In het voorjaar van 2011 wordt de enquête voor de leerkrachten opnieuw afgenomen. Vervolgens worden er weer interviews met kinderen gehouden en tenslotte wordt begin schooljaar 2011-2012 de ouderenquête weer afgenomen. Welzijns en Risicoinventarisatieonderzoek door de Arbodienst Voor de verbeterpunten wordt een plan opgesteld m.b.v. de Arbodienst. Klassenbezoeken. De klassen worden voor er een voortgangs-, functionerings- of beoordelingsgesprek plaatsvindt, bezocht door de locatielieder. Diverse gesprekken (o.a. functionerings-, voortgangs- en beoordelingsgesprekken) De bovenschooldirecteur voert de gesprekken met de locatieleiders en met de mensen die in de zorglijnen werken. De locatieleiders voeren gesprekken met de leerkrachten. Oudercontacten. De hierboven reeds beschreven ouderenquête. Toetsen, zowel methodegebonden als niet-methodegebonden toetsen. Resultaten vervolgonderwijs. schoolplan 2011-2015 versie 140411
10
Om de kwaliteitszorg te bewaken wordt er een actieplan voor de langere termijn opgesteld. Hierin wordt aangegeven wat er de komende jaren gebeuren gaat en in welk tijdsbestek het een en ander gerealiseerd dient te worden. De vertaling van deze externe ontwikkelingen naar de scholen van de dr. Schaepmanstichting vindt zowel schoolspecifiek als bovenschools plaats. De 11 scholen hebben zich vertegenwoordigd in verschillende Beleids Advies Commissies; Bac personeel, Bac financiën en Bac-onderwijs. Deze Bac’s werken in een structuur van gezamenlijk overleg en terugkoppeling naar alle directies. Op deze wijze geven zij een belangrijke invulling aan de uitwerking van deze zaken. Veel van genoemde onderwerpen zijn terug te vinden in onze beleidsvoornemens voor de komende vier jaren. De sterke punten die uit onderzoek gekomen zijn: Op beide locaties:
De school hanteert een duidelijke dagindeling voor de leerlingen De school bevordert de zelfstandigheid van de leerlingen Er is sprake van een goede begeleiding De school geeft een goed inzicht in de manier waarop geleerd moet worden’ Een sterke organisatie Over de tijdsindeling is men tevreden Over de aanpak ten aanzien van de leerlingen en de beleidsontwikkelingen is men tevreden Er is sprake van een hecht team Het gevoel van veiligheid en geaccepteerd worden, is groot De leerresultaten zijn volgens verwachting De communicatie over de invulling en uitvoering van Handelingsplannen is voldoende (Elsbeekweg) In de komende periode (2011-2015) probeert de school deze te borgen.
De volgende aandachtspunten zijn uit de onderzoeken naar voren gekomen: De communicatie over de invulling en uitvoering van Handelingsplannen kan verbeterd worden (Schützstraat) De gedragsresultaten zijn niet altijd volgens verwachting (beide locaties) De werksfeer en het effect op de leerlingen (beide locaties) Het gevoel van veiligheid en geaccepteerd worden, kan verbeterd (Schützstraat) De aanpak van gedragsproblemen kan verbeterd worden (Elsbeekweg)
1.7
ONZE BELEIDSVOORNEMENS
In de vorige planperiode hebben de scholen van de Dr. Schaepmanstichting gewerkt aan de gezamenlijke vaststelling van een aantal beleidsvoornemens. Deze voornemens bouwen voort op de visie en de missie van onze scholen. Iedere school heeft zichzelf de opdracht gesteld, om deze beleidsvoornemens uit te werken in een schoolspecifiek meerjarenplan. Onderstaand worden achtereenvolgens de bovenschools vastgestelde en de schoolspecifieke beleidsvoornemens omschreven. Paragraaf 1.9 geeft een planning van deze beleidsvoornemens over meerdere jaren. Bovenschools vastgestelde beleidsvoornemens: De beleidsvoornemens zijn omschreven naar onderwerp en vastgesteld op te bereiken doelen. Ieder doel is uitgewerkt volgens een vastgesteld format en terug te vinden in het document ‘Strategisch beleid Dr. Schaepmanstichting 2011-2015’. Hoofdthema’s Onderwijs & Identiteit: Thema 1. Opbrengst gericht werken Opbrengstgericht werken is een ontwikkeling die binnen het onderwijs zeer belangrijk is geworden. Het geeft aan dat de scholen zich meer bewust moeten zijn van de resultaten van hun handelen en daarop anticiperen. Het idee achter opbrengstgericht werken is, dat door op deze manier te werken de kwaliteit van onderwijs en de prestaties van leerlingen omhoog moeten gaan. Opbrengstgericht werken leidt alleen maar tot resultaten, als sprake is van goed onderwijskundig leiderschap en versterking van het handelen van de leerkracht. Als hoofdthema zetten we in op taal/lezen, waarbij na voldoende beoordeling van dit thema, de projectgroep kan aangeven dat de overstap naar rekenen gemaakt kan worden. schoolplan 2011-2015 versie 140411
11
Op het opbrengst gericht in de praktijk succesvol te laten realiseren zullen de referentieniveaus als belangrijk hulpmiddel worden ingezet. De referentieniveaus zullen mede het uitgangspunt vormen, bij het uitwerken van de inhoudelijke doorgaande leerlijnen voor taal en rekenen. Op schoolniveau zullen de referentieniveaus worden ingezet om helder te krijgen welke basiskennis en basisvaardigheden de leerlingen moeten beheersen voor taal en rekenen. Thema 2. 1-zorgroute De 1-zorgroute is een ontwikkeling die met name te maken heeft met de benadering van de zorg voor alle leerlingen. Het kijken naar wat de leerling nodig heeft, binnen een heldere structuur en opzet staan hierbij centraal. Handelingsgericht werken is hierbij het uitgangspunt. Uitgangspunten voor deze thema’s zijn: De 7 componenten van de effectieve school: 1. Helder stellen van duidelijke, meetbare onderwijsdoelen 2. Inzetten van effectieve tijd die worden besteed aan de basisvaardigheden (keuze maken!) 3. Genereren van extra tijd voor zwakke leerlingen 4. Inzetten van convergente differentiatie, kinderen zo lang mogelijk bij elkaar houden, werken met groepsplannen 5. Inzetten van effectieve instructiemodel 6. Vroegtijdig signaleren en gebruik van de voorschotbenadering 7. Monitoren van de resultaten en acties maken op de analyses Onderzoek (dec. 2009) taal/lezen van de Dr. Schaepmanstichting: 1. Kader beginnende geletterdheid 2. Kader indicatoren effectief leesonderwijs 3. Kader aanvankelijk lezen en spellen 4. Kader gevorderd lezen en spellen 5. Kader begrijpend lezen 6. Kader diagnostiek van dyslexie 7. Kader schoolspecifiek dyslexiebeleid Materialen; Uitgaan van 1-zorgroute wsns en de materialen die alle scholen daarvan hebben gekregen. o Wsns+, 1 zorgroute naar handelingsgericht werken. o Wsns+, Draaiboek invoering 1-zorgroute in school o Wsns+, Handreiking 1-zorgroute voor leerkrachten en intern begeleiders in het primair onderwijs o Wsns+, Draaiboek invoering 1-zorgroute in het samenwerkingsverband WSNS Inzet van Parnassys. Werkwijze op bestuursniveau Inzet alle Bac's op deze thematiek. Alle interne netwerken IB/ICT/RT staan in het teken van deze onderwijskundige ontwikkelingen Alle ISOS-bijeenkomsten (directies) staan in het teken van deze onderwijskundige ontwikkelingen Ontwikkelingen in het expertiseteam staan in het teken van deze onderwijskundige ontwikkelingen. Werkwijze per school Inzet van teambijeenkomsten (minimaal 4 per jaar). Inzet van een regiegroep/stuurgroep. Deze groep komt tussen de bijeenkomsten door bij elkaar, bereidt bijeenkomsten voor samen met de inhoudelijk extern adviseur, voert werkzaamheden uit en is aanspreekpunt voor de inhoudelijk extern adviseur. (Deelnemers; ib-er, directeur en vertegenwoordiging leerkrachten, extern adviseur(s). Inzet van een extern adviseur. Inzet van klassenconsultaties. Inzet van planmatige borging (valt onder de verantwoordelijkheid van directie en stuurgroep).
schoolplan 2011-2015 versie 140411
12
1.8 SCHOOLSPECIFIEKE PLANNING VAN ONZE BELEIDSVOORNEMEN De beleidsvoornemens komen voornamelijk voort uit het schoolplan 2011-2015. De jaarplannen vormen derhalve ook de praktische uitwerking van dit meerjarenbeleidsdocument. Ook diverse beleidsplannen zoals het ICT- beleidsplan en het Cultuureducatieplan vinden hun praktische uitwerking in dit jaarplan. Gekozen is voor een compacte vorm, waarbij aangegeven wordt: doel en concrete activiteiten inzet van personeel en middelen tijdsbestek meetbaar resultaat De school beschikt over meerdere medewerkers die zich gespecialiseerd hebben en verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van beleidsvoornemens. Hiervoor worden zij gefaciliteerd. Met een deel van de plannen is al een start gemaakt in het vorig schooljaar en dient nog slechts afgerond te worden. Andere in het plan genoemde ontwikkelingsplannen zijn in korte tijd uitvoerbaar en vergen slechts een beperkte tijdsinspanning .We beseffen echter dat dit jaarplan wederom ambitieus van opzet is. De beleidsvoornemens zijn tot stand gekomen in samenspraak tussen directie, team, oudergeleding van de MR. De effecten van de beleidsvoornemens worden beschreven in het schooljaarverslag. Door te werken met een Jaarplan en schooljaarverslag geven we ook vorm aan kwaliteitszorg, bestaande uit de elementen planning, uitvoering, evalueren, bijstellen/nieuwe planning maken. (plan do act en check) Het Jaarplan en Jaarverslag zijn in te zien op de website van onze school. ONZE BELEIDSVOORNEMENS TOT 2015 De beleidsvoornemens leiden tot een meerjarenplanning voor onze school. Deze meerjarenplanning is op hoofdlijnen vastgesteld. Onderstaand overzicht geeft hiervan een beeld. Ieder schooljaar wordt in een jaarplan een concrete uitwerking gemaakt van dit meerjarenplan voor dat specifieke schooljaar. De jaarplanning voor dit schooljaar is in een bijlage toegevoegd en uitgewerkt in een format. In onderstaand schema worden eerst alle activiteiten v.w.b. opbrengstgericht werken en zorgroute genoemd.
Overzicht overige beleidsvoornemens
vakgebied Taal
2011 - 2012 -oriëntatie op nietmethode gebonden toetsen - Het vastleggen van de resultaten in rapport (HJV) en Parnassys -oriëntatie nieuwe methode (SS)
2012 - 2013 -Aanschaf nieuwe taalmethode (SS) -borging taalmethode (EW)
2013 - 2014 -implementatie nieuwe taalmethode -borging taalmethode (EW)
2014 - 2015 -implementatie nieuwe taalmethode -borging taalmethode (EW)
schoolplan 2011-2015 versie 140411
13
Spelling
Lezen
Begrijpend lezen
Rekenen
-trendanalyses hanteren - werkmaterialen vernieuwen -coaching leerkrachten -oriëntatie op vervolg Spelwijzer -doorgaande lijn opzetten en bewaken -ontwikkeling Kijkwijzer (klassenbezoeken) -extra tijd + effectieve instructie zwakke lezers - Het aanbod + variatie leesactiviteiten verhogen -zelfstandigheid bevorderen -dyslexieprotocol aanpassen -borging Toolkit Effectief technisch Leesonderwijs - ontwikkeling jaarkalender -oriëntatie compenserende, dispenserende ICTmiddelen -goed hanteren handlelding -toepassen leesstrategieën -toetsen van begrijpend lezen, begrijpend luisteren en woordenschat in het speciaal basisonderwijs aanpassen -trendanalyses maken en interpreteren -pilot begrijpend lezen uitvoeren -invoeren IGDImodel -2de jaar taalpilot begr. Lezen Oriëntatie op woordenschatonderwijs -aanschaf woordenschattoets
-doorgaande lijn bewaken -coaching leerkrachten - implementatie werken met trendanalyses -gebruik Kijkwijzer (klassenbezoeken)
-doorgaande lijn bewaken - coaching leerkrachten - implementatie werken met trendanalyses -gebruik Kijkwijzer (klassenbezoeken)
-doorgaande lijn bewaken -coaching leerkrachten - implementatie werken met trendanalyses -gebruik Kijkwijzer (klassenbezoeken)
- aanbod + variatie van leesactiviteiten verhogen -zelfstandigheid bevorderen -nieuwe dyslexieprotocol implementeren -borging Toolkit Effectief technisch Leesonderwijs - inzet compenserende en dispenserende ICTmiddelen
-nieuwe dyslexieprotocol implementeren -borging Toolkit Effectief technisch Leesonderwijs - inzet compenserende en dispenserende ICTmiddelen
-nieuwe dyslexieprotocol implementeren -borging Toolkit Effectief technisch Leesonderwijs - inzet compenserende en dispenserende ICTmiddelen
-implementeren leesstrategieën -leesstrategieën toepassen op andere vakgebieden -aangepaste toetsen van begrijpend lezen, begrijpend luisteren en woordenschat in het speciaal basisonderwijs hanteren -trendanalyses maken en interpreteren - pilot begrijpend lezen afronden -implementatie IGDImodel -coaching (klassenbezoeken/ gesprekken)
-implementeren leesstrategieën -leesstrategieën toepassen op andere vakgebieden -aangepaste toetsen van begrijpend lezen, begrijpend luisteren en woordenschat in het speciaal basisonderwijs hanteren -trendanalyses maken en interpreteren -implementatie IGDImodel -coaching (klassenbezoeken/ gesprekken
-implementeren leesstrategieën -leesstrategieën toepassen op andere vakgebieden -aangepaste toetsen van begrijpend lezen, begrijpend luisteren en woordenschat in het speciaal basisonderwijs hanteren -trendanalyses maken en interpreteren -implementatie IGDImodel -coaching (klassenbezoeken/ gesprekken
-oriënteren op een nieuwe rekenmethode -oriëntatie op “Cito voor speciale leerlingen
-implementatie nieuwe methode - invoering van “Cito voor speciale leerlingen -organisatievorm
-wellicht nieuwe organisatievorm implementeren -implementeren IGDI -werken vanuit trendanalyses
-implementeren IGDI -werken vanuit trendanalyses -coaching leerkrachten
schoolplan 2011-2015 versie 140411
14
-oriëntatie op huidige organisatievorm (groepsdoorbrekend) + keuze maken -invoering IGDI -trendanaylses maken -coaching leerkrachten - Overleg met V.O.(aansluiting) -oriëntatie nieuw lesmateriaal
wellicht aanpassen -implementeren IGDI -werken vanuit trendanalyses -coaching
-coaching leerkrachten
-werken met nieuw lesmateriaal
-Implementatie nieuw lesmateriaal
-Implementatie nieuw lesmateriaal
Aardrijkskunde
-aanschaf nieuwe atlassen -oriëntatie nieuwe methode
Implementatie nieuwe methode
- implementatie methode
-doorgaande lijn bewaken nieuwe methode
Geschiedenis
-oriëntatie op de vijftig vensters van de canon van de Nederlandse geschiedenis (MB en BB) -verdeling maken videoclips en bijbehorende teksten (www.entoen.nu) -bewaken doorgaande lijn methode -gebruik Nieuws uit de natuur-materiaal -oriëntatie op combinatie met vak techniek SS -Alternatieven zoeken voor OB -doelen beschrijven -oriëntatie op meten van doelen -doorgaande lijn verbeteren EW -nieuwe methode implementeren - twee leskisten per schooljaar gebruiken -draaiboek ontwikkelen voor projectlessen
- eventueel gebruik canon -doorgaande lijn bewaken -meer gebruik beeldmateriaal + teksten
-implementatie canon -doorgaande lijn bewaken -meer gebruik beeldmateriaal + teksten
-implementatie canon -doorgaande lijn bewaken -meer gebruik beeldmateriaal + teksten
- gebruik Nieuws uit de natuur-materiaal -eventueel combinatie met vak techniek SS -doorgaande lijn bewaken EW -nieuwe methode implementeren
-oriëntatie op nieuwe methode -doorgaande lijn bewaken techniek
-invoering nieuwe methode Doorgaande lijn bewaken techniek
SS -doorgaande lijn verbeteren EW -nieuwe methode implementeren+ doorgaande lijn bewaken
SS -doorgaande lijn verbeteren EW -nieuwe methode implementeren+ doorgaande lijn bewaken
- twee leskisten per schooljaar gebruiken -implementatie + verbeteren draaiboek projectonderwijs
- twee leskisten per schooljaar gebruiken - implementeren draaiboek projectonderwijs
- twee leskisten per schooljaar gebruiken - implementeren draaiboek projectonderwijs
Muziekonderwijs
-coaching leerkrachten -implementatie methode
-coaching leerkrachten -implementatie methode
- coaching groepsleerkrachten
- coaching groepsleerkrachten
Tekenen/handvaardigheid
-ontwikkelen leerlijn verdeeld naar leeftijd, onderwerp en techniek
-werken met nieuwe leerlijnen
-werken met nieuwe leerlijnen
- cultuurweken
-cultuurweken
- cultuurweken ontwikkelen (vernieuwende werkvormen)
Engels
Natuuronderwijs
Verkeerseducatie
Bevordering gezond gedrag
schoolplan 2011-2015 versie 140411
15
Bewegingsonderwijs
Sociale vaardigheidstraining Visie
-specifieke methodische ontwikkelen -cultuurweken ontwikkelen -meer muziek in de klas (integratie met andere vakken) -samenwerking met culturele instanties
ontwikkelen (vernieuwende werkvormen) -meer muziek in de klas (integratie met andere vakken) -samenwerking met culturele instanties opbouwen
ontwikkelen (vernieuwende werkvormen) -meer muziek in de klas (integratie met andere vakken) -samenwerking met culturele instanties opbouwen
-meer muziek in de klas (integratie met andere vakken) -samenwerking met culturele instanties opbouwen
- coaching groepsleerkrachten door vakleerkrachten - gespecialiseerde leerkrachten stemmen beleid op elkaar af - vakwerkplan bewegingsonderwijs herschrijven - ontwikkelen van een LVS -nieuwe impulsen motorisch remedial teaching: gedigitaliseerd motorisch screeninginstrument en verslaggeving -lesroosters aanpassen -implementatie nieuwe methode -implementatie Rots & Watertraining Concept ‘Onderwijs in Beweging’ verder implementeren Betere resultaten behalen d.m.v. effectievere instructie. Dit betekent dat lesgeven vanuit meervoudige werkvormen interessant zijn om toe te passen in de dagelijkse lespraktijk. De WO-vakken kunnen daarbij van grote meerwaarde zijn door verbindingen te leggen met onderwijsthema’s en referentiedoelen. - Hoe verbind je WO met de basisvakken
- coaching groepsleerkrachten - vakwerkplan bewegingsonder-wijs implementeren - gebruik nieuw LVS -nieuwe impulsen implementeren motorisch remedial teaching: gedigitaliseerd motorisch screeninginstru-ment en verslaggeving -werken met nieuwe opzet lesroosters
- coaching groepsleerkrachten - vakwerkplan bewegingsonder-wijs implementeren - gebruik nieuw LVS -nieuwe impulsen implementeren motorisch remedial teaching: gedigitaliseerd motorisch screeninginstru-ment en verslaggeving
- coaching groepsleerkrachten -nieuwe impulsen implementeren motorisch remedial teaching: gedigitaliseerd motorisch screeninginstru-ment en verslaggeving
-implementatie nieuwe methode -implementatie Rots & Watertraining -ontwikkeling nieuw onderwijsconcept (integratie van vakken)
-implementatie nieuwe methode -implementatie Rots & Watertraining -ontwikkeling nieuw onderwijsconcept (integratie van vakken)
-implementatie nieuwe methode -implementatie Rots & Watertraining -ontwikkeling nieuw onderwijsconcept (integratie van vakken)
schoolplan 2011-2015 versie 140411
16
-
Parnassys
Pestprotocol
Identiteit
De leerkracht centraal
Beweging, muziek, drama toepassen in reken en taal - Waarom is creatief leren denken in deze tijd zo belangrijk. 1.De normering voor de methodegebonden toetsen wordt ingevoerd en de toetsresultaten worden vervolgens in Parnassys verwerkt 2.Implementering van het LLVS Zien (onderdeel van Parnassys) 3.Afspraken maken over het handelend optreden na diagnosticering m.b.v. LLVS Zien
-verdere implementatie Parnassys
-verdere implementatie Parnassys
-verdere implementatie Parnassys
-aanpassen pestprotocol/ Pedagogisch leefklimaat -Visie op identiteit verder door ontwikkelen. -Vieren en communiceren -Projecten Heillig Hart
-werken met nieuwe pestprotocol
-werken met nieuwe pestprotocol
-werken met nieuwe pestprotocol
-Visie op identiteit verder door ontwikkelen. -Vieren en communiceren -Projecten Heillig Hart
-Visie op identiteit verder door ontwikkelen. -Vieren en communiceren -Projecten Heillig Hart
-Visie op identiteit verder door ontwikkelen. -Vieren en communiceren -Projecten Heillig Hart
-uitwerking notitie: 7 componenten van de effectieve school. 1.Helder stellen van duidelijke, meetbare onderwijsdoelen 2.Inzetten van effectieve tijd die worden besteed aan de basisvaardigheden (keuze maken!) 3.Genereren van extra tijd voor zwakke leerlingen 4.Inzetten van convergente differentiatie, kinderen zo lang mogelijk bij elkaar houden, werken met groepsplannen 5.Inzetten van
-implementatie notitie (o.a. coaching, scholing, studiedagen)
-implementatie notitie
-implementatie notitie
schoolplan 2011-2015 versie 140411
17
effectieve instructiemodel 6.Vroegtijdig signaleren en gebruik van de voorschotbenadering 7.Monitoren van de resultaten en acties maken op de analyses Ontwikkelingsperspectief
Hoofdstuk 2.
-invoering ontwikkelingsperspectief (OPP) in middenbouw
-invoering OPP in bovenbouw
-implementatie en verdere ontwikkeling van OPP
-implementatie en verdere ontwikkeling van OPP
DE ONDERWIJSKUNDIGE VORMGEVING VAN HET ONDERWIJS
Algemene doelstellingen Scholengemeenschap Beyaert wil in samenwerking met de basisscholen die deelnemen aan het samenwerkingsverband Weer Samen Naar School mede verantwoordelijkheid dragen voor leerlingen die speciale zorg nodig hebben. Dit komt tot uiting in een tweetal opdrachten: 1. Het verzorgen van onderwijs aan leerlingen die gedurende korte of langere tijd aangewezen zijn op speciale zorg binnen de scholengemeenschap. (De onderwijsopdracht) 2. Het ten dienste stellen van de expertise ten behoeve van de basisscholen van ons samenwerkingsverband. ( De expertiseopdracht) Het verzorgen van onderwijs aan leerlingen op Beyaert is voorbehouden aan kinderen voor wie vaststaat dat overwegend een orthopedagogische en ortho-didactische benadering nodig is. De permanente commissie leerlingenzorg bepaalt of een leerling toelaatbaar is. De toelatingscriteria daarvoor zijn in overleg met de directie van S.G.Beyaert vastgesteld (bijlage 1). De school kent twee leslocaties: de locatie Schützstraat (de voormalige MLK-school Dr. Alphons Ariëns) en de locatie Elsbeekweg (de voormalige LOM-school De Elsbeek). Scholengemeenschap Beyaert en het bestuur van het samenwerkingsverband 7.2 hebben er voor gekozen om te blijven werken in twee hoofdstromingen. Één stroom (de locatie Schützstraat) voor kinderen die een forse leerachterstand hebben als gevolg van een in aanleg verminderde leervermogen waarbij het opnemen en verwerken van informatie vertraagd of moeizaam verloopt. Kinderen die vaak gebaat zijn bij het principe “voordoen- nadoen”. In het kader van de sociaal emotionele ontwikkeling ligt de expertise van deze locatie vooral op het begeleiden van leerlingen met internaliserende gedragsproblemen. De andere stroom ( locatie Elsbeekweg) is vooral bedoeld voor kinderen met een geringere leerachterstand ten gevolge van een leerstoornis. Kinderen voor wie het inzichtelijke leren geen probleem is. De expertise op deze locatie wanneer het gaat om het begeleiden van kinderen met problemen in de sociaal emotionele ontwikkeling ligt vooral op het terrein van externaliserende gedragsproblemen. Daarnaast is de expertiseopdracht van belang voor het Samenwerkingsverband. Deze tweede opdracht krijgt gestalte middels de volgende activiteiten: Onderzoek van kinderen en hun leefomgeving in het kader van verwijzing naar een speciale school voor basisonderwijs of speciaal onderwijs. (o.a. psycho –diagnostisch onderzoek) Het adviseren van scholen en ouders van de leerlingen die speciale zorg nodig hebben op de basisschool. Verzorgen van collegiale consultatie op de basisscholen (geconcentreerd rondom; het jonge risicokind; lezen; rekenen en problemen in de sociaal emotionele ontwikkeling en met name als het gaat om gedragsproblemen) Onderwijsgevenden van andere scholen de gelegenheid bieden kennis te nemen van de wijze waarop binnen de scholengemeenschap speciale zorg aan leerlingen wordt geboden.
Coaching van leerkrachten middels school video interactie begeleiding (SVIB)
Ondersteuning bij ontwikkeling en hanteren van handelingsplannen Ondersteuning bij invoering van het dyslexie-protocol Ondersteuning bij invoering van een leerlingvolgsysteem voor sociaal-emotionele schoolplan 2011-2015 versie 140411
18
ontwikkeling Deze activiteiten zijn ondergebracht in het Expertiseteam (incl.zorgteam) dat Beyaert in opdracht van de Dr.Schaepmanstichting in het leven heeft geroepen (bijlage 2).De andere scholen (besturen) bepalen zelf van welke diensten zijn gebruik wensen te maken hetgeen daarna contractueel wordt vastgelegd. 2.1 De toelatingscriteria Kinderen die op SBO-school Beyaert te Hengelo geplaatst kunnen worden zijn: 1) Leerlingen met leerproblemen, die veroorzaakt worden door: a. een algehele ontwikkelingsachterstand. Hierbij is sprake van: • beperkte cognitieve vaardigheden. Uit psychodiagnostisch onderzoek blijken beneden gemiddelde capaciteiten (IQ tussen f 60 en f 80) en • een aanmerkelijke achterstand in leervorderingen en/of leerontwikkelingen. Met een IQ boven de 55 is het kind een leerling voor het SBO, behalve als er sprake is van een psychiatrische stoornis volgens DSM IV b. Een disharmonisch ontwikkelingsprofiel. Hierbij is sprake van: • Informatieverwerkingsproblemen • Spraak-taalproblemen • Visuo-motorische en ruimtelijke problemen. Dit uit zich in belemmeringen op meerdere onderwijsleergebieden en/of in werkhoudingproblematiek en/of sociaal emotionele problematiek en (dus) op een aanmerkelijke leerachterstand op meerdere gebieden. 2) Leerlingen met sociaal-emotionele problematiek, met een ontwikkelings- en /of leerachterstand. Het gaat dan om leerlingen met: a. Een achterstand veroorzaakt door matige gedragsstoornissen en /of kinderen met lichte psychiatrische problemen (volgens de DSM IV) b. Werkhoudingproblemen die het gevolg zin van of laken samen te hangen met matige vormen van neurologisch disfunctioneren (bw. ADHD, epilepsie) c. Reactieve emotionele problemen doorgevoelens van tekortschieten, die zich uiten in een negatief zelfbeeld en negatieve succesverwachtingen t.a. v, het leren en het omgaan met anderen. d. Diffuse of specifieke problemen in de ontwikkeling van de persoonlijkheid e. Of enige combinatie van bovenstaande. Bij plaatsing op de SBO-school ligt de nadruk op de onderwijskundige, orthopedagogische en orthodidactische aanpak en niet op de therapeutische aanpak. De leerling moet in staat zijn om in een groep van 15 leerlingen en 1 onderwijsgevende te kunnen functioneren.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
19
Expertiseteam Schaepmanstichting Coaching o.a. SVIB
Ondersteuning bij invoering lvs sociaal emotionele ontwikkeling
Versterken interne leerlingenzorg (o.a. Hp begeleiding)
Ondersteuning bij invoering dyslexie protocol
Zorgteam (individuele leerlingenzorg)
Zorgteam Schaepmanstichting
Aanvragen beschikking SBO
Onderzoek
Collegiale consultatie
Ondersteuning aanvraag CVI
Collegiale consultatie
Dit komt tot uiting in een aantal activiteiten:
Jonge risicokind
2.2
Leesproblemen
Sociaal emotionele ontwikkeling (gedragsproblemen)
Rekenprobemen
DE ONDERWIJSKUNDIGE VORMGEVING VAN ONS ONDERWIJS
Scholengemeenschap Beyaert staat voor kwalitatief goed onderwijs voor leerlingen van vier tot en met dertien jaar. De doelstellingen en uitgangspunten van de school staan beschreven in het schoolplan. Hieronder wordt een aantal van de doelen vermeld. 1. We baseren het onderwijs op de kerndoelen die de overheid heeft geformuleerd. 2. We verzorgen adaptief onderwijs voor leerlingen die speciale zorg nodig hebben. Dit betekent dat het onderwijs aansluit bij mogelijkheden en beperkingen die de leerlingen individueel kenmerken. schoolplan 2011-2015 versie 140411
20
3. We bieden de leerlingen een veilig schoolklimaat, waarin respect en solidariteit voorop staan. 4. Pesten, agressie en (seksuele) intimidatie worden niet getolereerd. 5. De scholengemeenschap biedt de leerlingen mogelijkheden zichzelf te ontwikkelen tot een persoon die in staat is zo zelfstandig mogelijk te functioneren in de maatschappij. 6. Het onderwijs dient leerlingen uit te dagen om kennis en vaardigheden te verwerven, aangepast aan de eigen mogelijkheden. 7. We brengen de leerlingen in aanraking met levensbeschouwing en godsdienst. Het zou vreemd zijn als school en maatschappij naast elkaar zouden staan zonder elkaar te beïnvloeden. De ontwikkeling van de school wordt beïnvloed door de veranderingen die in de maatschappij optreden. Wij vinden dat wij moeten proberen op een flexibele manier bij deze maatschappelijke veranderingen aan te sluiten. Heel belangrijk vinden wij dat de ouder(s)/verzorger(s) in dit proces meedenken en ook meepraten, maar dat de deskundigheid van ons team van doorslaggevende betekenis zal moeten zijn. Onderwijs is een absolute noodzaak om in onze maatschappij te kunnen functioneren. Onze speciale basisschool heeft onder meer tot doel om leerlingen voor te bereiden op deelname aan die maatschappij. Dit veronderstelt onder andere het aanleren van respect en verantwoordelijkheidsbesef voor anderen en voor de omgeving. En verder hoort bij die voorbereiding ook het aanleren van vaardigheden die het kind later nodig heeft om zo zelfstandig mogelijk in de maatschappij te kunnen functioneren. 2.3
DE INSTRUMENTEEL - CURSORISCHE VAKKEN. De vak- en vormingsgebieden zijn uitgewerkt volgens onderstaand schema: A. Doelstellingen B. Methode C. Organisatie D. Knelpunten E. Beleidsvoornemens/Planning F. Evaluatie/Borging
NEDERLANDSE TAAL Kerndoelen Wat betreft de vak- en vormingsgebieden waarvan wij gebruik maken, gaan wij er van uit dat de door ons gebruikte methoden in het algemeen leiden tot het realiseren van de kerndoelen. Wij realiseren ons dat, bij nadere bestudering en analyse, deze aanname best hier en daar te bestrijden is. In het kader van het leggen van onze prioriteiten blijven wij deze aanname trouw. Daar waar wij van mening zijn dat er sprake is van een duidelijke discrepantie, zullen wij overwegen om de gebruikte materialen en methodes bij het betreffende vak- en vormingsgebied in heroverweging te nemen. Bij die gebieden welke in de komende jaren aan die heroverweging toe zijn, nemen wij in die heroverweging het aspect 'kerndoelen' ook nadrukkelijk mee.
