1
Diro MR
Bestuur
08-12-2011 – 20-3-2012 toevoeging Social Media protocol 16-01-2012 ingestemd met de afspraak dat het SVP beschouwd wordt als werkdocument dat regelmatig op onderdelen bijgesteld zal worden. Dit n.a.v. gewijzigde omstandigheden of regelgeving. De bestuurder zal hierover de MR telkens informeren. 18-01-2012
Schoolveiligheidsplan
Laatste opslagdatum:
15 mei 2007 20 juli 2010 24 november 2011
2
Inhoudsopgave Inleiding Schoolspecifieke gegevens 1
COÖRDINATIE VEILIGHEID
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.7.1 1.7.2
Sectordirectie De facilitair manager Veiligheidscoördinator Bedrijfshulpverlening Omgang met de media Leerlingenstatuut “Veilig in en om het Udens College” Convenant “Kiezen voor Uden” Politie veiligheidsplan Udens College
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6 2.2
SCHOOLGEBOUW EN OMGEVING Gebouw Fysieke inrichting Werkplekken Practicumlokalen Brandveiligheid Fysische factoren Energievoorzieningen Omgeving
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4
HUISREGELS Verzuim Het absentieregistratiesysteem “Magister”. Afspraken en regelingen hoe we met elkaar omgaan Discriminatieverbod Omgangsregels / pesten Informatie richting leerlingen Vertrouwenspersoon Privacy Relatie personeel/leerling en ouders/verzorgers Gedragscode omgaan met vertrouwelijkheid Meldplicht bij seksuele misdrijven Bijzondere afspraken rondom privacy bij gescheiden ouders/verzorgers
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1
SCHOOLBINDING Kantine en pauzeruimten Binnenschoolse activiteiten Buitenschoolse activiteiten Voorlichting aan ouders die niet op de hoogte zijn van geldende regels en gewoonten. Bespreekbaar maken van incidenten Incidentenbespreking voor leerlingen Incidentenbespreking voor personeel Hanteren van conflicten
4.4 4.4.1 4.4.2 4.5
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
3
4.6. 4.6.1 4.7 4.7.1 4.8 4.8.1 4.8.2 4.9 4.9.1 4.10 4.10.1 4.10.2
Klassenmentoraat Taken van de klassenmentor Begeleiding (nieuwe) leerlingen De leerlingbegeleider Begeleiding (nieuwe) personeelsleden Begeleiding van nieuwe (beginnende) docenten Begeleiding van zittende docenten Leerlingenparticipatie Betrokkenheid van de leerlingen bij het Udens College Ouderparticipatie Ouderraden Medezeggenschapsraden
5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.4 5.4.1 5.5 5.5.1
SCHOLING Incidentenbespreking Klassenbespreking van incidenten Werkbespreking van incidenten Agressiehantering Agressiehantering voor leerlingen Agressiehantering voor personeel Agressiehantering voor conciërges, balie- en kantinemedewerkers Begeleidingsvaardigheden Coaching van personeel Collegiale consultatie Omgaan met intimiteit, seksualiteit en seksuele intimidatie Mentoring Sociaal-emotionele vaardigheden Vakmatige nascholing Vakmatige nascholing voor docenten
5 6.1 6.2 6.3
TOEZICHT EN SURVEILLANCE Toezicht Surveillance Taken van de conciërge/receptionist
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
STAPPENPLANNEN Stappenplan schade Klachtenregeling seksuele intimidatie en misbruik Ongevallen Draaiboek overlijden en/of calamiteiten Stappenplan ontruiming en/of brand Crisis Communicatie Plan
8 8.1 8.1.1 8.1.2 8.1.3
SANCTIES Sancties leerlingen Sancties algemeen Schorsing Definitieve verwijdering
8.2 8.2.1 8.2.2 8.2.3
Sancties personeel Officiële sancties Waarschuwing Berisping
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
4
8.2.4 8.2.5
Schorsing Ontslag
9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5
INCIDENTENREGISTRATIE Centraal meldpunt incidenten Doelen van incidentenregistratie Organisatie van incidentenregistratie Incidenten Voorwaarden voor incidentenregistratie
10 10.1 10.2 10.3 10.3.1 10.3.2 10.3.3 10.3.4 10.3.5
KLACHTENREGELINGEN Klachtenregeling algemeen Klachtenregeling seksuele intimidatie Vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon op school De vertrouwensinspecteur Aangifteplicht en meldplicht Omgekeerde bewijslast Rehabilitatie na valse aantijgingen
11 11.1 11.1.1 11.1.2 11.1.3 11.2 11.2.1 11.3 11.3.1 1.3.2
KWALITEITSHANDHAVING VEILIGHEIDSBELEID Toetsing Instrumenten voor toetsing De risico inventarisatie en -evaluatie Strategieën voor succesvolle toetsing Evaluatie Evaluatievragen Herziening De fase van herziening Succesfactoren bij herziening
Lijst met bijlagen 1. Beleidsplan BHV – april 2011 2. Leerlingenstatuut – maart 2011 3. Politie Veiligheidsplan - 2005 4. Aanpak R. I. & E. (havo-vwo 2005/2006 – vmbo 2008) 5. Huisregels - 2005 6. Kluisjesreglement (wordt geactualiseerd) 7. V.A.T. en T.A.V. – havo-vwo 2010/2011 – vmbo 2010/2011 8. Pestprotocol - 2008 9. Privacyreglement – sept. 2005 10. Schoolinterne procedure informatieverstrekking bij scheiding 11. Begeleidingsplan Udens College 2011-2014 12. Draaiboek Begeleiding en Beoordeling – nov. 2009 13. Afspraken gesprekkencyclus - 2008 15. Concept Scholingsbeleidsplan – okt. 2011 16. Klachtenregeling seksuele intimidatie 17. Invulformulier Ongevallen 18. Draaiboek Overlijden/Calamiteiten 19. Ontruimingsplan – havo-vwo nov. 2011 – vmbo okt. 2011 20. Klachtenregeling Udens College – feb. 2011 21. Draaiboek Crisis Communicatie Plan dec.2011
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
5
Inleiding In dit schoolveiligheidsplan van het Udens College is verwoord hoe onze organisatie zorg wil dragen voor een juiste en adequate invullen van haar taken en verantwoordelijkheden op het terrein van veiligheid en welbevinden van onze leerlingen en medewerkers. Het behouden en bevorderen van een veilig schoolklimaat is onontbeerlijk voor een prettige leer- en werkomgeving op onze school. Veiligheid wordt verankerd daar waar een goed evenwicht is tussen de zorg voor sociale binding, de omgang met incidenten en de zorg voor veilige voorzieningen. In dit veiligheidsplan streeft het Udens College naar dit “goede evenwicht”. Bij het opstellen van ons schoolveiligheidsplan is gebruik gemaakt van de cd-rom “schoolveiligheidsplan”van het VIOS. Het veiligheidsplan is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Coördinatie veiligheid Schoolgebouw en omgeving Schoolregels Schoolbinding Scholing Toezicht en surveillance Stappenplannen Sancties Incidentenregistratie Klachtenregelingen Kwaliteitshandhaving veiligheidsbeleid
Werkgroep “Veiligheidsplan” W. Sporken
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
6
SCHOOLSPECIFIEKE GEGEVENS Directeur-bestuurder Dhr. W.H. Sporken, directeur-bestuurder Sectordirectie vmbo Dhr. G. de Bruin, voorzitter sectordirectie, Dhr. L.P.J.M. Verhorevoort, plaatsvervangend voorzitter sectordirectie Sectordirectie havo-vwo Dhr. J.F.M. Olsthoorn, voorzitter sectordirectie, Mevr. C.J.M. Oomens, plaatsvervangend voorzitter sectordirectie Facilitair manager vmbo Dhr. E. van de Sande Facilitair manager havo/vwo Hoofdconcierge havo-vwo Dhr. J. Reijnen Hoofdconciërge vmbo Dhr. B. van den Burgt Vertrouwenspersoon voor de sector vmbo Mevrouw M. van Riel - Slippens Vertrouwenspersoon voor de sector havo-vwo Dhr. H. Benneker / mevrouw Ingrid vd Wiel Medezeggenschapsraad Dhr. J. Borghouts, voorzitter Deelraad vmbo Dhr. H. Brouwers, voorzitter Deelraad havo-vwo Dhr. J. Borghouts, voorzitter Dhr. F. van Doremalen, secretaris Ouderraden Udens College Voorzitter van de centrale ouderraad is mevr. A. van Nunen. Voorzitter van de sectorouderraad havo-vwo is mevr. A. van Nunen. Voorzitter van de sectorouderraad vmbo is mevr. M. v.d. Venne. Zij kunnen via school benaderd worden, email:
[email protected]. Voorlichter/schooladoptant van de politie Dhr. K. de Groot, tel. 0900-8844
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
7
Voorlichter van de gemeente Uden Mevr. M. van Deventer, tel. 0413-281302
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
8
1 COÖRDINATIE VEILIGHEID 1.1 Sectordirectie Formeel is de directeur-bestuurder verantwoordelijk. Onze sectordirecties zijn in deze gemandateerd. Zij leggen de praktische uitvoering van de Arbo - wet en het Arbo - besluit meestal in handen van de facilitair manager (=preventie medewerker) van de desbetreffende sector. 1.2 De facilitair manager (=preventiemedewerker en veiligheidscoördinator) De facilitair manager is in de dagelijkse praktijk verantwoordelijk voor de uitvoering van maatregelen omtrent veiligheid die voortvloeien uit de Arbo-wet en het Arbo-besluit. 1.3 Veiligheidscoördinator Binnen het Udens College vervult de facilitair manager een spilfunctie daar waar het de taken/werkzaamheden rondom arbo en veiligheid betreft. 1.4 Bedrijfshulpverlening De bedrijfshulpverlening (BHV) is onze interne organisatie die optreedt bij calamiteiten in de school (of op de locatie). Deze bestaat uit getrainde docenten en onderwijsondersteunende personeelsleden. Bijlage 1: BHV beleidsplan. 1.5 Omgang met de media Door zelf de regie te voeren kunnen vervelende situaties worden voorkomen, door te proberen de media aan te sturen en duidelijke afspraken met hen te maken. De directeur-bestuurder van het Udens College vervult de rol van mediacoördinator. 1.6 Leerlingenstatuut Het leerlingenstatuut is een reglement van het Udens College waarin de rechten en plichten van de leerlingen zijn vastgelegd. Bijlage 2: Leerlingenstatuut. 1.7 Veilig in en om het Udens College 1.7.1 Convenant “Kiezen voor Uden” Op 28 maart 2005 is de convenant “Kiezen voor Uden”, getekend door de volgende partijen: • Gemeente Uden • De Regiopolitie Brabant-Noord • Het Openbaar Ministerie • Het Jongerenwerk Uden • Het Primair Onderwijs van Uden • ROC ‘de Leijgraaf’ • Schoolmaatschappelijk werk • Jeugdzorg O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
9
• GGZ Oost Brabant • Udens College Het doel van de samenwerking: 1. De samenwerking is gericht op het in standhouden van een samenleving waarin er respect is voor elkaar en voor de wijze waarop wij gebruik maken van gemeenschappelijke ruimten 2. De samenwerking is gericht op het benoemen van inspanningen van de ketenpartners waarbij ieder naar eigen deskundigheid,verantwoordelijkheid en bevoegdheid vorm en inhoud geeft aan de genoemde doelstellingen 3. De samenwerking is gericht op het verkrijgen van inzicht in maatschappelijke ontsporing van individuen en groepen en overlast om middels preventie dan wel repressie deze overlast te voorkomen en/of terug te dringen 4. De samenwerking is gericht op het voorkomen van problemen met, door en van jongeren. Plaats voor inzage van het convenant “Kiezen voor Uden” : bestuursbureau en sectordirectie. 1.7.2 Politieveiligheidsplan Udens College Het Udens College kan rekenen op steun van de Politie Uden. Hiertoe zijn afspraken gemaakt. Bijlage 3: politieveiligheidsplan.
2 SCHOOLGEBOUW EN OMGEVING 2.1 Gebouw 2.1.1 Fysieke inrichting Algemeen onderhoud Om gebreken, tekortkomingen en onderhoud aan het gebouw structureel aan te pakken is een meerjaren onderhoudsplan (M)JOP opgesteld dat voorziet in onderhoud van lokalen, sanitair, installaties, casco, toegangen, dak en dergelijke. Elke vier jaren worden de gebouwen op veiligheid gecontroleerd door het afnemen van de Risico inventarisatie en evaluatie (RI&E). Naar aanleiding van de RI&E worden er per sector plannen van aanpak gemaakt waarin de activiteiten geprioriteerd worden. Orde, netheid, schoonmaak en veiligheid ( zie ook onze RI&E) In het contract met de schoonmaakdienst staat opgenomen welke ruimten wanneer en op welke manier worden schoongemaakt. Er zijn afspraken gemaakt over het opbergen en controle van gereedschappen en hulpmiddelen. De toiletten, urinoirs en wasbakken voldoen aan alle eisen gelet op aantal, schoonmaak en scheiding naar sekse. De schooldoorgangen voldoen aan eisen als het vrijhouden van obstakels, ruimte voor bediening rondom machines, schoonmaak en gebruik van veiligheidsglas. Onze uitgangen voldoen aan eisen als markering van vluchtroutes die berekend zijn op het maximale aantal aanwezige personen, aanwezigheid van panieksluitingen en bereikbaarheid van vluchtdeuren. De noodverlichting wordt regelmatig gecontroleerd en voldoet aan eisen als verlichtingssterkte op vloerhoogte en aanwezigheid in ruimtes zonder daglicht toetreding. Er zijn rookmelders geïnstalleerd voor het signaleren van een brand en het waarschuwen door het afgeven van een alarmsignaal.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
10
Onze deuren zijn beveiligd tegen het optreden van knel- en valgevaar. De vloeren zijn geschikt voor de stoffen waarmee wordt gewerkt, gemakkelijk schoon te maken en egaal. EHBO-materiaal is aanwezig bij de conciërge, in werkplaatsen, in practicumlokalen, in de gymnastieklokalen en bij de administratie. Personeelsleden met voldoende kennis van EHBO zijn aanwezig. De trappen en liften voldoen aan eisen als bereikbaarheid, helling, stroefheid en breedte. Er is een lift aanwezig die zonder begeleiding niet toegankelijk is voor leerlingen, uitzonderingen daargelaten (zoals in geval van gehandicapte leerlingen). De liftinstallatie wordt jaarlijks gekeurd. Bordessen en leuningen zijn daar aangebracht waar regelmatig activiteiten plaats vinden. Een schoprand van minimaal 12 cm voorkomt omlaag vallen van voorwerpen. Gevaarlijke stoffen zijn veilig en goed geëtiketteerd opgeborgen in gesloten lokalen of kasten. Beschermingsmiddelen als laboratoriumjas, veiligheidsbril en afzuiging zijn aanwezig, evenals deskundig toezicht. Diverse ruimten Onze ontspanningsruimten zijn in de directe nabijheid van de werkplekken en lokalen en beschikken over voldoende tafels en stoelen. In de gehele school mag niet worden gerookt. Er zijn kleedruimten voor personeel en leerlingen die speciale kleding moeten dragen. Onze wasgelegenheden en doucheruimten beschikken over koud en zo nodig warm stromend water en zijn gescheiden naar sekse. Ze zijn legionella - proof en worden één keer per jaar op legionella gecontroleerd. Bijlage 4: De plannen van aanpak RI&E van beide sectoren. 2.1.2 Werkplekken Het schoolmeubilair voor leerlingen is zoveel mogelijk afgestemd op de lengte van de leerlingen: per klaslokaal zijn leerlingensets van verschillende grootte beschikbaar. Bureau of tafel is in (hoogte) verstelbaar, voldoende ruimte, geen struikelgevaar (geen losse kabels). Stoelen zijn verrijdbaar tbv personeel(vijf wieltjes), rugleuningen verstelbaar en kantelbaar, zo nodig voetenbankje, verstelbare armleuningen. Toetsenborden zijn los, licht hellend, geen spiegelende toetsen. Beeldschermen kennen weinig spiegeling een goed contrast en geen flikkeringen. Computermuizen zijn ergonomisch verantwoord. Aan de computer wordt: nooit langer dan twee uur achtereen gewerkt, niet meer dan vijf à zes uur per dag en afgewisseld met ander werk. 2.1.3 Practicumlokalen In deze lokalen zijn speciale veiligheidsvoorschriften van toepassing. In de practicum- en praktijklokalen zijn veiligheidsvoorschriften zichtbaar aanwezig. Deze voorschriften zijn met de leerlingen besproken. 2.1.4 Brandveiligheid De brandveiligheid van een schoolgebouw kent twee aspecten: 1. Het gebouw moet zijn gebouwd of worden verbouwd volgens voorschriften uit wetten, besluiten en verordeningen die er zijn voor de bouw. 2. De gebruiksvergunning wordt afgegeven door de gemeente na positief advies van de brandweer. In de gebruiksvergunning wordt het brandveilig gebruik van het gebouw geregeld. Het Udens College beschikt over een gebruiksvergunning van de gemeente. O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
11
De gebruiksvergunning is vastgesteld op: 1 december 2003. 2.1.5 Fysische factoren, zie ook onze RI&E Het Udens College draagt er zorg voor dat er zo min mogelijk hinderlijke geluiden in de school zijn. De school zorgt voor adequate middelen als redelijke werktijden, afwisselend werk, goed gereedschap en deskundig toezicht om lichamelijke schade ten gevolge van trillingen en dergelijke te voorkomen. Op school worden stralingsarme apparaten gebruikt. Beeldschermen in de computerlokalen en andere werkruimten voldoen aan de norm. Practica met radioactief materiaal voldoen aan de strengste eisen en staan onder extern toezicht. Apparaten die schadelijk UV - licht kunnen uitstralen, zoals kopieerapparaten, zijn voldoende afgeschermd. Zo nodig is gezorgd voor voldoende beschermende middelen zoals een lasbril en een lasschort. De verlichting in de lesruimten is zodanig dat voldoende daglicht kan binnentreden en dat de ondersteuning door TL - licht niet verblindend is en gelijkmatig over de werkplek is verdeeld, volgens de geldende normen. De watervoorziening voorziet in normaal gebruik. In het scheikundelokaal is een douche bij de deur. Waar nodig zijn er oogdouches. De watervoorziening is in een jaarlijkse risicoanalyse opgenomen. Voor een goed evenwicht in het fysisch klimaat in de schoolgebouwen wordt gezorgd. Schadelijke stoffen worden afgezogen. In sommige practicumlokalen, zoals bij natuurkunde en scheikunde, is een zuurkast aanwezig die goedgekeurd is en jaarlijks wordt gecontroleerd. 2.1.6 Energievoorzieningen Elektriciteit De belangrijkste voorschriften met betrekking tot dit onderwerp zijn te vinden in NEN 1010 en NEN 3140. Onze elektriciteitsvoorzieningen voldoen aan de daaraan gestelde eisen. Gas De gasvoorzieningen voldoen aan de daaraan gestelde eisen: 2.2 Omgeving Aan de omgeving van het Udens College worden de volgende eisen gesteld: De toegang tot de school is gemakkelijk herkenbaar en vrij van obstakels. Groot genoeg voor grote aantallen leerlingen. De portiers- of conciërgeloge bevindt zich vlak bij de ingang. De school is aan de buitenkant goed verlicht. Het gebouw is voorzien van een antigraffiti beschermlaag. De school heeft een onderhoudscontract met een bedrijf dat ervoor zorgt dat graffiti binnen 24 uur na melding op een milieuvriendelijke manier wordt verwijderd. Binnen het gebouw wordt graffiti verwijderd door de conciërge. Om zwerfvuil te beperken mogen zich niet in portieken van omwonenden op te houden waarop wordt gesurveilleerd. Het Udens College heeft afspraken met de politie en de gemeente over de gang van zaken in geval van klachten en overlast in de buurt. De fietsenstalling, bewaakt met camera’s, is alleen tijdens de schooluren toegankelijk. Met de winkels in de buurt heeft de school goede afspraken gemaakt. Zo worden leerlingen tijdens pauzes slechts in beperkte mate toegelaten en bij diefstal zal steeds aangifte worden gedaan. Bij klachten wordt onmiddellijk contact opnemen met de sectorleiding.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
12
3. HUISREGELS Onze huisregels zijn specifieke regels die op het Udens College gelden en deze staan naast de algemene gedragsregels. Elke leerling van de school behoort te weten wat er in de huisregels staat en dient deze regels te onderschrijven. De sector VMBO heeft de huisregels verwerkt op een sticker die aan alle leerlingen is uitgereikt. Beide sectoren hebben de regels in de leerlingengids opgenomen. Bijlage 5: de huisregels van beide sectoren. Bijlage 6: kluisjesreglement van beide sectoren. Bijlage 14: Social Media protocol. 3.1 Verzuim Onder schoolverzuim wordt verstaan: alle vormen van fysieke afwezigheid, geoorloofd en ongeoorloofd, van leerlingen tijdens de vastgestelde lesuren en lesdagen van het schoolrooster. De aanpak van verzuim verschilt per soort verzuim. Hoe ernstiger het verzuim, hoe meer partijen worden ingeschakeld bij het bestrijden ervan. Het Udens College heeft interne afspraken voor de aanpak van verzuim en externe afspraken met de leerplicht ambtenaar en volgt deze. Bijlage 7: de V(erwijdering) A(bsentie) en T(e laat) registratie en de T(e laat) A(bsentie) en V(erwijdering) registratie. 3.2 Het absentie - registratiesysteem “Magister” In onze schoolregels is vastgelegd op welke wijze absentie gemeld dient te worden. Het Udens College maakt gebruik van “Magister” als absentie - registratiesysteem. Elke afwezigheid in de klas wordt door de docent gemeld. De verkregen informatie wordt gecontroleerd en kan leiden tot voorkomen, evt. inhalen verloren tijd.
3.3 Afspraken en regelingen over hoe we met elkaar omgaan 3.3.1 Discriminatieverbod Het is eenieder verboden te discrimineren, bv. door discriminerende "grappen" of opmerkingen te maken, materialen te verspreiden die discriminerend zijn of die aanzetten tot discriminatie of propaganda te maken voor organisaties die discriminatie beogen of anderen daartoe aanzetten. 3.3.2 Omgangsregels/Pesten Van iedereen op onze school wordt verwacht dat hij/zij anderen op een behoorlijke (d.w.z. vriendelijke, beschaafde, respectvolle) manier benadert. Op het Udens College accepteren we geen "pestgedrag". Het Udens College heeft een gestructureerde aanpak voor de bestrijding van pesten en hanteert op beide sectoren een pestprotocol. Bijlage 8: pestprotocol. 3.3.3 Informatie aan leerlingen: Udens College informeert op deze wijze de leerlingen: O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
13
Praten over discriminatie, pesten, gebruik van geweld. Soms komen deze dingen helaas toch voor, ook al willen we dat niet. Daarover praten met anderen is dan ook heel belangrijk. Dat kan met je ouders, met vrienden of vriendinnen, met klasgenoten, je mentor, een leraar of vertrouwenspersoon. Als je wilt spreken met een anoniem persoon kan dat via de kindertelefoon. Die biedt hulp en geeft advies en informatie over discriminatie, pesten en geweld op school. De kindertelefoon (0800 – 0432) is elke dag bereikbaar tussen 14.00 uur en 20.00 uur. De onderwijstelefoon is gratis.
Seksuele intimidatie Dit is ongewenste aandacht met een seksueel tintje in de vorm van woorden, aanrakingen en gedragingen die jij vervelend vindt. Het gaat om gedrag dat jij onplezierig vindt, terwijl het best zo kan zijn dat een ander het gedrag heel normaal vindt. Dit komt overal voor, ook bij ons op school. Iedereen moet respect voor elkaar hebben. Daar gaan we op onze school vanuit. Dus hoort seksuele intimidatie hier en ook ergens anders niet thuis. Heb je last van seksuele intimidatie, ga dan naar één van de leden van onze vertrouwensgroep. 3.3.4 Vertrouwenspersoon Het UC heeft een vertrouwensgroep, die bestaat uit een aantal vertrouwenspersonen. De vertrouwenspersonen zijn op school na de les, in pauzes of thuis aanspreekbaar. Ze zijn speciaal geschoold om jongeren met allerlei problemen op te vangen. 3.4 Privacy 3.4.1 Relatie personeel - leerling en ouders/verzorgers In alle gevallen van persoonlijke informatie is het goed de privacy van de leerlingen, hun ouders/verzorgers en het schoolpersoneel te beschermen. Het modelprivacyreglement verwerking leerlingengegevens voor VO van de besturenbond wordt gehanteerd. Bijlage 9: Privacy reglement (reglement verwerking leerlinggegevens). 3.4.2 Gedragscode omgaan met vertrouwelijkheid In het algemeen geldt dat gegevens die door een leerling of ouder/verzorger of personeelslid of andere betrokkene van het Udens College in strikt vertrouwen worden verteld, niet worden doorgegeven aan derden (hierna wordt dit genoemd: geheimhoudingsplicht). Er zijn bepaalde gevallen waarin degene die beschikt over vertrouwelijke gegevens van een ander, gerechtigd is deze gedragscode te doorbreken. Uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht mogen alleen worden gemaakt als de informatiegever toestemming geeft de geheimhouding te doorbreken of wanneer er zeer dringende redenen voor zijn. Denk hierbij aan wettelijke plichten, bijvoorbeeld de aangifteplicht bij levensdelicten in het algemeen en de meldings- en aangifteplicht bij
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
14
(strafbare) seksuele handelingen tussen personeel en leerlingen, zie de paragraaf 7.4 Klachtenregeling seksuele intimidatie en misbruik. 3.4.3 Meldplicht bij seksuele misdrijven Personeelsleden die op de hoogte zijn van een seksueel misdrijf jegens een minderjarige leerling, zijn verplicht de sectordirecteur hierover in te lichten. Deze neemt contact op met de vertrouwensinspecteur. Als er dan een redelijk vermoeden van een strafbaar feit bestaat, is het Udens College wettelijk verplicht direct aangifte te doen bij politie of justitie. In deze procedure kunnen zonder toestemming van de betrokken klager(s) en aangeklaagde(n) de benodigde vertrouwelijke gegevens worden verstrekt aan de inspectie, politie of justitie. De leerling en de ouders/verzorgers van de leerling worden wel, voor dat aangifte wordt gedaan bij politie of justitie, op de hoogte gebracht. 3.4.4 Bijzondere afspraken rondom privacy bij gescheiden ouders/verzorgers Het Udens College hanteert de richtlijn dat in geval van een scheiding ook de ouder die het gezag niet heeft, recht heeft op informatie en consultatie. Als één ouder het gezag heeft over het kind, heeft die de plicht de andere ouder op de hoogte te houden van belangrijke zaken die met het kind te maken hebben. Als dat in het belang van het kind is, kan de rechter de andere ouder het recht op informatie en consultatie ontzeggen. De school heeft de plicht informatie over het kind ook te geven aan de ouder die het gezag niet heeft, als die ouder daarom vraagt. Alleen als het geven van de informatie in strijd is met de belangen van het kind behouden wij ons het recht voor geen informatie te verstrekken. Eindverantwoordelijkheid hiervoor berust bij de directeur – bestuurder. Bijlage 10: De schoolinterne Procedure informatieverstrekking bij scheiding (zoals gepubliceerd in de schoolgids).
4
SCHOOLBINDING
4.1 Kantine en pauzeruimten In onze kantine wordt een brede variëteit aan eten en drinken aangeboden. Keuzes wat betreft de inrichting en invulling van de kantine en de pauzeruimten maakt het Udens College per locatie. Voor het vmbo is gekozen voor een cateraar. In de onderbouw van de sector havo/vwo is bijvoorbeeld gekozen voor het inzetten van ouders en leerlingen bij de verkoop van de etenswaren. Bij de inrichting van onze pauzeruimten wordt rekening gehouden met de verschillende behoeftes van leerlingen. Tevens is het tijdens pauzes en tussenuren van belang om ook een ruimte beschikbaar te stellen waarin leerlingen in rust kunnen werken. Dit is een gedeelte van de bibliotheek en mediatheek. Na de pauzes hebben leerlingen om toerbeurt corvee. 4.2 Binnenschoolse activiteiten. De UC - cursor is een schoolbrede schoolkrant die driemaal per jaar verschijnt en een speciale editie rondom de open dag. De “Insider” is een leerlingenkrant gemaakt voor en door leerlingen uit de bovenbouw sector Havo/Vwo. In het “prikbord”, informatiebulletin van havo/vwo en het bulletin ”Undercover” van de sector VMBO, staat schoolinformatie ten behoeve van leerlingen en ouders. Onze website: www.udenscollege.nl is een site die door middel van een toegangscode ook als interactieve site voor onze leerlingen en het personeel te gebruiken is.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
15
Voor medeleerlingen, familieleden en belangstellenden worden eindexamen toneel en concerten gegeven. Jaarlijks wordt op beide sectoren een kerstactie voor het goede doel gehouden. 4.3 Buitenschoolse activiteiten Kennismakingsactiviteiten, projectweken, excursies, internationale uitwisselingen zijn onderdeel van het onderwijsprogramma geworden. Andere activiteiten zijn jaargroepactiviteiten, de kerstactie voor een goed doel, sportdagen, toernooien, clinics, de sportieve afsluiting van het schooljaar en de sportoriëntatie in de (voor) examenklassen. Cultuur heeft een vaste plaats in ons onderwijsaanbod, niet alleen binnen de lessen, maar ook daarbuiten o.a. door het organiseren van culturele activiteiten zoals de cultuurdag op het Vmbo, excursies, museumbezoek en activiteiten in de diverse leergangen. 4.3.1 Voorlichting aan ouders die niet op de hoogte zijn van geldende regels en gewoonten Ouders/verzorgers die niet op de hoogte zijn van de op de school geldende regels en gewoonten, kunnen er bezwaren tegen hebben dat hun kind naar een door de school georganiseerde buitenschoolse activiteit gaat buiten het reguliere programma. Het Udens College heeft als aanpak voor dit probleem, gekozen voor goede voorlichting. Ouders/verzorgers worden voorgelicht over de precieze gang van zaken, de begeleiding en de regels tijdens de activiteit.
4.4 Bespreekbaar maken van incidenten 4.4.1 Incidentenbespreking voor leerlingen Door het delen van ervaringen, gevoelens en gedachten met anderen wordt beoogd het gevoel van veiligheid op het Udens College te verbeteren door bewustwording en het formuleren van concrete verbetervoorstellen of veiligheidsmaatregelen. Het Udens College heeft een vaste vorm van incidentenbespreking door leerlingen. 4.4.2 Incidentenbespreking voor personeel Personeelsleden delen hun ervaringen, gevoelens en gedachten over incidenten met anderen. Met de bespreking van incidenten wordt beoogd het gevoel van veiligheid op het Udens College te verbeteren door bewustwording en het formuleren van concrete verbetervoorstellen of veiligheidsmaatregelen. Het Udens College hanteert geen vaste vorm van incidentenbespreking door het personeel. 4.5 Hanteren van conflicten Conflicterende partijen hoeven het niet met elkaar eens te worden, maar het is wel goed als ze zich uiten over wat hen dwars zit. In het gunstigste geval kan dit gebeuren in een sfeer van openheid en wederzijds respect. Het Udens College wil een positieve bijdrage leveren aan de omgang met conflicten binnen de school door een klimaat te scheppen waarin conflicten worden erkend en kunnen worden besproken. Voor iedereen geldt dat vaardigheden om conflicten beter te hanteren kunnen worden aangeleerd. 4.6 Klassenmentoraat 4.6.1 Taken van de klassenmentor
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
16
De spil in het systeem van onze leerlingbegeleiding is de mentor. Deze is verantwoordelijk voor de diverse aspecten van begeleiding zoals studiebegeleiding, keuzebegeleiding en persoonsgerichte begeleiding. Hij houdt de vorderingen van zijn leerlingen bij, overlegt met de jaargroepcoördinator en de andere mentoren van zijn jaarlaag, signaleert knelpunten en mogelijke achterstanden, houdt contact met de vakdocenten en is eerste aanspreekpunt voor de ouders. De mentor voert ook eventuele afspraken van de rapport - vergaderingen uit. De mentor verzorgt in de betreffende jaarlagen voor de leerlingen ook de studie- en beroepskeuzebegeleiding en loopbaanoriëntatie. (De decanen vervullen in deze een rol in de 2e lijns begeleiding. 4.7 Begeleiding (nieuwe) leerlingen 4.7.1 De leerlingbegeleider De jaargroepcoördinator coördineert, in overleg met de afdelingsleider, de werkzaamheden op het gebied van de leerlingbegeleiding voor zijn jaarlaag. De mentor inventariseert de problematiek samen met de zorgcoördinator op havo/vwo en met de afdelingsleiding en evt. de teamleider bureau extra begeleiding op de sector vmbo. Het zorgteam op de sector havo/vwo, de afdelingsleiding i.o.m. het bureau extra begeleiding Vmbo, bepalen vervolgens wat in de gegeven situatie de beste vorm van begeleiding is. In geval van meer specifieke interne begeleiding spreken we dus van 2e lijns begeleiding, in geval van meer specifieke externe begeleiding van 3e lijns begeleiding. Bijlage 11: Begeleidingsplan Udens College 2011-2014. 4.8 Begeleiding (nieuwe) personeelsleden 4.8.1 Begeleiding van nieuwe (beginnende) docenten In het draaiboek : Begeleiding en beoordeling nieuwe medewerkers staat verwoord hoe het Udens College omgaat met deze categorie medewerkers. Bijlage 12: Draaiboek begeleiding en beoordeling nieuw personeel 4.8.2. Begeleiding zittende personeelsleden In de gesprekkencyclus-afspraken Udens College, staat verwoord hoe het Udens College het voeren van gesprekken ziet als basis van zorg voor het personeel. De verschillende typen gesprekken worden in het draaiboek benoemd en uitgewerkt. Denk hierbij aan startgesprek, POP gesprek, voortgang - en evaluatiegesprek, functioneringsgesprek, beoordelingsgesprek. Bijlage13: gesprekkencyclus-afspraken. 4.9 Leerling participatie 4.9.1 Betrokkenheid van leerlingen bij het Udens College Formeel krijgt leerling participatie vorm d. m. v. de leerlingenraad en de vertegenwoordiging binnen de medezeggenschapsraad. Leerling participatie dient echter vanuit een breder perspectief te worden benaderd. In principe gaat het om de betrokkenheid van de leerlingen bij onze school, denk hierbij aan betrokkenheid, een oefenplek, afstemming op behoeftes. O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
17
Communicatie op gelijkwaardig niveau Voorwaarde voor betrokkenheid is dat er sprake is van communicatie op gelijkwaardig niveau tussen alle betrokkenen: schoolleiding, docenten, onderwijsondersteunend personeel en leerlingen. 4.10 Ouderparticipatie 4.10.1 Ouderraden Het Udens College heeft een actieve oudervereniging. Op schoolniveau bestaat er een centrale ouderraad (COR), die in eerste instantie de centrale directie en de medezeggenschapsraad als gesprekspartner heeft. Op sectorniveau zijn er de sector - ouderraden havo - vwo en vmbo. De centrale ouderraad, het feitelijke bestuur van de vereniging, heeft vrijwel alle zaken gemandateerd aan de sector - ouderraden. Indien nodig of gewenst kunnen ouders/verzorgers contact opnemen met de eigen sector - ouderraad, die regelmatig overleg voert met een vertegenwoordiger van de sectordirectie en met de centrale ouderraad. Enkele ouders uit de ouderraad hebben zitting in de medezeggenschapsraad. De ouderraad voert regelmatig overleg met de schoolleiding. De schoolleiding draagt er zorg voor dat de ouders/verzorgers die zitting hebben in de ouderraad een goede afspiegeling zijn van de leerling populatie. Ouderjaargroepen Er worden jaargroepen gevormd van ouders van wie de kinderen in hetzelfde schooljaar zitten, zodat ouders op basis van hun eigen ervaringen mee kunnen denken en praten over de school en alles wat daarmee samenhangt. Een ouderjaargroep komt ongeveer vijf keer per schooljaar bijeen. De vergaderingen worden steeds bijgewoond door de afdelingsleider of de jaargroepcoördinator. 4.10.2 Medezeggenschapsraden Medezeggenschap van ouders, personeel en leerlingen in het onderwijs is wettelijk geregeld in de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (WMO). Over zaken die het belang van de school aangaan, heeft de medezeggenschapsraad instemmingsrecht en adviesrecht. De directeur-bestuurder zal de medezeggenschapsraad dikwijls raadplegen. Ook voor wat betreft de medezeggenschapsraad hanteren wij een sector verdeling: op onze school is er sprake van een medezeggenschapsraad, op sectorniveau van twee deelraden. Ze bestaat uit 8 leden, samengesteld uit 4 personeelsleden, 2 ouders en 2 leerlingen. Een aantal van zijn bevoegdheden heeft de MR overgedragen aan de sectordeelraden, die elk uit 8 leden bestaan: 4 personeelsleden, 2 ouders en 2 leerlingen. 5 SCHOLING In het Scholingsbeleidsplan voor het Udens College zijn de beleidsmatige prioriteiten rondom het veelomvattende thema scholing verwoord. Dit scholingsbeleidsplan vormt het vertrekpunt voor de concrete scholingsjaarplannen per sector, die jaarlijks in de maand augustus als bijlagen aan dit schoolbrede beleidsplan worden gehecht. Bijlage 15: (Concept) Scholingsbeleidsplan
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
18
5.1 Incidentenbespreking 5.1.1 Klassenbespreking van incidenten Een klassenbespreking van incidenten is een bespreking van een kleine groep leerlingen die met elkaar praten over incidenten, volgens een vaste vorm en met duidelijke regels (een gespreksprotocol). De doelen van een klassenbespreking van incidenten zijn: er over praten; gevoelens verwoorden; begrip hebben voor en krijgen van medeleerlingen en het verbeteren van de veiligheid op school. De regels zijn duidelijk. Iedereen vertelt zijn eigen verhaal, persoonlijke informatie blijft binnen de groep, kritiek op elkaar geven is verboden, kritiek geven op iemand die er niet bij is, is ook verboden, je valt elkaar niet in de rede en je luistert naar elkaar. 5.1.2 Werkbespreking van incidenten Voor personeelsleden van het Udens College kan het goed zijn in groepsverband te spreken over incidenten. Dat gebeurt tijdens de reguliere werkbesprekingen. Tijdens deze besprekingen wordt er gebruikgemaakt van een gespreksprotocol met een vaste vorm en duidelijke regels. De doelen zijn: het bespreekbaar maken van eigen ervaringen; gevoelens en gedachten onder woorden brengen; begrip van collega's krijgen en begrip voor collega’s hebben en afspraken maken over oplossingen via een concreet plan van aanpak. De spelregels zijn: Iedereen vertelt zijn eigen verhaal; persoonlijke informatie blijft binnen de groep; iedereen moet vrij kunnen spreken zonder dat er kritiek wordt gegeven; er mag geen afbrekende kritiek worden gegeven en je eigen beleving staat centraal. 5.2 Agressiehantering 5.2.1 Agressiehantering voor leerlingen Het is nodig dat leerlingen inzicht krijgen in agressief gedrag van zichzelf en in de omgang met agressief gedrag van anderen. Dit is te bereiken door leerlingen te trainen in het hanteren van agressief gedrag. 5.2.2 Agressiehantering voor personeel Behalve dat personeel getraind kan worden in het helpen van leerlingen met het omgaan met agressie, kan personeel ook specifiek worden getraind in de eigen vaardigheden in het hanteren van agressief gedrag. 5.2.3 Agressiehantering voor conciërges, balie- en kantinemedewerkers Het is nodig dat zij inzicht krijgen in de omgang met agressief gedrag van anderen en eventueel agressief gedrag van zichzelf. Dit is te bereiken door hen te trainen in het hanteren van agressief gedrag. De school stelt hen in de gelegenheid deel te nemen aan de training in agressiehantering. 5.3
Begeleidingsvaardigheden
5.3.1 Coaching van personeel
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
19
Personeelsleden van het Udens College worden, waar nodig door onze interne coaches, gecoacht. Dit geschiedt middels gesprekken, actief luisteren, analyse en het tonen van begrip zonder te oordelen. Een coach moet daarnaast in staat zijn onopvallend lessen te observeren. 5.3.2 Collegiale consultatie Intercollegiaal overleg geeft inzicht in elkaars werkwijze en biedt een context om gezamenlijk te werken aan een veilig schoolklimaat waarin iedereen zich gehoord en gezien voelt. Hiervoor zijn gespreksvaardigheden van de deelnemers vereist en gestructureerde bijeenkomsten. Docenten zijn getraind in het toepassen van collegiale consultatie. 5.3.3 Omgaan met intimiteit, seksualiteit en seksuele intimidatie Over seksualiteit en intimiteit bestaan veel misverstanden, zowel bij leerlingen als bij personeelsleden. Training biedt de mogelijkheid aan personeelsleden om beter te leren omgaan met thema's rond seksualiteit en intimiteit. 5.4 Sociaal-emotionele vaardigheden 5.4.1 Sociaal-emotionele vaardigheden voor leerlingen De school heeft een programma voor de ontwikkeling van sociaal-emotionele vaardigheden van leerlingen. Dit programma wordt toegepast in de onderbouw. 5.5 Vakmatige nascholing 5.5.1 Vakmatige nascholing voor docenten In het Scholingsbeleidsplan (bijlage 15) voor het Udens College zijn de beleidsmatige prioriteiten rondom het veelomvattende thema scholing verwoord.
6 TOEZICHT EN SURVEILLANCE 6.1 Toezicht Elk personeelslid op het Udens College heeft op een of andere manier een toezichthoudende taak, zowel binnen als buiten de lessen. In de pauzes zijn de taken verdeeld onder de conciërges, docenten en schoolleiding. Er zijn camera’s geplaatst op cruciale punten (fietsenstalling). 6.2 Surveillance Surveillance wordt uitgevoerd door conciërges en docenten. Hiervoor is een rooster gemaakt waar alle betrokkenen kennis van hebben. Bij verhindering wordt overleg gepleegd met degene die belast is met het opstellen van het surveillancerooster. Het surveillancerooster is opgenomen in het reguliere rooster, dat wil zeggen dat er rekening mee is gehouden dat surveillancewerk ook werk is en dat er een (wettelijk) minimum aan pauze overblijft voor surveillerende personeelsleden. Er is in het reguliere rooster dus plaatsgemaakt voor pauzes van de surveillanten buiten de leerlingenpauzes. Tijdens de surveillance wordt aandacht besteed aan naleving van de gedragsregels en de huisregels die op het Udens College gelden.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
20
6.3 Taken van de conciërge/receptionist De hoofdtaak van onze conciërge /receptionist is toezicht te houden en ervoor te zorgen dat de orde en rust in onze school niet wordt verstoord. Dit betekent dat gewenste gasten en ongewenst bezoek bij de deur worden opgevangen. Daarnaast beantwoordt de portier/receptionist een gedeelte van de inkomende oproepen, korte praktische vragen van leerlingen en personeelsleden en voert allerhande klussen uit.
7 STAPPENPLANNEN 7.1 Stappenplan Schade In beginsel draagt een ieder zijn eigen schade, tenzij er sprake is van omstandigheden op grond waarvan een of meer anderen voor een deel of het geheel van die schade aansprakelijk zijn. Eerst zal er dus bekeken moeten worden of de schade een (vermoedelijk) gevolg is van onrechtmatig handelen van een (of meer) ander(en) dan de schadelijder. Alleen indien er geen enkele andere partij naast de schadelijder is aan te merken als mogelijke (mede) verantwoordelijke voor de schade, kan er voorzichtig van worden uitgegaan dat er geen sprake is van wettelijke aansprakelijkheid. Wettelijke aansprakelijkheid gaat nogal eens verder dan in eerste instantie wordt gedacht. Daarom is het van belang contact te onderhouden met de verzekeraar. 7.2 Klachtenregeling seksuele intimidatie en misbruik Om verkeerd handelen en te voorkomen dat betrokkenen nog meer beschadigd worden geeft onze klachtenregeling seksuele intimidatie de nodige informatie in een logische volgorde. Bovendien zijn er op dit gebied belangrijke wettelijke regels waaraan de school en haar medewerkers zich moeten houden. Het is goed om te weten dat door na te laten te handelen volgens deze regels de school zowel aansprakelijk kan worden gesteld door of namens het slachtoffer, als financiële sancties kan krijgen van de minister wegens het schenden van de WVO (art. 104 lid 1 WVO). Bijlage 16: klachtenregeling seksuele intimidatie. 7.3 Ongevallen De hevigheid waarmee een ongeval op school wordt beleefd, is afhankelijk van de omstandigheden en van de rol van het slachtoffer op school. Bij ons CMI (centraal meldpunt incidenten, zie hoofdstuk 9 van dit schoolveiligheidsplan) worden de ongevallen geregistreerd. Er is een belangrijke rol weggelegd voor de bedrijfshulpverlening (BHV). 7.4 Draaiboek overlijden en/of calamiteiten Het Udens College beschikt over een draaiboek bij overlijden en/of calamiteiten. Bijlage 18: draaiboek overlijden (en calamiteiten) van beide sectoren. 7.5 Stappenplan ontruiming en/of brand Ontruiming vindt in het algemeen plaats bij niet onmiddellijk gebluste brand, een bommelding, gevaar voor ontploffing en aanwezigheid van gevaarlijke dampen. Er wordt in de verschillende O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
21
gevallen van ontruiming grotendeels hetzelfde gehandeld, met één uitzondering: bij brand moeten de ramen en deuren dicht om verspreiding van vuur en rook te verhinderen en bij explosiegevaar moeten ramen en deuren open omdat een mogelijke explosie zo de ruimte krijgt, minder effect heeft en dus minder schade geeft. Dit verschil wordt in het stappenplan ontruiming aangegeven. Als extra onderdeel is een stappenplan brand opgenomen. Beide stappenplannen zijn opgesteld vanuit de optiek van de docent. Beide sectoren beschikken over een ontruimingsplan bij calamiteiten en/of brand. Bijlage 19: ontruimingsplan 7.6 Crisis communicatie plan Er is een crisis die acuut wordt. De onderstaande stappen zijn een werkbare “tool” als er geen crisisplan voor handen is. Het crisisteam komt bij elkaar bestaande uit: vz. sectordirectie of hoofdverantwoordelijke, betrokken afdelingsleider en facilitair manager. 1. De nadruk ligt in het verzamelen van informatie en vast stellen van het niveau van de crisis. 2. Een woordvoerder wordt aangesteld die een perscontact aankondigt. De beschikbare informatie wordt verfijnd, het te vertellen verhaal vastgelegd en mogelijke oorzaken en gevolgen ingeschat. 3. De inhoudelijke strategie wordt gekozen. Interne medewerkers worden ingelicht, evt. contacten worden gelegd met overheid, veiligheidsdiensten, banken en vakbonden, verdere informatie wordt verzameld uit media en andere domeinen. 4. De persverklaring wordt afgelegd. Er wordt toegezegd later dieper in te gaan op de verstrekte informatie. Gepeild wordt hoe media het verhaal oppikken. 5. Een meer inhoudelijke persconferentie wordt georganiseerd. Van belang is het gevoel te geven de zaak onder controle te hebben. Zo nodig volgt per uur nadere informatie aan de pers. Tegelijkertijd evalueert het crisisteam de gekozen strategie en wordt de nieuw binnengekomen informatie geanalyseerd. 6. De crisis is onder controle. Indien gewenst wordt naar de media gereageerd. Het crisisteam evalueert en stuurt eventueel bij. Er zijn drie niveaus van crisis: I. Het incident speelt zich af tussen twee personen. Er is aandacht van buiten (pers, betrokkenen) maar zeer bescheiden. Emoties zijn beheersbaar. De kans op een crisis is wel degelijk aanwezig. Advies: het crisisteam bij elkaar. II. Zoals bij 1 maar de emoties lopen hoger op en er is meer aandacht van buiten. Crisisteam wordt ingeschakeld en het draaiboek komt op tafel. III. Zoals bij 2 maar er is sprake van een ernstig incident (misdrijf, calamiteit) Er is onmiddellijk een hoge activiteit bij de landelijke pers, tv en radio. Bijlage 21: draaiboek Crisis Communicatie Plan.
8 SANCTIES 8.1 Sancties leerlingen 8.1.1 Sancties algemeen O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
22
Indien een leerling de regels niet naleeft kan het Udens College disciplinaire maatregelen (sancties en/of straffen) nemen. Hierbij worden (onder andere) de volgende uitgangspunten in acht genomen: • Er bestaat een verband tussen de soort overtreding en de aard van de opgelegde disciplinaire maatregel. Hiermee wordt bedoeld dat er sprake moet zijn van een redelijke verhouding tussen de ernst van de overtreding en disciplinaire maatregel. • Vormen van straffen zijn: vóórkomen (zich melden ruim voor de aanvang van het eerste lesuur, bijvoorbeeld om 08.00 uur), waarschuwing, berisping, strafwerk, nablijven, corvee, een onvoldoende cijfer, tijdelijke ontzegging van toegang tot enkele lessen, schorsing of verwijdering. Het straffen van leerlingen gebeurt in principe door de docent die de overtreding constateert. In gevallen, waarbij bijvoorbeeld duidelijk sprake is van onbehoorlijk gedrag, regelmatig te laat komen of spijbelen, wordt de leerling verwezen naar de afdelingsleider. Verwijderen uit de les door de docent kan voor ten hoogste die betreffende les gelden. Tijdelijke ontzegging van toegang tot meerdere lessen van de docent kan alleen worden opgelegd door de afdelingsleider. De ouders worden hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. 8.1.2 Schorsing Een leerling kan alleen door de afdelingsleider in overleg met of door de sectordirectie geschorst worden. De reden voor schorsing wordt schriftelijk vastgelegd en aan de leerling medegedeeld en – in afschrift – ook aan de ouders. Ook de directeur -bestuurder en, indien het een schorsing van meer dan één dag betreft, de onderwijsinspectie worden van de schorsing op de hoogte gesteld. Schorsing kan ten hoogste voor een periode van één week. Schorsing kan inhouden ‘niet op school aanwezig zijn’; het kan ook inhouden ‘wel op school aanwezig zijn, maar niet tot de lessen toegelaten worden’. 8.1.3 Definitieve verwijdering De sectordirectie kan een leerling bij de directeur-bestuurder voordragen om deze van school te verwijderen. Leerling en ouders dienen vooraf schriftelijk gewaarschuwd te zijn, zodat de leerling de kans krijgt ‘zijn leven te beteren’. Bij extreem wangedrag vervalt de verplichting tot schriftelijke waarschuwing vooraf. Een leerling die voor de derde maal in hetzelfde schooljaar geschorst wordt, dient de derde schorsingsbrief te beschouwen als een laatste waarschuwing. Alvorens de directeur-bestuurder het besluit neemt om een leerling definitief van school te verwijderen, worden de leerling en zijn ouders gehoord. Daarbij geeft de directeur-bestuurder aan op welke wijze bij het bevoegd gezag (het schoolbestuur) om herziening van het besluit kan worden gevraagd en volgens welke procedure de verdere besluitvorming zal verlopen. Het besluit tot verwijdering wordt genomen door de directeur-bestuurder en wordt schriftelijk aan de leerling en zijn ouders medegedeeld, met opgaaf van redenen. Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de onderwijsinspectie. Dat overleg dient er mede toe om na te gaan op welke andere wijze de betrokken leerling onderwijs zal kunnen blijven volgen. Hangende dit overleg kan de leerling worden geschorst. 8.2 Sancties personeel Als het gaat om plichtsverzuim heeft het Udens College manieren om haar personeel te berispen. Plichtsverzuim wil eigenlijk zeggen: het niet nakomen van de door het Udens College opgelegde verplichtingen. Welke vormen van disciplinaire maatregelen er allemaal zijn en welk verweer de werknemer heeft tegen deze maatregelen is terug te vinden in onze CAO – VO. 8.2.1 Officiële sancties Hieronder worden verschillende sancties met een officieel karakter toegelicht.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
23
Het gaat hier om sancties die kunnen worden opgelegd aan personeelsleden van onze school en de route die gevolgd wordt. • Officiële sancties beginnen over het algemeen pas na het falen van eventuele eerdere onofficiële maatregelen, vooral in het geval van lichte overtredingen. • Officiële sancties worden afgehandeld door de directeur-bestuurder. • Als het moet komen tot het opleggen van een officiële sanctie, is het van groot belang dat er een aantal beginselen in acht wordt genomen, waaronder het beginsel van subsidiariteit en het beginsel van proportionaliteit. Subsidiariteit wil zeggen: geen sanctie moet worden opgelegd, indien er een (minder schadelijk) alternatief is om het probleem op te lossen. Proportionaliteit wil zeggen: de sanctie moet redelijkerwijs in verhouding zijn met de overtreding. In dit kader is het ook van belang in geval van herhaaldelijke vergelijkbare lichte overtredingen sancties op te bouwen. • Acceptatie van het hoe en waarom van een sanctie is van groot belang voor de effectiviteit van de sanctie. Verder is het van belang dat ook de melder van de overtreding en vooral de slachtoffers op de hoogte worden gehouden van de afwikkeling van de zaak. • De onderzoeksplicht van de sectordirectie en de directeur-bestuurder naar de aanleiding en de gegrondheid van de sanctie neemt toe naarmate de sanctie zwaarder is. • Elke sanctie kan worden aangevuld met de opdracht aan de overtreder tot het herstellen of vergoeden van de eventueel door de overtreder veroorzaakte schade of, indien hieraan geen gehoor wordt gegeven, het aansprakelijk stellen van de overtreder voor diens onrechtmatige daad (zie ook de paragraaf Stappenplan schade). Deze opdracht wordt in dit hoofdstuk niet behandeld als sanctie. Wanneer de overtreder echter zijn best heeft gedaan de schade zo veel mogelijk weg te nemen, kan dit wel de noodzaak van het opleggen van een officiële sanctie wegnemen of verminderen. • In gevallen waarbij de politie is ingeschakeld, zal met de eventuele actie van politie of justitie rekening moeten worden gehouden bij het opleggen van een sanctie omdat in het Nederlandse recht het niet is toegestaan om iemand twee maal te vervolgen en te straffen voor hetzelfde feit, tenzij er geheel nieuwe omstandigheden aan het licht zijn gekomen. De reden hiervoor is dat burgers moeten weten waar ze aan toe zijn en dat ze na het afronden van een zaak erop moeten kunnen rekenen dat deze ook echt klaar is. Er zal in beginsel moeten worden geprobeerd om 'ex-overtreders' een nieuwe kans te geven hun gedrag te verbeteren. NB In dit hoofdstuk wordt met het woord 'overtreding' niet een overtreding in de zin van het Wetboek van Strafrecht (als tegenover een misdrijf) bedoeld, maar een overtreding van schoolregels en/of van de wet (dit kan dus ook een misdrijf betreffen). 8.2.2 Waarschuwing • Een officiële waarschuwing wordt gegeven bij een zeer sterk vermoeden van een toekomstige overtreding of bij het begaan van een lichte of middelzware overtreding. De overtreder wordt voor de waarschuwing bij de sectordirectie geroepen. De sectordirectie hoort de overtreder om de gegrondheid van deze sanctie te onderzoeken en geeft een waarschuwing indien zij dit een passende sanctie vindt op de overtreding. Indien het horen twijfel brengt over de gegrondheid van de sanctie, wordt ook de klager of melder van de overtreding gehoord, en eventueel andere betrokkenen. Indien de directeur-bestuurder geen of een andere sanctie gepaster vindt, wordt de sanctie aangepast. • Het opleggen van de officiële waarschuwing gebeurt door of namens de directeur-bestuurder die de waarschuwing schriftelijk aan de overtreder overhandigt en mondeling toelicht. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd. Ook wordt duidelijk gemaakt wat de mogelijke gevolgen zijn van het negeren van deze sanctie. 8.2.3 Berisping O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
24
• Een berisping wordt gegeven bij het negeren van (een) eerder gegeven officiële waarschuwing(en) of bij het begaan van een middelzware of zware overtreding. De berisping is in feite een tweede waarschuwing, verzwaard met de mededelingen dat het overtredende gedrag in sterke mate wordt afgekeurd en dat dit mogelijk de laatste stap is voordat er wordt geschorst. De overtreder wordt voor de berisping bij de sectordirectie geroepen. De sectordirectie hoort de overtreder om de gegrondheid van de sanctie te onderzoeken en geeft de berisping indien zij dit een passende sanctie vindt. Indien het horen twijfel brengt over de gegrondheid van de sanctie, wordt ook de sanctieoplegger of de klager gehoord, en eventueel andere betrokkenen. Indien de directeur-bestuurder geen of een andere sanctie gepaster vindt, wordt de sanctie aangepast. • Het opleggen van de berisping gebeurt door de directeur – bestuurder die de berisping schriftelijk aan de overtreder overhandigt en mondeling toelicht. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd. Ook wordt duidelijk gemaakt wat de mogelijke gevolgen zijn van het negeren van deze sanctie. 8.2.4 Schorsing • Schorsing kan plaatsvinden bij het negeren van (een) eerder opgelegde officiële sanctie(s) of bij het begaan van een zware of zeer zware overtreding. Deze sanctie bestaat uit het schorsen van de overtreder en een gesprek met de directeur-bestuurder. Deze hoort de overtreder om de gegrondheid van een schorsing te onderzoeken en schorst indien zij dit een passende sanctie vindt. Indien het horen twijfel brengt over de gegrondheid van de sanctie, wordt ook de sanctieoplegger of klager gehoord, en eventueel andere betrokkenen. Indien de directeur bestuurder geen of een andere sanctie gepaster vindt, wordt de sanctie aangepast. • Deze sanctie wordt officieel opgelegd door de directeur-bestuurder namens het bevoegd gezag (schorsing personeelslid: artikel 153 lid 1 WVO) die het besluit tot de schorsing schriftelijk aan de overtreder overhandigt en mondeling toelicht. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd en kenbaar gemaakt wordt aan de organisatie. Ook wordt duidelijk gemaakt wat de mogelijke gevolgen zijn van het negeren van deze sanctie. 8.2.5 Ontslag • Een ontslagprocedure kan worden gestart in geval van het veelvuldig negeren van eerder opgelegde officiële sancties of het begaan van een zeer zware overtreding, waardoor het redelijkerwijs niet meer mogelijk is dat de overtreder op school blijft werken. De overtreder wordt naar de directeur-bestuurder gestuurd. Deze hoort de overtreder om de noodzaak van het ontslag te onderzoeken en start de ontslagprocedure indien hij dat noodzakelijk vindt. Ook de klager of melder en andere betrokkenen worden gehoord. Indien de directeur-bestuurder van oordeel is dat met een minder zware sanctie kan volstaan, wordt de sanctie aangepast. • Deze sanctie wordt officieel opgelegd door de directeur – bestuurder (ontslag personeelslid: artikel 153 lid 1 WVO) die het besluit tot het ontslag schriftelijk aan de overtreder overhandigt en mondeling toelicht. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd en kenbaar wordt gemaakt aan de inspecteur en eventueel aan toekomstige werkgevers van de overtreder, indien deze daarnaar zouden informeren. • Van ontslag van een personeelslid (in vaste dienst of in een tijdelijke dienst voor langer dan een half jaar) doet de directeur-bestuurder terstond mededeling aan de inspecteur (artikel 153 lid 1 tweede zin WVO). • Het ontslag wordt geregistreerd en kenbaar gemaakt aan de organisatie. • Bij voorkeur wordt eerst de kans geboden tot vrijwillig ontslag, voordat tot gedwongen ontslag wordt overgegaan. Uiteraard worden bij het ontslag alle regels betreffende het arbeidsrecht in acht genomen. Het wettelijk ontslagrecht is neergelegd in afdeling 9 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (art. 7:667-7:686 BW) en in artikel 7 en 9 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA).
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
25
9 INCIDENTENREGISTRATIE 9.1 Centraal Meldpunt Incidenten In het voorjaar van 2006 is gekozen voor een UC breed Centraal Meldpunt Incidenten (CMI). Het CMI kan worden gebruikt door onze medewerkers, leerlingen en ouders. Bedoeling is primair dat het gemelde incident zal worden onderzocht zodat er desgewenst en indien nodig maatregelen genomen kunnen worden. Daarnaast is het een ideaal instrument om incidenten op een kwalitatief goede manier te gaan registreren. Onder : http://cmi.udenscollege.nl is ons centraal meldpunt incidenten te bereiken. 9.2 Doelen van incidentenregistratie Het einddoel van een door het Udens College te starten systematische registratie van incidenten is de feitelijke veiligheid op onze school te (kunnen) verbeteren. Ervaring leert dat op de scholen waar uitdraaien worden gemaakt van de ingevoerde incidenten deze informatie kan worden gebruikt om trends te ontdekken. 9.3 Organisatie van incidentenregistratie Het systeem dat door het Udens College in het schooljaar 2005-2006 is ingevoerd, is laagdrempelig zijn voor leerlingen en ouders, prettig in het gebruik en kan de gewenste management informatie leveren welke nodig is om beleid te kunnen gaan maken. 9.4 Incidenten De meeste incidenten die geregistreerd gaan worden, zullen plaats vinden in onze schoolgebouwen (lokaal, gang, gymzaal) of op de schoolpleinen. Incidenten op routes van en naar school komen slechts weinig in de registratie terecht. Ervaring leert dat alleen de hele ernstige incidenten worden geregistreerd. Het Udens College streeft er naar ook deze incidenten (van buiten de school) te gaan registeren om zo een goed overzicht te krijgen van wat er in en om de school gebeurt. 9.5 Voorwaarden voor incidentenregistratie Ons CMI registratiesysteem voldoet aan de volgende randvoorwaarden: • het is duidelijk wie verantwoordelijk is of zijn voor het verzamelen en invoeren van incidenten; • intern is goed afgesproken welke typen incidenten wel en welke niet worden geregistreerd; • de (meldings) procedure is intern en met ouders/verzorgers goed gecommuniceerd; • het systeem is zowel incidentgericht als persoonsgericht. • Privacy blijft te allen tijde gewaarborgd. Bijlage 17: invulformulier ongevallen.
10 KLACHTENREGELINGEN
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
26
10.1 Klachtenregeling algemeen Leerlingen en hun ouders/verzorgers kunnen klachten indienen over gedragingen en beslissingen of het nalaten daarvan van het Udens College en het personeel van de school. De modelklachten regeling van de landelijke organisaties van besturen, ouders/verzorgers, schoolleiders en de onderwijsvakorganisaties heeft model gestaan voor onze klachtenregeling. De klachtenregeling van het Udens College is breder dan de Kwaliteitswet voorschrijft. Plaats voor inzage van de klachtenregeling: bij de sectordirectie en de centrale directie. Leerlingen en ouders zijn geïnformeerd over deze regeling via de schoolgids. Het aanspreekpunt van de klachtencommissie voor het katholiek onderwijs zuid - Nederland / de algemene klachtencommissie van de school is de directeur-bestuurder. Op beide sectoren zijn interne contactpersonen aanspreekpunt van de klachtencommissie (seksuele intimidatie) Beide sectoren worden vertegenwoordigd door de voorzitters van de sectordirectie. De veiligheidscoördinatoren van het Udens College zijn de facilitair managers. De contactpersoon bij de politie is vermeld bij de schoolspecifieke gegevens op pag. 6. 10.2 Klachtenregeling seksuele intimidatie Wegens de speciale aard van gevallen van seksuele intimidatie, zoals de gevoeligheid van het onderwerp, de machtsongelijkheid waarvan meestal sprake is en de kwetsbaarheid van de leerling, is het dringend gewenst naast een algemene klachtenregeling ook een klachtenregeling voor seksuele intimidatie te hebben. In artikel 4 Arbo-wet wordt bovendien expliciet vermeld dat de werkgever moet zorgen voor de bescherming (van leerlingen) tegen seksuele intimidatie. Plaats voor inzage van de klachtenregeling seksuele intimidatie is bij de sectordirectie en de directeur-bestuurder. Leerlingen en ouders zijn geïnformeerd over deze regeling via de schoolgids. 10.3 Vertrouwenspersoon 10.3.1 De vertrouwenspersoon op school Het Udens College heeft gekozen voor een externe vertrouwenspersoon, daarom wordt een interne vertrouwenspersoon ter onderscheid 'contactpersoon' genoemd. De interne vertrouwenspersonen /contactpersonen zijn vermeld bij de schoolspecifieke gegevens. 10.3.2 De vertrouwensinspecteur Vertrouwensinspecteurs adviseren over te nemen stappen en verlenen bijstand bij het zoeken naar oplossingen. Desgewenst begeleiden ze bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte. De wettelijke bepalingen over bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs ontnemen, in het belang van de leerlingen, scholen de vrijheid om naar eigen goeddunken te handelen in het geval van een zedenmisdrijf. 10.3.3 Aangifteplicht en meldplicht Om tot gerechtelijke vervolging te kunnen overgaan, is aangifte bij politie of justitie over het algemeen noodzakelijk. Daarom bevat de wet een aangifteplicht voor het Udens College. O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
27
Daarnaast is aan het personeel een meldplicht opgelegd. Meldt een personeelslid dergelijke informatie niet, dan kan hij of zij worden aangesproken op het verzaken van de plichten als werknemer. Dit betekent dat het Udens College disciplinaire maatregelen kan treffen. Ook is denkbaar dat het slachtoffer of de ouders/verzorgers van het slachtoffer een schadeclaim indienen tegen deze persoon, als door diens zwijgen het seksuele misbruik heeft kunnen voortduren. De meldplicht geldt voor alle personeelsleden, contactpersonen en interne vertrouwenspersonen, stagiairs, schoonmaakpersoneelsleden, uitzendkrachten en vrijwilligers die binnen hun taakuitoefening informatie krijgen over vermeende zedendelicten. Als de klacht over een mogelijk zedenmisdrijf bij de klachtencommissie binnenkomt waarin een personeelslid zitting heeft, dan zal dit personeelslid eveneens aan zijn of haar wettelijke meldplicht moeten voldoen. De wettelijke aangifteplicht en meldplicht is beperkt tot seksueel misbruik van leerlingen die op het moment van het misbruik jonger zijn dan achttien jaar. Bij onvrijwillige seksuele handelingen worden meerderjarigen in staat geacht zelf de afweging te maken wel of geen aangifte te doen. Uiteraard kunnen zij voor begeleiding of advies een beroep doen op een vertrouwenspersoon of een vertrouwensinspecteur. Er kan bij slachtoffers behoefte bestaan aan advies of steun zonder dat de kwestie meteen in de openbaarheid komt. Daarom geldt de aangifteplicht niet voor vertrouwensinspecteurs: zij zijn daarvan wettelijk vrijgesteld. Daarnaast zijn vertrouwensinspecteurs volgens de wet verplicht tot geheimhouding van dat wat hen is toevertrouwd door leerlingen, ouders/verzorgers of medewerkers van een school. Externe vertrouwenspersonen die niet tot het onderwijzend personeel behoren, hebben geen meldplicht bij een vermoeden van strafbare feiten. De externe vertrouwenspersoon dient de klager wel te wijzen op de mogelijkheid van het doen van aangifte bij politie of justitie. Desgewenst verleent de externe vertrouwenspersoon bijstand bij het doen van aangifte. Daarnaast kan de externe vertrouwenspersoon de klager en diens ouders/verzorgers verzoeken de schoolleiding te informeren over een geval van seksuele intimidatie of misbruik. In de wet is vastgelegd welke procedure het Udens College moet volgen als het op enigerlei wijze informatie krijgt over een vermeend zedendelict gepleegd door een medewerker van de school jegens een minderjarige leerling oftewel als het Udens College een vermoeden heeft van een strafbaar seksueel feit. In alle gevallen verplicht de wet het Udens College onmiddellijk met de vertrouwensinspecteur in overleg te treden. Dit overleg heeft tot doel een antwoord te vinden op de vraag of er een redelijk vermoeden is van een strafbaar feit. Onder het begrip 'redelijk vermoeden' wordt verstaan dat elk redelijk denkend persoon tot een zelfde oordeel zou komen als hij of zij kennis had van dezelfde feiten en omstandigheden. Is de conclusie dat er sprake is van een redelijk vermoeden, dan doet het Udens College direct aangifte bij politie of justitie. Vooraf stelt het Udens College de aangeklaagde en de ouders/verzorgers van de klager op de hoogte. Mogelijke bedenkingen van betrokken ouders/verzorgers en leerlingen ontslaan het Udens College niet van de verplichting tot het doen van aangifte. De wet stelt in dit geval het algemeen belang boven dat van individuele betrokkenen. Voorop staat dat een herhaling van het seksueel misbruik wordt voorkomen. 10.3.4 Omgekeerde bewijslast In de nieuwe wet is seksuele intimidatie opgenomen in de Wet gelijke behandeling die een andere bewijslastverdeling kent dan het strafrecht: de omgekeerde bewijslast. Een slachtoffer hoeft dan alleen de beschuldiging aannemelijk te maken. Het Udens College zal moeten bewijzen dat er genoeg gedaan is om intimidatie te voorkomen. Ons klachtenreglement is dusdanig verstrekkend dat aan deze inspanning is voldaan. 10.3.5 Rehabilitatie na valse aantijgingen Als na justitieel onderzoek blijkt dat de klacht op valse gronden is ingediend, kan het Udens College de aangeklaagde een rehabilitatietraject aanbieden. Dat traject wordt samengesteld in overleg met de valselijk beschuldigde. Mogelijke onderdelen van dat traject zijn een brief aan de ouders/verzorgers, een teamgesprek, een leerlingenbijeenkomst, al dan niet in aanwezigheid O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
28
van de vals beschuldigde. Het Udens College kan tevens maatregelen treffen jegens de leerling die de valse beschuldiging heeft geuit. Dit kan variëren van de eis dat in het openbaar excuses worden aangeboden tot schorsing of verwijdering. De aangeklaagde kan over een incorrecte behandeling door het Udens College een klacht indienen bij de klachtencommissie. De aangeklaagde wordt daarmee klager. Bijlage 20: Klachtenregeling Udens College.
