SCHOOLPLAN 2011-2015
Adres
Liesbos 10-12 2134 SB Hoofddorp Telefoon 023 – 555 32 90 Fax 023 – 555 32 91 E-mail
[email protected] Website www.debosbouwers.nl
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1. De functies van het schoolplan 1.2. Procedure op SKOH niveau 1.3. Voorwoord directie Kath. basisschool De Bosbouwers
pag. 3 4
Hoofdstuk 2 Onze zorg voor kwaliteit 2.1. Doelen van kwaliteitszorg 2.2. De inrichting van de kwaliteitszorg 2.2.1. Onderwijsinhoudelijk gebied 2.2.2. Personeelsgebied 2.2.3. Organisatorisch gebied 2.2.4. Financieel gebied 2.2.5. Huisvesting 2.2.6. Het kwaliteitszorgsysteem
5 6
7 8 9
Hoofdstuk 3 De opdracht van onze school 3.1. Onze visie en missie 3.2. Leerling- en ouderpopulatie 3.3. Waar staan we nu? De interne sterkte en zwakte analyse 3.4. Evaluatie schoolplan 2007-2011 3.5. Onze beleidsvoornemens 3.5.1 Schematisch overzicht 3.6. Externe ontwikkelingen
11 13 14 15 18 20
Hoofdstuk 4 De onderwijskundige vormgeving van ons onderwijs 4.1. Onze onderwijskundige doelen 4.1.1. Verzorgen van onderwijs dat rekening houdt met verschillen 4.1.2. Streven naar een ononderbroken optimale ontwikkelingslijn 4.1.3. Evenwichtige aandacht voor de cognitieve, creatieve, sociaal-emotionele en de motorische ontwikkeling 4.1.4. Bevorderen van zelfvertrouwen bij de kinderen 4.1.5. Bevorderen van samenwerking 4.1.6. Bevorderen van betekenisvol onderwijs 4.1.7. De kerndoelen 4.2. Het levensbeschouwelijk onderwijs 4.3. De instrumenteel – cursorische vakken 4.4. De wereldoriënterende vakken 4.5. De muzisch – expressieve vakken 4.6. Het bewegingsonderwijs 4.7. Informatie Communicatie Technologie 4.8. Onze manier van werken 4.8.1. De groepen 1-2 4.8.2. De groepen 3 t/m 8 4.8.3. Doubleren en versnellen 4.8.4. Overgang naar het voortgezet onderwijs 4.9. De voorzieningen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften 4.9.1. Werkwijze 4.9.2. Plaatsing en verwijzing van leerlingen met specifieke behoeften 4.9.3. Procedure ingeval van verwijzing naar een speciale basisschool 4.9.4. De leerlinggebonden financiering 4.9.5. Inzet van personeel en materiaal
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
22
23
24 25 26 27 29 30
31 32 33 34 35
36
1
Hoofdstuk 5 De inzet en ontwikkeling van ons personeel 5.1. Doelen van het personeelsbeleid 5.2. Personeelsbeleid in de praktijk 5.2.1. Personeelsbehoefte en personeelsvoorziening 5.2.2. Onderdelen van het personeelsbeleid 5.2.3. Werkgelegenheid 5.2.4. Bekostiging en personeelszaken
Hoofdstuk 6 Overige beleidsterreinen 6.1 Algemeen (strategisch) beleid 6.2 Personeelsbeleid 6.3 Financieel en materieel beleid 6.4 Huisvesting 6.5 Relationeel beleid (of beleid ten aanzien van externe contacten)
Hoofdstuk 7 Financiële paragraaf 7.1. Financiële verantwoording
37 38
41
42 43 44
45
Bijlagen De documenten liggen op school of op het bestuursbureau ter inzage. Op SKOH-niveau: 8.1 Personeelsbeleidsplan 8.2 Meerjarenformatiebeleid en Bestuursformatieplan 8.3 Nota ‘De seniorleraar met IB-taken’ 8.4 Leerlingenstatuut en Klachtenregeling 8.5 Beleidsnotitie functiemix 8.6 Strategisch beleidsplan 2011-2015 'Veilig, vertrouwd en verbindend' 8.7 Meerjarenbegroting 8.8 Jaarverslagen 8.9 Beleid normjaartaak en taakbeleid 8.10 Overige documenten over diverse SKOH-beleidszaken, zoals sollicitatiebeleid, nascholingsbeleid, sponsorbeleid. 8.11 Strategisch Beleidsplan Passend Onderwijs Haarlemmermeer en jaarplan Op schoolniveau: 8.12 Schoolformatieplan (incl. normjaartaak) 8.13 Diverse visie documenten 8.14 Beleidsdocument Kwaliteitszorg 8.15 Meerjaren beleidsplan 8.16 Nascholingsplan 8.17 Tevredenheidsonderzoeken inclusief acties 8.18 Meerjarenbegroting en jaarbegroting 8.19 Jaarverslagen interne begeleiding 8.20 Jaarplanning en Taakbeleid 8.21 Beleidsplan sociale en fysieke veiligheid 8.22 Beleid actief burgerschap en sociale integratie 8.23 Overige documenten over diverse schoolbeleidszaken