Taal: locatie Schützstraat Kerndoelen Wat betreft de vak- en vormingsgebieden waarvan wij gebruik maken, gaan wij er van uit dat de door ons gebruikte methoden in het algemeen leiden tot het realiseren van de kerndoelen. Wij realiseren ons dat, bij nadere bestudering en analyse, deze aanname best hier en daar te bestrijden is. In het kader van het leggen van onze prioriteiten blijven wij deze aanname trouw. Daar waar wij van mening zijn dat er sprake is van een duidelijke discrepantie, zullen wij overwegen om de gebruikte materialen en methodes bij het betreffende vak- en vormingsgebied in heroverweging te nemen. Bij die gebieden welke in de komende jaren aan die heroverweging toe zijn, nemen wij in die heroverweging het aspect 'kerndoelen' ook nadrukkelijk mee. Taal locatie Schützstraat A.
Doelstellingen
In de taallessen willen we de leerlingen op praktische wijze de Nederlandse taal leren spreken, schrijven en begrijpen. Dit doen we door didactisch een onderscheid te maken tussen lessen in spellen en de volgende taalaspecten: schoolplan 2011-2015 versie 140411
21
o.a. luisteren, spreken, stellen en taalbeschouwing. B.
Methode
Binnen onze locatie werken we met de methode Taaltijd en met de methode Spelwijzer. Taaltijd is een communicatieve taalmethode, die interactief en groepsgericht wordt ingezet. De doelstelling van de lessen, die in alle groepen worden aangeboden, is om mondelinge en schriftelijke taalvaardigheden, die nodig zijn voor een goede communicatie tussen mensen, te bevorderen en te stimuleren. De volgende aspecten komen in de taallessen naar voren: lezen spreken taalschat (woordenschat uitbreiding) taalspel (creatieve taalontwikkeling) stellen luisteren kijken naar taal (taalbeschouwing) In de methode komen per jaar 24 thema’s aan de orde. De thema’s gaan verder op een hoger niveau in de volgende groep. In de onderbouw kan de leerkracht de volgorde van de thema’s veranderen. De methode is per leerjaar opgebouwd uit acht blokken van vier weken. De vierde week is een zogenaamde ‘kijk eens om week’, een herhaling van de voorgaande drie weken gevolgd door een toets. Na elke twee blokken volgt een week waarin keuzestof aan de orde komt. Spelwijzer is een methode voor spelling, die door een werkgroep binnen de scholengemeenschap Beyaert is ontwikkeld. De methode wordt vanaf januari in OB 2 ingezet en leert de leerlingen om de meest frequent voorkomende Nederlandse woorden automatisch te schrijven. Dit betekent dat zij geen strategieën aangereikt krijgen. Er wordt uitgegaan van de woordfrequentielijsten van Staphorsius, aangevuld met dicteewoorden van het LOVS. Het oefenen van de woorden gebeurt op multi-sensoriële wijze op basis van retentietraining. Het fonologisch coherentiemodel ligt ten grondslag aan Spelwijzer. Dit model laat zien hoe lezen en spellen zich afspelen in de hersenen en geeft ons aanwijzingen hoe leerlingen woorden correct kunnen leren spellen. Wanneer leerlingen alle woorden van Spelwijzer goed kunnen schrijven zijn ze in staat om 80% van hun dagelijkse spontane spelling correct weer te geven. C.
Organisatie
De taalmethode Taaltijd wordt klassikaal aangeboden. De spellingmethode Spelwijzer is adaptief en zeer geschikt om te differentiëren. Beide methoden worden in de eigen groep aangeboden. Taaltijd In onderbouw groepen wordt gebruik gemaakt van Taaltijd 1-2 en 3, die ontwikkelingsgerichtthematisch van opzet is. Vanaf middenbouw 1 tot en met de bovenbouw worden de delen 4a tot en met 6b gehanteerd. In deze delen is de opzet thematisch-cursorisch. Aangezien de capaciteiten van onze leerlingen in vergelijking met de basisschoolleerlingen lager liggen, wordt er meer tijd uitgetrokken voor de thema’s dan de methode voorschrijft. Het streven is om per leerjaar 12 thema’s te behandelen. Voor leerlingen die qua leerstof meer aankunnen is tevens deel 7a t/m 8b aanwezig op school. Spelwijzer Vanaf januari groep Onderbouw 2 wordt gestart met Spelwijzer. De woordpakketten waarmee de leerling gaat oefenen, zijn opgebouwd volgens frequentie van voorkomen; er is dus geen opbouw in moeilijkheidsgraad. Echter de dicteewoorden zijn in de woordpakketten opgenomen in volgorde van afname: eerst de woorden uit groep 3 en 4, vervolgens uit groep 5 en zo verder. Er wordt niet gewerkt volgens de principes van strategisch spellen. Automatisering vindt plaats door veelvuldige herhaling en multi sensoriële inprenting. (Diverse oefenvormen, gebaseerd op lezen/zien, uitspreken/horen, betekenis, schrijven of typen/motoriek en controleren van het woord.) Er is sprake van een doorgaande lijn in de leerjaren. Wanneer een leerling alle woorden van een leerjaar heeft geoefend, kan hij verder met de woorden voor het volgend leerjaar. Als een leerling meer herhaling nodig heeft of meer tijd om te oefenen, kan hij het volgend leerjaar starten met de woorden waarmee hij in het vorige leerjaar is geëindigd. Een bij Spelwijzer behorend computerprogramma neemt de dictees af en houdt de vorderingen bij. De methode wordt in augustus 2011 uitgegeven en op de markt gebracht door uitgeverij Jongbloed, Heerenveen. schoolplan 2011-2015 versie 140411
22
D.
Knelpunten
Taaltijd De knelpunten in de methode: - er is naar verhouding veel aandacht voor begrijpend lezen. Daarin voorziet nu de begrijpend leesmethode “Tekst verwerken” - de methode gaat veelal uit van een klassikale aanpak zonder oog te hebben voor de verschillende instructiewijzen van de groep; daardoor is het minder geschikt voor convergente differentiatie. - De methode sluit niet aan bij de individuele behoeftes van de leerlingen. - De lay-out van de oefeningen zijn onoverzichtelijk. - De borging van het taalonderwijs
Spelwijzer Het ontwikkelen van de methode en met name van bovengenoemd computerprogramma heeft meer tijd gekost dan werd ingeschat. Hierdoor bleken leerkrachten, in verhouding, te veel tijd nodig te hebben voor het afnemen van de oefendictees. Daarnaast kon men niet voldoende doortoetsen bij goede resultaten. Kinderen bleven daardoor te lang “hangen” in dezelfde woorddozen met woorden die zij eigenlijk al beheersten. Het gevolg was dat niet alle leerlingen voldoende vorderingen maakten. In het programma zijn inmiddels de nodige verbeteringen aangebracht, waardoor leerlingen in staat zijn meer woorden te verwerken. Ook kunnen zij, bij goede resultaten op de oefendictees, sneller worden doorgetoetst. Eerder dan voorheen kunnen nu de gestelde streefdoelen worden bereikt. Het computerprogramma laat helaas nog steeds een aantal fouten zien. Deze fouten worden geïnventariseerd door de werkgroep “Spelwijzer” en telkens besproken met de uitgever. E.
Beleidsvoornemens/planning
Taaltijd Schooljaar 2011-2012: Samenstellen van een regiegroep waarin de taalcoördinator zitting heeft plus een vertegenwoordiging van het team. 1. Nu er steeds meer vakken (zoals lezen, spelling en begrijpend lezen) volgens het directe instructiemodel worden gegeven, zal onderzocht moeten worden hoe dit voor het taalonderwijs in te voeren. 2. Inventarisatie wat voor onze doelgroep belangrijke onderwerpen zijn in het taalonderwijs gesteld in minimale en maximale doelen. 3. Onderzoeken hoe de taalontwikkeling van de leerlingen beter te volgen en vast te leggen in Parnassys (in overleg met de coördinator leerlingenzorg) Schooljaar 2012-2013: 4. Oriëntatie op een nieuwe taalmethode Uitproberen van diverse taalmethodes in de groepen Schooljaar 2013-2014 5. Implementatie van de gekozen taalmethode met aandacht voor het directe instructiemodel. Schooljaar 2014-2015 6. Evaluatie en borging van de taalmethode
Spelwijzer 1. Nu het computerprogramma zo goed als klaar is, zullen alle spellingresultaten opnieuw in kaart worden gebracht: vanaf schooljaar 2010-2011. Ook zullen hieraan trendanalyses worden gekoppeld. 2. Begin schooljaar 2010-2011 zal de methode op de markt komen. Dit houdt voor SG Beyaert in, in dat alle tot dan toe gebruikte Spelwijzermaterialen, vernieuwd zullen worden. Het betekent tevens dat met andere woordenlijsten dan voorheen zal worden gewerkt. Een en ander heeft te maken met de vernieuwde LOVS dictees en de opname van de daarbij horende dicteewoorden in de methode. 3. De werkgroep Spelwijzer zal een kijkwijzer ontwikkelen ter ondersteuning van leerkrachten en coaches. 4. Leerkrachten zullen begeleiding krijgen bij de overgang van de oude materialen van Spelwijzer naar de nieuwe materialen. 5. Een doorgaande lijn voor leerlingen, die alle woorden van de frequentielijsten correct kunnen schrijven –dus leerlingen die alle woorden van Spelwijzer met goed resultaat hebben verwerkt – zal komend schooljaar (2011-2012) worden ontwikkeld. De werkgroep Spelwijzer zal zich hiermee gaan bezighouden. schoolplan 2011-2015 versie 140411
23
F.
Evaluatie/Borging
Taal; De werkgroep krijgt de volgende opdrachten mee: -
Ze houdt de doorgaande lijn in school in het vizier Ze ondersteunt en begeleidt leerkrachten naar beter taalonderwijs door o.a. klassenbezoeken af te leggen. Ze is aanspreekpunt voor het team Ze houdt het managementteam op de hoogte van het taalbeleid Ze organiseert teamvergaderingen en delen van een studiedag over taalonderwijs Ze verzamelt de resultaten van de leerlingen en overlegt deze met de coördinator leerlingenzorg
Spelling De werkgroep spelling: - komt een aantal per jaar bij elkaar voor overleg t.a.v. de doorgaande lijn in de school - is aanspreekpunt voor leerkrachten bij praktische problemen met Spelwijzer - zorgt voor de materialen en de voorraad ervan - brengt Spelwijzer binnen teamvergaderingen aan de orde - is “denktank” met betrekking tot het vervolg op Spelwijzer - de beide coördinatoren van Spelwijzer brengen klassenbezoeken en bespreken deze met de betreffende leerkracht - de beide coördinatoren verzamelen de resultaten en bespreken deze met de coördinatoren interne leerlingenzorg. Taal locatie Elsbeekweg A.
Doelstellingen
In de taallessen willen we de leerlingen op praktische wijze de Nederlandse taal leren spreken, schrijven en begrijpen. Dit doen we door didactisch een onderscheid te maken tussen lessen in spellen en andere taalaspecten zoals o.a. luisteren, spreken, stellen en taalbeschouwelijk. B.
Methode
Zin In Taal (taal): deze methode is bedoeld voor de groepen 4 t/m 8 van het basisonderwijs, dus voor de tweede helft van onderbouw 2 en onze midden- en bovenbouwgroepen. Zin In Taal (taal) kent 5 leerlijnen, nl.: - Spreken en luisteren - Woordenschat - Woordbouw - Zinsbouw - Schrijven (stellen) De leerstof wordt aan het begin van ieder schooljaar opnieuw verdeeld over de verschillende groepen, d.m.v. het inpassingsplan. Er wordt gekeken wat de leerlingen reeds hebben gehad en welke leerstof ze, rekening houdend met hun leeftijd en schoolloopbaan, vervolgens aangeboden moeten krijgen. Bij de lessen is duidelijk omschreven wat basisstof is en welke oefeningen geschikt zijn voor snellere leerlingen. Er is veel ruimte voor interactie en werkvormen als hardop denkend voordoen en samenwerkend leren. Aan de hand van thema’s wordt de leerstof in een functionele, betekenisvolle context aangeboden. Naast de taalboeken en werkschriften wordt gebruik gemaakt van Taalmaatje. Taalmaatje is speciaal bedoeld voor niveaudifferentiatie. Het bevat extra woordenschatlessen, hulplessen/verdiepingslessen woordbouw, zinsbouw en schrijven (vanaf gr. 6 niveau) Zin in Taal (taal) sluit aan op Veilig Leren Lezen. In onderbouw 1 en de eerste helft van onderbouw 2 wordt gewerkt met Veilig leren lezen (tweede maan-versie). In deze methode worden een aantal leerlijnen op het gebied van lezen, taal en spelling geïntegreerd aangeboden. Zie onderdeel lezen.
Spelwijzer is een methode voor spelling, die door een werkgroep binnen de scholengemeenschap is ontwikkeld. De methode wordt vanaf januari in OB 2 ingezet en leert de leerlingen om de meest frequent voorkomende Nederlandse woorden automatisch te schrijven. Dit betekent dat zij geen schoolplan 2011-2015 versie 140411
24
strategieën aangereikt krijgen. Er wordt uitgegaan van de woordfrequentielijsten van Staphorsius, aangevuld met dicteewoorden van het LOVS. Het oefenen van de woorden gebeurt op multi-sensoriële wijze op basis van retentietraining. Het fonologisch coherentiemodel ligt ten grondslag aan Spelwijzer. Dit model laat zien hoe lezen en spellen zich afspelen in de hersenen en geeft ons aanwijzingen hoe leerlingen woorden correct kunnen leren spellen. Wanneer leerlingen alle woorden van Spelwijzer goed kunnen schrijven zijn ze in staat om 80% van hun dagelijkse spontane spelling correct weer te geven.
C.
Organisatie
De taalmethode Zin In Taal (taal) wordt klassikaal aangeboden. De spellingmethode Spelwijzer is adaptief en zeer geschikt om te differentiëren. De methoden worden in de eigen “stamgroep” aangeboden. T.a.v. Zin In Taal (taal): De stof van alle leerlijnen wordt steeds herhaald op een hoger niveau, waardoor de taalontwikkeling van ieder kind systematisch gevolgd kan worden. Taalbeschouwing en grammatica komen geïntegreerd aan bod en niet als aparte leerlijn. Er zijn voldoende mogelijkheden om zowel zwakke als gemiddelde en ook snelle, taalvaardige leerlingen op hun eigen niveau uit te kunnen dagen. Bij het werken met de leerlingen staat interactie voorop.
Spelwijzer Vanaf januari groep Onderbouw 2 wordt gestart met Spelwijzer. De woordpakketten waarmee de leerling gaat oefenen, zijn opgebouwd volgens frequentie van voorkomen; er is dus geen opbouw in moeilijkheidsgraad. Echter de dicteewoorden zijn in de woordpakketten opgenomen in volgorde van afname: eerst de woorden uit groep 3 en 4, vervolgens uit groep 5 en zo verder. Er wordt niet gewerkt volgens de principes van strategisch spellen. Automatisering vindt plaats door veelvuldige herhaling en multisensoriële inprenting. (Diverse oefenvormen, gebaseerd op lezen/zien, uitspreken/horen, betekenis, schrijven of typen/motoriek en controleren van het woord.) Er is sprake van een doorgaande lijn in de leerjaren. Wanneer een leerling alle woorden van een leerjaar heeft geoefend, kan hij verder met de woorden voor het volgend leerjaar. Als een leerling meer herhaling nodig heeft of meer tijd om te oefenen, kan hij het volgend leerjaar starten met de woorden waarmee hij in het vorige leerjaar is geëindigd. Een bij Spelwijzer behorend computerprogramma neemt de dictees af en houdt de vorderingen bij. De methode wordt in augustus 2011 uitgegeven en op de markt gebracht door uitgeverij Jongbloed, Heerenveen. D. Knelpunten Zin In Taal: de borging van het taalonderwijs. Het vastleggen van de resultaten in rapport (HJV) en Parnassys Spelwijzer Het ontwikkelen van de methode en met name van bovengenoemd computerprogramma heeft meer tijd gekost dan werd ingeschat. Hierdoor bleken leerkrachten, in verhouding, te veel tijd nodig te hebben voor het afnemen van de oefendictees. Daarnaast kon men niet voldoende doortoetsen bij goede resultaten. Kinderen bleven daardoor te lang “hangen” in dezelfde woorddozen met woorden die zij eigenlijk al beheersten. Het gevolg was dat niet alle leerlingen voldoende vorderingen maakten. In het programma zijn inmiddels de nodige verbeteringen aangebracht, waardoor leerlingen in staat zijn meer woorden te verwerken. Ook kunnen zij, bij goede resultaten op de oefendictees, sneller worden doorgetoetst. Eerder dan voorheen kunnen nu de gestelde streefdoelen worden bereikt. Het computerprogramma laat helaas nog steeds een aantal fouten zien. Deze fouten worden geïnventariseerd door de werkgroep “Spelwijzer” en telkens besproken met de uitgever. E.
Beleidsvoornemens/planning
Taal We moeten overwegen om niet-methodegebonden toetsen, zoals de Cito toetsen, te gebruiken om de taalontwikkeling van de leerlingen te volgen en vast te leggen in Parnassys.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
25
Spelling: Spelwijzer: 1. Nu het computerprogramma zo goed als klaar is, zullen alle spellingresultaten opnieuw in kaart worden gebracht: vanaf schooljaar 2010-2011. Ook zullen hieraan trendanalyses worden gekoppeld. 2. Begin schooljaar 2010-2011 zal de methode op de markt komen. Dit houdt voor SG Beyaert in, in dat alle tot dan toe gebruikte Spelwijzermaterialen, vernieuwd zullen worden. Het betekent tevens dat met andere woordenlijsten dan voorheen zal worden gewerkt. Een en ander heeft te maken met de vernieuwde LOVS dictees en de opname van de daarbij horende dicteewoorden in de methode. 3. De werkgroep “Spelwijzer” zal een Kijkwijzer ontwikkelen ter ondersteuning van leerkrachten en coaches. 4. Leerkrachten zullen begeleiding krijgen bij de overgang van de “oude”materialen van Spelwijzer naar de nieuwe materialen. 5. Een doorgaande lijn voor leerlingen, die alle woorden van de frequentielijsten correct kunnen schrijven –dus leerlingen die alle woorden van Spelwijzer met goed resultaat hebben verwerkt – zal komend schooljaar (2011-2012) worden ontwikkeld. De werkgroep “Spelwijzer”zal zich hiermee gaan bezighouden.
F.
Evaluatie / Borging
Taal: De coördinator taal is belast met de begeleiding en borging van de taalmethodes binnen onze school. Ten aanzien van het gehele taalonderwijs kan vermeld worden dat de verschillende taalaspecten getoetst worden m.b.v. methodegebonden toetsen en toetsten van Cito (o.a. woordenschat en luisteren). De resultaten worden vastgelegd in het Half Jaarlijks Verslag en het LVS Cito.
Spelling: De werkgroep spelling: - komt een aantal per jaar bij elkaar voor overleg t.a.v. de doorgaande lijn in de school - is aanspreekpunt voor leerkrachten bij praktische problemen met Spelwijzer - zorgt voor de materialen en de voorraad ervan - brengt Spelwijzer binnen teamvergaderingen aan de orde - is “denktank”met betrekking tot het vervolg op Spelwijzer - de beide coördinatoren van Spelwijzer brengen klassenbezoeken en bespreken deze met de betreffende leerkracht - de beide coördinatoren verzamelen de resultaten en bespreken deze met de coördinatoren interne leerlingenzorg.
Lezen locaties Schützstraat en Elsbeekweg A. Algemene doelstelling Het streefdoel is om alle leerlingen tot een niveau van functionele geletterdheid te brengen, d.w.z.: minimaal een beheersingsniveau van AVI E6. Voor dyslectische leerlingen een instructieniveau van AVI E6. Het minimale streefdoel voor stillezen met begrip is: vanaf 100 woorden per minuut. B. Uitgangspunten en organisatie SG Beyaert gaat uit van de notitie van de Dr. Schaepmanstichting (schooljaar 2009-2010): “ Vanuit schoolontwikkeling naar Beter Onderwijs; ‘de leerkracht centraal”. De volgende componenten van effectief lees-onderwijs vormen het uitgangspunt: 8. Duidelijke, hoge toetsbare doelen a. Eind OB 1 = AVI beheersing M3 b. Eind OB 2 = AVI beheersing E3 / DMT E3=C c. Eind MB 1 = AVI beheersing E4 / DMT E4=C d. Eind MB2 = AVI beheersing E5 / DMT E5=C e. Eind BB1 = AVI beheersing E6/ DMT E6=C f. Eind BB2 = AVI beheersing E6/ DMT E6=C 9. Voldoende tijd aan lezen besteden a. OBgroepen = minimaal 400 minuten per week b. MBgroepen = minimaal 220 minuten per week c. BBgroepen = minimaal 200 minuten per week 10. Extra tijd voor risicolezers in en buiten de klas: a. Minimaal 60 minuten per week 11. Inzetten van convergente differentiatie schoolplan 2011-2015 versie 140411
26
a. Instructiegevoelige leerlingen (maan/raketleerlingen, aanpak 2) b. Instructieafhankelijke leerlingen (sterleerlingen, aanpak 1) c. Instructieonafhankelijke leerlingen (zonleerlingen, aanpak 3) 12. Inzetten van effectief instructiemodel a. Introductie, voorkennis ophalen, lesdoel en lesstructuur aangeven, werkinstructie aanpak 3, basisinstructie aanpak 1 en 2, werkinstructie aanpak 2, verlengde instructie en begeleide oefening aanpak 1, evaluatie en afsluiting b. Tijdens de les: procesgerichte feedback, visualiseren, denken-delen-uitwisselen, hardop denkend voordoen, hanteren van verschillende werkvormen zoals samenwerkend leren (leesmaatje) en zelfstandig werken c. Didactiek: voor-koor-zelf 13. Vroegtijdig signaleren a. Leerlingen starten pas op Beyaert wanneer zij de leeftijd hebben om met het formele leesonderwijs te beginnen. De beginsituatie van iedere leerling wordt vastgelegd en indien nodig wordt direct gestart met interveniëren. 14. Monitoren van de resultaten en acties maken op de analyses a. Via meetmomenten, het vastleggen van de resultaten, het opstellen van datamuren, en opstellen en uitvoeren van handelingsplannen. C. Methoden en materialen 1. Aanvankelijk lezen Methode: Veilig leren Lezen (tweede maanversie), Het is een structureermethode, die via zorgvuldig gekozen basiswoorden, de klankstructuur van ons schriftsysteem aanleert. Kinderen leren klanken en letters te verbinden en deze vaardigheid uiteindelijk te automatiseren. Al snel worden met de letters uit aangeboden basiswoorden nieuwe woorden geleerd. Veilig leren lezen is opgebouwd uit twaalf thematische kernen, die voor alle kinderen herkenbaar zijn. Bij elke kern worden een aantal basiswoorden aangeleerd, met daarin telkens nieuwe letters. De activiteiten bij iedere kern zijn verdeeld over de volgende fasen: - introductie - instructie (basisinstructie en verlengde instructie) - zelfstandige verwerking - afronding Voor de instructie is in de handleiding precies aangegeven wat er op welk moment aan bod moet komen.. In de overige fasen kan de leerkracht zelf keuzes maken uit het leerstofaanbod en de materialen m.b.t. de activiteiten Veilig leren lezen sluit aan bij de tussendoelen beginnende geletterdheid, zoals opgesteld door het Expertisecentrum Nederlands. De methode omvat de volgende leerlijnen: - technisch lezen o fonemisch bewustzijn: auditieve synthese en analyse in combinatie met letters o kennis van grafemen, accuraat en snel o kennis van fonemen, accuraat en snel o woorden lezen, accuraat en snel o woorden spellen, accuraat en snel - begrijpend lezen o met name aandacht voor begrijpend luisteren - spreken en luisteren o mondelinge communicatievaardigheden - boekoriëntatie en verhaalbegrip - woordenschat - functioneel schrijven ( Van de leerlijn Spelling wordt niet volledig gebruik gemaakt. SG Beyaert maakt gebruik van de methode Spelwijzer, die andere uitgangspunten hanteert dan de reguliere spellingmethoden) De planning van de leerstof De planning van de leerstof (de letterplanning), zoals aangegeven in de handleiding van VLL, is bedoeld voor het regulier basisonderwijs. Op SBO Beyaert is de planning echter als volgt: - OB 1: kern 1 t/m 8 - OB 2: tot en met januari: kern 9 t/m 11 / 12
schoolplan 2011-2015 versie 140411
27
Materialen: - Handleidingen en Gebruikswijzer - Kopieermap, Letterzetter en Woordzetter - Ankermaterialen en wandplaten - Structureerstroken en letterlijn - Lettermuur - Letterdoos - Instructiekalenders en reuzenwerkbladen - Klik-klak-knieboek, kleine klik-klak-boekjes/klik-klak-clusterboekjes - Woordendozen - Ringboekjes met stickervellen - Leesboekjes en werkboekjes( voor maan, raket, ster- en zonleerlingen) - Veilig en Vlot boeken - Digibord en Leerkrachtassistent - Verschillende leesseries
2. Voortgezet Technisch Lezen Methode: Estafette Nieuw (2009) De methode Estafette Nieuw is expliciet gericht op de verdere ontwikkeling van de technische leesvaardigheid en gaat uit van een leerlijn voor technisch lezen die aansluit op de leerlijn van Veilig leren lezen. De leerstof bestaat uit leerstofpakketten geordend van AVI E3 tot en met AVI Plus. Elk leerstofpakket heeft z’n eigen instructieaspecten die gekoppeld zijn aan de AVI-niveaus. Naast een opbouw in leestechnische zaken komen tevens literaire aspecten aan de orde. Zowel in de lees- als omnibusboeken is rekening gehouden met de belevingswereld van de doelgroep. Er wordt onderscheid gemaakt tussen basis- en toepassingslessen: a. De activiteiten binnen de basislessen (drie keer per week) zijn verdeeld over de volgende fasen: - introductie - instructie (basisinstructie en verlengde instructie) - zelfstandige verwerking - afronding De lesfase instructie is een belangrijk onderdeel van alle basislessen. Gedurende de les krijgen de leerlingen instructie en oefening vanuit de eigen onderwijsbehoefte. (Zie hiervoor de omschrijving bij het onderdeel “Uitgangspunten en organisatie, punt 4”) b. De toepassingslessen (twee keer per week) geven de leerlingen de gelegenheid om hetgeen ze hebben geleerd toe te passen bij nieuwe leesstof. Hierbij worden allerhande werkvormen gehanteerd en de leesbeleving staat centraal. Het werkboek “Estafetteloper” geeft ideeën en aanwijzingen ten aanzien van de verwerking. Leerlingen ontdekken dat lezen leuk, mooi, spannend en ontspannend kan zijn. Materialen - Handleidingen en Gebruikswijzer - Kopieermap - Leesboeken en omnibussen - Werkboeken - Estafetteloper - Vloeiend en Vlot boeken - Zandlopers - Digibord en Leerkrachtassistent
-
Daarnaast: Estafette Interactief Collectie boeken en tijdschriften Collectie luisterboeken Villa Alfabet
3. Leesmotivatie en leesbevordering Naast de toepassingslessen in Estafette (zie hiervoor de omschrijving onder punt 2b), wordt een viertal keren per week, vrij gelezen in een zelfgekozen boek en/of tijdschrift. De leerkracht fungeert als model, is helpende volwassene (“Lees-cirkel”, Aidan Chambers). schoolplan 2011-2015 versie 140411
28
-
helpt om te kiezen: aanbod (informatief, verhalend, gedichtenbundels, moppenboeken, raadselboeken, tijdschriften en kranten), beschikbaarheid, toegankelijkheid, presentatie helpt om tot lezen te komen: geeft tijd om (samen) te lezen, leest (stukjes) voor, vertelt verhalen, zorgt voor rustige omgeving helpt om tot reageren te komen: boekbesprekingen in verschillende vormen
4. Risicolezers en zeer zwakke lezers a. Risicolezers: ster-leerlingen Veilig Leren Lezen / aanpak 1-leerlingen Estafette. Naast de verlengde instructie en begeleide inoefening tijdens de basislessen, krijgen deze leerlingen nog 3 tot 4 × 15 minuten extra instructie. Dit gebeurt individueel of in groepsverband. - OB 1 en 2 (VLL) : in of buiten de klas, samen met een R.T./logopedist o extra oefenen met de leerstof en de materialen van de methode o Connectprogramma’s (Connect Klanken en Letters, Connect Woordherkenning) - MB1 t/m BB2 (Estafette): in de klas, samen met de leerkracht o extra oefenen met de leerstof uit het leesboekje/werkboekje/ boekjes Veilig en Vlot van de methode o extra leesmomenten (handleiding methode) met werkbladen uit de Kopieermap van Estafette b. Zeer zwakke lezers: leerlingen met dyslexie en kenmerken van dyslexie Vanaf MB 1 krijgen leerlingen, die in voorgaande jaren ondanks extra instructie en begeleide inoefening een grote mate van achterstand en hardnekkige problematiek vertonen, leesvervangend onderwijs in de vorm van Ralfi-lezen of Overlearnen. Dikwijls zijn dit leerlingen waarbij aanvullend onderzoek is gedaan naar kenmerken van dyslexie. Ter ondersteuning worden ICT-middelen als Sprint en Sprint Plus ingezet. Een en ander wordt zo veel mogelijk uitgevoerd tijdens de uren dat de overige leerlingen in de klas bezig zijn met Estafette. Betreffende leerlingen worden begeleid door een R.T., een leesspecialist of een logopedist in samenwerking met de leerkrachten. Voor bovenstaande leerlingen worden 2× per jaar handelingsplannen opgesteld, uitgevoerd en geëvalueerd. Resultaten, handelingsplannen en evaluaties worden verzameld in een specifiek leesdossier. In samenwerking met de ortho-pedagoog van de school, wordt aan deze groep leerlingen (als zij de school verlaten en aan de voorwaarden voldoen) een dyslexieverklaring uitgereikt. ICT hulpmiddelen: Sprint en Sprint Plus AlphaSmart Classmate Readingpen Leren werken met de spellingcontrole in Word D. Knelpunten 1. Tijd voor extra instructie risicolezers in de klas: Risicolezers hebben minimaal 1 uur extra instructie per week nodig. (Kaders effectief leesonderwijs). Deze tijd wordt in alle groepen nog niet voldoende structureel ingezet 2. Tijd voor extra instructie risicolezers en zeer zwakke lezers buiten de klas (80 tot 120 minuten per week) In verband met de beschikbaarheid van tutoren (RT, logopedie etc) kan hier slechts gedeeltelijk in worden voorzien. 3. Het werken met de “Estafeteloper” voor de Aanpak 3 leerlingen Het aanbod en de variatie van leesactiviteiten is voor deze groep te weinig. Daardoor komen de leerlingen minder goed tot zelfstandig werken en is de kans aanwezig dat de leesvaardigheid zich niet voldoende ontwikkelt. 4. De resultaten van het lezen op woordniveau zijn lager dan op tekstniveau. 5. De mate van zelfstandig werken (individueel of met een leesmaatje) is nog niet optimaal E. Beleidsvoornemens, planning en borging schoolplan 2011-2015 versie 140411
29
1. Beyaert-Dyslexieprotocol, dd maart 2004, aanpassen tot Beyaert-Leesprotocol:
“Toolkit Borging Effectief technisch Leesonderwijs”. (1-Zorg-route) Verdere ontwikkeling jaarkalender, waarin opgenomen de 3 kwaliteitscycli binnen het leesonderwijs: PDCA-cyclus: a. kwaliteitscyclus op schoolniveau b. kwaliteitscyclus ter professionalisering van het team c. kwaliteitscyclus te verbetering van de (lees)vaardigheden van de leerlingen planning terugkoppeling naar ’t team over inhoud en gebruik bovenstaande Toolkit
2. De bovengenoemde knelpunten zullen worden besproken binnen de betreffende Regiegroepen voor lezen. Vervolgens zullen, in overleg met het MT, besprekingen worden georganiseerd met het team en verdere acties worden ondernomen. 3. T.a.v. het dyslexiebeleid: Compenserende en dispenserende (ICT) middelen o Verdere ontwikkeling en uitvoering van een plan rond compenserende en dispenserende (ICT) middelen: digihoek, organisatie, transfer klas budget en materialen typecursussen ontwikkeling Dyslexiekaart - Plan opnemen in de Toolkit en terugkoppelen naar de teamleden - Koppeling van de uitgifte van een dyslexieverklaring aan het schoolverlatersonderzoek. (Schaepmanstichting)
Begrijpend lezen locaties Schützstraat en Elsbeekweg A.