11
KWALITEITSHANDHAVING VEILIGHEIDSBELEID
Er zijn grote voordelen verbonden aan een goede kwaliteitshandhaving van ons veiligheidsbeleid: 1. het welzijn van personeelsleden en leerlingen wordt geoptimaliseerd. 2. aan derden, zoals de ouders/verzorgers, de Onderwijsinspectie en het Ministerie, wordt duidelijk gemaakt dat het Udens College gezondheid, veiligheid en welzijn hoog in het vaandel heeft staan. 3. onze school kan met een gedegen veiligheidsbeleid aan onze Arbo-dienst en vergelijkbare instellingen gericht advies vragen en die instellingen kunnen op hun beurt ook beter advies geven. 4. het Udens College voldoet met een goede kwaliteitshandhaving van het veiligheidsbeleid aan de wettelijke verplichtingen. 5. In de laatste plaats wordt er hierdoor gericht gewerkt aan het terugdringen van ziekteverzuim en het verminderen van vervangingskosten. Het steeds opnieuw doorlopen van toetsing, evaluatie en herziening vormt onze kwaliteitscyclus. 11.1. Toetsing 11.1.1 Instrumenten voor toetsing Er zijn allerlei instrumenten waarmee de kwaliteit van het veiligheidsbeleid continu kan worden getoetst. Hieronder staan de belangrijkste op een rij. 1. Arbo-jaarplan en Arbo-jaarverslag 2. Arbodienst (inzet en raadpleging) 3. Veiligheidscoördinator / Arbo-coördinator 4. Risico inventarisatie en -evaluatie 5. Jaarlijkse keuring gastoestellen 6. Controle door de Arbeidsinspectie 7. Toezichtkader Onderwijsinspectie 8. De medezeggenschapsraad 9. Functioneringsgesprekken / gesprekscyclus 10. Het statusoverzicht van het schoolveiligheidsplan 1 Arbo-jaarplan en Arbo-jaarverslag Het Arbo-jaarplan een planmatige, concretiserende en praktisch uitvoerbare uitwerking vanuit het Arbo - beleidsplan voor een jaar en is gebaseerd op een actuele risico inventarisatie en evaluatie. Het beleidsplan en het jaarplan wordt goedgekeurd door de medezeggenschapsraad. Aan het eind van het jaar maakt een jaarverslag duidelijk of de doelen zijn gehaald en wordt aangeven wanneer en waarom van de doelen of het tijdschema is afgeweken. 3 Onze veiligheidscoördinatoren / arbo - coördinatoren
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
29
Hun kennis van de school stelt ons in staat op details te letten en signalen tijdig op te vangen. Ze zijn bevorderen de veiligheid in school, geven voorlichting en bevorderen naleving van de wetgeving en de schoolregels. 4 Risico inventarisatie en -evaluatie Het Udens College is verplicht regelmatig, dat wil zeggen minstens eenmaal in de vijf jaar, een risico inventarisatie en -evaluatie (RI&E) te houden. Deskundige ondersteuning door onze Arbo dienst is noodzakelijk. 5 Jaarlijkse keuring gastoestellen De centrale verwarmingsketel en andere gastoestellen (bijvoorbeeld bij onze sector VMBO) die worden gebruikt, worden jaarlijks door een erkende installateur gekeurd. 10 Het statusoverzicht van het schoolveiligheidsplan Door het opstellen van het schoolveiligheidsplan en het invullen van de gegevens ontstaat een overzicht van de zaken die de school nog niet heeft kunnen uitvoeren. 11.1.2 De risico inventarisatie en -evaluatie Tijdens een inspectie (actief of reactief) verifieert de inspecteur in principe: • of geconstateerde overtredingen in de risico inventarisatie en -evaluatie zijn opgenomen als risico; • of de werkgever beschikt over een door een gecertificeerde Arbo - dienst getoetste risico inventarisatie en -evaluatie; • of de Arbo-dienst advies heeft uitgebracht ten aanzien van het plan van aanpak. 11.1.3 Strategieën voor succesvolle toetsing Een goede strategie voor toetsing van de kwaliteit van het veiligheidsbeleid houdt het volgende in: • als schoolleiding zelf het voortouw nemen door zelfonderzoek; • draagvlak verwerven door goede voorlichting en voldoende aandacht; • er niet van uitgaan dat de toetsing een eindpunt is, maar meteen na evaluatie aan verbeterplannen werken, eventueel met ondersteuning van externe deskundigen; • steeds in gesprek blijven met de medezeggenschapsraad, de veiligheidscoördinator/arbo coördinator, zodat er geen onverwachte weerstanden optreden; • er op letten dat het toetsingsinstrument slechts een middel is om mankementen bloot te leggen en dat het in feite gaat om de mankementen zelf; • zo veel mogelijk delegeren: veiligheidsbeleid is een zaak van het gehele personeel. 11.2 Evaluatie 11.2.1 Evaluatievragen Bij de evaluatie van ons veiligheidsbeleid, kan het doornemen van de volgende vragen hulp bieden. (1) Welke actie- of jaarplannen heeft de school? • Arbo - jaarplan of Arbo - actieplan • lijst aandachtspunten volgens het schoolveiligheidsplan • besluiten personeelsvergadering, medezeggenschapsraad en dergelijke • afspraken met de Arbeidsinspectie (directe opdrachten of in een rapport) • afspraken met de Onderwijsinspectie (verbeterpunten) • jaarkeuringen apparaten (zoals gereedschap, gymtoestellen, installaties) • afspraken met politie (zoals controle op wapenbezit) • afspraken met gemeente of stadsdelen • onderhoudsplannen • herziening draaiboeken en protocollen • ontruimingsoefeningen O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
30
• begeleidingsplan nieuwe docenten • tijdschema functionering - en beoordelingsgesprekken • taakbeleid • tijdschema incidentbesprekingen door leerlingen en personeel (2) Welke plannen zijn uitgevoerd en welke niet? (3) Welke delen uit welke plannen zijn wel of niet uitgevoerd? (4) Wat zijn de oorzaken van het niet of niet volledig uitvoeren van de plannen? (5) Wie zijn verantwoordelijk voor het niet of niet volledig uitvoeren van de plannen? (6) Hoe kan de achterstand in de uitvoering van de plannen worden weggewerkt? (7) Welke volgorde is van belang bij het wegwerken van de achterstand? (8) Wat is de schade die is opgetreden of nog kan optreden als gevolg van het niet (compleet) uitvoeren van de plannen? (9) Met welke instanties of groeperingen moet worden overlegd (zoals Arbeidsinspectie, Onderwijsinspectie, personeelsvergadering, vaksecties, medezeggenschapsraad)? (10) Zijn er nog andere consequenties van het niet compleet uitvoeren van de plannen? (11) Wat kan aan die consequenties worden gedaan? 11.3 Herziening Om moeilijkheden waar mogelijk te voorkomen of te verkleinen, dient de schoolleiding ervaren medewerkers te raadplegen die dicht op het werk staan en toch enig overzicht hebben, zoals de veiligheidscoördinator/arbo - coördinator, onze mentoren en onze facilitair managers. 11.3.1 De fase van herziening Als vastgesteld is wat de mankementen aan ons veiligheidsbeleid zijn en welke oorzaken eraan ten grondslag liggen, komt de moeilijkste fase: de herziening. Dit kost veel overleg, vooral omdat een strategie van onderaf is aan te bevelen. Indien de herziening vraagt om gedragsveranderingen en wijziging van reeds ingesleten gewoonten, kost de herziening nog meer tijd en aandacht. Het is dan van groot belang dat de betrokkenen het nut en de noodzaak van de herziening inzien. In die gevallen dient er veel aandacht te worden besteed aan voorlichting en aan het stellen van goede voorbeelden. Naast de herziening van vastgelegd beleid, zijn herzieningen op praktisch vlak vaak eenvoudiger te realiseren. Denk hierbij aan: • herziening aandachtspunten van het schoolgebonden schoolveiligheidsplan; • herziening prioriteitenlijst van de sectoren; • herziening taakbeleid in praktische zin: verdeling van werk in het schoolformatieplan; • herziening jaarrooster van de functionering - en beoordelingsgesprekken; • herziening onderhoudsplan op details. 11.3.2 Succesfactoren bij herziening De volgende factoren dragen bij aan een succesvol verloop van de fase van herziening van ons veiligheidsbeleid van de school: aansluiten bij de behoeften van het personeel; • werken aan draagvlak; • actief samenwerken met betrokkenen; • ervoor zorgen dat herziening een collectieve actie wordt; • communicatie richten op gedeelde interpretatie van toetsing en evaluatie.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\Schoolveiligheidsplan.doc
Beleidsplan bedrijfshulpverlening
Inhoudsopgave Inleiding
2
Hoofdstuk 1: Algemeen 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding Begripsomschrijvingen De ARBO-wet Risico inventarisatie en evaluatie Plan in beweging Wettelijke verplichtingen
3 3 3 4 4 4
Hoofdstuk 2: De BHV organisatie 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
Inleiding Organogram BHV organisatie Uitleg organogram De BHV organisatie BHV coördinator Profiel BHV´er BHV´ers EHBO'ers Deelname verplichting
5 5 6 6 6 6 6 6 7
Hoofdstuk 3: Personeelsbeleid BHV 3.1 3.2 3.3 3.4
Werving Scholing Verzekering Vergoeding
8 8 9 9
Hoofdstuk 4: Bijlagen 4.1 4.2
Ontruimingsplan VMBO Ontruimingsplan HAVO / VWO
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 1 BHV beleidsplan.doc
12
1
Inleiding Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 hoofdstuk 3 artikel 15, bedrijfshulpverlening, moet het Udens College over voldoende aantallen werknemers beschikken, die in noodsituaties als bedrijfshulpverlener optreden. Dit houdt in dat zij eerste hulp verlenen bij ongevallen, een beginnende brand beperken of bestrijden en zorgdragen voor ontruiming en communicatie. Deze handelingen worden beschreven in het bedrijfsnoodplan. Het gaat hierbij om meer dan alleen een wettelijke verplichting; er staan grote belangen op het spel, zowel voor wat betreft de veiligheid van werknemers, leerlingen en bezoekers als verschillende bedrijfseconomische belangen. Statistieken geven aan dat er in bedrijven jaarlijks 300.000 maal eerste hulp bij ongevallen verleend wordt. In circa 3000 gevallen moet de getroffen persoon in een ziekenhuis worden opgenomen. Ongeveer 1700 bedrijfsongevallen leiden jaarlijks tot blijvende arbeidsongeschiktheid; de kosten van dat alles (exclusief productieverlies en ziekenhuiskosten) bedragen meer dan 1,5 miljard euro per jaar. Snelle en deskundige hulp is daarom, ook binnen onze organisatie, van groot belang. Het kan persoonlijk leed beperken en grote schade voorkomen. De bedrijfshulpverlening voor het Udens College is per sector georganiseerd in het bedrijfsnoodplan. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfshulpverlener zijn hierin vastgelegd. Per gebouwdeel kunnen aanvullende regels worden vastgesteld. In dit beleidsplan wordt het kader gecreëerd waarbinnen de BHV-organisatie ingericht dient te worden. Uden, juni 2005, Aangepast in april 2011
De opzet van dit plan is in 2004 gemaakt door Rob van Alphen en Toon Trouw. Na een bespreking in het DIRO is het plan verder uitgewerkt door Wil van Nistelrooij en Jeroen Koopmans.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 1 BHV beleidsplan.doc
2
Hoofdstuk 1 Algemeen 1.1
Inleiding De ARBO-wet 1998 beschrijft de verplichtingen van de werkgever ten aanzien van de bijstand door een of meer van zijn eigen werknemers in situaties waarin direct gevaar voor veiligheid of gezondheid aanwezig is (Artikel 3 ARBO-wet 1998). De desbetreffende eigen werknemers moeten als bedrijfshulpverleners in staat zijn om: • Eerste Hulp bij Ongevallen (EHBO) te verlenen. • Brand te beperken en bestrijden alsmede ongevallen te voorkomen en beperken. • Werknemers en andere personen in de organisatie (en per vestiging) in noodsituaties te alarmeren en evacueren. • Brandweer en andere hulpverleningsorganisaties te alarmeren en daarmee samen te werken. Bedrijfshulpverleners moeten zowel onderling als met andere (bij de hulpverlening) betrokkenen goed samenwerken. De samenwerking is procedureel vastgelegd in het bedrijfsnoodplan. Het Udens College heeft de bedrijfshulpverlening per sector georganiseerd. Advisering en opleiding vinden zoveel mogelijk centraal plaats. Hierdoor is gewaarborgd dat: • bedrijfshulpverleners voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting hebben; • altijd voldoende bedrijfshulpverleners aanwezig zijn; • er is sprake van duidelijke onderling afgestemde taken / verantwoordelijkheden / bevoegdheden.
1.2
Begripsomschrijvingen In dit beleidsplan wordt verstaan onder: • BHV-organisatie: de bedrijfshulpverleningsorganisatie die binnen het Udens College operationeel is. • Bedrijfshulpverlener (BHV-er): de medewerker die door het bevoegd gezag is aangewezen als bedrijfshulpverlener als bedoeld in artikel 15.1 van de arbeidsomstandighedenwet. • Bedrijfshulpverleningstaken: de taken als bedoeld in artikel 15.2 van de arbeidsomstandighedenwet. • ARBO-wet: arbeidsomstandighedenwet 1998.
1.3
De ARBO-wet Het wettelijk kader waarbinnen de bedrijfshulpverlening geregeld dient te worden wordt beschreven in artikel 3 van de ARBO-wet 1998. Het uitgangspunt van de ARBO-wet is dat zowel de werkgever als de werknemer verantwoordelijk zijn voor de veiligheid, gezondheid en het welzijn binnen de organisatie. Sinds 1 januari 1994 heeft de ARBO-wet een aantal extra bepalingen betreffende het te voeren ARBO-beleid door de werkgever. Hierin komen onder andere de risico-inventarisatie en evaluatie, overleg met de ondernemingsraad, deskundige diensten en bedrijfshulpverlening aan de orde.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 1 BHV beleidsplan.doc
3
1.4
Risico-inventarisatie en –evaluatie Om de veiligheids-, gezondheids- en welzijnsrisico's in kaart te brengen is het van belang een risico-inventarisatie en –evaluatie (ri&e) uit te voeren. De uitslag van de RI&E vormt de basis voor het te voeren ARBO-beleid. De werkgever is sinds 1994 wettelijk verplicht het ARBO-beleid te baseren op de, door een deskundige ARBO-dienst getoetste, RI&E. Wanneer de gevaren in kaart zijn gebracht wordt het risico van dat gevaar bepaald door middel van het vaststellen van de kans (frequentie) en het effect (de ernst). Hieruit kan een prioriteitstelling gemaakt worden en kunnen maatregelen en voorzieningen worden getroffen. In de RI&E moeten ook de risico's die de bedrijfshulpverleners lopen bij het uitoefenen van hun taak worden meegenomen. Voor deze risico's kan een speciale verzekering worden afgesloten door de werkgever (zie ook 3.3).
1.5
Plan in beweging Uit de Ri&E komen, naast de risico's die kunnen worden meegenomen door het nemen van maatregelen, ook een aantal restrisico´s naar voren. Onder restrisico´s vallen die risico's die, ondanks alle genomen maatregelen, blijven bestaan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het uitbreken van een brand, bommelding, etc. Het onderzoeken en signaleren van de restrisico´s is een continue proces. Er zal dus voortdurend aandacht aan besteed moeten worden. Dit niet alleen door de werkgever, maar ook door werknemers en gebruikers van de gebouwen.
1.6
Wettelijke aspecten • Om de veiligheid van medewerkers en leerlingen te waarborgen, zijn de BHV'ers verplicht zich te laten trainen middels herhalingscursussen. Dit moet regelmatig gebeuren en mag naar eigen inzicht worden gepland. Het verdient aanbeveling dit jaarlijks te doen volgens onderstaande verdeling: 4 uur levensreddende handelingen 4 uur brandbestrijding en preventie Indien medewerkers zich niet houden aan de opgestelde regels, kan het UC op geen enkele wijze aansprakelijk gesteld worden voor persoonlijk letsel of andere schade. (zie ook 3.3) • Conform de ARBO-wet is het bedrijfsnoodplan ook verplicht.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 1 BHV beleidsplan.doc
4
Hoofdstuk 2 De BHV organisatie 2.1
Inleiding Binnen het Udens College is een BHV organisatie opgezet. Om te voldoen aan de wettelijke eisen die aan een BHV organisatie worden gesteld, is een aantal maatregelen getroffen. De maatregelen en afspraken over de bedrijfshulpverleningsorganisatie worden in dit hoofdstuk nader uitgewerkt.
2.2 Organogram BHV organisatie
Raad van Toezicht
Directeur-bestuurder
Stuurgroep ARBO
Sectordirectie VMBO
Sectordirectie HAVO/VWO
ARBO coördinator waar onder BHV
ARBO coördinator waar onder BHV
BHV'ers / EHBO'ers en medegebruikers
BHV'ers / EHBO'ers en medegebruikers
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 1 BHV beleidsplan.doc
5
2.3
Uitleg bij het Organogram Het organogram geeft weer hoe de verantwoordelijkheid van de BHV organisatie is geregeld. Binnen het organogram wordt een scheiding gemaakt in operationeel, tactisch en strategisch niveau. De sectorleiding en de ARBO coördinator adviseren in het te volgen BHV beleid (tactische beleid). Het hoofd BHV en de BHV’ers voeren het beleid aan de hand van de ontruimingsplannen uit op operationeel niveau. De stuurgroep geeft advies aan de ARBO coördinatoren en komen 1 x per jaar samen. [s1]
2.4
De BHV-organisatie Voor het Udens College moeten er bedrijfsnoodplannen zijn voor de volgende complexen. - sector HAVO/VWO locatie Schepenhoek - sector VMBO locatie Kleinveld In de bedrijfsnoodplannen wordt aangegeven hoe de bedrijfshulpverleningsorganisatie binnen de bestaande organisatie wordt geïmplementeerd.
2.5
BHV-coördinatie Voor de organisatie van de BHV is de ARBO coördinator aangesteld. Deze is verantwoordelijk voor de uitvoering van de BHV organisatie en legt verantwoording af aan de sectordirectie.
2.6
Profiel bedrijfshulpverlener Voor de organisatie is het noodzakelijk een aantal bedrijfshulpverleners aan te stellen, zij werken in opdracht van de ARBO-coördinator. De BHV'er heeft een signalerende functie en is op de hoogte van vluchtroutes. Onveilige situaties bespreekt hij met de ARBO-coördinator. Levensbedreigende situaties worden ter plekke opgelost.
2.7
BHV'ers Wij streven ernaar om een kwalitatieve goede BHV-organisatie neer te zetten, die de veiligheid van de leerlingen en personeel optimaal waarborgt. Om dit te realiseren zijn inmiddels een aantal BHV'ers inmiddels opgeleid. De namen van de BHV-ers worden in het bedrijfsnoodplan per sector vernoemd met daarbij afspraken omtrent: een “dienstrooster” de aanwezige middelen de uitrusting overige voorzieningen zoals het ontruimingsplan. De BHV'ers alsmede de onderliggende documenten worden minimaal 1 keer per jaar getoetst. Na iedere toetsing zal er een evaluatie plaatsvinden waarna indien nodig aanpassingen worden doorgevoerd.
2.8
EHBO'ers Naast een aantal bedrijfshulpverleners is het noodzakelijk om een aantal EHBO’ers te hebben. Het aantal EHBO’ers is net als het aantal BHV’ers afhankelijk van de grootte van de organisatie. Het gaat hierbij om de specialistische EHBO-cursus. Er is een aanwijsbaar verschil tussen het EHBOdeel wat vereist is bij de BHV-cursus en de specialistische EHBO-cursus.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 1 BHV beleidsplan.doc
6
Het EHBO-deel dat vereist is bij de BHV-cursus heet ‘levensreddende handelingen’ en is gericht op grote groepen gewonden. Bij grote rampen kan het aantal slachtoffers groot zijn waardoor elke hulp die op dat moment geboden wordt levensreddend kan zijn. Een specialistische EHBO'er is gericht op het herkennen en het behandelen van een groot aantal ziekteverschijnselen of calamiteitenhulp en is op de hoogte van de medische hulp die per ziekteverschijnsel gegeven moet worden. Voor de dagelijkse gang van zaken binnen onze organisatie is het van belang dat iemand over deze specialistische kennis beschikt. Volgens de ARBO is dit geen verplichting doch de praktijk wijst uit dat het wel noodzakelijk is medewerkers met uitgebreide EHBO kennis in de organisatie paraat te hebben. 2.9.1
Verplichte deelname In de fuwasys van 2005 is de taak bedrijfshulpverlening standaard in de taak van een deel van het OOP en schoolleiding opgenomen. Deze taak zal als verplichte taak binnen het UC worden overgenomen. Overige BHV'ers worden aangesteld op basis van vrijwilligheid.
2.9.2
Verplichting overig personeel Iedere werknemer die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt kan, bij een tekort aan vrijwilligers, op grond van de CAO's als bedrijfshulpverlener worden aangewezen. Dan is hij of zij verplicht de vereiste opleiding te volgen en in noodsituaties de in aanmerking komende hulpverleningshandelingen te verrichten.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 1 BHV beleidsplan.doc
7
Hoofdstuk 3 Personeelsbeleid BHV 3.1
Werving
3.1.0
Algemeen In verband met de (snelle) inzetbaarheid van de BHV-er verdient het aanbeveling dat het BHV-team hoofdzakelijk bestaat uit onderwijsondersteunend personeel. Naast deze groep is het raadzaam dat ook leden van de sectorleiding en verantwoordelijke personen (o.a. de leden van de stuurgroep ARBO [s2]) in het bezit zijn van het diploma bedrijfshulpverlener.
3.1.1
Onderwijsgevend personeel Omdat onderwijsgevenden, bij calamiteiten, verantwoordelijkheden hebben naar leerlingen toe zal werving onder dit deel van het personeel minder actief zijn. Zij kunnen zich op basis van vrijwilligheid aanmelden voor de BHV en worden bij het volgen van (herhalings)cursussen vrij geroosterd.
3.1.2. Onderwijsondersteunend personeel Werving onder dit deel van het personeel vond tot 1 augustus 2003 plaats op vrijwillige basis. Vanaf deze datum zal deze taak bij een deel van de groep van onderwijsondersteunend personeel, conform CAO, deel uitmaken van hun nieuwe taakomschrijving. 3.1.3
IBN en medegebruikers Gedetacheerde IBN'ers vallen onder de regels van de school. Zij dienen in het bezit te zijn van een diploma / certificaat bedrijfshulpverlening. Medegebruikers resulteren qua uitvoering onder de BHV van het Udens College.
3.2
Scholing
3.2.1
Inleiding De aanwezigheid van de bedrijfshulpverlener is een lijnverantwoordelijkheid van de sectordirectie. Dit betekent dat zij voor hun locatie de bedrijfshulpverlening instandhouden en de vaardigheden op peil houden. Het Udens College verstrekt de faciliteiten voor wat betreft de outillage, middelen en trainingsmogelijkheden. Alle leden van het BHV-team zullen de basisopleiding BHV en daarna de jaarlijkse herhalingscursus moeten volgen. Naast de opleiding en herhalingen zal er minimaal eenmaal per jaar een oefening worden gehouden Deze oefening(en) zullen evenals de cursussen zoveel mogelijk gepland worden binnen de reguliere schooltijden.
3.2.2
Opleiding De betrokkenen worden op kosten van het UC en zoveel mogelijk in reguliere werktijden voor hun taak opgeleid. De standaard opleiding voor de basistaken vergt ca. 16 uur en wordt afgesloten met een examen. De bedrijfshulpverlener moet zijn vaardigheden onderhouden en verder ontwikkelen, middels verplichte herhalingscursussen. Hiervoor worden door het UC faciliteiten verleend. Oefeningen in het kader van het bedrijfsnoodplan vallen binnen werktijd.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 1 BHV beleidsplan.doc
8
Uit de risico-inventarisaties van de diverse sectoren moet blijken of bedrijfshulpverleners met extra of gespecialiseerde vaardigheden noodzakelijk zijn. In zo'n situatie kunnen de betrokkenen verplicht worden een aanvullende opleiding te volgen. 3.2.3
Concrete verplichtingen De bedrijfshulpverlener is verplicht als zodanig op te treden indien er zich binnen de locatie op de sector waar hij/zij werkzaam is, een noodsituatie voordoet. Hij volgt primair de aanwijzingen op van het hoofd BHV. Een bedrijfshulpverlener kan worden verplicht in zijn eigen tijd oproepbaar te zijn. De bedrijfshulpverlener is verplicht deel te nemen aan een oefening.
3.2.4 EHBO'ers De volledig bevoegde en gefaciliteerde EHBO-ers zorgen zelf voor een jaarlijkse verlenging van hun bevoegdheid door het volgen van herhalingscursussen. Naast inzet als EHBO'er en BHV'er hebben zij als neventaak het controleren en op voorraad houden van de EHBO-middelen. 3.3
3.3.1
Verzekering De BHV'er die in het bezit is van een geldig diploma, uitgegeven door het NIBHV is verzekerd tegen ongevallen en aansprakelijkheid, zoals vermeld staat in de voorwaarden van de ongevallenverzekering dan wel aansprakelijkheidsverzekering van het UC. De ongevallenverzekering geeft dekking voor de verzekerde tijdens de werkzaamheden als bedrijfshulpverlener (tijdens calamiteiten, oefeningen en opleiding) Aansprakelijkheid Het Udens College vrijwaart de deelnemer van schadeclaims waarmee hij geconfronteerd zou kunnen worden als uitvloeisel van zijn handelen of nalaten te handelen als deelnemer, tenzij blijkt van ernstige verwijtbaarheid of opzet.
3.4 Vergoeding 3.4.1 Inleiding Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet is de werkgever verplicht deskundige bijstand op het gebied van de bedrijfshulpverlening te regelen. 3.4.2
BHV De opleiding en herhalingscursussen zijn voor rekening voor het UC en worden binnen werktijd gegeven. Daarnaast ontvangen zij een maandelijkse vergoeding van € 15,-.
3.4.3
EHBO'ers De gediplomeerde personeelsleden worden hiervoor gefaciliteerd i.v.m. risico's en verantwoordelijkheden. De vergoeding bestaat uit lidmaatschapskosten, een maandelijkse vergoeding van € 15,- en vijftig compensatie uren per jaar voor de tijd die aan de opleiding besteed wordt.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 1 BHV beleidsplan.doc
9
3.4.4
Vergoeding De maandelijkse vergoeding blijft in geval van gecombineerde taken BHV en EHBO € 15,-.
3.4.5
Gedetacheerd personeel Binnen onze organisatie worden op diverse plekken mensen ingehuurd. In veel gevallen zijn dit medewerkers die door IBN-arbeidsintegratie binnen onze organisatie tewerk worden gesteld. Omdat het hierbij gaat om personen die binnen onze organisatie op strategische plaatsen hun werkzaamheden verrichten is het van belang hier met de gedetacheerde (IBN) goede afspraken over te maken. Omdat ze onder de CAO van de gedetacheerde (IBN) vallen kunnen wij enkel eisen dat de gedetacheerde moet voldoen aan onze opleidingseisen. Er kan in overleg met de detacheringinstelling gezocht worden naar de mogelijkheid voor scholing. Het Udens College zal waarnodig meewerken aan deze scholing.
Hoofdstuk 4 Bijlagen 4.1 Ontruimingsplan VMBO (bijlage 19 schoolveiligheidsplan) 4.2 Ontruimingsplan HAVO/VWO (bijlage 19 schoolveiligheidsplan)
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 1 BHV beleidsplan.doc
10
Diro
Besproken 18-11-2010; n.a.v. bespreking MR 19-1-2011 besproken en pnt.4.2 aangepast in Diro op 10-2-2011 Advies op 20-1-2011: geen opmerkingen of aanvullingen Instemming leerling geleding in MR van 21-3-2011 Vastgesteld op 22-3-2011
Leerlingenraad MR Bestuur
Leerlingenstatuut Udens College
A.
Algemeen
Artikel 1 1.1
In het leerlingenstatuut staan de rechten en plichten van de leerlingen beschreven alsmede de rechten en plichten van andere leden van de schoolgemeenschap ten opzichte van de leerling.
1.2
In dit leerlingenstatuut wordt ten behoeve van de leesbaarheid alleen in de mannelijke vorm geschreven. Daar waar het personen betreft dient hiervoor nadrukkelijk ook de vrouwelijke vorm gelezen te worden. Daar waar “ouders” genoemd worden, kan ook “verzorgers” gelezen worden.
Artikel 2 Begrippenlijst: In dit statuut wordt bedoeld met school het Udens College, samenwerkingsschool voor vmbo (met lwoo), havo, atheneum en gymnasium, te Uden sector de school is georganiseerd in twee sectoren: de sector havo-vwo en de sector vmbo leerlingen alle leerlingen die op het Udens College staan ingeschreven ouders ouders, voogden en verzorgers van de leerlingen onderwijsondersteunend personeel personeelsleden van de school, niet zijnde leden van de schoolleiding, met een andere taak dan lesgeven
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 2 leerlingenstatuut dec.2010.doc
1
leraren
personeelsleden met een (overwegend) onderwijsgevende taak; daaronder mede begrepen leraren-in-opleiding die als stagiaire aan school les geven schoolleiding de leden van beide sectordirecties College van Bestuur het bestuur van de Stichting voor Voortgezet Onderwijs Uden, zijnde het bevoegd gezag van het Udens College Raad van Toezicht het toezicht houdend orgaan van het Udens College strategisch beleidsplan het document waarin het schoolontwikkelingsbeleid voor telkens vier jaar is vastgelegd inspectie de inspectie voor het Voortgezet Onderwijs leerlingenraad een – per sector – uit en door de leerlingen gekozen vertegenwoordiging klassenvertegenwoordiger een jaarlijks door de leerlingen van elke klas te kiezen vertegenwoordiger van de leerlingen van die klas medezeggenschapsraad het vertegenwoordigend orgaan van personeel, ouders en leerlingen, als bedoeld in de Wet Medezeggenschap op scholen 2006 art. 3 deelraad de deelraad als bedoeld in artikel 20 van de wet, ingesteld voor elk der sectoren van de school geleding de volgende groeperingen binnen de school: personeel, leerlingen, ouders; klachtenregeling de wettelijk voorgeschreven, door het bevoegd gezag vastgestelde klachtenregeling voor het Udens College bestuurlijke klachtencommissie de door het bevoegd gezag aangestelde vertrouwenspersonen die op sector niveau opereren als aanspreekpunt bij klachten landelijke klachtencommissie de landelijke klachtencommissie in Den Haag, waarbij het bevoegd gezag – conform de wettelijke regelingen – is aangesloten.
B.
Leerlingenstatuut
Artikel 3 3.1
Het leerlingenstatuut wordt vastgesteld, resp. gewijzigd door de directeur bestuurder. Het voorstel daartoe behoeft, conform artikel 25, lid 3b van het MRreglement, de instemming van het leerlingendeel van de medezeggenschapsraad. De leerlingenraad geeft voordien advies aan de medezeggenschapsraad.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 2 leerlingenstatuut dec.2010.doc
2
3.2
Het leerlingenstatuut is van toepassing op de leerlingen, de ouders, het personeel en het schoolbestuur, onverminderd hetgeen geldt bij of krachtens de wet of de met het personeel gesloten arbeidsovereenkomst.
3.3
De tekst van het leerlingenstatuut is voor iedereen op wie het van toepassing is ter inzage via de website van de school (www.udenscollege.nl). Aan vertegenwoordigers van de geledingen wordt de integrale tekst uitgereikt. Ten behoeve van leerlingen en ouders worden relevante delen van het leerlingenstatuut opgenomen in de jaarlijkse Schoolgids, de Leerlingengidsen en/of de Examengidsen (met Programma’s van Toetsing en Afsluiting - PTA)
C.
Toelating
Artikel 4 4.1
Over de aanmelding- en toelatingsprocedure die voor de brugklas geldt, worden de toekomstige leerlingen en hun ouders uitvoerig geïnformeerd in de loop van het laatste leerjaar op de basisschool. Deze informatie gaat rechtstreeks of via de basisscholen naar ouders en leerlingen. Over toelating en plaatsing van de leerling in de brugklassen beslist een schoolbrede toelatingscommissie, bestaande uit de directeur bestuurder, twee sectordirecteuren en twee afdelingsleiders onderbouw van beide sectoren van het Udens College.
4.2
Voor de toelating tot / overstap naar andere opleidingen (in een andere sector) is er voor UC-leerlingen die aan de door school gestelde eisen voldoen, in principe sprake van onbelemmerd toelatingsrecht.
4.3
Voor alle externe toelatingen tot het 2e t/m het 6e leerjaar van het Udens College geldt in hoofdlijnen de volgende procedure: 4.3.1 De ouders verzoeken toelating door middel van een aanmeldingsformulier dat zij op school kunnen aanvragen. Indien een leerling meerderjarig is, vult hij / zij het aanmeldingsformulier zelf in. 4.3.2 De school wint inlichtingen in bij de school van herkomst en conformeert zich aan dat advies/besluit. 4.3.3 Een toelatingscommissie - bestaande uit de afdelingsleider, de jaargroepcoördinator en een daartoe aangewezen vakdocent - beslist over de toelating.
4.4
Voor alle aanmeldingen geldt dat externe leerlingen pas toegelaten worden als blijkt dat er, na plaatsing van de eigen leerlingen, voldoende plaats is in de gewenste afdeling/het gewenste leerjaar.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 2 leerlingenstatuut dec.2010.doc
3
Daartoe worden externe aanmeldingen op een wachtlijst geplaatst; deze leerlingen krijgen uiterlijk twee weken voor de laatste lesdag te horen of toelating tot het Udens College mogelijk is.
D.
Rechten van de leerling
Artikel 5 Een leerling heeft de volgende rechten: 5.1
Vrijheid van meningsuiting In principe geldt er voor de leerlingen van het Udens College vrijheid van meningsuiting. Die vrijheid wordt wel beperkt in die zin dat uitingen die strijdig zijn met de wet (denk aan discriminatie) of strijdig zijn met de algemeen geaccepteerde normen en waarden in de Nederlandse samenleving, niet geaccepteerd worden. Voorop staat dat medewerkers en leerlingen van onze school zich prettig en veilig moeten kunnen voelen. Van iedereen wordt derhalve verwacht dat hij anderen op een behoorlijke (d.w.z. vriendelijke, beschaafde, respectvolle) manier benadert.
5.2
Vrijheid van vergadering Leerlingen hebben het recht om te vergaderen over schoolse zaken. Indien ze van te voren aangeven dat en wanneer ze willen vergaderen, wordt hen een vergaderruimte ter beschikking gesteld. De vergaderingen zijn in principe buiten lestijd, tenzij de afdelingsleiding toestemming heeft gegeven voor een ander tijdstip.
5.3
Recht op medezeggenschap Een leerling heeft recht op medezeggenschap door deelname in de medezeggenschapsraad, de sectordeelraad of de leerlingenraad. Lidmaatschap van medezeggenschapsraad en deelraad zijn geregeld in het Medezeggenschapsreglement Udens College. Het lidmaatschap van de leerlingenraden, die per sector ingericht zijn, is geregeld in een Reglement van de Leerlingenraad.
5.4
Recht op bescherming van de privacy Van de leerlingen worden een aantal gegevens opgenomen in de leerlingenadministratie. De leerlingenadministratie staat – per sector – onder verantwoordelijkheid van de sectordirectie. In het privacyreglement van het Udens College is vastgelegd hoe met de vertrouwelijke gegevens van de leerlingen wordt omgegaan.
5.5
Ongewenste intimiteiten en ongewenst gedrag
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 2 leerlingenstatuut dec.2010.doc
4
Onder ongewenste intimiteiten worden intimiteiten verstaan waarvan de leerling niet gediend is. Onder ongewenst gedrag wordt gedrag verstaan waarvan de leerling niet gediend is (bijvoorbeeld pestgedrag) of waarvan de school in haar reglement heeft aangegeven dat dit gedrag als ongewenst wordt aangemerkt. Wanneer een leerling klachten heeft over ongewenst gedrag van anderen, medeleerlingen of personeelsleden van de school, is de mentor de eerste aanspreekbare. De leerling kan ook rechtstreeks contact opnemen met de vertrouwenspersoon. 5.6
Recht op goed onderwijs en goede begeleiding. a. Leerlingen hebben recht op gelijke behandeling b. Een leerling heeft er recht op dat medewerkers van het Udens College zich inspannen om goed onderwijs en goede begeleiding te geven overeenkomstig de bepalingen in het schoolwerkplan/leerplan. Het gaat hierbij ook om zaken als: o een redelijk verdeling van de lesstof o goede presentatie en duidelijke uitleg van de lesstof o de keuze van een geschikte lesmethode o aansluiting van het opgegeven huiswerk bij de behandelde leerstof
5.7
Een leerling heeft recht op informatie ten aanzien van de behaalde resultaten, cijfers, adviezen en testuitslagen.
5.8
De mentor of een vertrouwenspersoon mag geen informatie uit de privé-sfeer van de leerling doorgeven aan derden, ook niet aan de ouders, zonder toestemming van de leerling.
5.9
In het geval dat een klacht naar het oordeel van de leerling en zijn ouders door school niet adequaat behandeld wordt, bestaat de mogelijkheid zich te wenden tot de bestuurlijke klachtencommissie (‘vertrouwenspersonen op bestuurlijk niveau’) of tot de landelijke klachtencommissie waarbij het Udens College is aangesloten. (Zie daartoe “De Klachtenregeling Udens College”.)
E.
Plichten van de leerling
Artikel 6 6.1
Een leerling heeft de plicht zich in te spannen om het onderwijsleerproces op een goede wijze te laten verlopen. Om dit te bewerkstelligen dient een leerling zich te conformeren aan de regels die in het sectorreglement zijn vastgelegd: a. regels omtrent aanwezigheidsplicht (verzuim en spijbelen, op tijd komen, verlof, lesuitval)
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 2 leerlingenstatuut dec.2010.doc
5
b. regels omtrent gedrag en uiterlijk (bijvoorbeeld: kledingvoorschriften i.v.m. het onderwijs, gebruik van alcohol en drugs, roken, eten en drinken) c. regels omtrent respectvol gedrag. 6.2
Het bijwonen van bepaalde buitenschoolse activiteiten, zoals schoolreisjes, excursies, sportmanifestaties en culturele bijeenkomsten kan verplicht gesteld worden voor de leerlingen. De sectordirectie bepaalt of een buitenschoolse activiteit verplicht is. In speciale gevallen geldt artikel 12.
F.
Sancties
Artikel 7 7.1
Indien een leerling de regels niet naleeft kan de school disciplinaire maatregelen (sancties en/of straffen) nemen. Hierbij worden (onder andere) de volgende uitgangspunten in acht genomen: • Er bestaat een verband tussen de soort overtreding en de aard van de opgelegde disciplinaire maatregel. Hiermee wordt bedoeld dat er sprake moet zijn van een redelijke verhouding tussen de ernst van de overtreding en disciplinaire maatregel. • Vormen van straffen zijn: vóórkomen (zich melden ruim voor de aanvang van het eerste lesuur, bijvoorbeeld om 08.00 uur), waarschuwing, berisping, strafwerk, nablijven, corvee, een onvoldoende cijfer, tijdelijke ontzegging van toegang tot enkele lessen, schorsing of verwijdering.
7.2
Het straffen van leerlingen gebeurt in principe door de docent die de overtreding constateert. In gevallen, waarbij bijvoorbeeld duidelijk sprake is van onbehoorlijk gedrag, regelmatig te laat komen of spijbelen, wordt de leerling verwezen naar de afdelingsleider.
7.3
Verwijderen uit de les door de docent kan voor ten hoogste die betreffende les gelden. Tijdelijke ontzegging van toegang tot meerdere lessen van de docent kan alleen worden opgelegd door de afdelingsleider. De ouders worden hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.
7.4
Schorsing Een leerling kan alleen door de sectordirectie geschorst worden. De reden voor schorsing wordt schriftelijk vastgelegd en aan de leerling medegedeeld en – in afschrift – ook aan de ouders. Ook de directeur bestuurder en, indien het een schorsing van meer dan één dag betreft, de onderwijsinspectie worden van de schorsing op de hoogte gesteld. Schorsing kan ten hoogste voor een periode van één week. Schorsing kan inhouden ‘niet op school aanwezig zijn’; het kan ook inhouden ‘wel op school aanwezig zijn, maar niet tot de lessen toegelaten worden’.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 2 leerlingenstatuut dec.2010.doc
6
7.5
Verwijdering De sectordirectie kan een leerling bij de directeur bestuurder voordragen om deze van school te verwijderen. Leerling en ouders dienen vooraf schriftelijk gewaarschuwd te zijn, zodat de leerling de kans krijgt ‘zijn leven te beteren’. Bij extreem wangedrag vervalt de verplichting tot schriftelijke waarschuwing vooraf. Een leerling die voor de derde maal in hetzelfde schooljaar geschorst wordt, dient de derde schorsingsbrief te beschouwen als een laatste waarschuwing.
7.6
Alvorens de directeur bestuurder het besluit neemt om een leerling definitief van school te verwijderen, worden de leerling en zijn ouders gehoord. Daarbij geeft de directeur bestuurder aan op welke wijze om herziening van het besluit kan worden gevraagd en volgens welke procedure de verdere besluitvorming zal verlopen. Het besluit tot verwijdering wordt schriftelijk aan de leerling en zijn ouders medegedeeld, met opgaaf van redenen.
7.7
Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de onderwijsinspectie. Dat overleg dient er mede toe om na te gaan op welke andere wijze de betrokken leerling onderwijs zal kunnen blijven volgen. Hangende dit overleg kan de leerling worden geschorst.
7.8
Een leerling kan niet op grond van onvoldoende vorderingen in de loop van een schooljaar van school verwijderd worden.
7.9
Indien een leerling – en als deze minderjarig is ook zijn ouders – er van overtuigd is dat hij bij het treffen van een disciplinaire maatregel onrechtmatig of onrechtvaardig behandeld is / wordt, dient hij in eerste instantie te overleggen met de betrokken docent. Aan de mentor, jaargroepcoördinator of afdelingsleider kan gevraagd worden hierbij te bemiddelen. Indien het probleem na overleg niet oplosbaar blijkt, beslist de sectordirectie.
G.
Toetsing, beoordeling, rapportage en overgang
Artikel 8 8.1
Elke sector (of afdeling binnen de sector) heeft een eigen proefwerkregeling waarin richtlijnen zijn opgenomen ten aanzien van gewichten van toetsen en waarin het maximum aantal toetsen per dag en per week binnen en buiten toetsperiodes is vastgelegd. Daarnaast beschikken de bovenbouw van de sectoren vmbo en havo-vwo over een PTA, waarin naast inhoud en vorm ook gewichten van toetsen zijn vastgelegd alsmede de herkansingsmogelijkheden. Het PTA wordt tijdig aan alle betreffende leerlingen uitgereikt.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 2 leerlingenstatuut dec.2010.doc
7
8.2
Rapportage geschiedt in principe drie maal per jaar d.m.v. het rapport. In de bovenbouw van beide sectoren wordt bovendien twee maal per jaar een formeel protocol opgesteld met daarin de behaalde en geverifieerde schoolexamencijfers van het voorafgaande semester.
8.3
De bevorderingsnormen worden in de sectorleiding vastgesteld per leerjaar. Deze overgangsnormen zijn openbaar. Een bevorderingsnorm is een ondergrens van behaalde studieresultaten, afgerond in hele cijfers. Wordt de norm niet gehaald, dan komt de leerling in bespreking. De lerarenvergadering besluit tot bevorderen (eventueel onder voorwaarden) of niet
8.4
Bevoegdheden van de lerarenvergadering. De lerarenvergadering (de vergadering van docenten van wie een leerling les krijgt in aanwezigheid van de afdelingsleider) geeft determinatieadviezen en beslist over de bevordering aan het eind van het schooljaar. In een enkel geval geeft de vergadering bij de overgang een taak of een herexamen. (Stem)procedures worden tevoren vastgesteld door de sectorleiding. Deze procedures zijn openbaar.
8.5
Beroep tegen beslissingen van de lerarenvergadering. Indien nieuwe informatie daartoe aanleiding geeft kan de klassenmentor of de afdelingsleider een verzoek om herziening van advies of beslissing voorleggen aan de zogeheten revisievergadering. De revisievergadering is de vergadering van alle docenten van wie de leerling les krijgt en de afdelingsleider; deze wordt voorgezeten door een van de sectordirecteuren. Het besluit van deze vergadering is definitief; er kan geen beroep tegen worden ingesteld.
H.
Centrale - en Schoolexamens
Artikel 9 Elke sector beschikt over een examenreglement waarin de gang van zaken rond schoolexamen en centraal examen zijn vastgelegd. Dit reglement en eventuele aanvullingen daarop in de loop van het schooljaar worden tijdig aan alle betrokken leerlingen uitgereikt.
I.
Beroepsmogelijkheden
Artikel 10
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 2 leerlingenstatuut dec.2010.doc
8
10.1
Indien leerlingen, ouders of personeelsleden menen dat het leerlingenstatuut onjuist of onzorgvuldig wordt toegepast, dienen zij het gerezen geschil – op sectorniveau – op te lossen met de betrokken personen of organen. De sectordirectie kan daarbij een bemiddelende rol spelen. Indien lijkt dat het onderling oplossen van het geschil redelijkerwijs niet lukt of redelijkerwijs niet heeft kunnen plaats vinden, kan het geschil via de sectordirectie worden voorgelegd aan de directeur bestuurder die in deze functioneert als een commissie van beroep. De directeur bestuurder beoordeelt het geschil en doet een bindende uitspraak.
10.2
Alleen bezwaren die schriftelijk ingediend zijn, worden door deze commissie in behandeling genomen. Bezwaren dienen gemotiveerd te zijn. In elk geval degene(n) die het bezwaar heeft (hebben) ingediend en degene(n) tegen wie het bezwaar is gericht, worden door de commissie gehoord alvorens zij een uitspraak doet.
10.3
De beroepsmogelijkheden en daarbij horende procedures omtrent schoolexamen en centraal examen staan nauwkeurig omschreven in de examengids die alle bovenbouwleerlingen van het Udens College vóór aanvang van het schoolexamen ontvangen.
10.4
Bezwaren tegen schorsing van een leerling (art. 7.4), uitgesproken door de sectordirectie, kunnen worden ingediend bij de directeur bestuurder. Alvorens een uitspraak te doen hoort de directeur bestuurder in elk geval de betreffende leerling (en, indien minderjarig, ook zijn ouders) en de sectordirectie.
10.5
Bezwaren tegen verwijdering van een leerling (art. 7.5), uitgesproken door de directeur bestuurder, kunnen worden ingediend bij landelijke klachtencommissie of de inspectie. Conform artikel 7.6. van dit leerlingenstatuut geeft de directeur bestuurder aan leerling en ouders aan op welke wijze om herziening van het besluit kan worden gevraagd en volgens welke procedure de verdere besluitvorming zal verlopen.
10.6
Daarenboven is het schoolbestuur op basis van artikel 24b van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) verplicht een regeling te hebben voor de behandeling van klachten. Deze staat nauwkeurig omschreven in de Klachtenregeling Udens College Art. 24b, lid 1- WVO: “Ouders, (…) leerlingen en personeelsleden kunnen bij de klachtencommissie (…) een klacht indienen over gedragingen en beslissingen van het bevoegd gezag of het personeel, waaronder discriminatie, dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen door het bevoegd gezag of het personeel.”
J.
Dagelijkse gang van zaken
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 2 leerlingenstatuut dec.2010.doc
9
Artikel 11 Voor de dagelijkse gang van zaken in de beide sectoren van het Udens College, de gedragsregels, enz. verwijzen wij naar de sector-leerlingengids die telkenmale aan het begin van het schooljaar wordt uitgereikt en gepubliceerd op de website van de school.
K.
Overig
Artikel 12 Bij zaken die buiten dit leerlingenstatuut vallen beslist de directeur bestuurder. Het bevoegd gezag dient als beroepsinstantie.
Udens College , december 2010
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 2 leerlingenstatuut dec.2010.doc
10
Politieveiligheidsplan Udens College Het Udens College kan rekenen op steun van de Politie Uden. Hiertoe zijn de volgende afspraken gemaakt. Algemeen uitgangspunt. Beide partijen realiseren zich dat: 1. De school zelf primair verantwoordelijk is voor de veiligheid van het personeel, leerlingen en bezoekers; 2. De politie tot taak heeft handhaving van wetgeving en de openbare orde; 3. Het OM verantwoordelijk is voor strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde; 4. De gemeente zorg dient te dragen voor een samenhangend veiligheidsbeleid in de gemeente zelf. Binnen de hierboven gestelde kaders wordt het volgende nagestreefd: A. de school heeft direct hulp nodig van de politie; B. een wekelijks spreekuur van de adoptant op de school; C. het aanbieden van hulp en ondersteuning bij interne veiligheidsmaatregelen te nemen door het de school; ad A. De politie spant zich in om bij melding of aangifte door de school als volgt te reageren: 1. Een spoedeisende situatie waarbij sprake is van een levensbedreigende situatie, dader/slachtofferconfrontatie en escalatiegevaar, draagt prioriteit 1 met een aanrijtijd van ten hoogste 5 minuten; 2. Andere situaties kennen prioriteit 2 dan wel 3. 3. Ad.2. Situaties waarbij sprake is van een hulpeloosheid en afhankelijkheid van de politie dragen prioriteit 2 waarbij de politie binnen 15 minuten ter plaatse is. 4. Overige meldingen (incidentmeldingen waarbij geen sprake is van een spoedeisend karakter of er geen directe fysieke politiereactie noodzakelijk is, de nadruk ligt op een probleemgerichte/planmatige aanpak) dragen prioriteit 3 waarna er door het bureau Uden dan wel de adoptant binnen 24 uur contact wordt opgenomen gerekend in werkdagen. De school dient bij voorkeur gebruik te maken van het algemene meldnummer van de politie te weten: 0900-8844. In heel specifieke en buitengewone situaties kan met de meldkamer worden afgesproken dat, gedurende een vooraf te bepalen periode aan meldingen vanuit het Udens College extra prioriteit zal worden gegeven. De sectorleiding van zowel de sector vmbo als de sector havo/vwo beschikt over een direct toegangsnummer waarmee de adoptant bereikt kan worden en een nummer ten behoeve van directie toegang tot het Bureau Uden. Er wordt met een beperkt aantal functionarissen afgesproken onder welke omstandigheden deze toegangsnummers gebruikt mogen worden. ad B. In voorgaande jaren is door de adoptant proef gedraaid met een spreekuur op school. Dit spreekuur bleek niet daadwerkelijk in een behoefte te voorzien. Er werd door
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 3 Politieveiligheidsplan Udens College.docx
1
medewerkers en leerlingen nauwelijks of geen gebruik van gemaakt. Mochten zich situaties voordoen waarbij het inrichten van een tijdelijk spreekuur wenselijk zou zijn dan kan dat onder de volgende condities: Frequentie: In eerste termijn wekelijks daarna zal de frequentie worden afgebouwd. Momenteel is het alleen nog maar op afroep. Inhoud: • Personeel en leerlingen / ouders kunnen dit spreekuur gebruiken om met de adoptant zaken te bespreken die in relatie staan tot de veiligheidsbeleving in, op en rond de school; • De afdelingsleiders, coördinatoren en leerlingbegeleiders kunnen het spreekuur gebruiken om advies in te winnen aangaande actuele cases; • De sectorleiding is in de gelegenheid aspecten van het integrale veiligheidsplan voor het UC nader in te vullen en met de adoptant te bespreken; • De adoptant welke het spreekuur invult kan optreden als sparringpartner voor de veiligheidscoördinator; • De adoptant welke het spreekuur invult kan assisteren bij het beoordelen en zo mogelijk afhandelen van de binnengekomen meldingen via het Meldpunt veiligheid of het CMI (Centraal Meldpunt Incidenten). ad C. De adoptant kan de school adviseren en een bijdrage leveren ten aanzien van: • De inzet en gebruik van een intern alarmeringssysteem / videobewakingssysteem; • Het werk van de veiligheidscoördinator welke tevens als vaste contactpersoon zou kunnen fungeren voor onze adoptant; Voor zover de adoptant daartoe in de gelegenheid zal worden gesteld woont hij / zij de stuurgroepvergaderingen van het projectteam Gezonde & Veilige School alsmede de jaarlijkse bijeenkomst van het grote Zorgteam. NB Normaal is dat bij incidentmeldingen door middel van 112 de politie zich heeft verplicht binnen 15 minuten ter plaatse te zijn. Bij meldingen door middel van 0900-8844 is dat binnen 30 tot 40 minuten.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 3 Politieveiligheidsplan Udens College.docx
2
Plan van Aanpak Udens College Havo/VWO
Van: School: Schooljaar: Afdrukdatum:
ARBO Udens College sector havo/vwo 2005/2006 30-1-2012
Plan van aanpak Nr.
Onderwerp
1
V&G RP2: 1 Techniek lokaal 13 De onderdelen hulpverleningsmidd elen, lokalen algemeen, geluid en lawaai in lokalen en overige werkruimtes, uitzicht en verlichting in lokalen en overige werkruimtes, klimaat en temparatuur in lokalen en overige werkruimtes en meubilair van de algemene controlelijst zijn doorgenomen. 4 V&G Alg.: Lokaal 215 bovenbouw en lokalen 14 en 15 onderbouw. Werktafels waaraan staande wordt gewerkt hebben verschillende hoogten (80, 90 en 100 cm).
op termijn huidige linoleum door antislip vloer vervangen
Jeroen Koopmans
Bovenbouw; bijj vervanging van het meubilair hier aandacht aan schenken. Onderbouw heeft vier jaren geleden bewust voor 1 hoogte gekozen
Jeroen Koopmans
31-07-2009
V&G Alg.: Lab. bovenbouw Hinderlijke tocht (door natuurlijke of mechanische
Aanpassingen die gerealiseerd zijn op functionaliteit controleren. Eventueel is een
Jeroen Koopmans
01-05-2006
2
3
Prio
1
Activiteiten
Advies/aanbeveli ng van Arbodienst
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 4 plan van aanpak RI&E h-v.doc
Wie is Wie voeren uit? verantwoordelijk? extern bedrijf
Kosten/tijd
Wanneer af?
Hoe evalueren?
28-06-2006
1
Gereed
Plan van Aanpak Udens College Havo/VWO
ventilatie) komt niet voor. 4
5
6
7
8
9
V&G Alg.: In lokalen 23 en 24 last van het lokaal 25, muziek
2
V&G RP1: De sporthal. De trampoline is in een afsluitbare ruimte opgeborgen of is verticaal geplaatst en vergrendeld met een slot. V&G RP2: Machines met draaiende delen zijn voorzien van een noodstop schakelaar. V&G Alg.: Voor de afvalbakken in de lokalen geldt: · Ze zijn van metaal in vlamdovende uitvoering. · Ze worden dagelijks na het einde van de lestijd geleegd in de grote afvalcontainer. V&G Alg.: Er is een rustruimte met bed aanwezig voor zwangere vrouwen, voor het geven van borstvoeding of voor kolven.
5
V&G RP3: Het Kabinet van de onderbouw. De
1
1
3
4
uitbreiding met luchtbevochtiger nog mogelijk Afspraken onderling goed nakomen. Anders totale geluids isolatie van berging muzieklokaal, voor het gebruik van het drumtoestel Het niet hebben van een slot is eigenlijk geen probleem, er wordt geen misbruik van gemaakt. Toezicht is aanwezig
Pie Conijn en Ina Spijkers Zo goed mogelijk afstemmen van de roosters
Voorlopig niemand Wel dient er rekening gehouden te worden met de medegebruikers van onze sporthal
Aanbrengen van de nul-spanning beveiliging op de vier machines
Jeroen Koopmans
met schoonmakers en toa's aanvullende afspraken maken. Al het gevaarlijke en bederfelijk materiaal wordt al direct in de container gedeponeerd.
vakdocenten en toa's
Gelet op leeftijdsopbouw komende jaren waarschijnlijk geen verzoeken hiervoor. Tzt worden hier dan afspraken over gemaakt. aanschaf nieuwe lekbakken, voor de chem.kast
Jeroen Koopmans
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 4 plan van aanpak RI&E h-v.doc
31-07-2006
extern bedrijf 31-07-2006
Jeroen Koopmans
Extern bedrijf en eigen personeel
31-07-2006
Toa's 31-07-2006
2
Plan van Aanpak Udens College Havo/VWO
10
11
12
opslag van gevaarlijke chemicaliën is als volgt: · Opslag in een stalen afsluitbare kast. · Maximaal 150 kg opgeslagen. · Opslag in lekbakken die 100% van de stof kunnen bevatten. · Binnen twee meter van de kast worden geen brandgevaarlijke activiteiten verricht. · De kast is voorzien van opschrift/gevaarsa anduiding brandbare stoffen. V&G RP3: Over de 4 aanwezige chemicaliën is informatie beschikbaar over de risico's en te nemen maatregelen (etiket, chemiekaartenboe k, wandkaart). V&G RP3: Bloed geen aanprikken wordt niet gedaan. V&G Alg.: 1 Kopieerapparatuur en printers zijn veilig en geven geen hinder: · De apparatuur heeft een veilige elektrische aansluiting. · Veelvuldig gebruikte apparatuur staat in een aparte en
onderbouw.
aanschaf chemiekaartenboek
Toa's
Toa's
31-07-2006
Wordt inmiddels niet meer gedaan Nieuwe ruimte zoeken voor kopieer apparaat bij centrale administratie
Jeroen Koopmans
31-07-2006
Bv. Op de gang met Billingcode paal
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 4 plan van aanpak RI&E h-v.doc
3
Plan van Aanpak Udens College Havo/VWO
13
14
15
16
17
18
geventileerde ruimte. V&G RP4: Natuur 2 en scheikunde onderbouw. Elke leerling krijgt bij het eerste practicum een practicum reglement waarvan kennis genomen wordt. Op de naleving hiervan wordt toegezien. V&G Alg.: De in de 2 school aanwezige rookwerende (tocht) deuren zijn zelfsluitend en worden gesloten gehouden.
V&G RP3: Bij Praktijklokaal 33 en 34 onderbouw gebruik van aardgas op de demonstratietafel kan de toevoer van gas naar de zuiltjes afgesloten worden/blijven. V&G Alg.: Aula onderbouw Niveauverschillen zijn goed visueel gemarkeerd, bijvoorbeeld door kleurverschil, materiaalverschil of pictogrammen. V&G RP4: Er worden geen verlengsnoeren of tafelcontactdozen gebruikt. V&G RP4: In lab. van de bovenbouw en prakticumlokaal onderbouw De
2
1
Sectie bovenbouw natuurkunde scheikunde aanvullende afspraken laten maken. Onderbouw is geregeld.
Jeroen Koopmans
Tocht werende deuren zijn niet altijd gesloten. In verband met het feit dat het dubbel gescharnierde deuren zijn is het niet mogelijk een dranger te plaatsen Aardgas op demonstratietafel moet kunnen werken zonder dat de rest van de klas is aangesloten. Zorgdragen voor tussen schakel / aanpassing om dit te realiseren aanbrengen van de reflectiestrips
Jeroen Koopmans
Concierge
Jeroen Koopmans
Extern bedrijf
4
gebruik ontmoedigd.
3
controle door onze toa's
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 4 plan van aanpak RI&E h-v.doc
In eerst volgend overleg bespreken
31-12-2005
31-07-2006
Jeroen Koopmans
concierge 31-07-2006
Jeroen Koopmans
toa's
opnemen in takenpakket
4
Plan van Aanpak Udens College Havo/VWO
19
20
21
22
23
werking van de aardlekschakelaar wordt elk jaar gecontroleerd. V&G RP4: Lab. Bovenbouw. De doorgangen en looppaden zijn vrij van obstakels en tenminste: · 80 cm breed voor enkelzijdig verkeer. · 120 cm breed voor dubbelzijdig verkeer. · 150 cm breed als leerlingen rug aan rug werken. V&G RP2: Techniek lokaal onderbouw. Bij gevaar voor oogletsel is een oogdouche aanwezig, aangesloten op de koudwaterleiding. Het aantal gemelde klachten van seksuele intimidatie, agressie en geweld binnen de school, gedurende het afgelopen jaar is bekend bij de centrale directie of sectordirectie. Binnen de teams is voldoende aandacht voor geboden informatie.
V&G RP1: De sportzalen. Het onderste gedeelte van de wanden is
4
?
2
3
4
Zonder het gebruik van het oude meubilair geen aanpassing nodig.
31-07-2009
Wel nodig als er altijd brillen gedragen worden?
Jeroen Koopmans
Opnemen in beleidsplan agressie en geweld / veiligheidsplan
Mieke Rabou
Het niet lezen van de beschikbare informatie is soms lastig te beïnvloeden. Bijvoorbeeld onze personeelsgids, de sectorbulletins Op termijn is wegwerken wel mogelijk echter noodzaak gelet op
sectorleiding
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 4 plan van aanpak RI&E h-v.doc
Mieke Rabou 31-07-2006
ieder 31-07-2006
sectorleiding
5
Plan van Aanpak Udens College Havo/VWO
glad of is afgeschermd. Korven en roosters staan op minimaal 3 cm van glas.
kosten/baten dient scherp te worden bewaakt.
Opmerkingen Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Opmerking vloer bij lokaal 13 is (te) glad Aandacht nodig daar waar het de technieklokalen betreft. Overige werktafels hebben 2 verschillende hoogtes aanpassing inmiddels gerealiseerd, uitwerking schooljaar 2005-2006 ervaren lokaal 25 geeft overlast bij Verzorging, er dienen afspraken gemaakt te worden over het gebruik van de instrumenten (drumstel) Opgeborgen echter niet voorzien van een slot Deels wel; aan bordzijde niet. Bij bordzijde ontbreekt nul-spanningbeveiliging op de apparaten. het dagelijks legen verdient meer aandacht Indien nodig worden er voorzieningen getroffen bv in kamer 97 lekbakken aanpassen wordt bijgewerkt sectie biologie benaderen uitstoot voldoet aan normen. Op CD staat kopieerap. in werkruimte dit is hinderlijk voor de medewerkster Aandacht om ook in bovenbouw eea in lesprogramma standaard op te nemen onderbouw tochtdeuren bij ingangen niet goed zelfsluitend Aandacht, wel is alle toevoer tegelijk afsluitbaar. stootbord lage stuk aula naar hoge stuk reflectiestrips aanbrengen heel af en toe maar gebruik ervan wordt ontmoedigd in taak opnemen de doorgangen zijn nu 140, door het gebruik van het oude meubilair, op verzoek van docenten Bij gebruik veiligheidsvoorschriften techniek nodig? is bekend bij de vertrouwensgroep. Doorgeven aan sectordirectie. Verdient aanscherping informatie beklijft niet altijd Bakstenen muren tot onderaan
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 4 plan van aanpak RI&E h-v.doc
6
Arbo Risico-Inventarisatie & -Evaluatie Plan van Aanpak
Udens College (sector VMBO) Kleinveld 25 5401 ZW Uden Oktober 2008
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 4 plan van aanpak RI&E vmbo.doc
pag. 1 van 19
RISICO-INVENTARISATIE EN -EVALUATIE
Inhoudsopgave
1
Inleiding .......................................................................................................................... 3
2
Verantwoording .............................................................................................................. 4
3
Plan van Aanpak.............................................................................................................. 5 3.1 Arbobeleid
6
3.2 Veiligheid- en Gezondheidsrisico’s
9
3.3 Risico’s op het gebied van psychosociale arbeidsbelasting
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 4 plan van aanpak RI&E vmbo.doc
17
pag. 2 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO)
1 Inleiding In maart / april 2008 is door Udens College de RI&E uitgevoerd. De aandachtspunten die geconstateerd zijn, zijn opgenomen in dit plan van aanpak. In het plan van aanpak wordt aangegeven hoe en op welke termijn gesignaleerde aandachtspunten worden verholpen, wie daarvoor de verantwoordelijkheid draagt en welke middelen daartoe ter beschikking staan. De vertegenwoordigers van de werknemers worden bij het opstellen van dit plan betrokken. Het plan van aanpak wordt aan HumanCapitalCare Arbozorg B.V. voorgelegd ter toetsing. Vervolgens zal het plan van aanpak jaarlijks in de maand maart worden geëvalueerd en eventueel worden aangepast. De aanpassingen worden in samenspraak met de medewerkers gemaakt. Om te borgen dat het plan van aanpak jaarlijks wordt geëvalueerd zal dit worden uitgevoerd in samenwerking met HumanCapitalCare Arbozorg B.V.. De RI&E wordt aangepast als omstandigheden daartoe aanleiding geven. Dergelijke omstandigheden kunnen zijn: • verbouwingen; • belangrijke organisatiewijzigingen; • verhuizingen; • veranderde werkmethoden; • indien de ontwikkelingen in de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061/concept
pag. 3 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO)
2 Verantwoording Het plan van aanpak behorende bij de risico-inventarisatie en –evaluatie, juni 2008 is beoordeeld door: HumanCapitalCare Arbozorg B.V. Mountbattenweg 1 5466 AX Veghel tel: 0413 – 35 44 21 fax: 0413 – 35 40 28
Voor akkoord:
Voor akkoord:
(namens directie opdrachtgever)
Udens College (sector VMBO)
HumanCapitalCare Arbozorg B.V.
naam
Heer L.P.J.M. Verhorevoort
naam
:
Heer H.J. Smeets
plv. voorzitter sectordirectie
functie
:
Hogere Veiligheidkundige / Ar-
:
functie : datum
beidshygiënist (kerndeskundige)
: datum
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061/concept
:
pag. 4 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
3
Udens College (sector VMBO)
Plan van Aanpak
In de navolgende tabellen zijn de geconstateerde aandachtspunten weergegeven met de maatregelen die Udens College gaat treffen om de aandachtspunten te verhelpen. Om de voortgang eenvoudiger te bewaken is tevens per aandachtspunt aangegeven welke prioriteit het heeft, wie verantwoordelijk is voor en op welke termijn het aandachtspunt moet zijn opgeheven.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061/concept
pag. 5 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
3.1
Udens College (sector VMBO)
Arbobeleid Plan van Aanpak Omschrijving knelpunt
Arbobeleid / Plan van aanpak RI&E • Het arbobeleid is in de praktijk onvoldoende uitgevoerd, o.a. het plan van aanpak jaarlijks evalueren, bijstellen en er worden geen jaarlijkse veiligheidsrondgangen gehouden.
Ziekteverzuim • De bestaande afspraken over de omgang met privacygevoelige gegevens op school zijn niet actueel. Deskundigheidsinzet/ Preventiemedewerker • Uit gesprek is naar voren gekomen dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de toegang tot de arbodeskundige. • In het nieuwe schooljaar volgt de preventiemedewerker een cursus om de nodige basiskennis te verwerven.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
Acties bedrijf
Risico
• Het plan van aanpak RI & E opstellen. • Jaarlijks het plan van aanpak evalueren met de MR en zonodig bijstellen. • Periodieke veiligheidsrondgangen uitvoeren, met behulp van checklisten (bijv. de inventarisatielijsten uit de arboleider c.q. arboscan-VO).De gesignaleerde aandachtspunten worden toegevoegd aan het plan van aanpak.
Midden
•
Midden
Deze afspraken actualiseren en kenbaar maken aan de desbetreffende medewerkers,via informatiegids personeel.
Prioriteit
Verantwoordelijke *Facilitair manager/Sectordirectie * Facilitair manager/Sectordirectie *Facilitair manager
Eenduidige afspraak maken hierover en opnemen in het schoolveiligheidsplan
•
Deelname aan cursus
Midden
Februari
*Centrale Directie 2009
• •
Datum gereed Oktober 2008 Maart
•
Facilitair Manager Facilitair manager
2009 2009
pag. 6 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO) Plan van Aanpak
Omschrijving knelpunt Voorlichting en onderricht • Het personeel is per mail op de hoogte gebracht van de mogelijkheid om een voorlichting te krijgen over de juiste werkhouding en werkplekinrichting. • Voorlichting en onderricht over gezond en veilig werken is onvoldoende gestructureerd. Zie tevens bijlage G. Ongevallen en beroepsziekten • Uit informatie is gebleken dat de ongevalprocedure binnen de school niet eenduidig is (o.a. personeelsgids: melden bij de administratie en registreren op het daartoe aanwezige formulieren; schoolveiligheidsplan: de preventiemedewerker fungeert als centraal meldpunt voor ongevallen en onveilige situaties in de school; mondelinge info: ongevallen worden digitaal gemeld (centraal meldpunt incidenten)). (Periodiek) Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek ((P)AGO) • De medewerkers hebben niet de mogelijkheid om deel te nemen aan een dergelijk onderzoek. Zie tevens bijlage F. Bijzondere categorieën werknemers • Aantoonbaar beleid bijzondere categorieën medewerkers (o.a. ouderen, zwangeren) is niet aanwezig. Uit gesprek is naar voren gekomen dat er veel te bespreken is.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
Acties bedrijf • Geven van voorlichting aan personeel dmv mail en persoonlijke instructie per werkplek •
Risico Midden
Het geven van periodieke voorlichting en onderricht ten aanzien van bedrijfshulpverlening.
• De ongevalprocedure is eenduidig. Aanpassen personeelsgids en schoolveiligheidsplan. • Nakijken of onderstaande tekst is opgenomen in de ongevallenprocedure: NB Indien een melding aan de arbeidsinspectie gedaan wordt, s.v.p. een kopie van het ongevalrapport aan de arbodienst sturen.
Midden
• Samen met de bedrijfsarts afspraken maken over de inhoud, frequentie en het doel van het AGO voor de medewerkers.Van hieruit komen tot afspraken. • Opstellen van beleid op het gebied van bijzondere categorïenen medewerkers kenbaar maken aan de medewerkers.
Prioriteit
Verantwoordelijke •
Facilitair manager
•
Facilitair manager/SL
Datum gereed 2009 Augustus
• Sectordirectie
2009
• Sectordirectie
2009
Midden
• Sectordirectie
2009
Midden
• Sectordirectie
2009
pag. 7 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO) Plan van Aanpak
Omschrijving knelpunt Inhuren, inkoop, ontwerp, nieuwbouw, renovatie • Bij het inkoopbeleid wordt niet structureel rekening gehouden met arbo.
Acties bedrijf •
• Het klein onderhoud van de school wordt niet als in orde ervaren. Uit gesprek is naar voren gekomen dat er in de toekomst een renovatie en/of verbouwing op de planning staat. Beleid ter voorkoming van psychosociale arbeidsbelasting • • De procedure m.b.t. het melden c.q. registreren van incidenten op het gebied van seksuele intimidatie, agressie en geweld en de externe vertrouwenspersoon • zijn niet bij alle medewerkers bekend. • Uit gesprek is naar voren gekomen dat 1 medewerker verantwoordelijk is voor de procesbewaking van het afhandelen van een melding.
•
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
Het toetsen van het inkoopbeleid bij de jaarlijkse evaluatie van het plan van aanpak. Tijdens renovatie/nieuwbouw veiligheidsdeskundige inhuren voor procesbegeleiding
Medewerkers/leerlingen ontvangen tweemaal per jaar informatie over de procedure, via promotiemateriaal.