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
2
1. Inleiding 1.1. De functies van het schoolplan De wetgever heeft beoogd, dat met o.a. de invoering van schoolgids en schoolplan een betere planning voor de schoolontwikkeling wordt bereikt. Het schoolplan is een aanzet om te komen tot een duidelijke verantwoording van het beleid van de scholen en om een planmatige ontwikkeling tot stand te brengen. Kortom: Waar staan wij als school in 2011 en waar willen wij naar toe in 2015? Voor de duidelijkheid: In het schoolplan wordt met name het beleid van de school op diverse terreinen beschreven. Uitwerking van dat beleid in termen van werkwijze van de scholen wordt beschreven in de schoolgids, die jaarlijks opnieuw wordt vastgesteld. Het schoolplan kent verschillende functies: 1. Planningsdocument. Het stelt ons als schoolteam in staat om de schoolontwikkeling te plannen, het wil zorgen dat wij de geplande richting kunnen inslaan. Daarnaast geeft het ons mogelijkheden om onze visie op de ontwikkeling van de school regelmatig aan te scherpen. Met dat alles streven wij naar het steeds verder uitbreiden van onze deskundigheid. 2. Kwaliteitsdocument. Het geeft ons de mogelijkheid om ons beleid duidelijk te maken. Het zorgt dat werkzaamheden duidelijk worden beschreven. Zodoende dragen wij er zorg voor, dat wij onze keuzen bewust maken, die keuzen ook steeds nabespreken en daardoor planmatig kunnen uitvoeren. 3. Verantwoordingsdocument aan ouders. Het is een document dat naar de ouders van de leerlingen duidelijk maakt wat er op de scholen plaatsvindt. Deze verduidelijking naar ouders toe, maakt dat de mogelijkheid ontstaat om elkaar op deze zaken aan te spreken. Het schept voor hen en voor ons duidelijkheid over wat zij van ons mogen verwachten. 4. Verantwoordingsdocument naar de Rijksinspectie. Naast de voornoemde drie functies is er natuurlijk nog een vierde, dat is de verantwoording naar de Rijksinspectie. De Rijksinspectie controleert de scholen regelmatig op de juiste uitvoering van voorgenomen beleid en op de juiste uitvoering van de Wet op het Primair Onderwijs. Dit schoolplan is tot stand gekomen door samenwerking van bestuur, directies, onderwijzend personeel en medezeggenschapsraden van de scholen, vallend onder de Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp. Het schoolplan heeft een statisch en een dynamisch deel. Het statische deel zal nauwelijks gewijzigd worden gedurende de looptijd van het schoolplan. Het dynamische deel, de naam geeft het al aan, verandert jaarlijks en is in dit plan terug te vinden in de bijlagen. Voorts bestaat dit schoolplan uit beschrijvingen die voor alle acht scholen van de stichting gelden. Deze schooloverstijgende teksten zijn vooral afkomstig uit bestaande beleidsstukken van de stichting. De directies hebben voor de overige delen gezorgd. De schooloverstijgende onderwerpen zijn: hoofdstuk 2 over kwaliteitszorg en kwaliteitsbeleid en hoofdstuk 2.1 over de doelen van kwaliteitszorg, hoofdstuk 5 over de inzet en ontwikkeling van ons personeel en hoofdstuk 6 over de overige beleidsterreinen, beleidsvoornemens en karakteristiek (uitgezonderd hoofdstuk 6.1). De schoolspecifieke teksten zijn gemaakt door de school zelf: het betreft hier hoofdstuk 1.3 voorwoord directie; hoofdstuk 2.2 over de inrichting van de kwaliteitszorg; hoofdstuk 3 over de opdracht van de school en hoofdstuk 4 over de onderwijskundige vormgeving van het onderwijs. Het schoolbestuur tekent voor hoofdstuk 6.1 over het algemeen (strategisch) beleid. Ook dit hoofdstuk is voor alle SKOH scholen hetzelfde.