Doelstelling
Begrijpend lezen (begrijpend luisteren) is het vermogen om geschreven teksten te begrijpen, te lezen met begrip. Begrijpend lezen is een denkproces, waarbij drie elementen een rol spelen: de lezer, de tekst en het doel waarmee de lezer de tekst leest. Door middel van goed begrijpend leesonderwijs verwerven leerlingen kennis, woordenschat en leren zij het eigen leesproces te sturen. Zij ontwikkelen de metacognitie ten aanzien van het lezen. Het is de bedoeling dat de leerlingen zelfstandige, gemotiveerde lezers worden en geïnteresseerd zijn in teksten met diverse onderwerpen.
B.
Methode
Er wordt gewerkt met de methode Tekstverwerken. In deze methode staan leesstrategieën centraal en worden allerlei soorten teksten aangeboden. Deze teksten worden gebruikt om denkdemonstraties te geven en hardop-denkstrategieën te oefenen. De leerkrachten leren de leerlingen om hun leesproces te sturen door het aanleren van evidence based leesstrategieën. Het gaat hierbij om de leesstrategieën: - voorspellen - vragen stellen - visualiseren - verbinden - afleiden - samenvatten Deze strategieën worden door de leerling bewust en doelgericht ingezet. Bij het aanleren van de strategieën worden concrete voorwerpen en pictogrammen gebruikt. Daarnaast wordt integraal aandacht besteed aan de woordenschat via het voorbewerken en semantiseren van twee tot drie woorden uit de teksten die worden aangeboden. Er wordt ook gebruik gemaakt van CITO-oefenboeken voor begrijpend lezen om leerlingen bekend te maken met de wijze van toetsen.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
30
In de onderbouw wordt niet expliciet gebruik gemaakt van een methode voor begrijpend lezen, maar hier worden wel de leesstrategieën ingezet tijdens begrijpend luisteren, bijvoorbeeld tijdens voorlezen. Ook hierbij komt woordenschat aan de orde door enkele woorden centraal te zetten. Bij begrijpend lezen wordt uitgegaan van een multisensoriële benadering, waarbij het accent met name ligt op visualiseren, verwoorden en handelen.
C.
Organisatie -
-
-
D.
Vanaf het schooljaar 2010-2011 neemt Scholengemeenschap Beyaert deel aan de Taalpilot Begrijpend Lezen. De Taalpilot duurt twee jaar. Er is een regiegroep Begrijpend Lezen samengesteld, bestaande uit leescoördinatoren, leerkrachten uit alle bouwen en logopedisten. Begrijpend lezen staat twee keer per week op het rooster. Eén keer per week wordt een les uit de methode Tekstverwerken gegeven en één keer is sprake van een toepassingsles, waarbij de geleerde strategie wordt toegepast bij een andere les, bijvoorbeeld wereldoriëntatie. Eén keer per twee weken wordt geoefend met het CITO-oefenboek voor begrijpend lezen. Het directe instructiemodel wordt gehanteerd tijdens begrijpend lezen en begrijpend luisteren: o Lesdoel en leesdoel aangeven. o Achtergrondkennis en voorkennis activeren en aanbrengen (digibord wordt ingezet). o Twee tot drie woorden uit de tekst verduidelijken met behulp van voorwerpen, afbeeldingen, filmpjes. o Tekst lezen en hardop denken voordoen. o Samen de tekst lezen en hardop denken over de tekst. o Zelf de tekst lezen en hardop denken over de tekst. Eén keer per jaar wordt begrijpend lezen aan het begin van het kalenderjaar getoetst volgens de Toetskalender van Scholengemeenschap Beyaert. Eén à twee keer jaar wordt de woordenschat getoetst volgens de Toetskalender van Scholengemeenschap Beyaert.
Knelpunten
- Kritisch omgaan met de handleiding van de methode Tekstverwerken vraagt inzicht, durf en extra voorbereidingstijd van de leerkrachten. - Het toepassen van de strategieën vraagt heel veel van leerkrachtvaardigheden. - De transfer naar andere vakken is niet vanzelfsprekend en moet langzaam worden uitgebreid. Begrijpend lezen is geen vak, maar vakoverstijgend: begrijpend lezen hoort in alle vakken. - Het toetsen van begrijpend lezen, begrijpend luisteren en woordenschat in het speciaal basisonderwijs vergt aanpassingen.
E.
Beleidsvoornemens / planning
1. De komende jaren zullen alle toetsresultaten in kaart worden gebracht (trendanalyses). 2. Aan het einde van het schooljaar 2011-2012 wordt de Pilot Begrijpend Lezen afgerond. 3. De regiegroep Begrijpend Lezen wordt in stand gehouden om afspraken te verifiëren en nieuwe ontwikkelingen te implementeren, met name het toepassen van het directe instructiemodel met de convergente differentiatie (IGDI). 4. Zie meerjarenplan didactische vernieuwing.
MEERJARENPLAN DIDACTISCHE VERNIEUWING
schooljaar onderwerpen 2011 - 2012
Begrijpend lezen: - 2e jaar Taalpilot Begrijpend Lezen - Woordenschatonderwijs - Aanschaf nieuwe woordenschattoetsen schoolplan 2011-2015 versie 140411
31
2012 - 2014
F.
Begrijpend lezen: - Transfer naar alle vakken: strategieën en woordenschat - Klassenbezoeken - Trendanalyses - Implementatie afspraken en nieuwe ontwikkelingen
Evaluatie / Borging
Evaluatie: - Eén keer per jaar wordt begrijpend lezen aan het begin van het kalenderjaar getoetst volgens de Toetskalender van Scholengemeenschap Beyaert. - Eén à twee keer jaar wordt de woordenschat getoetst volgens de Toetskalender van Scholengemeenschap Beyaert. - Daarnaast zijn er methodegebonden toetsen behorende bij Tekstverwerken. De resultaten worden vastgelegd in het Half Jaarlijks Verslag en het LVS Cito. Borging: De regiegroep begrijpend lezen: - is verantwoordelijk voor de begeleiding en borging van de methode begrijpend lezen binnen de school. - komt een aantal keren per jaar bij elkaar voor overleg t.a.v. de doorgaande lijn in de school. - is aanspreekpunt voor leerkrachten bij praktische problemen met begrijpend lezen. - zorgt voor de materialen en de voorraad ervan. - brengt begrijpend lezen binnen teamvergaderingen aan de orde. - de coördinatoren van de regiegroep brengen klassenbezoeken en bespreken deze met de betreffende leerkracht. - de coördinatoren verzamelen de resultaten en bespreken deze met de coördinatoren interne leerlingenzorg. - de coördinatoren koppelen afspraken en ontwikkelingen terug naar het MT.
REKENEN / WISKUNDE A.
Doelstellingen
Het reken-wiskundeonderwijs op scholengemeenschap Beyaert is erop gericht dat leerlingen:
Verbindingen kunnen leggen tussen het reken-wiskundeonderwijs en hun dagelijkse leefwereld. Basisvaardigheden verwerven, (eenvoudige) wiskundetaal begrijpen en toepassen in praktische situaties. Reflecteren op hun eigen wiskundige activiteiten en resultaten daarvan op juistheid controleren. (Eenvoudige) verbanden, regels, patronen en structuren kunnen opsporen. Onderzoek- en redeneerstrategieën in eigen woorden kunnen beschrijven en gebruiken.
Alle leerdomeinen komen aan bod, maar niet altijd in volle complexiteit. We streven naar een zo hoog mogelijk niveau van basiskennis en getalbegrip voor alle leerlingen dat aansluit bij de mogelijkheden en capaciteiten van de individuele leerling. B.
Methode
Locatie Schützstraat: De locatie Schützstraat hanteert de realistische reken-wiskundemethode “Alles Telt”, die ervan uitgaat dat de leerstof die tot en met groep 5 wordt aangeboden, basisstof is voor alle leerlingen. Deze methode biedt vele suggesties om aan te sluiten bij de belevingswereld van het kind. De methode is door ons gedigitaliseerd voor gebruik op het digibord. Voor kinderen die toe zijn aan rekenstof van groep 5, maar deze te moeilijk vinden, is een speciaal programma, Maatschrift. Dit programma is gericht op de zwakke rekenaar en biedt, net als het reguliere programma, alle leerdomeinen aan, maar is aangepast aan de mogelijkheden van de leerling. schoolplan 2011-2015 versie 140411
32
De vaardigheden komen aan bod op een vereenvoudigde wijze. “Maatschrift” is ontwikkeld vanuit de methode “Alles Telt” en sluit derhalve goed aan op de reeds aangeboden leerstof. Daarnaast bestaat de mogelijkheid gebruik te maken van Maatwerk voor een individuele leerling. Locatie Elsbeekweg: De locatie Elsbeekweg hanteert de realistische reken-wiskundemethode “Talrijk”. De methode is door ons gedigitaliseerd voor gebruik op het digibord. Talrijk werkt met vier leerkrachtgebonden lessen en één leerkrachtvrije les per week. Ook is de methode Schatkist aanwezig en kan zo nodig ingezet worden in de onderbouw, als voorloper. Per jaar wordt bekeken waar moet worden ingestapt, afhankelijk van het niveau van de onderbouwinstroom. Daarnaast bestaat de mogelijkheid gebruik te maken van Maatwerk voor een individuele leerling.
C.
Organisatie
Locatie Schützstraat en Elsbeekweg: Beide locaties werken groepsdoorbrekend. De samenstelling van een rekengroep is gebaseerd op het rekenniveau van de leerling. Binnen de rekengroep wordt gebruik gemaakt van het “convergente differentiatie model”. Reken-wiskunde staat dagelijks 45 minuten (locatie Schützstraat)/ 50 minuten (locatie Elsbeekweg) op het rooster ingepland. Nieuwe leerlingen worden ingeschaald met behulp van de methode gebonden toetsen, Cito rekenen wiskunde of Cito ordenen. De rekencoördinator zorgt voor de indeling van de rekengroepen. Hij of zij bewaakt de doorgaande lijn van het reken-wiskunde onderwijs, coacht en begeleidt de leerkracht waar nodig. (zie verder evaluatie en borging) Een werkgroep, samengesteld uit enkele groepsleerkrachten en de rekencoördinatoren, bewaakt bovengenoemd proces en denkt mee met over nieuwe ontwikkelingen. (draagvlak en klankbordfunctie) De leerkracht van de rekengroep zorgt voor een zorgvuldige overdracht naar de stamgroepleerkracht zodat deze goed op de hoogte blijft van zijn of haar leerlingen. De uiteindelijke verantwoordelijke persoon is en blijft de stamgroepsleerkracht. De rapportage naar de ouders toe gebeurt 2 keer per schooljaar, d.m.v. een rapport (locatie Schützstraat) of halfjaarlijks verslag HJV (locatie Elsbeekweg). Dit rapport/HJV is voor alle stamgroepleerkrachten uitgangspunt voor een gesprek met de ouders/verzorgers.
D.
Knelpunten ervaren door beide locaties
Knelpunten ten aanzien van de methode: De methodes zijn afgestemd op gebruik in de basisschool. De door ons ervaren knelpunten zijn: De leerstappen in de methodes zijn soms te groot. Binnen één les worden teveel verschillende onderwerpen aan de orde gesteld. De leerkrachten hebben onvoldoende zicht op de leerlijnen binnen de methodes. Automatisering; hier aan moet extra gewerkt worden. Er is behoefte aan meer aanvullende oefenstof. De methodes bieden te weinig oefenstof aan na een aangeboden vaardigheid. De methodes bieden teveel verschillende oplossingsstrategieën aan. De methodes zijn vaak te talig voor onze leerlingenpopulatie. De huidige methodes zijn nog niet ingesteld op wat leerlingen moeten beheersen aan het einde van hun schoolloopbaan volgens de gestelde referentieniveaus. Knelpunten ten aanzien van de organisatie: Verlies van effectieve lestijd door wisseling van stamgroep naar rekengroep en omgekeerd. Regelmatig kan het rekenen in één of meerdere rekengroepen niet doorgaan door activiteiten die onder de rekentijd plaats moeten vinden. (cultuuractiviteiten, excursies etc.) De stamgroepleerkracht geeft te kennen weinig zicht te hebben op de rekenontwikkeling van zijn of haar leerlingen. E.
Evaluatie en borging van beide locaties
Beide methodes werken met methode-gebonden toetsen. Vanuit de methode “Alles Telt” vinden er bloktoetsen plaats (na 25 lessen). En bij de methode “Talrijk” vindt er in elke reeks een toets plaats. schoolplan 2011-2015 versie 140411
33
Twee keer per jaar vindt er een Cito reken-wiskundetoets, onderdeel van het LOVS, plaats. Deze wordt afgenomen in januari en in de maand juni. (zie toetsplanner) De rekencoördinator bepaalt in overleg met de rekenleerkracht welke Cito toets er wordt afgenomen. De scores worden verwerkt in Parnassys. Met behulp van de gegevens uit Parnassys houdt de rekencoördinator de vorderingen, behaalde leerrendementen van individuele leerlingen en van de groep bij. Hierover gaat de rekencoördinator in gesprek met de rekenleerkracht. Dit kan erin resulteren dat een leerling, een groepje leerlingen of de gehele groep gebaat is bij een andere manier van instructie, begeleiding en/of verwerking. De rekenleerkracht past zijn manier van lesgeven aan. Hierdoor wordt zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Ook kan een leerling versneld doorstromen naar een hogere rekengroep. Samengevat bewaakt de rekencoördinator de kwaliteit van het reken-wiskunde onderwijs door: Resultaten van methodegebonden toetsen bij te houden Resultaten van de Cito te analyseren Gesprekken te hebben met rekenleerkrachten klassenbezoeken af te leggen met de daarvoor bestemde kijkwijzer en deze vervolgens te evalueren met de rekenleerkracht regelmatig overleg te hebben met de rekencoördinator van de andere locatie literatuurstudie te doen en studiedagen te volgen m.b.t. rekenen-wiskunde het team op de hoogte te houden van belangrijke ontwikkelingen d.m.v. studiedagen, teamvergaderingen Bovenstaande wordt regelmatig naar het MT teruggekoppeld en besproken.
F.
Beleidsvoornemens / Planning van beide locaties
Opbrengsten van het rekenwiskunde onderwijs verhogen door: Oriënteren op een nieuwe rekenmethode. Aan het einde van schooljaar 2011-2012 wordt een keuze gemaakt. In het schooljaar 2012-2013 starten we met de nieuwe rekenmethode. Oriëntatie op “Cito voor speciale leerlingen” in schooljaar 2011-2012. Eventuele invoering in schooljaar 2012-2013. De huidige organisatievorm (groepsdoorbrekend)onder de loep te nemen en een keuze te maken voor het rekenen in de stamgroep of groepsdoorbrekend rekenen. Hier wordt in het schooljaar 2012-2013 mee gestart. Komen tot handelingsgericht werken binnen het rekenen: Daarbij rekening houden met de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling, met als uitgangspunt en leidraad het ontwikkelingsperspectief. M.b.v. referentieniveaus doelen vaststellen en leerprestaties volgen, meten en waar nodig bijstellen. Leerkrachten leren planmatig te handelen. (groepsoverzicht, groepsplan) Lesgeven volgens het IGDI model.
Het maken van trendanalyses door de rekencoördinatoren volgens een vast principe. Dit in overleg met CIL-lers en coördinatoren van de andere vakken. Klassenbezoeken door de rekencoördinatoren blijven gehandhaafd. Minimaal 1x per schooljaar een studiedag voor beide locaties organiseren met een thema uit het reken-wiskundeonderwijs Minimaal 2x een (plenaire)teamvergadering per schooljaar met rekenen-wiskunde als onderwerp De rekencoördinatoren houden de rekenwerkgroep op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen binnen het reken-wiskunde onderwijs. De werkgroep rekenen komt minimaal 4 keer in het jaar samen en denkt mee in nieuwe beleidsvoornemens. (draagvlak en klankbordfunctie)
ENGELSE TAAL: BEIDE LOCATIES A.
Doelstellingen
Het leren begrijpen van zinnen en woorden in het Engels uit het dagelijkse taalgebruik. Het technisch kunnen lezen en begrijpen van een eenvoudige Engelse tekst. Het gaat om een eerste kennismaking met een vreemde taal; in dit geval het Engels. Vaardigheden bij de leerlingen te ontwikkelen, waarmee ze Engels op een eenvoudig niveau kunnen gebruiken als communicatiemiddel. De aandacht gaat meer uit naar spreekvaardigheid dan schrijfvaardigheid.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
34
B.
Methode
“Let’s do it!“ (textbook 1 en workbook 1) C.
Organisatie
Iedere week krijgen de leerlingen van de bovenbouw drie kwartier Engelse les. De bovenbouw 1groepen behandelen van boek 1 de hoofdstukken 1 t/m 6, de bovenbouw 2-groepen behandelen de hoofdstukken 7 t/m 13. Hierbij wordt klassikaal les gegeven en houden we zoveel mogelijk rekening met individuele verschillen in bijvoorbeeld tempo, beginsituatie, spreek- en schrijfvaardigheid. Tijdens de lessen worden spreekvaardigheidsoefeningen aangeboden door native-speakers middels de cd die bij de methode hoort. Schrijfvaardigheden worden geoefend middels oefeningen in het werkboek. Daarnaast gebruiken de leerkrachten diverse internetsites om mbv het digibord zoveel mogelijk woorden op een gevarieerde manier aan te bieden. D.
Knelpunten
De gehanteerde methode “Let’s do it!” is niet specifiek gericht op het speciaal basisonderwijs. Dit heeft tot gevolg dat we meer tijd nodig hebben om de lessen te behandelen. De huidige manier van aanbieden (alleen work- en tekstbook 1) voorziet echter niet in voldoende lesmateriaal voor de bovenbouwgroepen. Uit contacten met het Voortgezet Onderwijs blijkt dat we nog niet voldoende aansluiten bij de beginsituatie van het Voortgezet Onderwijs. E.
Beleidsvoornemens/ Planning
Op dit moment wordt alleen werkboek 1 gebruikt. Aangezien dit niet voldoende lesstof biedt voor beide bovenbouwgroepen overwegen we dan ook om ook text- en workbook 2 aan te schaffen. Een andere mogelijkheid is het oriënteren op een nieuw aan te schaffen methode die beter aansluit bij de huidige wensen en anticipeert op de huidige knelpunten. F.
Evaluatie/ Borging
Het belangrijkste van het vak Engels binnen het speciaal basisonderwijs is een eerste kennismaking met een vreemde taal; in dit geval Engels. Wanneer de leerlingen in het voortgezet onderwijs komen, hebben zij een korte introductie gehad van de Engelse taal. In hoeverre we daarin slagen, wordt geëvalueerd in bouwoverleggen, teamvergaderingen en aan de hand van terugrapportage vanuit het voortgezet onderwijs.
2.4
ORIËNTATIE OP JEZELF EN DE ANDER
Locatie Schützstraat Algemeen Oriëntatie op jezelf en de wereld wordt in projectvorm aangeboden door middel van schooltelevisieseries van NOT/TELEAC. We besteden echter ook aandacht aan deze vakgebieden buiten de projecten om. We denken aan fundamentele kaartleesvaardigheid, omgaan met tijdbalk, lichaamsbesef en persoonlijke hygiëne. Bij de keuze van de projecten gaan we te werk naar de volgende uitgangspunten: 1. Er moet belangstelling zijn voor het onderwerp. 2. Aansluiting bij al aanwezige kennis en vaardigheid bij het kind is vereist. 3. De leerlingen moeten vooral kennis opdoen via in het project gecreëerde mogelijkheden zoals: zelf opzoeken, handelen, praten en vergelijken van, onderzoeken en verwerken, waarbij ‘het doen’ centraal staat. 4. Evaluatie moet steeds terug te voeren zijn op de vragen: - Welke kennis moet nu reëel aanwezig zijn? - Welke relaties en verbanden ziet de leerling tussen de verschijnselen? - Welke gevolgtrekkingen trekt de leerling uit het geleerde?
schoolplan 2011-2015 versie 140411
35
De werkwijze bij de kennisgebieden: De groepen OB1, OB2 en MB1 werken volledig thematisch. Per thema is er een opbouw in aanleren van vaardigheden en kennis van groep OB1 naar MB1. De groepen MB2 en BB1 werken voornamelijk thematisch. Voor de vakgebieden aardrijkskunde en geschiedenis werken ze beperkt cursorisch. Voor het thematisch werken wordt aangesloten op hetgeen voorheen is aangeboden. De groep BB2 werken voornamelijk cursorisch. Er wordt beperkt thematisch gewerkt. Het betreft dan thema’s die door de groepen in overleg uitgewerkt worden. Ieder schooljaar worden twee thema’s door alle klassen samen behandeld. Omdat Oriëntatie op jezelf en de wereld onderscheiden kan worden in verschillende gebieden geven we voor ieder gebied de doelstellingen methodes e.d. aan.
Aardrijkskunde. A.
Doelstellingen -
B.
Methodes -
C.
Kennismaking met en een begin van inzicht in de verscheidenheid van levenswijzen van menselijke groeperingen. Het kennismaken met en leren waarnemen van verschijnselen uit het natuurlijk milieu die voor een goed begrijpen van die verschillende levenswijzen noodzakelijk is. Het kunnen leggen van relaties tussen de verschijnselen en deze kunnen verklaren. Het ontwikkelen van enige bedrevenheid in het hanteren van de kaart waarin aardrijkskundige verscheidenheid en samenhang gesymboliseerd is. Het vastleggen van kaartbeelden en het aanleren van die topografische kennis, die nodig is i.v.m. doelen 1,2 en 3 of in verband met praktische eisen die het dagelijkse leven stelt. (lokaliseren dagelijks nieuws, oriënteringsmogelijkheden bij reizen e.d.).
N.O.T.TELEAC-series (en beelden uit andere media). Atlassen, kaarten, plattegronden, globe. Topotoer voor de topografische kennis. Gebruik maken van de mogelijkheden van internet i.c.m. het digitale schoolbord. Ook springen we in op de actualiteit. Zelf ontwikkelde projecten of bestaande projecten (o.a. Kaart in zicht).
Organisatie
We gaan er vanuit dat er zowel individueel als in groepen wordt gewerkt. Veelal starten we vanuit een gezamenlijk project. Aan de locatie Schützstraat komt in de middenbouw 2 de topografie van Nederland aan de orde. In de bovenbouwgroepen wordt dit verder uitgebreid met Europa en de wereld. Verder is aan de locatie Schützstraat een ‘Minimaal pakket Aardrijkskunde’ vastgesteld voor de cursorische lijn in de bovenbouw. D.
Knelpunten
Door de snel gewijzigde grenzen in Europa zijn enkele van de topografieleermiddelen niet meer hanteerbaar. Het gebruik van de computer en internet als leermiddel wordt steeds meer gebruikt, maar verdient nog wel veel aandacht. Nieuwe atlassen zijn aangeschaft, maar ook ander materiaal dient vervangen te worden. De middenbouw heeft ook behoefte aan eenvoudige atlassen. Er is behoefte aan een actuele methode. Door de bezuinigingen waar we mee geconfronteerd worden zal er kritisch gekeken moeten worden of er op korte termijn een nieuwe methode aangeschaft en geïmplementeerd kan worden. Voor de nieuwe leerkrachten zijn de gemaakte afspraken niet altijd even goed bekend en hanteerbaar en dit verdient extra aandacht. E.
Beleidsvoornemens / Planning
Schooljaar 2011-2012 aanschaf nieuwe atlassen voor de middenbouwgroepen als het schoolbudget dit toelaat. Hetzelfde schooljaar (2011-2012) zouden we willen gebruiken om een voorselectie te maken van bruikbare methodes. Rekening houdend met de financiële mogelijkheden zal de werkgroep W.O. zichtzendingen van methodes bekijken, beoordelen en hieruit een selectie van twee methodes maken. schoolplan 2011-2015 versie 140411
36
In de tweede helft van dit schooljaar zullen in de midden- en bovenbouwgroepen proeflessen uit de geselecteerde methodes gegeven worden. De opgedane ervaringen met deze lessen zullen in teamvergaderingen besproken en geëvalueerd worden. Dit moet voor de zomervakantie in 2012 leiden tot een keuze van een methode die wij geschikt achten voor de leerlingenpopulatie van Beyaert locatie Schützstraat. In het schooljaar 2012-2013 zouden we graag willen starten met de invoering van de nieuwe methode. De implementatie zal aangestuurd en begeleid worden door de werkgroep. In het schooljaar 2013-2014 kan de nieuwe methode verder geïmplementeerd worden. F.
Evaluatie / Borging
Met de voor ons liggende bezuinigingen in de komende jaren is het de vraag of er een nieuwe methode kan worden aangeschaft. De zinvolheid van oriëntatie hierop kan in overleg met het managementteam beoordeeld worden. Als om redenen oriëntatie hierop uitgesteld moet worden, kan in ieder geval met behulp van aanwezige materialen en middelen een gerichte leerstofplanning van aardrijkskundige begrippen en thema’s voor midden- en bovenbouw gemaakt worden. Deze planning zal dan worden voorgelegd aan het team. De besluiten die hieruit voortkomen zullen worden vastgelegd en vertaald worden naar de verschillende groepsplannen. Voor nieuwe leerkrachten zullen dan de te behandelen leerstof en gemaakte afspraken bekend en hanteerbaar zijn. Door middel van het afnemen van niet-methodegebonden toetsen bewaken wij de kwaliteit van het aardrijkskunde onderwijs. Bij het wel doorgaan van oriëntatie op en invoering van een nieuwe methode zullen in het schooljaar 2012-1013 de ervaringen met het geven van lessen hieruit geëvalueerd worden in november 2012 en april 2013. Eventuele knelpunten zullen omgebogen worden naar aanpassingen op zowel inhoudelijk als organisatorisch vlak. Halverwege het schooljaar 2013-2014 (november/december) evalueren wij de gang van zaken rond het gebruik van de methode in midden- en bovenbouwgroepen. Via cursussen en vakbladen blijven we op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. Desgewenst worden tijdens teamvergadering kwaliteitsbevorderende maatregelen genomen.
Geschiedenis A.
Doelstellingen
De kinderen moeten: - zinvol bezig zijn met het verleden. - inzicht in het begrip “verandering”, het fundamentele kenmerk van geschiedenis, krijgen. - Inzien dat er een duidelijke lijn loopt van het verleden naar het heden en dat deze lijn zich naar de toekomst voortzet; lezen en begrijpen van de tijdbalk. - Inzien dat de mensen de geschiedenis beïnvloeden en dat de geschiedenis mensen beïnvloedt. - Inzien dat in het verleden soms identieke situaties te zien zijn in vergelijking met het nu, maar ook dat er verschillen zijn. - Geschiedenis kunnen vertalen in feiten en zaken en daarmee het begrip “tijd”kunnen afbakenen in een aantal perioden. - Belangstelling krijgen voor historische gebeurtenissen en voorwerpen mede uit eigen omgeving. B.
Methode
De Methode “Speurtocht” is ingevoerd NOT/TELEAC series zoals “Vroeger en zo”, “13 in de oorlog”. Zelf ontwikkelde projecten zoals: - In het stenen tijdperk - De Romeinen - De Middeleeuwen - Sociale geschiedenis van de 19e eeuw - De Tweede Wereldoorlog - Anne Frank (De Anne Frank krant) Methodisch materiaal uit verschillende geschiedenis methodes worden incidenteel daarnaast gebruikt. C.
Organisatie
In de midden- en bovenbouwgroepen gebruiken we de methode Speurtocht. Deze methode is in het schooljaar 2006/2007 in gebruik genomen. Het is een concentrisch chronologische methode hetgeen schoolplan 2011-2015 versie 140411
37
met name voor het SBO van groot belang is omdat zodoende verschillende geschiedkundige perioden op een ander niveau terugkomen in de verschillende leerjaren. Ook is het gegeven dat er leerlingen zijn die tussentijds instromen dan geen probleem. De verdeling van de methodedeeltjes over middenbouw en bovenbouw is als volgt: Middenbouw 1: deel 3. Middenbouw 2: deel 4. Bovenbouw 1: deel 5. Bovenbouw 1-2: deel 6. Bovenbouw 2: deel 7. Elk methodedeel bevat 5 thema’s die onderverdeeld zijn in 4 lessen – 3 kernlessen en 1 extra les. Totaal dus 20 lessen. Verdeeld over een heel schooljaar komt dit neer op 1 les per 14 dagen. Dit kan ook opgesplitst worden in 2 afzonderlijke lessen per 14 dagen. C.
Knelpunten
Geen. D.
Beleidsvoornemens / Planning
Bestuderen en selecteren van de vijftig vensters van de canon van de Nederlandse geschiedenis voor de middenbouw- en bovenbouwgroepen. Een verdeling maken van de videoclips en bijbehorende teksten voor deze groepen die, waar mogelijk, aansluiten bij de thema’s uit de methodedeeltjes van “Speurtocht”. Hierbij willen we gebruikmaken van de website www.entoen.nu. Hierop kan gekozen worden voor clips voor groep 5 en 6 (middenbouw) en groep 7 en 8 (bovenbouw). Vensters die niet aansluiten bij thema’s uit de methode en die wij toch belangrijk vinden voor de leerlingenpopulatie van onze school zullen geïsoleerd aan bod kunnen komen. F.
Evaluatie/Borging
Vanaf het schooljaar 2011-2012 jaarlijks een evaluatie van het geven van geschiedenislessen in het bouwoverleg en, indien nodig, een terugrapportage in de gezamenlijke teamvergadering. De werkgroep brengt in het schooljaar 2011-2012 verslag uit van de selectie van vensters uit de canon van de Nederlandse geschiedenis. Via cursussen en vakbladen blijven we op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. Desgewenst worden tijdens teamvergaderingen kwaliteitsbevorderende maatregelen genomen. In de teamvergadering evaluatie van de gegeven lessen. Natuuronderwijs (waaronder biologie) A.
Doelstellingen
De kinderen in contact brengen met de natuur, hen deze leren ontdekken en hen hierover kennis doen vergaren, in een natuurvriendelijke houding. Daarbij denken wij aan: - de omgeving (magnetisme, zwaarte kracht, elektriciteit). Kinderen vertrouwd maken met eenvoudige natuurkundige verschijnselen uit de omgeving (magnetisme, zwaartekracht, elektriciteit). - Kinderen kennis laten vergaren over flora en fauna om hen heen, zodat hun waarnemingsvermogen wordt bevorderd. - Kinderen leren verantwoordelijk te zijn voor de natuur om hen heen. - Kinderen leren inzicht te verwerven in de ontwikkeling van en de samenhang tussen organismen. - Kinderen dienen een houding te verwerven van waardering in de ontwikkeling van de samenhang tussen organismen. B.
Methode -
C.
Gebruik makend van internet/computers en digitaal schoolbord. NOT series als Nieuws uit de natuur (met bijbehorend werk/infoboekje). Zelf ontwikkelde en aangeleverde projecten en thema’s. Excursies georganiseerd door NME.
Organisatie
Het zal duidelijk zijn dat bij dit vak- en vormingsgebied vooral waarneming, experiment, proefjes en excursies tot een belangrijke manier van kennis te vergaren behoort. Zowel individueel als in groepsverband zal er met de leerstof verder worden gewerkt. schoolplan 2011-2015 versie 140411
38
Verwerking gaat zoveel mogelijk in eigen tempo en aangepast aan de individuele behoeften van de leerling. Tevens proberen we aardrijkskundige en geschiedkundige aspecten mee te nemen in onze lessen. D.
Knelpunten
Een passende methode is niet voorhanden. Er zal voornamelijk in de midden- en bovenbouwgroepen gewerkt blijven worden met Nieuws uit de natuur. Het bijbehorende werk/infoboekje zal wel ieder jaar voor de leerlingen (van de middenbouw 2 en de bovenbouw) besteld moeten worden. (Afgelopen jaar is dit niet gebeurd). Door de op stapel staande bezuinigingen zal een nieuw aan te schaffen methode afhangen van de financiële situatie. Knelpunt is dat de gemaakte afspraken t.a.v. een minimumpakket aan leerstof geëvalueerd dienen te worden. E.