Risico Midden
Prioriteit
Verantwoordelijke • •
Midden
•
Facilitair manager Facilitair manager
Datum gereed Februari Doorlopend
Sectordirectie Doorlopend
Geen
pag. 8 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
3.2
Udens College (sector VMBO)
Veiligheid- en Gezondheidsrisico’s Plan van Aanpak Omschrijving knelpunt
Algemene voorzieningen • De handwasgelegenheid in het lokaal instalelektro is niet hygiënisch te noemen, o.a. handdoeken waren niet schoon en hingen over elkaar. • Uit gesprek is gebleken dat de schoonmaak als ontoereikend ervaren wordt. • Niveauverschillen (de trap bij de overblijfruimte De Breek) worden onvoldoende gemarkeerd. • Een schoprand (bij de trap T-gebouw) ontbreekt.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
Acties bedrijf • • • •
Waarborgen van de hygiëne van de leerlingen en medewerkers door wekelijks handdoeken te verwisselen gebruik te maken van een zeeppomp. Overleg is gweest, conclusie is de huidige situatie handhaven. Aanpassen trap meenemen in aanstaande verbouwing Mogelijkheid tot aanpassen schoprand meenemen in aanstaande verbouwing
Risico Laag
Verantwoordelijke
Prioriteit
Datum gereed
•
Facilitair manager
2008
•
Facilitair manager Facilitair manager
2009
•
2009
pag. 9 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO) Plan van Aanpak
Omschrijving knelpunt
Acties bedrijf
Bedrijfshulpverlening • Jaarlijks wordt er in het najaar een (onaangekondigde) • Navraag doen bij collegascholen naar bevindingen en ontruimingsoefening gehouden. Uit gesprek is naar voontruimingsplan aanpassen ren gekomen dat de klassen bij elkaar zetten nog aandacht behoeft. • In het bedrijfsnoodplan is te weinig tot geen aandacht voor het inruimen. • De plaatsen waar de verbandtrommels zich bevinden worden niet duidelijk gemarkeerd, o.a. conciërgekamer, lokaal instalelektro en zijn niet allemaal hygiënisch te noemen (o.a. verbandtrommel bij scheikunde). • Niet alle noodinstructies hangen op de afgesproken plaatsen (o.a. het opvanglokaal). • De nooduitgang op de banktimmerafdeling is tijdens de rondgang geblokkeerd. • Technieklokaal T-gebouw: de verbandtrommel en de oogspoelfles zijn erg stoffig. Het is niet duidelijk van wanneer het water in de oogspoelfles dateert.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
• Opstellen van inruimingsplan en toevoegen aan het bedrijfsnoodplan.. • Markeren en schoonmaken van verbandtrommels conform Veiligheids- en Gezondheidssignalering • Plaatsen van ontbrekende instructies. Nieuwe instructies volgen na renovatie/verbouwing • Vrijmaken nooduitgangen • Oogspoelfles wordt opgenomen in jaarlijkse controle calamiteitenvoorziening
Risico
Prioriteit
Verantwoordelijke
Datum gereed
Hoog
• Facilitair manager
Januari 2009
Hoog
• Facilitair manager • Facilitair manager
Januari 2009 2008
• Facilitair manager • Facilitair manager • Facilitair manager
2008-2009
Midden
Hoog Hoog Hoog
Oktober 2008 Maart
pag. 10 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO) Plan van Aanpak
Omschrijving knelpunt Brandpreventie • In de school staan op enkele plaatsen brandblusmiddelen die niet tegen omvallen beveiligd zijn of die niet gebruikt worden, o.a. in de opslagruimte onder de trap, de conciërgeruimte, gang P-gebouw richting opslagplaats gasflessen. • Vlamdovende prullenbakken ontbreken. • • • •
Het is niet duidelijk zichtbaar in welke situatie de persoonsliften niet gebruikt mogen worden. Er ontbreekt een brandblusmiddel in de opslagruimte van de afwerkingtechniek, banktimmerafdeling en de keuken in het B-gebouw. Bouw: de verbandtrommel en het brandblusmiddel ontbreken. De branddeken ontbreekt op de afdeling zorg en welzijn en in de keuken in het B-gebouw.
Acties bedrijf •
Verwijderen van de niet officieel te gebruiken brandblusmiddelen het ophangen van de officiële brandblusmiddelen.
•
Dde klaslokalen, die extra risicovol zijn, waar met brandbare stoffen worden gewerkt, voorzien van vlamdovende prullenbakken. Het plaatsen van een voorschrift(sticker) in de liften. De ruimte wordt voorzien van officiële brandblusmiddelen
• •
•
• Veiligheids- en gezondheidssignalering • Bij de opslagplaats van de gascilinders ontbreekt het • officiële verbodsbord, naast de waarschuwingstekst “acetyleen, ontploffingsgevaar…). • De markering ter aanduiding van de tweede nooduit- • gang van afwerkingtechniek, de plaats van de brandslangenhaspel (bouw) en de plaats van het brandblusmiddel (zorg en welzijn) zijn niet goed zichtbaar.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
De ruimte wordt voorzien van officële brandblusmiddelen
Risico
Verantwoordelijke
Prioriteit
Datum gereed
Midden
•
Facilitair manager
2008
Hoog
•
Facilitair manager Facilitair manager Facilitair manager
2008
•
2008
Midden Hoog
•
Hoog
•
Facilitair manager
2008
Hoog
•
Facilitair manager
2008
Midden
•
Facilitair manager
2008
Hoog
•
Facilitair manager
2008
2008
De ruimtes worden voorzien van branddekens. Plaatsen vanverbodsbord conform het besluit Veiligheids- en Gezondheidssignalering markeren (rond, zwart pictogram op witte achtergrond rode rand en balk). Markeren van brandblusmiddelen en nooduitgangen
pag. 11 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO) Plan van Aanpak
Omschrijving knelpunt Inrichting arbeidsplaatsen • De inrichting van het kabinet is voor verbetering vatbaar: o.a. te veel materialen waardoor er geen overzicht is; er wordt gegeten en gedronken terwijl dit niet de afspraak is. • De kookplaat in de keuken van de aula wordt niet meer gebruikt.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
Acties bedrijf • Na renovatie/verbouwing inrichting en gebruik kabinet conform huidige standaarden •
Kookplaat wordt inmiddels gebruikt door cateraar
Risico Midden
Verantwoordelijke
Prioriteit •
Laag •
Facilitair manager/Sector directie Facilitair manager
Datum gereed 2009
2008
pag. 12 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO) Plan van Aanpak
Omschrijving knelpunt Arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden (elektrische voorzieningen, transportmiddelen, arbeidsmiddelen) • De afzuiging van de keuken in het B-gebouw wordt niet periodiek schoongemaakt. • Binnen de school zijn er meerdere meterkasten aanwezig. Duidelijke groepenoverzichten ontbreken. • Technieklokaal in T-gebouw: de afzuiging mondt uit in de stofzuiger. • Er zijn verschillende arbeidsmiddelen aanwezig met 380 V (o.a. instalelektro) • •
• •
Lokaal metaalelektro: de opening van de afzuiging, die niet gebruikt wordt, is onbedekt. Wanneer de preventieve onderhoudsbeurten c.q. keuringen aan arbeidsmiddelen (o.a. machines, gastoestellen, ventilatiesystemen, noodverlichtingen, gereedschappen) hebben plaatsgevonden zijn niet overal duidelijk zichtbaar. Tijdens het werkbezoek was het overzicht van deze onderhoudsbeurten c.q. keuringen niet voor handen. Het is niet duidelijk in hoeverre de zuurkasten (o.a. scheikunde, het kabinet scheikunde) periodiek onderhouden worden. De ladders en trappen worden niet periodiek gekeurd op deugdelijkheid (o.a. een ladder in B-gebouw waren de antislipdoppen versleten of één ontbrak).
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
Acties bedrijf
Risico
Verantwoordelijke
Prioriteit
•
Periodiek schoonmaken van afzuiging dmv uitbesteding
Midden
•
•
Voorzien van de meterkasten van een duidelijk groepenoverzicht. Meenemen in renovatie/verbouwing
Midden
•
Hoog
•
De veiligheid van de minderjarige leerlingen wordt gewaarborg door de leerlingen onder begeleiding van personeel deze arbeidsmiddelen te laten gebruiken. Kleppen opzetten.
Hoog
•
Afschriften (machines, gastoestellen en gereedschappen)zijn aanwezig. Controle hierop tijdens periodieke veiligheids rondgang. Afschriften (noodverlichtingen en ventilatiessystemen) zijn aanwezig. Controle hierop tijdens periodieke veiligheidsrondgang Periodiek schoonmaken van zuurkasten dmv uitbesteding
Midden
• • • • • •
•
Periodiek keuren van ladders en trappen door interne preventiemedewerker tijdens periodieke veiligeheids rondgang
Laag
Facilitair manager Facilitair manager Facilitair manager SL
2009
•
Facilitair manager
2009
•
Onderhoudspromotor
Februari
•
Facilitair manager
Februari
•
Facilitair manager
2009
•
Facilitair manager
Midden
Midden
Datum gereed
2009 2009 2008
Februari
pag. 13 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO) Plan van Aanpak
Omschrijving knelpunt Arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden (elektrische voorzieningen, transportmiddelen, arbeidsmiddelen) • Uit de rondgang is gebleken dat een aantal zaken be• treffend arbeidsmiddelen voor verbetering vatbaar is, o.a. - lokaal instalelektro: quilotineschaar voor het laatst in 2001 gekeurd; de beschermkap van de boormachine is niet gekoppeld aan de aan- en uitschakelaar; - lokaal metalelektro: de CE-markering op de beschermkappen zijn niet officieel; onduidelijk in hoeverre het puntlasapparaat voldoet aan de Richtlijn Arbeidsmiddelen (o.a. niet verankerd, samengesteld); - lokaal banktimmerafdeling: bewegende onderdelen van langgatboren is niet afgeschermd; elektrische figuurzaag is niet voorzien van een noodstop. - handvaardigheidlokaal B-gebouw: de beschermkap van de boor is verwijderd. • • Het is niet duidelijk in hoeverre de basiskennis van • de veiligheidscoördinator voldoende is. • De gasslangen in het lokaal instalelektro vertoont dunne haarscheuren.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
Acties bedrijf
Risico
Verantwoordelijke
Prioriteit
Datum gereed
Keuren guilotineschaar, beschermkap koppelen, CEmarkering officieel maken, puntlasapparaat toetsen aan Rrichtlijn Arbeidsmiddelen, afschermen bewegende onderdelen langgatboren, electrische figuurzaag voorzien van noodstop en plaatsen van beschermkap boor handvaardigheidslokaal.
Hoog
•
Onderhoudspromotor
2008
Onderhoudspromotor volgt gecertificeerde nascholing De gasslangen vervangen en controle slangen toevoegen aan periodieke veiligheidsrondgang
Midden Hoog
•
Sectordirectie Facilitair manager
2009
•
2008
pag. 14 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO) Plan van Aanpak
Omschrijving knelpunt Schadelijk geluid • In de ICT-ruimte (T-gebouw), een ruimte met meerdere werkplekken, wordt geluidshinder ervaren. • Hinderlijk geluid wordt waargenomen in lokaal 609. Er is een deskundige hiervoor ingeschakeld. • In de gymzaal worden gezondheidsklachten gesignaleerd. Het is onduidelijk in hoeverre dit gerelateerd is aan de blootstelling lawaai c.q. de akoestiek van de gymzaal. De arbodienst is verzocht dit nader te onderzoeken. • Geluidsbelasting bij de het bedienen van de bewerkingsmachines (techniek, werkplaats) is niet nader geïnventariseerd. Klimaat • Er is geen actief ventilatiebeleid. Voor zover bekend zijn hier geen gezondheidsklachten gesignaleerd. • Bij gebruik van het kopieerapparaat, dat in de conciërgeruimte staat, worden er hinderlijk geur en hitte waargenomen. Geschat wordt op meer dan 5.000 vellen per maand. • Het kopieerapparaat (laagvolume) op de administratie wordt niet preventief onderhouden en er wordt hinderlijke geur waargenomen. Biologische agentia • M.b.t. legionellapreventie is het niet duidelijk in hoeverre het tappunt van de boiler in het kabinet meegenomen is. Dit geldt tevens voor de watervoorzieningen en leidingnetten van de kleedkamers horend bij de gymzaal.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
Acties bedrijf
Risico
• Overleg voeren
Midden
• Onderzoek uitgevoerd. Passende acties ondernomen.
Midden
• Onderzoek uitgevoerd. Conclusies verwerken in plan van aanpak
Midden
• Geluidsonderzoek doen door externe deskundige.
• Het ventilatiebeleid zal tijdens renovatie/verbouwing meegnomen worden (dauerluft) • Kopieerapparaat wordt na renotie/verbouwing in een onbemande, goed geventileerde ruimte geplaatst.
Prioriteit
Verantwoordelijke
Datum gereed
• Facilitair manager • Facilitair manager • Facilitair manager
2009
Midden
• Facilitair manager
2009
Midden
• Facilitair manager • Facilitair manager
2009
Midden
2008 2008
2009
• Er is een onderhoudscontract, gebaseerd op storingen. Plaatsing apparaat nader bekijken na renovatie/verbouwing
Midden
• Facilitair manager
2009
• Legionellaonderzoek heeft plaatsgevonden. Vijf maal per jaar worden tappunten doorgespoeld
Midden
• Facilitair manager
Doorlopend
pag. 15 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO) Plan van Aanpak
Omschrijving knelpunt Beeldschermwerk • Niet alle beeldschermwerkplekken voldoen aan de gestelde richtlijnen. Gevaarlijke stoffen/ATEX / Stof • Er is geen toxische stoffenregister aanwezig. • De leidingen in het lokaal instalelektro en de opslagruimte afwerkingtechniek zijn niet duidelijke gemarkeerd c.q. voorzien van de nodige kleur. Dit ter aanduiding van het desbetreffende gas die er doorheen stroomt. • In de opslagruimte afwerkingtechniek staan op verschillende plaatsen gevaarlijke stoffen. • De verpakkingen van enkele schoonmaakmiddelen (bovenverdieping T-gebouw) zijn niet voorzien van etiketten. • De vermoedelijk lege gasflessen waren niet tegen omvallen beveiligd.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
Acties bedrijf
Risico
Verantwoordelijke
Prioriteit
Datum gereed
• Geven van voorlichting aan personeel dmv mail en persoonlijke instructie per werkplek
Midden
• Facilitair manager
Januari 2009
• Opstellen van een toxische stoffenregister met onder andere de productnaam, de chemische benaming, gevaar symbool, de R- en S-zinnen en de afdeling waar ze gebruikt worden. • Leidingen markeren
Midden
•
Facilitair manager Onderhoudspromotor
2009
• • •
Plaatsing afsluitbare gevaarlijke stoffen kast Voorzien verpakkingen van de nodige etiketten. Verwijderen losstaande gasflessen. Inventarisatie en scheiden van gasflessen
Midden
•
2009
Midden Midden
•
Facilitair manager
2009 2009
Midden
•
Facilitair manager
2009
pag. 16 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO) Plan van Aanpak
Omschrijving knelpunt Gevaarlijke stoffen/ATEX / Stof • Banktimmerafdeling: - bij het lange gaten boren ontbreekt een afzuiging; - het is niet duidelijk in hoeverre de afzuiging voldoet aan de ATEX-norm.
•
De gasleiding in het kabinet is niet afgesloten.
• Het is niet duidelijk wat voor (gevaarlijke) stoffen er in de opslagruimte van het kabinet opgeslagen worden. Tijdens de rondgang was deze opslagruimte niet ordelijk te noemen.
3.3
Acties bedrijf
Risico
Prioriteit
VerantwoorDatum delijke gereed 2008 • Facilitair manager/Onderh 2009 oudspromotor
• •
Werkplek voorzien van een toereikende afzuiging. Nagaan en laten bevestigen door de leverancier dat de afzuigingen voldoen aan de ATEX-norm.
Hoog Midden
•
Aflsuiten hoofdafsluiting gas opnemen in werkinstructie TOA
Hoog
• Facilitair manager
2008
•
Opslagruimte ordenen en inzichtelijk maken wat er is opgeslagen
Midden
• Facilitair manager
2009
Risico’s op het gebied van psychosociale arbeidsbelasting Plan van Aanpak Omschrijving knelpunt
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
Acties
Risico
Prioriteit
Verantwoordelijke
Datum gereed
pag. 17 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO) Plan van Aanpak
Omschrijving knelpunt • Er wordt ervaren dat de taaklast niet als evenwichtig verdeeld is over alle medewerkers. • Uit gesprek is naar voren gekomen dat de te besteden uren vaak als te weinig ervaren worden voor de uit te voeren taken. • De lesroosters en de praktijk (m.b.t. aanwezigheid van medewerkers na lesuren) komen niet met elkaar overeen. • Urenregistratie wordt bij het onderwijs personeel niet bij gehouden. • De maatregel “inzetten van onderwijsassistenten” om werkdruk te verminderen is niet geëvalueerd. • De sectordirectie kan niet zonder al te veel moeite mensen vinden voor overige schooltaken (o.a. veroorzaakt door te weinig mentoren, onvoldoende medewerkers met de nodige deskundigheid). • Klachten en voorvallen op het gebied van seksuele intimidatie, agressie en geweld worden volgens de school nog te weinig centraal geregistreerd. • Uit de vragenlijsten is naar voren gekomen dat de medewerkers onvoldoende getraind zijn in het omgaan met agressief gedrag. Op de planning staat om aankomend schooljaar het onderwijs ondersteunend persoon de cursus omgaan met agressie gedrag aan te bieden.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
Acties
Risico
Prioriteit
Verantwoordelijke • Centrale Directie • SL
Datum gereed 2008/2 009 2009
• SL
2009
2009
• Nieuwe afspraken (taakbeleid) over werkdruk volgen uit CAO • Evalueren “inzet onderwijsassistenten”in relatie tot werkdrukvermindering • Urenregistratie bespreken
Midden
• Voorlichtingen geven over o.a. het centrale meldpunt, doelstelling hiervan, procedure.
Midden
•
• Cursusaanbod voor OOP. Evaluatie bespreken.
Midden
2008/2 • Facilitair manager/SL 009
SL
pag. 18 van 19
Risico-inventarisatie en -evaluatie
Udens College (sector VMBO) Plan van Aanpak
Omschrijving knelpunt
Acties
Communicatie • Bij het inwerken van een medewerker voor de functie • Opstellen van een checklist van wat een nieuwe medeconciërge wordt geen gebruik gemaakt van een checkwerker minimaal moet weten. list. Uit gesprek is gebleken dat o.a. de plaatsen waar de hoofdgaskranen, hoofdwaterkranen en meterkasten niet geheel bekend zijn bij deze functionaris terwijl dit wel van hem verwacht wordt. • Uit de vragenlijsten zijn naar voren gekomen dat het • Afspraken regelmatig evalueren en indien nodig aanpasinformeren van medewerkers en het feedback geven sen. Alert blijven op signalen. aan elkaar continu aandacht behoeven. • Sinds mei 2008 is er bij de nieuwe arboleider (nu • Inzicht verkrijgen in quickscan en bespreken in SL arboscan-VO genoemd) een digitale quickscan psychosociale arbeidsbelasting ter beschikking.
© HumanCapitalCare Arbozorg B.V. - v2005/605061 /concept
Risico
Prioriteit
Verantwoordelijke
Datum gereed
Midden
• Facilitair manager
2009
Midden
• SL
2009
Midden
2008/2 • Facilitair manager/SL 009
pag. 19 van 19
1
HUISREGELS 3.1 Huisregels
Onze huisregels zijn specifieke regels die op het Udens College gelden en deze staan naast de algemene gedragsregels. 3.1.2 Overzicht huisregels Elke leerling van de school behoort te weten wat er in de huisregels staat en dient deze regels te onderschrijven. De sector vmbo heeft de huisregels verwerkt op een sticker en alle leerlingen uitgereikt. De sector havo/vwo heeft de regels in de leerlingengids opgenomen. Wanneer huisregels worden overtreden, zal de afdelingsleider maatregelen treffen. Hierbij kan gedacht worden aan het tijdelijk in beslag nemen van eigendommen van onze leerlingen, zoals mobiele telefoon etc. 3.1.3 Overzicht huisregels VMBO We zijn trots op onze school en dus... ... hebben we respect voor elkaar en voor elkaars spullen ... doen we alle jassen, petten e.d. in de kluisjes ... zijn we op tijd in de les met alles wat nodig is ... hebben we onze schoolpas altijd op zak ... hebben we onze geluidsdragers en gsm niet bijons ... lopen we tijdens de lessen niet door de gangen ... eten, drinken we alleen in de kantine ... gooien we alle rommel in de afvalbakken ... rennen, gillen en stoeien we niet . .. beschadigen we onze school niet
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 5 huisregels.doc
2
3.1.4. Huisregels onderbouwgebouw havo-vwo 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8
Rechts houden op trappen en in gangen, géén toegangen en doorgangen blokkeren. Eten en snoepen alleen in de daarvoor bestemde overblijfruimtes: aula en gangen, dus niet in clusterhallen en lokalen. Jassen, regenkleding en petten in de garderobe. In de garderobe mogen aan het einde van de schooldag geen spullen worden achtergelaten. Dit i.v.m. hygiëne en schoonmaak. Spaar het (school)milieu: gooi afval in de daarvoor bestemde bakken en zorg voor passend gedrag. Vernielingen of beschadigingen moeten worden doorgegeven aan een van de conciërges. Als de docent het lokaal verlaat zijn er geen leerlingen meer in het lokaal en wordt het lokaal gesloten. Fietsen mogen alleen worden gestald aan de voorkant van het gebouw. Vergeet niet je fiets op slot te zetten. Mobiele telefoons mogen alleen in de aula of buiten gebruikt worden. Foto’s maken met mobieltjes is in het gebouw verboden.
3.1.5 Huisregels studiehuis/bovenbouw havo-vwo De opgestelde regels zijn besproken met de leerlingenraad, de commissie leefregels studiehuis en de resonansgroepen. 1. 2. 3.
4. 5. 6. 7. 8.
Geen jassen in de lesvleugel of leerlingkluisjes. Er zijn kapstokken in de garderobe bij de ENVE. Voor kostbare jassen kun je een metalen kluisje huren. Eten en drinken mag alleen in de ENVE-ruimte en in de gangen van de vleugel waar de ENVE-ruimte is gelegen (ook de gang boven de garderobe). Overblijven in de pauzes ook alleen in de ENVE-ruimte en de gangen in die vleugel. Omdat de leerling-kastjes en de toiletten niet in dat gedeelte zijn gesitueerd, is er in de pauzes wel vrije toegang tot de rest van het gebouw. Regel is dat je daar dus niet blijft hangen in de pauzes. Open werkruimtes. Hier kun je, voor zover er geen les gegeven wordt, in stilte aan het werk. Tijdens pauzes stop je met werken. Voor alle duidelijkheid: je mag er niet eten, drinken, snoepen en 'buurten'. In het CIS moet iedereen zich houden aan de regels die daar worden afgesproken. In ieder geval geldt daar de regel dat je je boekentas bij binnenkomst in het tassenrek bij de ingang achterlaat. In de ENVE-ruimte moet iedereen zich houden aan de regels die daar worden afgesproken. Een van de regels die daar gelden is dat de muziek tijdens gewone lestijden zo zacht staat dat lokalen rondom de ENVE er geen last van hebben. Het gebruik van een mobiele telefoon is in het studiehuis alleen toegestaan in de ENVE en de gangen rondom de ENVE. In de lokalen, de werkruimtes, de gangen en het CIS is het gebruik van een mobiele telefoon niet toegestaan. Foto's maken met mobieltjes is in het gebouw verboden.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 5 huisregels.doc
Advies van:
Sectorleiding VMBO en HAVO-VWO april 2012
Diro:
Besproken 20 april 2012
MR:
Besproken en ingestemd op 23 april 2012
KLUISJESREGLEMENT Udens College - 1 augustus 2012 Het Udens College beschikt over kluisjes die aan leerlingen in bruikleen gegeven worden voor het opbergen van persoonlijke eigendommen. Bij het gebruik van deze kluisjes hebben zowel de school als de leerling zich te houden aan een aantal regels die hieronder zijn weergegeven. Voor het beheer van de kluisjes is de facilitair manager/hoofd facilitaire dienst van de sector eindverantwoordelijk. 1.
Een kastje of kluisje wordt in beginsel voor onbepaalde tijd beschikbaar gesteld. Het gebruik eindigt in ieder geval, als de leerling om welke reden dan ook de school verlaat.
2.
Zodra een leerling wordt aangenomen op het Udens College sector krijgt de leerling een kluisje toegewezen. (VMBO) Het bijbehorende kluispasje (inclusief beschermhoesje) wordt tijdens de introductiedag uitgereikt. Deze pas wordt tijdens de gehele schooltijd gebruikt. De 2e, 3e en 4e jaars leerling krijgt tijdens de introductiedag een nieuw kluisje toegewezen. Hiervoor is het noodzakelijk dat de leerling het pasje op deze dag bij zich heeft. (HAVO-VWO) Een kluisje heeft één sleutel. De sleutel wordt aan het begin van het schooljaar uitgereikt. Als de leerling naar de bovenbouw gaat dan wordt de sleutel van het onderbouwkluisje ingeleverd en krijgt de leerling een sleutel van een bovenbouwkluisje.
3.
Aan het begin van elk schooljaar ontvangt de leerling een leerlingengids, waarin de aanwezigheid van het kluisjesreglement wordt vermeld. Wanneer een leerling de ingebruikname van het kluisje accepteert, dan gaat deze akkoord met de inhoud van dit kluisjesreglement.
4.
De leerling mag het kluisje enkel en alleen gebruiken voor het opbergen van persoonlijke eigendommen; het opbergen van andermans eigendommen is niet toegestaan. De leerling mag het kluisje ook niet gebruiken voor de opslag van zaken die op een school niet thuis horen, zoals bijvoorbeeld verdovende middelen, alcoholhoudende dranken, wapens, vuurwerk of andere stoffen die gevaar kunnen opleveren. De schoolleiding zal in principe, wanneer zij na inspectie in het kluisje deze zaken aantreft, de politie daarvan op de hoogte stellen.
5.
De school is niet aansprakelijk voor schade aan de eigendommen die zich in een kluisje bevinden, ongeacht hoe de schade is ontstaan (brand, diefstal, inbraak en dergelijk.). Het doet er niet toe, of het kluisje wel of niet afgesloten was.
6.
Het is de leerling niet toegestaan het kluisje geheel of gedeeltelijk aan een ander of anderen in gebruik te geven. Ruilen van een kluisje mag alleen met toestemming van de klassenmentor, die daarna de conciërge informeert.
7.
(VMBO) Elke leerling wordt geacht dagelijks het kluispasje bij zich te hebben. Indien de leerling de pas vergeet kan deze zich melden bij de conciërge. Deze controleert aan de hand van het kluisjesoverzicht en leerlinggegevens in Magister of het de juiste leerling betreft en
O:\Vastgestelde stukken\onderwijs\Kluisjesreglement Udens College apr12.doc
1
maakt hiervan melding in het leerlingregistratiesysteem. Bij de 3e keer binnen een bepaalde periode* zal de leerling worden doorverwezen naar de afdelingsleiding en zal het kluisje pas om 16:30 uur worden geopend. * Deze periodes zijn: a) begin schooljaar tot TRAP 2, b) TRAP 2 tot TRAP 3, c) TRAP 3 tot einde schooljaar. (HAVO-VWO) Elke leerling dient dagelijks de kluissleutel bij zich te hebben. 8.
(VMBO) Bij verlies of een defect door oneigenlijk gebruik van het pasje moet de leerling een nieuwe pas aanschaffen bij de leerlingadministratie. Een nieuwe pas kost € 5,-. (HAVO-VWO) Het is de leerling niet toegestaan een of meer kopieën van de sleutel te maken. In geval van vermissing van de sleutel neemt de leerling contact op met de conciërge.
9.
De school behoudt zich het recht voor de kosten, die moeten worden gemaakt om kluisjes schoon te maken, rechtstreeks in rekening te brengen bij de leerling van wie het kluisje is. Eventuele reparaties worden ook in rekening gebracht. De schade, die veroorzaakt wordt door het gebruik van het kluisje, behalve wanneer het gaat om normale slijtage, is voor rekening van de leerling. Dat geldt ook wanneer een leerling schade berokkent aan omliggende kluisjes. (VMBO) Twee maal per jaar wordt door de klassenmentor gecontroleerd of elke leerling in het bezit is van een kluispasje. Ook wordt het kluisje in aanwezigheid van de leerling onder begeleiding van de mentor en een conciërge gecontroleerd op beschadiging en vervuiling. Vervuilde kluisjes moeten door de leerling zelf worden schoongemaakt.
10.
De schoolleiding heeft het recht om reden van een veilig en/of gezond schoolklimaat of om reden van openbare veiligheid de inhoud van een of meer kluisjes te inspecteren om na te gaan of zich daarin bijvoorbeeld zaken bevinden zoals genoemd onder artikel 4 van dit kluisjesreglement. De school acht het privacy belang van de leerling hoog en zal pas dan tot het (preventief) doorzoeken van de kluisjes overgaan als daartoe een concrete aanleiding en een zwaarwegend belang is. In principe werkt de schoolleiding mee aan het (preventief) doorzoeken van een of meer kluisjes als daartoe een verzoek wordt ingediend door de politie of justitie. Indien er grotere aantallen kluisjes preventief worden doorzocht dan is de aanwezigheid daarbij van de leerlingen niet vereist maar dient dit te gebeuren door minimaal twee, door de schoolleiding, aangewezen personeelsleden. Zij leggen in een door hen ondertekende en gedateerde verklaring vast welke kluisjes zij hebben doorzocht en of zij zaken hebben aangetroffen die niet zijn toegestaan. Indien zij zaken aantreffen die niet zijn toegestaan, dan informeren zij direct een lid van de schoolleiding die vervolgens bepaalt welke vervolgstappen worden ondernomen. In alle doorzochte kluisjes wordt een door een lid van de schoolleiding ondertekend briefje achtergelaten dat de betreffende kluisjes (preventief) zijn doorzocht en om welke reden. Indien in de ogen van de schoolleiding een kluisje/kluisjes van een of enkele bepaalde leerlingen gericht dient/dienen te worden doorzocht, dan gebeurt dat door een lid van de schoolleiding en één ander personeelslid in aanwezigheid van de leerling zelf. Een lid van de sectordirectie kan besluiten dat hierbij een vertegenwoordiger van de politie aanwezig is.
11.
Bij beëindiging van het gebruik van het kluisje zorgt de leerling voor ontruiming van het kluisje. (HAVO-VWO) De leerling levert vervolgens de sleutel in bij de conciërge.
O:\Vastgestelde stukken\onderwijs\Kluisjesreglement Udens College apr12.doc
2
1
LEERLINGENREGISTRATIE 2010 ~ 2011 VMBO
DOEL: Het gedrag van de individuele leerling te volgen én te coachen op basis van respect, zodat wij, als school, ‘preventief’ te werk kunt gaan. Belangrijk daarbij zijn: 1. gemeenschappelijke aanpak bij docenten. 2. overzichtelijke administratie bij docenten, administratie en afdeling per dag 3. een open klimaat, waarin men met respect elkaar wijst op verbeteringen
KLASSENBOEK/ ABSENTIEBRIEFJE
(controle op aanwezigheid)
TE LAAT
VERWIJDERD
ABSENT
1e lesuur te laat: melden bij de afdeling, 2e t/m 8e uur in het (digitale) klassenboek
Gele kaart halen bij de onderwijsassistent lok. 210
Leerling wordt telefonisch ziek gemeld
Te laat zonder geldige reden,: de volgende dag om 8.00 uur voorkomen in lok.210 (T-gebouw)
Invullen gele kaart + verblijf in opvanglokaal 210
Verwerking in school + door receptie
4 x te laat brief naar ouders
+ melding bij de leerplichtambtenaar
Aan het einde van de les terugnaar de klas met de gele kaart
‘Lik op stuk’ Dezelfde dag melden bij de afdeling, 1 uur nablijven
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 7 VAT en TAV.doc
De afdeling controleert binnen een dag de absentie via Magister
Leerling levert ‘weer beter’ briefje in bij de afdeling
2
TAV
sector havo-vwo UC
TE LAAT │ ▼
OB: te laat melden op de receptie, bij een ongeoorloofde reden krijgt leerling een rode kaart BB: 1e lesuur te laat melden bij de afdeling, daarna bij receptie (of conciërge)
ABSENT
VERWIJDERD
les-absentie: dagelijks naar administratie, zij verwerken absentie in Magister
melden bij de receptie / afdelingsleider / coördinator
│ ▼
│ ▼
BB: dwt-absentie: dagelijks naar conciërge, hij spreekt lln. volgende dag aan
│ ▼
│ ▼
│ ▼
OB: coördinator kan kaart annuleren, zoniet dan de volgende dag melden om 815 uur bij de receptie met handtekening van de ouders op de rode kaart
les-absentie: OB: bij ongeoorloofd absent wordt leerling opgeroepen: gemiste tijd dubbel inhalen BB: bij ongeoorloofd absent om 800 uur melden op kamer 106
BB: te laat zonder geldige reden, volgende dag melden om 800 uur op kamer 106
BB dwt-absentie: bij ongeoorloofde absentie volgende dag om 800 uur melden op kamer 106
OB: als een leerling niet meer terug mag komen in de les, moet hij zich melden bij de receptie. Daar krijgt hij een gele kaart, waarmee hij zich moet melden bij de coordinatgor van zijn leerjaar. De coördinator neemt dan, afhankelijk an de situatie, maatregelen.
bij herhaald te laat komen worden de ouders/mentor op de hoogte gebracht │ ▼
melding aan leerplichtambtenaar volgens regelgeving
BB trap-absentie: afdeling onderneemt actie bij niet geregistreerde absentie tijdens TRAP (examenreglement)
BB: de leerling moet zich melden bij de coördinator/afdelingsleider. Deze neemt maatregelen afhankelijk van de situatie.
│ ▼
│ ▼
contact ouders indien wenselijk melding aan leerplichtambtenaar volgens regelgeving
bij herhaalde verwijdering - ouders op de hoogte stellen - schorsing - verwijdering van school
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 7 VAT en TAV.doc
Het pestprotocol (HAVO/VWO)
Informatie over (ons beleid tegen) pesten Voor docenten, ouders en leerlingen
O:\agenda diro\20130321 diro\SVP bijl. 08 pestprotocol hv.docxO:\agenda diro\20130321 diro\SVP bijl. 08 pestprotocol hv.docxO:\agenda diro\20130321 diro\SVP bijl. 08 pestprotocol hv.docx
Inhoudsopgave 1. Vooraf
3
2. Pesten
4
Wat is pesten? Plagen Pesten herkennen in jouw klas De gepeste leerling De pester De meelopers en de andere leerlingen De medewerkers Gevolgen van pesten
3. Het pestprotocol
7
Uitgangspunten De vijfsporenaanpak Draaiboek pestprotocol
4. Digitaal pesten / cyberpesten
13
Wat is cyberpesten? Hoe wordt er gepest? Het stappenplan na een melding van cyberpesten
5. Bijlagen Bijlage 1: het Nationaal Onderwijsprotocol tegen pesten Bijlage 2: voorbeeld van een pestcontract Bijlage 3: leidraad voor een gesprek met een gepeste leerling Bijlage 4: leidraad voor een gesprek met leerling die pest Bijlage 5: voorbeelden aanpak cyberpesten
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
14
1. Vooraf Dit is het pestprotocol van het Udens College, sector HAVO/VWO. Enerzijds bevat het richtlijnen bij geconstateerd pestgedrag, anderzijds staan er ook activiteiten in die pesten kunnen voorkomen. Een van de uitgangspunten van onze school is “leren en je prettig en veilig voelen op school”. We willen onze leerlingen een veilig pedagogisch klimaat bieden waarin zij zich harmonieus kunnen ontwikkelen. Het personeel bevordert deze ontwikkeling door het scheppen van een open en prettige werksfeer in de klas en daarbuiten. Door het creëren van thuisbases draagt de organisatie van de school bij aan het gevoel van veiligheid. Er is ruimte voor iedereen om zichzelf te zijn zolang dat niet betekent dat de afgesproken regels overtreden worden of dat iemands persoonlijke grenzen overschreden worden.
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
2. Pesten Wat is pesten?
We spreken van pesten als dezelfde persoon regelmatig en systematisch bedreigd en geïntimideerd wordt. Pesten is een vorm van geweld en daarmee grensoverschrijdend en zeer bedreigend. Een klimaat waarin gepest wordt, tast iedereen aan. In een klas waar gepest wordt, kunnen alle leerlingen en docenten slachtoffer worden. Pestgedrag moet dan ook door iedereen serieus worden genomen. Het lastige is dat veel pestgedrag zich in het verborgene afspeelt, zodat het moeilijk is om er greep op te krijgen. En zelfs als het pestgedrag wordt opgemerkt, weten omstanders niet altijd hoe ze ermee om kunnen gaan. Dat is ook de reden van dit pestprotocol. Docenten en onderwijsondersteunend personeel hebben een taak (samen met de ouders en de leerlingen zelf) bij het tegengaan van pesten. Leerlingen moeten weten dat ze hulp kunnen krijgen van volwassenen in de school en hierom durven vragen. Volwassenen dienen oog te hebben voor de signalen van leerlingen. Ze dienen interesse te tonen en te luisteren naar wat de leerlingen te vertellen hebben.
Hoe wordt er gepest? Met woorden:
vernederen, belachelijk maken schelden dreigen met bijnamen aanspreken gemene briefjes
Lichamelijk:
trekken aan kleding, duwen en sjorren schoppen en slaan krabben en aan haren trekken wapens gebruiken
Achtervolgen:
opjagen en achterna lopen in de val laten lopen, klem zetten of rijden opsluiten
Uitsluiting:
doodzwijgen en negeren uitsluiten van feestjes bij groepsopdrachten
Stelen en vernielen:
afpakken van kledingstukken, schooltas, schoolspullen kliederen op boeken banden lek prikken, fiets beschadigen
Afpersing:
dwingen om geld of spullen af te geven het afdwingen om iets voor de pestende leerling te doen.
Digitaal:
anonieme berichten versturen via MSN en SMS; foto’s van mobieltjes en webcam op internet plaatsen; privégegevens op een site plaatsen; (meer informatie over digitaal pesten in Hoofdstuk 5)
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
Tussen plagen en pesten loopt een diffuse grens, die voor ieder persoonlijk verschillend is. Iedereen is gerechtigd zelf aan te geven wat hij als acceptabel beschouwt.
Plagen
We spreken over plagen wanneer leerlingen min of meer aan elkaar gewaagd zijn. Het vertoonde gedrag is onschuldig en nodigt uit tot een reactie van eenzelfde soort. Het gaat dan om een spel dat door geen van de betrokkenen als bedreigend of echt vervelend wordt ervaren. Het is niet systematisch en heeft geen nadelige gevolgen voor degene die het ondergaat. Door elkaar eens uit te dagen leren kinderen heel goed om met allerlei conflicten om te gaan.
Pesten herkennen in jouw klas
Omdat leerlingen in veel gevallen niet vertellen dat ze worden gepest kan uit indirecte signalen worden afgeleid of leerlingen worden gepest. Dit zijn de signalen: - Blauwe plekken. - Spullen die "kapot" gaan. - Zij lijken geen vrienden te hebben, zijn vaak alleen. - Zij worden als laatste gekozen. - Geen zin om naar school te gaan. - Ze proberen dicht bij de leerkracht te blijven. - Angstig en onzeker. - Zij zien er bang, neerslachtig en huilerig uit. - Verminderde schoolresultaten. - Overdreven clownesk gedrag. - Afkoopgedrag; geld/snoep of het maken van huiswerk voor anderen. - Andere kinderen uit jouw klas kunnen ook signalen geven dat een kind gepest wordt. Ze vertellen bijvoorbeeld dat een kind zit te huilen, niet mee mag doen of altijd alleen staat in de pauze.
De gepeste leerling
Sommige leerlingen lopen meer kans gepest te worden dan anderen. Dat kan met hun uiterlijk, gedrag, gevoelens en sociale uitingsvormen te maken hebben. Bovendien worden kinderen pas gepest in situaties, waarin pesters de kans krijgen om een slachtoffer te pakken te nemen, dus in onveilige situaties. Een kind dat wordt gepest, praat er thuis en op school niet altijd over. Redenen hiervoor kunnen zijn: - schaamte; - angst dat de ouders met de school of met de pester gaan praten en dat het pesten dan nog erger wordt; - het probleem lijkt onoplosbaar; - het idee dat het niet mag klikken.
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
De pester
Pesters zijn vaak de sterkeren in hun groep. Zij zijn of lijken populair, maar zijn dat uiteindelijk niet. Ze dwingen hun populariteit af door stoer en onkwetsbaar gedrag. Van binnen zijn ze vaak onzeker en proberen ze zichzelf groter te maken door een ander kleiner te maken. Pesters krijgen vaak andere kinderen mee, want wie meedoet, loopt zelf de minste kans om slachtoffer te worden. Doorgaans voelen pesters zich niet schuldig, want het slachtoffer vraagt er in hun ogen immers om om gepest te worden. Daarnaast hebben pesters vaak ook een positieve blik op het gebruik van geweld. Pesten kan een aantal oorzaken hebben: - Een vaak gevoelde anonimiteit (ik besta niet); als een pester zich verloren voelt binnen een grote groep, kan hij zich belangrijker maken door een ander omlaag te drukken. - Het moeten spelen van een niet-passende rol. - Een voortdurende strijd om de macht in de klas. - Een niet-democratisch leefmilieu binnen de school; iemand is autoritair en laat op een onprettige wijze blijken dat hij de baas is. - Een gevoel van incompetentie op school (slechte cijfers of een laag niveau). - Een zwak gevoel van autonomie (te weinig zelfstandigheid en verantwoordelijkheid) of juist een te sterk gevoel voor autonomie. - Een negatief zelfbeeld, weinig eigenwaarde. - Een problematische thuissituatie, negatief voorbeeldgedrag van ouders/verzorgers.
De meelopers en de andere leerlingen
Meelopers zijn omstanders die incidenteel actief of passief meedoen met het pesten. Dit gebeurt meestal uit angst om zelf in de slachtofferrol terecht te komen, maar het kan ook zo zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en dat ze denken in populariteit mee te liften met de pester. Verder kunnen leerlingen meelopen uit angst vrienden of vriendinnen te verliezen. De meeste leerlingen houden zich afzijdig als er wordt gepest. Ze voelen zich wel vaak schuldig over het feit dat ze niet in de bres springen voor het slachtoffer of hulp inschakelen. Het is belangrijk deze leerlingen tot helpers te maken.
De medewerkers
Pesten is een goed bewaard groepsgeheim. Iedereen in de groep weet het maar niemand durft het aan docent of ouder te vertellen. De medewerkers weten dus vaak niet wat er plaatsvindt.
Gevolgen van pesten
Pesten kan grote gevolgen hebben voor de gepeste. Zo is uit onderzoek gebleken dat gepest worden een verhoogd risico met zich meebrengt op het gebied van onzekerheid, faalangst, depressie en zelfdoding. Ook voor de pester zijn de gevolgen niet gering. Zo worden onder pesters vaker problemen gerapporteerd betreffende sociale relaties, staan zij positiever tegenover het gebruik van geweld en hebben ze een grotere kans om in het criminele circuit terecht te komen.
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
3. Het pestprotocol Het pestprotocol (zie bijlage 1) vormt de verklaring van de vertegenwoordiging van de school en de ouders waarin is vastgelegd dat we pestgedrag op school niet accepteren en volgens een vooraf bepaalde handelwijze gaan aanpakken.
Uitgangspunten
Een dergelijk protocol kan alleen functioneren als aan bepaalde voorwaarden is voldaan: 1. De school is actief in het scheppen van een veilig, pedagogisch klimaat waarbinnen pesten als onacceptabel gedrag wordt ervaren. 2. Pesten moet als een probleem worden gezien door alle direct betrokken partijen: docenten, onderwijsondersteunend personeel, ouders en leerlingen. Met het ondertekenen van het Nationaal onderwijsprotocol (zie bijlage 1) laten alle betrokken partijen zien, dat zij bereid zijn tot samenwerking om de problemen rond pesten aan te pakken. 3. Docenten en onderwijsondersteunend personeel moeten pesten kunnen signaleren en vervolgens duidelijk stelling nemen tegen het pesten. 4. De school dient te beschikken over een directe aanpak wanneer het pesten de kop opsteekt (het pestprotocol). 5. De school ontplooit preventieve (les)activiteiten.
De vijfsporenaanpak
Door het ondertekenen van het Nationaal onderwijsprotocol heeft de school zich verbonden aan de vijfsporenaanpak. Dit houdt in: 1. De algemene verantwoordelijkheid van de school - De school zorgt dat de directie, mentoren en docenten voldoende informatie hebben over het pesten in het algemeen en het aanpakken van pesten. - De school werkt aan een goed beleid rond pesten, zodat de veiligheid van leerlingen binnen de school zo optimaal mogelijk is. - Alle medewerkers van de school vervullen een voorbeeldfunctie bij het signaleren en tegengaan van pestgedrag. 2. -
Het bieden van steun aan de jongere die gepest wordt Het probleem wordt serieus genomen. Er wordt uitgezocht wat er precies gebeurd is. Er wordt overlegd over mogelijke oplossingen. Het aanbieden van hulp door de mentor, het zorgteam of de schoolmaatschappelijk werker
3. -
Het bieden van steun aan de pester Het confronteren van de jongere met zijn gedrag en de gevolgen hiervan voor de pester. De achterliggende oorzaken boven tafel proberen te krijgen. Wijzen op het gebrek aan empatisch vermogen dat zichtbaar wordt in het gedrag. Het aanbieden van hulp (desnoods verplicht) door de mentor, het zorgteam of de schoolmaatschappelijk werker.
4. Het betrekken van de middengroep bij het pesten - De mentor bespreekt met de klas het pesten en benoemt de rol van alle leerlingen en die van de school hierin. - Er wordt gesproken over mogelijke oplossingen en wat de klas kan bijdragen aan een verbetering van de situatie. De mentor komt hier in de toekomst op terug.
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
5. -
Het bieden van steun aan de ouders Ouders die zich zorgen maken over pesten worden serieus genomen. De school werkt samen met de ouders om het pesten aan te pakken. De school geeft adviezen aan de ouders in het omgaan met hun gepeste of pestende kind. De school verwijst de ouders zo nodig naar deskundige hulpverleners.
De ouders van leerlingen die gepest worden, kunnen er moeite mee hebben, dat hun kind aan zichzelf zou moeten werken. Hun kind wordt gepest en dat moet gewoon stoppen. Dat klopt, het pesten moet stoppen. Echter, een gepest kind wil zich niet alleen veilig voelen op school; het wil ook geaccepteerd worden. Het verlangt ernaar om zich prettig en zelfverzekerder te voelen. Daar kan begeleiding of een (sociale vaardigheids)training aan bijdragen.
Draaiboek pestprotocol Preventief pestprogramma (standaard aan het begin van elk schooljaar) 1. Elke mentor bespreekt aan het begin van het schooljaar de algemene afspraken en regels in de klas. Het onderling plagen en pesten wordt hierbij genoemd en onderscheiden. Tevens bespreekt de mentor in zijn klas het pestprotocol. Ook wordt duidelijk gesteld dat pesten altijd gemeld moet worden en niet als klikken maar als hulp bieden of vragen wordt beschouwd. 2. De leerlingen in klas 1 (en indien gewenst 2) ondertekenen het pestcontract “Veilig in school” (zie bijlage 2). In onderling overleg geven de leerlingen en de mentor het contract een zichtbare plaats. 3. In de leerjaren 1 t/m 3 wordt aandacht besteed aan pesten in één of meerdere mentorlessen/lessen/leefstijl. De leerlingen onderschrijven aan het eind van deze les(sen) een aantal samen gemaakte afspraken (het pestcontract). Curatief pestprogramma (als pesten wordt gesignaleerd) 1. Wanneer vakdocenten of ander personeel pesten waarnemen of redenen hebben om pesten te vermoeden, wordt er van hen verwacht dat zij hierop adequaat reageren en een melding doen bij de mentor om hulp en overleg in gang te zetten. 2. Wanneer het pesten plaatsvindt in klassenverband, praat de mentor eerst met de gepeste en later met de pester apart. Een leidraad voor deze gesprekken is te vinden in bijlage 3 en 4. 3. Vervolgens organiseert de mentor een gesprek tussen beide leerlingen en hun ouders. Hierin worden afspraken gemaakt en het vervolgtraject besproken indien het pesten zich herhaalt. De mentor verwerkt dit vervolgens tot een handelingsplan en overhandigt hiervan een kopie aan de afdelingsleider. Deze stelt het betreffende onderwijsteam op de hoogte van de situatie en van de gemaakte afspraken. 4. De mentor praat met de klas. Hierbij worden de rol van de pester, het slachtoffer, de meelopers en de stille getuigen benoemd. Dit is belangrijk in verband met het herstellen van de groepssfeer en om te benadrukken welke verantwoordelijkheid ieder groepslid heeft. 5. Indien het probleem hiermee niet is opgelost, meldt de mentor het gedrag aan de afdelingsleider van de leerlingen. Hij overhandigt de afdelingsleider het dossier met daarin de gebeurtenissen en de afspraken die zijn gemaakt. 6. De afdelingsleider heeft een gesprek met de gepeste en de pester apart of organiseert direct een gesprek tussen beiden. Hierbij adviseert hij indien nodig zowel pester als gepeste zich vrijwillig aan te melden bij het zorgteam. 7. Indien het probleem hiermee niet is opgelost, dient de pester verplicht een training te volgen bij het zorgteam. Het doel van dit programma is reflectie, het gevoelig maken van de pester voor wat hij aanricht bij de gepeste leerling en het versterken van gewenst gedrag.
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
8. Wanneer het verplichte pestproject geen blijvende vruchten afwerpt, volgt een schorsing van een dag. Als er ook daarna geen verbetering geconstateerd wordt krijgt de pestende leerling een langere schorsing, dit in overleg met de afdelingsleider. 9. Wanneer de leerling ondanks alle inspanningen van de betrokken partijen koppig blijft volharden in het ongewenste pestgedrag liggen er geen perspectieven meer tot verandering. De school kan en wil dan geen verantwoordelijkheid meer nemen voor de veiligheid van de overige leerlingen. In dit uiterste geval wordt er door de betreffende afdeling binnen school, in samenspraak met de ouders/verzorgers gezocht naar een andere onderwijsplek.
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
Pesten binnen de klas. NB: Dit stroomdiagram is een richtlijn voor het traject rondom pesten.
Omdat te allen tijde de veiligheid van de leerlingen voorop staat, kan indien hier gegronde redenen voor zijn, afgeweken worden van het protocol.
Pesten wordt gesignaleerd door docent / mentor (voor signalen zie p. 4 en 5)
Mentor wordt op de hoogte gebracht van de signalen
1. Mentor praat apart met de gepeste leerling en met de pester. Daarna brengt de mentor de leerlingen samen in een gesprek om duidelijk te maken dat het pesten moet stoppen, excuses over te brengen en elkaar de hand te schudden. 2.
Indien de inschatting is dat ouders hiervan op de hoogte moeten worden gebracht, gebeurt dit op één van de volgende manieren: De mentor neemt contact op met de ouders De mentor deelt de leerlingen mee dat ze het thuis moeten vertellen en controleert dit De mentor laat leerlingen apart opschrijven wat er gebeurd is en laat dit verslag met handtekening van de ouders weer inleveren
3.
Mentor bespreekt pestgedrag met meelopers en rest van de klas (zie punt 6 p.8 en bijlage 2 en 3)
De mentor noteert het besprokene in Magister Pesten blijft/wordt erger
Pesten wordt minder / stopt
Gesprek coördinator/afdelingsleider met gepeste of pester apart of direct gesprek tussen beiden (zie bijlage 2 en 3) Coördinator/Afdelingsleider adviseert beiden vrijwillige aanmelding zorgteam Coördinator/Afdelingsleider koppelt deze informatie terug aan t Pesten blijft/wordt erger
Pesten wordt minder / stopt
Verplichte aanmelding zorgteam pester of Schorsing pester Pesten blijft/wordt erger
Pesten wordt minder / stopt
Verwijdering pester van school Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
Einde pesttraject
Pesten buiten de klas. NB: Dit stroomdiagram is een richtlijn voor het traject rondom pesten.
Omdat te allen tijde de veiligheid van de leerlingen voorop staat, kan indien hier gegronde redenen voor zijn, afgeweken worden van het protocol. Pesten wordt gesignaleerd door docent / mentor (voor signalen zie p. 4 en 5)
Afdelingsleider/Coördinator wordt op de hoogte gebracht van
1. De afdelingsleider/coördinator praat apart met de gepeste leerling en met de pester. Daarna brengt de afdelingsleider/coördinator de leerlingen samen in een gesprek om duidelijk te maken dat het pesten moet stoppen, excuses over te brengen en elkaar de hand te schudden. 2.
Indien de inschatting is dat ouders hiervan op de hoogte moeten worden gebracht, gebeurt dit op één van de volgende manieren: De coördinator/afdelingsleider neemt contact op met de ouders De coördinator/afdelingsleider deelt de leerlingen mee dat ze het thuis moeten vertellen en controleert dit De coördinator/afdelingsleider laat leerlingen apart opschrijven wat er gebeurd is en laat dit verslag met handtekening van de ouders weer inleveren
3.
Indien er sprake is van meerdere betrokken in school, bespreken de mentoren van deze betrokkenen het pestgedrag met meelopers en rest van de klas (zie punt 6 p.8 en bijlage 2 en 3)
De coördinator/afdelingsleider noteert het besprokene in Magister en bespreekt dit met de t Pesten blijft/wordt erger
Pesten wordt minder / stopt
Coördinator/Afdelingsleider adviseert beiden vrijwillige aanmelding zorgteam Pesten blijft/wordt erger
Pesten wordt minder / stopt
Verplichte aanmelding zorgteam pester of Schorsing pester Pesten blijft/wordt erger
Pesten wordt minder / stopt
Verwijdering pester van school
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
Einde pesttraject
De rol van het zorgteam -
-
Het zorgteam ondersteunt waar nodig afdelingen tijdens de verschillende fasen in het proces Het zorgteam biedt, in overleg met de mentor, op vrijwillige basis individuele begeleiding aan de pester en de gepeste. Het zorgteam kan waar nodig een inbreng hebben tijdens de mentorlessen. Het zorgteam biedt, in overleg met de mentor, kleinere trainingen aan bij specifieke hulpvragen, zoals bijvoorbeeld een assertiviteitstraining.
Het hierboven weergegeven stappenplan is een algemene leidraad; als een interventie succes heeft, kunnen vervolgstappen achterwege blijven. Het in het stappenplan genoemde traject bij aanhoudend pesten is geen automatisme; per leerling wordt bekeken welke maatregelen het meest passend zijn.
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
4. Digitaal pesten / cyberpesten Wat is cyberpesten?
Cyberpesten (of digitaal pesten) is het pesten of misbruiken via het internet en via mobiele telefoon. Cyberpesten kan nog veel harder zijn dan pesten in het gewone, dagelijkse leven. Dit komt doordat de daders gemakkelijk anoniem kunnen blijven en de reikwijdte van het internet veel groter is. Tegelijkertijd komen kinderen er op steeds jongere leeftijd mee in aanraking.
Hoe wordt er gepest? -
-
anonieme berichten versturen via MSN en SMS; schelden, roddelen, bedreigen, beledigen; het stelselmatig lastig vallen van iemand door het blijven sturen van hate-mail (óók het uit naam van een ander versturen van hate-mail); het dreigen met geweld in chatrooms; foto’s van mobieltjes en webcam op internet plaatsen; privégegevens op een site plaatsen; wachtwoorden en gegevens stelen en misbruiken (bijv. door instellingen aan te passen); haatprofielen aanmaken; virussen sturen en happy slapping;
Het stappenplan na een melding van cyberpesten
1. Bewaar de berichten. Probeer de berichten waarin het pestgedrag voorkomt te bewaren. Vertel leerlingen hoe ze dat kunnen doen (afdrukken, selecteren en kopiëren, MSN-gesprekken opslaan). 2. Blokkeren van de afzender. Leg de leerling zo nodig uit hoe hij/zij de pestmail kan blokkeren. 3. Probeer de dader op te sporen. Soms is de dader te achterhalen door uit te zoeken van welke computer op school het bericht is verzonden. Neem contact op met de ICT-coördinator of de systeembeheerder. Het is mogelijk om van het IP adres van de e-mail af te leiden van welke computer het bericht is verzonden. Ook is er van alles mogelijk via de helpdesk. 4. Neem contact op met de ouders van de gepeste leerling. Geef de ouders voorlichting over welke maatregelen zij thuis kunnen nemen. 5. Verwijs de ouders zo nodig door. Er zijn twee telefoonnummers die ouders kunnen bellen met vragen, namelijk: • 0800-5010: de onderwijstelefoon • 0900-11131113: de vertrouwensinspectie 6. Adviseer aangifte. In het geval dat een leerling stelselmatig wordt belaagd is er sprake van stalking en dan kunnen de ouders aangifte doen. Ook wanneer het slachtoffer lichamelijk letsel of materiële schade is toegebracht, kan de politie worden ingeschakeld. Zo nodig kun je verwijzen naar Bureau Slachtofferhulp (www.slachtofferhulp.nl, tel: 0900-0101) 7. Het zorgteam. Verwijs de pester en/of de gepeste door naar het zorgteam wanneer verdere begeleiding nodig is. Voor specifieke voorbeelden rondom de aanpak van cyberpesten zie bijlage 5.
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
5. Bijlagen Bijlage 1: Het Nationaal Onderwijsprotocol tegen pesten Bijlage 2: Leidraad voor een gesprek met een gepeste leerling Bijlage 3: Leidraad voor een gesprek met leerling die pest Bijlage 4: Voorbeelden aanpak cyberpesten Bijlage 5: Tips voor leerlingen om veilig te internetten
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
Bijlage 1: het Nationaal Onderwijsprotocol tegen pesten Het Nationaal onderwijsprotocol tegen pesten beoogt via samenwerking het probleem van het pestgedrag bij kinderen aan te pakken en daarmee het geluk, het welzijn en de toekomstverwachting van kinderen daadwerkelijk te verbeteren. De ondertekenaars van dit protocol verklaren het volgende: 1. Pesten is een wezenlijk en groot probleem. Uit onderzoek blijkt dat één op de vier kinderen (330.000) in het basisonderwijs en één op de zestien leerlingen (55.000) in het voortgezet onderwijs slachtoffer zijn van pestgedrag. Pestgedrag is schadelijk tot zeer schadelijk voor kinderen, zowel voor de slachtoffers als voor de pesters. De omvang en zwaarte van het probleem leiden tot de noodzaak van een aanpak door alle opvoeders van jongeren, in het bijzonder door de ouders en door de leerkrachten. 2. Het management dient, om een passend en afdoend antwoord te vinden op het probleem pesten, uit te gaan van een zo goed mogelijke samenwerking tussen ouders, medewerkers van de school en leerlingen, gebaseerd op afgesproken beleid dat gericht is op deze samenwerking. 3. Alle betrokkenen bij de school (management, medewerkers, leerlingen, ouders) wensen een samenwerking, zoals bedoeld onder 2, ook daadwerkelijk aan te gaan, te stimuleren en levend te houden. 4. De ondertekenaars van dit protocol verbinden zich daarom het volgende te doen: - een aanpak via en het werken volgens de ‘vijfsporenaanpak’: - het bewust maken en bewust houden van de leerlingen van het bestaan en de zwaarte van het probleem; - een gerichte voorlichting aan alle ouders van de school; - het aanleggen van - voor iedere persoon aan de school verbonden - toegankelijke, goede informatie over het probleem pesten, met als speciaal aandachtspunt informatie voor de leerlingen; - het beschikbaar stellen van geld waarmee wordt bekostigd: de scholing van personeelsleden, lesmaterialen, lezingen en andere activiteiten voor ouders en voor de aanschaf van boeken en andere informatie; - samenwerking te zoeken en afspraken te maken met andere scholen in de buurt over de aanpak van het pesten; - het delen van de opgedane ervaringen met andere scholen. 5. De ondertekenaars verklaren zich in principe bereid tot deelname aan een tussentijdse evaluatie door de school binnen drie jaar. Naam en plaats van de school: Getekend namens Leerlingenraad:
Ouderraad:
Medezeggenschapsraad:
Zorgteam:
………………………
………………………
………………………
………………………
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
Bijlage 2: Voorbeeld van een pestcontract Dit pestcontract dient als basis en kan per vestiging, onderwijsteam, leerjaar en/of klas worden aangevuld.
Contract “veilig in school” Ik vind dat iedereen zich veilig moet voelen in school. Daarom houd ik mij aan de volgende afspraken: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Ik accepteer de ander zoals hij is en ik discrimineer niet. Ik scheld niet en doe niet mee aan uitlachen en roddelen. Ik blijf van de spullen van een ander af. Als er ruzie is zoek ik iemand die de ruzie helpt oplossen. Ik bedreig niemand, ook niet met woorden of digitaal. Ik neem geen wapens of drugs mee naar school. Ik gebruik geen geweld, ook geen digitaal geweld. Als iemand mij hindert vraag ik hem of haar duidelijk daarmee te stoppen. 9. Als dat niet helpt, vraag ik een docent of mijn mentor om hulp.
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
Bijlage 3: Leidraad voor een gesprek met een gepeste leerling Feiten -
Klopt het dat je gepest wordt? (h)erkenning van het probleem Door wie word je gepest? (doorvragen: zijn er nog meer?) Waar word je gepest? (doorvragen: zijn er nog meer plekken?) Hoe vaak word je gepest? Hoe lang speelt het pesten al? Weten je ouders of andere personen dat je gepest wordt? Wat heb je zelf tot nu toe aan het pesten proberen te doen? Zijn er jongeren die jou wel eens proberen te helpen? Wat wil je dat er nu gebeurt; wat wil je bereiken?
Aanpak Bespreek samen met de leerling wat hij/zij kan doen tegen het pesten en bekijk waar de leerling aan wil werken om de situatie te verbeteren. Let daarbij op de volgende aspecten: - Hoe communiceert de leerling met anderen? - Welke lichaamstaal speelt een rol? - Hoe gaat de leerling om met zijn gevoelens en hoe maakt hij deze kenbaar aan anderen? - Heeft de leerling genoeg vaardigheden om weerbaarder gedrag te tonen naar de pester?
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
Bijlage 4: Leidraad voor een gesprek met leerling die pest Alvorens er een gesprek met de pester wordt gehouden heeft degene die het gesprek aangaat zich er van overtuigd dat degene met wie het gesprek plaatsvindt inderdaad schuldig is aan het gemelde gedrag. Het doel van dit gesprek is drieledig: 1. de leerling confronteren met zijn gedrag en de pijnlijke gevolgen hiervan 2. achterliggende oorzaken boven tafel proberen te krijgen 3. het schetsen van de stappen die volgen wanneer het pestgedrag niet stopt Confronteren Confronteren en kritiek geven is niet hetzelfde. Confronteren is: • probleemgericht en richt zich op gedrag wat waar te nemen is. Zodra we interpretaties gaan geven aan gedrag, wordt het persoonsgericht, bijvoorbeeld: “Je hebt cola in de tas van Piet laten lopen. Dat doe je zeker omdat je graag de lolligste bent!” Zodra we gaan interpreteren reageren we een gevoel van frustratie op die ander af en zijn we gestopt met confronteren en begonnen met kritiseren. • relatiegericht. Je bent heel duidelijk op de inhoud, in wat je wilt en niet wilt maar met behoud van de relatie, bijvoorbeeld.: “Ik vind dat je heel erg gemeen doet tegen haar en ik wil dat je daarmee ophoudt.” Zeg nooit: Je bent heel gemeen. Je wilt duidelijk verder met de jongere. Kritiek op de persoon voelt als een beschuldiging/afwijzing. Eigenlijk zeg je daarmee dat de pester een waardeloos mens is. • specifiek blijven. Je benoemt de situatie waar het over gaat en vermijdt woorden als altijd, vaak en meestal. • veranderingsgericht. Je stelt zaken vast en gaat vervolgens inventariseren hoe het anders kan. Achterliggende oorzaken Nadat het probleem benoemd is, richt je je op het waarom: “Hoe komt het dat je dit gedrag nodig hebt?” “Wat levert het jou op?” “Wat reageer je af op die ander?” Etc. Maak duidelijk dat er een tekort aan empatisch vermogen zichtbaar wordt in dit gedrag. Wat ga je daaraan doen? Bied zo nodig hulp aan van het zorgteam (op vrijwillige basis) Het pestgedrag moet stoppen Wees duidelijk over de stappen die volgen, wanneer het pestgedrag niet stopt (zie richtlijnen pesten).
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
Bijlage 5: Voorbeelden aanpak cyberpesten Voorbeeld 1 Een blootfoto van een leerling is op het internet geplaatst: - Luister naar de leerling. - Toon begrip en veroordeel niet. - Neem contact met de ouders op. - Meld dit bij de provider met verzoek tot verwijdering van de foto. Zet jouw provider in dit emailadres:
[email protected] - Adviseer de ouders aangifte bij de politie te doen. - Probeer de dader te achterhalen. - Voer maatregelen richting dader uit. Voorbeeld 2 Een leerling wordt steeds lastig gevallen (stalking): - Leer de leerling assertief te zijn: nee zeggen, contact blokkeren/afsluiten. - Neem contact met de ouders op. - Adviseer de ouders en de leerling om bewijslast te verzamelen. - Adviseer de ouders aangifte bij de politie te doen. - Probeer de dader te achterhalen. - Voer maatregelen richting dader uit. Voorbeeld 3 Over een leerling wordt geroddeld via MSN: - Geef steun en luister naar de leerling. - Adviseer de leerling berichten te bewaren en op te slaan. - Probeer de dader te achterhalen via systeembeheerder en slachtoffer. - Bespreek het met de mentor. - Spreek de pesters aan. - Voer eventueel een klassengesprek. - Neem contact met de ouders op. - Probeer de dader op te sporen. Soms is de identiteit van de dader te achterhalen door uit te zoeken van welke computer op school het bericht is verzonden. Je gebruikt daarvoor de zogenaamde logfiles van de school-server (centrale computer). Vanzelfsprekend heb je daar wel (technische) ondersteuning van een ICT-coördinator, systeembeheerder, en/of externe beheerder voor nodig. - Ga na wanneer het bericht verstuurd is en welke klas op dat moment gebruik maakte van de computers. De stijl van het bericht en eventuele taalfouten kunnen de dader verraden. De dader kan wellicht ook worden gevonden door in de klas te praten over wat er is gebeurd. Soms is het niet mogelijk een dader te achterhalen en zit er niets anders op dan het effect te minimaliseren. Dat kan het beste door het slachtoffer op het hart te drukken niet te reageren op haatmail of andere ongewenste berichten.
Vastgestelde stukken/organisatie/Schoolveiligheidsplan/ bijlage 08 Pestprotocol havo/vwo
PESTPROTOCOL
UDENS COLLEGE
Door Bureau Extra Begeleiding, vmbo.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docxO:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docx
Inhoudsopgave
pag.
Vooraf
3
Wat is pesten?
3
Hoe wordt er gepest?
4
Het aanpakken van pesten
5
Preventieve maatregelen
6
Het stappenplan
7
Sancties
8
Achtergrondinformatie
9
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docxO:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docx
Vooraf Dit is het pestprotocol van het Udens College, sector Vmbo. Enerzijds bevat het richtlijnen bij geconstateerd pestgedrag, anderzijds staan er ook activiteiten in die pesten kunnen voorkomen. Een van de uitgangspunten van onze school is “leren en je prettig en veilig voelen op school”. We willen onze leerlingen een veilig pedagogisch klimaat bieden waarin zij zich harmonieus kunnen ontwikkelen. Het personeel bevordert deze ontwikkeling door het scheppen van een open en prettige werksfeer in de klas en daarbuiten. Door het creëren van thuisbases draagt de organisatie van de school bij aan het gevoel van veiligheid. Er is ruimte voor iedereen om zichzelf te zijn zolang dat niet betekent dat de afgesproken regels overtreden worden of dat iemands persoonlijke grenzen overschreden worden.
Wat is pesten? We spreken van pesten als dezelfde persoon regelmatig en systematisch bedreigd en geïntimideerd wordt. Pesten is een vorm van geweld en daarmee grensoverschrijdend en zeer bedreigend. Een klimaat waarin gepest wordt, tast iedereen aan. In een klas waar gepest wordt, kunnen alle leerlingen en docenten slachtoffer worden. Pestgedrag moet dan ook door iedereen serieus genomen worden. Het lastige is dat veel pestgedrag zich in het verborgen afspeelt, zodat het moeilijk is om er grip op te krijgen. Zelfs als het pestgedrag wordt opgemerkt, weten we niet altijd hoe we ermee om kunnen gaan. Docenten en onderwijzend personeel hebben echter een taak samen met de ouders en de leerlingen zelf bij het tegengaan van pesten. Leerlingen moeten weten dat ze hulp kunnen krijgen van volwassenen in de school en hierom durven vragen. Volwassenen dienen oog te hebben voor de signalen van leerlingen.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docxO:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docx
Voor mentoren betekent dit dat ze groepsgesprekken houden, aandacht hebben voor de groepssfeer en het functioneren van individuele leerlingen in de groep. Ze maken afspraken met de klas en zorgen ervoor dat deze afspraken nagekomen worden. Wat is plagen? We spreken over plagen wanneer leerlingen min of meer aan elkaar gewaagd zijn. Het vertoonde gedrag is onschuldig en nodigt uit tot een reactie van eenzelfde soort. Het gaat dan om een spel dat door geen van de betrokkenen als bedreigend of echt vervelend wordt ervaren. Het is niet systematisch en heeft geen nadelige gevolgen voor degene die het ondergaat. Door elkaar eens uit te dagen leren kinderen heel goed om met allerlei conflicten om te gaan.
Hoe wordt er gepest? Met woorden: vernederen, belachelijk maken, schelden, dreigen, met bijnamen aanspreken, gemene briefjes, digitaal pesten (zie MSN protocol; via mail, chatprogramma’s) , e.e.a. n.a.v. lichaamskenmerken, (etnische( afkomst, geloof of seksuele voorkeur, zwart maken door het verzenden van foto’s of filmpjes. Lichamelijk: trekken aan kleding, duwen en sjorren, schoppen en slaan, krabben en aan haren trekken, wapens gebruiken, laten struikelen, bijten, seksuele intimidatie. Intimidatie/achtervolgen: iemand achterna blijven lopen, opwachten, in de val laten lopen, doorgang versperren, klem zetten tussen fietsen, dwingen bezit af te geven of zaken mee naar school te nemen (afpersing). Uitsluiting: doodzwijgen en negeren, uitsluiten van feestjes, bij groepsopdrachten. Stelen en vernielen: afpakken van kledingstukken, schooltas, schoolspullen, kliederen op boeken, banden leksteken, fiets beschadigen.
Partijen bij het pestprobleem? De gepeste leerling. O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docxO:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docx
Sommige kinderen lopen meer kans gepest te worden dan anderen. Dat kan met hun uiterlijk, gedrag, gevoelens en sociale uitingsvormen te maken hebben. Een kind dat wordt gepest, praat er thuis en op school niet altijd over. Reden kan zijn: schaamte, angst dat ouders met de school of de pester gaan praten, het probleem lijkt onoplosbaar, het idee dat je niet mag klikken. De pester. Pesters zijn vaak fysiek en/of verbaal de sterksten. Zij zijn of lijken populair maar zijn dat uiteindelijk niet. Ze dwingen hun populariteit af door stoer en onkwetsbaar gedrag. Van binnen zijn ze vaak onzeker en ze proberen zichzelf groter te maken door een ander kleiner te maken. Vaak hebben ze weinig empathisch vermogen, zijn impulsief en domineren graag andere kinderen. Door hun verkeerde en vooral beperkte sociale vaardigheden hebben ze vaak moeite om een vriendschap op te bouwen en te onderhouden op andere gronden dan die van macht en het delen van die macht. Pesters maken een abnormale sociale ontwikkeling door. Vaak speelt een negatief zelfbeeld, weinig eigenwaarde, een problematische thuissituatie en negatief voorbeeldgedrag van ouders/verzorgers een rol. De meelopers Omstanders die incidenteel actief of passief meedoen met het pesten. Dit gebeurt meestal uit angst om zelf het slachtoffer te worden. Het kan ook zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en denken daardoor op de populariteit van de pester mee te liften. Af en toe neemt een leerling of een klein groepje leerlingen het voor de gepeste op. De medewerkers Pesten is een goed bewaard groepsgeheim. Iedereen in de groep weet het maar niemand durft het aan docent of ouder te vertellen. De medewerkers weten dus vaak niet wat er plaatsvindt.
