Jezus volgen. Preek over Lucas 5:1-11 Vorige week lazen we over de doop van Jezus, waarbij ik heb verteld dat Jezus niet in de eerste plaats is gekomen om een voorbeeld te geven (zo van: eerst Jezus en nu wij …) maar om het leven van jou en mij óver te doen. Jezus liet zich dopen in het water waarin iedereen zijn viezigheid had afgewassen. Daarna kwam de Heilige Geest in de gedaante van een duif op Jezus neer. Daaraan kon iedereen zien dat Jezus kwam om een offer te brengen. Het offer van zijn eigen leven. Vandaag wil ik het met jullie, nadrukkelijker dan de vorige keer hebben over het vervolg. Oké, Jezus kwam ons leven overdoen. De kern van Gods boodschap is dus niet zozeer dat jij moet doen wat Jezus deed maar het is eerder andersom: dat Jezus deed wat jij had moeten doen. Maar dan blijft de vraag – die wordt daardoor juist belangrijker, zou ik zeggen: hoe nu verder? De vorige keer ging het al een beetje over na-doen, navolgen. Leven als een offer (Rom. 12). Maar een veel belangrijker vraag is, lijkt mij: kán ik Jezus wel volgen? Kan dat, zo iets groots nadoen? [dia 1] Wie is daarvoor geschikt? Toen ik vroeger op de basisschool zat had ik een vriend waar ik veel mee speelde. Op een dag zouden we gaan vissen. Maar wat ik nog niet wist, was dat deze vriend uit een echte visfamilie kwam. Dus op een goede zaterdagochtend kwam ik aan bij het slootje waar we hadden afgesproken. Ik met mijn houten stok, een touw, een haakje dat ik had gepikt uit mijn moeders naaidoos en wat brood. Toen ik […] zag aankomen met zijn visgerei, zonk de moed me in de schoenen. Ik was geen partij. Hij was voorbereid met spullen waarvan ik niet eens wist dat ze bestonden. Verschillende hengels, aas, kunstaas, voer, enz. Totaal niet voorbereid zijn op iets waar je aan bent begonnen. Daarvan zou ik wel tien voorbeelden kunnen bedenken. De eerste dag op je werk bijvoorbeeld, waar iedereen met het grootste gemak dingen doet die jij nog niet in de vingers hebt (waar ben ik aan begonnen?). Over die opleiding met boeken waar dingen instaan waar je nog niks van begrijpt … over die afspraak om voor de eerste keer met iemand te sporten – kom jij aan in je korte broek en je witte T-shirt en de ander tot de tanden bewapend met precies de juiste uitrusting … help waar ben ik aan begonnen, dat gevoel.
Precies dát gevoel, maar dan duizend keer erger moet Petrus gehad hebben toen hij Jezus ging volgen. Waar ben ik aan begonnen!? Wat is ervoor nodig om Jezus te volgen. Wat deed Petrus en wat doe jij, dat is de vraag die ik jullie vanochtend stel. Wanneer ben je geschikt, en wanneer niet? [dia 2] Terug naar de geschiedenis die we hebben gelezen. We staan weer aan het water. Dit keer niet het water van de Jordaan maar het water van het meer van Gennesaret. Uit wat Lucas vertelt, blijkt dat Jezus inmiddels bekend is en veel publiek trekt. De mensen verdringen zich om te luisteren naar het Woord van God (vs. 1). Toch betekende dat niet dat al die mensen Jezus volgen zoals Petrus Jezus straks zal volgen. Ze luisteren. Dat is mooi, maar dat is hier ook alles. Eigenlijk is de enige van wie we tot nu toe met behoorlijk grote zekerheid kunnen zeggen dat het kwartje echt gevallen is, Johannes de Doper. Nadat hij de Heilige Geest in de gedaante van een duif op Jezus heeft zien neerdalen is zijn boodschap: kijk mensen, dáár is het lam van God dat gekomen is om de zonden van de wereld weg te nemen (Joh. 1 v/a vs. 29).1 Zelfs Petrus moet de ontdekking van zijn leven nog doen. We weten uit de andere evangeliën (Matt. 4:18-22; Marcus 1:16-20; Joh. 1:40-42) dat Jezus Petrus al geroepen heeft. Uit het vorige hoofdstuk dat Lucas schreef weten we ook dat Jezus en Petrus elkaar al kenden.2 Petrus is aan het vissen. Jezus volgen betekent voor hem tot nu nog toe niet dat hij het vissen had opgegeven. Wat wil je. Een mens heeft verantwoordelijkheden, niet alleen voor zichzelf. Dat vissen zit Petrus zo in het bloed dat hij zelfs na Jezus’ opstanding direct weer te vinden is bij hetzelfde meer … om te vissen. [dia 3 – leeg scherm] Wat dus belangrijk is, is dat we hier in ieder geval met elkaar vaststellen dat Petrus hier niet voor de eerste keer geroepen wordt en dat de mensen op de oever van het meer wel komen om te luisteren, maar dat geen van alle aanwezigen om het zo te zeggen, tot nu toe in Jezus, God ontmoet heeft. Zo kan je hier dus ook zitten, vanochtend, en ik ga er vanuit dat velen zo zijn gekomen. Dat is geen schande – er was iets met het gekraai van een haan en één van de meest toegewijde volgelingen van Jezus die zelfs na Jezus’ opstanding nog een belangrijke les moest leren. Jullie weten over wie ik het heb: Petrus.