Beleidsvoornemens / Planning
Wellicht kan na de invoering van een aardrijkskunde- methode (traject dat loopt van 2011 tot en met 2013) ook voor vernieuwing van ons natuuronderwijs gezorgd worden. Het streven zou kunnen zijn om over 2 jaar (schooljaar 2013 – 2014) te kijken hoe de financiële situatie er voor staat en of deze het toelaat ons te oriënteren op een nieuwe natuuronderwijsmethode. Dan zouden in 2013-2014 methodes bekeken kunnen worden en na een selectie van twee daaruit zouden proeflessen gegeven moeten worden in de diverse groepen. Hierna volgt dan een gezamenlijke keuze voor een nieuwe methode. In het schooljaar 2014-2015 zou dan de nieuwe natuuronderwijsmethode ingevoerd gaan worden met evaluaties in november en april van dat jaar.
F.
Evaluatie / Borging
Vanaf het schooljaar 2011-2012 jaarlijks een evaluatie van het geven van natuuronderwijslessen in het bouwoverleg en, indien nodig, een terugrapportage in de gezamenlijke teamvergadering. Bij oriëntatie op een nieuwe methode in 2013-2014 evaluaties van de gegeven proeflessen (tweede helft van dit schooljaar). Bij aanschaf en invoering van een nieuwe methode in het schooljaar 2014-2015 terugblikken op eerste ervaringen en evaluaties in november en april. Door middel van het afnemen van niet methodegebonden toetsen bewaken wij de kwaliteit van het natuurkunde onderwijs. Via cursussen en vakbladen blijven we op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. Desgewenst worden tijdens teamvergadering kwaliteitsbevorderende maatregelen genomen.
ORIËNTATIE OP JEZELF EN DE ANDER Locatie Elsbeekweg
Aardrijkskunde A.
Doelstellingen
Kennismaking met en een begin maken van inzicht in de verscheidenheid van levenswijzen van menselijke groeperingen - Het kennismaken met en leren waarnemen van verschijnselen uit het natuurlijk milieu die voor een goed verstaan van die verschillende levenswijzen noodzakelijk is. - Het kunnen leggen van relaties tussen de verschijnselen en deze kunnen verklaren. - Het ontwikkelen van enige bedrevenheid in het hanteren van de kaart waarin aardrijkskundige verscheidenheid en samenhang gesymboliseerd is. - Het vastleggen van kaartbeelden en het aanleren van topografische kennis die nodig is 1, 2 en 3 (?) of in verband met praktische eisen die het dagelijkse leven stelt ( lokaliseren dagelijks nieuws, oriënteringsmogelijkheden bij reizen e.d.) De doelen kunnen concreter geformuleerd worden en nog beter aansluiten op de kerndoelen indien een keuze is gemaakt voor een methode aardrijkskunde. -
B.
Methode
In het schooljaar 2010/2011 en 2011/2012 wordt er aan de locatie Elsbeekweg gewerkt met de blokboeken Nederland (MB), Europa (BB1) en de Wereld (BB2). Daarnaast werkt de MB1 met schoolplan 2011-2015 versie 140411
39
projecten binnen het thema Nederland zoals bijvoorbeeld: Rondje Nederland en aanvankelijk kaartlezen. In het schooljaar 2011/2012 zal er een opnieuw een oriëntatie plaatsvinden op een aan te schaffen nieuwe methode voor Aardrijkskunde. In dit schooljaar zal met een nader te kiezen methode worden proefgedraaid. In het schooljaar 2012/2013 zal een nieuwe methode worden geïmplementeerd. Bij de keuze van de methode en de implementatie wordt rekening gehouden met het feit dat de methode toepasbaar moet zijn bij verschillende werkvormen, zoals klassikaal, individueel en bij coöperatief leren. De methode dient geschikt te zijn om te differentiëren en adaptief onderwijs aan te bieden vanaf de middenbouwgroep. Daarnaast moet de methode overzichtelijk zijn en niet te talig, om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van onze leerlingen. C.
Organisatie
De lesstof wordt hoofdzakelijk klassikaal aangeboden, ook wordt er gebruik gemaakt van andere werkvormen zoals coöperatief- en individueel leren en verwerken van de lesstof. De jaargroepen 5 t/m 8 worden verdeeld over de middenbouw en bovenbouwgroepen. Differentiatie zal op verschillende manieren aangeboden kunnen worden. In de periode voorafgaand aan de keuze en implementatie zullen de blokboeken nog worden gebruikt. In de onderbouwgroepen worden geen expliciete aardrijkskundelessen aangeboden maar komen onderwerpen thematisch aan bod en gekoppeld aan de thema’s van Veilig Leren lezen.
D.
Knelpunten
Als hoofdtaken worden op school de vakken rekenen, taal en lezen gezien. Door het volle programma is er minder tijd voor andere vakken, zeker gezien het feit dat de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen ook een belangrijke plaats inneemt. Door verschillende oorzaken heeft de implementatie van een nieuwe aardrijkskundemethode nog niet plaatsgevonden. De keuze voor een nieuwe methode is uitgesteld tot het schooljaar 2011/2012, de implementatie volgt in het schooljaar 2012/2013. Voorafgaand wordt er gewerkt met de blokboeken van Nederland, Europa en de wereld. Deze voorzien echter niet in voldoende materiaal voor de MB1-groep. Deze groep zal thematisch gaan werken met projecten binnen het thema Nederland. E.
Beleidsvoornemens
Voor het vak aardrijkskunde zal in het schooljaar 2011/2012 door de werkgroep een vernieuwde oriëntatie plaatsvinden op de mogelijkheden voor de aanschaf van een nieuwe methode. Er zal gekeken worden naar de uitkomsten van de oriëntatie uit het schooljaar 2007/2008 maar ook naar recent verschenen methodes. In het schooljaar 2012/2013 zal een methode worden aangeschaft en geïmplementeerd. F.
Evaluatie/Planning
Tijdens teambijeenkomsten wordt besproken hoe de lessen/ervaringen zijn met de huidige blokboeken. Een nieuw aan te schaffen methode zal door het team worden uitgeprobeerd, besproken en geëvalueerd. Gedurende het implementatieproces zal het een regelmatig terugkerend punt van overleg zijn, op die manier wordt afstemming van een doorgaande leerlijn gewaarborgd. Geschiedenis A.
Doelstellingen
Geschiedenis is bij uitstek een vak dat kinderen moeten beleven door. De door ons gebruikte methode biedt veel mogelijk voor beeldmateriaal en heeft grote illustraties. De kerndoelen van ons geschiedenisonderwijs staan vermeld in de Handleiding van de methode Tijdstip. (blz. a7) We willen het vak geschiedenis vanuit verschillende invalshoeken bekijken, zoals de staatkundige ontwikkelingen, de sociale organisatie, migratie, kunst en cultuur en de economische ontwikkelingen. In de geschiedenislessen willen we de kinderen laten ervaren hoe kinderen en volwassenen, in het verleden hebben geleefd, waardoor de leerlingen hun eigen tijd beter leren begrijpen en zij in de toekomst meer inzicht zullen hebben in onze samenleving. De invalshoeken zijn:-middelen van bestaan -hulpmiddelen, techniek en uitvindingen -economische ontwikkeling -sociale organisatie -familie, gezinsleven en onderwijs schoolplan 2011-2015 versie 140411
40
-migratie -staatkundige ontwikkeling -kunst en cultuur -zingeving, normen en waarden. In de geschiedenislessen willen we de kinderen laten ervaren hoe kinderen en volwassenen, in het verleden hebben geleefd, waardoor de leerlingen hun eigen tijd beter leren begrijpen en zij in de toekomst meer inzicht zullen hebben in onze samenleving.
B.
Methode
In de midden- en bovenbouwgroepen gebruiken we de methode Tijdstip. Naast de methode wordt in de bovenbouwgroepen gebruik gemaakt van actuele projecten/lespakketten rond het thema WOII zoals de Anne Frankkrant en Het Nationaal comité 4 en 5 mei. In de onderbouwgroepen wordt thematisch gewerkt aan de hand van onderwerpen die aansluiten bij Veilig Leren Lezen. C.
Organisatie
De lessen worden voornamelijk klassikaal aangeboden en de verwerking wordt in afwisselende werkvormen aangeboden. Bij de lessen wordt aanvullend beeldend/video materiaal gezocht op verschillende internetsites en getoont op het digiboard. De jaargroepen 5 t/m 8 worden verdeeld over de middenbouw- en bovenbouwgroepen. De jaargroep van de methode wordt in één schooljaar doorlopen met de groep. De geïmplementeerde methode biedt mogelijkheden om toe te passen tijdens Zelfstandig Werken. Differentiatie zal op verschillende gebieden aangeboden kunnen worden. D.
Knelpunten
Als hoofdtaken worden op school de vakken rekenen, taal en lezen gezien. Door het volle programma is er minder tijd voor andere vakken, zeker gezien het feit dat de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen ook een belangrijke plaats inneemt. De middenbouw- en bovenbouwgroepen hebben in het lesrooster 30 minuten per week ingepland voor de geschiedenislessen. Dit is echter niet voldoende tijd om een les uit de methode af te ronden, dit heeft tot gevolg dat niet alle lessen van een leerjaar in dat schooljaar afgerond kunnen worden. E.
Beleidsvoornemens
De komende jaren zal de methode tijdstip gebruikt worden in de midden- en bovenbouwgroepen. Tijdens teambijeenkomsten zal overleg en evaluatie plaatsvinden om de doorgaande lijn te bewaken. Jaarlijks zal opnieuw worden bekeken welke jaargroepen bij welke midden- of bovenbouwgroep aansluiten.
F.
Evaluatie/Planning
Tijdens teambijeenkomsten zal overleg en evaluatie van lessen een aanpak plaatsvinden om de doorgaande lijn te bewaken. Natuuronderwijs (waaronder biologie) A.
Doelstellingen
In de lessen natuuronderwijs, waaronder biologie, willen we de kinderen kennis laten maken met de levende en niet levende natuur. Op die manier proberen we de kinderen respect en inzicht bij te brengen voor de wereld om hen heen. B.
Methode
Er wordt tot nu toe niet structureel gebruikt gemaakt van een methode. De midden- en bovenbouwgroepen werken in de blokboeken Natuur van groep 5 t/m 8. In de midden- en onderbouwgroepen wordt gekeken naar programma’s van de schooltelevisie, zoals “Nieuws uit de natuur”. In de onderbouw wordt gewerkt met thema’s die gekoppeld zijn aan de thema’s van Veilig leren Lezen. Alle groepen werken daarnaast met thema’s en lespakketten bijvoorbeeld van het lesmateriaal van het Centrum voor Milieu en Natuureducatie.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
41
C.
Organisatie
De leerstof wordt klassikaal aangeboden, er wordt gebruik gemaakt van verschillende verwerkingsvormen zoals individueel en coöperatief leren. Hierbij wordt rekening gehouden met tempo, inzicht en mogelijkheden van de individuele leerling. In onderling overleg tussen de verschillende groepsleerkrachten worden de thema’s, projecten, leskisten en afleveringen van schooltelevisie verdeeld per groep. D.
Knelpunten
Als hoofdtaken worden op school de vakken rekenen, taal en lezen gezien. Door het volle programma is er minder tijd voor andere vakken, zeker gezien het feit dat de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen ook een belangrijke plaats inneemt. De locatie Elsbeekweg had de intentie om in voorgaande schooljaren tijd in te ruimen voor de keuze en implementatie van een nieuwe biologiemethode. Door verschillende oorzaken heeft dit echter nog niet plaatsgevonden. Er zal de komende jaren gekeken worden of er een combinatie gemaakt kan worden met techniek en biologie. Hier zijn echter nog geen concrete plannen voor en hier is nog geen tijdpad voor opgesteld. Op dit moment voorzien de lessen uit de blokboeken in combinatie met projecten van het centrum voor Natuur en Milieueducatie in voldoende lesstof voor alle groepen. E.
Beleidsvoornemens
Er zal de komende jaren gekeken worden of er een combinatie gemaakt kan worden met techniek en biologie. Hier zijn echter nog geen concrete plannen voor en hier is nog geen tijdpad voor opgesteld. Op dit moment voorzien de lessen uit de blokboeken in combinatie met projecten van het centrum voor Natuur en Milieueducatie in voldoende lesstof voor alle groepen. F.
Evaluatie/Planning
Regelmatig worden tijdens de teambijeenkomsten de lessen/ervaringen besproken m.b.t. de gebruikte lespakketten, leskisten, thema’s en of projecten. Hieruit blijkt dat op dit moment de aangeboden lesstof voldoende lesmateriaal biedt.
Maatschappelijke verhoudingen (waaronder staatsinrichting), locatie Schützstraat en Elsbeekweg A.
Doelstellingen
Tijdens de lessen betreffende maatschappelijke verhoudingen (waaronder staatsinrichting) proberen we de leerlingen kennis te laten nemen met de maatschappelijke ontwikkelingen. Ook nemen zij kennis van de wijze waarop ons land bestuurd wordt. Expliciet komt het alleen in de bovenbouw aan de orde. Expliciete doelstellingen: - het kunnen hanteren van een aantal begrippen die de leerling regelmatig op de t.v. ziet of in de krant tegenkomt. - enige kennis van staatsinrichting, in zoverre dat voor de leerling te begrijpen is. B.
Methode
Gebruikt worden zelf ontwikkelde lessen, materiaal van Teleac/Not, Kids week junior en ook “Staatsinrichting” van Ajodact. Ook de geschiedenis- en aardrijkskundemethoden bieden veel mogelijkheden om lessen te geven of aandacht te besteden aan diverse maatschappelijke ontwikkelingen en verhoudingen. C.
Organisatie
Tijdens de lessen maatschappelijke verhoudingen of thema’s waarbij dit aan bod komt wordt er (behalve in tempo) niet of nauwelijks gedifferentieerd. Van het gebruik van een remedial teacher, handelingsplannen en aparte leerprogramma’s is bij dit leerstofonderdeel dan ook geen sprake. D.
Knelpunten.
Doordat op onze school niet een methode voor dit vakgebied gebruikt worden, maken de leerkrachten gebruik van: de krant in de klas, Ajodact, lessen uit de geschiedenis- of aardrijkskunde methode of spelen zij in op de actualiteit middels bijvoorbeeld Kids Week Junior. Ook uitzendingen van de schoolplan 2011-2015 versie 140411
42
Teleac/N.O.T. worden regelmatig gevolgd. Daarbij worden de bijbehorende werkbladen regelmatig gebruikt. Echter, over een duidelijke, overzichtelijke leergang beschikt de school niet. E.
Beleidsvoornemens / Planning
Voor het vak maatschappelijke verhoudingen, waaronder staatsinrichting, zijn er voor de komende vier jaar geen beleidsvoornemens geformuleerd. Wellicht geeft de nieuw te kiezen aardrijkskundemethode aanknopingspunten. F.
Evaluatie / Borging
Desgewenst worden tijdens teamvergadering kwaliteitsbevorderende maatregelen genomen.
Verkeerseducatie Schützstraat. Een specifieke plaats binnen de ontwikkeling van de sociale redzaamheid, is ingeruimd voor verkeerseducatie. A.
Doelstellingen 1. Verkeersonderwijs moet aansluiten bij de ervaringen, die de kinderen opdoen in hun verkeersomgeving en bij het ontwikkelingsniveau. 2. Verkeersonderwijs moet de zelfredzaamheid van de kinderen bevorderen in het verkeer. De kinderen moeten verkeersituaties goed kunnen inschatten om veilig deel te kunnen nemen aan het verkeer. 3. De leerlingen moeten zich verantwoord in het verkeer kunnen begeven. 4. De verkeersmethode is praktisch toepasbaar.
B.
Methode
Op locatie Schutzstraat werken we met de methode “Wijzer in het verkeer”. Deze methode maakt de leerlingen van ob1 t/m bb2 bewust van hun eigen gedrag en dat van anderen. De verkeerstheorie is gekoppeld aan de dagelijkse situaties waarin kinderen op straat verkeren. Het leerlingenboek is het bronnenboek voor de leerlingen. Deze is realistisch en vormt voor de leerlingen ook herkenning uit de praktijk. Verkeersonderwijs kan niet zonder de praktijk, dus daarom organiseert de school ook praktijklessen. Deze zijn veelal gekoppeld aan de methode. De lessen in “Wijzer door het verkeer” zijn gegroepeerd rond duidelijke, praktische schema’s. Ieder thema krijgt per groep een eigen invulling. OB1 : Kinderen worden zich bewust van hun rol in het verkeer aan de hand van een ideeënboek met thema’s als spelen, lopen, oversteken, etcetera. De lessen bestaan uit kring- en spelactiviteiten, activiteiten voor de werkles en buitenactiviteiten. OB2, MB1, MB2, BB1 : De kinderen krijgen te maken met negen min of meer vaste thema’s, waardoor ze bepaalde handelingen in de loop van de tijd automatiseren. De lessen bestaan uit theorielessen en praktijklessen.. BB2 : Deze kinderen bewegen zich vaak al wat zelfstandiger in het verkeer. De inhoud van Wijzer door het verkeer sluit hierop aan. Verkeersborden, voorrang en veilig fietsen komen nu uitgebreid aan de orde. Verder is er extra aandacht voor het fietsen en lopen bij zwaar verkeer, zoals vrachtwagens. Met de lesinhoud: theorielessen, herhaling, praktijklessen, verdieping en toetsen leggen we de basis voor het verkeersexamen. Daaraan sluitend werken de leerlingen met de methode “Bekadidactiek”. Hiermee oefenen de leerlingen voor het theoretische verkeersexamen, waarzij aan het einde van het schooljaar aan deelnemen.
C.
Organisatie
De methode bestaat uit 1 les per week. Deze lessen worden in de stamgroep klassikaal gegeven. In totaal zijn er – afhankelijk van de jaargroep – ongeveer 24 lessen van 45 minuten per jaar.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
43
D. -
E.
Beleidsvoornemens / Planning -
F.
Knelpunten De verkeerslessen in OB2 zijn erg arbeidsintensief De doelen van het theorie examen vergen erg veel tijd van de leerkracht. De toetsen die horen bij deze methode zijn minder geschikt voor de onze doelgroep. Beyaert is een streekschool, daarom zijn enkele praktische lastig te realiseren, te denken valt aan oefenen op de fiets. De doorgaande lijn bewaken. We moeten duidelijke afspraken maken welke leerstof per leerjaar behandelt moet worden.
Alternatieven bedenken voor OB2, Doelen beschrijven over meerdere jaren. Hoe meten we of we de doelen hebben bereikt Meerdere keren per jaar ‘verkeer’ op de agenda in een vergadering om de doorgaande lijn te bewaken. Een keer per jaar de methode kritisch bekijken en of de doelen wel behaalt worden. Methode toetsen worden niet afgenomen omdat deze toets niet geschikt is voor onze doelgroep.
Evaluatie / Borging
Verkeer komt op het vergaderrooster te staan, zodat de doorgaande lijn en de doelen bewaakt worden. De schoolverlatersgroepen nemen deel aan het zogenaamde verkeersexamen. In april/mei houden we het examen waarna de kandidaten het diploma krijgen uitgereikt.
Verkeerseducatie Elsbeekweg Een specifieke plaats binnen de ontwikkeling van de sociale redzaamheid, is ingeruimd voor verkeerseducatie. A.
Doelstellingen 1. Verkeersonderwijs moet aansluiten bij de ervaringen, die de kinderen opdoen in hun verkeersomgeving en bij het ontwikkelingsniveau. 2. Het moet systematisch zijn. 3. Het moet handelingsgericht zijn. 4. Het moet praktisch toepasbaar zijn.
De aandacht die de school geeft aan het verkeer heeft als doel de leerling verkeersgedrag bij te brengen dat gekenmerkt wordt door het toepassen van regels en vriendelijkheid ten opzichte van medegebruikers. We vinden het eveneens van groot belang dat de leerlingen zich verantwoord in het verkeer durven te begeven. Omdat het verkeer zich voornamelijk buiten de school afspeelt, zal ook het verkeersonderwijs soms buiten de school plaatsvinden.
A. Methode We zijn in 2011 gestart met de methode “Wegwijs “.De methode maakt kinderen van groep 1 t/m 8 bewust van hun eigen gedrag en dat van anderen. De verkeerstheorie is gekoppeld aan de dagelijkse situaties waarin kinderen op straat verkeren. De eigen omgeving staat hierbij centraal. Daardoor verhoogt der methode hun inlevingsvermogen. Wegwijs is een compacte methode. De lesinformatie is op een overzichtelijke manier bij elkaar gezet en de praktijkopdrachten zijn eenvoudig in de klas te organiseren. Het is een jaarprogramma van 30 weken. De illustraties zijn functioneel en duidelijk. En de verkeersregels en de betekenis van borden zijn vanuit het perspectief van het kind geschreven. Ook voor taalzwakke kinderen is Wegwijs geschikt. De opbouw. De methode heeft een herkenbare structuur van groep 1 t/m 8. De thema’s voor de onderbouw zijn uitgewerkt in praatplaten, verhalen en activiteiten.. schoolplan 2011-2015 versie 140411
44
In de middenbouw wordt de theorie van het thema op een toegankelijke manier aangeboden. In de bovenbouw bereidt Wegwijs de leerlingen voor op verkeersdeelname bij excursies, schoolkamp en andere activiteiten. De projecten kunnen in een willekeurige volgorde worden aangeboden. Er zijn vijf hoofdthema’s die in alle groepen terugkeren. Elke jaargroep behandelt een bepaald onderdeel van het hoofdthema. De thema’s zijn gekozen vanuit de belevingswereld van het kind. De thema’s zijn: School en verkeer Weer en verkeer Beroepen en verkeer De buurt en verkeer Reizen en verkeer Er is ook een computerprogramma op cd-rom. Daarop staan bij elke thema realistische simulaties van verkeerssituaties, verkeersoefeningen met foto’s en illustraties en een behendigheidsspel voor het spelenderwijs oefenen van verkeersborden. C.
Organisatie
De lessen worden klassikaal gegeven.
D. Knelpunten Er zijn nog geen knelpunten, aangezien we pas werken met deze nieuwe methode. E. Beleidsvoornemens / Planning We gaan allemaal werken met de nieuwe methode en na een jaar evalueren en eventuele knelpunten bespreken c.q. opheffen. F.
Evaluatie / Borging
Door middel van het afnemen van methode- en niet methodegebonden toetsen bewaken wij de kwaliteit van het verkeersonderwijs. De schoolverlatersgroepen nemen deel aan het schriftelijk en practisch verkeersexamen. . In april/mei houden we het examen waarna de kinderen het diploma krijgen uitgereikt.
Bevordering gezond gedrag; locaties Schützstraat en Elsbeekweg A.
Doelstellingen
De leerlingen kunnen aangeven hoe zij kunnen bijdragen aan het behoud en de bevordering van de eigen gezondheid. Dat betekent dat zij weten: 1. Welke verzorging het lichaam nodig heeft met betrekking tot voeding, beweging en rust, frisse lucht en hygiëne; 2. Welke risico´s verslavende gedragingen, waaronder in elk geval roken en alcoholgebruik hebben voor de gezondheid 3. Hoe ze verantwoord kunnen omgaan met situaties in en om de school die mogelijk gevaar opleveren. 4. Hoe ze zo kunnen omgaan met hun omgeving en het milieu dat de gezondheid geen schade wordt toegebracht. Kinderen moeten waardering leren opbrengen voor elkaars leefwijze en standpunten. Bevordering van gezond gedrag is niet alleen een taak voor de school, maar ook voor de ouders of verzorgers. Daarom is een goede samenwerking tussen ouders en school van belang. B.
Methode
Voor de bevordering van het gezond gedrag wordt gebruik gemaakt van leskisten van de GGD en NME. Onderwerpen die aangeboden kunnen worden zijn; Ik en mijn rikketik (hart) Mondgezondheid Vandalisme en Criminaliteit Cara schoolplan 2011-2015 versie 140411
45
Dood en rouw Genotmiddelen Je eigen lijf De klas beweegt Kindermishandeling Pesten Seksualiteit en relaties Veiligheid Voeding Vooroordelen Deze onderwerpen komen ook tijdens andere klassikale lessen (vb biologie, SEO) aan de orde. Jaarlijks bezoekt een voorlichter de bovenbouwgroepen om hen voorlichting te geven over roken, alcohol en drugs. Jaarlijks wordt schoolbreed deelgenomen aan het nationaal schoolontbijt. Je dag beginnen met een goed ontbijt geeft je letterlijk en figuurlijk energie. Het Nationaal Schoolontbijt brengt het belang van een goed ontbijt onder de aandacht bij schoolkinderen, ouders en leerkrachten. Daarmee hopen we een bijdrage te leveren aan een grotere kennis over goede en gezonde voeding. Het Nationaal Schoolontbijt is – behalve lekker en leuk – ook een leerzaam evenement. Daarom zijn aan het Nationaal Schoolontbijt lessen, opdrachten en leerthema’s verbonden. Voor de onder-, midden- en bovenbouw wordt speciaal lesmateriaal gebruikt voor tijdens en na het schoolontbijt. Tevens is er een bibliotheek met themaboeken betreffende gezond gedrag. van pas) C.
Organisatie
Klassikale lessen met daarin het aanbieden van verschillende onderdelen van de leerstof in afwisselende werkvormen. Daarnaast is er een individuele benadering wanneer het gaat om eigen leven en gezondheid. D.
Knelpunten
De voorlichting voor de bovenbouwgroepen over alcohol, roken en drugs is niet vastgelegd in een document. Hiervoor zou een draaiboek moeten worden gemaakt. E.
Beleidsvoornemens / Planning
Streven naar minimaal twee themakisten per jaar per groep. Jaarlijkse deelname aan het nationaal schoolontbijt. F.
Evaluatie / Borging
Via de GGD / NME en vakbladen blijven we op de hoogte van de thema´s en nieuwe educatie.
2.5
KUNSTZINNIGE ORIËNTATIE
Begripsbepaling Onder kunstzinnige vorming en cultuureducatie verstaan we het inzetten van de kunsten en het cultureel erfgoed als doel of middel om leerlingen actief en receptief met cultuur in aanraking te brengen. Tot de kunsten rekenen wij alle uitingen op het gebeid van literatuur, beeldende kunst, muziek, dans, drama en media-educatie. Onder cultureel erfgoed verstaan wij alle materiële en immateriële overblijfselen van onze beschavingsgeschiedenis. Het gaat bij kunstzinnige oriëntatie ook om het verwerven van enige kennis van de hedendaagse kunstzinnige en culturele diversiteit. Dit vindt zowel plaats binnen als buiten de school. Dit kan door middel van projecten, workshops, voorstellingen en concerten, museumbezoek en rondleidingen. Kunstdisciplines en cultuureducatie: Literatuur: gedichten, verhalen vertellen, schrijven en lezen. Beeldende kunst: tekenen, handvaardigheid, textiele vorming. Muziek: muziek maken (zingen, spelen, ontwerpen), bewegen op muziek, vastleggen van muziek, muziek beluisteren, praten over muziek. schoolplan 2011-2015 versie 140411
46
Dansant: kindervolks-dans , dansexpressie, moderne dans (breackdance en hip hop) Drama: (panto)mime, toneel, improvisatie, presenteren, poppen- en schimmenspel Media educatie: film, foto, video, radio, computer, digitalisering, kranten Cultureel erfgoed: architectuur, voorwerpen, gebruiken, verhalen en gewoonten B.
Doelstelling
We willen de leerlingen stimuleren zich zo optimaal mogelijk te ontplooien. Naast cognitieve facetten dienen ook de creatieve kanten vorm gegeven te worden. Zo proberen we leerlingen te vormen op het gebied van: alle kunstdisciplines en cultuureducatie. Dit doen we zowel receptief, reflecterend, als actief. Als school vinden we het belangrijk dat er uit de kinderen gehaald wordt wat er in zit. Kinderen hebben naast intellectuele vermogens ook creatieve vermogens. Het is belangrijk dat wij binnen ons onderwijs deze vermogens en talenten zo breed mogelijk aanspreken en ontwikkelen. Hierbij houden we rekening met de verschillen die er tussen kinderen bestaan. Juist bij creatieve vakken kunnen de verschillen bij kinderen tot uiting komen. Immers ieder uit zich op zijn/haar eigen wijze. Op scholengemeenschap Beyaert proberen we een positief klimaat te schappen, waarin kinderen en leerkrachten respect hebben voor elkaar, voor andere mensen en andere meningen. Creatieve prestaties (tentoonstellingen van gemaakt werk, uitvoeringen en vieringen) worden schoolbreed aan elkaar getoond. Dit leert kinderen aandacht voor elkaar te hebben en met respect naar elkaar producten t kijken en luisteren. Kunst- en cultuureducatie leent zich er bij uitstek voor om aan deze doelstellingen te werken. In de herziene versie (augustus 2006) worden 58 kerndoelen beschreven voor het basisonderwijs. Hiervan hebben er drie betrekking op cultuureducatie. Kerndoel 54 De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. Kerndoel 55 De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren Kerndoel 56 De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed Op scholengemeenschap Beyaert vinden we de volgende aanvullende doelen belangrijk - Kinderen leren aan de hand van de SBO Beyaert doelstelling “Onderwijs in Beweging” dat leren op verschillende manieren plaats kan vinden. Dit geld ook voor kunst- en cultuur disciplines. - Kinderen maken kennis met een breed palet aan kunst- en cultuuruitingen. - Kinderen leren hun eigen ideeën, belevenissen, waarnemingen en gevoelens vormgeven, in woord/beeld/spel/dans, in voor henzelf en anderen begrijpelijke en aantrekkelijke vorm. - Aan kinderen wordt ruimte geboden voor individuele ontwikkeling, door het opdoen van persoonlijke, vormende en vormgevende ervaringen (sleutelervaringen) - Kinderen leren betekenis te geven aan culturele uitingen op een persoonlijke manier door receptieve, reflectieve en actieve creatieve werkvormen - Kinderen kunnen kunst- en cultuuruitingen (van henzelf en van anderen) waarderen, positief of negatief op basis van eigen ervaringen en/of argumenten. Overzicht van kunst- en cultuuractiviteiten gedurende het hele schooljaar: - Gedurende hun schoolloopbaan krijgen alle kinderen (groep onder-midden en bovenbouw) wekelijks les in de volgende vakgebieden: handvaardigheid, tekenen, en muziek. - Regelmatig krijgen de leerlingen een drama les of een creatieve schrijfopdracht –verhaal / gedicht schrijven aan bod. De kinderen lezen en beluisteren ook gedichten en verhalen. - In de groepen komt dansante vorming het minst aan bod, tijdens de podia is er wel ruimt voor het maken van een eigen dans om muziek. - Naast de reguliere lessen neemt de school deel aan het menu van Kunst op school. Elk jaar staat er een discipline centraal. Dit betekent dat alle leerlingen gedurende hun hele schoolloopbaan zowel receptief, reflectief als actief in aan aanraking komen met alle disciplines van kunst- en cultuur - SBO Beyaert neemt sinds 2010 deel aan het Wijkenproject(wijk Oost). De commissie Oost van de ICC-ers kiest gezamenlijk een kunstzinnig thema dat centraal staat. De ICC-er is betrokken bij het overleg en de uitvoering van de wijk-projecten. Op school of bij een culturele instelling nemen leerlingen/klassen deel aan een kunstactiviteit. Tenslotte vindt gezamenlijke afsluiting plaats in de vorm van een tentoonstelling of voorstelling. - Verder houden we regelmatig vieringen, participeren we in het segment literatuur actief in de Kinderboekenweek, we bezoeken musea, en verdiepen ons in erfgoed in de directe schoolplan 2011-2015 versie 140411
47
-
-
B.
omgeving van de school (de synagoge, kerk, moskee, klooster), we doen projecten met behulp van kunstzinnige ouders uit de wijk. Met Kerst-Carnaval-Pasen wordt er schoolbreed speciale aandacht besteed aan kunst- en cultuur uitingen. Op de gang en op speciaal daarvoor ingerichte plekken wordt meestal het werk van projecten en / of teken- en handvaardigheidlessen tentoongesteld. Sinds 2007 komen er in de periode begin februari t/m midden april jaarlijks studenten van het conservatorium Art-EZ voor een stageperiode van de werkveldverkenning Orthopedisch Muziek Docent op Beyaert. Vanaf 2008 wordt door de bovenbouw van locatie Schutzstraat en sinds 2009 op beide locatie een eindmusical uitgevoerd door de schoolverlaters KCO (Kunst en Cultuur Overijssel) heeft in het schooljaar 2010 Verhalen van Ver aangeboden aan SBO Beyaert. School schreef zich voor dit aanbod in. In datzelfde jaar heeft school met enkele groepen ook een bezoek gebracht aan de tentoonstelling “Aap-Noot-Mies” in de stadhuishal van Hengelo Eind 2009 is er een speciale filmdag op locatie Elsbeekweg georganiseerd. Methode
Voor niet alle creatieve maken we gebruik van methoden met boeken voor alle leerlingen. Wel wordt door het team veel gebruik gemaakt van de serie tekenvaardig en handvaardig zoals die in de personeelsbibliotheek is opgenomen en voor handvaardigheid de methode “In beeld brengen”. Voor muziek gebruiken we de methode “Muziek moet je doen”. In elke klas is een muziekmap aanwezig met daarin geselecteerde lessen uit “Moet je doen” (afgestemd op de ontwikkelingsleeftijd van de leerlingen). Deze lessen worden afgewisseld met liedlessen waarin veel gezongen wordt.. C.