Het aanpakken van pesten! Pesten is onacceptabel en vraagt om een duidelijke en krachtige reactie vanuit de school. Pesten kan grote gevolgen hebben voor de gepeste: onzekerheid, faalangst, depressie, zelfdoding en de pester: problemen met sociale relaties, O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docxO:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docx
positief to het gebruik van geweld, heeft grote kans in het criminele circuit terecht te komen. Uitgaande van de vijf-sporen-aanpak van het Nationaal onderwijsprotocol gaan we uit van: •
•
•
•
•
De algemene verantwoordelijkheid van de school: voldoende informatie over het pesten en de aanpak; een beleid rond pesten; voorbeeldfunctie van alle medewerkers bij het signaleren en tegengaan van pestgedrag. Het bieden van steun aan de gepeste: probleem serieus nemen; uitzoeken wat er is gebeurd; overleg over oplossingen; hulp door mensen binnen de school. Het bieden van steun aan de pester:confronteren met zijn/haar gedrag en de gevolgen voor de pester; achterliggende oorzaken op tafel krijgen; aanbieden van hulp (desnoods verplicht). Betrekken van de middengroep bij het pesten: bespreken met de klas; benoemen van de rol van alle leerlingen en de rol van de school; spreken over oplossingen en de bijdrage van de klas. Het bieden van steun aan de ouders: ouders serieus nemen; school werkt samen met de ouders; de school geeft adviezen aan de ouders in de omgang met hun gepeste of pestende kind; verwijzen naar deskundige hulpverlening.
Preventieve maatregelen Elke mentor bespreekt aan het begin van het schooljaar de algemene afspraken en regels op school en in de klas. Het onderlinge plagen en pesten wordt hierbij genoemd en onderscheiden. Tevens bespreekt de mentor in zijn klas het pestprotocol. Pesten moet altijd worden gemeld en is geen klikken maar moet worden beschouwd als hulp bieden of vragen. In de klassen 1 en 2 wordt aandacht besteed aan pesten in de begeleidingslessen (leefstijl) en eventueel in een training . De leerlingen onderschrijven eventueel aan het eind van deze lessen een aantal samen gemaakte afspraken, het non-contract.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docxO:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docx
Indien een mentor of een afdeling daartoe aanleiding ziet wordt er een groepsgesprek georganiseerd waarin de rollen van de gepeste, de pester, de meelopers en de stille getuigen worden benoemd. De gevoerde gesprekken worden in de vorm van een verslagje aan de handelingsplannen toegevoegd (dossiervorming).
Contractvoorbeeld: ik vind dat iedereen zich veilig moet voelen in school. Daarom houd ik mij aan de volgende afspraken: o o o o o o o o o
Ik accepteer de ander zoals hij is en ik discrimineer niet. Ik scheld niet en doe niet mee aan uitlachen en roddelen. Ik blijf van de spullen van een ander af. Als er ruzie is zoek ik iemand die de ruzie helpt oplossen. Ik bedreig niemand, ook niet met woorden of digitaal. Ik neem geen wapens of drugs mee naar school. Ik gebruik geen geweld, ook geen digitaal geweld. Als iemand mij hindert vraag ik hem te stoppen. Als het niet helpt vraag ik mijn mentor of een docent om hulp.
Het stappenplan na een melding van pesten. (de mentor) 1. Wanneer e.e.a. plaatsvindt in klassenverband, praat de mentor met de gepeste en met de pester apart. Vervolgens organiseert de mentor een gesprek tussen beide leerlingen en probeert tot afspraken te komen (herstelrecht). Eventueel wordt peermediation en “no blame” overwogen. 2. De mentor neemt contact op met de ouders van pester en gepeste en betrekt hen bij de oplossing. Eventueel worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek evt. met ondersteuning van de afdeling en het b.e.b.. 3. De mentor bespreekt direct het vervolgtraject indien het pesten zich herhaalt: inzet leerlingbegeleider, vertrouwenspersoon, training. Tevens wordt uitgelegd dat er uiteindelijk sancties genomen kunnen worden in de vorm van : schorsing, melden bij leerplicht/ inspectie, verwijdering. O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docxO:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docx
4. De mentor spreekt met de klas. Het gaat om herstel van de groepssfeer en de verantwoordelijkheid van ieder groepslid. De mentor stelt het klassenteam schriftelijk (mail?) op de hoogte met vermelding van de gemaakte afspraken. 5. Bij escalatie meldt de mentor e.e.a. bij de afdeling en verwijst naar het handelingsplan cq. LVS (magister) waar e.e.a. is vastgelegd (afspraken, welke gesprekken zijn gevoerd). 6. Ouders worden op de hoogte gesteld en betrokken bij het vinden van een oplossing. (de afdeling; b.e.b.) 1. De afdeling kan in onderling overleg de rol van de mentor overnemen en het b.e.b. om ondersteuning verzoeken. 2. Zonodig wordt pnt. 1t/m 6 (mentor) uitgevoerd. 3. Het b.e.b. levert indien nodig hulp door de leerlingbegeleider, trainingsaanbod, gesprek tussen ouders en schoolmaatschappelijk werker enz. Wanneer de pester opnieuw in pestgedrag vervalt, wordt hij door de school ertoe verplicht om individueel een programma te volgen. Dit vindt plaats in de eigen tijd. Doel is reflectie en het gevoelig maken voor wat hij aanricht. De afdeling kan e.e.a. in overleg met het b.e.b. doen. Ouders worden op de hoogte gesteld door de afdeling.
Sancties Wanneer voorgaande stappen geen blijvende vruchten afwerpen, volgt schorsing van een dag (thuis). Als er ook daarna geen verbetering wordt geconstateerd krijgt de pestende een langere schorsing (afdeling); e.e.a. wordt dan gemeld bij de LPA en de inspectie. Verwijdering van school. Wanneer de leerling ondanks alle inspanningen van de betrokken partijen koppig blijft volharden in het ongewenst pestgedrag liggen er geen perspectieven meer tot verandering.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docxO:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docx
De school kan en wil dan geen verantwoording dragen voor de veiligheid van de andere leerlingen. Er rest niets anders dan verwijdering. Er wordt gezocht naar een andere school. In dit proces kan het SVB in de vorm van onderzoek, observatoria, rebound, mediation een rol hebben. Tevens kunnen de amb.beg. hierbij een bemiddelende rol vervullen. Rol van de leerlingbegeleider cq. het b.e.b.
Hij ondersteunt waar nodig mentoren en de afdeling tijdens de verschillende fasen in het proces. Hij biedt individuele begeleiding aan de pester en de gepeste. Hij biedt een training aan. Hij kan een inbreng hebben in de begeleidingsles. Hij vraagt regelmatig aandacht voor de problematiek aan de ouders via de Under Cover, via de website en eventueel middels ouderavonden.
Achtergrondinformatie Publicaties) Meer, B. van der, “De zondebok in de klas”. (
[email protected]). Jeugdboeken -
Carry Slee: Spijt Ellen Tijsinger: Morgenster Peter Pohl: We noemen hem Anna. Jan de Zanger: Hadden we er maar wat van gezegd. Aidan Chambers: Tirannen. Evert Hartman: Oorlog zonder vrienden.
Websites -
www.pestenislaf.nl www.pestweb.nl www.pesten.net www.stopdigitaalpesten.nl www.digibewust.nl www.ppsi.nl
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docxO:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docx
-
www.schoolenveiligheid.nl www.veilig.kennisnet.nl
Films -
Bluebird (2004); Mijke de Jong De tasjesdief (1995); Maria Peters Pudding Tarzan (1982); Soren Kragh-Jacobson.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docxO:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 8 pestprotocol.vmbo.docx
reglement verwerking leerlingengegevens
Geactualiseerde versie september 2005
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
1
Artikel 1 Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: a.
Leerling: persoon die onderwijs volgt op het Udens College;
b.
Persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
c.
Verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige ander vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens;
d.
Persoonsgebonden nummer: het sociaal-fiscaalnummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dan wel het door de Informatie Beheer Groep uitgegeven onderwijsnummer;
e.
Administratiecode: eenduidige code die wordt gebruikt ten behoeve van efficiënte verwerking van persoonsgegevens;
f.
Bestand: elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd is of verspreid is op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen;
g.
Verantwoordelijke: de natuurlijke persoon, rechtspersoon of ieder ander die of het bestuursorgaan dat, alleen of tezamen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt, in casu het bevoegd gezag van de … [naam rechtspersoon];
h.
Beheerder: degene die onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke is belast met de (dagelijkse) zorg voor de verwerking van persoonsgevens, alsmede voor het bewaren, verwijderen en verstrekken van gegevens;
i.
Bewerker: degene die op basis van een overeenkomst ten behoeve van de verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt, zonder aan zijn rechtstreeks gezag te zijn onderworpen;
j.
Gebruiker: degene in de zin van artikel 7 die gerechtigd is kennis te nemen van bepaalde gegevens in een persoonsregistratie;
k.
Betrokkene: degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft;
l.
Derde: ieder niet zijnde de betrokkene, de verantwoordelijke, de bewerker, of degene(n) die onder gezag van de verantwoordelijke of de bewerker gemachtigd is (zijn) om persoonsgegevens te verwerken;
m.
Ontvanger: degene aan wie de persoonsgegevens worden verstrekt;
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
2
n.
Bevoegd gezag: het bestuur van Samenwerkingsstichting voor Voortgezet Onderwijs Uden SVOU. In dit reglement verder te noemen het Udens College.
o.
College bescherming persoonsgegevens: het college bedoeld in artikel 51 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens;
p.
Toestemming van betrokkene: elke vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee betrokkene aanvaardt dat de hem / haar betreffende persoonsgegevens worden verwerkt;
q.
WBP: Wet Bescherming Persoonsgegevens, staatsblad 2000, 302;
r.
Vrijstellingsbesluit Wbp: besluit van 7 mei 2001, (Staatsblad 2001, 250), houdende aanwijzing van verwerkingen van persoonsgegevens die zijn vrijgesteld van de melding bedoeld in artikel 27 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Artikel 2 Reikwijdte en doelstelling van het reglement 2.1
Dit reglement is van toepassing op alle persoonsgegevens van een leerling die door of namens het Udens College worden verwerkt.
2.2
Dit reglement heeft tot doel: a. de persoonlijke levenssfeer van leerlingen van wie persoonsgegevens worden verwerkt te beschermen tegen misbruik van die gegevens en tegen het verwerken van onjuiste gegevens; b. te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn; c. de rechten van de leerlingen te waarborgen.
Artikel 3 Doel van de verwerking van persoonsgegevens De verwerking geschiedt met in achtneming van artikel 19 van het Vrijstellingsbesluit slechts ten behoeve van: a. de organisatie of het geven van het onderwijs, de begeleiding van leerlingen dan wel het geven van studieadviezen; b. het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen; c. het berekenen, vastleggen en innen van inschrijvingsgelden, school- en lesgelden en bijdragen of vergoedingen voor leermiddelen en buitenschoolse activiteiten, waaronder begrepen het in handen van derden stellen van vorderingen; d. het behandelen van geschillen en het doen uitoefenen van accountantscontrole; e. de uitvoering of toepassing van een wettelijke regeling. Artikel 4 Verwerking van persoonsgegevens Geen andere persoonsgegevens van een leerling worden verwerkt dan: a. naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke voor communicatie bedoelde gegevens, alsmede bank- en girorekeningnummer van de betrokkene; b. het persoonsgebonden nummer; c. nationaliteit en geboorteplaats; O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
3
d. e. f. g. h. i. j. k.
gegevens die noodzakelijk zijn met het oog op de gezondheid of het welzijn van de leerling; gegevens betreffende de godsdienst of levensovertuiging van de leerling, voor zover die noodzakelijk zijn voor het onderwijs; gegevens betreffende de aard en het verloop van het onderwijs, alsmede de behaalde studieresultaten; gegevens met het oog op de organisatie van het onderwijs en het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen; gegevens met het oog op het berekenen, vastleggen en innen van inschrijvingsgelden, school- en lesgelden en bijdragen of vergoedingen voor leermiddelen en buitenschoolse activiteiten; gegevens als bedoeld onder a, van de ouders, voogden of verzorgers van leerlingen; andere dan de onder a tot en met i bedoelde gegevens waarvan de verwerking wordt vereist ingevolge of noodzakelijk is met het oog op de toepassing van een wettelijke regeling; een administratiecode ten behoeve van de verwerking van de gegevens onder a t/m j.
Artikel 5 Het beheer van (de verwerking van) persoonsgegevens Persoonsgegevens worden op naam van de leerling verzameld. De verzameling van persoonsgegevens van de leerling vormt het dossier. Artikel 6 Verstrekking van gegevens De persoonsgegevens worden slechts verstrekt aan: a. degenen, waaronder begrepen derden, die leiding geven aan of belast zijn met de verwerking van persoonsgegevens van leerlingen of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken; b. anderen, in de gevallen bedoeld in artikel 8 onder a, c en d, of artikel 9 (verenigbaar gebruik), derde lid, van de Wbp; c. anderen, in de gevallen bedoeld in artikel 8 onder e en f, van de Wbp, voor zover het slechts gegevens betreft als bedoeld in artikel 4 van dit modelreglement, en nadat het voornemen daartoe aan betrokkene is medegedeeld en deze gedurende een redelijke termijn in de gelegenheid is geweest het recht als bedoeld in artikel 40 of 41 van de Wbp uit te oefenen. Artikel 7 Toegang tot persoonsgegevens 7.1
Onverminderd eventuele wettelijke voorschriften ter zake hebben slechts toegang tot de persoonsgegevens: a. degenen, waaronder begrepen derden en anderen, die zijn belast met of leiding geven aan de activiteiten die in verband staan met de verwerking van de gegevens of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken; b. anderen, in gevallen als bedoeld in artikel 8 onder a, c en d, en artikel 9 derde lid van de Wbp.
7.2
Degenen genoemd in lid 1 sub a dienen zich te registreren in het bestand dat als bijlage bij dit reglement wordt gevoegd.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
4
Artikel 8 Beveiliging en geheimhouding 8.1
De verantwoordelijke draagt zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen ter voorkoming van verlies of onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens. Deze maatregelen garanderen, rekening houdend met de stand der techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging, een passend beveiligingsniveau, gelet op de risico’s die de verwerking en de aard van de te beschermen gegevens met zich meebrengen. De maatregelen zijn er mede op gericht onnodige verzameling en verdere verwerking van persoonsgegevens te voorkomen.
8.2
Indien sprake is van elektronische verwerking van persoonsgegevens zal de beheerder via een coderings- en wachtwoordbeveiliging de verschillende functionarissen, als bedoeld in artikel 7, toegang geven tot bepaalde gedeelten van de persoonsgegevens of tot alle persoonsgegevens al naar gelang hun werkzaamheden dit vereisen.
8.3
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van dit reglement en daarbij de beschikking krijgt over persoonsgegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs kan vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van beroep, functie of wettelijk voorschrift ter zake van de persoonsgegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan. Dit geldt niet indien enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit reglement de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
Artikel 9 Informatieplicht 9.1
De verantwoordelijke informeert betrokkene over de persoonsgegevens die worden verwerkt, met welk doel dat gebeurt en aan wie de gegevens worden verstrekt.
9.2
De verantwoordelijke informeert betrokkene over het verwerken van diens persoonsgegevens, voorafgaand aan de verzameling van de persoonsgegevens of, indien de gegevens van derden afkomstig zijn, voorafgaand aan de verwerking.
Artikel 10 Rechten betrokkene(n): inzage, correctie, verzet 10.1
Elke betrokkene heeft het recht op inzage. Aan een verzoek om inzage kunnen kosten worden verbonden.
10.2
Een verzoek om inzage dient te worden gedaan aan de verantwoordelijke, die binnen vier weken na ontvangst van dit verzoek hierop schriftelijk reageert.
10.3
Indien de betrokkene bij de verantwoordelijke aantoont dat bepaalde opgenomen gegevens onjuist c.q. onvolledig zijn, dan wel gezien de doelstelling van het systeem niet ter zake doen, dan wel strijdig zijn met dit reglement, draagt de verantwoordelijke binnen vier weken nadat betrokkene de onjuistheid c.q. onvolledigheid heeft aangetoond, zorg voor verbetering, aanvulling of verwijdering. In dat geval worden eventueel betaalde kosten terugbetaald.
10.4
Indien de verantwoordelijke twijfelt aan de identiteit van de verzoeker, vraagt hij zo spoedig mogelijk aan de verzoeker schriftelijk nadere gegevens inzake zijn identiteit te verstrekken of een geldig identiteitsbewijs te overleggen. Door dit verzoek wordt de
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
5
termijn opgeschort tot het tijdstip dat het gevraagde bewijs is geleverd. 10.5
Wanneer de verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt op de grondslag dat die verwerking a. noodzakelijk is voor de goede vervulling van een door de verantwoordelijke verrichte publiekrechtelijke taak, of b. noodzakelijk is voor een gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke of een derde, kan betrokkene schriftelijk verzet aantekenen tegen de verwerking van de gegevens, op basis van zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden. De verantwoordelijke dient binnen vier weken na ontvangst van het verzet te beoordelen of het verzet terecht is. Is dat het geval, dan dient de verwerking van persoonsgegevens onmiddellijk te worden beëindigd.
10.6
Wanneer de verwerking van persoongegevens plaatsvindt op de grondslag dat die verwerking geschiedt voor direct marketingdoeleinden, kan betrokkene eveneens schriftelijk verzet aantekenen tegen de verwerking van de gegevens. Indien betrokkene van dit recht gebruik maakt, dient de verwerking van persoongegevens voor dit doel onmiddellijk te worden beëindigd.
Artikel 11 Bewaartermijnen De persoonsgegevens worden verwijderd uiterlijk twee jaren nadat de studie is beëindigd, tenzij de persoonsgegevens noodzakelijk zijn ter voldoening aan een wettelijke bewaarplicht. Artikel 12 Oud-leerlingen 12.1
De verantwoordelijke kan besluiten over te gaan tot het instellen van een verwerking betreffende oud-leerlingen.
12.2
De verwerking geschiedt slechts voor: a. het onderhouden van contacten met de oud-leerlingen; b. het verzenden van informatie aan de oud-leerlingen; c. het berekenen, vastleggen en innen van bijdragen en giften, waaronder begrepen het in handen van derden stellen van vorderingen, alsmede andere activiteiten van intern beheer; d. het behandelen van geschillen en het doen uitoefenen van accountantscontrole.
12.3
Geen andere persoonsgegevens worden verwerkt dan: a. naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke voor communicatie benodigde gegevens, alsmede bankrekeningnummer van de betrokkene; b. gegevens betreffende de aard van de studie en de periode gedurende welke de oud-leerling, de opleiding heeft gevolgd; c. gegevens met het oog op het berekenen, vastleggen en innen van bijdragen en giften. d. een administratiecode dat geen andere informatie bevat dan bedoeld onder a t/m c.
12.4
De persoonsgegevens worden slechts verstrekt aan: a. degenen, waaronder begrepen derden, die zijn belast met of leiding geven aan de in het tweede lid bedoelde activiteiten of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken;
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
6
b. anderen, in de gevallen bedoeld in artikel 8, onder a, c en d, en artikel 9, derde lid, van de Wbp. 12.5
De persoonsgegevens worden verwijderd op een daartoe strekkend verzoek van de betrokkene of bij diens overlijden.
Artikel 13 Klachten 13.1
Indien de betrokkene van mening is dat de bepalingen van dit reglement niet door de instelling worden nageleefd dient hij zich te wenden tot de verantwoordelijke.
13.2
Indien de ingediende klacht voor de betrokkene niet leidt tot een voor hem acceptabel resultaat, kan hij zich wenden tot het College Bescherming Persoonsgegevens.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel Dit reglement kan aangehaald worden als privacyreglement verwerking leerlingengegevens en treedt in werking op …….. Het reglement is vastgesteld door het bestuur van …. op ….
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
7
Bijlage Overzicht van diegenen die toegang hebben tot de leerlingenregistratie van (naam instelling) zoals bedoeld in artikel 7 lid 2 van dit reglement:
Functie en motivering gebruik
Toegang tot welke persoonsgegevens
Deze bijlage is voor het laatst gewijzigd op …..
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
8
Toelichting op het modelprivacyreglement Op 19 november 2003 heeft de ondertekening plaatsgevonden (door de onderwijssector en de minister van OCW) van het convenant ’Bescherming leerling-, deelnemer- en studentgegevens op de scholen en instellingen’. Het convenant komt voort uit een wens van de Eerste kamer tijdens de bespreking van de wet op het onderwijsnummer om extra aandacht te besteden aan de bescherming van de persoonsgegevens van leerlingen nu er een persoonsgebonden nummer (het sofi-nummer) aan de administratie wordt toegevoegd (zie Uitleg 29/30 • 22 • 10 december 2003). In het convenant is met de organisaties voor bestuur en management afgesproken zorg te dragen voor het opstellen van een modelreglement per onderwijssector, dat per school- of instelling kan worden gebruikt voor de wijze van omgaan met de op de school of instelling aanwezige leerlingengegevens (artikel 4 convenant). Een aantal organisaties voor bestuur en management in het PO en VO, te weten Besturenraad, Bond KBO en Bond KBVO, VBS, VGS en VOS/ABB, hebben gezamenlijk het voorliggende modelprivacyreglement opgesteld. Het model is ter toetsing voorgelegd aan het College Bescherming Persoonsgegevens. Het model is niet van toepassing op personeelsgegevens. Voor algemene informatie over de verwerking van persoonsgegevens verwijzen we o.a. naar de website van het Ministerie van Justitie (www.justitie.nl) waar een Handleiding voor verwerkers van persoonsgegevens te downloaden is via www.justitie.nl/Images/11_5233.pdf. De tekst van de Wbp is te downloaden: www.justitie.nl/Images/11_5235.pdf De tekst van het Vrijstellingsbesluit Wbp is te downloaden: www.justitie.nl/Images/11_5237.pdf Voor meer algemene informatie over de Wbp en privacy in het algemeen: www.cbpweb.nl/ www.justitie.nl/themas/meer/wet_bescherming_persoonsgegevens.asp. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepalingen De meeste begripsbepalingen vloeien direct voort uit de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Verwerking van persoonsgegevens Het gaat er om of iemand enige feitelijke macht of invloed, al dan niet via een computersysteem, over de gegevens kan uitoefenen: iemand moet een handeling met de gegevens kunnen verrichten. Als iemand geen macht of invloed kan uitoefenen op de persoonsgegevens, valt deze verwerking niet onder de Wbp. Verantwoordelijke De verantwoordelijke is het bevoegd gezag; in het PO en VO is dit in de meeste gevallen het schoolbestuur. Persoonsgebonden nummer Het limitatief gebruik van het persoonsgebonden nummer wordt in de sectorale onderwijswetten nader geregeld. O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
9
Bewerker Hiermee wordt bijvoorbeeld een externe organisatie als een APS (application service provider), onderwijsbureau of een administratiekantoor bedoeld. Als besloten wordt om feitelijke handelingen met betrekking tot gegevensverwerking door een bewerker te laten verrichten, zal met die bewerker een relatie worden aangaan.De Wbp stelt eisen aan de keuze van een bewerker en aan de manier waarop de relatie met die bewerker vastlegt: • men moet zich ervan vergewissen dat de bewerker die wordt gekozen voldoende waarborgen biedt met betrekking tot de technische en organisatorische beveiliging; • er moet een overeenkomst met de bewerker worden gesloten of er wordt een andere regeling getroffen waardoor afdwingbare verbintenissen ontstaan; • in de overeenkomst (of andere regeling) moet de verantwoordelijke bedingen dat de bewerker de persoonsgegevens uitsluitend verwerkt in opdracht van de verantwoordelijke; • er dient te worden bedongen dat de bewerker de beveiligingsverplichtingen nakomt die op de verantwoordelijke rusten op grond van de Wbp en ten slotte • moet de verantwoordelijke daadwerkelijk toezien op naleving van deze beveiligingsverplichtingen.Ook het recht daartoe zal in de overeenkomst (of andere regeling) moeten worden vastgelegd. De Wbp eist in artikel 14 dat de onderdelen die betrekking hebben op de bescherming van persoonsgegevens en op de beveiligingsmaatregelen, schriftelijk worden vastgelegd. Betrokkene De persoon wiens gegevens worden verwerkt, wordt in de Wbp ‘de betrokkene’ genoemd. Hij of zij heeft krachtens de Wbp een aantal bijzondere rechten, zoals het recht op kennisneming en verbetering van zijn gegevens en het recht op verzet tegen verwerking van zijn persoonsgegevens. Indien de betrokkene minderjarig is en de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, of onder curatele is gesteld, dan wel ten behoeve van de betrokkene een mentorschap is ingesteld, is in de plaats van de toestemming van de betrokkene die van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist. Een toestemming kan door de betrokkene of zijn wettelijk vertegenwoordiger te allen tijde worden ingetrokken. CBP Het College bescherming persoonsgegevens ziet er, op grond van de Wbp, als onafhankelijke instantie op toe, dat persoonsgegevens zorgvuldig worden gebruikt en beveiligd en dat de privacy van burgers ook in de toekomst gewaarborgd blijft. Wanneer een organisatie zich niet houdt aan de wet, kan het College maatregelen nemen. De belangrijkste daarvan is uitoefening van bestuursdwang. Dat betekent dat het College van de overtreder kan eisen dat hij de overtreding van de wettelijke regels binnen een bepaalde termijn ongedaan maakt. Het College kan daarbij een dwangsom opleggen. Het College kan ook een boete opleggen, bijvoorbeeld wanneer de verwerking van persoonsgegevens niet, onjuist of te laat is aangemeld. Vrijstellingsbesluit In het Vrijstellingsbesluit (Vb) worden de vrijgestelde gegevensverwerkingen opgesomd. Met name artikel 19 van het Vb kan van toepassing zijn op verwerkingen van onderwijsinstellingen betreffende hun leerlingen. Een beroep doen op een van de artikelen van het Vb is alleen mogelijk als aan de eisen die het Vb stelt wordt voldaan, niet alleen ten tijde van de start van de verwerking, maar ook later in de tijd. Daarom is het zinvol te controleren of nog aan de eisen wordt voldaan, bijvoorbeeld als men meer of andere gegevens wil verwerken of wil overstappen O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
10
op een ander registratiesysteem. Daarom kan ook niet zonder voorbehoud gezegd worden dat scholen zijn vrijgesteld van de meldingsplicht. Overigens ziet het Vb alleen op een vrijstelling van de meldingsplicht. Voor het overige is de Wbp normaal van toepassing. Artikel 3 Doel van de verwerking van persoonsgegevens Organisaties mogen persoonsgegevens alleen verzamelen en verder gebruiken voor een duidelijk omschreven doel. Dat doel moeten zij vooraf bepalen, dus voordat zij met het verzamelen van de gegevens beginnen. Ze mogen ook niet meer gegevens verzamelen dan strikt noodzakelijk is voor dat doel. Maar ook niet minder als dat tot onvolledige informatie leidt. Wel mogen organisaties persoonsgegevens verwerken voor meerdere doelen tegelijkertijd. Die doelen moeten ze vooraf dan wel goed beschrijven. Ze mogen de gegevens alleen gebruiken wanneer dat in overstemming is met het oorspronkelijke doel. Een voorbeeld: de gegevens die een school in zijn leerlingenbestand heeft opgenomen mogen gebruikt worden om het aantal leerlingen dat de school met goed gevolg heeft afgesloten in kaart te brengen. De school mag deze persoonsgegevens echter niet aan een bedrijf verkopen in zodanige vorm dat het bedrijf er een profiel van de leerling mee kan maken op basis waarvan het de leerling vervolgens persoonlijk benadert. Het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen is in dit geval niet verenigbaar met de wijze waarop ze verder worden verwerkt. Artikel 4 Verwerking van persoonsgegevens In dit artikel wordt de nader omschreven welke gegevens binnen het kader van het doel van de registratie kunnen worden geregistreerd. In principe is het persoonsgebonden nummer te kwalificeren als een administratiecode. Het gebruik van het persoonsgebonden nummer is echter aan strikte wettelijke voorschriften gebonden. Het gebruik van het persoonsgebonden nummer als administratiecode van de eigen registratie is niet toegestaan. Het persoonsgebonden nummer mag daarom niet verschijnen op lijsten met leerlingengegevens voor allerlei doeleinden zoals bij voorbeeld samenstelling klassen/groepen. Artikel 5 Het beheer (de verwerking van) persoonsgegevens Alle gegevens over een leerling die vallen onder dit reglement vormen te samen het dossier van de betreffende leerling. De gegevens kunnen dus over meerdere (afzonderlijke) registraties zijn verspreid. Artikel 6 Verstrekking van gegevens Verstrekken van persoonsgegevens omvat elke vorm van bekendmaken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens, ongeacht de wijze waarop dit gebeurt. Het kan mondeling, schriftelijk of langs elektronische weg gebeuren. Ook het raadplegen van gegevens, bijvoorbeeld op cd-rom, valt onder verstrekken. Van verstrekken is ook sprake als een persoon over de schouder van een ander meekijkt. Wet bescherming persoonsgegevens artikel 8 en 9: Artikel 8 Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien: a. de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend; b. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst; O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
11
c. de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is; d. de gegevensverwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene; e. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt, of f. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert. Artikel 9 1. Persoonsgegevens worden niet verder verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. 2. Bij de beoordeling of een verwerking onverenigbaar is als bedoeld in het eerste lid, houdt de verantwoordelijke in elk geval rekening met: a. de verwantschap tussen het doel van de beoogde verwerking en het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen; b. de aard van de betreffende gegevens; c. de gevolgen van de beoogde verwerking voor de betrokkene; d. de wijze waarop de gegevens zijn verkregen en e. de mate waarin jegens de betrokkene wordt voorzien in passende waarborgen. 3. Verdere verwerking van de gegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden, wordt niet als onverenigbaar beschouwd, indien de verantwoordelijke de nodige voorzieningen heeft getroffen ten einde te verzekeren dat de verdere verwerking uitsluitend geschiedt ten behoeve van deze specifieke doeleinden. 4. De verwerking van persoonsgegevens blijft achterwege voor zover een geheimhoudingsplicht uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat. Artikel 7 Toegang tot persoonsgegevens Transparantie waarborgt de privacy. Vereist is dat duidelijk wordt aangegeven wie toegang hebben tot de persoonsgegevens. In de regel zijn dit personeelsleden van de school of instelling die onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke hun werkzaamheden verrichten. In dit artikel is dit nog eens aangegeven. In lid 2 gaat het specifiek om deze personeelsleden en het opstellen van een registratie van degenen die toegang hebben tot de leerlingenregistratie. Toegang hebben tot persoonsgegevens is het inzage hebben tot persoonsgegevens zonder dat u enige feitelijke macht of invloed kunt uitoefenen op de persoonsgegevens. In lid 1 wordt de Wbp aangehaald met als doel aan te geven wie nog meer toegang kunnen hebben. Hierin wordt aangegeven dat ook in andere situaties, zoals bedoeld in de Wbp, anderen toegang kunnen hebben. Dit is op zich lastig te vangen in een reglement. De Wbp kenschetst in algemene termen een aantal situaties.Te denken valt aan politiediensten in geval van opsporing van strafbare feiten en aan GGD-en die de leerlingenadministratie mogen opvragen in geval van het uitbreken van een epidemie. De Wbp biedt hiertoe de mogelijkheid. In lid 1 wordt hierop aangesloten. Artikel 8 Beveiliging en geheimhouding Gegevensverwerkers moeten ook veel aandacht besteden aan de beveiliging van privacygevoelige informatie. Zij zijn verplicht die gegevens geheim te houden voor O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
12
onbevoegden en personen die niets met de verwerking van doen hebben. Over de beveiliging van persoonsgegevens is meer informatie te vinden op de site van het Cbp. Het bevoegd gezag dient een geheimhoudingsovereenkomst af te sluiten met degene(n) die niet in een hiërarchische verhouding tot het bevoegd gezag staan (bewerker). Artikel 14 WBP eist dat de onderdelen die betrekking hebben op de bescherming van persoonsgegevens en op de beveiligingsmaatregelen, schriftelijk worden vastgelegd (zie ook de toelichting bij artikel 1 i inzake de bewerker). Artikel 9 Informatieplicht Alle organisaties die persoonsgegevens gebruiken hebben een informatieplicht. Dit betekent dat zij de personen op wie de gegevens betrekking hebben, moeten laten weten wat zij met hun gegevens gaan doen. De school of instelling dient op eigen initiatief aan de betrokkenen kenbaar te maken welke verwerkingen van persoonsgegevens ze heeft en waarom. Dit is een belangrijk instrument in de Wbp om het gegevensverkeer transparant te maken. De school of instelling kan dit kenbaar maken door een opgave van de verwerkingen op de website en/of in de schoolgids op te nemen en door op formulieren, waarop gegevens worden uitgevraagd, naar de opgave op de website en/of in de schoolgids te verwijzen. Het is aan te bevelen in deze informatie naar de betrokkenen ook de rechten van betrokkenen (recht van inzage, correctie en klacht; in dit reglement omschreven in artikel 10 en 13) expliciet op te nemen en de procedureafspraken (bij wie kan op welke wijze een verzoek of klacht worden ingediend) te benoemen op de website en/of in de schoolgids. De informatieplicht geldt wanneer de gegevens worden verzameld via bijvoorbeeld een formulier of via internet. Ook wanneer de gegevens via derden worden verkregen geldt de informatieplicht, tenzij de leverancier van de gegevens de betrokkenen al heeft geïnformeerd of tenzij de informatieplicht tot onevenredige inspanningen voor de verwerker leidt. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als het zeer tijdrovend is om het adres van de betrokkene te achterhalen en adverteren onvoldoende garantie geeft. Betrokkenen hoeven niet geïnformeerd te worden als hun gegevens worden vastgelegd of verstrekt op grond van een wettelijke plicht. De informatieverstrekking aan de betrokkene moet in ieder geval omvatten: wie u bent (dus wie de verantwoordelijke is); en voor welk doel of doeleinden u de gegevens verzamelt en verwerkt. Daarmee kunt u echter niet altijd volstaan. U moet nadere informatie verschaffen als dat tegenover de betrokkene nodig is om een behoorlijke en zorgvuldige verwerking te waarborgen. U zult zich dus moeten afvragen of u uit oogpunt van zorgvuldigheid meer of minder gedetailleerde informatie over de verwerking aan de betrokkene moet verstrekken. U moet daarbij rekening houden met (i) de aard van de gegevens, (ii) de omstandigheden waaronder u deze hebt verkregen en (iii) het gebruik dat u ervan gaat maken. Hoe gevoeliger de gegevens die u verwerkt voor de betrokkene liggen, hoe meer reden er is om de betrokkene gedetailleerd te informeren over uw gegevensverwerking. Artikel 10 Rechten betrokkene(n): inzage, correctie, verzet Iedereen mag met redelijke tussenpozen vragen of, en zo ja welke persoonsgegevens het bevoegd gezag, de school, ten aanzien van hem verwerkt. Als de betrokkene het bevoegd gezag, de school, buitensporig vaak met een dergelijk verzoek benadert, hoeft daaraan geen gehoor te worden geven. Een verzoek om inzage (maar dit geldt ook voor verzoek tot bijvoorbeeld correctie) moet wel binnen vier weken worden antwoord. Het antwoord moet schriftelijk zijn, tenzij een gewichtig O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
13
belang van de betrokkene vergt dat een andere vorm wordt gekozen, bijvoorbeeld mondeling. Een per elektronische post verzonden antwoord is ook schriftelijk. Het antwoord moet in een begrijpelijke vorm bevatten: een volledig overzicht van de door het bevoegd gezag, de school verwerkte gegevens van de betrokkene; een omschrijving van het doel of de doeleinden van de gegevensverwerking; de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft; de ontvangers of categorieën van ontvangers; alle beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens. De vergoeding voor de kosten van het bericht zoals bedoeld in artikel 10.1 bedraagt per pagina € 0,23 per pagina met een maximaal bedrag van €4,50 per bericht. De verantwoordelijke mag in afwijking van het hierboven gestelde een redelijke vergoeding in rekening brengen die ten hoogste € 22,50 bedraagt in het geval dat: het afschrift bestaat uit meer dan honderd pagina’s of het bericht bestaat uit een afschrift van een, vanwege de aard van de verwerking, moeilijk toegankelijke gegevensverwerking. Verzoek tot correctie De betrokkene mag verzoeken zijn gegevens te corrigeren. Daarbij moet hij of zij de gewenste wijzigingen aangeven. Correctie houdt in: verbeteren; aanvullen; verwijderen; afschermen; of op een andere manier er voor zorgen dat de onjuiste gegevens niet langer worden gebruikt. Het bevoegd gezag, de school is alleen verplicht te corrigeren als de gegevens als deze feitelijk onjuist zijn, onvolledig of niet ter zake dienend zijn voor het doel waarvoor ze worden verwerkt, of op andere wijze in strijd met een voorschrift van de Wbp of een andere wet zijn verwerkt. Het recht van verzet Wanneer de betrokkene een gerechtvaardigd individueel belang kan aantonen, moet de verantwoordelijke de verwerking van diens gegevens staken. De verantwoordelijke mag voor de kosten voor het in behandeling nemen van verzet zoals bedoeld in artikel 10.5 een redelijke vergoeding in rekening brengen met dien verstande dat deze ten hoogste €4,50 bedraagt. Gaat het om direct marketing of charitatieve fondswerving, dan hoeft de betrokkene zelfs niets aan te tonen; hij kan verzet aantekenen, waarbij zijn gerechtvaardigd individueel belang zonder meer wordt erkend. De verwerking van zijn persoonsgegevens voor het betreffende doel moet worden gestaakt. Artikel 11 Bewaartermijn De Wbp regelt dat persoonsgegevens niet langer bewaard mogen worden dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of worden gebruikt. De school bepaalt aan de hand van het doel hoe lang het noodzakelijk is de desbetreffende gegevens te bewaren. De leerlingengegevens dienen uiterlijk twee jaren nadat de studie is beëindigd te worden verwijderd, tenzij op grond van een wettelijke bewaarplicht een langere termijn geldt (artikel 19 Vrijstellingsbesluit). Zo bepaalt het Bekostigingsbesluit (artikel 9 WPO en artikel 6 WVO) dat de gegevens uit de leerlingenadministratie ten minste gedurende vijf jaren nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven bewaard moeten worden. O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
14
De gegevens van oud-leerlingen zoals bedoeld in artikel 12 van dit reglement, worden slechts verwijderd op verzoek van de betrokkene (artikel 41 Vrijstellingsbesluit). Verwerkingen van persoonsgegevens ter uitvoering van de Leerplichtwet door de verantwoordelijke worden verwijderd uiterlijk twee jaren nadat de leerplicht is geëindigd (artikel 20 Vrijstellingsbesluit). Wanneer persoonsgegevens worden verwerkt voor het verstrekken van de vergoeding van de kosten verbonden aan het leerlingenvervoer, als bedoeld in de Wet op het Primair Onderwijs en de Wet op de Expertisecentra, dienen de persoonsgegevens te worden verwijderd uiterlijk twee jaren na afloop van het schooljaar waarop de verstrekking van de vergoeding betrekking heeft (artikel 21 Vrijstellingsbesluit). Verwerkingen van beoefenaren van individuele beroepen in de gezondheidszorg, als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, betreffende hun patiënten worden verwijderd nadat de wettelijke bewaartermijn is verstreken en bij het ontbreken daarvan uiterlijk vijf jaren na beëindiging van de behandeling (artikel 16 Vrijstellingsbesluit). Indien sprake is van een bezwaar-, klachten- of gerechtelijke procedure, dienen de persoonsgegevens uiterlijk na twee jaar te worden verwijderd nadat de desbetreffende procedure is afgehandeld, tenzij aan een langere wettelijke bewaarplicht dient te worden voldaan (artikel 39 Vrijstellingsbesluit). De persoonsgegevens uit een register of lijst worden verwijderd uiterlijk twee jaren nadat de betrokken hoedanigheid is vervallen, de gewenste hoedanigheid is verkregen of de gewenste prestatie is geleverd (artikel 40 Vrijstellingsbesluit). Documentbeheer. De gegevens die verzameld zijn met het oog op de registratie van de ontvangst, de behandeling en de afdoening van documenten door de verantwoordelijke worden verwijderd uiterlijk vijf jaren nadat de betrokken gegevens werden opgenomen (artikel 31 Vrijstellingsbesluit). Videocameratoezicht. Toezicht ter beveiliging van personen, gebouwen, terreinen, zaken en productieprocessen, die zijn toevertrouwd aan de zorg van de verantwoordelijke, met duidelijk zichtbare videocamera's is ook aan de Wet bescherming persoonsgegevens onderhevig. De persoonsgegevens die in dit kader worden verwerkt worden verwijderd uiterlijk 24 uren nadat de opnamen zijn gemaakt, dan wel na afhandeling van de geconstateerde incidenten (artikel 38 Vrijstellingsbesluit). Overige communicatiebestanden worden verwijderd op verzoek van betrokkene of uiterlijk een jaar nadat de relatie tussen betrokkene en de organisatie van de verantwoordelijke is verbroken (artikel 42 Vrijstellingsbesluit). Genoemde termijnen gelden tenzij de persoonsgegevens noodzakelijk zijn ter voldoening aan een wettelijke bewaarplicht. Artikel 13 Klachten Veel onnodige bezwaar- en beroepsprocedures kunnen worden voorkomen door een klachtenprocedure te volgen. In lid 2 is melding gemaakt van de mogelijkheid om het College Bescherming Persoonsgegevens te verzoeken om bemiddeling, zoals opgenomen in artikel 47 Wbp.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 9 privacy reglement (verwerking leerlinggegevens).doc
15
Procedure informatieverstrekking bij scheiding In geval van een echtscheiding is het meestal zo dat één van de ouders het ouderlijk gezag krijgt over de minderjarige kinderen. Meestal is dat de ouder bij wie het (de) kind(eren) woont (wonen). De andere ouder – de ouder die het gezag niet heeft – heeft recht op informatie en consultatie. Als één ouder het gezag heeft over het kind, heeft die ouder de plicht de andere ouder op de hoogte te houden van belangrijke zaken die met het kind te maken hebben. Af en toe worden we als school geconfronteerd met situaties waarin de ouder die het gezag heeft, weigert de andere ouder te informeren of te consulteren. De ‘andere’ ouder doet dan soms een beroep op school om informatie over de schoolloopbaan van zijn/haar kind. De school heeft de plicht informatie over het kind ook te geven aan de ouder die het gezag niet heeft, als die ouder daarom vraagt. Alleen als het geven van de informatie in strijd is met de belangen van het kind, hoeft de school geen informatie te verstrekken. Ouders die een beroep willen doen op deze regeling, dienen contact op te nemen met de sectorleiding. De school zal zich overigens altijd moeten houden aan specifieke rechterlijke uitspraken.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 10 procedure informatieverstrekking bij scheiding.docx
Stuurgroep Zorg
4 maart 2011
Diro
Besproken op 1 april 2011
MR
Instemming 20-06-2011
Bestuur
Vastgesteld 21-06-2011
Begeleidingsplan Udens College 2011-2014 1
Context
Bij het vormgeven van het beleid op het terrein van (extra) begeleiding laat het Udens College zich leiden door haar kernwaarden, visie en missie zoals deze zijn weergegeven in het strategisch beleidsplan. Kernwaarden Bij de vormgeving van al het schoolbeleid zijn onze kernwaarden van groot belang. Deze zijn: • betrokkenheid; • vertrouwen; • veiligheid; • openheid; • zelfverantwoordelijkheid. Visie In de visie van de school steunt haar missie op drie pijlers: 1. kennis en kunde als basis voor ambitie; 2. interactie als sleutel voor ontwikkeling; 3. het Udens College als poort naar Europa en de rest van de wereld. Missie Het Udens College stimuleert leerlingen het beste te halen uit zichzelf. Het doet recht aan verschillen tussen individuen en stemt het onderwijsaanbod daarop af. Wij doen dit vanuit een actieve en kritische betrokkenheid bij de omgeving en de maatschappij en met oog voor de verantwoordelijkheid die de school heeft als enige school voor voortgezet onderwijs in Uden. 2
Introductie
Het Udens College geeft de voorkeur aan het gebruik van de termen begeleiding en extra begeleiding als het gaat om de diverse vormen van interne ondersteuning van leerlingen bij hun onderwijsloopbaan. De school is er zich terdege van bewust dat de aanduiding zorg in plaats van begeleiding in politieke, maatschappelijke en onderwijskundige contexten wijdverbreid is. Dit stelt de school voor de opdracht aan derden consistent te verduidelijken waarom zij waarde hecht aan het gebruik van deze termen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 11 Begeleidingsplan Udens College 2011-2014.docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 11 Begeleidingsplan Udens College 2011-2014.docx
Net als het zorgplan van ons samenwerkingsverband (SVB) beoogt het Begeleidingsplan Udens College 2011-2014 (hierna BUC) (schoolbrede) voorwaarden te scheppen waardoor alle leerlingen van de school zo goed mogelijk een ononderbroken leer- en ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Hiervoor is het noodzakelijk dat we voor zowel leerlingen als medewerkers in onderwijs en begeleiding tegemoetkomen aan de hang naar intimiteit: de wens om te kennen en gekend te worden. (Strategisch Beleidsplan 2010-2014) Dit sluit aan bij de ambitie van de school een stevige begeleidingscultuur te willen ontwikkelen. In het BUC wordt de overkoepelende visie van het Udens College geformuleerd ten aanzien van begeleiding en extra begeleiding, inclusief de belangrijkste algemene beleidskaders. Met inachtneming van deze algemene visie en beleidskaders stellen de beide sectoren van het Udens College jaarlijks hun plannen op: - Jaarplan Begeleiding & Extra Begeleiding VMBO, waaraan gekoppeld het jaarlijks vast te stellen zorgprofiel. - Jaarplan Begeleiding & Extra Begeleiding HAVO-VWO, waaraan gekoppeld het jaarlijks vast te stellen zorgprofiel. . Deze jaarplannen bevatten een evaluatie van het voorgaande schooljaar en verwoorden (meerjaren)beleidskaders op sectorniveau. Beide sectoren stellen zich goed op de hoogte van elkaars jaarplannen en zoeken afstemming waar zij dit in het belang van leerlingen, ouders, en medewerkers nodig achten. Het BUC wordt aan de MR van de school voorgelegd, de jaarplannen van de sectoren aan de respectievelijke deelraden. 3
Visie op (extra) begeleiding en beleidskaders
Het Udens College biedt haar leerlingen bij het zo vlot en succesvol mogelijk doorlopen van hun schoolloopbaan ondersteuning in de vorm van een gedegen begeleiding en, waar nodig, passende extra begeleiding. Uitgangspunt is de algemene doelstelling dat de school streeft naar hoge opbrengsten (= goede leerlingresultaten) door onderwijs en vorming op een kwalitatief hoog niveau aan te bieden, ondersteund door een effectieve begeleidingsaanpak en waar nodig door het aanbieden van gerichte extra begeleiding. Bij dit streven verliest de school het welzijn van al haar leerlingen en al haar medewerkers uiteraard niet uit het oog. Tevens streeft de school hoge tevredenheidscijfers van zowel leerlingen als ouders na. Zowel in aanduiding als in de uitvoeringspraktijk wenst het Udens College een helder onderscheid te maken tussen begeleiding (niveau 1) en extra begeleiding (niveau 2). Beleidskaders 1. Elke sector richt een effectieve en efficiënte structuur in die ondersteunend is voor de doorontwikkeling van een begeleidingscultuur. (T1). O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 11 Begeleidingsplan Udens College 2011-2014.docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 11 Begeleidingsplan Udens College 2011-2014.docx
2. Onderwijs en begeleiding maken samen deel uit van het primair proces, zoals dat dagelijks tijdens alle les-, leer-, en andere schoolactiviteiten wordt vormgegeven. (T2) 3. Wanneer er sprake is van specifieke leerlingproblematieken waarvoor de reguliere begeleiding op niveau één niet toereikend is dan zet de school extra begeleiding in op niveau twee. (T3) 4. Het beleid van de school is naast het kunnen verlenen van noodzakelijke extra begeleiding, blijvend gericht op met name de versterking en professionalisering op het niveau van de reguliere begeleiding (niveau een). (T4) 5. De (extra) begeleiding binnen de school voldoet aan de volgende criteria: a) tijdig (voorkomen dat te late interventies leiden tot intensievere vormen van begeleiding); b) preventief (voldoende aandacht voor iedere leerling, voldoende collectief onderzoek op de meest gangbare terreinen van begeleiding); c) eindig (het aantal "begeleidingsmomenten" is op basis van professionele gronden begrensd en overschrijdt de grens van een leerjaar bij voorkeur niet); d) licht (in eerst instantie kiezen we voor de lichtst mogelijke begeleidingsvorm en -intensiteit); e) concreet (de begeleiding kent duidelijke doelstellingen en is gerelateerd aan het gewenste ontwikkelingsperspectief van de leerling). 6. De grootte van de school rechtvaardigt het bestaan en functioneren van twee aparte ZAT teams, één voor elke sector. 7. Het digitale leerlingvolgsysteem (het LVS) krijgt op basis van evaluaties een verdere kwaliteitsimpuls: a) het LVS is de enige formele plaats waar relevante begeleidingsinformatie over leerlingen mag worden uitgewisseld; b) één leerling-één begeleidingsdossier-principe; c) handelingsplannen wordt in het licht van passend onderwijs vervangen door het ontwikkelingsperspectief van leerlingen; d) voor elke leerling vindt er dossiervorming plaats met aan het eind van elk schooljaar een dossiersamenvatting door de mentor; e) de kwadrant en het logboek van het LVS worden optimaal benut; f) volledige digitalisering van het dossier, inclusief externe stukken. 8. De school maakt gebruikt van protocollen ten aanzien van de interne doorverwijzing naar extra begeleiding (niveau twee) en naar externe zorg (niveau drie) 9. Taken, rollen en verantwoordelijkheden met betrekking tot (extra) begeleiding worden schoolbreed zo veel mogelijk op dezelfde wijze aangeduid. 10. Met betrekking tot (de voorbereidingen op) Passend Onderwijs stelt de school zich zowel intern als extern (samenwerkingsverband en andere externe stakeholders) actief op. Dit komt met name tot uiting in een onderwijszorgprofiel, het bevorderen van de begeleidingscultuur in de school, en samenwerking met andere besturen in het samenwerkingsverband.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 11 Begeleidingsplan Udens College 2011-2014.docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 11 Begeleidingsplan Udens College 2011-2014.docx
De beleidskaders worden gemonitord aan de hand van drie componenten in onderlinge relatie, om continue en verantwoorde doorontwikkeling van (extra) begeleiding mogelijk te maken: 1) kengetallen (extra) begeleiding; 2) opbrengsten in de vorm van doorstroomresultaten en percentage geslaagden; 3) formatieve en materiële inzet. (T5) Toelichting T1: In een begeleidingscultuur wordt ieder individu, leerling en medewerker, erkend en herkend in al haar/zijn kwaliteiten en kwetsbaarheden. In een begeleidingscultuur heeft iedere medewerker een begeleidingstaak naar de leerling. T2: Toenemende kennis van vakdocenten en onderwijsondersteunend personeel over wat er met leerlingen aan de hand kan zijn mag geen aanleiding vormen voor een versterkt gevoel van onzekerheid, machteloosheid of zelf "bedreigd" voelen, waardoor zij de neiging hebben vooral een sterk beroep te doen op de in hun ogen gefaciliteerde begeleiders (mentoren, sovatrainers, remedial teachers, etc). Docenten en OOP'ers die én probleemsensitief zijn én er van overtuigd zijn dat zij zelf, soms door het nakomen van eenvoudige handelingsafspraken, kunnen bijdragen aan de oplossing van problemen, zullen beter in staat zijn een neiging te weerstaan om "zaken buiten zichzelf te leggen". T3: Met extra begeleiding wordt bedoeld: bijzondere begeleidingsvragen van leerlingen die zonder interventie van de school het individuele en/of collectieve leerproces te sterk negatief beïnvloeden. T4: Met andere woorden begeleiding wordt zo dicht mogelijk bij het dagelijkse onderwijsleerproces aangeboden, d.w.z. door eigen vakleerkrachten, mentoren, en andere medewerkers met een begeleidingstaak die door de sectoren zijn aangeduid als begeleiders op niveau een. Indien dit niet mogelijk blijkt, dan dient er extra begeleiding verleend te worden op de meest adequate manier, door de meest aangewezen persoon op niveau twee (team van interne specialisten) of op niveau drie (externe specialisten/ instellingen/voorzieningen). Met betrekking tot niveau drie hanteren we net als onze omgeving de term zorg. T5: Hiermee bereiken we dat er kwalitatieve (extra) begeleiding geleverd wordt. Verhoging van uitgaven op formatief of materieel terrein kan indien gewenst alleen dan plaatsvinden als er sprake is van een aantoonbare stijging van relevante kengetallen met betrekking tot (extra) begeleiding. Het monitoren van opbrengsten is belangrijk om te weten of de ambities van de school ten aanzien van (extra) begeleiding samen kunnen gaan met de gewenste goede onderwijsresultaten van leerlingen en de tevredenheid van leerlingen en ouders
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 11 Begeleidingsplan Udens College 2011-2014.docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 11 Begeleidingsplan Udens College 2011-2014.docx
Diro Bestuur MR
Actualisering draaiboek vastgesteld : 5-11-09 Ter informatie: 9-11-09 – geen opmerkingen.
Draaiboek
Begeleiding en Beoordeling nieuwe medewerkers op het Udens College
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Inhoudsopgave Inleiding
Blz 4
Begeleiding nieuwe medewerkers Onderdeel I
Begeleiding nieuwe (beginnende) docent/LIO
A. Handleiding voor begeleiders/coaches B. Werkblad 1 ° Checklist begeleidingsbehoefte nieuwe (beginnende) docent C. Werkblad 2 ° Verslagformulier van een actieplan D. Werkblad 3 ° Observatieschema
Blz 5
E. Evaluatie begeleiding F. Praktische hulpmiddelen G. Checklist begeleiding OP
Blz 14 Blz 17 Blz 27
Blz 8 Blz 10 Blz 12
Onderdeel II
Begeleiding nieuwe medewerkers OOP A. B. C. D. E. F.
Uitgangspunten Begeleiding Verslagformulier tbv inwerkprogramma OOP Praktische hulpmiddelen tbv onderwijsassistenten Evaluatie begeleiding Checklist begeleiding OOP
Blz 28 Blz 28 Blz 29 Blz 31 Blz 35 Blz 38
Beoordeling nieuwe medewerkers Onderdeel III
Beoordeling nieuwe (beginnende) docent/LIO
A. Algemeen B. Schematische weergave van de routes B.1 eerste beoordeling binnen 4 maanden na aanvang dienstverband B.2 eind beoordeling binnen 7 maanden na aanvang dienstverband B.3 beoordeling vd LIO C. Werkblad 1: Beoordelingsformulier tbv lesbezoek D.Werkblad 2: Beoordelingsformulier door sectie E.Werkblad 3: Beoordelingskaart tussenoordeel binnen 4 maanden F.Werkblad 4: Beoordelingskaart binnen 8 maanden G. Enquête leerlingen H. Instructie docent
Blz 39 Blz 41 Blz 42 Blz 43 Blz 44 Blz 46 Blz 47 Blz 48 Blz 50 Blz 55
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
I. Checklist beoordeling OP
Blz 56
Inhoudsopgave (vervolg)
Beoordeling nieuwe medewerkers (vervolg) Onderdeel IV
Beoordeling nieuwe medewerkers OOP
A. Beoordelingsprocedure B. Schematische weergave van de routes B.1 eerste beoordeling binnen 3 maanden na aanvang dienstverband B.2 eind beoordeling binnen 8 maanden na aanvang dienstverband C. Tussen beoordelingskaart, door geleding, binnen 2 maanden D. Tussen beoordelingskaart binnen 3 maanden door facilitair manager / directeur bedrijfsvoering E. Beoordelingskaart eindoordeel door de geleding binnen 7 maanden F. Beoordelingskaart eindoordeel door facilitair manager / directeur bedrijfsvoering/ sectordirectie uiterlijk 8 ste maand G. Checklist beoordeling OOP
Blz 57 Blz 59 Blz 61 Blz 62 Blz 63 Blz 65 Blz 66
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Inleiding Het Udens College kiest voor een integrale aanpak van het personeelsbeleid. Dat houdt in dat er sprake is van afstemming en onderlinge samenhang. Integraal personeelsbeleid maakt het mogelijk de kennis, inzet en vaardigheden van de medewerkers voortdurend en systematisch af te stemmen op wat het Udens College nodig heeft. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een samenhangend geheel aan instrumenten en middelen. Het personeelsbeleid van het Udens College is erop gericht te komen tot verdere professionalisering van het personeel. Er wordt veel waarde gehecht aan eigen verantwoordelijkheid, zelfevaluatie, collegiale consultatie en onderlinge feedback. In dit stuk staan de instrumenten beschreven die worden ingezet bij de begeleiding en beoordeling van onze nieuwe medewerkers. Het geeft antwoord op vragen als : hoe ga je om met nieuwe medewerkers, hoe worden ze ingewerkt, welke begeleiding is er beschikbaar, wie beoordeelt en op grond van welke criteria? Wanneer je besluit met iemand verder te gaan, hoe zorg je voor verdere ontwikkeling en aandachtspunten. Wanneer je besluit dat je met iemand niet verder wilt: hoe zorg je voor zorgvuldige en constructieve onderbouwing, zodat de betrokkene daarmee uit de voeten kan? Daarbij wordt een heldere procedure gehanteerd: iedereen weet van wie er wat en wanneer verwacht mag worden en wie waarover beslist. Dit stuk is verdeeld in een onderdeel begeleiding en een onderdeel beoordeling toegespitst op OP en OOP. In het onderdeel begeleiding zijn een aantal werkbladen, controlelijsten en tips toegevoegd voor zowel de begeleider / coach als de nieuwe medewerker. De begeleiding bestaat voor het OP uit een (collega) coach en een (collega) begeleider vanuit de sectie. Voor het OOP is er een begeleider en waar nodig een coach. Voor zowel OP als OOP speelt de coach geen rol in de beoordeling van de nieuwe collega,maar heeft een rol in de begeleiding. In het onderdeel beoordeling voor het OP zijn de competenties van de SBL (Stichting Beroepskwaliteit Leraren) terug te vinden. Deze competenties zijn ook zichtbaar gemaakt in de beoordelingsformulieren. De eindbeoordeling wordt gedaan door de sectordirectie die gebruik maakt van de informatie welke afkomstig is van de verschillende geledingen. Er zijn twee schema’s toegevoegd waar in een oogopslag terug te vinden is wie wat moet doen. Voor het OOP is in de twee bijgevoegde schema’s ook snel terug te vinden hoe de beoordelingsprocedure verloopt. De beoordelingsformulieren zijn voorzien van de competentie die horen bij de werkzaamheden. Alle in het handboek beschreven formulieren worden in onze digitale ‘gesprekkencyclus’ ingepast zodat iedereen ze eenvoudig kan gebruiken. De verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige uitvoering ligt bij alle betrokkenen, de eindverantwoordelijkheid bij de centrale directie en de sectordirectie.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Begeleiding van de nieuwe medewerker Onderdeel I: begeleiding nieuwe (beginnende) docent/LIO A. B. C. D. E. F.
Handleiding begeleiding voor de begeleider. Werkblad 1: Checklist begeleidingsbehoefte beginnende docent. Werkblad 2: Verslagformulier van een actieplan. Werkblad 3: Observatieschema. Evaluatie van de begeleiding Praktische hulpmiddelen ; 1 Checklist voor het geven van huiswerk. 2 Checklist voor het geven van cijfers. 3 Checklist voor het afnemen van proefwerken. 4 Checklist voor ordeverstoringen. 5 Tips voor het geven van huiswerk. 6 Tips voor het afnemen van proefwerken. 7 Tips bij ordeverstoringen. 8 Tips voor een effectieve les.
De werkbladen 1 t/m 3 (onderdelen B,C en D) zijn terug te vinden in ons digitale systeem de Gesprekkencyclus.
A.
Handleiding voor begeleiders/coaches voor het begeleiden van nieuwe (beginnende) docenten en Lio’s op het Udens college. Vooraf. Deze handleiding probeert een aanvulling te zijn met het accent op hoe je als coach vorm kunt geven aan de begeleiding op competentieontwikkeling van de te begeleiden docenten en LIO’s. Inleiding. De student als LIO en een startende docent staan aan het begin van hun carrière in het onderwijs. Wat zij gemeen hebben is dat ze nog volop aan het leren zijn als beginnende docent plus dat ze allebei startend zijn binnen een voor hen nieuwe organisatie. In het kader van levenslang leren is het belangrijk dat zij zicht hebben op hun eigen stijl van leren en omgaan met (complexe) beroepstaken, problemen die ze tegenkomen in het omgaan met de doelgroep, collega’s, ouders en het jezelf handhaven binnen een onderwijsorganisatie. Startende docenten / LIO’s hebben tijdens hun opleiding geleerd het eigen leren te sturen. Belangrijk is dat ze dit vasthouden en ontwikkelen en als een normaal onderdeel van hun werk zien. Zij moeten zich realiseren dat zij open blijven staan om te leren. In het blijven ontwikkelen vormt kritische zelfreflectie de basis. O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Overigens geldt bovenstaand ook voor onze nieuwe docenten met werkervaring! Begeleiden op competentieontwikkeling Met de introductie van de SBL competenties en de aanvaarding ervan is de begeleiding en ondersteuning aan onze medewerkers uniformer geworden. De SBL competenties bieden houvast en structuur om ontwikkelingsgericht te begeleiden Bovendien zijn nagenoeg alle taken van een docent in de SBL-competenties te plaatsen. De ontwikkeling van een docent houdt niet op, nee begint eigenlijk pas echt, wanneer iemand zijn bevoegdheid op zak heeft. Docenten kunnen door middel van de SBL competenties gestructureerd werken aan de optimalisering van hun competenties (zie blz. 39). De ondersteunende indicatoren moeten ook echt gezien worden als ‘indicatie’. Geen afvinklijstjes of wegstreepzinnetjes. Zo van: “Als ik dit gezien heb, is het klaar”. Nee, het gaat om de beelden. De indicatoren zijn ter ondersteuning, als handvat om een gesprek te hebben met de collega. Bijvoorbeeld als startpunt van een gesprek. Onderstaande methode (STARR) kan een handvat zijn om een begeleidingsgesprek in te kleden. Via de STARR methode kun je inzicht krijgen in het handelingsbekwaamheid van de begeleide docent/LIO. Voorbeeld: interpersoonlijke competent, Indicator ‘Docent bemiddelt bij conflictsituaties’. STARR: • • • • •
‘Kun je een voorbeeld van een conflictsituatie geven, beschrijf de Situatie?’ (S = Situatie) ‘Wat was binnen die situatie jouw Taak, wat had jij daarin te doen, te betekenen?’ (T = Taak) ‘Wat heb je gedaan, welke Actie heb je ondernomen?’ (A= Actie) ‘Wat was het Resultaat van die actie?’ (R = Resultaat) ‘Wat heb je ervan geleerd, Reflecteer op het gebeuren.’ (R= Reflectie)
Zo kun je als begeleider gedrag en handelen van de begeleide docent/LIO scherp krijgen. Ook kun je op deze manier situaties bespreken die jij hebt geobserveerd. Je kunt steekproefsgewijs indicatoren nemen of reële probleemsituaties, leerdoelen die de begeleidde docent/LIO in zijn POP of stageplan heeft beschreven. Door deze methode te gebruiken krijg je als coach zicht op de handelwijze en gedragingen van de begeleidde docent. Belangrijk is wel door te vragen op de situatie en dat wat de begeleidde docent gedaan heeft. De actie. Een begeleidde docent wordt door deze methode gedwongen hardop te formuleren hoe hij een en ander aanpakt. Werkwijze. Een POP of stageplan is uitgangspunt. Laat in eerste instantie de begeleidde docent aangeven wat hij te leren heeft. In een later stadium als je geobserveerd hebt, of je hebt hem meegemaakt in overleggen geef je zelf mede richting aan de leerdoelen. In tweede instantie kun je uit het voorgaande gesprek zelf bespreekpunten halen. Zorg altijd dat bespreekpunten in het kader van de SBL passen. Daar wordt straks de begeleidde docent op beoordeeld en zijn ontwikkelbehoefte op georganiseerd.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Suggesties voor fasering tijdens een begeleidingsgesprek: - inleiding: de dag van vandaag, even in het hier en nu komen - procedure (hoeveelste gesprek, tijdsduur, agendapunten) - leerpunten begeleidde docent / LIO (prioriteiten aanbrengen) - punten van de coach (prioriteiten aanbrengen) - conclusies en nieuwe leervragen vaststellen (geformuleerd door de begeleidde docent/LIO, eventueel aangevuld door jou) - vervolgafspraak maken Ten slotte Vergewis je er altijd van dat de student, nieuwe/beginnende docent de lerende is in deze! Het klinkt vanzelfsprekend en het is bekend dat meestal de coach ook veel leert van deze gesprekken, maar dat is in wezen bijzaak. Probeer echt te denken vanuit het perspectief van de lerende. En vermijdt te zeggen: ‘Dat doe je toch gewoon’. Wat voor jou inmiddels vanzelfsprekende handelingen zijn, daar kan een beginnend docent huizenhoog tegenop zien. Ondersteuning en vertrouwen geven werkt en geeft de begeleidde docent misschien net dat kleine beetje extra dat nodig is om zelfvertrouwen op te bouwen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
B. Werkblad 1: Checklist begeleidingsbehoefte nieuwe (beginnende) docent /LIO Toelichting op de checklist Deze checklist is bedoeld om de begeleider een beeld te geven van je begeleidingsbehoefte voor het komende jaar. Waarschijnlijk heb je met de verschillende onderdelen van het vak kennis gemaakt en ervaring opgedaan tijdens je arbeidsverleden of vanuit je Lio-periode. Op basis van deze ervaringen kun je een inschatting maken op welke onderdelen van de onderstaande categorieën je verdere begeleiding nodig hebt. De gekozen onderwerpen kruis je aan. Deze checklist is de basis van een gesprek met je begeleider. In dat gesprek wordt dieper ingegaan op de begeleidingsbehoefte. Naam docent : Datum
1
:
Algemene voorbereidende taken inzicht krijgen in structuur en inhoud vakleerplan beginsituatie klassen bepalen (kennisniveau, taalniveau, tekstbegrip) leerstofplanningen maken klassenmanagement vormgeven (omgangsvormen, regels, straf) anders, namelijk ....
2
Voorbereiding van de les inschatten beginsituatie leerlingen (voorkennis, zelfstandigheid, enz.) kiezen van lesstof bepalen van lesorganisatie kiezen van didactische werkwijze bedenken van lesopdrachten voor leerlingen omgaan met verschillen tussen leerlingen bedenken van huiswerkopdrachten inschatten benodigde tijd voor uitvoering anders, namelijk ......
3
Uitvoering van de les bespreken huiswerk klassikale uitleg nieuwe stof geven van instructie bij opdrachten begeleiden van zelfstandig werken klassikaal bespreken van gemaakte opdrachten overgangen tussen lesactiviteiten anders, namelijk .....
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
4
Omgang met leerlingen motiveren van leerlingen omgaan met vragen van leerlingen geven van procesfeedback omgaan met taak / werkhoudingproblemen overzicht houden op de groep reageren op leerlingen die orde verstoren reageren op leerlingen die voortdurend om aandacht vragen aandacht geven aan stille leerlingen gesprekken voeren met 'probleemleerlingen' over hun gedrag anders, namelijk ....
5
Beoordelen van leerlingprestaties ontwikkelen van toetsen beoordelen van toetsen bijhouden vorderingen individuele leerlingen bijhouden vorderingen klas verwerken van leerlingresultaten anders, namelijk ....
6
Omgang met teamleden en ouders omgang met collega's taken leraar in sectie omgang met schoolleiding contacten onderhouden met ouders anders, namelijk .....
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
C. Werkblad 2:
Verslagformulier van een actieplan
Het actieplan wordt door de nieuwe (beginnende) docent ingevuld aan de hand van de uitkomsten van het voorgesprek.
Actieplan Naam docent
:
Naam begeleider
:
Datum gesprek
:
Onderwerp Welke onderwerpen kwamen ter sprake tijdens het gesprek?
Welk onderwerp kreeg prioriteit?
Omschrijf het aandachtspunt
Omschrijf de gewenste situatie
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Afspraken Welke oplossing is er gekozen om de gewenste situatie te bereiken?
Welke obstakels zijn er te verwachten?
Hoe denk ik daar mee om te gaan?
Afspraak voor observatie naar aanleiding van dit actieplan :
(datum)
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
D. Werkblad 3:
Observatieschema Observatieschema
Naam observator
:
Naam geobserveerde: Lesuur
:
Vak
.............................................................................................................
Aanvangstijd
:
Eindtijd:
:
Aandachtspunten voor observatie (door geobserveerde aangegeven): 1
2
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Tijd
Situatie
Wat ik zag
Wat ik dacht
Algemene indruk van de les:
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
E. Evaluatie begeleiding Dit evaluatieformulier is bedoeld om gegevens te verzamelen over het uitgevoerde begeleidingstraject. Gevraagd wordt naar je ervaring met de opzet en uitvoering van het begeleidingstraject en mogelijke verbeterpunten. Eenzelfde soort formulier gaat naar de begeleider, bij begeleiding betrokken lid van de sectie en de schoolleiding. Op basis van de gegevens van alle betrokkenen kan het begeleidingstraject worden aangepast. Omwille van de vertrouwelijkheid wordt in de evaluatieformulieren niet gevraagd naar de inhoud van de begeleiding. Formulier is opgenomen in ons digitale gesprekkencyclus systeem.
Evaluatieformulier begeleidingstraject Naam docent
:
Datum
:
A. Opzet en uitvoering van het begeleidingstraject
Wat is je oordeel over het begeleidingsprogramma, dat wil zeggen de frequentie en de aard van de gesprekken en de observaties?
Alleen voor docenten:
Heb je deelgenomen aan de netwerkbijeenkomsten voor beginnende leraren? Wat hebben de bijeenkomsten voor je betekend?
Heb je een onderdeel gemist in het begeleidingstraject? Zo ja, welk onderdeel?
Heb je voldoende informatie gekregen om je taak uit te voeren?
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Ben je op de hoogte gesteld van de procedure die het Udens College hanteert voor functioneringsgesprekken?
Ben je op de hoogte gesteld van de beoordelingsprocedure? Zo ja, heb je voldoende inzicht gekregen in deze procedure?
Heb je over het algemeen voldoende ondersteuning ondervonden van je begeleider?
In hoeverre heeft de sectieleider ondersteuning geboden op je vakgebied?
Wat is je ervaring met de taakafbakening tussen begeleider, sectieleider en schoolleiding.