1
Maar ook Johannes heeft meer informatie nodig. Lees Lucas 7 v/a vs. 18. Als Jezus optreedt in Kafarnaum gaat hij o.a. naar het huis van Simon en geneest daar de schoonmoeder van Simon (Petrus); Lucas 4:38-40. 2
Geen schande dus, maar als je je herkent in de Petrus die we vanochtend ontmoeten in de lezing van Lucas 5, of de mensen aan de oever van het meer, dan is dat wel een uitdaging. Lucas houdt iedereen als het ware een spiegel voor: wanneer volg je Jezus echt? Wat is ervoor nodig om ‘geschikt’ te zijn? Jullie hebben gehoord wat er met Petrus gebeurde. Jezus zei: vaar naar diep water en gooi je netten daar uit.’ Daar had Petrus niet zoveel zin in. Het leek hem waarschijnlijk ook behoorlijk zinloos. De hele nacht al geprobeerd, meester. En overdag vissen, dan zitten de vissen diep. Die ga je niet makkelijk vangen. ’s Nachts kan je vissen aan de oppervlakte vangen in relatief ondiep water. Overdag niet. Maar Petrus zegt toch: als U het zegt, dan doe ik het. Petrus had inmiddels genoeg gezien en gehoord van zijn meester (nog een aanwijzing dat Petrus’ roeping al is geweest), om te gehoorzamen. Maar dan. De netten, die zojuist in diep water zijn uitgegooid, raken vol. Er zwemt een hele school vissen in! Er moet een tweede boot aan te pas komen om de vissen aan land te brengen en dan nog: de beide boten zinken haast. Nu komen we bij de kern van het verhaal. Als de vissen binnen zijn gehaald dan ziet Petrus iets was hij nog niet eerder heeft gezien. Ik denk dat Petrus dit ontdekte – en denk even terug aan mijn stokje en de professionele uitrusting van mijn vissende vriend: Petrus was een goede visser. Met een goede uitrusting. Petrus ontdekte dat Jezus een uitrusting had waar hij niet aan kon tippen … het zit (in de NBV) een beetje verstopt in vers 5: ‘… als U het zegt’. Andere vertalingen zeggen: … op uw Woord. Welk woord? Gods Woord! Wat Jezus hier doet herinnert aan het begin waarin God de wereld schiep door te spreken. Meer niet. Jezus die doet hier iets wat alleen God kan. En dan denkt Petrus: wacht even … Jezus, God … [!] En dan knapt er iets. Petrus valt op z’n knieën. Dat doen joden niet voor mensen, alleen voor God. Het zal een breekpunt blijken in de carrière van deze rots waarop God zijn gemeente bouwt. Een voorbeeld voor ons. Zoals Petrus hier in dienst genomen wordt, zo ook wij. Er is geen andere manier. Als je ook op dat breekpunt komt kan je drie dingen doen. Wat bedoel ik met breekpunt? Nou dit: je bent gekomen uit interesse, of uit gewoonte, of omdat je ouders het wilden, voor de mensen, of om wat voor reden ook. Allemaal goede, legitieme redenen om ergens heen te gaan. Maar dan ontdek je, wacht even – het is God zelf die me aanspreekt.