1.2. Procedure op SKOH-niveau Gang van zaken bij de totstandkoming van het schoolplan. Het bevoegd gezag, de Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp, stelt het schoolplan vast voor de periode 2011-2015. Het plan heeft de instemming van de medezeggenschapsraad. De medezeggenschapsraad van de school heeft ingestemd met het schoolplan 2011-2015. Zie hiervoor de bijlage.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
3
Elk vastgesteld schoolplan of elke vastgestelde wijziging in het schoolplan wordt aan de Rijksinspectie voor het Onderwijs toegezonden en door haar aan de wettelijke regelgeving getoetst.
1.3. Voorwoord directie Katholieke basisschool De Bosbouwers Dit is het vierde schoolplan van De Bosbouwers. In onze visie is het plan nooit af. Het is een document waarin het schoolbeleid voor een periode van vier jaar is vastgelegd en dat gebruikt wordt om de dialoog over de kwaliteit van onze school bespreekbaar te houden. Het legt de gemaakte afspraken duidelijk vast en opent mogelijkheden om concreet te evalueren. Het schoolplan is tot stand gekomen in overleg met de medezeggenschapsraad, het team en de directie. De conceptteksten zijn door de directeur opgesteld en besproken met het team. De medezeggenschapsraad heeft de eindtekst beoordeeld en daarover advies en instemming gegeven. Omdat we willen voorkomen dat het schoolplan een document wordt dat in een kast terechtkomt met een dikke laag stof er overheen, hebben we besloten om, daar waar mogelijk, te verwijzen naar andere documenten die in de school aanwezig zijn. Deze staan vermeld bij de inhoudsopgave. Tenslotte. Het schoolplan geeft aan waar de school aan werkt en waar we de komende jaren mee aan de slag willen gaan. Omdat zowel het onderwijs als de maatschappij voortdurend in beweging zijn, kunnen plannen tussentijds bijgesteld worden. Namens het team, A.J.M. van Winsen – directeur
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
4
2. Onze zorg voor kwaliteit Kwaliteitszorg en kwaliteitsbeleid Kwaliteitszorg betreft het proces waarin de school/de organisatie haar doelstellingen bepaalt, de doelstellingen weet te realiseren en de kwaliteit ervan weet te bewaken. Kwaliteitsbeleid beschouwen we als alle beleid dat gericht is op verbetering en instandhouding van kwaliteit. Kwaliteitszorg en kwaliteitsbeleid vormen een cyclisch proces (planning en control), waarbij doorlopend verbeterd, bijgesteld en beoordeeld wordt, waarbij doelen worden bepaald, afspraken worden gemaakt, wordt gestimuleerd, bewaakt. Het kwaliteitsbeleid wordt volgens de volgende stappen uitgevoerd: - beschrijven (streefdoelen formuleren en aangeven wat wij onder kwaliteit verstaan) - uitvoeren (uitvoeren, zoals het beschreven is) - beoordelen (beoordelen van de werkwijze, op grond van de streefdoelen) - verbeteren (werken aan het bereiken van de streefdoelen aan de hand van de huidige kwaliteit, door middel van een verbeterplan) - evalueren (er op toezien dat men de doelen blijft bereiken) Hierbij wordt de cyclus van ‘Plan-Do-Check-Act’ gevolgd. Er is behoefte binnen de SKOH beter zicht te krijgen op de kwaliteit en deze, waar nodig (verder) te verbeteren. Het is heel belangrijk om met elkaar in gesprek te blijven over de kwaliteit van het onderwijs en alle voorwaarden hiervoor. Om het gesprek te bevorderen en ervoor te zorgen dat het gesprek voldoende diepgang heeft, gebruikt de SKOH een kwaliteitsinstrument op basis waarvan kwaliteitsgesprekken worden gehouden. Met behulp van het kwaliteitsinstrument kunnen de scholen van de stichting met elkaar worden vergeleken, met als doel meer ‘grip’ te krijgen wat er op scholen gebeurt, trends en knelpunten te signaleren en aan te pakken en ervoor te zorgen dat scholen nog meer gebruik maken van elkaars kwaliteiten. Enerzijds dient alles wat in dit instrument ( het ‘stoplichtmodel’) is opgenomen als een hulpmiddel (een ‘staf’) en anderzijds dient dit als een verplichting (een ‘stok’) op alle niveaus om mee te werken aan de verdere kwaliteitsvergroting van de primaire processen (onderwijs en identiteit) en processen die ten dienste staan van deze primaire processen (organisatie, profiel & imago, personeel, huisvesting en financiën). Vanuit het vertrouwen in de kwaliteiten die er binnen elke school aanwezig zijn, wordt geprobeerd om de goede zaken te borgen en tot verbetering te komen, daar waar nodig blijkt. Een beleidsrijke en integrale benadering is hierbij van groot belang. Schematisch ziet dat er als volgt uit: samenvattend jaarplan
Schoolplannen
visie missie strategische keuzen
samenvattend jaarverslag
begroting
jaarrekening act
Jaarschijf 2007-2008
plan
check
integrale management rapportage
Strategisch beleidsplan 2011-2015
onderwijs personeel organisatie financiën huisvesting
do
meerjarenbegroting 2011-2015
resultaatgebieden
taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden (bestuursreglement/managementstatuut)
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
procedures werkinstructies
5
Alleen met liefde voor het kind, voor het vak en voor het werk kun je iets met kwaliteit. Daarom ontwikkelde de organisatie voor de periode 2011-2014 een strategisch beleidsplan met de titel ‘Veilig, vertrouwd en verbindend’. In het kwaliteitsbeleid van SKOH worden keuzes en afspraken beschreven. Aan de beleidsbeschrijving wordt dus telkens een hoofdstukje toegevoegd.