Is er sprake geweest van taakverlichting in het eerste jaar? (bijvoorbeeld gereduceerd aantal klassen, vermindering van vak- en lesoverstijgende activiteiten) Zo ja, heeft dit een positieve uitwerking gehad op je functioneren?
B. Alleen voor de docenten, taken van de beginnende docent: Geef bij de volgende activiteiten aan in welke mate je deze hebt uitgevoerd: niet uitgevoerd
gedeeltelijk uitgevoerd
volledig uitgevoerd
Lezen van de informatie van het UC Opstellen van het actieplan Bijhouden van een logboek (indien nodig) O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Vullen van het bekwaamheidsdossier C. Aandachtspunten ter verbetering van het begeleidingstraject
Heb je voldoende ruimte gekregen om je wensen kenbaar te maken, bijvoorbeeld in het afsluitende gesprek van elke periode?
Heb je suggesties voor verbetering van het begeleidingstraject?
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
F.
Praktische hulpmiddelen
In de volgende werkbladen zijn hulpmiddelen opgenomen die je ondersteuning kunnen bieden in je beroep als leraar. De checklisten kun je gebruiken als een ruggensteuntje bij de voorbereiding van je lessen. De tips zijn aanwijzingen om je lessen te verbeteren. De volgende hulpmiddelen vind je in de werkbladen: Checklist voor het geven van huiswerk. Checklist voor het geven van cijfers. Checklist voor het afnemen van proefwerken. Checklist voor ordeverstoringen. Tips voor het geven van huiswerk. Tips voor het afnemen van proefwerken. Tips bij ordeverstoringen. Tips voor een effectieve les.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
1:
Checklist voor het geven van huiswerk
Huiswerk
Op welke dagen hebben je klassen het meeste huiswerk?
In welke weken zijn de meeste proefwerken te verwachten?
Maak een planning voor het huiswerk geven (schriftelijke overhoringen, opdrachten, proefwerken)
Inventariseer na een aantal weken hoe lang leerlingen met het huiswerk bezig zijn en wat ze moeilijk/eenvoudig vinden
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
2:
Checklist voor het geven van cijfers Cijfers
Hoeveel cijfers moeten minimaal worden verzameld voor een rapportcijfer?
Hoe zwaar telt het cijfer mee?
Welke afspraken zijn er op schoolniveau gemaakt over het cijfers geven?
Hoe worden de cijfers verwerkt?
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
3:
Checklist voor het afnemen van proefwerken
Proefwerken
Hoe snel moet een proefwerk worden nagekeken?
Welke leerlingen waren tijdens het proefwerk afwezig?
Welke leerlingen waren wel aanwezig maar konden het proefwerk niet maken? Wat was de reden?
Welke vraag van het proefwerk behoefde meer toelichting?
Wat was de geplande tijdsduur van het proefwerk?
Na hoeveel tijd was de eerste leerling klaar?
Na hoeveel tijd was de laatste leerling klaar?
Welke opdracht of vraag werd door de meerderheid fout beantwoord?
Welke opdracht of vraag werd door alle leerlingen goed beantwoord?
Noteer bijzonderheden die zich voordoen tijdens het proefwerk (spieken/ ordeverstoring/ leerlingen die zeggen het verkeerde geleerd te hebben).
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
4:
Checklist voor ordeverstoringen
Wanneer je regelmatig met ordeverstoringen te maken hebt, is het zinvol te achterhalen wat er gebeurt wanneer de verstoringen zich voordoen, wie er bij betrokken zijn en wat de mogelijke oorzaak is van de verstoring. Deze checklist is daarbij een hulpmiddel.
Ordeverstoringen
Speelt het ordeprobleem zich af rond een/enkele leerlingen of de hele klas?
Speelt het ordeprobleem op een bepaald uur of speelt het probleem de hele dag door?
Speelt het ordeprobleem in één klas of in meerdere klassen?
Waarmee heeft het ordeprobleem te maken? ° voorbereiding van de les; ° organisatie van de les; ° inhoud van de activiteiten; ° omgang met de leerlingen; ° klassenmanagement; ° anders namelijk:
Wat zou de oorzaak van het ordeprobleem kunnen zijn: ° voortdurende correctie van leerlinggedrag/negatieve benadering van leerlingen; ° gebrekkige kwaliteit van feedback (te persoonsgericht, te vaag, te inconsequent, sanctieloos); ° verveling van de leerlingen/saaiheid van de les; ° onduidelijke/onzekere uitstraling voor de klas; ° anders namelijk:
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
5:
Tips voor het geven van huiswerk
Huiswerk
Geef iedere les huiswerk op, zodat de leerlingen eraan wennen dat ze huiswerk krijgen.
Geef in redelijkheid huiswerk op
Doseer in kleine porties de stof voor proefwerken
Schrijf het huiswerk op het bord
Wanneer je huiswerk opgeeft, kom daar dan de volgende les op terug, anders heeft het geven van huiswerk geen zin en zullen de leerlingen niet meer de moeite nemen hun huiswerk te maken
Zie erop toe dat het huiswerk wordt gemaakt.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
6:
Tips voor het afnemen van proefwerken
Proefwerken
Overweeg van tevoren wat je met leerlingen doet die spieken.
Overweeg van tevoren wat je doet met leerlingen die snel klaar zijn.
Overweeg van tevoren wat een leerling op zijn bank mag hebben.
Overweeg van tevoren wat je met leerlingen doet, die zeggen het verkeerde te hebben geleerd of die met een smoes komen: wel of niet het proefwerk maken.
Bedenk van tevoren hoe de cijfers ten opzichte van elkaar meetellen en maak deze regeling duidelijk aan de leerlingen. Doe dit in overleg met je vaksectie.
Ga na of de opstelling van de banken gewijzigd moet worden in verband met het proefwerk.
Eis absolute stilte tijdens het proefwerk.
Geef zonodig toelichting bij onduidelijke vragen voor zover dat redelijk is.
Geef aan wanneer de leerlingen de cijfers van het proefwerk kunnen verwachten.
Bespreek een proefwerk altijd na met de klas.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
7:
Tips bij ordeverstoringen
De volgende tips kunnen behulpzaam zijn om ordeverstoringen te voorkomen en beter te handelen wanneer ordeverstoringen zich voordoen. Regels en straffen
Stel van tevoren regels vast die je wilt hanteren. Sluit aan bij de regels van de school. Maak de klassen vanaf het begin duidelijk hoe bij je de regels zijn. Overweeg vooraf hoe je met straffen omgaat. Sluit daarbij aan bij de ordemaatregelen van de school.
Ordeverstoringen
Houd bij een ordeverstoring even op met lesgeven: een korte stilte is vaak een effectief middel om iedere leerling weer bij de les te betrekken. Zoek oogcontact met de ordeverstoorder en geef andere non-verbale signalen. Noem hem of haar bij de naam. Geef de betreffende leerling een beurt. Vraag de betreffende leerling wat er aan de hand is. Verwijs naar een gemaakte afspraak of bestaande regel. Waarschuw eerst een of twee keer voordat je straf geeft, zodat de leerling de kans krijgt zijn gedrag te corrigeren. Ga pas over tot straffen als de ware toedracht van de verstoring duidelijk is
Omgaan met straffen
Laat ordeverstoorders na de les bij je terugkomen om een en ander te bespreken. Ga niet een machtsstrijd aan in de klas. Een dergelijk gesprek hoeft niet direct na de les, maar kan ook later op de dag plaatsvinden. Relateer de straf aan de overtreding, bijvoorbeeld een leerling die rommel heeft achtergelaten deze zelf laten opruimen. Straf niet excessief (bijvoorbeeld door een leerling nooit meer in de klas te willen hebben). Wees altijd rechtvaardig en consequent: straf bij gelijke vergrijpen op vergelijkbare wijze. Laat leerlingen die nablijven of terugkomen zoveel mogelijk nuttige dingen doen. Kom niet terug op straffen, tenzij je echt fout zat. Zorg dat een straf zich niet tegen je keert (terug laten komen kost ook tijd). Straf niet de hele klas voor een vergrijp dat enkelen hebben gedaan. Straf niet met lage cijfers of schoolwerk. Ga niet schreeuwen, vloeken of dreigen. Stuur in het uiterste geval een leerling de klas uit naar de jaargroepcoördinator of afdelingsleider. Neem daarna altijd contact op met deze persoon. Beschouw de zaak als afgedaan als de leerling de straf heeft ondergaan.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
8:
Tips voor een effectieve les
Een goed verloop van de les is afhankelijk van tal van factoren. Een recept voor een perfecte les bestaat niet. Wel kunnen we enige aanwijzingen geven die de kans op succes vergroten. Voorbereiding van de les
Zet de inhoud van de les voor jezelf op papier, dit is een goede houvast. Uw les is een onderdeel van een langere reeks, dus bereid je les voor vanuit het totaaloverzicht. Let bij iedere les op het doel van deze les en de doelen van de lessenreeks! Bereid uw les zo voor dat je met een heel zeker gevoel de les ingaat. Je anticipeert op vragen van leerlingen. Qua inhoud en werkvormen kan je niets meer gebeuren! Je bent op tijd in het lokaal.
Uitvoering van de les
Start de les als je alle aandacht hebt. Tijdens de les ben je alleen dan aan het woord als je alle aandacht hebt. Zorg voor rustpunten tijdens je les. Probeer vaart in je les te houden. Geef duidelijke opdrachten. Je kunt dit meestal het beste controleren door een leerling de opdracht uit te laten leggen. Doceer nooit langer dan 20 à 30 minuten (bij een les van 50 minuten). Werk de les netjes af. Ook de laatste minuten horen bij de les, dus laat het niet zomaar verlopen. Eindig de les klassikaal terwijl je alle aandacht hebt.
Inhoud van de les
Zorg voor extra (leuke/aantrekkelijke) informatie; recente ontwikkelingen en de actualiteit in je lessenreeks. Controleer steeds of dat wat je lesinhoud wordt, ook geheel juist is. Houd het niveau van je leerlingen in de gaten (begrijpt iedereen het nog / is het niet te simpel). Gebruik treffende voorbeelden die dicht bij de leerlingen staan en ze dus zullen aanspreken. Zorg altijd dat je meer lesmateriaal hebt ingeval van verkeerde tijdsinschatting. Zorg voor geschikte en afwisselende werkvormen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Organisatie
Zorg voor een goed gebruik van bord en beamer, hanteer een juiste spelling. Schrijf duidelijk en blijf consequent: ben je één keer begonnen om een aantal redenen op het bord te schrijven, schrijf ze dan ook allemaal op zodat het één niet belangrijker lijkt dan het andere. Regel de lokaalinrichting voor de lestijd. Reserveer tenminste een dag van tevoren camera, DVD-apparatuur en dergelijke. Als je audiovisuele middelen gebruikt, zorg dan dat je weet hoe je ze moet bedienen.
Omgang met leerlingen
Let op uw stemgebruik: spreek duidelijk en kijk de hele klas rond terwijl je spreekt. Zorg voor oogcontact. Zorg voor een rustige houding. Een onevenwichtige houding kan onrust veroorzaken bij de leerlingen. Doe geen uitspraken als: "Mag ik even iets zeggen?" of "Willen jullie ...". Dit komt niet overtuigend over en heeft dus geen effect. Vermijd een algemene vraag als: "Wie heeft dit begrepen?" Dan voelt niemand zich aangesproken. Altijd gericht één of meerdere personen aanspreken. Zitten in je les kwetsbare momenten? Bereid u voor op reacties over normen en waarden. Als je geen antwoord kunt geven op een vraag van de leerlingen, zeg dan dat je het niet weet en dat je het op zult zoeken of checken. Dit voorkomt het verkondigen van halve waarheden die je zekerheid ondermijnen. Als je fouten maakt, geef die dan toe en probeer ze zo gauw mogelijk te herstellen. Zorg ervoor dat de leerlingen in een rustige ontspannen sfeer het lokaal verlaten. Je collega’s zullen je er dankbaar voor zijn.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
G.CHECKLIST BEGELEIDING OP Activiteit
Planning
Kennismakingsgesprek
Voorafgaand aan start dienstverband Voorafgaand aan start dienstverband
Afspraken m.b.t. begeleiding • Sectie: • Coach: Vijf - zes (intervisie) bijeenkomsten met alle nieuwe docenten (o.l.v. ABS/SPD+)
Uitgevoerd op/door
Gedurende het traject van 7-10 maanden
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Onderdeel II Begeleiding nieuwe medewerkers OOP A. Uitgangspunten Voor Onderwijs Ondersteunend Personeel (OOP) geldt ook dat begeleiding en beoordeling twee gescheiden processen zijn. De onderwijsondersteunende functies worden bezien vanuit hun bijdrage die ze leveren aan de kerntaken van de school. De functionele leiding (begeleiding en beoordeling) dient daarom waar mogelijk in belangrijke mate vanuit de onderwijspraktijk plaats te vinden. Begeleiding geschiedt derhalve onder de eindverantwoordelijkheid van de sectordirectie of facilitairmanager/ directeur bedrijfsvoering dit naar gelang de positie van het OOP in ons functiebouwwerk (tevens is dit sector afhankelijk). In verband met de specifieke rechtspositie voor het OOP is er vaak sprake van een afwijkend tijdpad vergeleken met OP.
B. Begeleiding De introductie vindt plaats vanuit de sectordirectie door de portefeuillehouder en/of de facilitair manager / directeur bedrijfsvoering. Hierbij kan gedacht worden (zonder volledig te zijn) aan: • ontvangst • planning van de begeleiding; koppeling aan begeleider; maken plan van aanpak tbv begeleidingswensen; toewijzing coach aan onderwijsassistenten • voorstellen aan collega’s • rondleiding door gebouw • informatie vanuit afdeling personeelszaken • •
Door de geleding: taakverdeling samenwerking
De daadwerkelijke begeleiding geschiedt vanuit de geleding door een naaste collega. Indien gewenst kan een coach worden toegewezen. De begeleiding bestaat uit: • nakomen afspraken zoals verwoord in het inwerk plan van aanpak; • gesprekken met facilitairmanager/ directeur bedrijfsvoering en begeleider; • informatie vanuit personeelszaken; • bespreken van de samenwerking binnen de geleding; • bespreken van de samenwerking met docenten; • bespreken van contacten met leerlingen en ouders; • regelmatig kort werkoverleg met een persoon uit de eigen geleding, waarin vragen, ideeën, werkwijze e.d. aan de orde kunnen komen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
C. Verslagformulier ten behoeve van inwerkprogramma OOP Het actieplan wordt door de nieuwe (beginnende) collega OOP ingevuld aan de hand van de uitkomsten van het, eerste, begeleidingsgesprek.
Actieplan Naam OOP ‘er Functie
:
Naam begeleider
:
:
Datum gesprek
:
Onderwerp Welke onderwerpen kwamen ter sprake tijdens het gesprek?
Welk onderwerp kreeg prioriteit?
Omschrijf het aandachtspunt :
Omschrijf de gewenste situatie :
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Afspraken Welke oplossing is er gekozen om de gewenste situatie te bereiken?
Welke obstakels zijn er te verwachten?
Hoe denk ik daar mee om te gaan?
Afspraak voor werkplekbezoek naar aanleiding van dit actieplan :
(datum)
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
D. Praktische hulpmiddelen t.b.v. onderwijsassistenten In de volgende werkbladen zijn hulpmiddelen opgenomen die je ondersteuning kunnen bieden in je beroep als onderwijsassistent. De checklisten kun je gebruiken als ruggensteuntje bij de voorbereiding van je lesopvang. • • •
checklist voor ordeverstoringen Tips bij ordeverstoringen Tips voor een effectieve omgang met leerlingen
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
1:
Checklist voor ordeverstoringen
Wanneer je regelmatig met ordeverstoringen te maken hebt, is het zinvol te achterhalen wat er gebeurt wanneer de verstoringen zich voordoen, wie er bij betrokken zijn en wat de mogelijke oorzaak is van de verstoring. Deze checklist is daarbij een hulpmiddel.
Ordeverstoringen
Speelt het ordeprobleem zich af rond een/enkele leerlingen of de hele klas?
Speelt het ordeprobleem op een bepaald uur of speelt het probleem de hele dag door?
Speelt het ordeprobleem in één klas of in meerdere klassen?
Waarmee heeft het ordeprobleem te maken? ° voorbereiding van de les; ° organisatie van de les; ° inhoud van de activiteiten; ° omgang met de leerlingen; ° klassenmanagement; ° anders namelijk:
Wat zou de oorzaak van het ordeprobleem kunnen zijn: ° voortdurende correctie van leerlinggedrag/negatieve benadering van leerlingen; ° gebrekkige kwaliteit van feedback (te persoonsgericht, te vaag, te inconsequent, sanctieloos); ° verveling van de leerlingen/saaiheid van de les; ° onduidelijke/onzekere uitstraling voor de klas; ° anders namelijk:
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
2:
Tips bij ordeverstoringen
De volgende tips kunnen behulpzaam zijn om ordeverstoringen te voorkomen en beter te handelen wanneer ordeverstoringen zich voordoen. Regels en straffen
Stel van tevoren regels vast die je wilt hanteren. Sluit aan bij de regels van de school. Maak de klassen vanaf het begin duidelijk hoe bij je de regels zijn. Overweeg vooraf hoe je met straffen omgaat. Sluit daarbij aan bij de ordemaatregelen van de school.
Ordeverstoringen
Houd bij een ordeverstoring even op met je activiteiten: een korte stilte is vaak een effectief middel om iedere leerling er weer bij te betrekken. Zoek oogcontact met de ordeverstoorder en geef andere non-verbale signalen. Noem hem of haar bij de naam. Vraag de betreffende leerling wat er aan de hand is. Verwijs naar een gemaakte afspraak of bestaande regel. Waarschuw eerst een of twee keer voordat je straf geeft, zodat de leerling de kans krijgt zijn gedrag te corrigeren. Ga pas over tot straffen als de ware toedracht van de verstoring duidelijk is
Omgaan met straffen
Laat ordeverstoorders na de opvang bij je terugkomen om een en ander te bespreken. Ga niet een machtsstrijd aan in de klas. Een dergelijk gesprek hoeft niet direct na de les, maar kan ook later op de dag plaatsvinden. Relateer de straf aan de overtreding, bijvoorbeeld een leerling die rommel heeft achtergelaten deze zelf laten opruimen. Straf niet excessief (bijvoorbeeld door een leerling nooit meer in de klas te willen hebben). Wees altijd rechtvaardig en consequent: straf bij gelijke vergrijpen op vergelijkbare wijze. Laat leerlingen die nablijven of terugkomen zoveel mogelijk nuttige dingen doen. Kom niet terug op straffen, tenzij je echt fout zat. Zorg dat een straf zich niet tegen je keert (terug laten komen kost ook tijd). Straf niet de hele klas voor een vergrijp dat enkelen hebben gedaan. Straf niet met lage cijfers of schoolwerk. Ga niet schreeuwen, vloeken of dreigen. Stuur in het uiterste geval een leerling de klas uit naar de jaargroepcoördinator of afdelingsleider. Neem daarna altijd contact op met deze persoon. Beschouw de zaak als afgedaan als de leerling de straf heeft ondergaan.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
3:
Tips voor een effectieve les
Een goed verloop van de opvang is afhankelijk van tal van factoren. Een recept voor een perfecte opvang bestaat niet. Wel kunnen we enige aanwijzingen geven die de kans op succes vergroten. Omgang met leerlingen
Let op uw stemgebruik: spreek duidelijk en kijk de hele klas rond terwijl je spreekt. Zorg voor oogcontact. Zorg voor een rustige houding. Een onevenwichtige houding kan onrust veroorzaken bij de leerlingen. Doe geen uitspraken als: "Mag ik even iets zeggen?" of "Willen jullie ...". Dit komt niet overtuigend over en heeft dus geen effect. Vermijd een algemene vraag als: "Wie heeft dit begrepen?" Dan voelt niemand zich aangesproken. Altijd gericht één of meerdere personen aanspreken. Zitten in je opvang kwetsbare momenten? Bereid u voor op reacties over normen en waarden. Als je geen antwoord kunt geven op een vraag van de leerlingen, zeg dan dat je het niet weet en dat je het op zult zoeken of checken. Dit voorkomt het verkondigen van halve waarheden die je zekerheid ondermijnen. Als je fouten maakt, geef die dan toe en probeer ze zo gauw mogelijk te herstellen. Zorg ervoor dat de leerlingen in een rustige ontspannen sfeer het lokaal verlaten. Je collega’s zullen je er dankbaar voor zijn.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
E. Evaluatie begeleiding Dit evaluatieformulier is bedoeld om gegevens te verzamelen over het uitgevoerde begeleidingstraject. Gevraagd wordt naar je ervaring met de opzet en uitvoering van het begeleidingstraject en mogelijke verbeterpunten. Eenzelfde soort formulier gaat naar de begeleider, bij begeleiding betrokken lid van de sectie en de schoolleiding. Op basis van de gegevens van alle betrokkenen kan het begeleidingstraject worden aangepast. Omwille van de vertrouwelijkheid wordt in de evaluatieformulieren niet gevraagd naar de inhoud van de begeleiding. Formulier is opgenomen in ons digitale gesprekkencyclus systeem.
Evaluatieformulier begeleidingstraject Naam docent
:
Datum
:
A. Opzet en uitvoering van het begeleidingstraject
Wat is je oordeel over het begeleidingsprogramma, dat wil zeggen de frequentie en de aard van de gesprekken en de observaties?
Alleen voor docenten:
Heb je deelgenomen aan de netwerkbijeenkomsten voor beginnende leraren? Wat hebben de bijeenkomsten voor je betekend?
Heb je een onderdeel gemist in het begeleidingstraject? Zo ja, welk onderdeel?
Heb je voldoende informatie gekregen om je taak uit te voeren?
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Ben je op de hoogte gesteld van de procedure die het Udens College hanteert voor functioneringsgesprekken?
Ben je op de hoogte gesteld van de beoordelingsprocedure? Zo ja, heb je voldoende inzicht gekregen in deze procedure?
Heb je over het algemeen voldoende ondersteuning ondervonden van je begeleider?
In hoeverre heeft de sectieleider ondersteuning geboden op je vakgebied?
Wat is je ervaring met de taakafbakening tussen begeleider, facilitair manager/ directeur bedrijfsvoering en de schoolleiding.
Is er sprake geweest van taakverlichting in het eerste jaar? (bijvoorbeeld gereduceerd aantal klassen, vermindering van vak- en lesoverstijgende activiteiten) Zo ja, heeft dit een positieve uitwerking gehad op je functioneren?
B. Alleen voor de docenten, taken van de beginnende docent: Geef bij de volgende activiteiten aan in welke mate je deze hebt uitgevoerd: niet uitgevoerd
gedeeltelijk uitgevoerd
volledig uitgevoerd
Lezen van de informatie van het UC Opstellen van het actieplan Bijhouden van een logboek (indien nodig) O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Vullen van het bekwaamheidsdossier D. Aandachtspunten ter verbetering van het begeleidingstraject
Heb je voldoende ruimte gekregen om je wensen kenbaar te maken, bijvoorbeeld in het afsluitende gesprek van elke periode?
Heb je suggesties voor verbetering van het begeleidingstraject?
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
F.CHECKLIST BEGELEIDING OOP Activiteit
Planning
Kennismakingsgesprek Afspraken m.b.t. begeleiding • Koppeling begeleider • Maken plan van aanpak Rondleiding door gebouw
Voorafgaand aan start dienstverband Binnen eerste twee weken na start dienstverband
Uitgevoerd op/door
Binnen eerste werkweek
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Beoordeling nieuwe medewerkers UC Onderdeel III beoordeling nieuwe (beginnende) docent / LIO A. Algemeen
Binnen het Udens College wordt gewerkt met competenties van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). Hieronder zijn deze competenties met een beknopte toelichting beschreven. 1. Interpersoonlijke competent De leraar vo en bve moet ervoor zorgen dat er in de groepen waarmee hij werkt, een prettig leef- en werkklimaat heerst. Een leraar die inter-persoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo’n leraar schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. 2. Pedagogisch competent De leraar vo en bve moet de leerlingen / deelnemers helpen een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden die o.a. een goed beeld heeft van zijn ambities en mogelijkheden. Een leraar vo en bve die pedagogisch competent is, biedt de leerlingen / deelnemers in een veilige leer- en werkomgeving houvast en structuur bij de keuzes die zij moeten maken en hij bevordert dat zij zich verder kunnen ontwikkelen. 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent De leraar vo en bve moet de leerlingen / deelnemers helpen zich de leerinhouden van een bepaald vak of beroep eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop die in het dagelijkse leven en in het werk gebruikt worden. Ook helpt hij de leerlingen / deelnemers zicht te krijgen op wat zij in de samenleving en in de wereld van het werken kunnen verwachten. Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, creëert een krachtige leeromgeving, o.a. door het leren in verband te brengen met realistische en voor de leerlingen / deelnemers relevante toepassingen van kennis in beroep en maatschappij 4. Organisatorisch competent De leraar vo en bve draagt zorg voor de organisatorische zaken die samenhangen met zijn onderwijs en het leerproces van de leerlingen / deelnemers in de school en op de werkplek De leraar vo en bve die organisatorisch competent is, zorgt ervoor dat de leerlingen / deelnemers een ordelijke en taakgerichte omgeving aantreffen Waar het leren zich op verschillende plaatsen afspeelt (bijvoorbeeld op verschillende plaatsen in de school, stages, leerbedrijf, buitenschoolse projecten) zorgt de leraar (eventueel in samenspraak met andere begeleiders) voor afstemming tussen de verschillende plaatsen. O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
5. Competent in samenwerken met collega’s De leraar vo en bve moet ervoor zorgen dat zijn werk en dat van zijn collega’s in de school goed op elkaar zijn afgestemd. Hij moet ook bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. Een leraar die competent is in het samenwerken met zijn collega’s, levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op zijn school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. 6. Competent in samenwerken met de omgeving De leraar vo en bve moet contact onderhouden met de ouders of verzorgers van de leerlingen/deelnemers en met collega’s van (leer)bedrijven en instellingen waar zijn school voor het onderwijs en de leerlingen- / deelnemerszorg mee samenwerkt. Hij moet er ook voor zorgen dat zijn professionele handelen en dat van anderen buiten de school goed op elkaar afgestemd zijn. Bovendien moet hij er aan meewerken dat de samenwerking van zijn school met die bedrijven en instellingen goed verloopt. 7. Competent in reflectie en professionele ontwikkeling De leraar vo en bve moet zich voortdurend verder ontwikkelen en verder professionaliseren. Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo’n leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. De uitgebreide beschrijving van de zeven competenties is te vinden op www.lerarenweb.nl.
Ten behoeve van de beoordeling van nieuwe ( beginnende) docenten zijn formulieren ontwikkeld. Deze diverse formulieren zijn terug te vinden in ons digitale systeem: gesprekkencyclus.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
B Schematische weergave van de route: Beoordeling nieuwe (beginnende) docenten B.1 Eerste tussenbeoordeling binnen 4 maanden na aanvang dienstverband.
Nieuwe docent maakt plan van aanpak voor de verbeterpunten
Lesbezoeken door afd.leider / sectordirectie Lesbezoeken door sectielid Enquête door leerlingen *
(tussen) beoordeling door de afd.leider / sectordirectie
Afd.leider / sectordirectie rapporteert aan sectorleiding tijdens vergadering
*= optioneel. Afspraak is dat in het gehele beoordelingstraject er minimaal 1 enquête (via TELETOP) wordt afgenomen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Beoordeling nieuwe docenten (vervolg)
B.2 Eind beoordeling binnen 7 maanden na aanvang dienstverband. Bij benoeming stelt de nieuwe docent een plan van aanpak op (= p.o.p.)
Lesbezoeken door afd.leider/ sectordirectie Lesbezoeken door sectie Informatie van sectie *
Eindbeoordeling door afd.leider / sectordirectie
Afd.leider / sectordirectie bespreekt het totaalbeeld met de sectorleiding.
Enquête door leerlingen **
Afd.leider / sectordirecteur brengt zijn eindadvies uit tijdens sectorleiding vergadering.
Sectordirectie beslist
Voordracht DIRO
*= betreft het functioneren binnen de sectie. **= optioneel. Afspraak is dat in het gehele beoordelingstraject er minimaal 1 enquête (via TELETOP) wordt afgenomen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
B.3 Beoordeling LIO
Lesbezoeken door ABS / SPD Enquête door leerlingen
Beoordeling door de ABS / SPD
ABS / SPD rapporteert aan sectorleiding.
Informatie van ABS / SPD
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
C. Werkblad 1 Beoordelingsformulier nieuwe (beginnende) docenten t.b.v. lesbezoek Formulieren zijn terug te vinden in ons digitale systeem: gesprekkencyclus. Beoordelaar: Sectie / Afdelingsleider/ Sectordirecteur Docent Datum lesbezoek: Klas:
Interpersoonlijk competent
-
+/-
-
+/-
-
+/-
-
+/-
+
n.v.t.
a. b. c. d.
Hij ziet wat er gebeurt in de groep. Hij luistert naar alle leerlingen en reageert op hen. Hij staat open voor vragen en initiatieven van leerlingen. Hij spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag en stimuleert gewenst gedrag. e. Hij laat leerlingen in hun waarde en zorgt ervoor dat zij respect opbrengen voor hem en voor elkaar. f. Hij zorgt voor een goede sfeer en maakt hiervoor de leerlingen mede verantwoordelijk.
Pedagogisch competent
+
n.v.t.
Hij waardeert de inbreng van leerlingen en geeft geregeld opbouwend commentaar. b. Hij stimuleert de leerlingen kritisch na te denken. c. Hij bevordert de zelfstandigheid van de leerlingen. d. Hij bevordert de samenwerking tussen de leerlingen. a.
Vakinhoudelijk en didactisch competent
+
n.v.t.
a. Hij kent en beheerst de leerinhouden. b. Hij legt een grote belangstelling voor zijn vakgebied aan de dag. c. Hij biedt de leerlingen thema’s, opdrachten, werk- en toetsvormen die zowel samenhang als afwisseling bieden en zorgt voor actieve betrokkenheid van de leerlingen. d. Hij legt duidelijk uit welke leerdoelen hij nastreeft of laat de leerlingen hun doelen formuleren. e. Hij begeleidt de leerlingen in hun leerproces door met hen over dit proces na te denken. f. Hij spreekt verstaanbaar, levendig en begrijpelijk. g. Hij gebruikt de hulpmiddelen (inclusief ict) adequaat en efficiënt.
Organisatorisch competent a. b.
Hij hanteert concrete, functionele en door de leerlingen gedragen procedures en afspraken op een consequente manier. Hij houdt een planning aan die bij de leerlingen bekend is en waar zij hun eigen planning op kunnen afstemmen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
+
n.v.t.
c. Hij gaat efficiënt om met de tijd. d. In onverwachte situaties improviseert hij op een professionele manier en stelt daarbij duidelijke prioriteiten. e. Hij creëert de materiële randvoorwaarden noodzakelijk voor een goed verloop van het leerproces f. Hij administreert vlot en doelmatig.
Opmerkingen
Datum: Handtekening :
Handtekening nieuwe / (beginnende) docent (voor gezien):
Sectieleider/afd.leider/sectordirectie:
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
D. Werkblad 2 Beoordeling nieuwe (beginnende) docenten Beoordeling door sectie Sectieleider: Docent : Datum:
Vakinhoudelijk en didactisch competent
- +/ n.v.t - + .
a. Hij kent en beheerst de leerinhouden waarvoor hij verantwoordelijk is. b. Hij kent de didactiek en didactische leermiddelen, waaronder ict. c. Hij kan zijn onderwijs over een langere periode plannen. d. Hij kan beoordelingsinstrumenten ontwerpen die aansluiten bij de leerdoelen.
Organisatorisch competent
- +/ n.v.t - + .
a. Hij komt afspraken na en houdt zich aan planningen en procedures. b. Hij draagt ertoe bij dat sectiematerialen toegankelijk en hanteerbaar blijven.
Competent in samenwerken
- +/ n.v.t - + .
a. Hij deelt informatie die van belang is voor de voortgang van de werkzaamheden van de sectie en maakt gebruik van de informatie die hij krijgt. b. Hij werkt samen met sectiegenoten in het vernieuwen en verbeteren van het onderwijs en neemt daarin initiatieven. c. Hij spreekt collega’s aan en is ook zelf aanspreekbaar als het gaat om het vragen of geven van hulp bij het werk. Opmerkingen: Handtekening sectieleider: O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
E. Werkblad 3 Beoordelingskaart tussenoordeel binnen 4 maanden. Deze kaart is terug te vinden in ons digitale systeem: gesprekkencyclus.
Afdelingsleider / Sectordirectie Docent Datum Instrumenten (afvinken): - lesbezoeken afdelingsleider / sectordirecteur - lesbezoeken sectie - leerlingen enquête, indien afgenomen
Samenvattend de score op de competenties: m
-
+/-
+
n.v.t.
Interpersoonlijke Pedagogisch Vakinhoudelijk en didactisch Organisatorisch In het samenwerken met collega’s In het samenwerken met de omgeving
: _______ : _______ : _______ : _______ : _______ : _______
Verbeter- en ontwikkelpunten: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… (tussen)Beoordeling: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel Handtekening: Handtekening: (3).docx O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 12 begeleiding en beoordeling nieuw personeel (3).docx
Afdelingsleider/sectordirectie
Docent
F. Werkblad 4 Beoordelingskaart eindoordeel binnen 8 maanden. Deze kaart is terug te vinden in ons digitale systeem: gesprekkencyclus
Afdelingsleider / Sectordirectie Docent Datum Instrumenten (afvinken): -
lesbezoeken afdelingsleider / sectordirecteur lesbezoeken sectie informatie sectie leerlingen enquête
Afspraken tussenoordeel: * * * *
Samenvattend de score op de competenties: -
+/-
+
n.v.t.
Inter-persoonlijke Pedagogisch vakinhoudelijk en didactisch organisatorisch in het samenwerken met collega’s in het samenwerken met de omgeving
: _______ : _______ : _______ : _______ : _______ : _______
Beoordeling: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 49
Beoordeling (doorhalen wat niet van toepassing is) :
Positief / Twijfel / Negatief
Handtekening :
Handtekening docent :
(voor gezien)
Afdelingsleider/sectordirectie
50
G. Enquête leerlingen
Binnen het traject van beoordeling nieuwe (beginnende) docenten is de afspraak dat er minimaal 1x een leerlingen enquête via Teletop wordt afgenomen. Hieronder volgt de papierenversie van de enquête en de instructie ervan. Enquête leerlingen Docent(e) …………………….……………. Klas …………………….……………. Datum …………………….……………. Toelichting Hieronder lees je 38 uitspraken. Je geeft steeds met een cijfer tussen 1 en 5 aan in hoeverre je vindt dat een uitspraak van toepassing is op je docent: een hoger cijfer naarmate dat meer het geval is, een lager cijfer naarmate dat minder het geval is. Zet een kruisje in het hokje met het cijfer van je keuze. Alvast bedankt voor het invullen. 1. 1 2. 1 3. 1 4. 1 5. 1 6. 1
7. 1
Hij/zij houdt bij of ik mijn werk voor school maak. 2
3
4
5
Bij hem/haar hoor ik me aan zijn/haar regels te houden. 2
3
4
5
Hij/zij houdt zich aan de schoolregels. 2
3
4
5
Hij/zij is duidelijk in zijn/haar mededelingen (denk hierbij aan het opgeven van huiswerk/toetsen, enz.) 2
3
4
5
Hij/zij heeft alles in de gaten, ziet het wanneer ik met andere dingen bezig ben. 2
3
4
5
Hij/zij maakt van tevoren duidelijk wat wij tijdens een les gaan doen. 2
3
4
5
Bij hem/haar kan ik goed de aandacht erbij houden. 2
3
4
5 51
8. 1 9. 1 10. 1 11. 1 12. 1 13. 1 14. 1 15. 1 16. 1 17. 1 18. 1 19.
Hij/zij zorgt ervoor dat ik goed oplet. 2
3
4
5
Als hij/zij een opdracht geeft, weet ik precies wat ik moet doen. 2
3
4
5
Als ik in de klas aan opdrachten werk, dan houdt hij/zij in de gaten of ik dat goed doe. 2
3
4
5
Hij/zij helpt me als ik moeite heb met het vak. 2
3
4
5
Hij/zij geeft duidelijk aan waarom iets fout is. 2
3
4
5
Hij/zij zorgt voor rust tijdens de les. 2
3
4
5
Hij/zij zorgt ervoor dat ik me prettig voel tijdens de les. 2
3
4
5
Hij/zij heeft belangstelling voor leerlingen. 2
3
4
5
Hij/zij staat open voor me, luistert naar me. 2
3
4
5
Hij/zij heeft genoeg geduld. 2
3
4
5
Hij/zij houdt van een grapje op zijn tijd. 2
3
4
5
Op hem/haar kan ik vertrouwen. 52
1 20. 1 21. 1 22. 1 23. 1 24. 1 25. 1 26. 1
2
3
4
5
Hij/zij vindt zijn/haar vak leuk. 2
3
4
5
Hij/zij gaat samen met ons na waarom een bepaald antwoord goed is. 2
3
4
5
Als hij/zij iets uitlegt, dan wil hij/zij dat we mee denken. 2
3
4
5
De inbreng van leerlingen in de les is groot. 2
3
4
5
Hij/zij vindt onze mening belangrijk. 2
3
4
5
Hij/zij vindt het belangrijk dat wij tijdens de les samenwerken. 2
3
4
5
Hij/zij spreekt verstaanbaar, levendig en begrijpelijk 2
3
4
5
27. Hij/zij besteedt aandacht aan de manieren waarop ik het huiswerk kan maken en/of leren. 1 28. 1 29. 1
2
3
4
5
Hij/zij besteedt aandacht aan de manier waarop ik een toets kan voorbereiden. 2
3
4
5
Hij/zij laat me samen met medeleerlingen nadenken hoe we een bepaalde opdracht het best kunnen aanpakken. 2
3
4
5
30. Bij hem gaat de toets over dat wat we geleerd hebben. 53
1 31. 1 32. 1 33. 1 34. 1 35. 1 36. 1 37. 1 38. 1
2
3
4
5
Hij/zij gebruikt in de lessen andere hulpmiddelen dan de boeken (bijv. computer, cd, dvd, enz.) op een goede manier. 2
3
4
5
Hij/zij bespreekt de toets na. 2
3
4
5
Hij/zij geeft ons de mogelijkheid om na afloop de toets nog eens in te zien. 2
3
4
5
Hij/zij wil graag dat we kiezen hoe we ons werk aanpakken. 2
3
4
5
Zijn/haar lessen hebben een goede tijdsplanning. 2
3
4
5
Ik ga graag naar zijn/haar lessen, omdat je daar goed kunt werken. 2
3
4
5
Bij hem/haar kan ik veel leren. 2
3
4
5
Hij/zij zorgt voor een prettige sfeer in de klas. 2
3
4
5
Heb je opmerkingen over de vragen (waren er bijvoorbeeld vragen of woorden die je niet begreep?), schrijf deze dan hier op. ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………… Andere opmerkingen.
54
………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………… Bedankt voor het invullen!
55
Opiniepeiling leerlingen in Teletop
H.1 Instructie docent •
•
•
•
•
Wanneer je in een klas een opiniepeiling onder de leerlingen moet afnemen ga dan eerst naar … (medewerker mediatheek) voor het reserveren van het benodigde aantal computers. Een leerling zal ongeveer 15 minuten nodig hebben voor het invullen van de opiniepeiling. Informeer de medewerker secretariaat wanneer de opiniepeiling ingevuld gaat worden. Zij zorgt ervoor dat er een opiniepeiling met jouw naam in Teletop gezet wordt en dat deze na het invullen ook weer verwijderd wordt. De opiniepeiling zal alleen zichtbaar zijn voor leerlingen van de aangegeven klas. Begeleidt de leerlingen naar de mediatheek, alwaar zij onder hun eigen gebruikersnaam en wachtwoord moeten inloggen in Teletop. Onder ‘Vaksites’ vinden zij daar de ‘Opiniepeiling’. In het menu klikken zij nogmaals op ‘Opiniepeiling’, waarna zij de opiniepeiling van hun docent kunnen aanklikken. Als zij op de knop ‘Maak de enquête’ klikken, komen zij in het invulscherm terecht. Als ze klaar zijn met invullen moeten ze onderaan de enquête op de knop ‘Inleveren’ klikken en vervolgens Teletop afsluiten. Het is belangrijk dat je de leerlingen op het volgende wijst: Elke leerling kan de opiniepeiling maar één keer invullen. Als een leerling probeert dit nog een keer te doen, dan geeft Teletop de melding dat deze leerling de opiniepeiling al heeft ingevuld. Teletop geeft uiteindelijk een uitslag waarbij alleen het gemiddelde cijfer vermeld wordt. Daarbij kun je dus niet zien welke leerling wat heeft ingevuld! Het is de bedoeling dat de leerling de opiniepeiling verder zelfstandig invult zonder overleg met andere klasgenoten. Medewerker secretariaat maakt een uitdraai van de uitslag. Hiervan ontvang je ook een kopie in je postvak. Je begeleider/afdelingsleider zal de uitslag t.z.t. ook met je bespreken.
56
I.CHECKLIST BEOORDELING OP Activiteit
Planning
Lesbezoek sectie
Binnen 4 maanden na indiensttreding Binnen 4 maanden na indiensttreding Binnen 4 maanden na indiensttreding Binnen 7 maanden na indiensttreding Binnen 7 maanden na indiensttreding Minimaal 1x binnen de 7 maanden. Binnen 7 maanden na indiensttreding
Lesbezoek afdelingsleider/sectordirectie (tussen)Beoordeling sectordirectie met formele verslaglegging 2e Lesbezoek sectie 2e Lesbezoek afdelingsleider/sectordirectie Afname leerling enquête Eindbeoordeling sectordirectie met formele verslaglegging
57
Uitgevoerd op/door
Onderdeel IV beoordeling nieuwe medewerkers OOP A. Beoordelingsprocedure Voor Onderwijs Ondersteunend Personeel (OOP) geldt ook dat begeleiding en beoordeling twee gescheiden processen zijn. De onderwijsondersteunende functie worden bezien vanuit hun bijdrage die ze leveren aan de kerntaken van de school. De functionele leiding (begeleiding en beoordeling) dient daarom waar mogelijk in belangrijke mate vanuit de onderwijspraktijk plaats te vinden. Beoordeling geschiedt derhalve onder de eindverantwoordelijkheid van de sectordirectie of facilitairmanager/ directeur bedrijfsvoering dit naar gelang de positie van de OOP collega in ons functiebouwwerk (tevens is dit sector afhankelijk). Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van het advies komende van uit de geleding. In verband met de specifieke rechtspositie (verlof/vakantieregeling) voor het OOP is er vaak sprake van een afwijkend (altijd tot einde van het betreffende schooljaar) tijdpad vergeleken met OP.
Beoordelingscriteria (overgenomen vanuit de competenties van SBL) -
Vakbekwaamheid Klantgerichtheid Relevante communicatieve vaardigheden Accuratesse en betrouwbaarheid Pedagogisch handelen Ontwikkelperspectief Resultaatgerichtheid
Mochten zich al vrij snel na de aanstellingsdatum problemen voordoen, dan is ontslag binnen de eerder overeengekomen termijn van de tijdelijke aanstelling mogelijk, met inachtneming van de desbetreffende artikelen uit de CAO VO. Wettelijke voorwaarde daarvoor is wel dat er minimaal één functioneringsgesprek heeft plaatsgevonden waarin concrete afspraken zijn gemaakt ten aanzien van het verbeteren van het functioneren en dat daarbij adequate begeleiding is aangeboden. Zie onderdeel II van dit handboek.
Beoordeling OOP, tijdspad: 1. De facilitair manager/directeur bedrijfsvoering/sectordirectie bevraagt “klanten” ter voorbereiding van een beoordelingsgesprek. (Onder “klanten” worden verstaan: diegenen die van de diensten van betrokkene afhankelijk zijn; dat kunnen zijn:leerlingen, personeelsleden, ouders, medegebruikers) 2. Invullen beoordelingskaart, binnen 2 maanden, door geleding. Kaart naar facilitair manager/sectordirectie vóór 3 maanden. 3. De facilitair manager/sectordirectie voert het eerste functioneringsgesprek voor drie maanden of zoveel eerder als wenselijk is. Doel van het gesprek is: - tussenevaluatie van de begeleiding 58
-
algemeen welbevinden stand van zaken
4. De facilitair manager/sectordirectie verrichten observaties van de lesopvang tbv beoordeling onderwijsassistenten. 5. De facilitair manager/directeur bedrijfsvoering/sectordirectie vraagt de beoordelaar van de geleding om advies uiterlijk rond de zevende maand. 6. De facilitair manager/directeur bedrijfsvoering/sectordirectie voert het eindbeoordelinggesprek: uiterlijk in maand 8. 7. Voordracht SL. 8. Voordracht DIRO 9.
Schriftelijke bevestiging door CD / CA
Beoordeling door of namens de geleding De beoordelaar van de geleding voert minimaal één gesprek met de betrokkene waarin feedback wordt gegeven en waar verbeterpunten worden aangedragen. Dit gesprek vindt plaats op een zodanig tijdstip dat betrokkene daarna de tijd heeft om zich te verbeteren. Zie punten 2 en 4 van bovenstaand tijdspad. Via de tussenbeoordeling- kaart wordt een advies aan de sectordirectie uitgebracht. De betrokkene wordt van tevoren van dit advies op de hoogte gesteld.
59
B. Schematische weergave van de route: Beoordeling nieuwe (beginnende) medewerkers OOP B.1 Tussenbeoordeling binnen 3 maanden na aanvang dienstverband.
Nieuwe OOP maakt plan van aanpak voor de eventuele verbeterpunten
Bevraging van de “klanten”
Checken beoordelingskaart van de geleding. Gesprek
Vaststelling (tussen) beoordeling door de facilitair manager/ sectordirectie
60
Facilitairmanager/ directeur bedrijfsvoering / sectordirectie rapporteert aan sectorleiding tijdens
Beoordeling nieuwe medewerker OOP
B.2 Eind beoordeling binnen 8 maanden na aanvang dienstverband.
Checken tussen beoordelingen Horen geledingen
Eindbeoordeling door facilitair manager / sectordirectie
Observatie lesopvang onderwijsassistent
Facilitair manager / sectordirecteur brengt zijn eindadvies uit tijdens sectorleiding
Sectordirectie beslist
Facilitair manager/ directeur bedrijfsvoering/ sectordirectie bespreekt het totaalbeeld met
Voordracht DIRO
de sectorleiding.
61
C. Tussen beoordelingskaart tussenoordeel binnen 2 maanden, vóór 3 maanden naar facilitair manager/sectordirectie. Deze kaart is terug te vinden in ons digitale systeem: gesprekkencyclus.
…………… …………… …………… …………… …………… …………… ……………
Geleding Naam beoordelaar Functie Nieuwe OOP’er Naam Functie Datum
Instrumenten (afvinken): - werkbezoeken - bevragen collega’s geleding - ….
Score op de competenties: -
+/-
+
n.v.t.
Vakbekwaamheid Klantgerichtheid Relevante communicatieve vaardigheden Accuratesse en betrouwbaarheid Pedagogisch handelen (indien van toepassing) Samenwerken Betrokkenheid Flexibiliteit Plannen en organiseren
: _______ : _______ : _______ : _______ : _______ : _______ : _______ : _______ : _______
Verbeter- en ontwikkelpunten: …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… ………… Tussen beoordeling
Positief
Twijfel
Negatief
Handtekening Beoordelaar geleding
Handtekening OOP’er Naam 62
D. Beoordelingskaart tussenoordeel binnen 3 maanden door facilitair manager/sectordirectie. Deze kaart is terug te vinden in ons digitale systeem: gesprekkencyclus.
Sector directie Naam
…………… ……………
Nieuwe OOP’er Naam Functie Datum
…………… …………… …………… ……………
Instrumenten (afvinken): - werkbezoeken - informatie / advies geleding - bevragen klanten - formulier/kaart geleding
Advies geleding : ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………
Algemeen welbevinden: …………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………… Stand van zaken: …………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………… (tussen)Beoordeling
Positief
Twijfel
Negatief
Handtekening Sectordirectie
Handtekening OOP ‘er
63
E. Beoordelingskaart eindoordeel door de geleding binnen 7 maanden, naar facilitair manager/sectordirectie vóór 8 maanden.
Deze kaart is terug te vinden in ons digitale systeem: gesprekkencyclus.
Geleding Naam beoordelaar Functie Nieuwe OOP’er Naam Functie Datum
…………… …………… …………… …………… …………… …………… ……………
Instrumenten (afvinken): -
werkbezoeken bevragen collega’s geleding ..
Afspraken tussenoordeel: * * * *
Score op de competenties: -
+/-
+
n.v.t.
Vakbekwaamheid Klantgerichtheid Relevante communicatieve vaardigheden Accuratesse en betrouwbaarheid Pedagogisch handelen (indien van toepassing) Samenwerken Betrokkenheid Flexibiliteit Plannen en organiseren
64
: _______ : _______ : _______ : _______ : _______ : _______ : _______ : _______
Beoordeling: …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
Beoordeling ( hetgeen gerapporteerd wordt aan sectordirecties) :
Positief / Twijfel / Negatief
Handtekening OOP’er:
Handtekening : Beoordelaar geleding
65
F. Beoordelingskaart eindoordeel door facilitair manager/sectordirectie uiterlijk in de 8ste maand. Deze kaart is terug te vinden in ons digitale systeem: gesprekkencyclus.
Sector directie Naam Nieuwe OOP’er Naam Functie Datum
…………… …………… …………… …………… …………… …………… ……………
Instrumenten (afvinken): - werkbezoeken - informatie / advies geleding - bevragen klanten - formulier/kaart geleding
Afspraken tussenoordeel:
Nagekomen:
* * * *
* * * *
Beoordeling: …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… Beoordeling (sectorleiding) :
Akkoord DIRO
Positief / Twijfel / Negatief
Ja / Nee
Handtekening OOP’er:
Handtekening : Beoordelaar sectordirectie
66
G.CHECKLIST BEOORDELING OOP Activiteit
Planning
Tussenbeoordeling geleding; invulling beoordelingskaart Tussenbeoordeling facilitair / sector directie (met formele verslaglegging)
Binnen 2 maanden na indiensttreding Binnen 3 maanden na indiensttreding
Eindbeoordeling geleding
Binnen 7 maanden na indiensttreding Uiterlijk in 8ste maand na indiensttreding
Eindbeoordeling facilitair / sector directie (met formele verslaglegging)
67
Uitgevoerd op/door
Gesprekkencyclus. Naamgeving. Nymedia heeft binnen hun opzet gekozen voor de naam “Gesprekkencyclus”, die in verschillende documenten en onderdelen van het programma wordt gebruikt. Udens College noemt daarom dit de “Gesprekkencyclus”. Afspraken tot augustus 2008. Bij de start, in 2004, is afgesproken dat tot augustus 2008 ieder personeelslid minimaal in een tijdcyclus van 2 schooljaren een POP-gesprek heeft gevoerd met zijn leidinggevende. Hiervan kon afgeweken worden in geval meerdere gespreken gewenst of noodzakelijk waren. Van ieder gesprek is een gespreksverslag gemaakt, dat zich bevindt in het dossier van de leidinggevende. Voor nieuwe docenten/medewerkers is afgesproken dat binnen een tijdcyclus van 1 jaar er twee functioneringsgesprekken en één beoordelingsgesprek plaatsvinden. Vervolgafspraak: De gespreksverslagen van de afgelopen jaren (eigen digitale opgeslagen bestanden of gescand)worden door de leidinggevende opgenomen in het digitale systeem. Zie handleiding. Dit is afgerond voor 23 februari 2009 (Carnavalsvakantie) Afspraken ingaande schooljaar 2008-2009. Met iedere medewerker wordt minimaal één POP, Voortgangs of functioneringsgesprek gevoerd. Hierin wordt in ieder geval ingegaan op de twee te bespreken competenties samenwerken en pedagogisch handelen. Dit wederom af te spreken in een cyclus van twee schooljaren onder voorwaarde dat de afgelopen twee schooljaren minimaal een gesprek met verslaggeving heeft plaatsgevonden. Indien dit niet heeft plaatsgevonden vindt het gesprek in schooljaar 2008-2009 plaats. Praktische afspraken: • Op het bureaublad van de computer is inmiddels een icoon opgenomen met de aanduiding “Portofolio Personeel”. Als men hierop klikt komt men in het systeem. • Alle medewerkers krijgen een mail met hun gegevens en hierbij wordt verwezen naar de icoon en tevens wordt als bijlage bijgevoegd een bestand met een aantal relevante onderdelen van de handleiding, waarin men wegwijs wordt gemaakt om de eerste stappen te kunnen zetten. • De handleiding wordt als geheel opgenomen in het systeem. Gezien de verdere ontwikkeling en dus aanpassingen in de handleiding kan hierdoor iedere medewerker beschikken over de meest recente bijgewerkte informatie. Formulieren: • Het “Gespreksformulier”, zowel geschikt voor POP alsook voortgangsgesprek is opgenomen. • Er wordt opgenomen vóór 1 november het “Blanco formulier” en de formulieren voor nieuwe docenten. • De formulieren worden gekoppeld aan de functiecategorieën.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 13 Gesprekkencyclus-afspraken.docx
• •
De eerder gemaakte opmerkingen tijdens de proeffase (van Pie en Rob) worden alsnog opgenomen. Na goedkeuring binnen diro worden opgenomen het “Functioneringsgesprek formulier” en de “Leerling- enquête”
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 13 Gesprekkencyclus-afspraken.docx
Diro MR Bestuur
12-01-2012 Ingebracht 16-01-2012, goedgekeurd 07-03-2012 19-03-2012
Bijlage --- bij het schoolveiligheidsplan Social Media Protocol Udens College Social Media zijn niet meer weg te denken in onze maatschappij en dus ook niet bij iedereen die betrokken is bij onze school. Social media kunnen een goede bijdrage leveren aan de professionaliteit van ons personeel en de kwaliteit van ons onderwijs. Net zoals bij de introductie van internet en e-mail eind vorige eeuw levert het gebruik van social media vragen op over het gebruik van deze individuele en meestal openbare communicatiekanalen. Uitgangspunt is dat onze medewerkers professionals zijn en zelf weten hoe zij hiermee verstandig kunnen omgaan. Het digitale gedrag op social media wijkt niet af van het real life gedrag binnen een school. Toch zijn er in scholen verschillen in kennis en ervaringen met, en meer of minder enthousiasme over social media. Dit protocol heeft als doel de dialoog over het gebruik ervan op onze school op gang te brengen en een handreiking te bieden voor meer duidelijkheid in het grijze gebied tussen binnen- en buitenschools mediagebruik. Via sociale media kunnen medewerkers zich mengen in discussies over onderwijszaken. Dit kan op basis van persoonlijke ervaringen. Als echter een standpunt van het Udens College gepubliceerd wordt dan vermeldt de schrijver dit. Richtlijnen gebruik social media 1. Medewerkers van het Udens College delen kennis en andere waardevolle informatie. 2. Bij publicaties in de social media aangaande het onderwijs maken medewerkers duidelijk of zij op persoonlijke titel of namens het Udens College publiceren. 3. Medewerkers van het Udens College publiceren geen vertrouwelijke informatie op social media. 4. Medewerkers gaan niet in discussie met een leerling of ouder via de social media. 5. De directeur-bestuurder, de sectordirectie, de directeur bedrijfsvoering en de afdelingsdirecteuren zijn altijd vertegenwoordiger van het Udens College – ook als zij een privé-mening verkondigen. Bij twijfel zullen zij niet publiceren. 6. Medewerkers van het Udens College zijn persoonlijk verantwoordelijk voor wat zij publiceren. 7. Medewerkers van het Udens College weten dat publicaties op social media altijd vindbaar zijn. 8. Bij twijfel over een publicatie of over de raakvlakken met het Udens College zoeken medewerkers contact met hun direct leidinggevende. 9. Het Udens College zorgt ook digitaal voor een veilig klimaat en communiceert met medewerkers, leerlingen en ouders hoe zij dit doet. 10. Het Udens College legt vast welke maatregelen zij neemt bij digitale overtredingen van medewerkers, leerlingen en ouders en communiceert dit met deze doelgroepen.
Veiligheid Het Udens College heeft een verantwoordelijkheid als het gaat om de veiligheid van onderwijspersoneel en leerlingen. Dat begint met duidelijke en gecommuniceerde normen en waarden en de handhaving daarvan, ook digitaal. We willen ons niet laten verrassen door incidenten. Social Media Protocol Udens College.doc
1
Regels We hanteren als Udens College de volgende regels: 1. het gedrag van onze medewerkers op sociale media wijkt niet af van wat in de klas of op school gebruikelijk is; 2. we hanteren de volgende don'ts ten aanzien van publicaties: a) compromitterende foto's of filmpjes van medewerkers c) te populair taalgebruik en schuttingtaal; 3. we schakelen ouders in bij gevallen waarbij leerlingen betrokken zijn en waarbij er sprake is van overtredingen tegen dit protocol; 4. we schakelen de politie in als er sprake is van misbruik van sociale media in de zin van: a) dreiging met geweld, in fysieke, psychische of materiële zin; b) seksuele intimidatie; c) beschuldiging van seksuele intimidatie; 5. de schoolleiding ziet erop toe dat slachtoffers op een adequate manier worden begeleid . Achtergrondinformatie Onze medewerkers bedenken dat… Het gebruik van social media ‘real time’ gebeurt. Een druk op de knop en jouw bericht staat direct online. Online informatie misschien wel eeuwig online staat. Het is niet altijd gemakkelijk om informatie naderhand te (laten) verwijderen. Bedenk dus goed hoe je wilt overkomen in tekst, beeld en geluid – en niet alleen voor dat ene moment. Werkgevers, leerlingen en ouders zoeken soms op google naar meer informatie. Het een ongeschreven regel is om eenmaal geplaatste berichten niet te verwijderen. Met een druk op de knop (real time) worden ook foute berichten online geplaatst. Probeer de eerste te zijn om je eigen fouten te corrigeren, zonder eerdere berichten per definitie te wijzigen of te verwijderen. Vermeld daarbij dat jij degene bent die het bericht wijzigt. Geef bij verwijdering een goede reden. Je ook rekening dient te houden met het wettelijk vastgelegde auteurs-, beeld- en citaatrecht. Het is verboden om zonder toestemming van de maker andermans werk te publiceren. Schending van deze wet levert je een boete op van honderden euro’s. Sociale omgangsvormen online net zo goed gelden als offline. Respecteer degene tot wie je je richt. Laster, beledigingen en obsceniteit zijn niet geoorloofd. De privacy van anderen wordt gerespecteerd. Dit geldt voor zowel schoolbesturen, directies, onderwijspersoneel als voor leerlingen. Je zoveel mogelijk inhoudelijk dient te reageren op stukken van anderen. Alleen je mening geven, zonder onderbouwing daarvan, vervuilt de discussie en zegt meer over de schrijver van de reactie dan over het stuk. Onthoud dat dit soort reacties ook in google naar boven kunnen komen. Social media soms als gevolg hebben dat er een grijs gebied ontstaat tussen privé en werkgerelateerde zaken. Wanneer je op een persoonlijke blog over je werk schrijft, kun je een disclaimer opnemen waarin staat dat dit blog jouw persoonlijke standpunt weergeeft en dat dit niet overeen hoeft te komen met het standpunt van het Udens College.
Social Media Protocol Udens College.doc
2
Diro
8, 29 september en 20 oktober 2011
MR
3 oktober 2011, ingestemd 16 januari 2012
Bestuur
18 januari 2012
SCHOLINGSBELEIDSPLAN 2011 - 2014 Udens College. 1
INLEIDING
Het scholingsplan is een beleidsmatig document, dat aansluit op het strategisch beleidsplan en bij de visie op professionaliteitontwikkelingen in het onderwijs, zoals deze ondermeer tot uiting komt in doelstellingen vanuit de functiemix en Leraar 2020. Tevens is het scholingsbeleidsplan bedoeld als een praktisch document dat medewerkers en leidinggevenden houvast geeft voor hun loopbaanbeleid en bij het voeren van functioneringsen beoordelingsgesprekken: wat wordt er op de verschillende niveaus van de organisatie aan scholingsinspanningen van medewerkers verwacht en hoe worden deze gefaciliteerd/ondersteund door de organisatie? Hoe worden deze scholingsinspanningen beoordeeld (en daarmee eventueel beloond). 2
CONTEXT
In deze notitie wordt regelmatig de term "scholing" gehanteerd. Daaronder verstaan we alle geplande opleidingsactiviteiten, gericht op de individuele en professionele behoeften van de medewerker in relatie tot zijn/haar functie binnen het Udens College. Waarom scholing? Er is een aantal redenen waarom scholing nuttig en noodzakelijk is. 1. In het Strategisch Beleidsplan “Op naar de toekomst” is als eerste peiler, waarop de missie steunt opgenomen “Kennis en kunde als basis voor ambitie”. Vertaald naar de medewerkers betekent dit: Onze medewerkers zijn ambassadeur van Een leven lang leren door voortdurende aan hun eigen ontwikkeling te werken. Hiermee wordt het initiatief en uiteindelijk de verantwoording voor een eigen scholingsplanning en uitvoering in eerste instantie neergelegd bij de medewerker zelf. 2. In de CAO-VO wordt van de werkgever gevraagd een meerjarenbeleid op te stellen ten behoeve van de professionele ontwikkeling van de werknemers, waarin aandacht besteed dient te worden aan de ontwikkelingsdoelen van de organisatie en die van de werknemers in hun onderlinge samenhang. Tevens is vastgelegd dat in het persoonlijk ontwikkelingsplan de wederzijds afstemming plaats vindt tussen de wensen van de werknemer met betrekking tot zijn professionele ontwikkeling, de noodzaak te voldoen aan de eisen van de Wet BIO en de ontwikkelingsdoelen van de organisatie. Daarbij worden afspraken gemaakt over de toekomstige inzetbaarheid van de werknemer, diens scholing en doorstroming naar andere interne of externe functies. 3. In het actieplan Leraar 2020 wordt beschreven hoe de professionele kwaliteit van de leraren en schoolleiders kan worden verbeterd, zodat de best mogelijke kwaliteit van onderwijs gerealiseerd kan worden. In dit verband zijn de SBL competenties, die voor
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 15 Scholingsbeleidsplan 2011-2014.doc
elke docent gelden, van belang. Deze competenties zijn voor volledigheid hieronder opgenomen: A.
Een goede leraar is inter-persoonlijk competent. Hij kan op een goede, professionele manier met leerlingen omgaan. B. Een goede leraar is pedagogisch competent. Hij kan de leerlingen in een veilige werkomgeving houvast en structuur bieden om zich sociaal-emotioneel en moreel te kunnen ontwikkelen. C. Een goede leraar is vakinhoudelijk en didactisch competent. Hij kan de leerlingen helpen zich de culturele bagage eigen te maken die iedereen nodig heeft in de hedendaagse samenleving. D. Een goede leraar is organisatorisch competent. Hij kan zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer in zijn groep of klas. E. Een goede leraar is competent in het samenwerken met collega’s. Hij kan een professionele bijdrage leveren een goed pedagogisch en didactisch klimaat op de school, aan een goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. F. Een goede leraar is competent in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij kan op een professionele manier communiceren met ouders en andere betrokkenen bij de vorming en opleiding van zijn leerlingen. G. Een goede leraar is competent in reflectie en ontwikkeling. Hij kan op een professionele manier over zijn bekwaamheid en beroepsopvattingen nadenken. Hij kan zijn professionaliteit ontwikkelen en bij de tijd houden.
4. Het Udens College maakt deel uit van de Opleidingsschool “Passie voor Leren”. Mede verantwoordelijkheid dragen voor het opleiden van leraren vraagt van de opleiders voortdurend om eigen scholing en ontwikkeling. 5. Binnen het kader van het promotiebeleid van de functiemix wil het Udens College de docenten een loopbaanperspectief als leraar binnen de school bieden, waarbij er volop ruimte gegeven wordt aan de ontwikkeling en professionalisering van docenten. De docent kan een loopbaan ontwikkelen die kan verlopen van een standaard docentfunctie (LB) naar een in de breedte van de functie zich verdiepende docent (een generalist) of een docent die zich specialiseert in een van de docentenrollen (een specialist) die we als Udens College onderscheiden. Dit pad loopt van LB naar LC en eventueel ook naar LD. Een docent worden kansen geboden zich te ontwikkelen in zijn beroep en hierin eigen keuzes te maken. Het geeft de school de mogelijkheid om via het promotiebeleid de eigen schoolontwikkeling en organisatie te door te ontwikkelen met die docenten die een bijdrage willen leveren aan hun eigen ontwikkeling. Vanuit voorgaande context is scholing één van de belangrijke elementen van functionerings- en beoordelingsgesprekken binnen de gesprekscyclus. 3
JAARLIJKSE EVALUATIE EN BIJSTELLING.