Organisatie
Handvaardigheid en tekenen worden gegeven door de eigen groepsleerkrachten. In de onderbouw zijn de creatieve facetten verweven met bijna alle andere vak- en vormingsgebieden. Er wordt minimaal eenmaal per week klassikaal aandacht besteed aan elk van de creatieve aspecten. Van het gebruik van een remedial teacher, handelingsplannen en aparte leerprogramma’s is bij dit leerstofonderdeel geen sprake. D.
Knelpunten.
Muziek: geen Handvaardigheid en tekenen: Een duidelijke leerlijn verdeeld naar leeftijd, onderwerp en techniek ontbreekt voor alle beide vakken. De specifieke methodische aanpak voor handvaardigheid is niet bij alle leerkrachten voldoende bekend. Dans: er is geen leerlijn dan op school. E.
Beleidsvoornemens / Planning
De methode “Muziek moet je doen” is op beide locaties ingevoerd in een aangepaste versie. De cultuurweek is het ultieme cultuurmoment van SBO Beyaert en is sinds 2008 een jaarlijks terugkerende activiteit. Het ene jaar wordt deze gehouden op locatie Elsbeek en het ander jaar locatie Schutzstraat. In deze week wordt aandacht besteed aan alle kunstdisciplines en staat kunst- en cultuur in de schijnwerpers in alle groepen. Vernieuwende werkvormen worden aangeboden en vaak staat het gezamenlijk maken van een locatiekunstwerk centraal. Op SBO Beyaert wordt sinds 2010 geëxperimenteerd met Muziek in de klas. Hierin wordt de appelfunctie van muziek onderzocht (bij binnenkomst in het lokaal, tijdens het opruimen en om tot rust te komen) Enkele docenten experimenteren ook met lessen visualisatie op muziek.
F.
Evaluatie / Borging
Jaarlijks wordt er een speciaal project ontwikkeld en schoolbreed uitgevoerd. Ten aanzien van muzikale ontwikkeling wordt hierin de voorgang en de kwaliteit getoetst. 2007 Lied CD maken met de school 2008 de Band op school, 2009 Onderwijs in Beweging, 2010 Muziek in de klas. De cultuurweek is een jaarlijks terugkerend evenement en aldus geborgd. Via cursussen en vakbladen blijven we op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. Desgewenst worden tijdens teamvergadering kwaliteitsbevorderende maatregelen genomen. schoolplan 2011-2015 versie 140411
48
HANDVAARDIGHEID Bij de activiteit handvaardigheid onderscheiden we een aantal subdoelen naast de al eerder genoemde algemene uitgangspunten en doelstellingen. A.
Doelstellingen
- het leren ontwikkelen van de mogelijkheid om eigen ideeën in materialen uit te drukken. - het leren ontwerpen van visuele- en tactiele communicatiemogelijkheden. - het leren verstaan en interpreteren van deze mogelijkheden. - het leren werken in groepen om gezamenlijk een expressief gegeven uit te beelden. - het verbeteren van de fijne motoriek. - het oriënteren op de technische aspecten van het vervolgonderwijs om een goede aansluiting te krijgen met dat onderwijs. B.
Methode
De handvaardigheid wordt gegeven volgens de "dialectische methode", waarbij de leerling via waarneming en de leraar via het stimuleren van deze waarneming aan de hand van aangeboden thema's tracht een wisselwerking op te bouwen alvorens een kind met de stof gaat experimenteren. Actief zal het kind bezig moeten zijn terwijl de leraar een begeleidende en sturende functie heeft bij het toepassen van materialen en technieken. Daarnaast zal de leerkracht een instruerende rol hebben bij het hanteren van nieuwe technieken. (een integrale methode wordt niet gehanteerd) Voor opdrachtkeuze en/of themakeuze wordt vaak gebruik gemaakt van de handvaardigheid methode "In beeld brengen" (Dijkstra Zeist) en “Handvaardig”. Daarnaast wordt bij het kiezen van een thema vaak aansluiting gezocht bij datgene wat bij wereldoriëntatie aan de orde is. C.
Organisatie
Voor handvaardigheid geldt dat iedere les bestaat uit de volgende fases: Introductie: De leerkracht leidt het thema in, zoveel mogelijk uitgaand van visio-tactiel-materiaal. Instructie: De leerkracht geeft instructie over de werkvorm die hij/zij gekozen heeft (bijv. reliëf, half reliëf, vrijstaand plastiek). De leerkracht geeft indien nodig ook instructie over de technische aspecten. Instructie kan het beste gebeuren door middel van demonstratie, waarbij de leerkracht attent moet zijn op voorkoming van nabootsing. De leerling kan in deze fase ook duidelijk inbreng hebben. Uitvoering: De leerling verwerkt het thema in de opdracht op zijn/haar wijze. De leerkracht heeft dan een begeleidende en stimulerende rol. De leerkracht moet er voor waken problemen, of het nu technische, vormkundige of constructieve zijn, direct voor de leerling op te lossen. De leerling moet zoveel mogelijk gestimuleerd worden zelf oplossingen te vinden. Evaluatie: Ook tijdens de uitvoering zal er al enige evaluatie c.q. bespreking van het werk plaatsvinden. Daarnaast is het zinvol aan het einde van het uitvoeringsproces de les af te ronden met een gezamenlijke evaluatie. Daarin kan vastgesteld worden of en hoe leerlingen hun waarneming van het thema verwoord hebben in het werk. Om het kind voldoende ontwikkelingsmogelijkheden te bieden in het vinden van de juiste vormverwerking van een thema, maken we van verschillende materialen en technieken gebruik. De meeste materialen kunnen zowel in het platte-, het halfruimtelijke- en het ruimtelijke vlak verwerkt worden. De technieken die we in de OB1 t/m GPV groep (locatie Schützstraat) hanteren, kennen een opbouw in moeilijkheidsgraad en verfijning van de techniekbeheersing. In de bovenbouw (beide locaties) worden meer technieken toegepast dan in de onderbouw. Dit hangt samen met de motorische ontwikkeling van de kinderen en de moeilijkheidsgraad van een techniek, zoals bv. figuurzagen, ritsen en snijden. Bij het gebruik van een techniek wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de individuele geaardheid van iedere leerling. De ontwikkelings- en vaardigheidsverschillen worden in het handvaardigheidssysteem zodanig gehanteerd, dat er binnen de lessen differentiatie-oefeningen kunnen optreden.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
49
D.
Knelpunten.
Een duidelijke leerlijn verdeeld naar leeftijd, onderwerp en techniek ontbreekt. De specifieke methodische aanpak voor handvaardigheid is niet bij alle leerkrachten voldoende bekend. E.
Beleidsvoornemens / Planning
Medio schooljaar 2007-2008 heeft een eerste methode-oriëntatie plaatsvinden. Er zijn nog geen vervolgstappen gezet F.
Evaluatie / Borging
Via cursussen en vakbladen blijven we op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. Desgewenst worden tijdens teamvergadering kwaliteitsbevorderende maatregelen genomen.
TEKENEN A.
Doelstellingen
Het kind leert bewuster waarnemen en het leert zijn waarnemingen om te zetten in twee dimensionale beelden. Het kind communiceert met de omringende wereld door middel van het medium tekenen. Het wordt zich vragend bewust van wat het ziet, hoort, voelt en beleeft en het verruimt op deze wijze zijn bewustzijn in de wereld. Thema : Het thema geeft het uitgangspunt voor de les aan. Om tot een bewuster variatie in onderwerpen te komen zijn wij uitgegaan van drie categorieën nl. onderwerpen naar aanleiding van: - de natuur - de cultuur - het mensbeeld Verder maken we onderscheid tussen thema's naar de waarneming en thema's naar de persoonlijke beleving (de fantasie), hierbij rekening houdend met de belevingswereld van het kind. Uitvoering: De technische uitvoering geeft niet meer aan dan het materiaal, waarin de tekeningen uitgevoerd worden. Gekozen is voor de materialen potlood, kleurpotlood, vetkrijt, plakkaatverf, viltstift, oostindische inkt en een linosnede. Ten aanzien van de toepassing van grof-motorische en fijn-motorische technieken is de aandacht verdeeld, zodat de typische geaardheid van de leerling qua techniekhantering ontwikkeld kan worden. Het beeldaspect is eigenlijk de centrale component van de tekenles. Het beeldaspect geeft eigenschappen of kwaliteiten aan, waarmee het thema wordt afgebeeld. Jonge kinderen zullen vooral bezig zijn met het thema van hun tekening of zich verwonderen over de mogelijkheden van het hun geboden materiaal. Het is daarom extra belangrijk zeer duidelijk te zijn bij de instructie met betrekking tot de beeldaspecten in de didactische aanbieding van de les. In een landschap worden bijvoorbeeld de kleurcontrasten als beeldaspect gekozen. De aandacht wordt dan vooral gericht op de mogelijke contrasten in de kleuren en niet zozeer op de onderdelen van het landschap zoals bomen, struiken, hekjes, huizen en dergelijke, omdat dat onderdelen van het thema zijn. B.
Methode
Er wordt incidenteel gebruik gemaakt van deeltjes uit de methode “tekenvaardig”. Er is geen sprake van een strikte hantering van een dezelfde methode voor alle groepen. C.
Organisatie
Bij de vraagstelling wordt uitgegaan van het thema, het beeldaspect, de techniek en de persoonlijke beleving van het kind. De lessen worden klassikaal gegeven. D.
Knelpunten
Een duidelijke leerlijn en een daarbij behorende geschikte methode ontbreekt . De specifieke methodische aanpak voor tekenen is niet bij alle leerkrachten voldoende bekend. schoolplan 2011-2015 versie 140411
50
E.
Beleidsvoornemens / Planning
Medio schooljaar 2007-2008 zal een start gemaakt worden met de heroriëntatie op doelstellingen en ontwikkeling leerlijn/methode gebruik. F.
Evaluatie / Borging
Via cursussen en vakbladen blijven we op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. Desgewenst worden tijdens teamvergadering kwaliteitsbevorderende maatregelen genomen.
MUZIKALE VORMING A.
Doelstellingen
Algemeen: De vijf muzikale domeinen binnen ons muziekonderwijs zijn: - luisteren naar muziek - maken van muziek ( zingen) - bewegen op muziek - spreken over muziek - vastleggen van muziek In de alle bouwen speelt muziek een grote rol in het stimuleren van de sociaal-emotionele, motorische, zintuiglijke, cognitieve en de taal-spraakontwikkeling ontwikkeling - Muzikale vorming draagt bij aan de creatieve en expressieve ontwikkeling van kinderen. - Muzikale vorming is er op gericht, dat kinderen plezier hebben in zingen, luisteren, spreken over, vastleggen van en bewegen op muziek. - De kinderen leren een groot aantal liedjes zingen. - De kinderen leren een aantal school instrumenten bespelen - De kinderen krijgen enige kennis over muziek (begrippen: hoog -laag-lang-kort) enkele instrumenten van naam kennen en weten hoe ze klinken - De kinderen leren klankverhalen maken en uitvoeren De hierboven genoemde doelen worden gedurende de gehele schoolperiode nagestreefd. We gebruiken als hulpmiddelen de Klassenmap Muziek. Hierin zitten alle muzieklessen van de klas betreffende het schooljaar. Elke klas van de schoool heeft een eigen map met daarin het lesmateriaal dat afgestemd is op de ontwikkeling van de desbetreffende kinderen. Verder wordt incidenteel gebruik gemaakt van de blokfluit, gitaar, de piano, het klokkenspel, liedboeken, CD’s, (met o.a.volksmuziek, kinderliedjes, popmuziek, video’s, luister CD’s met klassieke muziek of verhalen). Tijdens de Kinderboekenweek, vieringen met Kerst, Advent, Pasen en Carnaval, gedurende het schoolkamp en bij de maand en jaarafsluitingen neemt muziek een grote plaats in. In groepjes of met de hele school wordt er dan gezongen, gedanst, of geluisterd maar muziek of liedjes. Vaak ook is er een presentatie in de vorm van optredens aan verbonden. Stagelessen van 2de jaars studenten Docent Muziek en Muziek therapie vormen een jaarlijks terugkerend onderdeel van het muziekaanbod. B.
Methode
De methode “Muziek moet je doen” is vanaf schooljaar 2003 –2004 ingevoerd op beide locaties van SG Beyaert. Ook de liedbundel “Eigenwijs” met bijbehorende CD is in dat schooljaar geïntroduceerd. Er zijn veel muziekinstrumenten op school aanwezig. C.
Organisatie
De coördinator muziekonderwijs de leerkrachten ondersteund bij het invoeren van een aangepaster versie van de Methode “ Moet je doen” ingevoerd. De coördinator ondersteunt het team bij de uitvoering en het geven van de lessen uit de Muziekmap Hiernaast komt aan bod: - Lied aanleren - Bewegingsspelletjes - Luister- en /of tekenopdrachten - Verhalen met muziek (met behulp van CD of video) - Het maken van een school-CD met daarop liedjes van alle klassen. schoolplan 2011-2015 versie 140411
51
D.
Kijken naar filmpjes over muziek op You-tube Instrumentale verkenning via “ Oog voor muziek” en You-tube Beluisteren van muziekverhalen (zoals o.a. Peter en de Wolf) Knelpunten
De meeste leerkrachten hebben moeite met het geven van wekelijkse continuïteit van de muzieklessen. Deze komen nog wel eens in het gedrang. E.
Beleidsvoornemens / Planning
Afgelopen jaren zijn er naast de methode “Moet je doen” en de liedbundel “Eigenwijs” en boeken met beeldmateriaal over instrumenten ook veel klinkende muziekinstrumenten aangeschaft. Dit zal de komende jaren verder ter hand genomen worden. Op dit moment bestaan er nog geen vaste samenwerkingsvormen met culturele instanties, kunstenaars enz. Als school hebben we vanaf heden minder geld vrij te besteden op school zelf, zie “financiën”. Een deel van de cultuurgelden gaat naar Kunst op School en Kunst in de Wijken. De coördinator muziek is ook intern coördinator cultuur. Zij heeft contact met de ICC-ers in Hengelo en neemt deel aan zowel het gezamenlijke overleg als het wijkenoverleg F.
Evaluatie / Borging
Regelmatig zal de coördinator muziekonderwijs met groepsleerkrachten ( b.v. individueel of in bouwen onderverdeeld) muzieklessen evalueren. Conclusies: “ Onderwijs in Beweging” als grondgedachte op SBO Beyaert geeft veel aanknopings en verbindingspunten voor kunst-en cultuur. Kunstzinnige vorming staat op het rooster in alle jaarlagen. We zien terug dat de kinderen, wat betreft de meeste onderdelen binnen de reguliere lessen voldoende aan hun trekken komen. Alle culturele activiteiten worden gefinancierd uit de volgende middelen: Rijksoverheid: €10,90 per leerling (CEPO subsidie). Hiervan gaat 3,20 euro naar Kunst op School en 2 euro naar Kunst in de Wijken De provincie Overijssel draagt zorg voor advies en bemiddeling m.b.t. cultuureducatie en organisatie. De gemeente Hengelo subsidieert het cultuuronderwijs in de vorm van gemeentesubsidie voor het kunstmenu. De cultuurweek wordt uit de overgebleven CEPO gelden betaald Faciliteiten / accommodaties Voor culturele activiteiten buiten school willen we bij voorkeur gebruik maken van professionele podia, musea en studio’s. SG Beyaert ligt centraal, waardoor voorstellingen, musea e.d. in de regel lopend te bereiken zijn. Indien nodig zullen voor het vervoer ouders gevraagd worden. Projecten kunnen plaatsvinden in de klassen en de gangen en sinds kort ook in een wijkgebouw (Project Kunst in de wijken). Er zijn ook regelmatig activiteiten, al dan niet klassendoorbrekend, waarbij een ruimte nodig is die groter is dan een klaslokaal. Op SG Beyaert is dit geen probleem. Dit is een aandachtspunt. Wat betreft het materiaal is het meest gangbare materiaal voor handvaardigheidlessen voldoende aanwezig. Voor muziek is dat zeker het geval. Voor drama en dans, foto en film is dat nog onvoldoende. We hebben een kant en klaar te gebruiken muziekinstallatie, lampen, een podium, verkleedkleren, toneel en een aantal rekwisieten. Ook zijn er voldoende muziekinstrumenten en een fotocamera. Er is een videocamera aanwezig, maar deze wordt door leerkrachten nog weinig ingezet. Dit is een aandachtspunt.
2.6 A.
BEWEGINGSONDERWIJS, locaties Schützstraat en Elsbeekweg Doelstelling
We hebben gekozen voor de term bewegingsonderwijs. De termen lichamelijke opvoeding/oefening, gymnastiek worden ook dikwijls gebruikt. De definitie van bewegingsonderwijs is: bewegingsonderwijs is onderwijs gericht op een verandering in het bewegingsgedrag door middel van het opdoen van veel bewegingservaring in de breedste zin van het woord. schoolplan 2011-2015 versie 140411
52
De doelstellingen van het vak bewegingsonderwijs op de Sg. Beyaert is niet in één zin te omschrijven, ze zijn namelijk meervoudig. De algemene doelstelling luidt: Ons bewegingonderwijs is erop gericht de leerlingen allerlei vaardigheden op diverse gebieden te laten ontwikkelen in verschillende bewegingssituaties. Dit door een gerichte en planmatige aanpak. De vakleerkracht probeert de lessen zo in te richten dat de leerlingen veel, veelzijdig en intensief bewegen ( ervaringsgericht onderwijs). Hierbij wordt zoveel mogelijk op eigen bewegingsinitiatief, op eigen niveau, in eigen tempo en op eigen wijze gewerkt; het ontwikkelen van zelfvertrouwen staat centraal. Zowel individueel als samen en rekening houdend met de ander(en). Uitgangspunt van het bewegen is plezier en een positieve beleving. Veelal wordt geprobeerd de bewegingsmogelijkheden uit te bouwen en aan te sluiten bij de bewegingsvormen van onze huidige bewegingscultuur, zoals activiteiten op het schoolplein, woonomgeving en sportvereniging. Meervoudige doelstellingen: Motorische ontwikkeling: Het aanleren en oefenen (op speelse wijze) van allerlei motorische vaardigheden: zie schematische weergave van domeinen, subdomeinen, bewegingsvormen en bewegingsactiviteiten per bouw, in het vakwerkplan bewegingsonderwijs Conditionele ontwikkeling: Door een hoge intensiteit tijdens de lessen als spelend, lerend en oefenend ontwikkelen en behouden van voldoende kracht, lenigheid, snelheid en uithoudingsvermogen om de motorische vaardigheden naar behoren te kunnen uitvoeren. Cognitieve ontwikkeling: - kennis en inzicht geven in het eigen bewegen (eigen mogelijkheden inschatten en ontplooien), het bewegen van anderen en het hulpverlenen - kennis hebben van materiaal, gebruik en omgang - het leren toepassen van tactiek en regels in kleine spelen en sportspelen - het verantwoordelijkheidsbesef ontwikkelen ten aanzien van eigen lichaam (hygiëne), gezondheid en prestatieniveau Sociale en emotionele ontwikkeling: - plezier beleven in het bewegen - het leren samenwerken, samenspelen en helpen; zelfstandig en samen met anderen veilige bewegingssituaties op gang brengen, aan de gang houden en eventueel veranderen - accepteren van eigen prestatieniveau en dat van een ander; leren omgaan met verschillen op motorisch, conditioneel, cognitief en sociaal/emotioneel gebied. - leren omgaan met winst en verlies Binnen deze meervoudige doelstellingen worden de reguleringsdoelen oftewel de ensceneringvaardigheden regelmatig genoemd. Deze vaardigheden nemen binnen alle lessen bewegingsonderwijs een belangrijke plaats in. Dit zijn vaardigheden die de leerlingen ontwikkelen buiten de rol als beweger om, bijvoorbeeld: gezamenlijk starten en op gang houden van bewegingsactiviteiten, samenwerking/samenspelen, hulpverlenen, regelafspraken maken, scheidsrechter spelen, materiaal gebruik, maar ook kennis en inzicht in het bewegen. B.
Methode
Het vak bewegingsonderwijs wordt opgesplitst in een vijftal domeinen onderverdeeld in sub-domeinen. Gymnastiek / turnen : balanceren – klimmen – zwaaien - over de kop gaan - springen Spel : mikken – jongleren – tikspelen - doelspelen Atletiek : lopen – springen – werpen - uithoudingsvermogen Zelfverdediging : stoeispelen Bewegen op muziek : bewegen n.a.v. het tempo van de muziek – frasering - dansje uitvoeren op de muziek Deze subdomeinen bestaan uit 34 bewegingsvormen met bijbehorende bewegingsactiviteiten per bouw. Voor een gedetailleerde beschrijving, een schematisch overzicht en het jaarplan/periodeplanning verwijzen we naar het vakwerkplan bewegingsonderwijs. C.
Organisatie schoolplan 2011-2015 versie 140411
53
Een schooljaar bestaat uit 40 schoolweken. We verdelen het schooljaar in vier perioden van tien weken. In periode 1 en 4 wordt er bij goede weersomstandigheden soms buiten les gegeven. Dit is afhankelijk van het niveau en ‘werkbaarheid’ van de groep. Per periode zijn bewegingsvormen gepland die in de betreffende periode worden behandelt. De uitgeschreven bewegingsactiviteiten per bouw die daarbij horen, staan vermeld in het vakwerkplan bewegingsonderwijs. De lessen bewegingsonderwijs worden gegeven aan alle groepen . Twee keer per week worden deze lessen gegeven door een vakleerkracht bewegingsonderwijs. Eén keer per week geeft de leerkracht van de stamgroep bewegingsonderwijs (dit zijn veelal spellessen) aan de Elsbeekweg. De lessen aan de Schützstraat worden alleen gegeven door de vakleerkracht bewegingsonderwijs. Daarnaast krijgen de leerlingen van de onderbouw één keer per week zwemonderwijs in de periode van september tot eind februari. Aan deze zwemlessen nemen alle leerlingen van de onderbouwgroepen deel en alle leerlingen die nog geen zwemdiploma hebben. Ook voor motorisch minder sterke leerlingen is er de mogelijkheid om deel te nemen aan deze zwemlessen. Het Twentebad levert de school ieder jaar een “Schoolzwemwerkplan”. Tijdens de lessen bewegingsonderwijs werken we in heterogeen samengestelde groepen; jongens en meisjes krijgen samen les, op verschillend niveau m.b.t. motorisch gebied, cognitief, emotioneel en op sociaal gebied. De volgende didactische werkvormen worden gebruikt: De klassikale les; een strakke organisatie met veel structuur. De stroomvorm les; de leerlingen werken in een bewegingsbaan/omgangsbaan of in circuitvorm, op eigen tempo en niveau Het werken in groepjes: hier gaat de voorkeur naar uit, omdat er een beroep wordt gedaan op de zelfstandigheid van de leerlingen. De leerlingen kunnen bewegen op eigen niveau. Er wordt accent gelegd op de meervoudige deelnamebekwaamheid. Voorwaarde boven alles is de veiligheid van leerlingen en de leerkracht. De vrije les; Dit is een les waarbij de leerlingen vrij mogen spelen. Daarbij moeten zij rekening houden met afspraken met betrekking tot omgang met elkaar, met materialen en veiligheid. Bij bovenstaande didactische werkvormen wordt telkens gestreefd naar uitdaging, uitnodiging, duidelijkheid (veel structuur aanbrengen) en vanzelfsprekend veiligheid. Bij het aanbieden van de verschillende leerlijnen/bewegingsthema’s/kernactiviteiten is het volgende in het bijzonder voor onze leerlingen van belang: -Korte, duidelijke uitleg. -Veel beurten, weinig wachtmomenten. -Positieve benadering. -Werken op eigen niveau en in eigen tempo. -Beleving en plezierelement zijn van groot belang. De lessen bewegingsonderwijs duren 45 minuten. Per les wordt getracht gemiddeld 3 bewegingsactiviteiten aan bod te laten komen. Dit betekent: 40 lesweken x 2 = 80 lessen per jaar; 80 x 3 = 240 bewegingsactiviteiten per jaar minimaal. Naast de lessen bewegingsonderwijs nemen de leerlingen deel aan sportevenementen en sportdagen, georganiseerd door de gemeente Hengelo (voetbal, zwemwedstrijden, dammen/schaken, fit2school sportdag) Voor de middenbouwgroepen is er ieder schooljaar een schoolsportdag in het FBK-stadion. Voor de bovenbouwgroepen is er ieder schooljaar een atletiekdag in ditzelfde stadion. De middenbouw en bovenbouw 1 groepen nemen ieder deel aan het unieke project ‘Fit2school’, oftewel de ‘natte gymles’. Verder neemt de school deel aan het project “Sportmix” van de stichting Springplank. (bevordering deelname van SBO-leerlingen aan reguliere sportverenigingen). Dit geschiedt op vrijwillige basis buiten schooltijd. Elk jaar hebben we een schaatsproject (4 lessen) voor de twee oudste groepen in de ijshal te Enschede. Aan het einde van het schooljaar is er een Beyaert sportdag voor alle groepen. Eén keer per drie jaar wordt een ‘Beyaert-brede’sportdag georganiseerd in het FBK stadion voor beide locaties. Ouders worden hierbij zoveel mogelijk betrokken .
schoolplan 2011-2015 versie 140411
54
D.
Knelpunten
Aan de Elsbeekweg geeft het geven van 3 lessen bewegingsonderwijs soms problemen om in te passen in het rooster. Daardoor zijn enkele lessen van kortere duur: 35 minuten. Dit komt doordat de gymzaal de hele week en alle dagen in gebruik is. Het probleem wordt groter naarmate er meer groepen geformeerd moeten worden in een bepaald schooljaar. Dit probleem wordt opgelost door regelmatig een andere groep 1 keer per week “maar” 2 lessen bewegingsonderwijs te geven. Vanwege de bezuinigingen kan Sg. Beyaert vanaf schooljaar 2011-2012 zeer waarschijnlijk niet meer deelnemen aan het schoolzwemmen voor de jongste leerlingen. E.
Beleidsvoornemens
De gespecialiseerde leerkracht bewegingsonderwijs zal in de schooljaren 2010-2011 en 2011-2012 de groepsleerkrachten intensief begeleiden in het geven van lessen bewegingsonderwijs. Daarbij worden lessen geobserveerd, wordt geholpen bij het samenstellen van een les bewegingsonderwijs en worden regelmatig lessen geëvalueerd, zowel in individuele gesprekken als in teambijeenkomsten. Er zijn meerdere readers met uitgeschreven lessen/lesideeën. In het schooljaar 2010-2011 wordt het vakwerkplan bewegingsonderwijs herschreven en een start gemaakt met het ontwikkelen van een LVS (leerlingvolgsysteem) voor het vak bewegingsonderwijs. In het schooljaar 2011-2012 wordt nieuwe impulsen gegeven aan schoolgymnastiek/motorisch remedial teaching: gedigitaliseerd motorisch screeninginstrument en verslaggeving. Evt. een collega van de sectie bewegingsonderwijs opgeven voor de basiscursus (vervolgcursus) Motorisch Remedial Teaching. Ook wordt het LVS verder ontwikkelt. Vier keer per jaar is er een overleg met de vaksectie bewegingsonderwijs. Vakinhoudelijke en organisatorische zaken worden dan besproken. Gebruik maken van elkaars expertise is een belangrijk aandachtspunt tijdens deze overlegmomenten. Daarnaast streeft de vaksectie bewegingsonderwijs naar ‘3 + 2’: 3 reguliere lessen bewegingsonderwijs van minimaal 45 minuten en 2 naschoolse sportactiviteiten in de week.
F.
Evaluatie en borging
De vakleerkracht is belast met de evaluatie, d.m.v. invullen halfjaarlijks verslag (Elsbeekweg)/rapport (Schützstraat) en de borging van het bewegingsonderwijs. Voor leerlingen die extra schoolgymnastiek krijgen wordt een uitgebreid motorisch verslag geschreven, evenals een individueel handelingsplan met bijbehorend evaluatieverslag. 2.7
ICT
Schoolplan ICT SBO-Beyaert 2011-2015 Doel op schoolniveau
Resultaat
Knelpunt
ICT is onderwijsondersteunend hulpmiddel bij ons onderwijs. De computer verleent ondersteuning aan de onderwijsbehoefte van de leerling , de leerkracht en aan gebruikersbehoeften van de overige gebruikers, waaronder expertiseteamleden, directie en onderwijsondersteunend personeel. De komende schooljaren worden gebruikt worden om de software te implementeren binnen ons passend onderwijs. Als de kinderen onze school verlaten hebben ze kennis gemaakt met basisvaardigheden betreffende gebruik software, tekstverwerking, Internet en e-mail en compenserende middelen t.b.v. dyslectie. Ze kunnen de computer gebruiken om informatie te verzamelen.
Op gebied van communicatie zullen de personeelsleden voortdurend geschoold worden. De Intern begeleider ICT ondersteunt collega’s bij de uitvoering van het beleid in de klassensituatie en heeft hierin een coachende rol. De infrastructuur zal structureel onderhouden moeten worden, de software gekozen en geïnstalleerd en de teamleden dienen een basisscholing gevolgd in het gebruik van de computer en de software. Elk teamlid dient in het bezit van alle benodigde informatie om de computer optimaal te kunnen gebruiken. Leraren die er mee werken dienen: schoolplan 2011-2015 versie 140411
55
Organisatie en werkwijze
Taakverdeling verantwoordelijkheden IBICT
affiniteit te hebben met de nieuwe onderwijskundige ontwikkeling. mogelijkheden zien om het digitale schoolbord interactief in de klas te gebruiken. vaardigheden beschikken op het gebied van Office en internet. scholing hebben gevolgd i.v.m. het gebruik van het digitale schoolbord Het komende jaar dienen we ons te oriënteren op een nieuw LeerlingVolgsysteem m.b.t. Sociaal Emotionele Ontwikkeling. We gebruiken zoveel mogelijk geschikte software binnen ons onderwijs, gerelateerd aan de onderwijsbehoefte van de leerling We streven ernaar dat het gebruik van de software structureel wordt aangeboden en ingezet wordt als ondersteuning m.b.t. het opbrengstgericht werken en 1-zorgroute. Op onze school is een doorgaande lijn wat betreft het gebruik van ICT. Leerkrachten en leerlingen zijn vaardig in het gebruik van ICT en kunnen op een verantwoorde manier omgaan met e-mail en internet. De school beschikt over een digitaal leerlingvolgsysteem dat deel uitmaakt van het administratiepakket Parnassys. Voor het volgen van de cognitieve vaardigheden gebruiken hetzelfde pakket.. Voor LVS sociaal-emotionele ontwikkeling streven we naar hetzelfde systeem.(afstemmen met zorg wat getoetst moet worden). 1. Doel / plaats van de taak De IB-ICT’er speelt binnen de informatietechnologie op school een centrale coördinerende rol. De IB-ICT’er heeft de supervisie t.a.v. beheer, onderhoud en gebruik van de op school aanwezige hard- en software en voor de beveiliging, back-up procedures, etc. De IB-ICT’er is verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van het ICTplan. 2. Interne en externe contacten De IB-ICT’er: heeft overleg met de directie over alle ICT-zaken; heeft overleg met collega’s in de school; heeft overleg met de bovenschoolse IB-ICT’er; maakt deel uit van het netwerk van IB-ICT’ers op bestuursniveau; heeft contacten met leveranciers en met het bedrijf waarmee een onderhoudscontract is afgesloten.