Zoals Paulus eigenlijk één voorwaarde stelt voor het aangaan aan de tafel van de HEER: dat je beseft dat je daar te maken hebt met het lichaam van de HEER (1 Kor. 11:29). Dan heb je niks meer te zeggen. Dan ben je blij dat je mag komen. Dat breekpunt, dat bedoel ik. Dan kan je drie dingen doen. Drie serieuze, reële opties: 1. Weggaan. Dat wil Petrus eigenlijk. Ga weg van mij. Dat was een serieuze vraag om de band leerling – meester ongedaan te maken, te ontbinden. O, dít zie ik helemaal niet zitten. Schrijf me maar uit. Ik neem ontslag, dat vraag Petrus eigenlijk. Waarom zou je dat doen? Omdat met de grootheid van God en van zijn genade heel slecht te leven valt. Dat ligt ons niet. Wij vangen liever 2 visjes zelf dan dat we twee boten gratis krijgen. God is te groot. Die kan beter op afstand blijven. Als je wilt weggaan bevind je je in goed gezelschap: Mozes, Job, Petrus. En nog veel meer. Jezus vraagt het zelfs, als de mensen aanstoot aan Hem beginnen te nemen, ook aan zijn eigen leerlingen: ‘willen jullie soms ook weggaan?’ (Joh. 6:67). Een eerlijke vraag. 2. Blijven om de verkeerde redenen. Dat kan ook. Dat doet Petrus trouwens niet. Maar het kan. Blijven om de vissen, noem ik dat maar even. Hoe gaat dat? Nou bijvoorbeeld zo. Je blijft komen vanwege de gezelligheid. Vrienden. Of vanwege de vertrouwdheid met bepaalde vormen. Met blijven om de verkeerde redenen bedoel ik trouwens niet dat het verkeerd is om te komen uit interesse of omdat het moet (van je ouders). Maar ik bedoel wel dat als je er bewust voor kiest om wel te komen maar om de verkeerde redenen, niet om je te laten gezeggen, dan ben je niet goed bezig. Zeg maar: je bent op een leeftijd gekomen of op het moment van onderscheiding (eigenlijk: je hebt belijdenis gedaan) en je weet waar het om gaat in de kerk maar als het spannend wordt kies je voor jezelf. Voor de vissen. Of wat je er verder ook maar uithaalt. Denk even terug aan het voorbeeld van de app en de smartphone van vorige week. Zolang het werkt, doe je mee. 3. Je kunt ook buigen. Dat doet Petrus. Petrus blijft niet om de vissen. Hij heeft er verder geen interesse voor. Op je knieën gaan, dat is de goede houding om Jezus te volgen. Dan ben je geschikt. Het betekent dat je begrijpt en aanvaardt dat het niet om jou gaat maar om Jezus. Het betekent ook dat je bereid bent om zo te leven. Als een offer. Niet als een schuld- of een zondeoffer maar als een dankoffer. En offers kosten wat.
Buigen begint met de woorden van Petrus: ‘Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.’ Ja, zondig. Ik pas niet bij God. Als je Jezus ontmoet is het nooit: o wat leuk, hier blijf ik nog even. Het offeren, dat begint dan pas. Het samenleven met anderen, die net als jij bij lange na niet perfect zijn. Bekering van concrete zonden. Zoals Jezus ook zei tegen de vrouw die op overspel betrapt was. Je mag er zijn. Ik veroordeel je niet. Maar ga heen, en zondig niet weer. Zo laat hij ook Petrus’ schuldbelijdenis staan. Die is op z’n plaats. Daar begint het niet mee. Maar het kan nooit ontbreken. Het christelijke leven begint niet bij onze schuld. Het begint bij Gods overvloed. Maar als je dat op je in laat werken, zie je vanzelf je eigen schuld. Dit heb ik niet verdiend. Dit kan ik niet aan. [dia 4] Waar sta jij? Een beetje tussenin? Als je op het breekpunt staat – als je God gezien en gehoord hebt, kan dat eigenlijk niet. Buigen en bekeren, zoiets kan niet voor de helft. Een beetje tussenin kan als je op zoek bent. Maar niet als je al voor Jezus gekozen hebt, zoals Petrus. Dan sta je vroeg of laat voor de keus: ben ik hier voor Hem? Of is Hij hier voor Mij? [Dia 5 – leeg scherm] ik ga niet zo eindigen. Dat zou onverantwoord zijn. Jezus doet het namelijk bij Petrus ook niet. Van Jezus mag Petrus voortaan mensen vangen. Massa’s mensen, die zich, net als bij die vissen, heus niet zomaar laten vangen. En Petrus zelf zou deze les nog een keer of drie moeten leren. Maar als Petrus echt aan het werk gaat (Handelingen 2!) met dat andere gereedschap, het Woord van God, dat blijkt dat dat Woord dingen doet waar wij niet toe in staat zijn. 3000 mensen op één dag! Misschien denk je, dat is niks voor mij. Lukt nooit. Ik geloof niet, ik bekeer me niet. Ik zou het wel willen, maar het lukt niet. Ik vang liever een paar visjes zelf dan dat ik alles gratis krijg. Want dan is mijn leven ergens nog van mij en mag ik het dus blijven zeggen. Luister even naar het Woord van Jezus waarmee Hij Petrus over de drempel trekt. Wees niet bang. Echt niet. Als je je schrik aan mij geeft, krijg je vertrouwen terug. Als je je twijfel inlevert krijg je er geloof voor terug. Als je je huis verkoopt een schat in de hemel. Wie broers of zussen, vader, moeder of kinderen, akkers of huizen inlevert om Jezus’ wil, het honderdvoudige en deel aan het eeuwige leven (Matt. 19). Maar het staat of valt met de vraag of je in Jezus God ontmoet. Of Hij het mag zeggen. Jezus gaf daarover in de tijd van zijn leven op aarde de volgende, bekende, bemoediging, tegelijk een waarschuwing. Jezus zei het tegen de joden. Ik zeg het tegen jullie: vele eersten zullen de laatsten zijn. En vele laatsten de eersten. [amen]