Er is een aantal redenen om een jaarlijks (vanaf nu per kalenderjaar) te actualiseren scholingsplan op te stellen: a. De verzoeken kunnen naar redelijkheid over de school, de sectoren, afdelingen en de secties verspreid worden, omdat niet alles kan en zeker niet alles tegelijk. b. Er ontstaat een beter inzicht in de financiële ruimte en de kosten (reis- en verblijfkosten inbegrepen). c. De CAO-VO kent veelal een looptijd van 1 jaar, waardoor aanpassingen hieruit voortkomend kunnen worden meegenomen. d. De vraag naar scholing of deskundigheidsbevordering kan zich bij alle medewerkers in de school voordoen. 4
VORMEN VAN SCHOLING.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 15 Scholingsbeleidsplan 2011-2014.doc
Scholing kan onder meer plaatsvinden in de volgende vormen: - interne scholing: cursussen, lezingen e.d., verzorgd door personen van binnen of buiten de school - studiedagen en/of studiedagdelen - coaching - intervisie met collegae binnen de eigen school met lesbezoek - het aantrekken van experts - het deelnemen aan netwerken met collegae van elders - werkbezoeken - zelfstudie - externe cursussen of conferenties - projecten en studieopdrachten - stages - uitwisseling van banen - detachering - visitatie - collegiale consultatie - opleidingen 5
SCHOLINGSDOELEN
Binnen de context van dit scholingsbeleidsplan hebben de volgende scholingsdoelen prioriteit: 1. Afspraken, die voortkomen uit ministeriële regelgeving en/of inspectieaanwijzingen 2. Afspraken, die voortkomen uit functiemix en de verdeling van de functies. 3. Afspraken, zoals gemaakt binnen de Opleidingsschool Passie voor Leren. 4. Doelen, die aansluiten op het Strategisch Beleidsplan 2010 – 2014 en daarvan afgeleide sectorplannen. Deze scholingsdoelen vormen de uitgangspunten voor de jaarlijks vast te stellen scholingsdoelen, zoals in de bijlage bijgevoegd. 6
BUDGET
Jaarlijks wordt in de begroting onder personele kosten een budget ten behoeve van scholing gereserveerd. Dit budget is inclusief: - reis- en verblijfskosten - de verplichting voor niet opgedragen scholing, zoals opgenomen in de CAO-VO Om het budget hanteerbaar te houden zijn er per sector deelbudgetten opgenomen, waarvoor de toekenning en de verantwoordelijkheid bij de sectordirectie ligt. Conform afspraken voortkomend uit de CAO-VO vindt scholing plaats binnen de deskundigheidsbevorderingen in de jaartaak. Indien het belang van de organisatie hiermee gediend is kunnen bij uitzondering hiervoor aanvullende afspraken overeen gekomen worden. In de bijlage wordt dit bedrag opgenomen voor het betreffende kalenderjaar. Tevens wordt in de bijlage opgenomen indien er afwijkend van de CAO aangepaste afspraken zijn overeengekomen betreffende de ruimte voor scholing in de jaartaak. 7
SCHOLINGSPLANNING
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 15 Scholingsbeleidsplan 2011-2014.doc
Op basis van de jaarlijks vast te stellen scholingsdoelstellingen, waarin ook de persoonlijke behoeften van de medewerkers zijn meegenomen wordt er zo veel mogelijk per sector een planning opgesteld. Het belangrijkste instrument voor de persoonlijke behoeftepeiling is het functioneringsgesprek en het daaraan gekoppelde Persoonlijk OntwikkelingsPlan, mede in het kader van de Wet BIO. De schoolleiding kan ook zelf constateren dat het functioneren van een persoon of groep verbetering behoeft. Dit moet dan onderwerp van gesprek worden met de betreffende persoon of personen en dit kan uitmonden in het vaststellen van een behoefte aan scholing. In dit kader kan onderscheid gemaakt worden in drie categorieën: a. Scholing die op verzoek van of in opdracht van de schoolleiding plaats vindt; b. Scholing die voortvloeit uit het Persoonlijk OntwikkelingsPlan; c. Scholing die de medewerker uitsluitend op eigen initiatief volgt. De twee eerstgenoemde categorieën hebben voorrang op de derde. Soms zal het nodig zijn om een prioriteitskeuze te maken tussen individuele behoeften van de medewerkers onderling. Als niet alle aanvragen op gebied van scholing gehonoreerd kunnen worden, zal een prioriteitsvolgorde gehanteerd worden zoals hierboven aangegeven. Bij het stimuleren en realiseren van scholing dient naast de jaarlijks vastgestelde doelstellingen ook rekening gehouden te worden met enkele praktische zaken bij de planning: • Zo zal bekeken moeten worden of eventuele lesuitval in verhouding staat tot het rendement van een bepaalde vorm van scholing. • Ook is het belangrijk om voor die vorm van scholing te kiezen, die door de betrokkene overdraagbaar is naar collega's of naar een sectie. • Behoudens bijzondere gevallen kan een docent maximaal vier dagdelen per schooljaar vrijgeroosterd worden voor scholing. • Aan een vakgebonden scholingsactiviteit nemen in principe maximaal twee personen van een sectie deel. De planning van scholingsactiviteiten, rekening houdend met de genoemde categorieën en praktische zaken, en de onderlinge afweging naar prioriteit behoort tot de taak van de sectordirecties. Indien het sectoroverstijgende activiteiten betreft vindt de afweging in Diro plaats. 8
VERGOEDING ONKOSTEN
De vergoeding van de onkosten gebeurt op basis van: 1. de afspraken die hierover zijn gemaakt in de CAO-VO, inclusief reis- en verblijfkosten, 2. of op basis van een Overeenkomst ten behoeve van studiekosten, zoals opgenomen in de bijlage. Ad 1. Bij de beoordeling of de onkosten voor vergoeding in aanmerking komen, wordt de volgende leidraad gehanteerd: - volledige vergoeding van de onkosten indien de scholing in het belang en/of in opdracht van het Udens College wordt gevolgd. - gedeeltelijke vergoeding (in het algemeen 50% of volgens afspraak) indien de scholing primair in het belang van de medewerker is en secundair in het belang van het Udens College - geen vergoeding indien de scholing geen belang van het Udens College dient. Ad 2. Onder verwijzing naar de Overeenkomst zijn de volgende voorwaarden van kracht:
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 15 Scholingsbeleidsplan 2011-2014.doc
-
Indien het totaal van de kosten nog niet duidelijk is, kan een maximum bedrag worden afgesproken. Personeelsleden kunnen naast de studie, die reeds wordt gevolgd en bekostigd, geen individuele aanspraak maken op een additioneel nascholingsbudget. De werknemer is verplicht om een afschrift van de behaalde resultaten in het bekwaamheidsdossier op te nemen. Jaarlijks wordt met de leidinggevende de voortgang besproken
9
EVALUATIE
1. Iedere scholingsafspraak wordt schriftelijk vastgelegd binnen de gesprekscyclus: - onderwerp en doelstelling, - de datum of data van uitvoering, - de betrokken instantie, - een overzicht c.q. raming van de kosten voor rekening van de school en voor rekening van de deelnemer, 2. Van iedere scholing wordt (tijdens het gesprek) verslag gedaan door de deelnemer(s) verslag worden gedaan aan de direct leidinggevende. 3. Scholing is een vast onderwerp van gesprek binnen gesprekkencyclus. 4. Een overzicht van de scholingsactiviteiten wordt opgenomen in het jaarverslag van de school. 5. In het persoonlijk ontwikkelingsplan worden tevens afspraken vastgelegd over de aard en omvang van de door de werkgever beschikbaar te stellen faciliteiten in tijd en/of geld. 6. Het persoonlijk ontwikkelingsplan wordt ten minste eenmaal per drie jaar opgesteld c.q. geactualiseerd en komt jaarlijks in het functionerings-/beoordelingsgesprek aan de orde.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 15 Scholingsbeleidsplan 2011-2014.doc
BIJLAGE I Overeenkomst ten behoeve van studiekosten
Overeenkomst ten behoeve van studiekosten De ondergetekenden: Udens College, hierna te noemen ‘’ de werkgever ’’ en naam medewerker
: ………………………………………………
adres
: ………………………………………………
postcode & woonplaats
: ………………………………………………
sector
: ………………………………………………
hierna te noemen ‘’ de medewerker ‘’ verklaren het volgende te zijn overeengekomen: 1. De medewerker neemt deel aan de opleiding: ………………………………………… begindatum
: …………………………………………
einddatum : ………………………………………… De medewerker is verplicht jaarlijks het studieprogramma en de studieresultaten te overleggen aan de werkgever. Het studieprogramma wordt bij aanvang van een studiejaar besproken. De voortgang en afsluiting van het studieprogramma wordt door de medewerker bijgehouden in het bekwaamheidsdossier. Jaarlijks worden scholingsgesprekken gevoerd met de sectorleiding waarin de voortgang wordt besproken. 2. Tegemoetkoming studiekosten De werkgever komt de medewerker tegemoet in de kosten die verbonden zijn aan de scholing ter verbetering van de vakinhoudelijke en/of persoonlijke ontwikkeling. Betreffende: • …….……% van cursusgeld, collegegeld, verplicht gesteld studiemateriaal, examen- / diplomakosten tot een maximum van € ………… (te allen tijde invullen); • reis- en verblijfkosten, direct gerelateerd aan cursus- / collegedagen, tot een maximum van € ………… euro per leerjaar; • de werkgever verleent de medewerker betaald verlof voor het afleggen van examens binnen werktijd. Over kosten die niet onder bovenstaande punten vallen treedt medewerker in overleg met de sectordirectie. Declaraties kunnen na goedkeuring van de sectordirectie ingeleverd worden bij de afdeling personeelszaken. De medewerker kan naast deze tegemoetkoming geen individuele aanspraak maken op een additioneel nascholingsbudget voor de jaren …………………………. (maximaal 3 jaar)
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 15 Scholingsbeleidsplan 2011-2014.doc
3. Scholingsfaciliteiten De werkgever heeft de mogelijkheid om de faciliteiten (tijdelijk) in te trekken, indien de medewerker niet in die mate studeert of vorderingen maakt dat hij in staat kan worden geacht de scholing binnen de daarvoor geldende termijn te voltooien. 4. Terugbetaling De medewerker is verplicht tot terugbetaling van de aan hem verleende vergoeding van de kosten in geval: • de medewerker de scholing staakt of niet succesvol afrondt op grond van omstandigheden die naar het oordeel van de werkgever aan de medewerker te wijten zijn, tot het bedrag dat de medewerker is uitbetaald in een periode van 3 jaar, voorafgaand aan de datum waarop de betreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan. • de medewerker het diploma niet binnen de overeengekomen studieduur afrondt (zie artikel 1). Indien de medewerker kan aantonen dat hij onverhoopt ten gevolge van bijzondere omstandigheden van persoonlijke of zakelijke aard redelijkerwijs, verhinderd is de studie met succes te voltooien, kan de werkgever besluiten (geheel of gedeeltelijk) af te zien van de terugbetalingsverplichting. • ontslag op eigen verzoek wordt verleend voordat de studie met goed gevolg is afgerond, tot het bedrag dat de medewerker is uitbetaald in een periode van drie jaren, voorafgaand aan de datum waarop het ontslag op eigen verzoek zich heeft voorgedaan. • ontslag op eigen verzoek wordt verleend binnen een termijn van drie jaren na de datum waarop de studie met goed gevolg is afgerond. De terugbetaling omvat de vergoede studiekosten in de periode van 3 jaar voorafgaand aan de ontslagdatum, dit bedrag wordt verminderd met: aantal maanden in dienst na datum van behaald diploma x 1/36 x kosten van de scholing. Ondergetekende is zich tevens bewust van de investering die door de school gepleegd wordt. Aanvullende afspraken: (invullen indien van toepassing) ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend, te Uden op, …………………… __________________ Naam Medewerker
__________________ Functie
__________________ Handtekening
___________________
(Namens) Werkgever
___________________
Functie
___________________
Handtekening
Deze overeenkomst wordt opgeslagen in het volledige personeelsdossier.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 15 Scholingsbeleidsplan 2011-2014.doc
BIJLAGE II 1. Scholingsdoelstellingen Udens College voor 2011 (schooljaar 2011-2012) Mede gebaseerd op het Strategisch Beleidsplan zijn de scholingsdoelen UC-breed: a. -
Voor docenten: Scholing ten behoeve van het primaire proces Scholing ten behoeve van verbetering van leerresultaten Scholing de begeleiding van leerlingen
-
Scholing in het kader van de LB – LC – LD traject: zoals de door Orion georganiseerd opleidingen, NIME opleiding, promotietrajecten Scholing in het kader van de Opleidingsschool: basiscursus SPD, videotraining, training competentiegericht Opleiden en Begeleiden, coachingstrainingen voor begeleiden van collega’s, training onderzoeksvaardigheden, training begeleiden van onderzoek Scholing ICT
-
b. Voor het onderwijs ondersteunend personeel: - Scholing ten behoeve van de bevordering van vaardigheden inzake Veiligheid, EHBO en BHV; - Scholing ten behoeve van administratieve processen: magister-gebruik, applicatiebeheer en verdere implementatie van RAET - Scholing ten behoeve van TOA’s: vervolgscholing - Scholing ten behoeve van Systeembeheer: scholing t.b.v. het beveiligen van het netwerk. c. Voor de schoolleiding: - Scholing op het gebied van onderwijsontwikkeling en kwaliteitsbeleid; - Verdere professionalisering van het middenmanagement: Management training NSO, MME of andere opleidingen, vervolgtraining in het voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken - Studiedagen december 2011: d. -
Specifieke doelgroepen: Deskundigheidsbevordering van de zorgcoördinator en de intern begeleiders (IB’ers) Scholing BHV (oud en nieuw) ten behoeve van de BHV-ers; MR-leden: bijeenkomsten georganiseerd door ORION, studiedag 2011
e. Voor alle medewerkers: - Scholing in het herkennen van signalen die duiden op het gebruik van (soft) drugs en vervolgens daarop te handelen
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 15 Scholingsbeleidsplan 2011-2014.doc
2. Scholingsdoelstellingen sector Havo/VWO voor schooljaar 2011-2012. Aanvullend op de UC-brede scholingsdoelstellingen zijn deze voor de sector havo/vwo: a. Voor docenten (afdeling): Algemene scholing (BIO competenties) Scholing die te maken heeft met onderwijskundige profilering: - Oriëntatie op deze profilering - Gymnasium afdeling in de onderbouw - Een krachtiger vwo. Elos: - Versterkt talenonderwijs - Inhoudelijke versterking van de uitwisselingen - EIO in de onderbouw Didactische diversiteit, aanpak van maatwerk. Taal en rekenbeleid ICT Toetsing (OBIT) vervolg Kwaliteitszorg secties en afdelingen Doorontwikkeling van de cultuur van begeleiding: - Mentorentraining - LVS Magister - Passend onderwijs - LOB Het werken in afdelingen / teamontwikkeling LB—LC—LD trajecten (onder andere de ORION trajecten) Scholing in het kader van de opleidingsschool ( SPD, coaches, onderzoek etc) BHV b. Voor het onderwijsondersteunend personeel: - Doorontwikkeling begeleidingscultuur, (Magister LVS) - Veiligheid, EHBO, BHV - ICT vaardigheden - Pedagogische vaardigheden (onder andere het vervolg scholing onderwijsassistenten) c. Voor de schoolleiding Ontwikkeling van het midden management (integraal management) - Onderwijs - Personeelsbeleid - Kwaliteitszorg Netwerken, externe gerichtheid, collectief en individueel Supervisie sectordirectie d. Specifieke groepen Scholing Deelraad
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 15 Scholingsbeleidsplan 2011-2014.doc
3. Scholingsdoelstellingen sector VMBO voor schooljaar 2011-2012. Aanvullend op de UC-brede scholingsdoelstellingen en in relatie met het sectorbeleidsplan zijn deze voor de sector vmbo: a. Voor docenten van de afdeling: Basis/Kader leerjaar 1 en 2: - Docenten scholen in uniforme aanpak op pedagogisch / vakdidactisch en begeleidend gebied. - Scholing in het verminderen van het aantal gele kaarten. - Teamscholing in samenwerkend leren / vakoverstijgende projecten / didactiek. Theoretisch leerjaar 1 en 2: - Tweejarig teamscholing rondom thema “verwijdering”. - 12 workshops t.b.v. project Globaland met thema’s uit de verschillende cultuurgebieden plus minimaal 4 vakken/vakgroepen erbij betrekken. Helft collega’s kernteam cursus t.b.v. bekwaamheid. (Verplichte intervisie als onderdeel van het bekwaamheidsdossier+ eigen scholingsactiviteit binnen de gestelde kaders.) Bovenbouw Beroepsgericht - Studiedag en 3 studiedagdelen omgaan met ordeverstorend gedrag + beïnvloeden van het gedrag van een klas; opstellen strategieën bij het omgaan met ordeverstorend gedrag in de klas. Bovenbouw Theoretisch - Cursus mentorvaardigheden aangeboden i.s.m. BBBG. e. Specifieke groepen -
Deskundigheid teamleden BEB is op een goed peil gehandhaafd. (Stimuleren van het volgen van relevante cursussen en opleidingen.) Voor diverse individuele medewerkers: Keuzeweb/Managen van Mentoren (KUP) e.a. Externe Begeleiding 2 cursusdagen Loopbaan Reflectie Gesprekken vanuit het KPC Herhalingstraining BHV
4. Scholingsbudget voor 2011 (schooljaar 2011-2012) In de begroting voor 2011 is een bedrag gereserveerd van € 241.500,- ten behoeve van scholing. In de begroting voor 2012 wordt 1,5 % van het jaarlijkse lumpsum bedrag gereserveerd.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 15 Scholingsbeleidsplan 2011-2014.doc
KLACHTENREGELING SEKSUELE INTIMIDATIE Inhoudsopgave HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Doelstelling klachtenregeling Artikel 2 Begripsbepalingen HOOFDSTUK II BIJZONDERE BEPALINGEN Artikel 3 Positie leden van de schoolorganisatie Artikel 4 Geheimhouding Artikel 5 Niet voorziene gevallen Artikel 6 Inzage en uitreiking klachtenregeling seksuele intimidatie Artikel 7 Inwerkingtreding van de klachtenregeling seksuele intimidatie Artikel 8 Citeerartikel Artikel 9 Evaluatie van de klachtenregeling Artikel 10 Wijziging van dit reglement HOOFDSTUK III DE VERTROUWENSPERSOON Artikel 11 Functie-eisen vertrouwenspersoon Artikel 12 Benoeming en verantwoording Artikel 13 Taken van de vertrouwenspersoon Artikel 14 Werkwijze van de vertrouwenspersoon bij meldingen en klachten Artikel 15 Informeren ouders/verzorgers door de vertrouwenspersoon Artikel 16 Informeren van het bevoegd gezag door de vertrouwenspersoon Artikel 17 Bevoegdheden van de vertrouwenspersoon Artikel 18 Faciliteiten van de vertrouwenspersoon HOOFDSTUK IV DE KLACHTENCOMMISSIE Artikel 19 Instelling en samenstelling van de klachtencommissie Artikel 20 Functie-eisen leden van de klachtencommissie Artikel 21 Taken van de klachtencommissie Artikel 22 Werkwijze van de klachtencommissie Artikel 23 Informeren van de aangeklaagde Artikel 24 Informeren ouders/verzorgers door de klachtencommissie Artikel 25 Informeren politie en justitie door de klachtencommissie Artikel 26 Bevoegdheden van de klachtencommissie Artikel 27 Faciliteiten van de klachtencommissie HOOFDSTUK V DE KLACHTENPROCEDURE Artikel 28 De klachtgerechtigden Artikel 29 Het indienen van een klacht Artikel 30 Het intrekken van een klacht Artikel 31 Klachtenbehandeling door de klachtencommissie Artikel 32 Informeren van het bevoegd gezag door de klachtencommissie Artikel 33 Ontvankelijkheid en werkwijze van de klachtencommissie Artikel 34 Informeren van de aangeklaagde door de klachtencommissie Artikel 35 Schriftelijk verweer door de aangeklaagde Artikel 36 Recht van inzage Artikel 37 Het horen Artikel 38 Rapportage en advies
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
1
HOOFDSTUK VI HET BEVOEGD GEZAG Artikel 39 Rol van het bevoegd gezag Artikel 40 Besluitvorming door het bevoegd gezag Artikel 41 Aangifte door het bevoegd gezag Artikel 42 Bezwaar
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
2
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Doelstelling klachtenregeling De Directie van het Udens College heeft een klachtenregeling seksuele intimidatie opgesteld om voor leden van de schoolorganisatie de mogelijkheid te scheppen klachten over seksuele intimidatie in te dienen. Tevens beoogt deze klachtenregeling te voorzien in de bescherming van de belangen van de kla(a)g(st)er en aangeklaagde tijdens het onderzoeken en het afhandelen van een klacht inzake seksuele intimidatie. Artikel 2 Begripsbepalingen In deze klachtenregeling wordt bedoeld met: de school Het Udens College; leerlingen alle leerlingen die op de school staan ingeschreven; personeel alle medewerkers in dienst van of werkzaam op de school; bevoegd gezag de directeur-bestuurder (College van Bestuur) van het Udens College. seksuele intimidatie elke vorm van seksuele of seksueel getinte aandacht die tot uiting komt binnen of in samenhang met de schoolonderwijssituatie in verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag; leden van de schoolorganisatie leerlingen en personeelsleden van de school en personen die werkzaamheden verrichten voor de school of op een andere manier betrokken zijn bij de school; vertrouwenspersoon de vertrouwenspersoon seksuele intimidatie fungeert als aanspreekpunt voor leerlingen en/of personeelsleden bij vermoedens van of klachten met betrekking tot seksuele intimidatie; sectorcontactpersoon binnen de sectoren zijn een of meerdere contactpersonen aanwezig die bij uitstek het vertrouwen van leerlingen genieten; kla(a)g(st)er een ieder die deel uitmaakt van de schoolorganisatie en meent te zijn geconfronteerd met of kennis neemt van seksuele intimidatie en een klacht hierover heeft ingediend bij de vertrouwenspersoon en/of de klachtencommissie; aangeklaagde een ieder die deel uitmaakt van de schoolorganisatie en tegen wie een klachtenprocedure
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
3
inzake seksuele intimidatie in gang is gezet; raadsvrouw of -man een persoon die de kla(a)g(st)er of aangeklaagde op diens verzoek kan bijstaan; bemiddelaar een persoon die met instemming van de kla(a)g(st)er en de aangeklaagde door middel van informele bemiddeling het probleem rond seksuele intimidatie probeert op te lossen; klachtencommissie een commissie, ingesteld en samengesteld conform deze klachtenregeling, die een klacht met betrekking tot seksuele intimidatie onderzoekt en behandelt volgens de klachtenprocedure zoals neergelegd in hoofdstuk 4 en 5 van deze klachtenregeling; melding er is sprake van een melding als een lid van de schoolorganisatie bij de deelschoolcontactpersoon en/of de vertrouwenspersoon een (mogelijk) geval van seksuele intimidatie meldt, een melding kan uitmonden in een klacht, die ingediend moet worden bij de vertrouwenspersoon en/of de klachtencommissie; klacht een mondeling of schriftelijk ingediende en gemotiveerde klacht betreffende seksuele intimidatie, deze klacht kan worden ingediend bij de vertrouwenspersoon en de klachtencommissie.
HOOFDSTUK II BIJZONDERE BEPALINGEN Artikel 3 Positie leden van de schoolorganisatie Geen enkel lid van de schoolorganisatie mag in zijn of haar positie binnen de school worden geschaad doordat hij of zij als kla(a)g(st)er, raadsman of raadsvrouw, contactpersoon, vertrouwenspersoon of door de klachtencommissie gehoord persoon, betrokken is of is geweest bij een klachtenprocedure zoals neergelegd in deze klachtenregeling. Uitgezonderd is de aangeklaagde die zich naar het oordeel van klachtencommissie schuldig heeft gemaakt aan seksuele intimidatie, als ook de kla(a)g(st)er die misbruik heeft gemaakt van deze klachtenregeling dan wel valse beschuldigingen heeft geuit. Artikel 4 Geheimhouding Alle leden van de schoolorganisatie die bij een melding van een klacht of de behandeling van een klacht zijn betrokken, zijn ten aanzien van hetgeen zij in verband met de melding of de behandeling van een klacht vernemen, verplicht tot geheimhouding, met uitzondering van de gevallen waarop de meldplicht en aangifteplicht van artikel 3 WVO van toepassing is (zie hiervoor ook de paragraaf Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik).
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
4
Artikel 5 Niet voorziene gevallen In gevallen waarin de klachtenregeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag. Artikel 6 Verplichting tot aangifte In alle gevallen zal van (vermeende) seksuele intimidatie aangifte gedaan worden bij de Politie. Dit is een wettelijke verplichting waar het Udens College zich te allen tijde aan dient te houden. Artikel 7 Inzage en uitreiking van dit reglement 1. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat een exemplaar van deze klachtenregeling aan ieder personeelslid van de school en aan de leden van de centrale medezeggenschapsraad van de school wordt uitgereikt. Aan personeelsleden die in dienst treden wordt tegelijk met het aanstellingsbesluit een exemplaar van deze klachtenregeling uitgereikt. 2. De (deel)schoolleiding draagt er zorg voor dat een exemplaar van dit reglement in de school op een voor alle belanghebbenden toegankelijke plaats ter inzage ligt. 3. De (deel)schoolleiding draagt er zorg voor dat alle belanghebbenden op de hoogte zijn gebracht van deze klachtenregeling. Artikel 8 Inwerkingtreding van de klachtenregeling seksuele intimidatie Deze klachtenregeling treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door het bevoegd gezag. Artikel 9 Citeerartikel Deze regeling kan worden aangehaald als 'klachtenregeling seksuele intimidatie'. Artikel 10 Evaluatie van de klachtenregeling Deze regeling wordt binnen enige tijd na inwerkingtreding geëvalueerd door het bevoegd gezag, de deelschoolcontactpersonen, de vertrouwenspersoon, de klachtencommissie, de centrale medezeggenschapsraad en eventueel andere door het bevoegd gezag aan te wijzen functionarissen binnen de schoolorganisatie. Artikel 11 Wijziging van dit reglement Deze klachtenregeling kan door het bevoegd gezag worden gewijzigd na advies van de vertrouwenspersoon en de klachtencommissie en met inachtneming van de bepalingen van het Reglement medezeggenschap.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
5
HOOFDSTUK III DE VERTROUWENSPERSOON Artikel 11 Functie-eisen vertrouwenspersoon 1. De vertrouwenspersoon is toegankelijk voor alle leden van de schoolorganisatie. 2. De vertrouwenspersoon is op de hoogte van de cultuur en de omgangsvormen in het onderwijs zoals dat wordt verzorgd op de school. 3. De vertrouwenspersoon heeft inzicht in de aard en de omvang van de problematiek rondom seksuele intimidatie en is op de hoogte van het stappenplan seksuele intimidatie en misbruik. 4. De vertrouwenspersoon is deskundig in de opvang van slachtoffers, heeft inzicht in de mogelijke reacties van slachtoffers van seksuele intimidatie en beschikt over vaardigheden om kla(a)g(st)ers te stimuleren oplossingen te kiezen die hun eigen belangen niet doorkruisen. 5. De vertrouwenspersoon beschikt over vaardigheden begeleidingsgesprekken te structuren. 6. De vertrouwenspersoon heeft kennis van doorverwijzingsmogelijkheden op hulpverleningsgebied. 7. De vertrouwenspersoon kan een correcte feitelijke rapportage maken naar aanleiding van een klacht. 8. De vertrouwenspersoon heeft voldoende kennis van mogelijke rechtspositionele en justitiële gevolgen van het indienen van een klacht. Artikel 12 Benoeming en verantwoording 1. Het bevoegd gezag benoemt in overleg met de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad een of meer personen als vertrouwenspersoon. 2. De vertrouwenspersoon is voor de uitvoering van zijn of haar taken uitsluitend verantwoording schuldig aan het bevoegd gezag. Artikel 13 Taken van de vertrouwenspersoon 1. De vertrouwenspersoon ziet erop toe dat iedereen binnen de school op de hoogte is van het bestaan van de vertrouwenspersoon, de klachtenprocedure en het bestaan van de vertrouwensinspecteur. 2. De vertrouwenspersoon fungeert als aanspreekpunt bij klachten over seksuele intimidatie en zorgt voor de opvang en de begeleiding van degene die met seksuele intimidatie is geconfronteerd. De vertrouwenspersoon zoekt samen met de kla(a)g(st)er naar oplossingen. 3. De vertrouwenspersoon geeft informatie over de mogelijke te volgen klachtenprocedure en de consequenties hiervan. Indien nodig verwijst de vertrouwenspersoon de kla(a)g(st)er naar daarvoor in aanmerking komende (hulpverlenings)instanties en ondersteunt de vertrouwenspersoon de kla(a)g(st)er bij het inschakelen van deze instantie. De vertrouwenspersoon geeft begeleiding en ondersteuning aan de kla(a)g(st)er bij het formeel aanhangig maken van de klacht bij de klachtencommissie. 4. De vertrouwenspersoon kan de kla(a)g(st)er bijstaan en vertegenwoordigen tijdens de klachtenprocedure. 5. De vertrouwenspersoon ziet erop toe dat een minderjarige leerling, indien deze dit wenst, zich door de ouders/verzorgers kan laten vertegenwoordigen bij een verhoor door de klachtencommissie. 6. De vertrouwenspersoon is verantwoordelijk voor de nazorg voor de kla(a)g(st)er, opdat voorkomen wordt dat de kla(a)gster aangesproken wordt op het feit dat hij of zij seksuele intimidatie aanhangig heeft gemaakt.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
6
7. Indien de klacht door de klachtencommissie ongegrond is verklaard, bewaakt de vertrouwenspersoon de procedure voor genoegdoening en rehabilitatie. 8. De vertrouwenspersoon kan gevraagd en ongevraagd advies geven aan het bevoegd gezag inzake het beleid ter voorkoming van seksuele intimidatie. 9. De vertrouwenspersoon houdt een anonieme registratie bij van de aard en de omvang van meldingen en klachten die bij de vertrouwenspersoon zijn ingediend of die ter behandeling aan de vertrouwenspersoon zijn doorgegeven. Deze gegevens worden jaarlijks verstrekt aan het bevoegd gezag en zijn geschikt voor publicatie. 10. De vertrouwenspersoon draagt bij aan de evaluatie van het eigen takenpakket, de werkwijze van de klachtencommissie en van de klachtenprocedure. Artikel 14 Werkwijze van de vertrouwenspersoon bij meldingen en klachten 1. De vertrouwenspersoon bepaalt de eigen werkwijze, maar neemt in alle fasen van een melding of klachtenbehandeling de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht ter bescherming van de privacy van de kla(a)g(st)er en de aangeklaagde. De vertrouwenspersoon stemt de werkwijze af op het stappenplan seksuele intimidatie en misbruik, in ieder geval voor zover dit is gericht op het naleven van wettelijke plichten. 2. De vertrouwenspersoon zorgt voor de opvang van en voor advies aan degene die klaagt, ongeacht een klacht wel of niet als klacht volgens de klachtenprocedure in behandeling wordt genomen. 3. Na melding of ontvangst van een klacht inzake seksuele intimidatie, kan de vertrouwenspersoon in eerste instantie en afhankelijk van de ernst van de klacht proberen via bemiddeling te komen tot een oplossing van de gesignaleerde problemen. 4. Indien de klacht door de vertrouwenspersoon niet na het horen van ten minste de kla(a)g(st)er kan worden afgehandeld, verwijst zij de kla(a)g(st)er naar de klachtencommissie. 5. Voordat de vertrouwenspersoon een klacht als klacht volgens de klachtenprocedure in behandeling neemt, zorgt hij of zij ervoor dat de kla(a)g(st)er de consequenties hiervan kent en verzekert hij of zij zich ervan dat de kla(a)g(st)er akkoord gaat met de klachtenprocedure. 6. De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem of haar in verband met de werkzaamheden als vertrouwenspersoon ter kennis komt. Deze plicht geldt in beginsel niet ten opzichte van het bevoegd gezag, de klager, de aangeklaagde en artsen. De geheimhoudingsplicht vervalt niet na beëindiging van de aanstelling als vertrouwenspersoon. Artikel 15 Informeren van ouders/verzorgers door de vertrouwenspersoon De ouders/verzorgers van een leerling worden in gevallen van seksuele intimidatie ingelicht, tenzij de leerling uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dit niet te willen. Artikel 16 Informeren van het bevoegd gezag door de vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon meldt de klacht onverwijld aan het bevoegd gezag als de inhoud van de klacht daartoe aanleiding geeft, ingevolge artikel 3 WVO.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
7
Artikel 17 Bevoegdheden van de vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon is bevoegd de kla(a)g(st)er te horen. Het horen gebeurt zo mogelijk binnen veertien dagen nadat de klacht bij de vertrouwenspersoon is ingediend. Indien de klacht is ingediend door de ouders/verzorgers van een leerling, wordt ook de leerling gehoord. Van het horen bedoeld in lid 1 stelt de vertrouwenspersoon een verslag op dat wordt ondertekend door de gehoorde en de vertrouwenspersoon. Weigert een gehoorde de ondertekening, dan wordt daarvan, zo mogelijk onder vermelding van de redenen, door de vertrouwenspersoon in het verslag melding gemaakt. De gehoorde ontvangt binnen zeven dagen na het horen een afschrift van het verslag van de vertrouwenspersoon. Het verslag van het horen van een minderjarige leerling wordt door de ouders/verzorgers getekend als zij bij het horen aanwezig zijn geweest. Indien dat niet het geval is, tekent de minderjarige leerling zelf. De vertrouwenspersoon is bevoegd op eigen initiatief interne of externe deskundigen te raadplegen. De vertrouwenspersoon is bevoegd informatie in te winnen bij andere personen die inlichtingen kunnen verschaffen omtrent de omstandigheden waaronder de seksuele intimidatie heeft plaatsgevonden, al dan niet op verzoek van de kla(a)g(st)er of aangeklaagde, voor zover de uitvoering van haar (bemiddelings)taken daartoe noodzaakt. De vertrouwenspersoon heeft het recht op toegang tot alle afdelingen van de school. De vertrouwenspersoon heeft recht op inzage in relevante documenten, zoals de ziekteverzuimregistratie. De vertrouwenspersoon is gerechtigd kla(a)g(st)er bij te staan gedurende de klachtenprocedure indien de kla(a)g(st)er deze wens te kennen heeft gegeven. Artikel 18 Faciliteiten vertrouwenspersoon Het bevoegd gezag stelt de vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn of haar taken naar behoren te vervullen. Daartoe moet beschikbaar worden gesteld: (a) een redelijke onkostenvergoeding; (b) gelegenheid tot deskundigheidsbevordering; (c) een afzonderlijke ruimte die de vertrouwenspersoon als spreekkamer kan gebruiken; (d) administratieve ondersteuning.
HOOFDSTUK IV DE KLACHTENCOMMISSIE Artikel 19 Instelling en samenstelling klachtencommissie 1. Het bevoegd gezag stelt een klachtencommissie in voor de onder hem ressorterende deelscholen. 2. De klachtencommissie bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende leden. 3. In de klachtencommissie hebben zowel mannen als vrouwen zitting. 4. De vertrouwenspersoon, het bevoegd gezag, het personeel, de ouders/verzorgers van de leerlingen en de leerlingen van deelscholen van het bevoegd gezag kunnen geen lid of plaatsvervangend lid zijn van de klachtencommissie. 5. De leden en plaatsvervangende leden van de klachtencommissie worden na overleg met de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad door het bevoegd gezag benoemd en ontslagen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
8
6. De leden en plaatsvervangende leden van de klachtencommissie worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij treden na hun zittingsperiode af in zijn terstond herbenoembaar. 7. Aan de klachtencommissie kan door het bevoegd gezag ambtelijke ondersteuning worden verleend. De ambtelijke ondersteuning is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem of haar in verband met de werkzaamheden als ambtelijke ondersteuning van de klachtencommissie ter kennis komt. Deze verplichting geldt niet ten opzichte van de leden en plaatsvervangende leden van de klachtencommissie. Artikel 20 Functie-eisen leden van de klachtencommissie 1. Leden van de klachtencommissie hebben op grond van hun werkkring, ervaring en/of opleiding inzicht in de verschillende aspecten van seksuele intimidatie. 2. Leden van de klachtencommissie beschikken over voldoende juridische kennis en vaardigheden. 3. De voorzitter van de klachtencommissie is bij voorkeur een ervaren jurist. 4. Leden zijn op de hoogte van de cultuur en de omgangsvormen op de school en van het stappenplan seksuele intimidatie en misbruik. Artikel 21 Taken van de klachtencommissie 1. De klachtencommissie onderzoekt de door tussenkomst van de vertrouwenspersoon bij haar ingediende klacht en rapporteert en adviseert hierover aan het bevoegd gezag. 2. De klachtencommissie kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan het bevoegd gezag over beleid inzake ongewenste intimiteiten in het onderwijs. 3. De klachtencommissie brengt jaarlijks schriftelijk verslag uit aan het bevoegd gezag over haar werkzaamheden. Het gaat hierbij om een anoniem opgesteld jaarverslag ten behoeve van het bevoegd gezag, dit verslag is geschikt voor publicatie. Artikel 22 Werkwijze van de klachtencommissie 1. De klachtencommissie onderzoekt en adviseert onafhankelijk en onpartijdig. 2. In alle fasen van de klachtenprocedure neemt de klachtencommissie de beginselen in acht van een behoorlijke procesvoering alsmede het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. 3. De behandeling van een klacht inzake seksuele intimidatie geschiedt vertrouwelijk en niet in het openbaar. Artikel 23 Informeren van de aangeklaagde De aangeklaagde wordt pas geïnformeerd als de klachtencommissie de klacht ontvankelijk heeft verklaard. Artikel 24 Informeren van ouders/verzorgers door de klachtencommissie De ouders/verzorgers van een leerling worden in gevallen van seksuele intimidatie ingelicht, tenzij de leerling uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dit niet te willen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
9
Artikel 25 Informeren politie en justitie door de klachtencommissie Indien de leden van de klachtencommissie menen dat er sprake is van een strafbaar feit zoals bedoeld in titel XIV van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven tegen de zeden) doen zij, met name als het gaat om een minderjarig slachtoffer, melding aan het bevoegd gezag (artikel 3 WVO) en aangifte van dit feit bij politie of justitie. Zie voor details de paragraaf Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik. Artikel 26 Bevoegdheden van de klachtencommissie 1. De commissie is slechts bevoegd een klacht te onderzoeken op initiatief van een kla(a)g(st)er. 2. De commissie is bevoegd betrokkenen op te roepen teneinde te worden gehoord. 3. De commissie is bevoegd betrokkenen in elkaars bijzijn te horen, tenzij een van beide partijen zwaarwegende argumenten aandraagt om van deze handelswijze af te wijken. 4. De klachtencommissie is bevoegd informatie in te winnen bij andere personen die inlichtingen kunnen verschaffen omtrent de omstandigheden waaronder de seksuele intimidatie heeft plaatsgevonden, al dan niet op verzoek van de kla(a)g(st)er of aangeklaagde, voor zover de uitvoering van haar taken daartoe noodzaakt. 5. De leden van de commissie kunnen naar aanleiding van een klacht de situatie binnen de betrokken onderwijsinstelling nader onderzoeken. Zij zijn gerechtigd alle locaties van de school te betreden en gesprekken te voeren met personeelsleden, leerlingen, schoolleiders en van het bevoegd gezag. De commissie neemt daarbij de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht ter bescherming van de privacy van de kla(a)g(st)er. 6. De commissie kan desgewenst informatie en advies inwinnen bij interne en externe deskundigen. 7. De commissie kan het bevoegd gezag gevraagd en ongevraagd adviseren omtrent het schoolbeleid inzake seksuele intimidatie. Artikel 27 Faciliteiten klachtencommissie 1. Het bevoegd gezag zorgt voor een ruimte waar kla(a)g(st)er, aangeklaagde en getuigen ongestoord kunnen worden gehoord. 2. Het bevoegd gezag zorgt voor een ruimte waar de commissie kan vergaderen. 3. De commissieleden hebben recht op een onkostenvergoeding. Het bevoegd gezag stelt in overleg met de commissieleden de honoraria vast.
HOOFDSTUK V DE KLACHTENPROCEDURE Artikel 28 Klachtgerechtigden 1. Klachtgerechtigd is een leerling, een ouder/verzorger van een minderjarige leerling en een medewerker in dienst van of werkzaam bij de school, die geconfronteerd is met of kennis heeft van een geval van seksuele intimidatie. 2. Klachten over seksuele intimidatie kunnen worden ingediend tot vijftien jaar na het gebeurde waar de klacht betrekking op heeft, op voorwaarde dat de aangeklaagde nog steeds aan de school verbonden is. 3. Een klacht kan worden ingediend door meerdere personen tezamen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
10
4. Een anoniem ingediende klacht wordt niet in behandeling genomen. In bijzondere gevallen kan de vertrouwenspersoon optreden als vertegenwoordigster van de anonieme kla(a)g(st)er in de klachtenprocedure (zie ook artikel 30 lid 2). Artikel 29 Het indienen van een klacht 1. Een klacht kan worden ingediend bij de vertrouwenspersoon of de klachtencommissie. 2. Als er (toch) een klacht is ingediend bij een deelschool contactpersoon dan dient deze contactpersoon de kla(a)g(st)er te wijzen op de taak en de functie van de vertrouwenspersoon en de klachtencommissie, vergezeld van de uitnodiging om de klacht daar te deponeren. In geen geval gaat een andere functionaris in de deelschool aan de slag met een klacht over seksuele intimidatie dan de vertrouwenspersoon en/of klachtencommissie. 3. Een klacht die in eerste instantie is ingediend bij de deelschoolcontactpersoon of de klachtencommissie, wordt onmiddellijk voor ondersteuning doorgezonden naar de vertrouwenspersoon, tenzij de klager gegronde redenen heeft waarom hij of zij de vertrouwenspersoon niet wenst in te schakelen. In dit geval behandelt de klachtencommissie de klacht zonder tussenkomst van de vertrouwenspersoon. 4. Een klacht kan zowel mondeling als schriftelijk worden ingediend. Van een mondeling ingediende klacht wordt onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt. De klager(s) en de ontvanger van de klacht ondertekenen het proces-verbaal. De klager(s) ontvang(t)(en) binnen een termijn van een week nadat het proces-verbaal is opgemaakt, een afschrift daarvan. Dit wordt toegezonden door degene bij wie de klacht is ingediend. Van de schriftelijk ingediende klacht krijgt de kla(a)g(st)er binnen de termijn van een week een bericht van ontvangst, toegezonden door degene bij wie de klacht is ingediend. De kla(a)g(st)er wordt binnen de termijn van een week schriftelijk op de hoogte gesteld van de doorzending van de klacht door degene die de klacht heeft doorgezonden. Artikel 30 Het intrekken van de klacht 1. De kla(a)g(st)er kan te allen tijde, lopende het onderzoek, de klacht intrekken. Van het intrekken van de klacht moeten de vertrouwenspersoon en de klachtencommissie op de hoogte worden gesteld. Degene die de klacht intrekt, ondertekent een door de vertrouwenspersoon of klachtencommissie opgestelde verklaring omtrent het intrekken van de klacht onder vermelding van de redenen van intrekking. 2. Indien de kla(a)g(st)er de klacht intrekt, besluit de vertrouwenspersoon dan wel de klachtencommissie of de klacht als anonieme klacht in behandeling moet worden genomen. 3. Als een door de kla(a)g(st)er ingetrokken klacht verder niet in behandeling wordt genomen, wordt aangeklaagde onmiddellijk schriftelijk op de hoogte gesteld van het feit dat de klacht is ingetrokken. In dit schriftelijke stuk staan ook de redenen voor het intrekken van de klacht vermeld. Artikel 31 Klachtenbehandeling door de klachtencommissie 1. De klachtencommissie onderzoekt klachten die zij ontvangen heeft via de vertrouwenspersoon. Een uitzondering hierop wordt bepaald door artikel 29 lid 3. 2. Indien de klachtencommissie de klacht ontvangt zonder tussenkomst van de vertrouwenspersoon, zorgt de commissie ervoor dat de kla(a)g(st)er de consequenties van de klachtenprocedure kent en verzekert de commissie zich ervan dat de kla(a)g(st)er akkoord gaat met de procedure. O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
11
Artikel 32 Informeren van het bevoegd gezag door de klachtencommissie Na ontvangst van een klacht, stelt de klachtencommissie binnen een week het bevoegd gezag in kennis van het feit dat zij een klacht onderzoekt, zonder naam en toenaam te noemen. Artikel 33 Ontvankelijkheid en werkwijze van de klachtencommissie 1. Nadat de klachtencommissie een klacht heeft ontvangen en ontvankelijk heeft verklaard, stelt de klachtencommissie een onderzoek in. 2. De werkwijze en de bevoegdheden van de klachtencommissie zijn neergelegd in artikel 22 en 26 van hoofdstuk 4 van deze klachtenregeling. Artikel 34 Informeren van de aangeklaagde De aangeklaagde wordt pas schriftelijk per aangetekend schrijven geïnformeerd als de klachtencommissie de klacht ontvankelijk heeft verklaard. Artikel 35 Schriftelijk verweer van de aangeklaagde De aangeklaagde wordt in de gelegenheid gesteld voor de hoorzitting een schriftelijk verweer op de ingediende klacht uit te brengen. Dit verweer wordt geadresseerd aan de secretaris van de klachtencommissie. Artikel 36 Recht van inzage De aangeklaagde, de kla(a)g(st)er en hun raadslieden hebben recht om alle ingebrachte stukken te kennen. Artikel 37 Het horen 1. De commissie onderzoekt de klacht door kla(a)g(st)er en aangeklaagde te horen. Dit horen geschiedt, afhankelijk van het belang van de kla(a)g(st)er, binnen een tot drie weken nadat de klacht bij de commissie is ingediend. 2. Indien de aangeklaagde weigert te worden gehoord, zal de commissie betrokkene per aangetekend schrijven verzoeken alsnog mondeling of schriftelijk te reageren op de klacht binnen een termijn van een week. Voldoet aangeklaagde ook hieraan niet, dan wordt de klacht als onbetwist in de procedure opgenomen. Hiervan wordt de aangeklaagde per aangetekend schrijven in kennis gesteld. 3. Kla(a)g(s)ter en aangeklaagde kunnen zich bij het horen door raadslieden laten bijstaan. 4. Op verzoek van de kla(a)ag(st)er of de klachtencommissie, kan bij het horen van de kla(a)g(st)er de vertrouwenspersoon aanwezig zijn. 5. Van alle hoorgesprekken worden verslagen opgesteld, welke door de gehoorde en door de leden van de commissie worden ondertekend. Weigert een gehoorde ondertekening, dan wordt daarvan melding gemaakt in het verslag, met opgave van reden. 6. Een afschrift van het verslag wordt de gehoorde uitgereikt binnen één week na het horen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
12
Artikel 38 Rapportage en advies 1. De klachtencommissie brengt van haar bevindingen schriftelijk rapport uit aan het bevoegd gezag en wel binnen drie weken nadat het horen van de kla(a)g(st)er, de aangeklaagde, eventuele getuigen en anderen is afgerond. 2. In het rapport geeft de klachtencommissie een gemotiveerd oordeel of de klacht al dan niet gegrond is gebleken. 3. Indien er naar het oordeel van de klachtencommissie sprake is van een gegronde klacht, brengt zij in haar rapport tevens een advies uit omtrent de te treffen maatregelen. Een en ander is gericht op het beëindigen van seksuele intimidatie en het voorkomen van herhaling van seksuele intimidatie door de aangeklaagde. 4. Indien naar het oordeel van de klachtencommissie sprake is van een ongegronde klacht, brengt zij in haar rapport advies uit omtrent de te treffen maatregelen. Genoegdoening aan en/of rehabilitatie van de aangeklaagde kunnen onderdeel zijn van deze maatregelen. 5. De klachtencommissie geeft haar oordeel en adviezen in voltalligheid in de vorm van een meerderheidsbesluit. Een lid van de klachtencommissie met een afwijkend standpunt kan het bevoegd gezag schriftelijk van dit minderheidsstandpunt in kennis stellen. 6. Van het rapport van de klachtencommissie gaat een afschrift naar de kla(a)g(st)er, de aangeklaagde en de vertrouwenspersoon.
HOOFDSTUK VI BEVOEGD GEZAG Artikel 39 Rol van het bevoegde gezag Indien een kla(a)g(st)er gegronde bezwaren heeft tegen het onderzoek van de klacht door (een of meerdere leden van) de klachtencommissie, schakelt het bevoegd gezag plaatsvervangende leden van de klachtencommissie of een extern deskundige in voor het onderzoek. Artikel 40 Besluitvorming door het bevoegd gezag 1. Voordat het bevoegd gezag naar aanleiding van het rapport van de klachtencommissie tot besluitvorming overgaat, gaat zij na of de klachtencommissie zich aan de afgesproken klachtenprocedure heeft gehouden en of de procedure op de juiste wijze is verlopen. 2. Binnen vier weken na ontvangst van het rapport van de klachtencommissie, neemt het bevoegd gezag een schriftelijk en gemotiveerd besluit over de te treffen maatregelen en op te leggen sancties. 3. Verlenging van de termijn waarbinnen het bevoegd gezag een besluit neemt, is mogelijk met ten hoogste vier weken. 4. Van deze verlenging stelt het bevoegd gezag alle betrokkenen, dat wil zeggen de kla(a)g(st)er, de aangeklaagde, de vertrouwenspersoon en de klachtencommissie, schriftelijk op de hoogte vóórdat de vierde week van de eerste termijn is verstreken. 5. Het bevoegd gezag kan alleen gemotiveerd van het advies van de klachtencommissie afwijken. 6. Bij het opleggen van sancties, neemt het bevoegd gezag het evenredigheidsbeginsel in acht, dat wil zeggen dat de zwaarte van de straf in verhouding staat tot de ernst van het feit. 7. Kla(a)g(st)er, aangeklaagde, vertrouwenspersoon en klachtencommissie worden onverwijld schriftelijk in kennis gesteld van een eenmaal genomen besluit en van de motieven van het bevoegd gezag.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
13
8. In het definitieve besluit neemt de werkgever op hoe, op welke wijze en bij welke instantie kla(a)g(st)er en aangeklaagde verder kunnen procederen via andere in de wet voorziene mogelijkheden. Artikel 41 Aangifte door het bevoegd gezag Het bevoegd gezag is verplicht aangifte te doen bij de politie als haar via de vertrouwenspersoon en/of de klachtencommissie bekend is geworden dat er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit als genoemd in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht (zie artikel 3 WVO). Zie ook de paragraaf Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik. 10.3 Vertrouwenspersoon Schoolspecifieke gegevens Het bevoegd gezag wordt vertegenwoordigd door: Naam : de heer Wiel Sporken Locatie : bedrijfsbureau Telefoonnummer : 0413-283000 De sectorleiding vmbo wordt vertegenwoordigd door : naam sectordirecteur : de heer Ger de Bruin Locatie : Kleinveld Telefoonnummer : 0413-283000 De sectorleiding havo/vwo wordt vertegenwoordigd door : naam sectordirecteur : de heer Hans Olsthoorn Locatie : Schepenhoek Telefoonnummer : 0413-283000 De preventie medewerker/ arbo-coördinator vmbo is: Naam : de heer Erwin vd Sande, facilitair manager Locatie : Kleinveld Telefoonnummer : 0413-283000 De preventie medewerker/ arbo-coördinator havo/vwo is: Naam : Locatie : Schepenhoek Telefoonnummer : 0413-283000
Het aanspreekpunt van de klachtencommissie (seksuele intimidatie) van de school is: Voor de sector vmbo gebouw/kantoor telefoonnummer privé
: : : :
mevrouw Mariëlle van Riel Kleinveld 0413-283000 0486-431908
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
14
Voor de sector havo-vwo: gebouw/kantoor : telefoonnummer : privé :
de heer Harry Benneker en mevr. Ingrid v.d. Wiel Schepenhoek 0413-283000 0413-250500
De contactpersoon bij de politie is: Naam Politiebureau Telefoonnummer
: de heer Karel de Groot : te Uden : 0413-269766
De interne contactpersonen zijn: Voor de sector vmbo gebouw/kantoor telefoonnummer privé
: : : :
Voor de sector havo-vwo: gebouw/kantoor : telefoonnummer : privé :
Mevrouw Mariëlle van Riel / de heer Johan van der Leest Kleinveld Kleinveld 0413-283000 0413-283000 0486-431908 0413-269301 de heer Harry Benneker en mevrouw Ingrid van de Wiel Schepenhoek Schepenhoek 0413-283000 0413-283000 0413-250500 024-3226795
De externe vertrouwenspersoon van de school is: Klachtencommissie voor het katholiek onderwijs Zuid-Nederland Postbus 82324, 2508 EH Den Haag Tel. 070-392 55 08 (van 09.00 tot 12.00 uur) www.geschillencies-klachtencies.nl
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP Bijl. 16 klachtenregeling seksuele intimidatie.doc
15
Ongevallen registratieformulier., Gegevens betrokkene. Naam betrokkene: Roepnaam: Adres: Tel.: Betrokkene is: 0 leerling klas : ………….
0 medewerker
0 anders, nl.
Eventuele hulpverlener:
Gegevens met betrekking tot de aard van het ongeval Datum en tijd ongeval: Plaats: Docent: Letsel: 0 naar huisarts: 0 naar ziekenhuis: 0 naar huis begeleider: 0 per auto 0 per ambulance 0 opname begeleider: Gemeld aan: 0 ouders/verzorger(s) 0 administratie i.v.m. verzekering 0 Beschrijving ongeval.
Opgesteld door. Datum:
Handtekening:
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 17 invulformulier ongevallen.rtf
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
1
INLEIDING
3
DRAAIBOEK BIJ OVERLIJDEN
4
HET BERICHT CRISISTEAM BIJ OVERLIJDEN (ZIE BIJLAGE 1) STAPPENPLAN STAP 1: DUIDELIJKHEID ZIEN TE KRIJGEN STAP 2: AANGEPAST ROOSTER STAP 3: HET INFORMEREN VAN LEERLINGEN, OUDERS EN PERSONEEL MEDIABELEID STAP 4: HET VERWERKINGSPROCES EN HET AFSCHEID NAZORG HET OVERLIJDEN VAN EEN PERSONEELSLID HET OVERLIJDEN VAN EEN PARTNER OF EEN KIND VAN EEN COLLEGA HET OVERLIJDEN VAN A. EEN OUDER VAN EEN LEERLING B. IEMAND DIE NAUW BIJ DE SCHOOL BETROKKEN IS
4 4 5 5 5 6 6 7 9 10 11
DRAAIBOEK BIJ CALAMITEITEN
12
INLEIDING DE FEITELIJKE GEBEURTENIS CRISISTEAM BIJ CALAMITEITEN OVERGANG NAAR HERSTEL: DE NAZORG
12 12 13 17
BIJLAGEN DRAAIBOEK BIJ OVERLIJDEN
18
1. CRISISTEAM BIJ OVERLIJDEN 2. HET VERTELLEN VAN HET VERDRIETIGE NIEUWS 3. DIRECTE CONTACTEN MET FAMILIE EN/OF RELATIES. 4. WIE TE INFORMEREN 5. VOORBEELDBRIEF OUDERS 1 5A. VOORBEELDBRIEF OUDERS 2 6. CHECKLIST INFORMATIE OUDERS & LEERLINGEN 7. AANDACHTSPUNTEN BIJ HET SIGNALEREN VAN PROBLEMEN BIJ DE ROUWVERWERKING 8. CHECKLIST ORGANISATORISCHE AANPASSINGEN 9. CRISISTEAM BIJ CALAMITEITEN 10. AANDACHTSPUNTEN BIJ HET INFORMEREN VAN OUDERS 11. VOORBEELD COMMUNIQUÉS 12. CHECKLIST BIJ CALAMITEITEN 13. ADRESSEN EN WEBSITES VOOR INFORMATIE
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 29 30 31 34
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
11
2
Inleiding Draaiboek bij het overlijden van een leerling(e)/collega en/of calamiteiten op school; een draaiboek voor het geval dat… Onze school is naast onderwijsinstelling ook leefgemeenschap. Als er door overlijden iemand wegvalt uit die leefgemeenschap dan maakt een diepe indruk. Bij een calamiteit is er sprake van een onverwachte en acute situatie die levensbedreigend is of zou kunnen zijn en waarbij een relatief grote groep personen betrokken is, waarbij de dagelijkse gang van zaken ontwricht wordt en die een meer dan buitengewone inspanning van docenten en schoolleiding vraagt. Doordat er van een dramatische gebeurtenis zoals een overlijden of een calamiteit een sterk appèl uitgaat om iets te doen, is het risico van ongecoördineerde, naast elkaar en soms tegenwerkende acties groot, vooral in de verwarring van de eerste dagen. Elke situatie is anders en er zullen veel emotionele reacties zijn. Dit draaiboek is in ieder geval enig houvast. Het moet in de school aanwezig zijn op verschillende plaatsen en is altijd digitaal te vinden in de gedeelde map van de leerlingbegeleiders/counselors. Zij zijn tevens verantwoordelijk voor het bij de tijd houden van het draaiboek. Dit draaiboek bestaat uit twee gedeelten. Naast het gedeelte dat van toepassing is bij het overlijden van een leerling of docent is er ook een aanvullend gedeelte dat van toepassing is bij calamiteiten.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
3
Draaiboek bij overlijden Het bericht
Het overlijdensbericht kan op diverse manieren binnenkomen: •
Telefonisch via de receptie, administratie of conciërges.
De beller wordt doorverbonden met de schoolleiding of met de desbetreffende afdeling. Wanneer dit niet meteen mogelijk is, wordt de deelneming geuit en wordt er verzekerd dat de school zo snel mogelijk terugbelt. De schoolleiding en de afdeling worden zo spoedig mogelijk ingelicht. “Zo spoedig mogelijk” betekent desnoods in het weekend, tijdens de vakantie, tijdens de les of ’s avonds laat. Tijdens de vakantieperiode geldt er een dienstrooster zodat er te allen tijde iemand van de schoolleiding bereikt kan worden. Wanneer, ondanks alle inspanning, niemand van de schoolleiding te bereiken is dan graag contact opnemen met een van de counselors. Verder wordt door degene die het bericht ontvangt NIEMAND ingelicht. •
Het bericht komt via docent/leerling/buiten bij de schoolleiding of afdeling terecht
In dit geval moet de schoolleiding of de afdeling nagaan of het bericht juist is. Dit kan door bij de politie, huisarts of evt. de schoolarts te informeren of door de afdeling, klassenmentor of leerlingbegeleider te laten informeren bij vrienden of buren. Dit moet men ook doen wanneer er een vermoeden is van een valse melding. •
Per post of middels een advertentie in de krant.
•
Officiële melding aan de schoolleiding.
•
Het geval van een ernstig ongeval op of dichtbij school.
Wanneer er sprake is van een ernstig ongeval dichtbij of op school dan wordt een arts, ziekenhuis, politie en familie gewaarschuwd door de schoolleiding of afdeling voordat ‘de school’ wordt ingelicht.
Crisisteam bij overlijden (zie bijlage 1)
De plotselinge dood van iemand uit de schoolgemeenschap vraagt om een goed gecoördineerde actie (reactie) van de school. Daarom is het van belang een crisisteam te vormen bestaande uit: De sectordirecteur of diens vervanger. Een vertegenwoordiger van de leerlingbegeleiders. De klassenmentor of gekozen mentor (klas 4). De leerjaarcoördinator of afdelingsleider. Zie bijlage 1: Crisisteam bij overlijden, namen en telefoonnummers Aan het einde van ieder schooljaar wordt bekeken of het crisisteam nog klopt en worden eventuele wijzigingen aangebracht. Dit team komt bij elkaar, stemt de agenda’s op elkaar af, legt een vast overlegmoment aan het einde van iedere (werk)dag vast en zorgt de komende week voor onderling beraad bereikbaar te zijn.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
4
Het is van belang om af te spreken wie de eindverantwoordelijkheid heeft en welke volmachten er gegeven moeten worden. Zo bepaalt de schoolleiding, eventueel in overleg met de afdeling, de roosterwijzigingen. De klassenmentor en de leerlingbegeleider zorgen voor de opvang van leerlingen en hebben contact met de familie. De klassenmentoren en evt. de leerlingbegeleider bezoeken de familie in de dagen voor de begrafenis/crematie en ca. 2 weken daarna. De leerjaarcoördinator en afdelingsleider bezoeken de familie in de dagen voor de begrafenis/ crematie. Voor aandachtspunten bij contact met de familie; Zie bijlage 3: Directe contacten met familie en/of relaties.
Stappenplan Stap 1: Duidelijkheid zien te krijgen Allereerst moet er een duidelijk en compleet beeld komen: - Wie is er overleden? - Wat is er precies gebeurd? - Waar en hoe is het gebeurd? - Wie zijn de belangrijkste vrienden/vriendinnen? - Zijn er broers/zussen op school? In welke klas? - Wanneer en waar is de begrafenis of crematie? - Stelt de familie aanwezigheid op prijs van (eventueel een afvaardiging van) leerlingen/docenten? Met de ouders/familie moet worden besproken welke informatie over de doodsoorzaken bekend mag worden gemaakt. In de meeste gevallen wordt door de familie een rouwadvertentie namens de school en klas op prijs gesteld. Toch is het van belang dit met de familie te overleggen. De mentor & leerlingbegeleider nemen contact op met de familie; zie bijlage 3 voor handvatten bij het eerste gesprek en checklist voor vragen. Stap 2: Aangepast rooster Bij een onverwacht sterfgeval tijdens het schooljaar moet het lesrooster voor de eerstkomende week worden aangepast. Besloten moet worden of roosterwijziging voor de hele school nodig/wenselijk is, of alleen voor de betreffende klas(sen) Proefwerken kunnen vervallen, examens niet. Geplande schoolfeesten/schoolreisjes in de komende week (weken) moeten worden afgezegd of uitgesteld. Dit afzeggen wordt gedelegeerd naar degene die deze activiteiten organiseert.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
5
Als de familie daar prijs op stelt, moet iedereen die dat wenst, in de gelegenheid worden gesteld de begrafenis of crematie bij te wonen. Individuele leerlingen kunnen, met toestemming van de afdeling, lessen verzuimen om de begrafenis/crematie bij te wonen. Als de school een dag (dagdeel) dicht gaat, is toestemming nodig van de Rijksinspectie. Voor ingrijpende roosterwijzigingen is contact nodig met het bestuur. De sectordirectie regelt Stap 3: Het informeren van leerlingen, ouders en personeel Het crisisteam gaat na wie geïnformeerd moet worden over het overlijden en in welke volgorde. Zie bijlage 4: Wie te informeren Het crisisteam spreekt af wie wie informeert. Bijzondere aandacht moet er zijn voor de nauwst betrokkenen. Zeker zij moeten het bericht op een zorgvuldige wijze krijgen. Daarnaast krijgt de administratie de opdracht onmiddellijk alle uitgaande post naar de (ouders van de) leerling te blokkeren. Denk ook aan het boekenfonds, oudervereniging, schoolarts en anderen die contact zouden kunnen zoeken met de overledene of diens familie. De schoolleiding zorgt voor een schriftelijk communiqué voor het personeel. Indien er sprake is van zelfdoding moet extra aandacht worden besteed aan de boodschap (leerlingbegeleider). Besloten moet worden hoe de leerlingen van de school geïnformeerd worden en of en hoe de ouders van de leerlingen geïnformeerd moeten worden. (Eventueel alleen leerlingen en ouders van de getroffen klas.) Geef deze informatie als ze bij elkaar zijn, op school. Als het bericht buiten schooltijden binnenkomt dan is te overwegen het stil te houden tot de volgende ochtend. Op het moment zelf moet een inschatting gemaakt worden of dat realistisch is. Via MSN en SMS gaat nieuws ontzettend snel rond en dan is het wenselijk toch zo snel mogelijk concrete informatie te geven. Telefonisch informeren kan problemen opleveren omdat er dan geen opvang aanwezig is daarom is het van belang de ouders aan de telefoon te vragen en zonodig op een later tijdstip terug te bellen als de leerling alleen thuis is. Plaats en tijdstip voor een eerste bijeenkomst worden meteen doorgegeven. De getroffen klas blijft zoveel mogelijk onder de hoede van de klassenmentor en de leerlingbegeleider. Het is goed de eigen klas zo vroeg mogelijk te informeren voordat er een geruchtenstroom op gang komt. Zie bijlage 2: Het vertellen van het verdrietige nieuws Zie bijlage 5: Voorbeeldbrief ouders 1 & 2 1: Kennisgeving 2: Kennisgeving en protocol afscheidsplechtigheid Zie bijlage 6: Checklist informeren ouders
Mediabeleid
Onze woordvoerder naar de media is de directeur-bestuurder Wiel Sporken. Het aanstellen van een vaste woordvoerder zorgt ervoor dat informatie via één kanaal naar buiten gaat, dit kan
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
6
tegenstrijdige informatie voorkomen. Het crisisteam stelt vast of en hoe de pers geïnformeerd wordt. Breng het nieuws zo open mogelijk en zo vaak mogelijk. Alleen zo kun je enigszins invloed uitoefenen op een geruchtenstroom. Aangezien je mensen geen spreekverbod op kunt leggen, is het wenselijk om hierover binnen het team duidelijke afspraken te maken Stap 4: Het verwerkingsproces en het afscheid dag1
De klassenmentor vangt, samen met de leerlingbegeleider, de getroffen groep of klas en vrienden uit andere klassen op. Het is van belang om daarna de leerlingen geruime tijd (een uur, enkele uren) bij elkaar te houden onder leiding van de klassenmentor (zie Bijlage 2). De klassenmentor geeft in een klassengesprek zoveel mogelijk nadere informatie (zie Stap 1) Na de eerste schrik en ontreddering zullen er vragen los komen. Het is belangrijk daar zo open mogelijk op te antwoorden (“Ik weet het niet” kan ook eerlijk zijn!) Tijdens de eerste dag kan gewerkt worden met opdrachten (opstellen, gedichten, lezen en voorlezen). Spreek met de klas af, als dat kan, dat iemand naar de ouders gaat, om met hen te bespreken of ze als klasgenoten iets kunnen doen. De volgende dag zal hierover doorgepraat worden. Stuur eventueel de klas naar huis na verloop van tijd, maar geef hen ook de gelegenheid om nog te blijven als ze dat willen. Leerlingen die ernstig overstuur zijn, worden opgevangen en er wordt contact opgenomen met thuis. Zijn er leerlingen absent, dan moeten zij alsnog zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd. Zorg voor een veilige ruimte (rust) en laat bijv. enige leerlingen na verloop van tijd thee halen (lokaal 103). Als er broers of zussen op school zitten, dan is het van belang dat er ook aandacht wordt besteed aan de klas(sen) van betreffende broers of zussen door de klassenmentor. De overige klassen worden geïnformeerd en opgevangen door de docenten die dan les hebben. Ga in op reacties van leerlingen en pas eventueel lesprogramma en proefwerken aan. Zorg voor een zo eenduidig mogelijke informatie zodat geruchtvorming voorkomen gaat worden m.n. bij vreemde ongelukken of bij zelfdoding. Zorg voor een goed communiqué voor het personeel. Voorkom dat leerlingen die slechts zeer indirect met het gebeuren te maken hebben zich mengen in de gang van zaken. n.b. dit leerling-gedrag kan een teken zijn van nog slecht verwerkte eigen ervaringen en moet daarom wel bespreekbaar gemaakt worden en opgevangen. De klassenmentor wordt erbij betrokken. dag 2 en verder tot de afscheidsplechtigheid. Deze dag kan gebruikt worden om de eerste emoties van gisteren te bespreken en gezamenlijk de plannen uit te werken voor een herdenkingsbijeenkomst of begrafenis/crematie. Voor veel leerlingen zal het de eerste keer zijn dat zij zoiets meemaken. Het is belangrijk dat zij vooraf weten wat er gaat gebeuren, welke rituelen er aan te pas komen, en wat de oorsprong daarvan is. (De kerkdienst, waar ga je zitten, eventuele toespraken, muziek, bloemen, advertenties, het condoleren). Laat leerlingen zoveel mogelijk zelf bedenken onder begeleiding van mentoren. Denk aan bloemen uitkiezen, rouwadvertentie opstellen. Lesuren kunnen worden benut met tekenen, musiceren, schrijven – bijvoorbeeld een afscheidsbrief aan de overledene of een gezamenlijke condoleancebrief aan de ouders. Als een
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
7
leerling wil en durft (en als de familie het op prijs stelt) kan deze namens de klas bij de uitvaart iets zeggen of voordragen. Gezamenlijk voorbereiden. Er wordt een stiltelokaal ingericht, lokaal 103, voor de overledene. Deze ruimte kan met behulp van de betreffende klas ingericht worden. Naast foto’s en bloemen ligt er een gedenkboek waar iedereen die wil in kan schrijven. Er kan zachtjes muziek gedraaid worden en leerlingen kunnen er even blijven zitten. Er is een docent/begeleider aanwezig. Als de lessen gedeeltelijk weer worden hervat, moet er rekening mee worden gehouden dat ook daarin gepraat kan worden over de overleden leerling en de belevingen van de leerlingen. Handig is wanneer de docenten aan elkaar doorgeven via het klassenboek of en hoe over de dood in de klas gesproken is. dag 3 of de dag van de afscheidsplechtigheid. Als de familie het op prijs stelt kunnen docenten en leerlingen aanwezig zijn bij de begrafenis of crematie. Probeer gezamenlijk te vertrekken vanaf school (eventueel speciaal geregeld vervoer). Bereidt leerlingen voor op een begrafenis of crematie. Laat leerlingen de gsm uitzetten. Vertel vooraf dat een begrafenis of crematie drukbezocht kan worden waardoor leerlingen achteraan of buiten een aula of kerk kunnen komen te staan. Zorg dat de gehele groep bij elkaar blijft tijdens de dienst. Na afloop is er op school gelegenheid om na te praten met koffie, thee, limonade. Indien gewenst kan voor de klas en de mentoren/begeleiders een buitenschoolse gelegenheid worden gezocht. Als de familie geen prijs stelt op de aanwezigheid van leerlingen/docenten kan er op school een afscheids- of herdenkingsdienst worden gehouden, met voordrachten, muziek en eventueel gebed. dag 4 Deze dag kan benut worden om terug te kijken op de gebeurtenissen van gisteren. Het is nu mogelijk om de aandacht te verleggen van eigen emoties van leerlingen naar het verdriet bij bijv. de ouders/ broer/zus. Ook kan aandacht gericht worden op de toekomst, het hervatten van de lessen en proefwerken. Belangrijk gespreksonderwerp zal waarschijnlijk zijn “de lege plaats”: wie gaat er op de stoel van de overledene zitten? Mag die door een ander bezet worden of blijft die stoel dit jaar leeg? De stilteruimte wordt opgeruimd. Het gedenkboek, foto’s e.a. worden voor de ouders bewaard. Een foto en evt. een gedicht, symbool, bloem of tekening wordt samen met de klas opgehangen in de mediatheek; dit is het herdenkingsteken. Op deze plek is geen ruimte om nog dingen neer te leggen of op te hangen. De mentor(en) spreken met de ouders af wanneer de klas de spullen uit de stilteruimte (op school?) aan de ouders kan overdragen. Bij deze gelegenheid kunnen de ouders ook het herdenkingsteken bezoeken. Er kan ook voor gekozen worden om de ouders van de overleden leerling de foto te laten ophangen in de mediatheek. Daarmee kan dan symbolisch de stilteruimte gesloten worden en kunnen het gedenkboek en foto’s aan de ouders overgedragen worden. dag 5 Er wordt zoveel mogelijk teruggekeerd tot het gewone rooster. In alle lessen zal men alert moeten blijven op signalen van leerlingen. Die signalen die leerlingen afgeven kunnen wijzen op verschillende stadia van verwerking in het rouwproces: ontkenning / ongeloof woede / boosheid verdriet (depressie) verwerkt verdriet / acceptatie.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
8
Zie bijlage 7: Aandachtspunten bij het signaleren van problemen bij de rouwverwerking
Nazorg
De klassenmentor zorgt voor de mogelijkheid dat de klas er nog eens op terug kan komen. Bij zelfdoding worden er gesprekken gehouden rond suïcide en schuldgevoelens. Wanneer de klassenmentor dit wenst kan hij of zij hierbij ondersteuning krijgen van de gespecialiseerde leerlingbegeleiders. Let allen speciaal op bepaalde kwetsbare personen, broers, zussen, vrienden, of leerlingen die pas ook al iets dergelijks hebben moeten meemaken. Bouw een moment in waarin de rouwfase op een of andere manier formeel wordt afgesloten bijv. door de ouders na enige maanden een dankwoordje te laten uitspreken/schrijven eventueel gecombineerd met het ophalen van de spullen uit de stilteruimte en het plaatsen of bezoeken van het herdenkingsteken in de school. Hulp van buitenaf gewenst? Jongeren kunnen naar aanleiding van een plotselinge dood min of meer ernstige problemen ondervinden. Signalen die kunnen wijzen op (mogelijke ernstige) problematiek zijn onder meer: Plotselinge gedragsveranderingen absenties concentratiestoornissen / concentratieproblemen stemmingswisselingen toespelingen op suïcide “wilde verhalen” zondebokverschijnselen schuldvragen Signalen van min of meer ernstige problemen kunnen ook afgegeven worden door personeelsleden. Soms zal hulp van buitenaf wenselijk of nodig zijn. Het crisisteam in overleg met het zorgteam kan besluiten om hulp in te roepen voor begeleiding bij het verwerkingsproces op school (schoolarts, jeugdzorg,..) individuele opvang van leerlingen. De klassenmentor zal bij signalen van ernstige problematiek de leerlingbegeleider inlichten en gezamenlijk wordt gekeken naar welke vorm van hulp nodig is. Het is vooral van belang dat deze leerlingen bij iemand op school terecht kunnen voor opvang. Terugkijken, evalueren Het is aan te bevelen om in een leerjaarvergadering of teamvergadering ongeveer een maand later terug te kijken op de gebeurtenis en de gang van zaken te evalueren. Zo’n bijeenkomst is een goede gelegenheid om de signalen te bespreken die zijn opgevangen tijdens de lessen en in individuele gesprekken met leerlingen. Afgesproken moet worden wie namens de school contact blijft houden met de ouders/familie. Dit contact wordt in de meeste gevallen zeer op prijs gesteld. Het crisisteam doet er verstandig aan om na ongeveer drie maanden het geheel nog eens door te praten. De opgedane ervaringen kunnen leiden tot nieuwe afspraken over een mogelijk volgend sterfgeval of tot nieuwe afspraken met betrekking tot de leerlingbegeleiding. Werkvormen in contact met de leerlingen
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
9
Om de leerlingen te helpen bij het verwerkingsproces kunnen tal van werkvormen en methodieken toegepast worden. De keuze zal afhangen van de omstandigheden, de leeftijd van de leerlingen en hun relatie met de overledene. Mogelijk zijn onder meer: een open kringgesprek gezamenlijk selecteren en bekijken van literatuur (suggesties www.in-de-wolken.nl) het schrijven van een opstel of gedicht voordragen van gedichten, voorlezen van verhalen het schrijven van een afscheidsbrief, individueel het schrijven van een condoleancebrief, individueel of gezamenlijk of het opstellen van een rouwadvertentie namens de klas/school het verwoorden van emoties met behulp van stellingen het uiten van emoties in expressievakken (tekenen, schilderen, musiceren) het maken van een fotoboek als gezamenlijke herinnering aan de overledene activiteiten ter voorbereiding en invullen van de afscheidsbijeenkomst (teksten zoeken, muziek, advertentietekst opstellen, bloemen e.d.)
Het overlijden van een personeelslid
Wanneer het personeelslid overlijdt, geldt in wezen hetzelfde draaiboek. Het verschil is wel dat alles veel grootschaliger en nog intenser wordt. Een docent heeft contact met meerdere klassen en heeft dat in eerdere jaren ook gehad. Vrijwel iedereen kent de conciërge. De lijst van in te lichten personen wordt groter. Waarschijnlijk alle leraren zullen voor de opvang ingeschakeld worden en moeten er dus ook op voorbereid worden. Tegelijkertijd moet er rekening mee worden gehouden dat de medewerkers het verlies van een collega moeten verwerken. Enkele punten ter aanvulling op het draaiboek: Nadat het bericht is binnen gekomen o De sectordirectie roept het personeel bij elkaar in de eerste pauze die volgt na de melding. De zoemer wordt geblokkeerd. Er moet zo spoedig mogelijk een bericht volgen over het verloop van de dag, zowel mondeling als schriftelijk (per mail). o Ook hier is het van belang om een crisisteam samen te stellen. Denk hierbij aan de opvang van de klas of mentorleerlingen (afdeling en leerlingbegeleiding) en het personeel (externe hulp: schoolarts en/of schoolmaatschappelijk werker). o De sectordirectie informeert het bestuur, oudervereniging enz. en zorgt voor coördinatie van de advertentieteksten en bericht in de krant. De sectordirectie en een vertegenwoordiger van de sectie bezoeken de familie namens de school. Zij informeren in hoeverre verder bezoek van collega’s gewenst is en geven dit door vooral indien dit negatief is. Zij informeren of de familie het op prijs stelt dat er op school een eigen herdenkingsdienst georganiseerd wordt. Te denken valt aan een avondwake of een aangekleed ‘in memoriam’ voor de hele school. Dit om bijvoorbeeld te voorkomen dat de kerk of aula veel te klein is als er veel leerlingen naar de begrafenis/crematie van hun docent willen. De sectordirectie informeert de school snel opdat allerlei initiatieven van bijvoorbeeld collega’s niet door elkaar gaan lopen (afstemmen op elkaar). Begrafenis/crematie Met de familie wordt besproken wat de school bijdraagt. Wanneer leerlingen een bijdrage leveren, is het heel belangrijk dat zij kunnen oefenen met hun muziek en teksten. Dat geeft enige zekerheid op momenten dat emoties toch een grote rol spelen. O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
10
Collega’s en leerlingen die de plechtigheid willen bijwonen kunnen verlof krijgen. Leerlingen worden zoveel mogelijk vooraf geïnformeerd over de gang van zaken bij de plechtigheid. o Hoe teken je het condoleanceregister? o Ga je mee naar het kerkhof o Waar ga je zitten? o Na de plechtigheid is er een bijeenkomst voor de leerlingen op school of elders. o Ook een samenkomst van personeelsleden is wenselijk. Van belang is ook het voorbereiden en begeleiden van degene die de lessen van de leraar gaat overnemen. Zeker bij een geliefde leraar is dat niet zo eenvoudig. Leerlingen kunnen het gevoel hebben dat de opvolger geen recht heeft op die plek. Onbedoeld kunnen ze hun negatieve gevoelens projecteren op deze persoon. De afdelingen of de mentor kan hierbij een begeleidende rol spelen.