Planning Onderwijskundig (methodische software) Het gebruik van deze software is in principe voor alle leerlingen en komt structureel aan bod in het lesprogramma.
3. Taakinhoud (Verantwoordelijkheden / bevoegdheden) ICT-plan De IB-ICT’er stelt, na overleg, het ICT-plan van de school op en bewaakt de uitvoering. Collega’s De IB-ICT’er: ondersteunt en coacht collega’s bij het gebruik van computers en computerprogramma’s in de groep; onderzoekt in overleg met de bovenschoolse IB-ICT’er mogelijkheden tot teamscholing. Computers en computerprogramma’s De IB-ICT’er: heeft kennis van computers, internet, e-mail, netwerken e.d,; heeft kennis van onderwijskundige computerprogramma’s voor het basisonderwijs; adviseert bij de aanschaf van computers en computerprogramma‘s. 4. Deskundigheid De IB-ICT’er: heeft specifieke interesse en deskundigheid op gebied van ICT; heeft een of meer coachingscursussen gevolgd; onderhoudt de bekwaamheid, neemt deel aan bijscholingsbijeenkomsten. 2011-2012 2012-2013 Voortgang & evaluatie, Voortgang & evaluatie,
Leesladder Spelwijzer Sprint plus
Implementatie/
Ambrasoft Rekenen Rekensoftware Leesladder Spelwijzer Sprint plus
schoolplan 2011-2015 versie 140411
56
Onderwijskundig (zorgverbreding software) .
Administratieve Programma’s.
Onderwijskundig (computer vaardigheden)
oriëntatie Ambrasoft Rekenen Rekensoftware (nieuwe methode) Nieuwe software Estafette Implementatie:
Implementatie Maatwerk Blauw/oranje/groen in Rekengroep. Oriëntaite op maatwerk rood en geel Evaluatie: Parnassys Viseon Oriëntatie: Zien Google Apps
Estafette
Evaluatie:
Maatwerk
Evaluatie: Parnassys Zien
Cursus werken met Sprint Plus en overige compenserende middelen
Cursus werken met Sprint Plus en overige compenserende middelen
Planning Onderwijskundig (methodische software) Het gebruik van deze software is in principe voor alle leerlingen en komt structureel aan bod in het lesprogramma.
2013-2014 Voortgang & evaluatie Ambrasoft Rekenen Rekensoftware Leesladder Spelwijzer Sprint plus Estafette
2014-2015 Voortgang & evaluatie, Ambrasoft Rekenen Rekensoftware Leesladder Spelwijzer Sprint plus Estafette
Onderwijskun-dig (zorgverbreding software)
Evaluatie:
Evaluatie:
Administratieve Programma’s.
Onderwijskundig (computer vaardigheden)
Maatwerk Sprint Plus Evaluatie: Parnassys Zien Cursus werken met Sprint Plus en overige compenserende middelen
Maatwerk
Evaluatie: Parnassys Zien. Cursus werken met Sprint Plus en overige compenserende middelen
2011-2015 Infrastructuur
Public Relations
Middel Evaluatie
Operationeel houden van deklas.nu netwerken,incl. Digiborden en beamers. Oriëntatatie in 2011-2012 op een nieuw netwerk
Oriëntatie op ontwikkeling van de Website van de school en het intranet Beheer van website ,mail en intranet 1 dag ,1 ICT-coördinator per loc. IB-ICT is verantwoordelijk voor totale ICT binnen school. 3 x per jaar overleg met de directie over de voortgang. Binnen het MT overleg en teamoverleg is ICT een terugkomend agendapunt.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
57
2.8
DE ZORG VOOR KINDEREN.
De zorg voor kinderen betekent voor ons allereerst het leveren van zorg op maat. Daarvoor is in de afgelopen jaren een solide basis gelegd in de vorm van een samenhangend systeem van leerlingenzorg. Uit onze interne analyse is het leerlingvolgsysteem als een sterk punt naar voren gekomen. De afgelopen jaren was onze aandacht vooral gericht op de leerlingen, die extra zorg nodig hadden. In de komende jaren willen we ons zorgsysteem gaan toepassen op alle kinderen. De aandacht voor instructiegedrag van leerkrachten zal hierin heel belangrijk zijn, tevens het handelingsgericht werken als het werken met maximaal drie instructiegroepen binnen de groep. Alle scholen gaan hierin de lijn van de 1-zorgroute volgen, gekoppeld aan de 7 componenten van de effectieve school. Tevens zal het beleid ‘hoogbegaafden’, op alle scholen worden geïmplementeerd. Visie Scholengemeenschap Beyaert op integrale leerlingenzorg De kinderen die op Scholengemeenschap Beyaert zitten hebben in veel gevallen al een heel traject van hulpverlening achter de rug. Wanneer zij op Beyaert worden geplaatst is dit met de gedachte dat deze vorm van onderwijs geschikt is voor dit type kind met zijn of haar leer- en/of gedragsproblemen. Toch eindigt hier de hulpverlening aan het kind niet. Juist nu blijft het belangrijk scherp en alert te anticiperen en te reageren op problemen. Immers, deze kinderen zitten niet voor niets in het speciaal basisonderwijs. Uitgangspunt in ons onderwijs is dat ieder kind het onderwijsaanbod krijgt dat past zijn of haar speciale onderwijsbehoefte vanaf het moment van entree tot en met de verwijzing naar het vervolgonderwijs. De intentie is dat dit aanbod leidt tot groei van de leerprestaties of de sociaal emotionele ontwikkeling positief ondersteunt. Binnen de leerlingenzorg wordt gestreefd naar optimalisering van de ontwikkeling van de leerling, zowel in het schoolse leren als op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit dient voor de leerling een natuurlijk en veilig proces te zijn. Leerlingenzorgstructuur op Scholengemeenschap Beyaert Beyaert beschikt op beide locaties over een coördinator interne leerlingenzorg. Zij bewaken samen op beide locaties de kwaliteit van de leerlingenzorg, zetten samen met het MT het beleid uit, en coördineren de zorg rondom de leerlingen. Zij onderhouden nauw contact met de leerkrachten en de zorglijners. Dit zijn de logopedisten, vakleerkrachten gym, leescoördinatoren, spellingscoördinatoren, rekencoördinatoren, lgf coördinator, Rots en Water trainers. Dit zijn specialisten op hun vakgebied en ondersteunen en/of coachen leerkrachten in het lesgeven of zij geven aan de leerling met specifieke onderwijsbehoeften extra ondersteuning in de vorm van logopedie, extra gym, ralfi lezen etc. De Commissie van Begeleiding (CVB) speelt een belangrijke rol in de leerlingenzorgstructuur van Beyaert. De CVB bestaat uit de coördinatoren interne leerlingenzorg, de orthopedagoog en de schoolmaatschappelijk deskundigen. De CVB vormt de basis van de leerlingenzorg. Zij zijn betrokken bij de entree van nieuwe leerlingen, zijn aanwezig bij de groepsbespreking die twee keer per jaar plaatsvindt en bij de CVB vergaderingen waarin de zorgleerlingen besproken worden. Tevens kunnen leerkrachten met hun hulpvraag direct bij één van de CVB leden terecht. De coördinator interne leerlingenzorg wordt hiervan altijd op de hoogte gesteld. 1. Entree nieuwe leerlingen Als een leerling een positieve beschikking van de PCL heeft gekregen of ter observatie tijdelijk op Beyaert wordt geplaatst treedt het volgende stappenplan in werking: 1. De coördinatoren leerlingenzorg bepalen op welke locatie en in welke groep de leerling geplaatst wordt. 2. Een CVB lid doet dossierstudie van de nieuwe leerling en benoemt de belangrijkste gegevens in het ontwikkelingsperspectief. 3. Het ontwikkelingsperspectief van de leerling en de eerste bevindingen van de leerkracht wordt besproken in de CVB. De theoretische leerrendementsverwachting en/of reële leerrendementsverwachting (vanaf MB1) wordt vastgesteld. Tevens worden de onderwijsbehoeften benoemd en vastgelegd in het ontwikkelingsperspectief. 4. De leerkracht stelt het lesaanbod samen, gebaseerd op het niveau en de bijbehorende onderwijsbehoeften. Eventueel kan één van de zorglijners (specialist technisch lezen, begrijpend lezen of spelling) hierin ondersteunen. De rekenspecialist bepaalt op grond van onderzoek en het ontwikkelingsperspectief in welke rekengroep de leerling geplaatst wordt en communiceert dit met CIL en betreffende leerkrachten. schoolplan 2011-2015 versie 140411
58
2. Groepsbespreking Twee keer in het schooljaar worden alle leerlingen besproken in de groepsbespreking. De eerste bespreking vindt plaats in de periode oktober / november / december en de tweede bespreking in februari / maart/ april daaropvolgend. De coördinator interne leerlingenzorg bereid deze bespreking voor en maakt verslag. Hierbij zijn aanwezig de leerkracht, de coördinator interne leerlingenzorg, de orthopedagoog en de schoolmaatschappelijk deskundige. Inhoud van de groepsbespreking 2.1 Bespreken van de groep in zijn geheel: Benoemen van de sterke punten en de ontwikkelpunten Bespreken van het sociogram OWG dat de leerlingen vooraf hebben ingevuld Vaststellen van de aandachtsleerlingen 2.2 Bespreken van alle individuele leerlingen: didactische vorderingen; het behaalde leerrendement wordt vergeleken met het de prognose die is gesteld, gebaseerd op de capaciteiten en de onderwijsbehoeften van de leerling (leerrendementsverwachting). Zo nodig kan er een actie volgen bijv. een interventie of een zorglijn die ingeschakeld wordt voor verder onderzoek of advies. Sociaal-emotionele ontwikkeling; de leerkracht vult voorafgaand aan de groepsbespreking voor alle leerlingen de VISEON vragenlijst in. De resultaten van deze test worden per leerling besproken. Thuissituatie: belangrijke informatie uit het huisbezoek of verdere oudercontacten worden kort meegenomen Aandachtspunten en onderwijsbehoeften van de leerling worden besproken Er wordt aangegeven welke zorglijnen betrokken zijn per leerling. Prognose vervolgonderwijs; vanaf de Middenbouw 1 groep wordt er een prognose gedaan naar welk vervolgonderwijs de leerling volgens verwachting zal uitstromen. Dit is afhankelijk van de reële leerrendementsverwachting. Zo nodig worden er acties opgezet De coördinator interne leerlingenzorg zorgt ervoor dat dit gecommuniceerd wordt naar de betrokkenen.
3. Commissie van Begeleiding (CVB) Waar staat CVB voor? De commissie van begeleiding (CVB) houdt zicht op de ontwikkeling van zorgleerlingen op Beyaert. De Commissie Van Begeleiding komt één keer per maand bijeen. Een leerling wordt aangemeld om besproken te worden indien een leerkracht handelingsverlegen is of dreigt te worden of als de leerkracht zich zorgen maakt om de ontwikkeling van een leerling. Vaste leden CVB: - coördinatoren leerlingenzorg - orthopedagoog - schoolmaatschappelijk deskundigen. Indien nodig schuiven leerkrachten, ‘zorglijners’ of leden van het MT aan bij een CVB vergadering.
Wat is het doel van de CVB? De CVB probeert samen met de leerkracht het probleem helder krijgen, en samen te zoeken naar een mogelijke aanpak of mogelijke vervolgstappen, in het belang van het kind en afgestemd op de hulpvraag van de leerkracht. Ondersteunen van de leerkracht m.b.t. de zorgleerling - problemen in de thuissituatie: schoolmaatschappelijk deskundige en/of CIL - sociaal-emotionele problemen: orthopedagoog en/of CIL - een leerprobleem: zorgspecialist en/of CIL Evt. acties plannen wanneer een bepaald vervolgtraject wordt ingegaan. (denk aan vooronderzoek op school door orthopedagoog of zorglijner/ doorverwijzing naar een externe hulpverleningsinstantie voor verder onderzoek/ verwijzing richting (voortgezet) speciaal onderwijs) Werkwijze De agenda wordt verzorgd door de coördinator interne leerlingenzorg. schoolplan 2011-2015 versie 140411
59
Er kan op twee manieren een leerling worden aangemeld: - Leerkrachten geven hun hulpvraag aan op het formulier aanmelding bij de CVB (zie L schijf, LEERLINGENZORG, aanmeldingsformulier) - Wanneer in de leerlingbespreking blijkt dat er een zorg bestaat over een leerling, kan de leerling verder besproken worden in de CVB, om verdere acties op te zetten. Er hoeft nu niet een aanmeldingsformulier te worden ingevuld. - Rechtstreeks door een CVB lid. Punten op de agenda 1. Notulen 2. Nieuwe leerlingen: OPP van nieuwe leerling bespreken en leerrendementsverwachting vaststellen. 3. Uit de groepsbespreking: aanmeldingen n.a.v. de besproken leerling in de groepsbespreking. De leerkracht wordt uitgenodigd hierbij aanwezig te zijn. 4. Nieuwe aanmeldingen: doornemen van de hulpvraag, probleemverheldering door vragen te stellen, de probleemstelling en hulpvraag wordt samengevat, we stellen samen de eerste prioriteit, samen komen tot mogelijke aanpak of verdere acties. Er wordt gecheckt of de leerkracht tot zover geholpen is, hier verder mee kan. 5. Aandachtsleerlingen: Wanneer een leerling nieuw op de agenda komt, wordt deze automatisch een aandachtsleerling zolang er acties plaatsvinden. De aandachtsleerlingen worden besproken. De leerkracht schuift aan. 6. Stand van Zaken: Leerlingen die geen aandachtsleerling meer zijn, maar die we nog wel volgen. We bespreken de stand van zaken. 7. Schaduwlijst: leerlingen die van de stand van zaken komen, er is geen directe hulpvraag meer. Vanaf hier gaan de leerlingen van de agenda af. 8. wat ter tafel komt.. rondvraag/ bijzondere zaken
Individueel onderzoek Op grond van de groeps- en leerlingenbespreking of bijeenkomst commissie van begeleiding, kan het zijn dat aanvullend individueel onderzoek gewenst is. Dat kan een psychologisch (naar leercapaciteiten) onderzoek zijn of een persoonlijkheidsonderzoek, onderzoek door de schoolmaatschappelijk deskundige, de jeugdarts of een pedagogisch-didactisch onderzoek door de groepsleerkracht of zorglijner. Voor een dergelijk onderzoek wordt toestemming gevraagd aan de ouders en de resultaten worden - nadat ze intern besproken zijn - ook met de ouders besproken. Als besloten wordt tot individueel onderzoek, dan is er daarover contact geweest met ouders en vindt dit onderzoek plaats met instemming van de ouders. Het handelingsplan In het handelingsplan wordt in toetsbare doelen aangegeven wat we willen bereiken. Vervolgens dienen de daarvoor noodzakelijke handelingen in stappen aangegeven te worden met daarbij de vermelding wie voor uitvoering zorgdraagt. Op beide locaties worden vaste formulieren voor het handelingsplan gebruikt, waarbij het SMART-model wordt gehanteerd bij het samenstellen van een handelingsplan. (SMART = Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Reëel en Tijd) Het schoolverlaterstraject Leerlingen doen mee met het schoolverlaterstraject wanneer zij in dat schooljaar 12 jaar worden. Het schoolverlatersonderzoek houdt in: - intelligentie onderzoek (NDT of NIO of Wisc III) - onderzoek naar schoolvorderingen (CITO) - onderzoek naar welbevinden en sociaal-emotionele ontwikkeling (AVL en NPV-J) Op grond van bovenstaande onderzoeken wordt door de CVB en de betrokken leerkracht een advies afgegeven voor passend vervolgonderwijs. Ook kan er worden besloten dat de leerlingen beter gebaat is bij een groei-jaar op Beyaert. De leerkracht van de schoolverlater legt de gegevens vast in het onderwijskundig rapport. Ook wordt ons advies hierin benoemd. Ter aanvulling wordt eventueel op verzoek van de vervolgschool een TRF vragenlijst afgenomen. Het onderwijskundig rapport en het schooladvies wordt besproken met ouders door de leerkracht. De coördinator interne leerlingenzorg of orthopedagoog kan hierin eventueel ondersteunen. In het begin van elk schooljaar wordt er een informatieavond gehouden voor ouders over het schoolverlaterstraject.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
60
Beleidsvoornemens t.a.v. leerlingenzorg 2011-2012: i. werken vanuit het ontwikkelingsperspectief voor de leerlingen van de onderbouw 1, onderbouw 2 en middenbouw 1 groepen (groepsbespreking, oudergesprekken) ii. de leerrendementsverwachting wordt per vak bepaald voor alle leerlingen iii. invoering HGW: invoering groepsplan voor het vak technisch lezen én introductie groepsoverzicht en groepsplan voor het vak begrijpend lezen iv. t.a.v. 1-zorgoute: beleid maken op de structuur van de leerlingenzorg: er worden o.a. hiervoor twee dagen met alle zorglijners georganiseerd v. team scholen in HGW, werken met een ontwikkelingsperspectief, contacten met ouders. Hiervoor worden twee studie-ochtenden gereserveerd vi. invoering van het pedagogisch leerlingvolgsysteem ZIEN 2012-2013: werken vanuit het ontwikkelingsperspectief voor alle leerlingen invoering HGW: invoering van het groepsplan voor de vakken rekenen en spelling t.a.v. 1-zorgoute: beleid maken op de structuur van de leerlingenzorg In plaats van groepsbesprekingen werken we met groepsplanbesprekingen en ontwikkelingsperspectief-besprekingen (t.a.v. de inhoud, taakinvulling en taakverdeling wordt nog beleid gemaakt) 2013-2014: Leerlingenzorgstructuur werkt volgens model 1-zorgroute Leerkrachten werken met groepsoverzichten, en groepsplannen voor de basisvakken
2.9
BEVORDEREN VAN ACTIEF BURGERSCHAP EN SOCIALE INTEGRATIE Het onderwijs heeft de opdracht gekregen om jonge mensen voor te bereiden op deelname aan een veelvormige samenleving. Deze opdracht tot bevordering van “actief burgerschap en sociale integratie” staat tegen de achtergrond van de betrokkenheid tussen burgers onderling en tussen burgers en overheid. De Dr. Schaepmanstichting : - gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving; - is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, en - is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.
2.10
De Dr. Schaepmanstichting hanteert de aan integratie en burgerschap gerelateerde kerndoelen voor het primair onderwijs. De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger. De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen. De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen. De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen. De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument. De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.
SOCIALE VAARDIGHEIDS- EN COMPETENTIETRAINING
Algemeen Sociale vaardigheidstraining vinden we een belangrijke aanvulling op ons zorgaanbod en is een onderdeel van de bevordering sociale redzaamheid. We menen daardoor beter in te kunnen spelen op de individuele hulpvraag van kinderen. Dat geldt voor nu en - gezien de toenemende verdichting van de psycho-sociale problematiek van kinderen - ook voor de toekomst. Daarom willen we deze training voor de komende jaren vastleggen.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
61
A.
Doelstellingen 1. Vergroten van het zelfvertrouwen (hieronder vallen: zelfbeeld, zelfbewuste houding, faalangstreductie) 2. Het leren omgaan met gevoelens, wensen en opvattingen van jezelf en anderen (positieve en negatieve gevoelens, rolneming en rolgedrag, vooroordelen en discriminatie) 3. Het aanleren en ontwikkelen van sociale vaardigheden
Daarbij is het belangrijk, dat de kinderen leren omgaan met hun eigen mogelijkheden, maar ook met hun eigen beperkingen. Dat ze deze weten in te schatten en te hanteren. Voor de leerkrachten geldt het volgende: - Een consequente en bewuste houding ter bevordering van de zelfstandigheid. - Het opbrengen van geduld. - Het inpassen van momenten om uitingsvaardigheden te oefenen en te optimaliseren. - Het aanreiken van technieken en middelen om een bepaald doel te bereiken.
B.
Methode
De methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling die we hanteren is: "Kinderen en hun sociale talenten “. Het programma heeft als doel het bevorderen van de sociale competentie van leerlingen vanuit een gedegen hedendaagse visie. Een kind ontwikkelt zich tot een sociaal competent persoon door kennis, vaardigheden en een juiste houding. Kennis heeft te maken met weten en kennen. Vaardigheden hebben te maken met doen en kunnen en houding heeft te maken met willen en durven. Een voorbeeld: je moet niet alleen weten wanneer en hoe je sorry zegt, je moet het ook willen en durven zeggen en het vervolgens ook nog doen. Sociaal competent gedrag bestaat uit een reeks sociaal competente gedragingen, die zijn onderverdeeld in acht gedragscategorieën. Ervaringen delen; met anderen delen wat je bezig houdt, zowel positieve als negatieve ervaringen. Aardig doen; de ander op een positieve manier benaderen en zorg dragen voor anderen. Samen spelen en werken; samen met anderen iets tot stand brengen Een taak uitvoeren; omgaan met taken en opdrachten; het gaat hierbij natuurlijk niet alleen om schoolse taken, maar ook aan andere taken. Jezelf presenteren; jezelf kenbaar maken in het gezelschap van anderen. Een keuze maken; de manier waarop je kiest en beslist en of je eigen keuzes kunt maken. Opkomen voor jezelf; omgaan met weerstand van anderen en voor jezelf zorgen. Omgaan met ruzie; op een goede manier een verschil van mening, belangentegenstelling of conflict oplossen. Deze acht categorieën van sociaal competent gedrag zien wij als het resultaat van kennis, vaardigheden en houding. Sociale competentie bestaat dus uit sociaal competente gedragingen, waarvoor je als gereedschappen kennis, vaardigheden en houding nodig hebt, die weer gekleurd worden door gevoelens , het beeld van jezelf en de ander en de waarden en normen, die in de samenleving gelden. C.
Organisatie
De methode gaat uit van een cyclische opbouw. Cyclisch, omdat de doelen van de gedragscategorieën elk leerjaar terugkomen, maar op een steeds hoger niveau. Het niveau sluit aan bij het ontwikkelingsniveau van de leerlingen. Er zijn per leerjaar twintig lessen. Elke les bevat voldoende materiaal om meerdere lesmomenten gedurende twee weken inhoud te geven. Elke lesperiode van twee weken start met een basisles, gevolgd door een vervolgles. Tussen de basisles en de vervolgles door oefenen de leerlingen het geleerde in dagelijkse werkelijke situaties.
Lesopbouw Elke basisles is opgebouwd uit drie fasen: 1. Verkenning en probleemstelling 2. Bedenken en uitproberen van oplossingen schoolplan 2011-2015 versie 140411
62
3. Terugblik Materialen De methode heeft: Een zorgkatern, waarmee de lessen zo aangepast kunnen worden, dat ze voor alle leerlingen geschikt zijn. Reminderkaarten; op deze kaarten staan de categorie en het doel van de les, ondersteund door een plaatje. Liedjes-CD voor alle groepen Vier praatplaten voor de onderbouw Filmpjes op Klasse-TV voor de bovenbouw Het Asospel voor leerlingen uit de bovenbouw D.
Knelpunten
E.
Het beste moment van aanbieden van de leerstof op een schooldag en binnen een schoolweek moet proefondervindelijk nog ervaren worden. De CD met liedjes bij de methode lijkt in de meeste gevallen niet aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen. De organisatie van het brengen van klassenbezoeken door leden van de regiegroep zal binnen de bestaande formatie plaats moeten hebben. Abonnement op klasse TV: relatief hoge prijs en weinig aanbod. Bekijken of we hier gebruik van willen maken.
Beleidsvoornemens/planning (smart geformuleerd)
Specifiek
We gaan de methode vanaf schooljaar 2011- 2012 in alle groepen gebruiken. Tijdens studiedagen en teamvergaderingen zal er telkens geëvalueerd worden en doelen waar wenselijk bijgesteld. Ook zullen er door de leden van de regiegroep klassenbezoeken worden afgelegd. Meetbaar In het schooljaar 2011 – 2012 zal er binnen het LVS meting plaats vinden; zeer waarschijnlijk zal dat LVS ‘ZIEN’ zijn. Acceptabel Iedereen heeft de gelegenheid gehad om met de methode proef te draaien. De bevindingen zijn positief en de motivatie om ermee te werken is groot. Realistisch Door een goede voorbereiding van de implementatie is het realistisch om in het schooljaar 2011- 2012 met de nieuwe methode te starten. Tijdsgebonden We werken met de PCDA cyclus: plan-do-check-act.
E. Evaluatie/borging Evaluatie en borging middels de Plan Do Check Act-cyclus. Drie keer per jaar wordt SEO ingepland tijdens een teamvergadering/studie(mid)dag Daarnaast worden klassenbezoeken afgelegd door leden van de regiegroep SEO. Na evaluatie van de klassenbezoeken mogelijke bijstelling; opnieuw binnen de Plan Do Check Actcyclus. Daarnaast vindt evaluatie en borging plaats d.m.v. het LVS ‘ZIEN’.
Rots & Water Schützstraat en Elsbeekweg Een specifieke plaats binnen de sociale emotionele ontwikkeling is ingeruimd voor Rots & Water, vanwege de psycho fysieke didactiek. Rots & Water is een middel om te werken aan de sociaal emotionele ontwikkeling. Het is geen doel op zichzelf. A. Doelstellingen Rots & Water is een weerbaarheidprogramma als opstap naar communicatie- en omgangsvormen. Wat houdt Rots&Water dan eigenlijk in? Het Rots en Waterprogramma kan beschouwd worden als een weerbaarheidprogramma, maar dan één dat zich onderscheidt van andere programma's door zijn meervoudige doelstelling en het brede pedagogisch perspectief waarbinnen de training van weerbaarheid een wezenlijke, natuurlijke functie vervult. De ontwikkeling van de fysieke weerbaarheid is niet alleen doel op zich maar is vooral ook middel om mentale en sociale vaardigheden te ontwikkelen.” schoolplan 2011-2015 versie 140411
63
De psycho-fysieke didactiek: de fysiek-emotionele en de verbaal-emotionele ontwikkelingsweg. Dat wil zeggen dat, startend vanuit een fysieke invalshoek, mentale en sociale vaardigheden worden aangereikt en eigengemaakt. Het programma is heel fysiek en wordt ondersteund door groepsgesprekjes. Daarbij speelt continue zelfreflectie een belangrijke rol. Vooral jongens staan in de eerste plaats fysiek in de wereld. Zij hebben een enorme dosis energie die uitnodigt en soms dwingt, tot bewegen. Daarnaast is het ook zo, dat de meeste jongens, vergeleken met de meeste meisjes, meer moeite hebben met het verwoorden hun gedachten, gevoelens en emoties. Jongens volgen een meer fysiek-emotionele ontwikkelingsweg; zelfkennis door bewegen, doen, onderzoeken. Meisjes volgen een meer verbaal/rationeel-emotionele ontwikkelingsweg; zelfkennis door reflectie en verbale communicatie. De psycho-fysieke didactiek van het Rots&Waterprogramma voegt beide ontwikkelingswegen samen. Kort samengevat: Wat is Rots en Water? Rots en Water is een psychofysieke methode om sociale competenties te trainen en te ontwikkelen. Met andere woorden: door middel van lichamelijke training leer je jezelf beter kennen, waardoor je beter om kunt gaan met situaties en de mensen om je heen. Je bouwt aan de fundamenten: zelfbeheersing, zelfvertrouwen en zelfreflectie. Vanuit deze basis werk je aan veiligheid, assertiviteit, communicatie, eigen bewustzijn en ontplooiing. Dit alles met als doel een stevig "huis" te bouwen, waardoor je beter om kunt gaan met bijvoorbeeld conflicthantering, zelfverdediging en het aangaan en onderhouden van contacten en relaties. Bij deze methode staat Rots voor spierspanning, je eigen mening en standpunt. Je hebt een stevige basis en komt op voor jezelf. Water staat voor ontspannen spieren, voor anticipatie en contact met de ander. Water staat tevens voor bewustzijn van je eigen gevoelens en ideeën en ook aandacht hebben voor die van anderen. Tijdens de trainingen leer je Rots te zijn als de situatie daarom vraagt en ervaar je hoe het is om Water te gebruiken in het contact met anderen. B. Methode Sinds schooljaar 2009-2010 is ‘Rots & Water’ definitief als zorglijn op onze school geïmplementeerd. De inspiratie komt voort uit de inzichten van grondvester Freerk Ykema. Deze inzichten zijn door de regiegroep Rots & Water vertaald naar een ‘eigen leerlijn’, zodat deze geschikt zijn voor Sg. Beyaert. Er zijn afzonderlijke programma’s samengesteld voor respectievelijk: onderbouw, middenbouw en bovenbouw. C. Organisatie De lessen worden klassikaal gegeven in de gymzaal en worden verzorgd door twee geaccrediteerde Rots & Watertrainers, op beide locaties van Sg. Beyaert. Elk leerjaar krijgt iedere groep tien rots & waterlessen van 30 minuten aangeboden Daarbij wordt inhoudelijk en qua aanbiedingsvorm rekening gehouden met de leeftijd en dus ook de ontwikkelingsfase van de kinderen. Ouder(s)/verzorger(s) worden betrokken d.m.v. informatieavonden en een kijklessen. D. Knelpunten Vanwege bezuinigingen is ‘t de vraag of de Rots & Waterlessen blijvend gegeven kunnen worden door twee geaccrediteerde trainers. Rots en Waterlessen worden bij voorkeur in de ochtenduren gegeven, i.v.m. de concentratie van de leerlingen. Dit is lastig te organiseren voor de Elsbeekweg.
E.
Beleidsvoornemens / Planning
Schooljaar 2011 - 2012
2012 - 2013
onderbouw- middenbouw-bovenbouw - per groep 10 R & W lessen in de gymzaal - opleiding tot trainer Rots & Water - opfris-studiedag voor het gehele team - Expertise naar anders scholen i.h.k.v. EDIT en implementatie - evt. uitwisseling trainers EW en SS - aandacht tijdens teamvergaderingen - opleiding tot trainer Rots & Water schoolplan 2011-2015 versie 140411
64
2013 - 2014
- evt. uitwisseling trainers EW en SS - aandacht tijdens teamvergaderingen - opleiding tot trainer Rots & Water
2014 - 2015
- evt. uitwisseling trainers EW en SS - opfris-studiedag voor het gehele team - opleiding tot trainer Rots & Water
We willen een meetinstrument ontwikkelen: nulmeting en eindmeting d.m.v. een gerichte vragenlijst voor leerlingen. F. Evaluatie / Borging Rots & Water blijft in ontwikkeling. Ieder jaar worden handleidingen, programma en organisatie geëvalueerd en indien wenselijk aangepast. Daarnaast vinden er feedbackgesprekken plaats met betrokken leerkrachten, MT en wordt er aandacht aan besteed tijdens teamvergaderingen en/of studie(mid)dagen.
2.11
SOCIALE VEILIGHEID De Dr. Schaepmanstichting heeft beleid geformuleerd die er zorg voordraagt dat de school de sociale veiligheid van leerlingen en personeel waarborgt. Dit is een onderdeel dat valt onder kwaliteitszorg: In dit beleid wordt o.a. aangegeven, de mate waarin de school actief het schoolklimaat bewaakt. De school beschikt hiervoor over een veiligheidsplan. Voor de incidenten en ongevallen is een registratieformat aanwezig. Tevens is sociale veiligheid een onderdeel van kwaliteitsvragenlijst voor ouders, leerkrachten en leerlingen van Zelfevaluatie SBO (ZSBO). De resultaten hiervan zijn terug te vinden in de Barometer.
2.12
TECHNIEK
Er is een werkgroep opgericht die tot taak heeft het vak techniek op Sg Beyaert te implementeren. De invoering van het vak techniek bevindt zich in de fase van oriënteren en het ontwikkelen van de onderwijsvisie.
A. Doelstellingen Kerndoelen uit TULE - De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en tempratuur. - De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. - De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen deze uit te voeren en te evalueren. Visie op wetenschap en techniek: - kinderen leren vanuit verwondering en bewondering - kinderen ontwikkelen een onderzoekende houding - kinderen kunnen gericht en gedetailleerd waarnemen - kinderen kunnen een onderzoek opzetten, uitvoeren en verwerken Doel van de werkgroep: - De kinderen moeten tijdens de technieklessen ervaren, voorspellen en ontdekken met bekende en onbekende materialen onder begeleiding van de groepsleerkracht. De technieklessen moet de kinderen uitdagen om anders naar materialen te kijken. - oplossingen bedenken, opdrachten uitwerken en dingen maken. - techniek onderwijs leert kinderen ontwerpen, onderzoeken en ontdekken. Ze proberen dingen uit , stellen vragen , evalueren en gaan actief aan de slag. Techniek sluit dus prachtig aan bij de nieuwsgierigheid, creativiteit en oplossend vermogen van kinderen Bron : http://www.techniekcoach.nl/op_school/waarom/ schoolplan 2011-2015 versie 140411
65
B. Methode + C. organisatie schooljaar 2010 / 2011 : oriënterende fase schooljaar 2011 / 2012 : oriënterende fase – onderzoeksfase schooljaar 2012/ 2013 : uitvoerende fase + verwerkende fase schooljaar 2013 / 2014 : conclusie + aanbevelingen keuze methode schooljaar 2014/ 2015 : Implementatie van de methode
Oriënterende fase : - Wat wil Beyaert? - Gaan we groepsdoorbrekend werken? - Hebben we een techniekcoach nodig? - Wat doet een techniekcoach? - Kunnen lln zich inschrijven op techniek? - Hoeveel lessen techniek per jaar? - Is er een doorgaande lijn? Onderzoeksfase: - De werkgroep wil verschillende methodes bekijken - De werkgroep wil verschillende werkvormen zien (op andere scholen) - Hoe kan techniek vorm krijgen binnen Beyaert. - Hoe gaan we techniek organiseren. - Hoeveel geld is er beschikbaar voor techniek - Past het vak techniek (qua tijd) in het rooster op Beyaert - Is er een mogelijkheid voor gastdocenten. - Is er een mogelijkheid voor excursies Uitvoerende fase : - Verschillende methodes worden uitgeprobeerd. - Verschillende werkvormen worden uitgeprobeerd. - Goede en duidelijke evaluatie team breed ( SS en EW apart?) - Aanschaf materialen, welke voordelen / problemen levert dit op? - Is er een techniekruimte nodig? - Hoe worden de materialen bewaart? - Heb je extra handen in de klas nodig? Verwerkende fase : - Alle informatie verzamelen en als werkgroep beslissen hoe we in de toekomst verder gaan. Conclusie + aanbevelingen: - Keuze maken voor een methode/werkmateriaal en methode/werkmateriaal aanschaffen - Terugkoppeling naar het team. Implementatie van de methode: - Verdeeld over het schooljaar 4 vergaderingen gekoppeld aan techniek. De volgende onderdelen zullen behandeld worden. Vergadering 1 : Uitdelen van de methode Vergadering 2 : Kan iedereen aan het werk met de methode? Loopt het? Vergadering 3 : Tops en tips, eventueel knelpunten bespreken. Vergadering 4 : Hoe is het naar 1 jaar werken met techniek.
D. Knelpunten - Voldoende tijd voor techniek op het rooster vinden. - De werkgroep bestaat nog maar een half schooljaar. Er was geen tijdspad. - Monique is met zwangerschapsverlof, daardoor Chantal er nieuw bij. - Geen vervanging, dus geen bezoek kunnen brengen aan Heutink oriënteren op methodes. E. Beleidsvoornemens / planning schoolplan 2011-2015 versie 140411
66
Streven naar ons tijdplan en in schooljaar 2014/2015 invoering van techniek op Beyaert. F. Evaluatie / borging -De techniekwerkgroep houdt het team op de hoogte van de vordering aan de hand van het tijdspad. -Techniek 3 keer per jaar terug laten komen op teamvergadering (spreken over de vorderingen) - De werkgroep techniek bespreekt de vorderingen ook met het MT
3.
STRATEGISCHE ONTWIKKELING
In het strategisch beleid wordt er uitgegaan van de volgende strategische hoofdthema’s: Onderwijs/ Zorg en Identiteit Personeel Financieel en facilitair management Kwaliteitszorg
3.1
Inleiding strategische ontwikkeling
Vanuit de missie en visie van de Dr. Schaepmanstichting en het strategisch beleid 2007-2011, is er op iedere school gewerkt aan de ontwikkeling van het onderwijs vanuit de vastgestelde uitgangspunten: 1. Adaptief onderwijs (zichtbaar in de klassen, zichtbaar in de zorgstructuur) 2. Pedagogisch handelen en schoolklimaat (leerlingenzorg, zorgprofielen en expertiseteam) 3. Leermiddelen en ICT 4. IPB en kwaliteitszorg Ieder individueel schoolplan (2007-2011) laat zien hoe betreffende school heeft gewerkt aan de doelen die zijn gekoppeld aan deze uitgangspunten. Iedere school heeft daarin zijn eigen prioriteiten en tijdspad kunnen uitwerken. Een aantal van genoemde doelen (IPB, zorgstructuur) zijn gezamenlijk opgepakt en daarmee ook op gelijke wijze binnen de Dr. Schaepmanstichting terug te zien. Vanaf het schooljaar 2009-2010 is er in gezamenlijk overleg tussen bovenschools management en directeuren van de scholen, gestart met het vooruitkijken naar toekomstige ontwikkelingen. Hiermee is de basis gelegd voor de strategische uitgangspunten die de onderbouwing vormen voor het strategisch beleid 2011-2015. UITWERKING STRATEGISCHE HOOFDTHEMA’S 3.2 Onderwijs / Zorg / Identiteit Doelstellingen: Over 4 jaren wordt op alle scholen opbrengstgericht gewerkt voor de basisvakken rekenen, taal en lezen. Over 4 jaren is de 1-zorgroute op alle scholen ingevoerd. Over 4 jaren wordt er op alle scholen handelingsgericht gewerkt. 3.3 Opbrengstgericht werken en effectief onderwijs: Het opbrengstgericht werken heeft binnen de Dr. Schaepmanstichting een belangrijke plaats. Kort gezegd gaat het er daarbij om optimale resultaten voor iedere leerling die aan onze scholen is toevertrouwd. Met name de basisvakken taal, lezen en rekenen zullen daarbij centraal staan. Voor de uitwerking van het opbrengstgericht werken geldt dat er wordt uitgegaan van de componenten van effectief onderwijs. Deze componenten geeft een aanpak aan waarvan we weten dat deze werkt en waarbij de leerkracht een belangrijke plaats krijgt omdat deze het verschil maakt. 7 componenten van effectief onderwijs: 1. Helder stellen van duidelijke en meetbare onderwijsdoelen 2. Inzetten van effectieve tijd die wordt besteed aan de basisvaardigheden 3. Genereren van extra tijd voor risico leerlingen 4. Inzetten van convergente differentiatie, kinderen zo lang mogelijk bij elkaar houden en werken met groepsplannen schoolplan 2011-2015 versie 140411
67
5. Inzetten van het effectieve instructiemodel 6. Vroegtijdig signaleren en gebruik maken van de voorschotbenadering 7. Monitoren van de resultaten analyses inzetten als uitgangspunt voor handelen en ontwikkeling
Afbeelding: uitgangspunten effectief onderwijs:
Effectief onderwijs
1. Doelen
2. Tijd
3. Extra tijd voor risicoleerlingen
4. Convergente differentiatie
5. Effectieve instructie
6. Vroegtijdig signaleren en reageren
7. Monitoren onderwijs
3.4 Onderzoek effectief lees-en spellingsonderwijs: Vanuit het belang om uit te gaan van concrete resultaten bij het vaststellen van een is er een onderzoek gedaan naar het lees- en spellingsonderwijs op alle scholen binnen de stichting. Dit onderzoek heeft geleid tot een aantal kaders waarvoor concrete doelen zijn vastgesteld. Iedere school draagt er zorg voor dat deze kaders en de schoolspecifieke onderzoeksresultaten onderdeel zijn van het schoolplan 2011-2015. Kaders voor het lezen en spellen: 1. Kader beginnende geletterdheid 2. Kader indicatoren effectief leesonderwijs 3. Kader aanvankelijk lezen en spellen 4. Kader gevorderd lezen en spellen 5. Kader begrijpend lezen 6. Kader diagnostiek van dyslexie 7. Kader schoolspecifiek dyslexiebeleid
3.5 Handelingsgericht werken: Het opbrengstgericht werken wordt binnen de Dr. Schaepmanstichting ingezet vanuit de gedachte handelingsgericht werken. Dat betekent dat de zorg voor de leerlingen zo wordt ingevuld dat iedere leerling zorg krijgt. Dé zorgleerling bestaat hierin niet, omdat iedere leerling zorg nodig heeft. Slechts de mate waarin en de wijze waarop is verschillend. Van belang binnen het handelingsgericht werken is de vaardigheid van de leerkracht om onderwijsbehoeften van leerlingen te zien, te begrijpen en uitgangspunt voor eigen handelen te laten zijn.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
68
Afbeelding handelingsgericht werken:
Handelingsgericht werken 1) Evalueren groepsplan en verzamelen leerlingengegevens in groepsoverzicht 6) Uitvoeren van het groepsplan
2) Signaleren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
realiseren
5) Opstellen van het groepsplan 4) Clusteren van leerlingen met vergelijkbare onderwijsbehoeften
plannen
waarnemen
begrijpen
3) Benoemen van specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen
3.6 Invoering 1-zorgroute De Dr. Schaepmanstichting werkt vanuit 6 stappen van binnen de 1-zorgroute. Binnen alle zes stappen geldt: het bieden van een goed pedagogisch klimaat door handelingsgericht te werken in de groep, met als startpunt de leerkracht binnen de groep, die zich zorgen maakt over een leerling. Het goed volgen én evalueren van het geboden onderwijs binnen het basispakket van de school (stappen 1-2-3) zorgt ervoor dat duidelijk wordt of: - De leerlingen de gestelde doelen halen - De leerlingen profiteren van het onderwijs en van de extra hulp - De instructie en/of hulp van de leerkracht en het curriculum effectief zijn Blijkt dat het kind meer zorg nodig heeft dan wat de school kan bieden binnen het basispakket, dan kan de school een beroep doen op ondersteuning door deskundigen (stappen 4-5-6 binnen de 1zorgroute). Aldus biedt de 1-zorgroute een sluitend vangnet om alle kinderen met specifieke onderwijsbehoeften – in meer of mindere mate- goed te ondersteunen. De stappen binnen de 1-zorgroute volgen elkaar logisch op en zijn cyclisch. Op het moment dat er onvoldoende effect is van het gebodene in de betreffende stap, wordt – altijd handelingsgericht - overgegaan naar de volgende stap. Als vervolgens blijkt dat het kind profiteert van het geboden onderwijs- en hulpaanbod, blijft men handelingsgericht werken binnen die en voorgaande stappen: het onderwijs of de ondersteuning is immers effectief. Onderwijs op maat wordt op deze wijze voor elk kind mogelijk. Het vloeiend in elkaar overlopen van de ene stap in de andere (of weer terug) is een logische beweging. De vragen ‘Wat werkt voor dit kind (en houden we dat zo)? En ‘Wat behoeft verandering (en vraagt om meer zorg en aandacht op maat) zijn daarbij leidinggevend.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
69
Afbeelding 1-zorgroute vanuit de basis handelingsgericht werken:
waarnemen
Intern handelen
6) Uitvoeren groepsplan
1) Evalueren/ verzamelen
Groepsbespreking
2) Signaleren
leerlingen
realiseren Oudergesprek
begrijpen
5) Opstellen groepsplan 4) Clusteren leeronderwijsbehoeften
3) Onderwijsbehoeften
plannen
lingen met gelijke
Leerlingenbespreking
benoemen
Oudergesprek
Individueel handelingsplan
Extern handelen HGB
Externe zorg
HGD
Verwijzing
Niveaus van zorg in 6 stappen, uitwerking dr. Schaepmanstichting Betekenis voor leerkrachten en school
(inter)Actie naar ouders
Basiszorg óp en door de school
Te allen tijde, onafhankelijk van fase/stap
School: Evaluatie/ monitoring / nazorg: resultaten van elke te nemen stap en de daarop gebaseerd e acties en afspraken.
Ouders: Regie in verband met evaluatie: (Nieuwe) school heeft contact met ouders over resultaten en tevredenheid.
Stap 1 Leerkracht werkt handelingsgericht in de groep (4 fasen, 6 stappen)
Leerkracht in gesprek met ouders over de ontwikkeling van hun zoon of dochter
Stap 2 leerkracht overlegt met collega-leerkrachten / bouwoverleg / intercollegiale consultatie
Leerkracht in gesprek met ouders, delen zorgen, uitwisselen ervaringen, afstemmen aanpak
Stap 3 Leerkracht informeert ouders over Formele interne aanmelding bij ib-er: werkwijze en wisselt ervaringen uit (expertise ouders gebruiken) Leerkracht meldt aan. Actie: aanmeldingsformulier ‘Formeel’ gesprek met ib-er. Actie: groeidocument Notitie in Parnassys Schoolnabij: óp school aangevuld met externe zorg Stap 4a IB-er / leerkracht hebben heeft consultatief overleg met externe instantie: zorg: WSNS Adviseur Bovenschoolse leerlingenzorg van Expertis en PAB-er
Toestemming van ouders regelen Hen als partner-in-zorg betrekken
Stap Stap 4b 5 Toestemming ouders regelen en IB-er brengt leerling in bij het voorpostoverleg Diagnostische interventies door externe instantie: hen beschouwen en betrekken Actie: formulier ‘aanmelding voorpostoverleg’ als partner-in-zorg VExpertis ERVOLG: ONDERWIJS- EN ZORG ‘OP MAAT Expertiseteam (CC, PDO, SOVA) Stap 6 REC AB School steunt ouders bij Onderwijs op maat, middels bijvoorbeeld: keuzeopties, zoals: ondersteuning/aanpassingen in reguliere eigen school kind school (LGF/PGB) schoolplan2011-2015 Bao –versie Bao140411 70 aangepaste onderwijsvorm, zoals SBO, PCL/SBO clusterscholen (na beschikking PCL) CVI/clusterschool Aangepaste voorzieningen voor jeugdzorg
3.7 Uitwerking van hoofdthema Onderwijs/Zorg en Identiteit: De verschillende uitgangspunten en kaders die gezamenlijk binnen de Dr. Schaepmanstichting zijn vastgesteld, worden uitgewerkt in het project ; ‘Naar beter onderwijs, de leerkracht centraal’. Dit project geeft een invulling van de uitvoering van ogw, hgw en de 1-zorgroute op alle scholen. Met gebruikmaking van de verschillende netwerken (ib, rt en ict), het directeurenoverleg en schoolspecifieke ontwikkelplannen, werken alle scholen aan hun eigen ontwikkeling. Er is een projectgroep geformeerd, die vanuit het CvB mandaat heeft om sturing te geven aan dit proces op bovenschools niveau. Iedere school heeft een eigen verantwoordelijkheid in de uitvoering, maar legt verantwoording af aan het CvB die de eindverantwoordelijk draagt. Binnen het project ‘de leerkracht centraal’ wordt een belangrijke koppeling gemaakt tussen Onderwijs, Zorg en Kwaliteitszorg. De invulling van de verschillende netwerken binnen de Dr. Schaepmanstichting is gerelateerd aan het project ‘de leerkracht centraal’. Binnen deze netwerken staat kennisdelen, ontwikkelen en leren van elkaar centraal. Voor de ib-ers geldt dat zij een belangrijke rol hebben binnen de invoering van de 1-zorgroute. Zij zijn inhoudelijk ondersteunend binnen de scholen, maar hebben ook een coachende taak. Voor de ict-ers geldt dat zij werken aan een aantal doelstellingen die in verband staan met de onderwijsinhoudelijke doelstellingen van de stichting. De ict coördinatoren zullen een onderwijskundige taak krijgen. Zij dienen de leerkrachten te coachen en ondersteunen in de inzet van ict binnen het onderwijs. Hierbij kan worden gedacht aan de inzet en invoering van ParnasSys, maar bijvoorbeeld ook het effectief gebruik van digiborden en educatieve software. Uitwerking communicatieplan voor ‘de leerkracht centraal’: ‘Groep’ en deelnemers
Taak en verantwoordelijkheden
Communicatie
CvB
Eindverantwoordelijkheid project Geeft sturing aan de uitvoeringsgroep
Projectgroep
Aansturing door coördinator Beslisbevoegdheid inzake project, grote lijnen worden uitgezet, beleid wordt gemaakt en omschreven.
ISOS bulletin voor mren en teamleden Speciaal projectbulletin? Communiceert naar alle geledingen binnen de stichting Vastleggen in verslagen. Communicatie naar uitvoeringsgroep en CvB. (Via CvB communicatie verder.) Vastleggen in verslagen Communicatie naar projectgroep.
Tijdelijke groep, deelname uit verschillende geledingen; CvB, (externe) experts op afroep, directie scholen uit bac o en i Werkgroep inhoud (uitvoerend) Tijdelijke groep, vertegenwoordiging CvB en uitvoerders (in en extern) MOS Directeuren en CvB
BAC O & I Vertegenwoordiging directeuren en CvB ISOS Directies en CvB, extern adviseur
Aansturing door coördinator Samenbrengen informatie uitvoering op de werkvloer en beleid in projectplan
Voorzitter CvB Wordt op de hoogte gesteld door CvB en kan gevraagd en ongevraagd CvB adviseren inzake project
Voorzitter CvB Leveren een vertegenwoordiging in de projectgroep, kunnen gevraagd worden door MOS om iets uit te werken Voorzitter CvB Aansturing afhankelijk van agenda Input voor de projectgroep Input beleid voor CvB
Vastleggen in verslagen Communiceert naar schoolteams en bac o en i, indien aan de orde Vastleggen in verslagen Communiceert naar MOS Vastleggen afspraken in ISOS bulletin Directies communiceren vanuit ISOS naar eigen teams
schoolplan 2011-2015 versie 140411
71
Schoolteams
Hier gebeurt het! Uitvoering project zoals omschreven in de schoolspecifieke school(ontwikkel)plannen
Worden door directie (vanuit besprekingen MOS en ISOS) geïnformeerd, worden door CvB geïnformeerd (bulletin). Directie rapporteert regelmatig aan CvB over voortgang binnen school in managementgesprek
IB netwerk
Input voor beleid project. Uitvoering van project en bespreken voortgang van project.
Vastleggen verslag. Communicatie naar CvB en de schoolteams (klopt nog niet in schema)
Uitvoering van project en bespreken voortgang van project.
Vastleggen verslag
Uitvoering van project en bespreken voortgang van project.
Vastleggen verslag
Worden geïnformeerd over beleid en verloop invoering. Hebben adviesrecht in beleid.
Worden geïnformeerd door CvB
Ib-ers, CvB, teamleider expertiseteam, (extern) adviseur RT netwerk Rt-ers, CvB, teamleider expertiseteam, Expertiseteam Leden expertiseteam, teamleider, CvB GMR Personeels- en oudergeledingen scholen, op uitnodiging CvB
schoolplan 2011-2015 versie 140411
72
4. FORMATIEBELEID Het formatiebeleid van het bestuur wordt ontleend aan de school- en formatieplannen van de individuele scholen en het personeelsbeleidsplan van de Dr.Schaepmanstichting. Het bestuur stelt jaarlijks het bestuursformatieplan voor het nieuwe schooljaar vast voor 1 mei van het nieuwe schooljaar. Op basis van de meest recente prognoses wordt er naar gestreefd meerjarenformatiebeleid te ontwikkelen. Deze prognoses tonen voor de Dr.Schaepmanstichting de komende jaren stabiel zal blijven of wellicht een lichte groei laten zien. Het afstemmen van formatieverplichtingen op bestuursniveau en het inzetten op de diverse scholen op basis van noodzaak of vrijwillige mobiliteit van werknemers is onderwerp van structureel formatieoverleg met de directies van alle scholen onder leiding van de voorzitter van de vakgroep personeel. 5. FINANCIEEL EN FACILITAIR MANAGEMENT Het huidig geldend financieel strategisch beleidsplan is opgesteld ten tijde van de invoering van de lumpsum en de verandering van de doorbelasting van de in gemeenschappelijkheid gemaakte kosten. Mede op basis van dit beleidsplan is de verdeling van de reserves bepaalt in bestemmingsreserves en algemene reserve. De afgelopen jaren zijn er een groot aantal maatregelen genomen die invloed hebben op de actualiteit van de gehanteerde financieel beleidsplan. Deze maatregelen zijn afkomstig vanuit overheidswege maar ook vanuit de organisatie zelf. Bovendien is geconstateerd dat de uitvoering van sommige beleidsregels niet altijd in overeenstemming is met hetgeen beschreven is. Niet dat er afgeweken is van de grondslag of intentie maar de praktijk heeft de theorie achterhaald. Bovengenoemde factoren hebben er mede bijgedragen tot het besluit om een nieuwe financieel beleidsplan op te stellen. In het nieuwe financieel beleidsplan zal beschreven worden de grondslagen van het financieel beleid van de Dr. Schaepmanstichting met specifieke aandacht voor de verdeling van middelen beschikbaar voor de scholen en bovenschools aangelegenheden, de reservepositie en de mogelijkheid tot het aanspreken van de reserves, het betalingsverkeer, treasurystatuut maar ook de verantwoording van de scholen naar het College van Bestuur en van het College van Bestuur naar de Raad van Toezicht. In het nieuwe financieel beleidsplan zal ook opgenomen worden het huisvestingsbeleid en het beleid inzake meubilair. Het financieel beleidsplan zal opgesteld worden door de beleidsadvies commissie Financiën en Facilitair Management en volgens de geldende procedures voorgelegd worden aan de diverse gremia binnen onze stichting. De periode 2007 – 2011 heeft in het teken gestaan van de effectuering van de invoering van de lumpsumfinanciering en de scholen te voorzien van goede huisvesting en adequaat materiaal om het primair proces optimaal te kunnen ondersteunen. De invoering van de lumpsum bracht voor de leidinggevende extra verantwoording en werkzaamheden met zich mee. De bedrijfsvoering van de scholen is in samenwerking met het bovenschools management aangepast en gemonitord door de cyclus van begroting – rapportages – verantwoording – jaarverslag. De invoering van de lumpsum wordt als positief ervaren en heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van de Dr. Schaepmanstichting. De huisvesting en invoering van digitale schoolborden is in de afgelopen beleidsperiode een speerpunt geweest. Behoudens een enkele locaties, waarvoor nieuwbouwplannen zijn, kan gesteld worden dat de huisvesting van de scholen op het door de schoolleiding gewenste niveau gebracht is. De invoering van digitale schoolborden is afgerond waarbij alle groepen 3 tot en met 8 beschikken over een digitaal schoolbord. In materiële zin voldoen de aanwezige (leer)middelen aan de voorwaarden om het onderwijsproces te ondersteunen.
6. PERSONEELSBELEID 6.1 Visie op personeelsbeleid De Dr. Schaepmanstichting hecht veel belang aan investeren in medewerkers. Onderwijs is mensenwerk en dat kapitaal dient gekoesterd en versterkt te worden. Permanente ontwikkeling van mensen zorgt voor betere resultaten. Dit beleidsuitgangspunt dien verankerd te worden in de organisatie. Bij medewerkers die zich blijvend ontwikkelen is niet alleen sprake van een toenemende professionaliteit, maar is over het algemeen ook sprake van een toenemende mate van betrokkenheid en loyaliteit aan de organisatie. schoolplan 2011-2015 versie 140411
73
Dit strategisch beleidsplan beschrijft de strategie waarmee verbetering van de prestaties van de organisatie duidelijk wordt. Het College van Bestuur en de directies van de scholen kent de visie en missie. Iedere school heeft een plan waarin duidelijk naar welke ( zoveel mogelijk ) meetbare resultaten gestreefd wordt. Op deze wijze is het mogelijk organisatiedoelen in samenhang te brengen met de ontwikkeling van mensen. Leren en ontwikkelen worden bewust gepland om die doelen te bereiken. Directies zijn in staat te bepalen wat de leer en ontwikkelbehoeften van hun schoolteams zijn, welke activiteiten moeten worden ondernomen hoe het effect geëvalueerd wordt. Medewerkers kunnen uitleggen wat ze door persoonlijke ontwikkeling moeten bereiken voor zichzelf, het team en de organisatie. Dit alles vindt plaats in een cultuur waarin aandacht is voor erkenning, waardering en tevens voor aanmoediging om prestaties te verbeteren. Directies dienen te beschikken over vaardigheden om daadwerkelijk mensen te helpen zich planmatig te ontwikkelen. Zo krijgen medewerkers de overtuiging dat hun bijdrage van wezenlijk belang is voor de ontwikkeling van de organisatie en dat hun ontwikkelingsactiviteiten in dat kader betekenis vol zijn. Vanuit deze visie gaan medewerkers zichzelf zien als “eigenaar” van hun eigen ontwikkeling. Zodra deze visie op algemeen organisatieniveau en op schoolniveau op planmatige wijze wordt uitgevoerd, ontstaat inzicht in de totale investering voor leren en ontwikkelen van mensen. Dit maakt het mogelijk te bepalen op welke wijze leren en ontwikkelen de (school)organisatie heeft verbeterd en leert evaluatie hoe strategieën kunnen worden ontwikkeld/verbeterd om nog beter te presteren. De cirkel (PDCA) is rond. Het spreekt voor zich dat de Dr. Schaepmanstichting resultaatgericht aan het werk gaat met actuele thema’s in het kader van personeelsbeleid. Er dienen keuzes gemaakt te worden op het gebied van functiebouwwerk en functiewaardering, competenties, leeftijdsbewust personeelsbeleid, management development, mobiliteit, opleidingsbeleid en arbo- verzuimbeleid.
6.2 Doelstellingen personeelsbeleid: De Dr. Schaepmanstichting; heeft een plan voor personeelsbeleid op organisatieniveau bouwt verder aan het functiehuis biedt scholen een format voor werken met competenties ontwikkelt beleid voor specifieke leeftijdsgroepen streeft naar een ziekteverzuim dat ligt onder het landelijk gemiddelde streeft naar een goede werkomgeving voor alle medewerkers( veiligheid, bescherming, goede gezondheid, welzijn) voert een arbo beleid dat voldoet aan de wettelijke eisen ondersteunt “opleiden in de school” bouwt aan een begeleidingsplan voor nieuwe directeuren heeft professioneel management op de scholen hanteert een cyclus van functionerings-, beoordelings- en ontwikkelingsgesprekken heeft op iedere school medewerkers die voldoen aan de bekwaamheidseisen van de wet BIO zorgt voor een helder personeelsaannamebeleid heeft een bestuursformatieplan streeft naar voldoende beschikbare invallers en maakt hierbij gebruik van een digitaal systeem invalpool staat bekend als een goed werkgever Scholen van de Dr. Schaepmanstichting; hebben een school specifiek plan personeelsbeleid hebben een begeleidingsplan voor nieuwe medewerkers
schoolplan 2011-2015 versie 140411
74
6.3 LOOPBAANBELEID, SCHOLING EN LEEFTIJDSBEWUST PERSONEELSBELEID Inleiding Personeelsleden moeten hun werk goed kunnen doen en het een uitdaging blijven vinden. Dit geldt voor alle fases in hun loopbaan. Zij zijn verantwoordelijk voor hun eigen ontwikkeling, maar het is belangrijk dat hun bestuur investeert in het personeelsbeleid. Het bestuur van de dr. Schaepmanstichting heeft een bovenschools personeelsbeleidsplan voor haar scholen. Door kansen en uitdagingen te bieden door scholing, ontwikkelt de leerkracht zijn eigen talenten. Er moet echter ook aandacht zijn als het een tijd minder goed gaat met een personeelslid. Er liggen duidelijke verplichtingen vanuit het CAO-PO; het bestuur dient het personeelsbeleid te beschrijven in een personeelsbeleidsplan en dient actie te ondernemen t.a.v. de volgende onderdelen:
Functiedifferentiatie Voltijd-en deeltijdbetrekkingen Arbeidsomstandigheden Taaktoedeling en taakbelasting Compensatieverlof/Bapo/Spaarverlof Scholingsaanbod Mobiliteitsbeleid Persoonlijk ontwikkelingsplan Functioneringsgesprekken Beoordelingsgesprekken Klachtenregeling (G)MR – en vakbondsfaciliteiten Reorganisatie
Jaarlijks wordt dit beleid geëvalueerd door het College van Bestuur, het MOS (managementoverleg Schaepman) en de GMR. Naast dit beleid, dat geldt voor alle scholen van de dr. Schaepmanstichting, bestaat binnen de scholen ook een schoolspecifiek beleid t.a.v. de zorg voor het personeel. Afhankelijk van de specifieke doelgroep van de school, kan het beleid afwijken van hetgeen beschreven is voor de andere scholen. Schoolspecifieke onderdelen:
De begeleiding van nieuwe personeelsleden Begeleiding en ondersteuning van zittende personeelsleden Werving en selectie Sollicitatiecode Beloningsbeleid Beleid t.a.v. stagiaires
Elk jaar heeft een medewerker de gelegenheid om zich te plaatsen op een mobiliteitslijst. Het verzoek om een andere werkplek binnen de dr. Schaepmanstichting wordt overlegd met de directeur van de school die op zijn beurt het bespreekt met het College van Bestuur. Medewerkers van Sg. Beyaert maken weinig gebruik van de mobiliteitslijst. Een reden hiervoor kan zijn dat er in het SBO een hogere salariëring wordt gehanteerd dan in het regulier basisonderwijs. Uit gesprekken blijkt vaak dat men het werken in het SBO-onderwijs ook aantrekkelijk vindt.