Het overlijden van een partner of een kind van een collega
Het bericht komt bij de receptie, de conciërges of bij de betreffende afdelingsleider binnen. De berichtgever wordt zo snel mogelijk in contact gebracht met de sectordirectie. De sectordirectie of, bij diens afwezigheid, de betreffende afdelingsleider draagt zorg voor het volgende: - contact opnemen met het crisisteam voor overleg - de vakgroep wordt persoonlijk op de hoogte gebracht - het team wordt ingelicht middels een mededeling in de personeelskamer en via de mail - overleg of het nodig is, dat bepaalde activiteiten de dagen daarop afgelast moeten worden. - leerlingen inlichten (zorgen voor eventuele opvang van leerlingen). - contact opnemen met het gezin betreffende hun wensen bij het afscheid. - zorgen voor een kaart en bloemen/een grafstuk. Sectordirectie, betreffende afdelingsleider en vakgroepgenoten gaan, indien gewenst, persoonlijk condoleren.
Het overlijden van A. een ouder van een leerling B. iemand die nauw bij de school betrokken is
Het bericht komt bij de receptie of bij de conciërges binnen. De berichtgever wordt zo snel mogelijk in contact gebracht met de sectordirectie (B) of betreffende afdelingsleider (A). De sectordirectie of betreffende afdelingsleider draagt zorg voor het volgende: - de klassenmentor wordt direct ingelicht (A). - het team wordt ingelicht d.m.v. een mededeling op het publicatiebord in de personeelskamer (A). - naast mededeling op het publicatiebord tevens een mail naar alle medewerkers (B) - contact opnemen met het gezin betreffende hun wensen bij het afscheid, dit kan een taak van de mentor zijn (A). - condoleance d.m.v. een kaart. In sommige gevallen het laten bezorgen van bloemen/ een grafstuk. In het geval van het overlijden van een ouder licht de klassenmentor de klas in. Verdere afspraken over de gang van zaken kunnen pas met de klas besproken worden nadat er contact
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
11
geweest is met het gezin of de familie. In de meeste gevallen gaat de klas of een afvaardiging van de klas naar de begrafenis / crematie. De procedure is zoals in het draaiboek. Denk vooral aan opvang van zeer geëmotioneerde leerlingen en opvang van leerlingen voor tijdens en na de plechtigheid. Wellicht is het ook nodig om als klassenmentor het bezoek aan de betreffende vriend of vriendin te begeleiden.
Draaiboek bij calamiteiten Inleiding
Bij een ramp of calamiteit is er sprake van een bijzondere crisissituatie. Er ontstaat een onverwachte en acute situatie die levensbedreigend is of zou kunnen zijn, waarbij een relatief grote groep personen betrokken is, de dagelijkse gang van zaken ontwricht wordt en die een meer dan buitengewone inspanning van hulpverleners vraagt. (Van der Velden e.a., Utrecht, 1998.) In elk soort acute crisissituaties breken mensen zich het hoofd over hoe ze moeten reageren. Elke situatie is weer anders en soms zijn de dilemma’s zo groot dat er nauwelijks zinnige antwoorden te geven zijn. Gebruik maken van de ervaringen van anderen kan voorkomen dat situaties escaleren en dat extra leed wordt veroorzaakt. Een draaiboek biedt in ieder geval enig houvast hoewel het draaiboek nooit voor elke situatie oplossingen biedt.
De feitelijke gebeurtenis
Wanneer een calamiteit heeft plaatsgevonden moet de ernst en omvang van de calamiteit worden ingeschat. Hulp die nodig is moet worden ingeschakeld. Daarbij kan het ook nodig zijn geheimhouding te verzekeren tot dingen geverifieerd zijn en eerste acties zijn gepland. Na of tijdens het zorgen voor de veiligheid en opvang van de getuigen, slachtoffers en melder wordt het crisisteam bij elkaar geroepen. Bij het hanteren van dit draaiboek is de checklist (bijlage 12) een houvast. Binnen of buiten schooltijd Er is een verschil tussen calamiteiten die net voor of onder schooltijd of zelfs in de school plaatsvinden en calamiteiten die buiten schooltijd plaatsvinden. Bij gebeurtenissen die net voor of onder schooltijd plaatsvinden is de tijd om informatie te verzamelen kort. De beslismomenten staan onder druk. Toch moet iedereen zo snel mogelijk geïnformeerd worden. Soms spelen hierbij zaken mee als een belangrijke toets of eindexamens. In dat geval moet een afweging gemaakt worden. Wat de juiste beslissing is, hangt af van de omstandigheden. In ieder geval mag een besluit tot uitstel van het geven van informatie niet lichtvaardig genomen worden. Houd ook rekening met de snelle communicatiemiddelen van deze tijd. Leerlingen kunnen elkaar met de snelheid van het licht informeren. Door leerlingen snel en adequaat te informeren voorkom je dat je het zicht verliest op de acties en reacties. Bij de schietpartij in Veghel, enkele jaren geleden, was de informatie binnen enkele minuten na de gebeurtenis ook bekend op andere scholen waaronder het aangrenzende Fioretti College. Dit maakte het moeilijk om gecoördineerd op te treden. Leerlingen waren eerder op de hoogte dan sommige docenten en de schoolleiding, waardoor onmiddellijk veel opwinding en ruis ontstond.
Veel aandacht gaat uit naar het opvangen van de eerste reacties van desoriëntatie, angst en verdriet. Ouders moeten telefonisch op de hoogte gebracht worden om eventueel hun kinderen op te halen, parttimers moeten thuis worden gebeld e.d..
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
12
Wanneer de calamiteit na schooltijd plaatsvindt dan is vaak een deel van het personeel en van de leerlingen al op de hoogte. In die situatie is het de taak van het crisisteam informatie te verzamelen en te beslissen hoe deze bij aanvang van de volgende schooldag wordt gecommuniceerd. Extra moeilijk is het wanneer de gebeurtenis in het weekend plaatsvindt of in een vakantie.
Crisisteam bij calamiteiten
Het crisisteam zou kunnen bestaan uit: een lid van de sectordirectie(s), de directeur-bestuurder (die daarbij ook de eindverantwoordelijkheid krijgt), de afdelingsleiders en een leerlingbegeleider, afhankelijk van de aard van de calamiteit aan te vullen met: • De verantwoordelijke voor bedrijfsveiligheid (in geval van calamiteit binnen school) • De functionaris van SMW (contactpersoon van school met jeugdhulpverlening) • Een contactpersoon van de politie • De perswoordvoerder van de gemeente (bij calamiteiten die grote aandacht krijgen van de media) Zie bijlage 9: Crisisteam bij calamiteiten Contactpersonen extern Crisisteam in actie Zie bijlage 12: Checklist bij calamiteiten Zorg ervoor dat een kopie van de checklist voor iedereen voorhanden is. Voor het crisisteam is de volgorde van handelen: Verminderen van direct levensgevaar Dit betekent zorg voor gewonden en het nemen van maatregelen gericht op de fysieke veiligheid. Speciale aandacht gaat er naar kinderen en volwassenen die door de schrik in een shocktoestand verkeren. In deze fase moet snel gehandeld worden en de juiste hulpdiensten ingeschakeld worden. Alles staat in het teken van de fysieke veiligheid van de aanwezige leerlingen en personeel. Verzamelen en geven van informatie Vrijwel onmiddellijk na de eerste stap heeft iedereen behoefte aan informatie, zowel personeel en leerlingen als ouders. Het crisisteam moet daarom zo snel mogelijk en zoveel mogelijk informatie verzamelen, zodat een volledig beeld ontstaat. Vervolgens worden er beslissingen genomen over hoe en wat er wordt gecommuniceerd. Indien er sprake is van een mogelijk misdrijf is overleg met de politie en eventueel justitie van groot belang. In ieder geval krijgen leerlingen, personeel en ouders zo snel mogelijk informatie, bij voorkeur voordat de eerste berichten in de media verschijnen. Uit ervaring blijkt dat het verstrekken van goede informatie hoge prioriteit moet hebben. Wanneer die informatie uitblijft, verhoogt dat gevoelens van angst, stress en onzekerheid. Zie bijlage 10: Aandachtspunten bij het informeren van ouders Zie bijlage 11: Voorbeeld communiqués
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
13
Afstemming van de agenda’s Wanneer het team bij elkaar komt moeten meteen de agenda’s op elkaar afgestemd worden. Overlegmomenten worden vastgelegd waaronder in ieder geval een vast overlegmoment aan het einde van iedere (werk)dag. Men zorgt de komende tijd voor onderling beraad bereikbaar te zijn. De directeur-bestuurder (of diens plaatsvervanger) heeft de eindverantwoordelijkheid. Vroeg in het overleg is het zinvol te bespreken welke volmachten er gegeven moeten worden, wie verantwoordelijk is/zijn voor welke acties. Delegeren Zorg ervoor dat de uitvoering van werkzaamheden zoals kopieerwerk, foerage, distributie e.a. wordt gedelegeerd en dat nieuwe informatie gerapporteerd wordt aan het crisisteam. Externe hulpverlening In tijden van nood is de bereidheid om te helpen vaak groot. Scholen worden overspoeld met het aanbod van de hulpverlening en zien soms door de bomen het bos niet meer. GGD, maatschappelijk werk, politie, particuliere bureaus, iedereen biedt hulp aan. Het is zaak om hier de regie in eigen hand te houden; voor leerlingen kan het gevoel van onveiligheid vergroot worden als de school bemenst wordt door veel vreemde hulpverleners. Wij hebben een zorgteam dat contacten heeft met externe hulpverleners zoals schoolmaatschappelijk werk, BJZ, GGD en GGZ. Het is raadzaam eerst binnen deze contacten hulp te zoeken. Briefing Heel belangrijk is dat het personeel goed geïnformeerd en geïnstrueerd wordt. Alleen als personeelsleden beschikken over de juiste informatie kunnen ze de leerlingen goed informeren en begeleiden. Ook krijgen ze instructies over wat al wel en wat nog niet gezegd mag worden, over de opvang binnen en buiten de klas en de gang van zaken in de komende dagen. Het is aan te bevelen dagelijks, in sommige gevallen zelfs vaker op één dag, een briefing te houden waarbij alle personeelsleden de laatste informatie krijgen en ze terecht kunnen met vragen. Dat hoeft niet lang te duren maar het is belangrijk dat iedereen beschikt over dezelfde laatste informatie. Problemen die er ontstaan tijdens het werk kunnen tijdens de briefing snel opgepakt worden. Emotionele reacties Het is belangrijk dat er ruimte is voor emotionele reacties. Wanneer de schok erg groot is kan het de eerste tijd lijken alsof mensen niet geraakt zijn. Dat is een natuurlijk mechanisme om te voorkomen dat men overspoeld raakt door de gebeurtenissen. Emotionele reacties volgen dan veel later. Sommige docenten kunnen beter met emoties omgaan dan andere. Het is belangrijk dat collega´s elkaar steunen in deze, zodat leerlingen de ruimte krijgen zich te uitten. We moeten er op bedacht zijn dat men begrip heeft voor elkanders strategieën om met de situatie om te gaan. Werkvormen die er op gericht zijn om te gaan met emoties zijn opgenomen in het draaiboek bij overlijden en voorhanden bij de leerlingbegeleiders. Er valt niet te ontkomen aan vele vormen van emoties zoals pijn, verdriet en boosheid. Het is niet goed om te proberen deze emoties te ontlopen.
The best way out is always through (Robert Frost)
Mediabeleid
Een van de lastigste problemen waar de schoolleiding voor komt te staan, is het omgaan met de media. Wanneer de calamiteit nieuwswaarde heeft, staan journalisten en cameraploegen op de
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
14
stoep. Het is moeilijk in te schatten wat de gevolgen van de werkwijze van de media zijn en mede daarom is zorgvuldigheid geboden. Na het afbranden van basisschool Bedir hebben we veel media-aandacht gehad. Door het bezoek van cameraploegen en journalisten ontstond onrust tijdens de pauzes in een toch al onrustige periode. Door het toelaten van deze media zonder onze leerlingen voor te bereiden en te doordringen van de gevolgen van het doen van uitspraken zijn vervelende situaties ontstaan. De eerste uren en dagen na de voor iedereen ingrijpende gebeurtenissen heeft de school de handen vol. Dat is ook de periode waarin de media het nieuws willen brengen. Hoe heftiger het gebeurde, hoe groter de belangstelling van de media. Vrijwel iedere school die te maken heeft gehad met dit fenomeen heeft de activiteiten van journalisten als zeer storend en zelfs beschadigend ervaren. Aan de andere kant kunnen de media ook een positieve bijdrage leveren, maar daarvoor is een intensief contact noodzakelijk. Zo kan een artikel over wat de klas of school heeft meegemaakt een bijdrage leveren aan het verwerkingsproces. Een goed artikel over bijvoorbeeld zinloos geweld kan een positieve rol spelen in de maatschappelijke discussie. Veel belangstelling kan, zeker in het begin, troostend werken voor de getroffenen. Pas later komt vaak het gevoel van privacy beroofd te zijn en overspoeld te worden door de belangstelling. Tips voor het omgaan met de media o
Benoem een perswoordvoerder Dit zou de directeur-bestuurder kunnen zijn. Het kan ook een gemeentelijke perswoordvoerder zijn. Een samenwerking tussen de gemeentelijke voorlichtingsdienst en de perswoordvoerder van school is in ieder geval wenselijk.
o
Alleen de perswoordvoerder staat de media te woord De regel dat verder niemand de pers te woord staat, moet zeer strikt worden genomen. Overigens mag niet worden aangenomen dat de journalisten niet zullen proberen anderen te benaderen. Het benaderen van leerlingen behoort tot de werkwijze van journalisten. Het is van belang ook de leerlingen op dit punt te instrueren en hen te wijzen op de effecten die medewerking kan hebben. Soms wordt men onder druk gezet met een verwijzing naar het recht op vrije nieuwsgaring, dat in een democratische samenleving niet belemmerd mag worden, maar niemand is verplicht informatie aan de media te verstrekken. In ons land bestaat slechts één soort meldingsplicht, namelijk als men op de hoogte is van strafbare feiten.
o
Laat geen journalisten toe op het terrein van de school Journalisten mogen alleen op school zijn als ze daartoe uitgenodigd zijn door de perswoordvoerder. Dit betekent niet dat er geen journalisten net buiten het terrein van de school staan te wachten of met telelenzen zullen proberen om plaatjes te schieten.
o
Geef zo nodig dagelijks een persconferentie Daarmee krijgt de pers informatie en voorkom je enigszins allerlei andere acties om aan informatie te komen. Een tip is wellicht om deze persconferentie buiten de school te houden. In Uden zou dat bijvoorbeeld op het gemeentehuis kunnen.
o
Houd de relatie met de pers positief
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
15
De journalisten moeten niet als vijanden benaderd worden. Het is van belang de grenzen duidelijk aan te geven maar het is niet goed de media buiten te sluiten. Ze zullen dan eerder slinkse wegen zoeken om aan hun informatie te komen. o
Bescherm de leerlingen tegen zichzelf Leerlingen vinden het vaak moeilijk om de verleiding te weerstaan wanneer de media aandacht aan hen besteden. Ze willen soms in de schijnwerpers staan en geïnterviewd worden. Ze willen praten over het verdriet over wat ze meegemaakt hebben, zichzelf belangrijk voelen, indruk maken in een groep. Het is belangrijk dit met leerlingen te bespreken.
o
Overleg altijd met de betrokkenen Als de school besluit mee te werken aan een artikel of aan een interview voor radio of tv is vooraf overleg met nabestaanden of getroffenen noodzakelijk.
o
Vraag altijd een concepttekst van een interview ter inzage Bij een toezegging voor een interview is het aan te raden vooraf af te spreken dat men de tekst gefaxt krijgt en eventueel wijzigingen mag aanbrengen. Hoewel journalisten vaak tegensputteren, is het meestal wel mogelijk. Belangrijk daarbij is te weten dat het voor de journalist van belang is dat hij de reactie op het artikel zeer snel krijgt. Dat geen grote lappen tekst veranderd zullen worden, maar dat gelet wordt op de dingen waar slachtoffers of nabestaanden mogelijk mee gekwetst kunnen worden. Verder dient de inzage om werkelijk foutieve informatie op te sporen en pijnlijke fouten te voorkomen. Over de kop boven het artikel of interview is meestal geen discussie mogelijk omdat hier vaak weer iemand anders over gaat dan de betreffende journalist.
o
Vraag om een viewing Bij een documentaire is het soms mogelijk om vooraf een viewing te krijgen. De band is dan gemonteerd en de betrokkenen mogen voor de uitzending het resultaat bekijken. Wanneer het vooraf niet expliciet is afgesproken, is het meestal niet mogelijk om in dat stadium nog wijzigingen aan te brengen. Bij actualiteitenprogramma´s e.d. is daarvoor meestal geen ruimte.
o
Besef dat een redacteur niet de interviewer is Voorgesprekken vinden vrijwel altijd plaats met een redacteur. Er wordt een band opgebouwd met de redacteur en later wordt het interview afgenomen door een interviewer die is ingepraat door de redacteur. Dit kan misverstanden opleveren.
o
Leg een map aan waarin je artikelen bewaart Zorg dat slachtoffers of nabestaanden kopieën krijgen van de artikelen.
Feiten en meningen Direct na het gebeurde zijn de media op zoek naar de feiten. Aan die behoefte kan de school (indien nodig in overleg met politie en ouders van slachtoffers) voldoen. Daarnaast gaan de media waarschijnlijk op zoek naar persoonlijke meningen en achtergronden. Men wil bijvoorbeeld in beeld brengen wat voor iemand de dader precies is. Dit is een lastige periode, omdat hierin allerlei subjectieve elementen een rol gaan spelen. Voor nabestaanden kunnen persoonlijke meningen in de media al snel bijzonder pijnlijk zijn. De stelregel is dat de school alleen feiten verstrekt en geen meningen. Goed nieuws is voor de media geen nieuws en men probeert meestal de zaak van de meest problematische kant te bekijken. Niet de emotionele betrokkenheid van de journalist is belangrijk maar de kijkcijfers prevaleren. Dit te weten kan teleurstelling voorkomen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
16
Overgang naar herstel: de nazorg
Serieuze aandacht vanuit de omgeving is belangrijk; mensen die de tijd nemen om te luisteren naar het verhaal van de direct betrokkenen, mensen die op een niet sensationele manier vragen stellen over wat er gebeurd is, hoe het gaat of wat er te gebeuren staat. Kernbegrippen zijn begrip en erkenning. Niet alleen in de eerste dagen maar ook maanden na de calamiteit want het leven na de calamiteit is anders (en wordt anders ervaren) dan het leven ervoor. Verwerking Het is goed om ruimte te creëren voor het verwerken van de gebeurtenissen. Er zijn verschillende mogelijkheden om aan de slag te gaan. Enkele voorbeelden: • afscheid nemen van de overledene(n) (indien mogelijk) • het houden van een herdenkingsdienst • het inrichten van een stilteruimte (zie draaiboek bij overlijden) • het organiseren van extra ondersteuning, individueel of in groepen (zorg voor beschikbaarheid van menskracht) • het creëren van een gedenkplek Ondersteuning, werkvormen & materiaal, achtergrondliteratuur e.a. zijn beschikbaar bij de leerlingbegeleiders. Debriefing Na een stressvolle, traumatische ervaring is een debriefing van groot belang, zowel voor het personeel en de hulpverleners als voor de leerlingen. Een debriefing kan het begin zijn van een nieuwe start waarin plaats komt voor hoop, saamhorigheid en kracht. Een debriefing heeft alleen nut wanneer duidelijk is dat het geen eindpunt is waarna alles ‘over’ zou moeten zijn. Ook moet duidelijk zijn dat er een context van erkenning en ondersteuning vanuit de omgeving is die gedragen wordt door de schoolleiding. De debriefing kan eventueel in groepen plaatsvinden. Debriefing voor de ouders in de vorm van een ouderavond kan zinvol zijn. Later kan overwogen worden een informatieve ouderavond te organiseren met bijvoorbeeld informatie over het rouwen van kinderen en jongeren, de mogelijke reacties en de wijze waarop je daar als ouder het beste mee om kunt gaan. Voor dit soort bijeenkomsten zijn specialisten in onze school aanwezig die eventueel samen met externe deskundigen iets kunnen voorbereiden. Ook als expertise op de school aanwezig is kan het goed zijn een externe deskundige in te schakelen vanwege zijn/haar objectiviteit.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
17
BIJLAGEN Draaiboek bij overlijden
Bijlage 1
1. Crisisteam bij overlijden Sectordirecteur:
Ger de Bruin 073- 52 14 079 06- 30 01 10 14
Plaatsvervanger :
Leon Verhorevoort 06- 57 59 68 78
Klassenmentor van de betreffende lln:
Naam: Tel.nr.: Mobiel:
Afdelingsleider van de betreffende afdeling.
T 1-2 : Jean- Louis van der Veen 0413- 25 21 01 06- 20 12 85 67 BK 1- 2: Rob van Alphen 0413- 26 61 23 06- 20 12 86 37 Bovenbouw B/K: Johan van der Leest 0413- 26 93 01 06- 20 12 89 55 Bovenbouw T/G: René Marneffe 0413- 25 02 07 06- 20 12 95 91
Leerlingbegeleiders/counselors:
Mariëlle van Riel 0413- 34 27 27 06- 16 68 03 00 Selma Heldens 024- 37 73 341 06- 41 24 97 69
Bureau extra begeleiding:
Jack Ernst 0412- 63 74 21 06- 20 12 96 83
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
18
Bijlage 2
2. Het vertellen van het verdrietige nieuws
Aandachtspunten bij het vertellen van het bericht: • • •
• • •
ga na of je het alleen aankunt; vraag zo nodig een collega je te ondersteunen; bereid je altijd voor: wat ga je zeggen en hoe; welke effecten kun je verwachten; begin met een inleidende zin maar breng het bericht vervolgens zonder eromheen te draaien; geef in eerste instantie niet teveel informatie ineens; geef voldoende tijd voor emoties; voeg zo nodig informatie toe maar houd je bij de feiten;
Wanneer de emoties wat luwen en de leerlingen vragen hoe het verder moet, kun je overstappen naar de volgende informatie: (bij telefonisch overbrengen van het nieuws geef je door waar en wanneer de bijeenkomst plaatsvindt en laat je de volgende informatie wachten tot deze bijeenkomst) • hoe verloopt het contact met de familie; • hoe worden afspraken gemaakt over rouwbezoek en uitvaart; • vertel dat ouders per brief geïnformeerd worden; • vertel bij wie de leerlingen terecht kunnen voor een persoonlijk gesprek; • zeg dat in principe alle reacties goed zijn; moet de leerling huilen dan is dat prima, hoeft dat niet, dan is het ook goed; • vertel dat sommige mensen veel voelen, bij anderen is het minder; • vertel iets over de beschikbaarheid van het lokaal en wanneer de school open is; • vertel hoe de komende dagen ingevuld worden
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
19
Bijlage 3
3. Directe contacten met familie en/of relaties. De klassenmentoren of klassenmentor met leerlingbegeleider of iemand van de afdeling bezoekt de familie in de dagen voor de begrafenis/crematie en enige tijd daarna (na ca. 2 weken). Vaak zullen eerdere contacten via de klassenmentor zijn gelopen. Deze is dan een herkenbaar figuur. Het is aan te raden altijd met twee personen te gaan. In het eerste bezoek/gesprek komt aan de orde: - mondelinge condoleance evt. met brief van de sectordirectie. - vraag naar de gebeurtenissen van de laatste paar dagen. - indien hier nog geen duidelijkheid over is: Vraag welke informatie over de doodsoorzaken bekend mag worden gemaakt. - indien hier nog geen duidelijkheid over is: Vraag of een rouwadvertentie door school op prijs wordt gesteld. - indien hier nog geen duidelijkheid over is: vraag welke familieleden op onze school zitten en welke goede vrienden buiten de eigen klas. - vraag op welke wijze de school (resp. de klasgenoten, vrienden en vriendinnen) een bepaalde rol kunnen spelen bij de begrafenis/crematie. Daarbij valt te denken aan: - wenselijkheid/niet-wenselijkheid van het aanwezig zijn van de klas/vrienden - bloemen/kransen - dragen van de kist - uitspreken van bepaalde teksten tijdens de plechtigheid en/of avondwake - voorbereiden van muzikaal intermezzo - houden van een voorbede of toespraak - maken van een eigen tekstboekje voor de dienst
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
20
Bijlage 4 4. Wie te informeren • • • • • • • • • • • • •
personeel oud-personeel mentoren van de leerling oud-mentoren van de leerling vakdocenten van de leerling de klas van de leerling familieleden zoals broers of zusjes, neven en nichten die op school zitten ex-klasgenoten vrienden en vriendinnen in andere klassen; overige leerlingen (denk ook aan leerlingen in dependances, sportterreinen, gymzalen, op excursie, schoolreis, stage en dergelijke) ouders, hulpouders in de school, ouderraad schoolbestuur administratie; uitgaande post dient te worden geblokkeerd personen en instanties van wie kans bestaat dat zij contact opnemen met de familie zoals externe hulpverlening, leerplichtambtenaar, GGD e.d.
Het crisisteam spreekt af wie wie informeert. Bijzondere aandacht moet er zijn voor de nauwst betrokkenen. Zeker zij moeten het bericht op een zorgvuldige wijze krijgen (raadpleeg bijlage 2). Daarnaast krijgt de administratie de opdracht onmiddellijk alle uitgaande post naar de (ouders van de) leerling te blokkeren. Bij het verstrekken van informatie op school niet vergeten de parttimers in te lichten.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
21
Bijlage 5 5. Voorbeeldbrief ouders 1 Aan de ouder(s)/verzorger(s) van leerlingen van het Udens College sector VMBO Uden, (datum)
Geachte ouders/verzorgers, In het afgelopen weekeinde is bij een ongeval ………………………………, leerling van klas…………….. om het leven gekomen. Wij zijn hierdoor diep geschokt. Met de klas zal worden stilgestaan bij het verlies en de verwerking daarvan. Op school is lokaal 103 ingericht als stilteruimte. Zodra meer bekend is over de afscheidsplechtigheid volgt nader bericht. Als u vragen heeft dan kunt u contact opnemen met de afdeling waartoe de klas van uw zoon/dochter behoort. Wij hopen dat u thuis uw zoon of dochter ook goed kunt opvangen als er behoefte is om verder te praten. Met vriendelijke groet,
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
22
Bijlage 5 5a. Voorbeeldbrief ouders 2 Aan de ouder(s)/verzorger(s) van leerlingen van het Udens College sector VMBO Uden, (datum) Geachte ouders/verzorgers, Veel leerlingen, ouders en docenten die ……………. persoonlijk kennen of zich betrokken voelen maken gebruik van de stilteruimte in lokaal 103. Door ieders bijdrage wordt op een mooie en respectvolle manier het afscheid van ………………… op school vormgegeven. Alleen degenen die dicht bij ……………. staan; familie, klasgenoten en vrienden kunnen afscheid van hem/haar nemen tijdens de crematieplechtigheid. Was uw zoon/dochter bevriend met ………………. en wil hij/zij de plechtigheid bezoeken dan vragen wij u om uw zoon/dochter een verlofverzoek bij de afdeling te laten afgeven. Voor alle andere leerlingen is er tot en met die dag nog de mogelijkheid de stilteruimte te bezoeken. De plechtigheid voor de crematie van …………………………………. zal plaatsvinden in de aula van Crematorium……………………………………………… op ………dag………….. Na de plechtigheid is er gelegenheid samen te komen op school voor leerlingen en ouders die daar behoefte aan hebben. Enkele docenten zullen ook aanwezig zijn. De leerlingen van klas………….. gaan gezamenlijk naar het crematorium. Leerlingen en ouders die zich hierbij willen aansluiten verzoeken we om ………. uur aanwezig te zijn bij de hoofdingang van onze school. Naast de vakdocenten en andere betrokken docenten wordt de school vertegenwoordigd door ……………………………… Het is onvermijdelijk dat voor veel leerlingen daardoor een aantal lessen zullen vervallen. Wij kunnen ons voorstellen dat de verwerking van deze tragische gebeurtenis sommigen moeilijk valt. Als er bij uw zoon of dochter problemen met de verwerking zijn of als u vragen hebt kunt u contact opnemen met de mentor of met een counselor ..………………. of …………………. Met vriendelijke groet namens de schoolleiding,
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
23
Bijlage 6 6. Checklist informatie ouders & leerlingen Informeer de ouders en overige leerlingen via een brief over: • • • • • • • • • • •
de gebeurtenis organisatorische (rooster)aanpassingen de beschikbare zorg voor de leerlingen op school contactpersonen op school regels over aanwezigheid rouwbezoek aanwezigheid bij de uitvaart eventuele afscheidsdienst op school nazorg voor de leerlingen (eventueel) rouwprocessen bij jongeren (eventueel) signalen van slechte verwerking van het verdriet.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
24
Bijlage 7 7. Aandachtspunten bij het signaleren van problemen bij de rouwverwerking Het effect van het overlijden van een medeleerling strekt veel verder dan alleen het rouwproces van zijn of haar klasgenoten. Toch is het bijna onmogelijk om alle leerlingen goed in de gaten te houden. Als houvast enkele aandachtspunten: • • • •
•
• •
Afwezigheid van leerlingen moet misschien nog meer dan anders onze aandacht hebben. Informeer meteen bij klassenmentoren en medeleerlingen. Stille of teruggetrokken leerlingen kunnen mogelijk nog bezig zijn met wat er gebeurd is. Een goede manier om hier achter te komen is rechtstreeks vragen of het overlijden van……… hen nog steeds bezighoudt. Leerlingen die lagere cijfers halen dan anders hebben mogelijk last van concentratieproblemen. Het zou goed zijn dit na te vragen bij de leerling en hem/haar een extra kans te geven het proefwerk over te maken. Leerlingen waarvan we al weten dat ze zelf problemen hebben verdienen extra aandacht. Ze kunnen door het overlijden van een medeleerling, zeker wanneer het zelfdoding betreft, op dezelfde gedachte komen of er erg mee bezig zijn. Als je vermoedens hebt bij een mentorleerling, is ook hier een goede stelregel om rechtstreeks te vragen of de leerling daar wel eens aan denkt. Ik kan me voorstellen dat het niet makkelijk is zo’n gesprek te voeren maar je kunt de gespecialiseerde leerlingbegeleiders op ieder moment aanschieten om hierbij te helpen of advies te geven. Leerlingen die al eerder te maken hebben gehad met een ernstig verlies kunnen hier weer opnieuw mee bezig gaan door de gebeurtenis. Zeker wanneer ze het nog niet verwerkt hebben. Het is goed te weten dat er op onze school de mogelijkheid is deel te nemen aan een ondersteuningsgroep voor rouwverwerking. Is er voldoende sociale support? Bij leerlingen die zeer intensief bezig zijn met de gebeurtenissen, is het belangrijk na te gaan of ze hun verhalen voldoende kwijt kunnen, ook na verloop van tijd. Je kunt niet zeggen: Nu moet het over zijn. Leerlingen die overdreven vrolijk gedrag gaan vertonen kunnen proberen te camoufleren dat ze het er erg moeilijk mee hebben.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
25
Bijlage 8
8. Checklist organisatorische aanpassingen • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Mentor uitroosteren voor de komende dagen. Rooster van de leerlingbegeleider aanpassen. Communiqué voor personeel. In memoriam op website plaatsen. Rustige ruimte ter beschikking stellen aan de klasgenoten tot en met de dag van de uitvaart. Zorgen voor koffie, thee, fris, koek e.d. Zorgen voor informatie aan de ouders en voor begeleiding als leerlingen per se naar huis willen. Lesroosterwijzigingen maken. Leraren die bij de uitvaart de leerlingen begeleiden en collega's die op persoonlijke titel aanwezig willen zijn, uitroosteren. Wie is er na de plechtigheid op school om leerlingen en ouders die willen napraten op te vangen. Bij deze gelegenheid moet ook iemand voor koffie, thee, fris e.a. zorgen. Eventueel kan een buitenschoolse gelegenheid worden gezocht voor de klas en mentor/begeleider om na de plechtigheid wat na te praten. Bezetting van de stilteruimte na de uitvaart. Activiteiten op school, zoals feesten, diploma-uitreiking, proefwerken e.d. beoordelen op hun merites en zo nodig uit-/afstellen. Desgewenst de organisatie regelen van een afscheidsdienst op school. De klassenlijsten in het klassenboek dienen te worden aangepast. De trapformulieren moeten worden aangepast; zorg ook dat oude trapformulieren worden vernietigd. De leerlingbegeleider verzamelt bij de vakdocenten alles wat nog van de overledene aanwezig is op school. Heeft de leerling een kluisje? Restitutie schoolgelden. Indien van toepassing uitkering schoolverzekering. Formele uitschrijving. Wie noteert de verjaardag van de leerling om namens de school de ouders een kaart te sturen? Idem sterfdag en examenjaar; diploma-uitreiking van oud-klasgenoten.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
26
BIJLAGEN Draaiboek bij overlijden
Bijlage 9
9. Crisisteam bij calamiteiten
Udens College sector VMBO Directeur- bestuurder:
Wiel Sporken 0413- 49 05 60 06- 13 64 41 39
Sectordirecteur:
Ger de Bruin 073- 52 14 079 06- 30 01 10 14
Plaatsvervanger :
Leon Verhorevoort 06- 57 59 68 78
Afdelingsleider van de betreffende afdeling.
T 1-2 : Jean-Louis van der Veen 0413- 25 21 01 06- 20 12 85 67 BK 1- 2: Rob van Alphen 0413- 26 61 23 06- 20 12 86 37 Bovenbouw B/K: Johan van der Leest 0413- 26 93 01 06- 20 12 89 55 Bovenbouw T/G: René Marneffe 0413- 25 02 07 06- 20 12 95 91
Leerlingbegeleiders/counselors:
Mariëlle van Riel 0413- 34 27 27 06- 16 68 03 00 Selma Heldens 024- 37 73 341 06 41 24 97 69
Bureau extra begeleiding:
J. Ernst 0412- 63 74 21 06- 40 61 63 76
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
27
9a. Contactpersonen extern Politie:
Karel de Groot 0900- 88 44
Bureau Jeugdzorg:
0413- 26 74 00
School maatsch. werk:
Jos van Hoogstraten 0413- 26 74 00
GGD Schoolarts:
John Gerretsen 0900- 46 36 443
Persvoorlichter gemeente:
Maria van Deventer 0413- 28 13 02
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
28
Bijlage 10 10. Aandachtspunten bij het informeren van ouders • • •
Snel en open communicatie is belangrijk. Een ouderavond kan bijdragen aan de onderlinge communicatie en de informatiebehoefte. Bij veel ouders is het vertrouwen in de school geschaad, ook als duidelijk is dat de school niet verantwoordelijk kan worden gehouden. Er moet gelegenheid zijn daarover te praten en vragen te stellen om de relatie met school open te houden.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
29
Bijlage 11 11. Voorbeeld communiqués Communiqué 1 Wilt u het volgende s.v.p. aan de orde stellen in het eerste lesuur van de klas waaraan u lesgeeft? A
Tot op heden is de gang van zaken rond……………………..in school waardig verlopen dank hiervoor aan leerlingen en anderen.
B
Avondwake vindt plaats op …………………….om…….uur in de ………kerk. Hierbij is iedereen welkom.
C
Afscheid van…………………..vindt plaats om ………………..in de……kerk. Uitgenodigd zijn…………………..en……………………………..onder begeleiding van………………….
D
Suggesties zijn welkom bij………………………….
Communiqué 2 Beste collega, Wilt u dit s.v.p. aan de orde stellen in het derde lesuur op maandag? A
De gang van zaken rond……………..blijft waardig verlopen.
B
Op dinsdag om …………….. uur worden alle leerlingen door de lesgevende docent gevraagd naar de aula te komen voor een korte herdenking (daarna wordt de pauze verlengd).
C
Er wordt een brief aan ouders/verzorgers uitgereikt. Benadruk dat het belangrijk is dat de leerlingen de brief thuis laten lezen.
Communiqué 3 Beste collega, Wilt u het volgende s.v.p. aan de orde stellen in het eerste lesuur. Vandaag en de komende tijd zal er heel veel aandacht zijn van de media voor wat heeft plaatsgevonden op school. Namens onze school geeft één persoon informatie aan de pers. Enz…
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
30
12. Checklist bij calamiteiten
Bijlage 12
Het bericht komt binnen o o o o o o o o o o o o o o o
Snel inschatten van de ernst en de omvang van de calamiteit Melding: doorgeven aan wie? Geheimhouding tot nader order om dingen te kunnen verifiëren en eerste acties te plannen Zo nodig onmiddellijk mensen in veiligheid brengen Politie en/of hulpverlening waarschuwen (alarmnummer 112) Opvang van melder en getuigen In geval van geweld, daders afschermen Zorgen voor blijvende telefonische bereikbaarheid van de school Crisisteam benoemen met beslisbevoegdheid; eerste afspraken maken Inwinnen van informatie; controleren van gekregen informatie Contact met en tips vragen aan belangrijke instanties zoals politie, GGD, afhankelijk van de aard van de calamiteit Afspreken wie moet worden ingelicht en in welke volgorde dat gebeurt Hoe gaat de boodschap naar buiten: persoonlijk, telefonisch, per brief, per communiqué? Geheimhouding opheffen Calamiteitenteam KPC groep raadplegen
De gebeurtenis vindt op school plaats o o o o o o
Allereerste zorg is veiligheid: betrokkenen en omstanders in veiligheid brengen Zonodig ontruimen van gebouw Eerste hulp bieden Politie, hulpdiensten en dergelijke inschakelen (alarmnummer 112) Zorgen dat (bij geen gevaar) de leerlingen op school blijven Calamiteitenteam KPC groep raadplegen
Informeren Bijeenkomst met personeel voorbereiden o Wie zit voor? Wie geeft de informatie? o Wat wordt exact gezegd? o Nagaan wie er direct betrokken is (ouders/broer/zus/naaste vrienden) en hoe deze te informeren en op te vangen. o Nagaan voor wie het bericht extra zwaar kan zijn en wat voor hen te doen. o Wie inventariseert afwezige personeelsleden en licht hen in? o Wie informeert de leerlingen, wanneer, waar en op welke manier? o Wie informeert de afwezige leerlingen, wanneer, waar en op welke manier? o Tekst opstellen ter ondersteuning van informeren leerlingen (communiqué), hierop staat de feitelijke informatie maar ook handvatten om leerlingen op te vangen en instructies om niet met de pers te praten o Afspraken maken over de wijze waarop leerlingen verder opgevangen worden o Wie informeert de ouders, wanneer, waar en op welke manier?
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
31
o o o
Welke mensen buiten school moeten geïnformeerd worden en wie doet dat? De persvoorlichter voorstellen en benadrukken dat uitsluitend hij degene is die contact met de pers onderhoudt Wie organiseert de vervolgbijeenkomst evt. met deskundigen, hulpverleners, politie? Lijstje met mogelijke namen en telefoonnummers is te vinden in het draaiboek, bijlage 9, blz.2
Bijeenkomst met personeel uitvoeren o De informatie wordt zonder omtrekkende bewegingen gegeven: ik moet u iets zeer ernstigs vertellen… Belangrijkste informatie geven, niet verliezen in details o Ruimte geven voor eerste emotionele reacties o Mogelijkheid geven tot informatieve vragen o Afspraken maken hoe de leerlingen ingelicht worden en door wie (mentor of lesgevende docent) o Vermenigvuldigd communiqué uitdelen waarop informatie staat o Informatie over welke reacties te verwachten zijn van leerlingen en hoe deze op te vangen o Benadrukken dat leerlingen niet met de pers moeten praten en aangeven dat er vanuit de media druk op hen kan worden uitgeoefend o Informatie over opvangmogelijkheden van leerlingen o Informatie over opvang van naastbetrokken leerlingen o Vervolgbijeenkomst personeel inleiden, aangeven wanneer de volgende briefing of dagelijkse briefing op een vast moment plaatsvindt Leerlingen en ouders informeren o Meteen na de bijeenkomst met het personeel worden leerlingen ingelicht o Naastbetrokkenen worden apart geïnformeerd door bijvoorbeeld de leerlingbegeleider of iemand van de directie o Voordat de leerlingen naar huis gaan is een brief voor de ouders klaar die de leerlingen kunnen meenemen o Eventueel laatste informatie continu op de website van school zetten Verwerking o o
o
Mentoren of docenten ondersteunen leerlingen in de klas; ook in een eventuele nazorgruimte zijn mentoren of leerlingbegeleiders aanwezig Afhankelijk van de behoefte van de leerlingen kunnen werkvormen gebruikt worden uiteenlopend van samen praten in grote of kleine groepen, creatieve werkvormen, sport en spel, muziek maken, samen naar nieuwsuitzendingen op tv kijken, informatie opzoeken over Internet, deskundigen (bijv. politie) in de klas uitnodigen om vragen te beantwoorden Wanneer alle leerlingen naar huis zijn, met collega’s even napraten en kijken welke ideeën er zijn voor werkvormen, invulling van de volgende dag
Bij overlijden Zie draaiboek bij overlijden Nazorg
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
32
o
o o o o o o
o o o o o o o
Wat kan er in de klas nog gedaan worden na de uitvaart, nadat de vermiste leerling gevonden is, de daders gepakt zijn? De leerlingbegeleider biedt ondersteuning bij het zoeken naar werkvormen en speciale lessen Extra zorg voor risicoleerlingen: wie heeft aandacht voor wie? Idem voor personeel Ouderavond waarin de gebeurtenis centraal staat, informatie gegeven wordt over achtergronden en aanpak, verslag van evaluatie Nagesprek met betrokken ouders Debriefing voor medewerkers Wanneer er sprake is van één of meer daders dan is het zinvol te bekijken of herstelrecht (herstelbijeenkomsten) de schade kan beperken Vastleggen op welke momenten in de toekomst (half jaar of jaar na dato, verjaardagen slachtoffers, diploma-uitreikingen e.d.) met wie en door wie contact wordt gehouden door middel van een kaart, telefoongesprek, bezoek, bijeenkomst Collegiale steun bewaken en stimuleren Zo nodig inschakelen van bedrijfsarts voor (preventieve) gesprekken Supervisietraject aanbieden Extra scholing of ondersteuning aanbieden aan medewerkers die leerlingen of collega’s opvangen Supportgroep voor leerlingen creëren waarbij leerlingen onder begeleiding een aantal bijeenkomsten bijwonen Evalueren van gang van zaken Op basis van de evaluatie het draaiboek bijstellen
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
33
Bijlage 13 13. Adressen en websites voor informatie Informatie Landelijke Stichting Rouwverwerking Postbus 13189 3507 CD Utrecht 030-2761500, ma-vrij van 9.00 – 13.00 uur www.rouw.nl Informatiebrochures, advieslijn, rouwweekenden voor jongeren Stichting Achter de Regenboog Biltstraat 449a 3572 AW Utrecht advieslijn 030 2334141 ma, woe en vrij van 9.00 tot 12.00 zakelijke lijn 030 2368282 Brochures, literatuurlijst, advisering, bijeenkomsten broers/zusjes, magazine Vereniging Ouders, kinderen en kanker Spoolderbergweg 7 8019 BB Zwolle 038 4219873 www.vokk.nl Bureau voor advisering en opleiding in het omgaan met verlies In de Wolken Spoorlaan 9c 5591 HT Heeze 040 2260450 [email protected] www.in-de-wolken.nl Vereniging van Ouders van een Overleden Kind Postbus 418 1400 AK Bussum 0252 370604 www.vook.nl Werkgroep broers en zussen Vereniging ouders van een overleden kind Zie bovenstaand adres Geweld www.zinloosgeweld.nl Instituut voor Psychotrauma www.crisisnet.nl Jeugdadviesrubriek over de dood O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
34
www.uitvaart.nl Pesten www.sjn.nl/pesten www.jeugdnetwerk.nl/klikpest www.ggd.nl/ggdinfo/pesten Calamiteitenteam KPC Groep 073 6247233 ma-vr 9.00-17.00 [email protected] www.kpcgroep.nl/calamiteitenteam
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 Draaiboek overlijden en calamiteiten vmbo 11-12.docx
35
1
Bijlage 11. Draaiboek bij overlijden.
AANDACHTSPUNTEN VOOR VERDRIET EN ROUW HET BERICHT KOMT BINNEN Bij een ongeval, bij een overlijden op school of een overlijden waarbij de school betrokken is: o opvang van de melder en de eventuele getuigen; o zo nodig alsnog op gang brengen van de hulpverlening, o gegevens van de overledene en de omstandigheden van de gebeurtenis nagaan en verifiëren; o nagaan of iedereen op school is die er moet zijn; o leerlingen die zich op de plek van het ongeval bevinden, onmiddellijk naar school halen; o schoolleiding licht de familie in (eventueel in samenwerking met politie, schoolarts, Slachtofferhulp e.d.). Bij andere omstandigheden: o wanneer het bericht niet afkomstig is van de familie of andere bevoegden, de melding verifiëren; o zorgen voor informatie over wie, wat, waar, en hoe is het gebeurd, o zorgen voor telefonische bereikbaarheid van de school; o geheimhouding van het bericht tot de schoolleiding het vrijgeeft. HET BERICHT KOMT BINNEN TIJDENS EEN VAKANTIEPERIODE o wanneer het bericht niet afkomstig is van de familie of andere bevoegden, de melding verifiëren; o crisisteam bij elkaar roepen; HET CRISISTEAM Zo spoedig mogelijk wordt een crisisteam samengesteld dat de activiteiten ontwikkelt en coördineert; o leden van het crisisteam: iemand van de schoolleiding, de mentor, en eventuele in deze situatie belangrijke anderen zoals de leerlingbegeleider, vertrouwenspersoon, roostermaker en een extern deskundige; o één persoon wordt als eindverantwoordelijke aangewezen; o het crisisteam is verantwoordelijk voor: • informatie aan de betrokkenen; • organisatorische aanpassingen; • opvang van leerlingen en collega's; • contacten met de ouders, • regelingen in verband met rouwbezoek en uitvaart; wie naar de avondwake, wordt er een woordje gesproken wie naar de dienst, wordt er een woordje gesproken opvang leerlingen na de dienst/begrafenis op school of bij de koffietafel • administratieve afwikkeling; • nazorg van de betrokkenen; herdenkingslokaal in de school inrichten condoleance register openen bijeenkomst met de klas na een aantal weken
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 draaiboek overlijden hv.doc
2
HET VERSTREKKEN VAN DE INFORMATIE Het crisisteam gaat na wie geïnformeerd moet worden over het overlijden: o personeel; o oud-personeel; o mentoren van de leerling; o oud-mentoren van de leerling; o de klas van de leerling; o in ieder geval alle docenten die lesgeven aan de klas van de leerling (zonodig telefonisch); o familieleden zoals broers of zusjes, neven en nichten die op school zitten; o ex-klasgenoten; o vrienden en vriendinnen in andere klassen; o overige leerlingen (denk ook aan leerlingen in dependances, sportterreinen, gymzalen, op excursie, schoolreis, stage en dergelijke); o ouders, hulp-ouders in de school, ouderraad; o schoolbestuur; o personen en instanties van wie kans bestaat dat zij contact opnemen met de familie zoals externe hulpverlening, leerplichtambtenaar, GGD e.d.; o bericht op de schoolsite plaatsen. Het crisisteam spreekt af wie wie informeert. Bijzondere aandacht moet er zijn voor de nauwst betrokkenen. Zeker zij moeten het bericht op een zorgvuldige wijze krijgen. Daarnaast krijgt de administratie de opdracht onmiddellijk alle uitgaande post naar de (ouders van de) leerling te blokkeren. HET VERTELLEN VAN HET VERDRIETIGE NIEUWS Aandachtspunten bij het vertellen van het bericht: o ga na of je het alleen aankunt; vraag zo nodig een collega je te ondersteunen; o bereid je altijd voor: wat ga je zeggen en hoe; welke effecten kun je verwachten; o begin met een inleidende zin maar breng het bericht vervolgens zonder eromheen te draaien; o geef in eerste instantie niet teveel informatie ineens; o geef voldoende tijd voor emoties; o voeg zo nodig informatie toe maar houd je bij de feiten; o wanneer de emoties wat luwen en de leerlingen vragen hoe het verder moet, kun je overstappen naar de volgende informatie: • hoe verloopt het contact met de familie; • hoe worden afspraken gemaakt over rouwbezoek en uitvaart; • vertel dat de ouders per brief geïnformeerd worden; • vertel dat er een bericht op de schoolsite komt; • vertel bij wie de leerlingen terecht kunnen voor een persoonlijk gesprek; • zeg dat in principe alle reacties goed zijn; moet de leerling huilen dan is dat prima, hoeft dat niet, dan is het ook goed; • vertel dat sommige mensen veel voelen, bij anderen is het minder; • vertel iets over de beschikbaarheid van het lokaal en wanneer de school open is; • vertel hoe de komende dagen ingevuld worden.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 draaiboek overlijden hv.doc
3
ORGANISATORISCHE AANPASSINGEN o Mentor uitroosteren voor de komende dagen. o Rustige ruimte ter beschikking stellen aan de klasgenoten tot en met de dag van de uitvaart. o Zorgen voor koffie, thee, fris, koek e.d. o Zorgen voor informatie aan de ouders en voor begeleiding als leerlingen per se naar huis willen. o Lesroosterwijzigingen maken. o Leraren die bij de uitvaart de leerlingen begeleiden en collega's die op persoonlijke titel aanwezig willen zijn, uitroosteren. o Activiteiten op school, zoals feesten, diploma-uitreiking, proefwerken e.d. beoordelen op hun merites en zo nodig uit-/afstellen. o Desgewenst de organisatie regelen van een afscheidsdienst op school. CONTACTEN MET OUDERS VAN DE OVERLEDEN LEERLING o Neem nog dezelfde dag contact op. o Ga na welke informatie over het overlijden aan de leerlingen verteld mag worden. o Maak een afspraak voor een bezoek. o Hierbij is in ieder geval de schoolleider of diens plaatsvervanger aanwezig. o Ga bij voorkeur met zijn tweeën. o Vraag wat de school kan betekenen voor de ouders. o Overleg over alle te nemen stappen: • bezoekmogelijkheden van leerlingen, • het plaatsen van een rouwadvertentie; • bestellen van een bloemstuk; • afscheid nemen van de overleden leerling; • bijdragen aan de avondwake (is er iemand die een woordje zegt); • bijdragen aan de uitvaart (is er iemand die een woordje zegt); • bijwonen van de uitvaart; • afscheidsdienst op school. CONTACTEN MET DE OUDERS VAN DE OVERIGE LEERLINGEN o Informeer de ouders via een brief en de schoolsite over: • de gebeurtenis; • organisatorische (rooster)aanpassingen; • de zorg voor de leerlingen op school; • contactpersonen op school; • regels over aanwezigheid; • rouwbezoek; • aanwezigheid bij de uitvaart; • eventuele afscheidsdienst op school; • nazorg voor de leerlingen; • (eventueel) rouwprocessen bij jongeren; • (eventueel) signalen van slechte verwerking van het verdriet.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 draaiboek overlijden hv.doc
4
BEGELEIDING TUSSEN OVERLIJDEN EN UITVAART o Zorg dat de leerlingen rustig bij elkaar kunnen zitten in de speciaal daarvoor gereserveerde ruimte. o Maak zo nodig gebruik van speciale lessen om met de leerlingen te praten over hun gevoelens en te werken aan het afscheid nemen. o Ga, in overleg met de ouders van de overleden leerling, met de leerlingen aan het werk om bijdragen te leveren voor de dienst(en). o Spreek af wat de leerlingen verder voor taak kunnen hebben bij de verschillende diensten. o Bereid condoléance- en rouwbezoek voor met de leerlingen. o Controleer zo nodig of de overleden leerling toonbaar is alvorens met de andere leerlingen op rouwbezoek te gaan. o Bereid ook het bijwonen van de uitvaart goed voor. Vertel de leerlingen zoveel mogelijk wat ze kunnen verwachten. o Organiseer eventueel, in overleg met de ouders, een afscheidsdienst op school om zoveel mogelijk leerlingen de kans te geven afscheid te nemen. o Vang de leerlingen na de uitvaart op om nog even na te praten. UITVAART o Wie gaat en van waaruit vertrekken. o Zijn er gereserveerde plekken nodig in de kerk (overleg ouders). o Mogelijkheid voor leerlingen bieden om centraal vanuit school te vertrekken. o Opvang leerlingen na de dienst/begrafenis tijdens de koffietafel. o Eventueel leerlingen op school opvangen met koffie/thee. NAZORG o Probeer zo mogelijk de dag na de uitvaart weer te starten met de lessen. o Let op signalen van een stagnerend rouwproces bij leerlingen. o Organiseer zo nodig gerichte activiteiten om het rouwproces te bevorderen zoals schrijven, tekenen of het werken met gevoelens. o Let speciaal op risicoleerlingen zoals leerlingen die al eerder verlies geleden hebben. o Geef leerlingen die veel moeite hebben met het verwerken van het verlies individuele begeleiding. o Sta af en toe stil bij herinneringen aan de gestorven leerling. o Besteed aandacht aan speciale dagen zoals de verjaardag en de sterfdag van de overleden leerling. Afspraak: kaartje telefoontje of i.d. bij verjaardag en sterfdag van de overledene minimaal gedurende de tijd dat de leerling nog op school gezeten zou hebben. Voor leerling uit de bovenbouw minimaal 3 jaar na overlijden. o Denk ook aan contact met de ouders op die dagen. ADMINISTRATIEVE AFRONDING o De leerling als leerling uitschrijven. o Financiële afwerking zoals schoolgeld, boekengeld (boekenfonds/stuboek) e.d. o Teruggeven van persoonlijke bezittingen zoals werkstukken, proefwerken, spullen uit het kluisje e.d. Ondanks een goed in elkaar stekend draaiboek kan een school allerlei onverwachte zaken en valkuilen tegenkomen. Harry Benneker
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 18 draaiboek overlijden hv.doc
Ontruimingsplan sector havo-vwo Inleiding: Het ontruimingsplan is een plan dat structuur biedt, wanneer door een calamiteit het gebouw moet worden ontruimd. Tijdens het ontruimingsplan worden van docenten, bedrijfshulpverleners, afdelingsleiders, mentoren andere vaardigheden geëist dan wanneer zij in het dagelijkse werk behoren te bezitten. Van hen wordt verwacht de leerlingen te begeleiden. Het is van belang dat u inzicht heeft in de werking van het ontruimingsplan. U moet weten wat van u wordt verwacht in geval van ontruiming (calamiteiten). Er is een aantal redenen om het gebouw te ontruimen. Deze zijn: bij brand, een explosie of explosiegevaar, wateroverlast, ongeval met gevaarlijke stoffen of een bommelding. Een ontruiming is in de meeste gevallen “voor alle zekerheid”. Er zal dan ook tot ontruiming worden overgegaan als er kans op gevaar bestaat voor de werknemers en leerlingen. De 1. 2. 3.
“DRIE” belangrijkste zaken die zowel personeel als leerlingen moeten weten zijn: Bij welk signaal moeten we ontruimen. Welke route moet ik volgen. Waar moet ik verzamelen.
Wat moet u verder weten van een ontruimingsplan: -hoe te handelen bij het waarnemen van een calamiteit. -hoe worden we gewaarschuwd. -wie geeft opdracht voor een ontruiming. -hoe is de ontruiming per verdieping geregeld. -wie controleert of iedereen de werkplek heeft verlaten. -wie registreert of iedereen aanwezig is op de verzamelplaats.
Organogram tijdens ontruiming Sectordirectie
Receptie / conciërges
Coördinator BHV
BHVers
Mentoren / Afdelingsleiders
Docenten
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Ontruimingsprocedure Bij Ontruimingssignaal Bij Brand
•
1 .Brand melden
•
2. Brand blussen 3. Via vluchtroute gebouw verlaten
Bij ontruiming:
• • • • • • • • • • • • •
Wat moet u weten:
• • • • • •
• • •
slow-woop
Brandmelder activeren door brandglaasje in te slaan of 1. Brand melden bij de receptie(Tel 70110) 2. Administratie(Tel 77456, 77246, 75463) 3. Sectordirectie (Tel 76578, of 76663) 4. Coördinatie BHV (Tel 78336) Door de receptie, administratie of sectordirectie wordt de bedrijfshulpverlening opgeroepen. De bedrijfshulpverlening zal trachten de brand te blussen met de aanwezige brandblusmiddelen en indien nodig het gebouw ontruimen. De docenten zijn tijdens de lessen verantwoordelijk voor de veiligheid van de leerlingen. Breng u zelf en de leerlingen in veiligheid. Als docent sluit je de deuren en ramen en blijf je bij je klas. Als het ontruimingssignaal gaat of een mondelinge instructie via de omroepinstallatie te horen is volg de instructie dan op. Bij ontruimingssignaal direct samen met de klas het gebouw verlaten. Blijf altijd bij de leerlingen Blijf rustig, hang absoluut niet de held uit Bij ontruimingssignaal onmiddellijk, zonder nadere instructie ontruimen. Verlaat het gebouw volgens de gegeven instructie (zie plattegrond in het lokaal) Laat jassen en tassen van de leerlingen achter ! Maak in “géén” geval gebruik van de lift. Verzamel op het sportveld bij de bordjes van je leerjaar en wacht op verdere instructies Hou de klas bij elkaar en blijf bij je klas. Volg de instructies op die u door de BHV worden gegeven. Laat niemand naar huis gaan De leiding is in handen van de sectorleiding of diens plaatsvervanger. Het verzamelpunt: Sportveld (zie bijlage 10) Vanuit hier wordt besloten: 1. wacht op instructie van de sectorleiding of de coördinator BHV 2. specifieker te ontruimen naar de Paulus kerk en de Petrus kerk 3. iedereen naar huis te sturen 4. ontruiming op te heffen in verband met loos alarm Ontruimingsinstructie ontvangt u van daarvoor aangewezen verantwoordelijken. (zie instructie ontruimingsploeg) Op de verzamelplaats is de leiding in handen van de sectordirecteur of diens plaatsvervanger. Pers verwijzen naar brandweer / politie en / of centrale directie
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Sectordirectie:
3.Persvoorlichting in overleg met brandweer en/of politie
• • • • • • • • • •
Coördinator BHV:
• • •
1.Algehele leiding 2.Vangt brandweer en/of politie op.
Afdelingsleiding:
Receptie / administratie:
• • • • • • • •
• •
•
Taakverdeling Algehele leiding Begeeft zich naar receptie Controleert of brandweer en/of politie is gewaarschuwd. Controleert of brandweer / politie worden opgevangen. Heeft contact met coördinator BHV Instrueert de bedrijfshulpverleners. Onderhoudt de contacten met brandweer en /of politie. Geeft opdracht uitschakeling elektra, water of gas. Mappen leerling-lijsten en roosters meenemen bij receptie. Instrueert de coördinatoren op de verzamelplaatsen a. sein veilig, lessen beginnen weer (eventueel met behulp van megafoon) b. leerlingen krijgen gelegenheid jassen / tassen en fiets te halen om naar huis te gaan c. nadere instructie als terugkeer niet mogelijk is. Uitleg stand van zaken aan personeel. Publiciteit / persvoorlichting wordt verzorgd door centrale directie Is communicatie verzamelpunt; krijgt informatie van BHV en afdelingsleiders / mentoren. Hij overlegt met sectordirectie en instrueert de betreffende partijen. Afmeldpunt BHV’ers na ontruiming; OB receptie / BB 108 Algemene coördinatie verzamelpunt Nemen positie in op sportveld Nemen positie in bij ingangen Controleren dat niemand meer terug het gebouw ingaat Houden contact met coördinator BHV Plaatsvervanger van sectorleiding bij afwezigheid. Alarmering politie en/of brandweer 112 Doorgeven: - naam van de school: Udens College - adres van de school : Schepenhoek 101 Schepenhoek 203 - aard van de melding: brand, bommelding, wateroverlast, explosie Oproepen: - sectordirectie - coördinator BHV - afdelingsmanager(s) - conciërges (zie interne Telefoonlijst) Indien nodig oproepen van Bedrijfshulpverlener / EHBO-er. Lijst, aanwezig bij receptie en administratie) Klassenlijsten / rooster(roosterwijzigingen) voor Sectordirecteur (plaatsvervanger) -Map met absenten aan sectordirectie (plaatsvervangers) geven. - Geeft opdracht aan conciërge onderbouw en bovenbouw om ontruimingsalarm uit te schakelen. Krijgt tijdens ontruiming te horen van ontruimingsploeg welke gebouwgedeeltes veilig zijn.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
•
Communiceert met de coördinator BHV en de sectorleiding welke stappen zijn uitgevoerd. • Draagt zorg voor uitschakeling van het alarm. Conciërges: • Vervolg zie bedrijfshulpverleners Bedrijfshulpverleners: • Indien mogelijk bestrijden van de brand. • Verantwoording afleggen aan coördinator BHV • Indien brandweer / politie en EHBO zijn gearriveerd assistentie verlenen op verzoek van de hulpdiensten. • Zie ontruimingsploeg • Hoofdtaak na de ontruiming is het bewaken van de toegangsdeuren. • Aanrijdroute van de hulpdiensten coördineren • Stel u op de hoogte van de aangewezen afdeling: Ontruimingsploeg: - Communicatiemiddelen: telefoon en portofoon - Blusmiddelen: haspels, blusapparaten - Vluchtwegen: trappen, nooduitgangen • Handelen bij brandalarm en ontruiming: - Begeef u naar de toegewezen afdeling - Ontruim de toegewezen afdeling - Controleer of de afdeling geheel ontruimd is - Rapporteer uw bevindingen aan de afdelingsleiding bij de receptie (OB) of de conciërgeloge 108 (BB). • Indeling van de ontruimingsploeg en bewaking van de ontruimde gebouwen: (zie bijlage ontruimingsploeg).
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
EHBO-ploeg:
Docenten:
• • • • • • • • • •
•
• •
Mentoren:
OOP-ers, Schoonmaakdienst, Vrijwilligers, en Bezoekers
• • • •
Assisteren op verzamelplaats en indien nodig EHBO verlenen. Zorg dat je op de hoogte bent van de plaats van EHBOdoos. (zie bijlage EHBO-ploeg) Defibrillator (AED) aanwezig in personeelskamer Op de hoogte stellen van de vluchtrichtingen en nooduitgangen. (In gebouwen waar je les geeft) Bij de klas blijven waar je op dat moment les aan geeft. Ramen en deuren sluiten, niet op slot en toestellen uitschakelen. Jassen en tassen niet meenemen!! Op het sportveld, klas verzamelen en namenlijst controleren (namenlijsten bij sectordirecteur) afwezigen doorgeven. Wacht instructie af en volgt aanwijzingen van de sectordirecteur of coördinator BHV op. Geef vermisten z.s.m. door aan coördinator BHV en / of afdelingsmanagers, onthoud hierbij: 1. de weg die naar buiten is afgelegd 2. het lokaalnummer waar je voor het laatst les gaf Indien u geen les geeft op het moment van ontruiming assisteert u collega's en neemt u positie in bij de deur. Dit om te voorkomen dat er weer mensen terug het gebouw inlopen u wacht hierbij tot de toegangsdeur wordt overgenomen door een BHV'er. Hierna afmelden bij verzamelpunt. VOOR ALGEMENE BRANDVEILIGHEIDSINSTRUCTIE : (zie bijlage Brandveiligheidsinstructie personeel) Verzorgen de instructie over ontruiming aan de leerlingen. Bij de introductie behandelen zij een lesbrief over het WAAROM en WAT TE DOEN, bij een ontruiming. Verstrekken tussentijdse informatie! Indien niet ingedeeld als hulpverlener begeef je dan naar de verzamelplaats en meldt je af bij sectordirectie of coördinator BHV
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Bijlagen :
1. Algemene brandveiligheidsinstructie voor het personeel 2. Brandveiligheidsinstructie voor de receptie/administratie 3. Instructies ontruimingsploeg 4. Taakverdeling bij een ontruiming 5. Instructie voor het verzamelpunt 6. Handleiding voor docenten 7. Lesbrief voor de leerlingen over: “ontruiming” 8. Overzicht van BHV-ers en EHBO-ers. 9. Lokaal instructie 10. Sportveldindeling bij ontruiming
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Bijlage: 1
algemene brandveiligheidsinstructie voor het personeel 1. -
Hoe te handelen bij brand Brand melden Brand trachten te blussen Indien noodzakelijk het gebouw verlaten
2.
Stel u op de hoogte van - De indeling van het gebouw, de plaats van de in- en uitgangen, nooduitgangen, trappenhuizen etc., de vluchtwegen, de plaats en werking van de kleine blusmiddelen zoals haspels en blustoestellen en de telefoon.
3.
Werk mee aan: - Het opgeruimd houden van de werkomgeving en de verkeersruimten. - Het opruimen van afval op niet daarvoor bestemde plaatsen. - Het obstakel vrijhouden van gangen, bordessen of andere delen van vluchtwegen (geen obstakels, meubilair, tassen! e.d.). - Het vrijhouden van plaatsen waar blusmiddelen zijn opgesteld.
4.
Belangrijke aandachtspunten - Onttrek richtingspijlen en aanduidingen van nooduitgangen niet aan het oog. - Zet automatisch sluitende deuren niet in de geopende stand vast. - Plaats meubilair zó, dat vluchtwegen vrij blijven. - Meld defecten aan brandbestrijdingsmiddelen en ander voor de hulpverlening noodzakelijke onderdelen, elektrische installaties, leidingen, machines e.d. direct aan de conciërge. - Controleer het lokaal dat u als laatste verlaat op brandveiligheid. - Bij ontruiming; verlaat het gebouw ordelijk volgens de instructies. VOORKOM PANIEK, BLIJF RUSTIG, SCHREEUW NIET EN REN NIET - Zie er op toe dat in geval van ontruiming van werkruimtes, leslokalen etc. de elektrische apparatuur is uitgeschakeld, dat gas afsluiters zijn gesloten.
5.
Neem deel aan: Instructies en oefeningen in ontruimen van het gebouw; instructies over het blussen van een brand.
6.
Het is verboden: - Te roken in het gebouw - Bij brandalarm gebruik te maken van de lift - Brandgevaarlijke stoffen in de lokalen in voorraad te hebben. - Kleding of andere goederen te reinigen met vluchtige brandbare vloeistoffen. - Brandbare materialen en brandgevaarlijke versiering te plaatsen op of bij warmteverspreidende toestellen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Bijlage: 2
Brandveiligheidsinstructie receptie /administratie 1.
Stel u op de hoogte van Communicatiemiddelen: telefoon en omroepinstallatie
2.
Draag zorg voor - melding aan de sectordirectie van alle, in verband met de veiligheid van belang zijn de, gebeurtenissen en / of maatregelen. - Klassenlijsten en roosters up-to-date houden - Meld wanneer het sein veilig gegeven wordt in opdracht van de sectordirectie, de coördinator BHV of de brandweer de genomen maatregelen weer af.
3.
Hoe te handelen bij brandalarm - Bel de brandweer (tel: 112). - Waarschuw de sectordirectie / dienstdoende schoolleider - Zet na overleg met de sectordirectie het ontruimingssysteem in werking. - Waarschuw een conciërge en vang in samenwerking met hem de brandweer op en geef alle verlangde gegevens.
4.
Up to date houden van klassenlijsten Zorgt dat mappen met klassenlijsten, roosters en roosterwijzigingen up-to-date blijven. Deze moeten tijdens een ontruiming mee worden gegeven aan afdelingleiders voor het verzamelpunt. Map met absenten afgeven aan sectordirectie of coördinator BHV
5.
Hoe te handelen bij een bommelding. (zie extra bijlage voor receptie / administratie)
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Bijlage 3:
Instructies ontruimingsploeg 1. Stel u op de hoogte van de te ontruimen afdeling • Communicatiemiddelen : telefoon, portofoon • Blusmiddelen : haspels, blustoestellen • Vluchtwegen : trappen, nooduitgangen 2. • • • • • • •
Hoe te handelen bij brandalarm Ga naar de toegewezen afdeling Ontruim de afdeling Controleer of de afdeling geheel ontruimd is Controleer of de elektrische apparaten en gastoestellen zijn uitgeschakeld c.q. afgesloten Rapporteer uw bevindingen aan de afdelingsleider bij de receptie (OB) of de afdelingsleider in de conciërgeloge 108 (BB). Deze geven de bevindingen (verdiepingen leeg, deuren bezet, afwezige BHV’ers) door aan de BHV-coördinator. Ga naar de toegewezen toegangsdeur en zorg dat niemand het gebouw in gaat.
3. Toegewezen afdeling • Zie Lijst “ taakverdeling bij een ontruiming “ van de 2 verschillende gebouwen. • Bij afwezigheid van één van de leden van de ontruimingsploeg, moeten diens taken worden overgenomen door de ander vermelde persoon. • Na rapportage aan de afmeldplaats houden leden van de ontruimingsploeg toezicht op de uitgangen. Hiermee wordt voorkomen dat ongewenst bezoek naar binnen gaat en leerlingen en / of docenten vroegtijdig het gebouw betreden.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Bijlage 4:
Taakverdeling bij een ontruiming
Sectorleiding Coördinator BHV Receptie Ontruiming , daarna afmelden en daarna deur bewaken voor personen die het gebouw in willen.
Hans Olsthoorn * Clemy Oomens vacature * Els van Loenen /Yvonne Verwegen Inge Pijnenburg Jan Reijnen EHBO veld Jos van Sinten poort tuin 4/5 Jacky Noijen deur passerelle 25 (*1) veld Marka Dekker veld Vera Bevers Daan van Son voordeur CA (*1) Peter Hurkens veld Maurice Janson deur BB (hal) (*1) Huub v/d Wijdeven EHBO veld nooddeur trappenhuis Michel Verhoeven deur cl 1 (*1) Remco Luts Erny Peters deur passerelle 113 (*1) Marcel Brand deuren ENVE (*1) deur cl 4 (*1) Hans v. Wijk (*1)
Sportveld / verzamelpunt Bewaking deuren EHBO sportveld
Indeling ontruimingsploeg VERDIEPING Vliegende keep Afmeldplek receptie Cluster 1 en 6 Cluster 2 en 3 Cluster 4 en 5 Cluster 7
Cluster 8 en 9
Indeling ontruimingsploeg VERDIEPING Vliegende keep / reserve Afmeldplek conciërgelounge Begane grond lokaal 100 t/m 108 Begane grond Lokaal 111 t/m 113 Tweede verd. 213 t/m 215 Tweede verd. 200 t/m 211 Derde verd. 300 t/m 310 Centrale afmeldplek sportveld
= 2e deur ontgrendelen
Hans Olsthoorn/Clemy Oomens / De ontruimingsploeg neemt na ontruiming de bewaking van de deuren waar. Na ontruiming Jan Reijnen, Marka Dekker, Vera Bevers, Peter Hurkens Huub v.d. Wijdeven, Tonny Welte
NAAM: Jan Reijnen / Jos v. Sinten * Paul Kennis / Pie Conijn * Jacky Noijen / Michel Verhoeven Erny Peters Hans van Wijk Vera Bevers Marka Dekkers Peter Hurkens Jos van Sinten Pieter Hilhorst
NAAM: Huub van de Wijdeven * en/ of T.Welte Harry Benneker/Judith v.Uhm* Maurice Janson
GEBOUW Schepenhoek onderbouw TEL: EXTRA RUIMTE 418 Aula en mediatheek 410/411 408 Toiletten 432 Toiletten 443 / 06-12163197 Toiletten 408 Toiletten
418
Toiletten Aula en mediatheek
GEBOUW Studiehuis bovenbouw TEL: EXTRA RUIMTE 108 ENVE 130/131 105
Remco Luts
212
Bertien van Drenth Eric Broeks Daan van Son
127
Toiletten. Lift blokkeren met stoel oid Toiletten + ENVE CIS + toiletten +lift
152
Toiletten + lift+ CD
Marcel Brand
Hans Olsthoorn Clemy Oomens
* = drager portofoon; ophalen receptie OB en conciërgeloge BB
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Bijlage 5:
Instructie voor het verzamelpunt
-
Sectorleider haalt map met leerling-lijsten op bij de receptie.
-
Leiding verzamelpunt in handen van de sectordirectie.
-
Zie er op toe dat de leerlingen zich melden bij de docent die hen lesgaf.
-
Wijs een van de aanwezige docenten aan om leerlingen met acute problemen (paniek, hyperventilatie etc) op te vangen. Kies hiervoor indien mogelijk een deel van het sportveld nabij de ingang.
-
Informeer de leerlingen via de megafoon die bij de receptie staat.
-
Met behulp van de aanwezige leerlingenlijsten wordt gecontroleerd of alle leerlingen aanwezig zijn. Dit gebeurt door de docenten die op het moment van de ontruiming aan de betreffende klas les gaven.
-
Vermiste personen moeten meteen worden doorgegeven aan de coördinator BHV of de sectordirectie bij het verzamelpunt.
-
Iedereen blijft op het sportveld en wacht op nadere instructies.
-
WACHT GEDULDIG EN BLIJF RUSTIG VOORKOM PANIEK
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Bijlage 6:
Handleiding ontruiming voor docenten (Wat moeten de docenten weten)
Docenten
• • • • • • •
•
ONTRUIMING: Waarom?
Wat moet ik doen
De 3 belangrijkste dingen die de Leerlingen moeten Weten!! -signaal -vluchtroute -verzamelpunt
Wees bewust van de ontruimingsinstructie naast de lokaaldeur. Ontruiming van het lokaal met alle leerlingen. Sluit ramen en deuren (deur of clusterdeur niet op slot) Neem het klassenboek / leerlingenpresentielijst mee! Verzamelen met klas op sportveld in het juiste "vak" (zie veldindeling volgens bijlage 10) Wanneer er vermiste leerlingen zijn; melden bij verzamelpunt. Terug naar klas op het sportveld en wachten op sein einde oefening. DWT Leerlingen die aan computers of in 't CIS werken moeten zich op het veld afmelden bij DWT-docent van dat moment of toezichthouder.
Een ongeluk is nooit helemaal uit te sluiten. Ook op onze school kunnen zich, ondanks alle voorzorgsmaatregelen die genomen zijn, ongelukken voordoen. Het is mogelijk dat het i.v.m. zo’n voorval (brand, giftige dampen, wateroverlast etc.) nodig is de school te ontruimen. Om dat snel en zonder paniek te laten gebeuren is er een ontruimingsplan. In zo’n plan staat o.a wat de leerlingen moeten weten/doen. 1. Een signaal van de slow-woop (een langzaam aanzwellend en snel afvallend geluid) geeft aan direct ontruimen.(Ook een medewerker van de ontruimingsploeg of politie/brandweer kan opdracht geven tot ontruiming) 2. In het lokaal kan je op de plattegrond zien welke richting je op moet voor de nooduitgang. Je zult begrijpen dat niet uit elk lokaal dezelfde vluchtroute genomen kan worden. (We kunnen niet allemaal over dezelfde trap!!!) 3. Niemand mag gebruikmaken van de lift. (Dus per klas afspraken maken als iemand hulp nodig heeft!!!) 4. Jassen en tassen niet meenemen dus ook niet naar de kluisjes. 5. Bij een bommelding (mondeling) moeten de tassen worden meegenomen. 6. Laat leerlingen van andere verdiepingen invoegen ( RITSEN) en loop rustig. 7. Begeef je zowel, bij een “oefening” als bij een “echte” ontruiming naar de verzamelplaats: HET SPORTVELD in het juiste jaarvak (zie bijlage 10)
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Bijlage 7:
Lesbrief voor de leerlingen over: “ONTRUIMING”
WAAROM:
WANNEER: WAT MOET IK WETEN/DOEN:
De 3 belangrijkste dingen die je moet weten!!!!! -Signaal -Vluchtroute -Verzamelpunt
Een ongeluk is nooit helemaal uit te sluiten. Ook op onze school kunnen zich, ondanks alle voorzorgsmaatregelen die genomen zijn, ongelukken voordoen. Het is mogelijk dat het i.v.m. zo’n voorval (brand, giftige dampen, wateroverlast etc.) nodig is de school te ontruimen. Om dat snel en zonder paniek te laten gebeuren is er een ontruimingsplan. In zo’n plan staat o.a wat de leerlingen moeten weten/doen. Er zal in de loop van het jaar een oefening worden gehouden; de nadere tijd volgt. 1. volg de instructie van de docent van wie je les hebt altijd op. 2. Een signaal van de slow-woop (een langzaam aanzwellend en snelafvallend geluid)geeft aan direct ontruimen. 3. Ook een medewerker van de ontruimingsploeg of politie /brandweer kan opdracht geven tot ontruiming) 4. In het lokaal kan je op de plattegrond zien welke richting je op moet voor de nooduitgang. Je zult begrijpen dat niet uit elk lokaal dezelfde vluchtroute genomen kan worden. (We kunnen niet allemaal over dezelfde trap!!!) 5. Niemand mag gebruikmaken van de LIFT 6. Jassen en tassen niet meenemen dus ook niet naar de kluisjes 7. Laat leerlingen van andere verdiepingen invoegen ( RITSEN) 8. Loop rustig. 9. Bij een ontruiming verzamelen we ons op het sportveld in het juiste jaarvak. 10. Na afloop van een oefening gaan de lessen weer gewoon door!! 11. Bij een echte ontruiming gaan we indien nodig van het sportveld naar 2 opvangplekken t.w. Pauluskerk en Petruskerk 12. Blijf bij de docent waar je les van hebt 13. Jouw mentor zorgt dat je op de hoogte bent van de plaats van de nooduitgangen en hoe je zo snel mogelijk bij het verzamelpunt kunt komen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Bijlage 8:
Overzicht bedrijfshulpverleners en EHBO-ers Schepenhoek
Volledige BHV cursus: 1. A.Reijbroek 2. J.Reijnen 3. M.Verhoeven 4. H.van Wijk 5. J.v.Sinten 6. M.Dekker 7. P.Hurkens 8. P.Kennis 9. E.Peters 10. I.Pijnenburg 11. P.Conijn
Basis cursus BHV nog te doen J.v. Uhm, D.v.Son, T.Welte EHBO (volledig) J.Reijnen T.Welte
Volledige BHV cursus: 14. J. Noijen 15. V.Bevers 16. M.Janson 17. R.Luts 18. B. van Drenth 19. H.Benneker 20. H. van de Wijdeven 21. M. Brand 22. J. Oomen 23. C. Oomens
P.Hilhorst, EHBO (volledig) H.van de Wijdeven
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
INSTRUCTIE TIJDENS CALAMITEITEN BIJ ONTRUIMING VAN SCHOOL: • GEBOUW VERLATEN: 1. LAAT JASSEN EN TASSEN ACHTER 2. VERLAAT SAMEN MET DOCENT VIA AANGEGEVEN ROUTE ZO SNEL MOGELIJK HET GEBOUW. 3. MAAK IN GEEN GEVAL GEBRUIK VAN LIFTEN 4. BEGEEF JE NAAR HET VERZAMELPUNT:
Het SPORTVELD 5.
VOLG DE INSTRUCTIES OP DIE WORDEN GEGEVEN
BIJ BRAND OF ONGEVAL IN HET LOKAAL OF IN DE SCHOOL • ALARMEER: 1. 2. 3. 4.
RECEPTIE: ADMINISTRATIE: SECTORDIRECTIE: COORDINATOR BHV:
• VERMELD:
Tsl 70000, 78379, 75636, Tsl 77246, 75463 Tsl 76578 / 76663 Tsl 78336
1. WIE JE BENT 2. WAT HET IS 3. WAAR HET IS
WAT TE DOEN BIJ VALS ALARM!! MELD DIT ZO SNEL MOGELIJK BIJ DE RECEPTIE OF DE CONCIERGE ZODAT DEZE KAN ZORG DRAGEN VOOR HET UITSCHAKELEN VAN HET ALARM.
VOLG IN ALLE GEVALLEN DE INSTRUCTIES VAN DE DOCENT!!
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Bijlage 10:
Sportveld indeling
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan havo-vwo (nov2011).doc
Udens College sector VMBO, okt. 2011
ONTRUIMINGSPLAN Udens College sector VMBO
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
1 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
Algemene gegevens: Adres
Udens College sector VMBO Kleinveld 25 5401 ZW Uden
Aanwezige personen
Werkdagen maandag t/m vrijdag van 06:30 uur tot 17:30
Verdeling
Personeel / IBN Leerlingen
200 personen 1500 personen
T gebouw P gebouw B gebouw
825 personen 450 personen 425 personen
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
2 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
Inleiding Voor je ligt het ontruimingsplan van het Udens College sector VMBO. De school heeft dit plan omdat ze verantwoordelijk is voor het welzijn van alle mensen die tijdens een calamiteit in het schoolgebouw aanwezig zijn. Bovendien is zo’n plan een verplichting in het kader van de bouwverordening van het college B&W. Er kan een aantal redenen zijn om de gebouwen te ontruimen, namelijk bij brand, een explosie of explosiegevaar, wateroverlast, een ongeval met gevaarlijke stoffen of een bommelding. De coördinatie bij een eventuele ontruiming is in handen van de Facilitair Manager die namelijk ook hoofd BHV is. Hij stuurt de BHV (BedrijfsHulpVerlening) aan. Bij diens afwezigheid zal zijn taak door één van de BHV-ers worden waargenomen. (sector directie / hoofd conciërge) De BHVers controleren of iedereen de werkplek heeft verlaten en geven instructies om de ontruiming in goede banen te leiden. De algemene leiding is in handen van de sector directie, zij geeft opdracht voor de ontruiming. Het is verplicht om minimaal 1 maal per jaar aan de hand van het ontruimingplan een ontruimingoefening te houden. Om de ontruiming goed en veilig te laten verlopen is een goede organisatie nodig. In het ontruimingsplan staat de taak van iedere betrokkene omschreven, zodat duidelijk is wie wat moet doen, wat er moet gebeuren en waar dat moet gebeuren. Voorwaarde voor een goede ontruiming is dat iedereen dus bekend moet zijn met het ontruimingsplan en weet wat van haar/hem verwacht wordt. Stel je op de hoogte van de vluchtrichtingen en de nooduitgangen. In elke ruimte hangt een plattegrond waarop je belangrijke informatie kunt terug vinden. Voor docenten is het speciaal opletten. Het kan namelijk zijn dat je tijdens een ontruiming voor de klas staat en u de taak “onderwijzend personeel” heeft. Bij een andere ontruiming verblijft u in de personeelswerkruimte en heeft u de taak “overig personeel”. Ook leerlingen hebben een taak, zij worden hierover geïnformeerd via een lesbrief door hun mentor. In het ontruimingsplan komt regelmatig het woord “verzamelplaats” voor. Afhankelijk van het te ontruimen gebouw of calamiteit wordt hier het volgende mee bedoeld: Verzamelplaats voor het T gebouw: Verzamelplaats voor het P gebouw: Verzamelplaats voor het B gebouw:
Binnenplaats B gebouw Binnenplaats B gebouw Binnenplaats T gebouw (Cour)
De verzamelplaats en de route hier naar toe wordt aangegeven op de ontruimingsplattegrond die in elke ruimte is opgehangen. Het kan zijn dat de calamiteit van dien aard is dat het verblijven op hierboven genoemde verzamelplaats niet verantwoord is. Het hoofd BHV zal dan nadere instructies geven over waar heen te verplaatsen.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
3 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
Taakverdeling 1. Receptie 2. Hoofd Bedrijfshulpverlening (H-BHV) 3. Bedrijfshulpverlener (BHV) 4. Sector directie 5. Onderwijzend personeel 6. Overig personeel 7. Leerlingen
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
4 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
1.
TAKEN VOOR DE RECEPTIE.
Brandmelding. Bij eigen waarneming: 1.
Blus een beginnende brand met de aanwezige blusmiddelen. (denk aan eigen veiligheid)
2.
Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert, druk in de onmiddellijke omgeving van de brand een handbrandmelder in of stel ontruimingsignaal in werking.
3.
Informeer op verzoek van het hoofd BHV de brandweer (bel 112) Geef de volgende informatie: - Naam van de school: Udens College sector VMBO - Adres van de school: Kleinveld 25 / Kapelstraat 20 / Burg. Buskensstraat 7 - De omvang, de ruimte en wat er brandt
4.
Informeer op verzoek van het hoofd BHV De Pul (0413-265091) of T. v. Lent (06-10898990)
5.
Breek binnenkomende telefoongesprekken onmiddellijk af; zet schuifdeuren vast in open stand.
6.
Deel de ontruimingskaarten uit aan de BHV-ers, start met de kaart waarop de gebouwvleugel staat waar de calamiteit zich bevindt. Werk de kaarten af vanuit de plaats van de calamiteit.
7.
Blijf op uw post en wacht op nadere instructies (hoofd BHV).
8.
Geef geen nadere informatie aan derden. Verwijs ze naar de directie leden of het hoofd BHV.
Bij een melding: 1.
Stel de omvang, de ruimte en wat er brandt vast.
2.
Informeer het hoofd BHV (06-26474828).
3.
Stel op verzoek van het hoofd BHV het ontruimingssignaal in werking.
4.
Informeer op verzoek van het hoofd BHV de brandweer (bel 112) Geef de volgende informatie: - Naam van de school: Udens College sector VMBO - Adres van de school: Kleinveld 25 / Kapelstraat 20 / Burg. Buskensstraat 7 - De omvang, de ruimte en wat er brandt
5.
Informeer op verzoek van het hoofd BHV De Pul (0413-265091) of T. v. Lent (06-10898990)
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
5 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
6.
Breek binnenkomende telefoongesprekken onmiddellijk af; zet schuifdeuren vast in open stand.
7.
Deel de ontruimingskaarten uit aan de BHV-ers, start met de kaart waarop de gebouwvleugel staat waar de calamiteit zich bevindt. Werk de kaarten af vanuit de plaats van de calamiteit.
8.
Blijf op je post en wacht op nadere instructies (hoofd BHV).
9.
Geef geen nadere informatie aan derden. Verwijs ze naar de directie leden of het hoofd BHV.
Via het ontruimingssignaal: 1.
Stel op de brandmeldinstallatie vast waar de melding vandaan komt.
2.
Informeer het hoofd BHV (06-26474828).
3.
Informeer op verzoek van het hoofd BHV de brandweer (bel 112) Geef de volgende informatie: - Naam van de school: Udens College sector VMBO - Adres van de school: Kleinveld 25 / Kapelstraat 20 / Burg. Buskensstraat 7 - De omvang, de ruimte en wat er brandt
4.
Informeer op verzoek van het hoofd BHV De Pul (0413-265091) of T. v. Lent (06-10898990)
5.
Breek binnenkomende telefoongesprekken onmiddellijk af; zet schuifdeuren vast in open stand.
6.
Deel de ontruimingskaarten uit aan de BHV-ers, start met de kaart waarop de gebouwvleugel staat waar de calamiteit zich bevindt. Werk vervolgens de kaarten af vanuit de plaats van de calamiteit.
7.
Blijf op je post en wacht op nadere instructies (hoofd BHV).
8.
Geef geen nadere informatie aan derden. Verwijs ze naar de directie leden of het hoofd BHV.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
6 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
Bommelding. Mondelinge bommelding. 1.
Bommeldingsformulier zo volledig mogelijk invullen. De persoon aan de praat houden (zie bommeldingsformulier).
2.
Onmiddellijk het hoofd BHV waarschuwen (Tel. 57263).
3.
Wacht nadere instructies af.
4.
Dient er op verzoek van het hoofd BHV te worden ontruimd, stel het ontruimingssignaal in werking.
Schriftelijke bommelding. 1.
ALTIJD ONMIDDELLIJK MELDEN AAN HET HOOFD BHV (Tel. 57263). Verder aan niemand informatie verstrekken.
2.
Het schrijven in zo min mogelijk handen laten komen. Aantekeningen bijhouden van allen die de brief hebben aangeraakt. Inhoud alleen aan het hoofd BHV laten lezen.
3.
Noteer: Hoe werd de brief ontvangen per post in de brievenbus (niet per post) door wie ontvangen en behandeld wanneer (datum en tijd) aan wie afgegeven 4. Dient er op verzoek van het hoofd BHV te worden ontruimd, stel het ontruimingssignaal in werking.
Ongeval. 1.
Informeer het hoofd BHV of een BHV-er.
2.
Roep de aanwezige EHBO-ers op.
3.
Waarschuw de benodigde hulpdiensten.
4.
Wacht op nadere instructies van het hoofd BHV.
Verdacht poststuk. Heb je het vermoeden dat een brief of pakketje besmet is met een voor mensen schadelijke stof, maak het dan niet open en raak het niet met blote handen aan. Doe handschoenen aan, stop de envelop of het pakje in een luchtdichte verpakking (pak of doos) en stop daarna ook de handschoenen in een plastic zak. Iedereen die de brief of het pakje heeft aangeraakt, moet zijn handen wassen. Meldt het vervolgens bij het hoofd BHV of bij afwezigheid de sector directie. O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
7 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
2.
TAKEN EN INSTRUCTIES VOOR HET HOOFD BHV.
Eigen waarneming: 1.
Blus een beginnende brand met de aanwezige blusmiddelen. (denk aan eigen veiligheid)
2.
Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert, druk in de onmiddellijke omgeving van de brand een handbrandmelder in.
3.
Geef door aan de receptie (50000), de plaats, de omvang en wat er brandt, en geef instructies.
4.
Stuur in gevaar verkerende medewerkers naar de verzamelplaats
5.
Ga naar de receptie.
6.
Stuur indien nodig BHV-ers naar het P of B gebouw. Indien alleen T of P ontruimd wordt, positioneer iemand bij de passerelle. Positioneer sector directie bij groene deuren hal.
7.
Verifieer de werkzaamheden en bevindingen van de BHV-ers en geef eventueel instructies. (Denk aan afsluiten gas, water en elektra)
8.
Rapporteer aan de sector directie.
Via een oproep: 1.
Begeef je naar de receptie of rechtstreeks naar de plaats waar de calamiteit plaats vindt en stel je op de hoogte van de aard en de omvang van de calamiteit.
Bij een bommelding: 2.
Laat de receptioniste de BHV-ers naar de receptie roepen.
3.
Geef de receptioniste opdracht de hulpdiensten (112) te informeren.
4.
Ga, na overleg met de sector directie, tot ontruiming over. Neem bij afwezigheid zelf deze beslissing.
5.
Laat de receptionist(e) het ontruimingssignaal in werking stellen.
6.
Stuur indien nodig BHV-ers naar het P of B gebouw. Indien alleen T of P ontruimd wordt, positioneer iemand bij de passerelle. Positioneer sector directie bij groene deuren hal.
7.
Verifieer de werkzaamheden en bevindingen van de BHV-ers en geef eventueel instructies. (Denk aan afsluiten gas, water en elektra)
8.
Rapporteer aan de sector directie.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
8 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
Bij een brand: 2.
Laat de receptioniste het ontruimingssignaal in werking stellen en de hulpdiensten waarschuwen (112)
3.
Stuur indien nodig BHV-ers naar het P of B gebouw. Indien alleen T of P ontruimd wordt, positioneer iemand bij de passerelle. Positioneer sector directie bij groene deuren hal.
4.
Verifieer de werkzaamheden en bevindingen van de BHV-ers en geef eventueel instructies. (Denk aan afsluiten gas, water en elektra)
5.
Rapporteer aan de sector directie.
Via het ontruimingssignaal: 1.
Begeef je naar de plaats waar de brandmeldcentrale zich bevindt en stel je op hoogte van de aard en de omvang van de calamiteit.
2.
Laat de receptioniste de hulpdiensten waarschuwen (112)
3.
Stuur indien nodig BHV-ers naar het P of B gebouw. Indien alleen T of P ontruimd wordt, positioneer iemand bij de passerelle. Positioneer sector directie bij groene deuren hal.
4.
Verifieer de werkzaamheden en bevindingen van de BHV-ers en geef eventueel instructies. (Denk aan afsluiten gas, water en elektra)
5.
Rapporteer aan de sector directie.
Opmerking: Om bij een algehele ontruiming alle posities te bezetten en er voor te zorgen dat niemand meer het gebouw betreedt, is er een minimaal aantal BHV-ers per gebouw nodig: T gebouw: 5 P gebouw: 4 B gebouw: 4 Indien alleen T of P ontruimd wordt moet er 1 extra zijn om de passerelle te bemensen. Melding van een ongeval: 1.
Ga na de melding naar de receptie en informeer naar de ernst van het ongeval.
2.
Laat de receptioniste de EHBO-ers oproepen en geef door waar zij zich moeten melden.
3.
Laat de hulpdiensten waarschuwen (112).
4.
Laat de slachtoffers behandelen.
5.
Wacht op nadere instructies van de opkomende hulpverlenende diensten.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
9 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
3
TAKEN VOOR DE BHV-er.
Eigen waarneming: 1.
Blus een beginnende brand met de aanwezige blusmiddelen. (denk aan eigen veiligheid)
2.
Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert, druk in de onmiddellijke omgeving van de brand een handbrandmelder in.
3.
Geef door aan de receptie (50000), de plaats, de omvang en wat er brandt.
4.
Stuur de in gevaar verkerende medewerkers naar de verzamelplaats.
5.
Ga in teams van twee personen tot ontruiming over volgens het kaartensysteem en dirigeer de aanwezige personen naar de verzamelplaats. Werk om en om de ruimtes af en zorg dat altijd een van de twee in de gang zone blijft. Het eerste team ter plaatse gaat met portofoon en lamp naar de plaats van de calamiteit en geeft de omvang van de situatie door aan het hoofd BHV.
6.
Ga na dat niemand zich meer in de te controleren ruimte bevindt. Controleer of elektrische apparaten uit zijn en gasafsluiters zijn gesloten, sluit ramen en deuren (niet op slot).
7.
Als alle ruimten ontruimd zijn neem je positie in volgens de laatste kaart die je pakt. Zijn er geen kaarten meer ga je naar de verzamelplaats en sluit je je aan bij de coördinator van de verzamelplaats.
8.
Volg verdere instructies van het hoofd BHV op.
Via het ontruimingssignaal: 1.
Ga in teams van twee personen tot ontruiming over volgens het kaartensysteem en dirigeer de aanwezige personen naar de verzamelplaats. Werk om en om de ruimtes af en zorg dat altijd een van de twee in de gang zone blijft. Het eerste team ter plaatse gaat naar de plaats van de calamiteit en geeft de omvang van de situatie door aan het H-BHV.
2.
Ga na of niemand zich meer in de te controleren ruimte bevindt. Controleer of elektrische apparaten uit zijn en gasafsluiters zijn gesloten, sluit ramen en deuren (niet op slot). Ontdek je een brand, probeer deze dan te blussen met de aanwezige blusmiddelen (denk aan eigen veiligheid).
3.
Als alle ruimten ontruimd zijn neem je positie in volgens de laatste kaart die je pakt. Zijn er geen kaarten meer ga je naar de verzamelplaats en sluit je aan bij de coördinator van de verzamelplaats.
4.
Volg verdere instructies van het hoofd BHV op.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
10 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
4
TAKEN VOOR DE SECTOR DIRECTIE.
Eigen waarneming: 1.
Blus een beginnende brand met de aanwezige blusmiddelen. (denk aan eigen veiligheid)
2.
Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert, druk in de onmiddellijke omgeving van de brand een handbrandmelder in.
3.
Geef door aan de receptie (50000) de plaats, de omvang en wat er brandt.
4.
Stuur de in gevaar verkerende medewerkers naar de verzamelplaats.
5.
Ga naar de receptie en overleg met het hoofd BHV. Verifieer of hulpdiensten zijn gealarmeerd. Neem positie in bij de groene deuren hal en houdt deze open.
6.
Geef indien nodig informatie aan personeel, familie, burgemeester, hulpverlenende diensten, pers en ziekenhuizen.
Via een oproep / ontruimingssignaal: 1.
Begeef je onmiddellijk naar de receptie.
2.
Informeer naar de aard van de calamiteit.
3.
Overleg met hoofd BHV aangaande de te nemen maatregelen. Verifieer of hulpdiensten zijn gealarmeerd. Neem positie in bij de groene deuren en houdt deze open.
4.
Geef eventueel opdracht voor een ontruiming (bij bommelding).
5.
Geef indien nodig informatie aan personeel, familie, burgemeester, hulpverlenende diensten, pers en ziekenhuizen.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
11 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
5
TAKEN VOOR HET ONDERWIJZEND PERSONEEL NB: Indien je geen klas hebt op het moment van een ontruiming volg dan de instructie onder “Taken voor het overig personeel”.
Eigen waarneming: 1.
Blus een beginnende brand met de in het kantoor aanwezige blusmiddelen. (denk aan eigen veiligheid en die van de leerlingen) Als je niet weet welk blusmiddel geschikt is, waarschuw dan een Bedrijfshulpverlener.
2.
Indien dit niet het gewenste resultaat heeft, druk in de onmiddellijke omgeving van de brand een handbrandmelder in.
3.
Geef door aan de receptie (50000) de plaats, de omvang en wat er brandt.
4.
Sluit ramen en deuren (niet op slot), laat jassen en tassen achter. Ga niet eerst langs de kluisjes. Zie er op toe dat elektrische apparatuur is uitgeschakeld en gasafsluiters zijn gesloten. Verlaat het lokaal zoals aangegeven is op de plattegrond die in het lokaal hangt.
5.
Begeleid leerlingen naar de verzamelplaats volgens de plattegrond in de ruimte, blijf rechts op de trap, maak in geen geval gebruik van de lift en blijf altijd bij de leerlingen!
6.
Iedereen heeft de taak om de grote stroom mensen in goede banen over straat te leiden en overlast naar mede weggebruikers te voorkomen!!
7.
Wacht op de verzamelplaats met je klas nadere instructies af van de BHV. Laat niemand naar huis gaan.
Via een ontruimingssignaal: 1.
Start direct met het ontruimen en trek een geel hesje aan voor de herkenbaarheid.
2.
Ingeval van brand, sluit ramen en deuren (niet op slot), laat jassen en tassen achter. In geval van een bommelding, neem jassen en tassen mee. Ga niet eerst langs de kluisjes. Zie er op toe dat elektrische apparatuur is uitgeschakeld en gasafsluiters zijn gesloten. Verlaat het lokaal zoals aangegeven is op de plattegrond die in het lokaal hangt.
3.
Volg de instructie op van de BHV-ers.
4.
Begeleid leerlingen naar de verzamelplaats volgens de plattegrond in de ruimte, blijf rechts op de trap, maak in geen geval gebruik van de lift en blijf altijd bij de leerlingen!
5.
Iedereen heeft de taak om de grote stroom mensen in goede banen over straat te leiden en overlast naar mede weggebruikers te voorkomen!!
6.
Meld je bij de BHV-er die de verantwoordelijk is voor coördinatie op de verzamelplaats. Controleer a.d.h.v. de ontvangen leerlingenlijst of iedereen aanwezig is en koppel dit terug. Wacht met je klas nadere instructies af van de BHV. Laat niemand naar huis gaan.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
12 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
6
TAKEN VOOR HET OVERIG PERSONEEL
Eigen waarneming: 1.
Blus een beginnende brand met de in het kantoor aanwezige blusmiddelen. (denk aan eigen veiligheid) Als je niet weet welk blusmiddel geschikt is, waarschuw dan een Bedrijfshulpverlener.
2.
Indien dit niet het gewenste resultaat heeft, druk in de onmiddellijke omgeving van de brand een handbrandmelder in.
3.
Geef door aan de receptie (50000) de plaats, de omvang en wat er brandt.
4.
Laat anderen op de gang waarschuwen.
5.
Sluit ramen en deuren (niet op slot), laat jassen en tassen achter. Verlaat de ruimte zoals aangegeven is op de plattegrond die in de ruimte hangt.
6.
Volg de instructie op van de BHV-ers.
7.
Ga naar de verzamelplaats volgens de plattegrond in de ruimte, blijf rechts op de trap, maak in geen geval gebruik van de lift.
8.
Begeleid de leerlingen die geen les hebben op het moment van ontruimen naar de verzamelplaats en/of assisteer een collega met een klas. Iedereen heeft de taak om de grote stroom mensen in goede banen over straat te leiden en overlast naar mede weggebruikers te voorkomen!!
9.
Wacht op de verzamelplaats nadere instructies af van de BHV.
Via een ontruimingssignaal: 1.
Ingeval van brand, sluit ramen en deuren (niet op slot), laat jassen en tassen achter. In geval van een bommelding, neem jassen en tassen mee. Verlaat de ruimte zoals aangegeven is op de plattegrond die in de ruimte hangt.
2.
Volg de instructie op van de BHV-ers.
3.
Ga naar de verzamelplaats volgens de plattegrond in de ruimte, blijf rechts op de trap, maak in geen geval gebruik van de lift.
4.
Begeleid de leerlingen die geen les hebben op het moment van ontruimen naar de verzamelplaats en/of assisteer een collega met een klas. Iedereen heeft de taak om de grote stroom mensen in goede banen over straat te leiden en overlast naar mede weggebruikers te voorkomen!
5.
Wacht op de verzamelplaats nadere instructies af van de BHV.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
13 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
7
TAAK VOOR DE LEERLING BIJ EEN ONTRUIMING
Waarom ontruimen? Een ongeluk is nooit helemaal uit te sluiten. Ook op onze school kunnen zich, ondanks alle voorzorgsmaatregelen die genomen zijn, ongelukken voordoen. Het is mogelijk dat het bij een ongeluk nodig is om de school te ontruimen. Denk hierbij aan brand, giftige dampen, wateroverlast, etc. Om een ontruiming snel en zonder paniek te laten verlopen is er een ontruimingsplan. In dit plan staat precies beschreven wat er van iedereen verwacht wordt, dus ook wat jullie moeten weten en doen. Het ontruimingplan moet minimaal eenmaal per jaar geoefend worden. Als je brand in of bij school ziet: 1.
Waarschuw direct iemand van het personeel die op dat moment het dichtste bij je is. Hij of zij weet precies wat er moet gebeuren. Onderneem zelf geen actie, denk aan je eigen veiligheid!
Als je het ontruimingssignaal hoort: 1.
Als je les hebt en het alarm gaat, volg je de instructie van de docent op. Je blijft altijd bij je docent. Als je geen les hebt, volg je de instructies van iemand van het personeel op.
2.
Laat in geval van brand je jas en tas achter. In het geval van een bommelding neem je je jas en tas wel mee. Ga niet eerst langs je kluisje.
3.
In elk lokaal hangt een plattegrond met de vluchtroute zodat je kunt zien welke richting je op moet naar de nooduitgang en verzamelplaats.
4.
Niemand mag gebruik maken van de lift, deze kan namelijk buiten gebruik raken zodat je opgesloten komt te zitten.
5.
Loop rustig op de trap, houd rechts zodat hulpdiensten vrij baan hebben en laat leerlingen van andere verdiepingen invoegen (ritsen).
6.
Blijf onderweg naar de verzamelplaats bij je docent, blijf op de stoep en neem de verkeersregels in acht. Hinder vooral niet de overige weggebruikers!
7.
Op de verzamelplaats wacht je rustig tot dat je te horen krijgt wat er verder gaat gebeuren.
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
14 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
15 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
16 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
17 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
18 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
19 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
20 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
21 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
22 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
23 van 24
Udens College sector VMBO, okt. 2011
O:\Vastgestelde stukken\organisatie\SVP bijl. 19 ontruimingsplan vmbo.doc
24 van 24
Diro MR Bestuur
Lijn besproken 9-12-2010, waarna aangepast 10-2-2011 Besproken op 19-1-2011, ingestemd op 21-3-2011 Aangepast n.a.v. MR-bespreking op 22-2-2011 en vastgesteld op 22-3-2011
KLACHTENREGELING Udens College
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
1
INHOUD Woord vooraf I
Aanhef
II
Begripsbepalingen
III
Behandeling van de klacht door de interne klachtencommissie UC
IV
Afhandeling van de klacht door de externe klachtencommissie
V
Slotbepalingen
VI
Algemene toelichting
VII
Artikelsgewijze toelichting
VIII
Contactpersonen
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
2
Woord vooraf Het bevoegd gezag van het Udens College heeft deze klachtenregeling opgesteld ten behoeve van de volgende groepen: a) (ex-)leerlingen van de school; b) ouder(s)/voogd(en)/verzorger(s) van (ex-) leerlingen; c) medewerkers van de school; d) het bevoegd gezag van de school: e) vrijwilliger(s) die werkzaamheden verrichten voor de school, of personen die anderszins deel uitmaken van de schoolgemeenschap. In deze regeling kunt u lezen welke afspraken zijn gemaakt over de behandeling van klachten door zowel de interne als de externe klachtencommissies. U kunt deze klachtenregeling van de website (www.udenscollege.nl) downloaden of opvragen via email : [email protected] of telefonisch via 0413-283000 keuze 3. In de praktijk blijkt dat klachten grofweg in twee categorieën kunnen worden onderverdeeld: klachten over schoolaangelegenheden en klachten over machtsmisbruik (seksuele intimidatie, discriminerend gedrag en agressie, geweld en pesten). Dit onderscheid is van belang, omdat het omgaan met een klacht verschilt al naar gelang de aard van de klacht. Waar moet jij/u - behorend bij groep a), b), e) - naar toe met de klacht? Bespreek klachten over schoolaangelegenheden (beoordeling, begeleiding, aanpak in de klas, veiligheid gebouw enz.) in eerste instantie met het betreffende personeelslid. Komt u er samen niet uit dan kunt u, in tweede instantie, terecht bij de afdelingsleider van het betreffende personeelslid, of als het een niet-onderwijzend personeelslid betreft, bij diens direct leidinggevende. In beide gevallen zal samen met u en uw kind gezocht worden naar mogelijke oplossingen. Mocht dit de klacht niet wegnemen dan gaat het bevoegd gezag, de voorzitter van de sectordirectie - of een door hem/haar aangewezen ander lid van de sectorleiding- zich buigen over uw klacht. Is de klacht niet naar wens afgehandeld, kunt u contact opnemen de externe Landelijke Klachtencommissie (zie onderstaande adressering). Bij (vermoeden van) machtsmisbruik is het effect op de betrokkenen aanzienlijk en is het vaak niet mogelijk of wenselijk de klacht eerst te bespreken met de betreffende persoon. U en uw kind kunnen in dit geval dan direct contact opnemen met de interne vertrouwenspersoon. Samen wordt gekeken hoe verder te gaan, bijvoorbeeld door inschakeling van de voorzitter van de sectordirectie, of een door hem/haar aangewezen ander lid van de sectorleiding. Wellicht is er hulpverlening nodig. Samen kunt u besluiten met uw klacht naar de externe landelijke klachtencommissie te gaan. U kunt ook zelfstandig tot dit besluit komen. U kunt dan direct contact opnemen met de externe landelijke klachtencommissie: Landelijke Klachten Commissie VO, postbus 85191, 3508 AD Utrecht, telefoon 030-2809590, e-mail: [email protected] webadres: www.onderwijsgeschillen.nl
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
3
De landelijke organisaties voor ouders in het onderwijs hebben een brochure geschreven over de preventie van klachten: ’Een goed gesprek voorkomt erger’. De tekst van de brochure is te vinden op de website van deze organisaties: www.lobo.nl, www.nko.nl, www.ouders.net, www.voo.nl. Waar moet u - behorend bij groep c), d) - naar toe met de klacht? In principe geldt het bovenstaande in grote lijnen ook voor de medewerkers en het bevoegd gezag van de school. Betreft het een schoolaangelegenheid, dan probeert u het in eerste instantie de klacht met het betreffende personeelslid te bespreken. Komt u er samen niet uit, dan wendt u zich, indien mogelijk, tot de direct leidinggevende van deze persoon (bij twijfel wie dit is kunt u dit zonder opgaaf van reden navragen bij de sectordirectie). Mocht het daarna nog nodig zijn dan kan er formeel een klacht worden ingediend conform de richtlijnen in deze klachtenregeling. Bij (vermoeden van) machtsmisbruik is het effect op de betrokkenen aanzienlijk en is het vaak niet mogelijk of wenselijk de klacht eerst te bespreken met de betreffende persoon. U kunt in dit geval direct contact opnemen met de interne vertrouwenspersoon of eventueel met het bevoegd gezag of de voorzitter van de sectordirectie. Samen met u wordt gekeken hoe er verder gehandeld kan worden. Tot slot rest u de mogelijkheid, al dan niet na overleg met de vertrouwenspersoon, zich direct met uw klacht te wenden tot de externe landelijke klachtencommissie, zoals hierboven vermeld. Directeur – bestuurder Wiel Sporken
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
4
Klachtenregeling Udens College I
Aanhef
Het bevoegd gezag van het Udens College - gelet op de bepalingen van de Wet op het voortgezet onderwijs - gehoord hebbende de medezeggenschapsraad, stelt de volgende klachtenregeling voor de onder haar bevoegd gezag vallende school vast.
II
Begripsbepalingen
Artikel 1 1.
In deze regeling wordt verstaan onder:
a.
school: een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.
externe klachtencommissie: de commissie als bedoeld in artikel 14; te weten het LKC te Utrecht;
c.
interne klachtencommissie: de commissie als bedoeld in artikel 4. Voorzitter is de voorzitter van de sectordirectie, of een door hem/haar aangewezen ander lid van de sectorleiding;
d.
klager: een (ex-)leerling, een ouder/voogd/verzorger van een (ex-) leerling, (een lid van) het personeel, (een lid van) de schoolleiding, het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, die een klacht heeft ingediend;
e.
klacht: klacht over gedragingen en beslissingen dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen van de aangeklaagde;
f.
interne vertrouwenspersoon: de persoon als bedoeld in artikel 2;
g.
aangeklaagde: een (ex-)leerling, ouder/voogd/verzorger van een (ex-) leerling, (een lid van) het personeel, (een lid van) de schoolleiding, het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, tegen wie een klacht is ingediend;
h.
Voorzitter sectordirectie: eindverantwoordelijke van de onder het bevoegd gezag vallende locatie;
i.
bevoegd gezag: Directeur-bestuurder.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
5
III Behandeling van de klacht door de interne klachtencommissie UC De onderhavige klachtenregeling is alleen van toepassing indien men met zijn klacht niet elders terecht kan. Veruit de meeste klachten over de dagelijkse gang van zaken in de school zullen in onderling overleg tussen ouders, leerlingen, personeel en schoolleiding op een juiste wijze worden afgehandeld. Indien dat echter, gelet op de aard van de klacht, niet mogelijk is of indien de afhandeling niet naar tevredenheid heeft plaatsgevonden, kan men een beroep doen op deze klachtenregeling. Voor wat de aard van de klachten betreft waarvoor deze regeling is bedoeld, wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1, onder e. Artikel 2. 1. 2. 3.
Aanstelling en taak intern vertrouwenspersoon
Er is op iedere locatie ten minste één vertrouwenspersoon. Hij / zij verwijst de klager naar de afdelingsleider of naar de voorzitter sectordirectie. Dit laatste al naar gelang de inschatting van de ernst en aard van de klacht. Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de vertrouwenspersoon. De voorzitter van de sectordirectie draagt een of meerdere vertrouwenspersonen voor. De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding * van alle zaken die hij/zij in zijn/haar hoedanigheid van vertrouwenspersoon verneemt. De plicht tot geheimhouding blijft na beëindiging van de taak van vertrouwenspersoon van kracht. * Onverlet latend de wettelijk vastgelegde meldingsplicht
Artikel 3.
Indienen van een klacht
1.
De klager dient de klacht in bij: a. voorzitter van de sectordirectie of b. het bevoegd gezag of c. bij de externe klachtencommissie.
2.
Indien de klacht wordt ingediend bij een ander dan de in Artikel 3 lid 1 genoemde, verwijst de ontvanger de klager aanstonds door naar de voorzitter van de sectordirectie. De ontvanger is tot geheimhouding verplicht. Het bevoegd gezag wordt altijd, door de voorzitter van de sectordirectie geïnformeerd over de ontvangen klacht.
3.
Artikel 4. 1.
2.
Instelling en taken interne klachtencommissie
Het bevoegd gezag of de voorzitter van de sectordirectie stelt, binnen 1 week, ter afhandeling van de klacht en lettend op de aard van de klacht een interne klachtencommissie samen. De voorzitter van de sectordirectie, of een door hem/haar aangewezen ander lid van de sectorleiding van de bij de klacht betrokken locatie is, standaard, voorzitter van de interne klachtencommissie. De interne klachtencommissie geeft advies aan het bevoegd gezag over: - (on)gegrondheid van de klacht; - het nemen van maatregelen; - overige door het bevoegd gezag te nemen besluiten.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
6
3. 4. 5.
De interne klachtencommissie neemt, ter bescherming van de belangen van alle direct betrokkenen, de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht bij de behandeling van een klacht. Echter de interne klachtencommissie bestaat minimaal uit 3 leden, te weten de voorzitter (in deze de voorzitter van de sectordirectie), een secretaris en een lid. De leden van de interne klachtencommissie zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in die hoedanigheid vernemen. Deze plicht vervalt niet nadat betrokkene zijn taak als lid van de klachtencommissie heeft beëindigd.
Artikel 5. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8. 9.
Klacht ingediend bij bevoegd gezag
De klacht dient binnen een jaar na de gedraging of beslissing te worden ingediend, tenzij het bevoegd gezag anders beslist. Het bevoegd gezag stelt een interne klachtencommissie samen. Dit indien hij van mening is dat de klacht op een eenvoudige wijze kan worden afgehandeld, hierbij gebruikmakend van interne of externe deskundigheid. Het bevoegd gezag meldt een dergelijke afhandeling op verzoek van de klager aan de externe klachtencommissie. Het bevoegd gezag kan een voorlopige voorziening treffen. Op de ingediende klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend. Na ontvangst van de klacht deelt het bevoegd gezag, de klager en de aangeklaagde schriftelijk mee dat zij een klacht binnen redelijke termijn onderzoekt of laat onderzoeken. Het bevoegd gezag deelt de voorzitter van de sectordirectie, of een door hem/haar aangewezen ander lid van de sectorleiding van de betrokkene locatie mee dat de klacht, door derden, wordt onderzocht. Anderszins laat het bevoegd gezag de voorzitter van de sectordirectie, of een door hem/haar aangewezen ander lid van de sectorleiding , als lid van de interne klachtencommissie, de klacht afhandelen. Klager en aangeklaagde kunnen zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Het bevoegd gezag neemt, ter bescherming van de belangen van alle direct betrokkenen, de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht bij de behandeling van een klacht.
Artikel 6.
Intrekken van de klacht
Indien de klager tijdens de procedure bij het bevoegd gezag de klacht intrekt, deelt het bevoegd gezag dit aan de aangeklaagde en de voorzitter van de sectordirectie van de betrokken locatie mee.
Artikel 7.
Inhoud van de klacht
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
7
1. 2. 3.
4.
5.
De klacht wordt schriftelijk ingediend en ondertekend. Van een mondeling ingediende klacht wordt terstond door de ontvanger als bedoeld in artikel 3, eerste lid a. en b. een verslag gemaakt, dat door de klager voor akkoord wordt ondertekend en waarvan hij een afschrift ontvangt. De klacht bevat ten minste: - de naam en het adres van de klager; - de dagtekening; - een omschrijving van de klacht. Indien niet is voldaan aan het gestelde in het derde lid, wordt de klager in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen. Is ook dan nog niet voldaan aan het gestelde in het derde lid, dan kan de klacht nietontvankelijk worden verklaard. Indien de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard wordt dit aan de klager, de aangeklaagde, het bevoegd gezag en de voorzitter van de sectordirectie van de betrokken locatie gemeld.
Artikel 8.
Vooronderzoek
De interne klachtencommissie is in verband met de voorbereiding van de behandeling van de klacht bevoegd alle gewenste inlichtingen in te winnen. Zij kan daartoe deskundigen inschakelen en hen zo nodig uitnodigen voor de hoorzitting. Artikel 9. 1.
2. 3. 4. 5.
6.
Hoorzitting
De interne klachtencommissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de klager en de aangeklaagde tijdens een niet-openbare vergadering in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. De hoorzitting vindt in het algemeen plaats binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. De klager en de aangeklaagde worden buiten elkaars aanwezigheid gehoord, tenzij de interne klachtencommissie anders bepaalt. De interne klachtencommissie kan bepalen, al dan niet op verzoek van de klager of de aangeklaagde, dat een externe (deskundige) bij het verhoor aanwezig is. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt. Het verslag bevat: a. de namen en de functie van de aanwezigen; b. een zakelijke weergave van wat over en weer is gezegd. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter van de interne klachtencommissie.
Artikel 10.
Advies interne klachtencommissie
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
8
1. 2.
3. 4.
De interne klachtencommissie beraadslaagt en oordeelt achter gesloten deuren omtrent het wel of niet gegrond zijn van de klacht. De interne klachtencommissie rapporteert, schriftelijk, aan partijen, binnen vier weken nadat de hoorzitting heeft plaatsgevonden. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt het bevoegd gezag met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en het bevoegd gezag. De interne klachtencommissie geeft in haar advies een gemotiveerd oordeel over het al dan niet gegrond zijn van de klacht en deelt dit oordeel schriftelijk mee aan de klager, de aangeklaagde en het bevoegd gezag. De interne klachtencommissie kan in haar advies tevens een aanbeveling doen over de door de voorzitter van de sectordirectie te treffen maatregelen.
Artikel 11.
Quorum klachtencommissie
Voor het houden van een zitting is vereist, dat ten minste drie leden van de interne klachtencommissie, waaronder de voorzitter, aanwezig zijn. Artikel 12.
Niet-deelneming aan de behandeling
Het bevoegd gezag, de voorzitter en de leden van de interne klachtencommissie nemen niet deel aan de behandeling van een klacht, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Artikel 13. A Beslissing door bevoegd gezag over advies interne klachtencommissie. 1.
2. 3. 4.
Binnen vier weken na ontvangst van het advies van de interne klachtencommissie of na het tot stand komen van het eigen advies deelt het bevoegd gezag aan de klager, de aangeklaagde en (eventueel) de externe klachtencommissie schriftelijk zijn beslissing mee. In de beslissing motiveert hij of hij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen neemt en eventueel aanbevelingen volgt en zo ja, welke. De beslissing gaat vergezeld van het verslag van de hoorzitting, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. De termijn om te beslissen kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt het bevoegd gezag met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en (eventueel) de externe klachtencommissie.
Artikel 13 B
Beslissing door bevoegd gezag over advies externe klachtencommissie.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
9
1.
2. 3. 4.
Binnen vier weken na ontvangst van het advies van de externe klachtencommissie deelt het bevoegd gezag aan de klager, de aangeklaagde en de voorzitter sectordirectie schriftelijk gemotiveerd mee of hij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen neemt en eventueel aanbevelingen volgt en zo ja, welke. De beslissing gaat vergezeld van het advies van de externe klachtencommissie en het verslag van de hoorzitting, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. De termijn om te beslissen kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt het bevoegd gezag met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en de externe klachtencommissie. De beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt door het bevoegd gezag niet genomen dan nadat de aangeklaagde in de gelegenheid is gesteld zich mondeling en/of schriftelijk te verweren tegen de door het bevoegd gezag voorgenomen beslissing.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
10
IV
Behandeling van de klacht door de externe klachtencommissie
Artikel 14. 1. 2. 3.
4.
Udens College heeft zich aangesloten bij de externe klachtencommissie van de Landelijke klachtencommissie openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs (LKC) te Utrecht. Deze externe klachtencommissie onderzoekt de klacht en adviseert het bevoegd gezag hierover. De externe klachtencommissie geeft gevraagd of ongevraagd advies aan het bevoegd gezag over: - (on)gegrondheid van de klacht; - het nemen van maatregelen; - overige door het bevoegd gezag te nemen besluiten. De externe klachtencommissie neemt, ter bescherming van de belangen van alle direct betrokkenen, de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht bij de behandeling van een klacht. De leden van de externe klachtencommissie zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in die hoedanigheid vernemen. Deze plicht vervalt niet nadat betrokkene zijn taak als lid van de externe klachtencommissie heeft beëindigd
Artikel 15. 1. 2. 3. 4.
5.
Instelling en taken klachtencommissie
Klacht ingediend bij de externe klachtencommissie.
De klacht dient binnen een jaar na de gedraging of beslissing te worden ingediend, tenzij de externe klachtencommissie anders beslist. Indien de klacht bij het bevoegd gezag wordt ingediend, verwijst het bevoegd gezag de klager naar de externe klachtencommissie, tenzij artikel 5 lid 2 wordt toegepast. Op de ingediende klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend. Na ontvangst van de klacht deelt de externe klachtencommissie het bevoegd gezag, de klager en de aangeklaagde schriftelijk mee dat zij een klacht binnen redelijke termijn onderzoekt. Het bevoegd gezag deelt de voorzitter van de sectordirectie van de betrokken locatie schriftelijk mee dat er een klacht wordt onderzocht door de externe klachtencommissie. Klager en aangeklaagde kunnen zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
Artikel 16 .
Intrekken van de klacht
Indien de klager tijdens de procedure bij de externe klachtencommissie de klacht intrekt, deelt de externe klachtencommissie dit aan de aangeklaagde en het bevoegd gezag mee.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
11
Artikel 17. 1. 2. 3.
4.
5.
Inhoud van de klacht
De klacht wordt schriftelijk ingediend en ondertekend. Van een mondeling ingediende klacht wordt terstond door de ontvanger als bedoeld in artikel 3, eerste lid een verslag gemaakt, dat door de klager voor akkoord wordt ondertekend en waarvan hij een afschrift ontvangt. De klacht bevat ten minste: - de naam en het adres van de klager; - de dagtekening; - een omschrijving van de klacht. Indien niet is voldaan aan het gestelde in het derde lid, wordt de klager in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen. Is ook dan nog niet voldaan aan het gestelde in het derde lid, dan kan de klacht nietontvankelijk worden verklaard. Indien de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard wordt dit aan de klager, de aangeklaagde, het bevoegd gezag en de voorzitter van de sectordirectie van de betrokken locatie gemeld.
Artikel 18.
Vooronderzoek
De externe klachtencommissie is in verband met de voorbereiding van de behandeling van de klacht bevoegd alle gewenste inlichtingen in te winnen. Zij kan daartoe deskundigen inschakelen en hen zo nodig uitnodigen voor de hoorzitting. Indien hieraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het bevoegd gezag vereist. Artikel 19. 1.
2. 3. 4. 5.
6.
Hoorzitting
De voorzitter externe klachtencommissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de klager en de aangeklaagde tijdens een niet-openbare vergadering in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. De hoorzitting vindt in het algemeen plaats binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. De klager en de aangeklaagde worden buiten elkaars aanwezigheid gehoord, tenzij de externe klachtencommissie anders bepaalt. De externe klachtencommissie kan bepalen, al dan niet op verzoek van de klager of de aangeklaagde, dat een externe partij bij het verhoor aanwezig is. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt. Het verslag bevat: - de namen en de functie van de aanwezigen; - een zakelijke weergave van wat over en weer is gezegd. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de externe klachtencommissie.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
12
Artikel 20. 1. 2.
3. 4.
Advies externe klachtencommissie
De externe klachtencommissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het advies. De externe klachtencommissie rapporteert haar bevindingen schriftelijk aan het bevoegd gezag, binnen vier weken nadat de hoorzitting heeft plaatsgevonden. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt de klachtencommissie met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en het bevoegd gezag. De externe klachtencommissie geeft in haar advies een gemotiveerd oordeel over het al dan niet gegrond zijn van de klacht en deelt dit oordeel schriftelijk mee aan de klager, de aangeklaagde en aan het bevoegd gezag. De externe klachtencommissie kan in haar advies tevens een aanbeveling doen over de door het bevoegd gezag te treffen maatregelen.
Artikel 21.
Quorum klachtencommissie
Voor het houden van een zitting is vereist, dat ten minste twee leden van de externe klachtencommissie, waaronder de voorzitter, aanwezig zijn. Artikel 22.
Niet-deelneming aan de behandeling
De voorzitter en de leden van de externe klachtencommissie nemen niet deel aan de behandeling van een klacht, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
V
Slotbepalingen
Artikel 23 Openbaarheid 1. Het bevoegd gezag plaatst deze regeling op de school website. 2. Het bevoegd gezag legt deze regeling op elke locatie ter inzage. 3. Het bevoegd gezag stelt alle belanghebbenden op de hoogte van deze regeling. Artikel 24 Evaluatie De regeling wordt om de vier jaar, na inwerkingtreding, door het bevoegd gezag en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad geëvalueerd. Artikel 25 Wijziging van het reglement Deze regeling kan door het bevoegd gezag worden gewijzigd of ingetrokken met inachtneming van de vigerende bepalingen. Artikel 26 Overige bepalingen 1. In gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag. 2. De toelichting maakt deel uit van de regeling. 3. Deze regeling kan worden aangehaald als 'klachtenregeling Udens College’. 4. Deze regeling treedt in werking op ….. De regeling is vastgesteld door het bevoegd gezag na instemming door de MR op …
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
13
VI
Algemene toelichting
De onderwijswetgeving is met ingang van 1 augustus 1998 gewijzigd in verband met de invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht, ook wel de Kwaliteitswet genoemd (wetsontwerp 25.459). Schoolbesturen zijn vanaf die tijd verplicht een klachtenregeling vast te stellen en in te voeren. Om te voorkomen dat het onderwijs te maken krijgt met verschillende klachtenregelingen is er op landelijk niveau voor gekozen te komen tot één model klachtenregeling primair en voortgezet onderwijs. Udens College heeft er nu voor gekozen de Klachtenregeling van 1999 en het Reglement Bestrijding en Preventie Seksuele Intimidatie, eveneens daterend uit 1999 te integreren in de nieuwe nu voorliggende Klachtenregeling. De hier gepresenteerde regeling is breder en specifieker dan de Kwaliteitswet voorschrijft. Met de regeling wordt beoogd een zorgvuldige behandeling van alle klachten, waarmee het belang van de betrokkenen wordt gediend, maar ook het belang van de school (een veilig schoolklimaat). Volgens de wetgeving kan een (ex)leerling, een ouder/voogd/verzorger van een minderjarige (ex)leerling, (een lid van) het personeel, (een lid van) de schoolleiding, het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, als mede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de school klachten indienen over gedragingen en beslissingen of het nalaten daarvan van het bevoegd gezag en het personeel. Het klachtrecht heeft een belangrijke signaalfunctie met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs. Door de klachtenregeling ontvangen het bevoegd gezag en de school op eenvoudige wijze signalen die hen kunnen ondersteunen bij het verbeteren van het onderwijs en de goede gang van zaken op school. De onderhavige klachtenregeling is alleen van toepassing als men met zijn klacht niet ergens anders terecht kan. Veruit de meeste klachten over de dagelijkse gang van zaken in de school zullen in onderling overleg tussen ouders, leerlingen, personeel en schoolleiding op een juiste wijze worden afgehandeld. Indien dat echter, gelet op de aard van de klacht, niet mogelijk is of indien de afhandeling niet naar tevredenheid heeft plaatsgevonden, kan men een beroep doen op deze klachtenregeling. Voor wat de aard van de klachten betreft waarvoor deze regeling is bedoeld, wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1, onder e. Voorts dienen klachten waarvoor een aparte regeling en proceduremogelijkheid bij een commissie bestaat, langs die lijn te worden afgehandeld. Zo kan een klacht die moet worden ingediend bij de commissie van beroep bij examens, niet via deze klachtenregeling worden ingediend. In deze klachtenregeling wordt gesproken over bevoegd gezag conform de in het directiestatuut neergelegde taakverdeling en bevoegdheidsverdeling dient in voorkomende gevallen daarvoor in de plaats Directeur - bestuurder te worden gelezen.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
14
Naast de interne klachtencommissie is het bevoegd gezag aangesloten bij externe Landelijke klachtencommissie openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs (LKC). De wetgever kent rond de totstandkoming van de klachtenregeling aan de MR instemmingsrecht toe. In de regeling zijn maximumtermijnen opgenomen. Het spreekt voor zich dat eenieder erbij gebaat is dat een klacht zo zorgvuldig mogelijk, maar ook zo snel mogelijk, wordt afgehandeld.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
15
VII Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 onder d Ook een ex-leerling is bevoegd een klacht in te dienen. Naarmate het tijdsverloop tussen de feiten waarover wordt geklaagd en het indienen van de klacht groter is, wordt het voor de klachtencommissie en het bevoegd gezag moeilijker om tot een oordeel te komen. Bovendien is in artikel 5 en 15 eerste lid bepaald dat een klacht binnen een jaar na de gedraging of beslissing moet worden ingediend, tenzij de externe klachtencommissie en / of het bevoegd gezag anders bepalen. Hierbij valt te denken aan (zeer) ernstige klachten over seksuele intimidatie, agressie, geweld en discriminatie. Bij personen die anderszins deel uitmaken van de schoolgemeenschap kan gedacht worden aan bijvoorbeeld stagiairs en leraren in opleiding. Artikel 1 onder e Klachten kunnen gaan over bijvoorbeeld begeleiding van leerlingen, toepassing van strafmaatregelen, beoordeling van leerlingen, de inrichting van de schoolorganisatie, seksuele intimidatie, discriminerend gedrag, agressie, geweld en pesten. Onder seksuele intimidatie wordt verstaan: ongewenst seksueel getinte aandacht die tot uiting komt in verbaal, fysiek en non-verbaal gedrag. Dit gedrag wordt door degene die het ondergaat, ongeacht sekse en/of seksuele voorkeur, ervaren als ongewenst, of wordt, indien het een minderjarige leerling betreft, door de ouders, voogden of verzorgers van de leerling als ongewenst aangemerkt. Seksueel intimiderend gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn. Onder discriminerend gedrag wordt verstaan: elke vorm van ongerechtvaardigd onderscheid, als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet gelijke behandeling, elke uitsluiting, beperking of voorkeur die ten doel heeft of tot gevolg kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven wordt teniet gedaan of aangetast. Discriminatie kan zowel bedoeld als onbedoeld zijn. Onder agressie, geweld en pesten worden verstaan: gedragingen en beslissingen dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen waarbij bedoeld of onbedoeld sprake is van geestelijke of lichamelijke mishandeling van een persoon of groep personen die deel uitmaakt van de schoolgemeenschap. Artikel 2 De vertrouwenspersoon is toegankelijk voor alle betrokkenen bij de school. Het is van belang dat de vertrouwenspersoon het vertrouwen geniet van alle bij de school betrokken partijen. Hij is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan het bevoegd gezag. De vertrouwenspersoon kan uit hoofde van de uitoefening van zijn taak niet worden benadeeld.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
16
Artikel 3 De klager bepaalt zelf of hij de klacht bij het bevoegd gezag of de voorzitter van de sectordirectie of bij de externe klachtencommissie indient. Niet altijd zal de klacht bij de externe klachtencommissie worden ingediend, bijvoorbeeld als naar het oordeel van de klager sprake is van een minder ernstige klacht. Dit neemt niet weg dat de klager in het laatste geval het recht heeft alsnog zijn klacht in te dienen bij de externe klachtencommissie, als hij daartoe aanleiding ziet. Anderzijds dient ervoor gewaakt te worden dat de positie van de aangeklaagde in het gedrang komt doordat de externe klachtencommissie niet wordt ingeschakeld. In gecompliceerde situaties of als het bevoegd gezag ingrijpende maatregelen overweegt, is het gewenst eerst advies van de externe klachtencommissie te vragen. Ook bij gerede twijfel of indien er sprake is van een ernstige klacht, verdient het aanbeveling eerst advies te vragen aan de externe klachtencommissie. Daardoor wordt bereikt dat uiterste zorgvuldigheid wordt betracht en wordt vermeden de indruk te wekken dat de klacht 'binnenskamers' wordt afgehandeld. Artikel 5, derde lid Indien de klager dit wenst, dient het bevoegd gezag aan de externe klachtencommissie te melden dat hij een klacht zelf heeft afgehandeld. Artikel 5, vierde lid Het bevoegd gezag kan desgewenst een voorlopige voorziening treffen. Hierbij valt te denken aan het schorsen van medewerkers, het schorsen van leerlingen of het bepalen dat de aangeklaagde geen contact mag hebben met de klager. Het bevoegd gezag moet dan tevens bepalen tot wanneer de voorlopige voorziening van kracht blijft. Meestal is dit tot het moment dat het bevoegd gezag heeft beslist over de klacht. Artikel 5, achtste lid De klager en de aangeklaagde hebben het recht zich op elk gewenst moment in de procedure te laten bijstaan door een raadsman of zich te laten vertegenwoordigen. Artikel 13 A en B. Het bevoegd gezag stelt de klager en de aangeklaagde op de hoogte van het advies van de interne of externe klachtencommissie, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag, al dan niet op aangeven van de interne of externe klachtencommissie, zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Het bevoegd gezag zendt de klager en de aangeklaagde een afschrift van het gehele advies. Delen van het advies kunnen bij uitzondering worden weggelaten, indien dit wordt gemotiveerd. Bijvoorbeeld: een leerling heeft een klacht ingediend over seksuele intimidatie. De interne of externe klachtencommissie hoort via deskundigen dat er zich ook iets dergelijks in het privéleven van de aangeklaagde heeft afgespeeld. Dergelijke informatie is niet van belang voor de klager. Uit privacy-overwegingen kan besloten worden de betreffende passage uit het advies niet aan de klager kenbaar te maken. Indien de klacht door het bevoegd gezag ongegrond wordt verklaard kan het bevoegd gezag op verzoek van en in overleg met de aangeklaagde in een passende rehabilitatie voorzien, zo nodig na advies van de externe klachtencommissie.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
17
Artikel 13B, vierde lid De bepalingen van de CAO VO dienen in acht te worden genomen. Het bevoegd gezag heeft zich verplicht aangifte te doen van een misdrijf aan de officier van justitie of één aan van zijn hulpofficieren. Het bevoegd gezag is verplicht contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur als het vermoeden bestaat dat een personeelslid zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf met een minderjarige leerling. Als uit het overleg met de vertrouwensinspecteur blijkt dat er een redelijk vermoeden bestaat van een strafbaar feit, is het bevoegd gezag verplicht daarvan aangifte te doen bij politie/justitie. Wanneer er sprake is van een strafbaar feit wordt met nadruk ontraden de uitkomst van het strafproces af te wachten, alvorens door het bevoegd gezag maatregelen jegens de aangeklaagde worden genomen. Het bevoegd gezag heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Artikel 15 Udens College heeft zich aangesloten bij de Klachtencommissie van de Landelijke klachtencommissie openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs (LKC). De commissie draagt zorg voor een tijdige en deugdelijke informatie aan het bevoegd gezag over de voortgang van de behandeling van een ingediende klacht. Artikel 15, vierde lid De externe klachtencommissie kan, in het belang van het onderzoek en/of in het belang van de positie van de klager, naar de aangeklaagde de klacht sturen, waarin het adres van de klager ontbreekt. Dit gegeven is immers niet van direct belang voor de aangeklaagde. In dat geval wordt volstaan met de schriftelijke mededeling: 'adresgegevens bij de externe klachtencommissie bekend'. De externe klachtencommissie dient dan wel over deze gegevens te beschikken. Artikel 15, vijfde lid De klager en de aangeklaagde hebben het recht zich op elk gewenst moment in de procedure te laten bijstaan door een raadsman of zich te laten vertegenwoordigen. Artikel 16 Als de klager de klacht intrekt, kan de externe klachtencommissie besluiten of de procedure al dan niet wordt voortgezet. Van dit besluit worden de klager, de aangeklaagde en het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk in kennis gesteld. Indien er aanwijzingen zijn dat de klager onder druk de klacht heeft ingetrokken, ligt voortzetting van de procedure voor de hand. De externe klachtencommissie brengt in dat geval een ongevraagd advies uit aan het bevoegd gezag. Artikel 18 Personeelsleden in dienst van het bevoegd gezag zijn verplicht de door de interne of externe klachtencommissie gevraagde informatie te verstrekken en omtrent het verzoek om informatieverstrekking geheimhouding in acht te nemen. Deze verplichtingen gelden ook voor het bevoegd gezag.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
18
Het kan voor het onderzoek nodig zijn dat getuigen of deskundigen door de interne of externe klachtencommissie worden gehoord. De interne of externe klachtencommissie bepaalt welke informatie in de rapportage aan het bevoegd gezag wordt opgenomen. Ten aanzien van de geheimhouding geldt dat ook aan betrokken ouders en leerlingen vooraf gevraagd moet worden zich te verbinden om deze geheimhouding in acht te nemen. Artikel 23 Informatie over deze regeling is opgenomen in de schoolgids. Namen en telefoonnummers van de vertrouwenspersoon zijn in de schoolgids vermeld. Ook is een en ander op de website van Udens College terug te vinden.
VIII Contactpersonen Voor de leerlingen: De contactpersoon / aanspreekpunt voor leerlingen is met name zijn/haar mentor of afdelingsleider. Tevens kan een leerling bij de vertrouwenspersoon van de sector terecht. Voor het personeel: Voor het personeel is de contactpersoon / aanspreekpunt de vertrouwenspersoon van de sector of zijn/haar direct leidinggevende. Externe klachtencommissie Udens College: Stichting Onderwijsgeschillen Postbus 85191 3508 AD Utrecht Telefoon: (030) 2809590 E-mail: [email protected] Website: www.onderwijsgeschillen.nl Vertrouwensinspecteur onderwijsinspectie: Via meldpunt vertrouwensinspecteurs. Op werkdagen van 8 tot 17 uur, lokaal tarief: 0900-1113111
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 20 Klachtenregeling Udens College.docx
19
Draaiboek Crisiscommunicatie Plan. Het is van belang het niveau van de crisis te bepalen. Niveaus: 1. Het incident speelt zich af tussen twee personen. Er is aandacht van buiten (pers, betrokkenen) maar zeer bescheiden. Emoties zijn beheersbaar. De kans op een crisis is wel degelijk aanwezig. Advies: het crisisteam bij elkaar. 2. Zoals bij 1 maar de emoties lopen hoger op en er is meer aandacht van buiten. Crisisteam wordt ingeschakeld en het draaiboek komt op tafel. 3. Zoals bij 2 maar er is sprake van een ernstig incident (misdrijf, calamiteit) Er is onmiddellijk een hoge activiteit bij de landelijke pers, tv en radio. De melding. • Het bericht wordt door gegeven aan de vz. sectordirectie of hoofdverantwoordelijke. • Zorg voor evt. slachtoffers: opvang, hulpdiensten. Delegeer deze zorg. • Informeer ouders, familie, medewerkers. • Regel instellen logboek om alles te noteren incl. binnenkomende telefoontjes. • Overleg intern om schaal crisis vast te stellen. • Roep crisisteam bijeen; vz. sectordirectie, perswoordvoerder, facilitair manager, betrokken afdelingsleider. Stel notulist aan. • Maak de agenda vrij. Stel een lijst met contactgegevens samen. • Stel telefoonverantwoordelijke aan. Geen door verbinden, laat gegevens noteren met mededeling dat er terug gebeld wordt. • Stel deurwacht aan voor opvang betrokkenen in aparte ruimte. Stap 1 • Overleg met crisisteam om schaal crisis vast te stellen. Spreek rollen/taken af, noteer gegevens en bereikbaarheid. Stuur evt. acties bij of vul aan. • Verzamel feiten door betrokkenen en getuigen te horen. • Schakel zo nodig interventieteams in: politie, ggd, ggz, inspectie. • Zorg voor catering. Stap 2 • Check zorg aan betrokkenen; aandacht, slachtofferhulp. • Bespreek met crisisteam voortgang dagelijkse organisatie. Maak evt. kennis met toegevoegde deskundigen. Stap 3 • Check woordvoering. Kondig en plan perscontact aan, denk aan locatie en tijdstip. • Verzorg de communicatie intern (besloten, dus niet te veel) en extern met bestuur, ouders. • Geef eerste persverklaring uit: feitelijk, beperkt, duidelijk over wat wel/niet. Geef infoblad met gegevens van de organisatie, namen contactperso(o)n(en), mogelijkheden voor afspraken interviews. • Blijf informatie verzamelen en zorg besteden aan betrokkenen (slachtoffers, daders, klasgenoten, ouders) Stap 4 • Evalueer persbijeenkomst en stuur evt. bij • Plan informatiebijeenkomst met direct betrokkenen. Besloten, geen pers, biedt openheid, bepleit terughoudendheid met pers/media in belang slachtoffers en kondig maatregelen aan.
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 21 Draaiboek Crisiscommunicatie Plan.docx
• Evalueer informatiebijeenkomst en stuur evt. bij. Stap 5 • Overleg met crisisteam, stel actieplan op voor resterende tijd. • Overleg met crisisteam evt. met deskundigen, intern betrokkenen en bepaal welke perscontacten kunnen worden ingezet voor een goede afronding. • Laatste overleg met crisisteam ter afronding.
Dec. 2011
O:\Vastgesteld beleid\organisatie\SVP bijl. 21 Draaiboek Crisiscommunicatie Plan.docx