Gevolgen IPB Schaepman voor Sg Beyaert Enkele kernwoorden vanuit onze missie/visie op Schaepmanniveau (bestuursniveau) die raakvlakken hebben met IPB zijn: - Optimale ontwikkelingskansen - Competente en gekwalificeerde medewerkers - Optimale materiële voorzieningen - Bewust van eigen beperktheid en feilbaarheid - Solidariteit, medemenselijkheid, sociale loyaliteit - Eigen identiteit is vertrekpunt van ontwikkeling - Autonomie, kritisch bewustzijn, creativiteit. Uit bovenstaande kernwoorden blijkt dat er veel van Sg. Beyaert wordt verwacht. Maar ook door de overheid, ouders, leerlingen, het Samenwerkingsverband en de basisscholen. Deze verwachtingen proberen we zo goed mogelijk waar te maken. We moeten ons echter soms beperken, maar uiteraard voldoen aan de wettelijke voorschriften. De komende jaren is en zal veel aandacht gegeven moeten worden aan scholing en coaching van ons personeel. Personeel zal goed moeten kunnen schoolplan 2011-2015 versie 140411
75
functioneren in een zich snel veranderende maatschappij. Leerlingen moeten leren keuzes te maken, moeten leren omgaan met de vrijheid die het individu heeft in onze maatschappij. Het onderwijs zal daarop in moeten spelen.. Wat betekent dit nu voor het personeelsbeleid? Personeelsleden moeten zich blijven ontwikkelen. Deze ontwikkeling is in het belang van de leerkracht en in het belang van de school, door het systematisch afstemmen en ontwikkelen van persoonlijke bekwaamheden en kennis op inhoudelijke en organisatorische doelen. Essentieel is deze ontwikkeling te relateren aan de ontwikkeling van Sg. Beyaert; de kerncompetenties van Sg. Beyaert vertalen naar de kennis, vaardigheden, persoonlijkheid en motivatie van de medewerkers. Dit alles onder het motto (motto van de Dr. Schaepmanstichting) ‘Samen sterk in ontwikkeling’ Het onderdeel leeftijdsbewust personeelsbeleid is een onderdeel dat nader aandacht verdient, vanwege het feit dat er de komende jaren meerdere veranderingen zullen plaatsvinden in de personele bezetting, o.a. doordat collega’s met pensioen gaan. Hierdoor treden interne verschuivingen op en benoemingen van nieuwe collega’s. Om hier zicht op te krijgen is een duidelijk overzicht gewenst en noodzakelijk, zowel op korte termijn (1 jaar) als lange termijn (5 jaar). Bij deze een beknopt overzicht van de verschillende leeftijdscategorieën van medewerkers op Sg. Beyaert. 20 – 30 jaar 31 - 40 jaar 41 – 50 jaar 51 – 60 jaar 61 – 65 jaar
: : : : :
4 15 7 18 (waarvan 14 x 55+) 4 -------48 personeelsleden
Een groot aantal medewerkers bevindt zich in de leeftijd van 50 tot 65 jaar. Wat betekent dit voor de organisatie van Sg. Beyaert? Personeelsbeleid op scholengemeenschap Beyaert Sg. Beyaert vindt het belangrijk dat haar teamleden zich ontwikkelen in afstemming met het onderwijskundig beleid van de school. In het handboek IPB (Integraal Personeelsbeleid) staat de volgende definitie beschreven: Integraal Personeelsbeleid betekent het regelmatig en systematisch afstemmen van de inzet, kennis en bekwaamheden van de medewerkers en de inhoudelijke en organisatorische doelen van de school. Deze afstemming is ingebed in de strategische positie en gerelateerd aan de onderwijscontext van de school. Hierbij wordt professioneel gebruik gemaakt van een samenhangend geheel van instrumenten en middelen die gericht zijn op de ontwikkeling van individuele medewerkers’. Kortom: het persoonlijk ontwikkelingsperspectief van medewerkers in het onderwijs moet zoveel mogelijk op één lijn liggen met de inhoudelijke en organisatorische doelstellingen van de school. Het is een wisselwerking tussen het individuele belang en die van de schoolorganisatie. Richtinggevend zijn vragen als “Wat voor een school willen we zijn?” en “Wat voor een school willen we worden?’ De schoolleiding heeft zicht op de onderwijskundige ontwikkelingen, leerlingenaanbod, wensen van medewerkers in relatie met de school en kan zodoende hun visie en missie vertalen naar concrete doelen. Door duidelijk te communiceren met medewerkers over de doelstellingen en de daaruit voortvloeiende beleidskeuzes is het helder dat iedereen weet welke richting de school uitgaat. De stand van zaken op SG Beyaert In het schooljaar 2008-2009 is de 4-jarige gesprekkencyclus geïntroduceerd en is aan elk personeelslid een bekwaamheidsdossier uitgedeeld. In deze map laat het personeelslid zien dat hij bekwaam is en dat hij zijn bekwaamheid onderhoudt. De gesprekken met het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel zonder lesgevende taken worden gevoerd met de locatieleider. De gesprekken met de collega’s met ondersteunende zorgtaken worden gedaan door de algemeen directeur. In het Managementteam (MT) worden de gesprekken nader besproken. Wensen en ideeën worden geïnventariseerd en waar mogelijk ingezet in de formatie. Dit alles binnen de afstemming met het schoolbeleid.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
76
Het team van SG Beyaert Het team bestaat bij het in gebruik nemen van het huidige schoolplan (2011) uit de volgende personeelsleden en beslaat de volgende functies/taken: 3 leden managementteam (twee locatieleiders + algemeen directeur) 17 leerkrachten, voltijd en in deeltijd 2 coördinatoren interne leerlingenzorg 2 remedial teacher/leesspecialisten 2 remedial teacher/rekencoördinator 1 orthopedagoog 2 schoolmaatschappelijk deskundige 1 remedial teacher/specialisatie kwaliteit/LGF 3 vakleerkrachten gymnastiek (waarvan 2 Rots & Watertrainers) 1 vakleerkracht muziek 1 Coach video interactiebegeleiding 3 conciërges 2 administratief medewerkers 2 onderwijsassistenten 3 logopedisten 2 uitvoerenden begeleiding rugzakleerlingen (leerling gebonden financiering) Het integraalpersoneel beleid (IPB) richt zich niet alleen op de huidige stand van zaken, maar is ook toekomstgericht. Waar dient Sg. Beyaert de komende jaren rekening mee te houden? Welke competenties verlangt het schoolbeleid, welke specialisaties zijn nodig, waar liggen de ontwikkelpunten en wie wil zich hoe en wanneer ontwikkelen? Leeftijdsbewust personeelsbeleid Hoewel er vaak een associatie mee wordt gemaakt is het géén seniorenbeleid in de leeftijd van 55-65 jaar, maar is het een personeelsbeleid bestemd voor alle jonge en oudere werknemers. Het personeelsbeleid probeert af te stemmen op de behoeften en wensen van de werknemers in een bepaalde leeftijdsfase. Mensen in verschillende leeftijdsfasen hebben immers verschillende behoeften en wensen t.a.v. hun werk. Het gaat erom dat het personeelsbeleid er op gericht is gedurende de leeftijdsfasen van de werknemer, zodat er optimaal gebruik gemaakt kan worden van zijn mogelijkheden. Leeftijdsbewust personeelsbeleid is maatwerk en er wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van iedere werknemer. Leeftijdsbewust personeelsbeleid is dus voor alle leeftijden en begint al bij de startende leerkracht. Het is van belang dat de directie zicht heeft op de leeftijdsfases in het team en de daarbij behorende mogelijkheden c.q. ontwikkelpunten. Zicht hebben op de sterke en minder sterke kanten van de medewerker en daarmee rekening houdend, kan de motivatie verhogen en de uitdaging vergroten. In deze opdracht onderzoeken wij hoe het gesteld is met de levensfasen in het ‘Beyaertteam’ en welke daaruit vloeiende beleidsmaatregelen getroffen kunnen worden. We gaan uit van de volgende levensfasen: 1. de startende leerkracht* 2. de leerkracht en het jonge gezin 3. de ervaren leerkracht 4. de senior leerkracht
20 – 30 jaar * met leerkracht wordt ook bedoeld, 30 – 40 jaar de medewerkers in de zorglijnen. 40 – 50 jaar 50 – 65 jaar
Schema 1 20 – 30 jaar Startende leerkracht
30 – 40 jaar Leerkracht met (evt.) jong gezin
1 2 3
Esmé Ond.ass. René B. Iefke Leerkr. Jeroen Susanne Leerkr. Hajo
4 5 6
Marleen
Leerkr.
locatieleider Leerkr. Leerkr.
Sharon Leerkr. Monique Leerkr. Sabine Leerkr.
40 – 50 jaar Ervaren leerkracht
50 – 65 jaar Senior leerkracht
Irma Ellis René G. Esther Andrea
Rob Louise Jos
Leerkr. Leerkr. Leerkr.
Alg.directeur locatieleider Leerkracht
CIL/ib-er Raymond Leerkr./LGF/R&W logopedist Gerard Leerkr./R&W Hilde Leerkr./LGF/coach jonge schoolplan 2011-2015 versie 140411
77
D. Lucinda Martine Karin Jolan
7 8 9 19 11 12 13
Chantal Colin Sabine K. Devrim Mariëtte
14 15 16 17 18 19
Leerkr. Leerkr. Leerkr. Leerkr.
Jan Annet Ans AnneMarie Josefien Etha * Trudy*
Leerkr. Orthoped. CIL / ib-er Vakleerkr.gym Logopedist
20 21 22 3
15
5
leerkrachten Vakleerkr. Gym/R&W Kwaliteit en LGF r.t. rekenen r.t. lezen/dyslexie r.t. lezen/dyslexie Maatsch.deskundige Maatsch.deskundige
Yvonne Harry Herman Adrie Annet O. Wim
Logopedist ICT Schoolvid.interactie/coach Adm. Medewerker Adm. Medewerker Concierge
Gert Bennie* Marga
Concierge Ass.concierge Ond.wijs.ass.
22
* = boven 60
CIl = Coördinator Leerlingenzorg R&W = Rots & Watertrainer LGF = leerlinggebonden financiering (rugzak) Zie verder uitgewerkt schema zie bijlage 1 In de gesprekken tussen leidinggevenden en de personeelsleden kan het belang van de medewerker en de organisatie goed op elkaar afgestemd worden. Daarbij kan rekening gehouden worden met de levensfase van het teamlid. Onderwerpen die aan de orde kunnen komen: 1. loopbaanontwikkeling 2. taakbeleid 3. deeltijd werken 4. collegiale consultatie Aandachtspunten in de levensfase van medewerkers de startende leerkracht: inwerken in de organisatie m.b.v. een mentor de startende leerkracht maakt zich het beleid en afspraken van de school eigen ontwikkelt kennis-en vaardigheden organisatie biedt stimuleert en biedt ruimte voor ontwikkelkansen werkt het liefst fulltime leerkracht met het jonge gezin: mogelijkheid deeltijd werken school staat niet meer in middelpunt van de levensfase opnemen ouderschapverlof opnemen onbetaald ouderschapverlof vrouwelijke werknemers kiezen veelal voor parttime werken ervaren leerkracht: richt zich meer op specialisaties volgt cursussen/opleidingen op een specifiek gebied zoekt vaak naar nieuwe uitdagingen binnen of buiten de klas bouwt de specialisatie uit interesse in managementfuncties interesse in begeleidende taken: remedial teaching, taken in werk/stuurgroepen werkt veelal niet fulltime (vrouwelijke medewerkers) senior leerkracht: rekening houden met fysieke belastbaarheid schoolplan 2011-2015 versie 140411
78
lichamelijke beperkingen kunnen gebruik maken van BAPO andere inzet in taakbeleid mogelijkheid nieuwe of andere verantwoordelijkheden ervaring inzetten in de organisatie, collegiale consultatie denken vaak niet aan verdere ontwikkeling zijn veelal tevreden over hun taak minder gericht op verandering vrouwelijke medewerkers werken veelal in deeltijd.
Collegiale consultatie
Sg. Beyaert is een lerende organisatie; het professioneel handelen van het personeel wordt middels studiedagen/handelingsplanbesprekingen en vormen van feedback vergroot. Onder feedback verstaan we coaching, klassenconsultatie, intervisie en video-interactie begeleiding.
In het personeelsbeleid van Sg. Beyaert wordt o.a. het volgende beschreven; voor de oudere werknemer wordt rekening gehouden in het taakbeleid, bijvoorbeeld minder schooltaken en indien mogelijk een taakverschuiving, vaak buiten de groep. Voor de jonge leerkrachten is er coaching en wordt er een ‘maatje’ aangewezen. Een collega die als vraagbaak functioneert en begeleiding geeft. Voor ondersteuning is een personeelslid twee dagen werkzaam als coach video-interactiebegeleiding en daarnaast nog een personeelslid voor één dagdeel als ondersteuning voor beginnende leerkrachten. Samengevat: SG Beyaert is gestart met een bewust integraal personeelsbeleid. De gesprekkencyclus is gestart; er wordt m.n. rekening gehouden met de startende leerkracht en de oudere leerkracht. Uit schema 1 blijkt dat er een piek is in de leeftijdsfase 30-40 jaar, leerkrachten met een jong gezin en een grotere piek in de leeftijdsfase 50-65 jaar. Binnen de groep van 50+ plus zijn er 14 medewerkers ouders dan 55 jaar, waaronder 3 medewerkers met lesgevende taken en 11 medewerkers werkzaam in de zorglijnen. We verwachten een verschuiving/verandering binnen nu en 5 jaar in de personele bezetting op Sg. Beyaert. Aandacht zal besteed moeten worden of alle zorgtaken goed gedocumenteerd zijn en geborgd, zodat de overdracht zo soepel mogelijk kan verlopen? De animo voor mobiliteit sbo/regulier bao is gering, vanwege verschil in salariëring Aandachtspunten: In het beleid een nauwkeuriger beschrijving waar rekening mee te houden in alle leeftijdsfasen Structurele aandacht t.a.v. leeftijdsfase tijdens de pop- en functioneringsgesprekken, als vast onderdeel van het gesprek Zorgtaken moeten geborgd worden met daarbij de volgende aandachtspunten: duidelijk functieomschrijving per vakgebied en een competentieomschrijving voor de specifieke taak/functie (borgdocument) Medewerkers stimuleren door de inzet van instrumenten als opleiding, coaching en aandacht voor mobiliteit. Deze opdracht kan een aanzet zijn tot een definitieve beleidsstuk t.a.v. leeftijdsfase. 6.4
Sg Beyaert; Opleidingsschool
Naast de op bestuursniveau gezamenlijk opgestelde doelen, kent Scholengemeenschap Beyaert een begeleidingsplan waarin zowel de eigen personeelsleden als ook de PABO-studenten (Hogeschool Edith Stein/HES) zijn opgenomen. Sinds enkele jaren is Scholengemeenschap Beyaert een zogenaamde opleidingsschool. Hierdoor is een nauwe samenwerking ontstaan tussen de HES en de school. Voor zowel de medewerkers als de studenten kent de school een gestructureerde begeleiding. Karakteristieken van deze begeleiding zijn: 1. Iedere medewerker heeft bij aanvang van een nieuw schooljaar een intakegesprek met de SVIB-er van de school. In dit gesprek wordt in kaart gebracht op welke terreinen de medewerker begeleid wil of dient te worden. Er wordt een begeleidingstraject opgestart waarbij gewerkt wordt vanuit een op schrift vastgestelde begeleidingsvraag. Meestal neemt de SVIB-er deze taak op zich, tenzij anders gewenst is. schoolplan 2011-2015 versie 140411
79
2. De SVIB-er spreekt één of een aantal begeleidingsmomenten af met de medewerkers. De begeleiding kan bestaan uit video-opnamen van een les of lessen en de daarbij behorende analyse(s) nabespreking. Tijdens deze gesprekken wordt vooral gelet op de wijze van instructie, didactiek en de interactie tussen leerkracht en leerlingen. Tevens worden de kwaliteiten van de medewerker op het gebied van klassenmanagement in beeld gebracht en besproken. Ook kan begeleiding/coaching bestaan uit het bespreken van andere ontwikkelpunten zoals het afnemen en interpreteren van toetsen, time-management e.d. 3. De opbrengsten van de begeleiding worden regelmatig besproken met de directie van de school. 4. Aan het einde van een schooljaar worden de opbrengsten geëvalueerd en zonodig wordt een plan voor een volgend schooljaar opgesteld. Scholengemeenschap Beyaert werkt sinds enkele jaren vanuit het Directe Instructie Model. Om de groepsleerkrachten deze manier van werken eigen te maken, is gekozen om in het schooljaar 20082009 dit binnen het vakgebied Technisch Lezen in te voeren. Enkele kanttekeningen t.a.v. de begeleiding van studenten: Scholengemeenschap Beyaert begeleidt zowel 3e als 4e jaarsstudenten van de Hogeschool Edtih Stein. Ook bezoeken ieder schooljaar ROC-studenten onze school (SPW-opleiding) en studenten die de opleiding tot Gespecialiseerde Leerkracht volgen (Fontys). Ook studenten die de opleiding orthopedagogiek volgen, lopen stage binnen onze organisatie. Incidenteel voeren studenten van de HES onderzoeken uit. Voor de studenten van de Hogeschool Edith Stein (HES) zijn in overleg de volgende afspraken gemaakt: 1. De coaching/begeleiding van de studenten van de HES wordt op de hierboven beschreven wijze ingevuld. Dit betekent dat de procedure ten aanzien van de begeleiding en coaching van PABO-studenten en de zogenaamde ‘Fontysstudenten’ is opgenomen in ons IPB-plan. 2. Minimaal twee maal per schooljaar overleggen de mentoren van de studenten met elkaar onder leiding van de studiebegeleider van de HES en in overleg met de coördinator van Sg Beyaert en de directeur over de ontwikkeling van de studie van de studenten. 3. Minimaal drie keer per schooljaar vindt gezamenlijk overleg plaats tussen de studenten, de studiebegeleider en de coördinator. Regelmatig neemt ook de directeur van de school deel aan dit overleg. 4. Om de studenten zo goed mogelijk voor te bereiden op een functie als leerkracht in het basisonderwijs, worden zij niet alleen ondersteund t.a.v. hun lesgevende taken, maar krijgen zij ook een eigen e-mailadres, een eigen postvakje en nemen regelmatig deel aan teamvergaderingen en studiedagen. Daarnaast nemen zowel 3e als 4e jaarsstudenten regelmatig deel aan oudergesprekken en gaan soms mee op een huisbezoek. 5. De coördinator en de directeur van Scholengemeenschap Beyaert overleggen regelmatig met de beleidsmakers van de HES om het beleid ten aanzien van begeleiding van de studenten bij te stellen. 6. De coördinator plant de bovengenoemde bijeenkomsten en zit deze bijeenkomsten ook voor. 7. Jaarlijks vindt minimaal vier keer overleg plaats tussen de HES en SBO-opleidingsscholen. (netwerk SBO-opleidingscholen). Tijdens dit overleg wordt informatie uitgewisseld en nieuw beleid ontwikkeld. Ook is er tijdens deze overleggen gelegenheid elkaar te informeren over ervaringen vanuit de praktijk. 8. Scholengemeenschap Beyaert zet jaarlijks minimaal een werktijdfactor van 0,3 in voor de begeleiding van de PABO-studenten (inzet mentoren, coördinator en directie).
7. EVENREDIGE VERTEGENWOORDIGING VAN VROUWEN IN DE SCHOOLLEIDING De directie van Scholengemeenschap Beyaert streeft er naar om een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding te krijgen. Daarbij beseffen wij ons dat er een nijpend tekort bestaat aan schoolleiders, waardoor we in ons aannamebeleid de komende jaren waarschijnlijk beperkt zullen zijn. 8.
HET ARBO-BELEID
Jaarlijkse Voortgangsrapportage De werkgever en/of de schooldirectie voert over de jaarlijkse rapportage vooraf overleg met de personeelsvertegenwoordiging van de MR. Bij dit overleg komt in ieder geval aan de orde of de Ri&E nog actueel is. schoolplan 2011-2015 versie 140411
80
9. KWALITEITSZORG Binnen de Dr. Schaepmanstichting is er een bovenschoolse aanpak van kwaliteitszorg. In het schooljaar 2010-2011 is er gewerkt aan een barometer die belangrijke kengetallen in één document overzichtelijk bij elkaar brengt. Doel hiervan is verantwoording, rapportage, vergelijking, maar ook startpunt voor ontwikkeling. Kwaliteitszorg wordt in het strategisch beleid 2011-2015 niet alleen ingezet als middel ter verantwoording, maar ook expliciet als middel ter ontwikkeling en verbetering van het onderwijs. Doelstellingen:
Vanuit de missie, visie en het strategisch beleid, legt iedere school in haar schoolplan de schoolspecifieke uitwerking en ontwikkelingsdoelen vast. Dit gebeurt volgens een gezamenlijk vastgesteld format. Door het systematisch doorlopen van de PDCA-cirkel; Plan., Do, Check, Act, wordt kwaliteitszorg binnen de Dr. Schaepmanstichting vormgegeven. Kwaliteitszorg wordt niet alleen als middel ter verantwoording ingezet, maar ook expliciet als middel om ontwikkeling op te zetten. De verkregen gegevens worden gebruikt om te bepalen hoe het onderwijs nog beter kan worden gemaakt. In het kader van het opbrengstgericht werken zijn er op bovenschools niveau afspraken gemaakt over de resultaten die we willen bereiken. Deze zijn weergegeven in een toetskalender en uitgewerkt in streefdoelen. De barometer wordt ingezet als middel om kengetallen in één document overzicht bij elkaar te brengen. De barometer is onderdeel van de managementrapportage.
9.1 Schoolontwikkelplan Iedere school werkt op basis van de missie, visie en strategisch beleid haar eigen schoolontwikkelplannen uit. Hierin staat omschreven op welke wijze de school, per schooljaar, haar ontwikkeling gaat inzetten. Om er zorg voor de dragen dat de PDCA cyclus voldoende geborgd is, om vanuit het CvB sturing te kunnen geven aan de plannen van de scholen en om waar mogelijk samen te kunnen werken, is er een gezamenlijk format vastgesteld. Criteria of checkpunten bij de uitwerking van het format: 1. Indien er bovenschoolse afspraken of kaders zijn betreffende het onderwerp, dienen deze te worden weergegeven bij ‘kader of bovenschoolse afspraak’ 2. Bij de doelen dient te worden aangegeven waar de school aan wil werken. Hier wordt de koppeling gemaakt met de invoering 1 zorgroute en opbrengstgericht werken. (Het kan in gevallen voorkomen dat een onderdeel niet direct aan ogw en 1-zorgroute kan worden gekoppeld.) 3. Resultaat geeft weer op welke manier je terug kunt zien dat de doelen zijn bereikt (dat kan in getallen, maar ook in concreet waarneembaar gedrag zijn.) 4. Bij de organisatie en werkwijze wordt omschreven hoe de school aan het plan gaat werken. Hierin moet terug te lezen zijn hoe de link wordt gelegd met een stuurgroep, of er teambijeenkomsten, studiedagen worden ingezet en hoe klassenconsultaties worden uitgevoerd. 5. Taakverdeling en verantwoordelijkheden geeft aan welke personen betrokken zijn bij het plan en op welke manier ze een taak en verantwoordelijkheid hierin dragen. 6. Planning geeft zo concreet als mogelijk aan welke afspraken er worden gemaakt. 7. Middelen geeft iets weer over materialen/ methoden en kosten die gemaakt worden. Personele inzet kan hierbij ook rol spelen. 8. Evaluatie geeft weer wanneer er wordt geëvalueerd en door wie. Bij een volgend uit te werken ontwikkelplan zullen de evaluatiegegevens worden meegenomen. (pdca)
schoolplan 2011-2015 versie 140411
81
Format schoolontwikkelplan: Naam school Schooljaar Titel
Kader of bovenschoolse afspraak
Doel
Resultaat
Organisatie en werkwijze
Taakverdeling en verantwoordelijkheden
Planning
Middelen
Evaluatie
9.2 Matrix kwaliteitszorg De in het strategisch beleidsplan 2007-2011 vastgestelde matrix kwaliteitszorg, zal ook in de periode 2011-2015 worden ingezet. Deze matrix geeft weer welke activiteiten er worden gedaan op het gebied van kwaliteitszorg, wanneer deze worden uitgevoerd en wie voor deze uitvoering verantwoordelijk is.
Wat moet er gebeuren
Zelfevaluatie scholen
Op welke termijn
Wie is verantwoordelijk en waarvoor Directie / CvB
Minimumeisen bestuur 1 x per 4 jaar (eerst schoolplan 2011-2015 versie 140411
82
aandacht voor de manier waarop dan pas uitvoeren 1 x per 4 jaar Jaarlijks indien ouder enquete 1 x per 4 jaar. Bij afname enquete 1 x per 2 jaar niet strikt noodzakelijk. 1 x per 2 jaar
Ouder enquête Waarderingsonder-zoek onder representatieve groep ouders
Kwal.zorg.instrument (ZSBO) Kwal.zorg instrument personeel (ZSBO)
1 x per 2 jaar
Analyse leerresultaten (ind, groep en school) = methodeonafhankelijke toetsen + eindtoets (=CITO) Percentage verwijzing SBO Percentage lln. met aangepaste leerlijnen
Jaarlijks (opgenomen in de Barometer)
Uitstroom naar VO Beleidscyclus bovenschools, strategische dag(en) Beleidscyclus bovenschools, meerjarenbeleidsplan schoolplan Beleidscyclus bovenschools, jaarverslag Beleidscyclus van de scholen, doelstellingen en evaluatie Functioneringsgesprekken personeel Beoordelingscyclus personeelsleden Analyse methode- gebonden toetsten Analyse vorderingen sociaal emotionele ontwikkeling kinderen Analyse vorderingen zorgleerlingen Kleinschalige onderzoeken, bijv, een leerjaar of per vak
Jaarlijks Jaarlijks
CvB
Jaarlijks Jaarlijks minimaal 2 dagen 1 x per 4 jaar
CvB
Jaarlijks
CvB
Jaarlijks Jaarlijks 1 x per 3 jaar Jaarlijks (na afname methode gebonden toetsen) 2 x per jaar
3 x per jaar (conform groepsplan) Incidenteel naar behoefte
schoolplan 2011-2015 versie 140411
83
9.3
Barometer Schaepmanstichting
De barometer is een op bovenschools niveau ontwikkeld instrument, die belangrijke kengetallen in één document overzichtelijk bij elkaar brengt. Doel hiervan is verantwoording, rapportage, vergelijking, maar ook startpunt voor ontwikkeling. De barometer wordt ingevuld door de directies van de scholen. Rondom financiën en personeel wordt bovenschools informatie beschikbaar gesteld. De ingevulde barometer wordt in de managementgesprekken tussen directies en CvB aan de orde gesteld. De barometer bestaat uit de volgende onderdelen: Algemene gegevens Informatie personeel Informatie leerlingen Kwaliteit Beekveld en Terpstra Kwaliteit indicatoren inspectie Opbrengsten Financiën
Voorbeelden overzichten barometer:
schoolplan 2011-2015 versie 140411
84
schoolplan 2011-2015 versie 140411
85
9.4
Cyclus PDCA in beeld
Kwaliteitszorg in beeld Dr. Schaepmanstichting
PLAN Strategisch beleidsplan vormt uitgangspunt voor de uitwerking per school.
Visie
Beleidsplan / ontwikkelplan
Jaarplan DO Uitvoeringsfase
CHECK Reflecteren, evalueren, meten
ACT Doelen bijstellen op basis van bevindingen
uitvoering
Evaluatie in jaarverslag
Doelen bijstellen
PLAN Vanuit visie, beleidsplan en gegevens nieuw jaarplan.
Jaarplan
In schoolontwikkelplan worden de doelen omgezet in jaardoelen en plan van aanpak (vastgesteld format).
De doelen worden geëvalueerd. Inzet instrumenten kwaliteitszorg, barometer en leerlingvolgsysteem. Verantwoording in jaarverslag en rapportage aan CvB.
De bijstellingen vinden plaats op basis van ervaringen, evaluaties en vanuit management rapportages.
Vaststellen van jaarplan, daarna Dofase
Hoofdstuk 10. HET RELATIONEEL BELEID Interne informatievoorziening Scholengemeenschap Beyaert heeft de afgelopen drie jaren het onderlinge communicatiesysteem sterk verbeterd. Ieder personeelslid heeft een eigen e-mailadres gekregen. Mededelingen, afspraken e.d. worden consequent via de mail verstuurd. Daarnaast zijn er uiteraard nog steeds de postvakjes, schoolplan 2011-2015 versie 140411
86
Ook tijdens teamvergaderingen, bouwoverleggen en Handelingsplanbesprekingen is er gelegenheid elkaar te informeren. Personeelsleden kunnen via een inlogcode op de website van de school inloggen en belangrijke informatie bekijken c.q. downloaden. Het gaat daarbij vooral om informatie over regelgevingen in het onderwijs, formulieren en afspraken. Contacten met ouders Scholengemeenschap Beyaert vindt het uitermate belangrijk een goed contact te onderhouden met de ouders/verzorgers van onze leerlingen. Een aantal contactmomenten zijn in de informatiekrant vastgelegd, zoals de kennismakingsavond, de informatieavond voor de schoolverlaters, themaavonden en Half Jaarlijkse Verslagen. Ook worden alle gezinnen aan het begin van het schooljaar door de groepsleerkracht bezocht om nader met elkaar kennis te maken. Daarnaast wordt regelmatig contact gezocht met ouders/verzorgers om bijvoorbeeld te spreken over een op te zetten Handelingsplan of de evaluatie daarvan. Uiteraard worden de ouders/verzorgers op de hoogte gehouden wanneer zich op een schooldag zaken een gebeurtenis heeft voorgedaan waarvan de ouders/verzorgers op de hoogte moeten worden gesteld. Voor een aantal leerlingen geldt dat dagelijks een zogenaamd ‘heen- en weerschriftje gebruikt wordt. Contacten met gemeente en andere instellingen Scholengemeenschap Beyaert onderhoudt bewust een intensief contact met veel instellingen buiten de school. Te denken valt aan de verschillende gemeenten waarin onze leerlingen wonen (b.v. vanwege het leerlingenvervoer), de schoolbegeleidingsdienst, andere scholen voor Speciaal onderwijs en bao-scholen. Ook onderhoudt de directie enkele contacten met Tweede Kamerleden met de portefeuille onderwijs. De directie en de Teamleider Zorg nemen deel aan regionale netwerkbijeenkomsten voor SBO-scholen. Verschillende personeelsleden nemen deel aan opleidingen en hebben intensieve contacten opgebouwd met andere deelnemers van deze opleidingen. Profilering van de school in de wijk en in de stad Scholengemeenschap Beyaert profileert zich niet bewust in de wijk en/of stad. De school heeft een regionaal karakter en heeft geen beleid ontwikkeld om bewust leerlingen te werven. Wel vindt de school het belangrijk goede contacten met de buurtbewoners te onderhouden. Regelmatig heeft de directie een gesprek met een afvaardiging van de buurt om te spreken over eventueel overlast, het gebruik van het schoolgebouw door de buurtvereniging en en toezicht op het schoolgebouw door de buurtbewoners. Hoofdstuk 11. VEILIGHEIDSBELEID De Dr. Schaepmanstichting heeft vanwege het belang van een veilige school een protocol “de veilige school” vastgesteld (zie hiervoor document “de veilige school” mei 2007). Met het protocol geeft de Dr. Schaepmanstichting aan hoe er zowel curatief als preventief een veilige school kan worden gewaarborgd. Uitgangspunten en een algemeen stappenplan weergegeven. Dit moet de scholen meer structuur bieden. Het stappenplan voor de school heeft te maken met de ernst van de overtreding of de frequentie daarvan. Naast het stappenplan wordt in het protocol de school een richtlijn geboden met betrekking tot de inschakeling van politie (stadswachten) en/of de vertrouwenspersoon van het bestuur en/of de afdeling leerplicht van de gemeente. Het protocol begint met de beleidsuitgangspunten van de veilige school. Deze uitgangspunten vormen de leidraad voor het protocol. Het protocol is opgesteld ten aanzien van de volgende gedragingen: 1. Pesten 2. Fysieke agressie en intimidatie 3. Verbale agressie en intimidatie 4. Vernieling 5. Wapenbezit 6. Diefstal 7. Vuurwerkbezit 8. Seksuele intimidatie 9. Schoolverzuim Op het protocol volgt een toelichting waarin een algemene handelwijze van de school wordt gegeven wanneer zij met grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van bovenstaande gedragingen van leerlingen en/of ouders/verzorgers (voortaan ouders te noemen) te maken krijgen. Het protocol is geschreven met als basis het gedrag van leerlingen, maar in voorkomende gevallen gelden de regels ook voor overtredingen van ouders. Naast het protocol neemt in het kader van een veilig klimaat, iedere school enquêtes af bij zowel leerkrachten, ouders als leerlingen (zie kwaliteitszorg paragraaf 5.6) Tevens houdt iedere school een logboek betreft incidentregistratie bij. schoolplan 2011-2015 versie 140411
87
Hoofdstuk 12. TOT SLOT Samen met de teamleden en de Medezeggenschapsraad is dit schoolplan opgesteld, zodat een duidelijk beeld ontstaat van de beleidsplannen van onze school voor de periode van 1 augustus 2011 tot 1 augustus 2015. Jaarlijks zullen de beleidsplannen geëvalueerd worden en eventueel, daar waar nodig, worden bijgesteld.
schoolplan 2011-2015 versie 140411
88
BIJLAGE 1
FORMULIER “INSTEMMING MET SCHOOLPLAN”
FORMULIER “Instemming met schoolplan”:
School: Adres:
Postcode/plaats:
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------VERKLARING
Hierbij verklaart de medezeggenschapsraad van bovengenoemde school in te stemmen met het
van 1 augustus 2011 tot 1 augustus 2015 geldende schoolplan van deze school,
Namens de MR,
Hengelo
plaats Datum naam
Voorzitter MR
functie
Handtekening
schoolplan 2011-2015 versie 140411
89
BIJLAGE 2
FORMULIER “VASTSTELLING VAN SCHOOLPLAN”
FORMULIER “Vaststelling van schoolplan”
School: Adres: Postcode/plaats:
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het bevoegd gezag van bovengenoemde school heeft het
van 1 augustus 2011 tot 1 augustus 2015 geldende schoolplan van deze school vastgesteld.
Namens het bevoegd gezag,
----------------
plaats
----------------
datum
----------------
naam
----------------
functie
----------------
handtekening
schoolplan 2011-2015 versie 140411
90
schoolplan 2011-2015 versie 140411
91