2.1. Doelen van kwaliteitszorg In het kader van kwaliteitszorg stelt de school zichzelf voortdurend vragen als: - Doen wij de goede dingen? en - Doen wij de dingen goed? Deze vragen stelt de school zich omdat zij haar onderwijs wil verbeteren en vernieuwen in het belang van de kinderen. Om dit te realiseren wordt zo veel mogelijk concreet aangegeven wat kwaliteitsonderwijs in de praktijk inhoudt. Dit in aansluiting op het reeds aanwezige beleid. Het bestuur en het management willen, een ieder vanuit de eigen rol, graag weten of de gewenste kwaliteit wordt geleverd en hierover verantwoording afleggen. Het bestuur wil in gesprek blijven met de schooldirecteuren over de kwaliteit en schooldirecteuren worden gestimuleerd dit met elkaar te doen. Dit moet leiden tot (verdere) verbetering van de kwaliteit. Hiervoor wordt genoemd instrument ingezet, wat op maat en met inspraak is ontwikkeld. Scholen zijn altijd bezig met het actualiseren van het schoolplan en de schoolgids, niet alleen omdat het wettelijk verplichte zaken zijn, maar ook omdat ze dienen als instrumenten voor kwaliteitszorg. Voorts stelt de organisatie zich tot doel een gedegen cyclus van ‘planning en control’ te hanteren. Elke school werkt met een eigen systeem van kwaliteitszorg (KIK, WMK). De beleidsterreinen onderwijs, organisatie, personeel, huisvesting en financiën komen hierbij aan de orde. Deze beleidsterreinen gaan verder dan wat wettelijk vereist is, maar ze bestrijken wel de gehele organisatie. Deze vijf onderdelen moeten de basis vormen van het instrument voor kwaliteitszorg dat de school hanteert. Elk van de bovengenoemde vijf beleidsterreinen wordt systematisch besproken en bekeken op werkwijzen en middelen: - proceduremiddelen: wat schrijven we in het schoolplan, de schoolgids en het jaarverslag; - onderzoeksmiddelen: sterkte\zwakte analyses, tevredenheidonderzoeken, schooldiagnoseinstrumenten: wat willen/moeten we onderzoeken, hoe doen we dat, op welke momenten, enz. - overleg- en besluitvormingsmiddelen: een inventarisatie van alle overleg- en onderhandelingssituaties in de school en de organisatie: wat gaat goed, wat niet en waarom wel/niet? - verbeteringsmiddelen: welke hebben we en welke gebruiken we, waarom enz. Te denken valt aan klassenconsultatie, scholing, functioneringsgesprekken, studie, coaching en begeleiding, intervisie en collegiale consultatie.
2.2. De inrichting van de kwaliteitszorg De inrichting van de kwaliteitszorg is een zaak van de school. Er is bewust niet gekozen voor hetzelfde instrument op alle SKOH-scholen. Uitgangspunt is dat alle scholen met een ‘eigen’ instrument voldoende gegevens kunnen leveren om een onderlinge vergelijking mogelijk te maken. Het onderstaande stuk is dan ook de eigen invulling van de school betreffende de inrichting van de kwaliteitszorg. Op de Bosbouwers vinden wij het belangrijk dat kwaliteitszorg niet alleen een kwestie is voor het management. We proberen dan ook een cultuur te ontwikkelen waarin het gehele team zich betrokken voelt bij de zorg voor de kwaliteit van onze school en ons onderwijs. Daarom willen we ook systematisch werken aan kwaliteit; we formuleren beleid, we richten er onze handelingen op, evalueren of we onze doelen bereiken en zorgen ervoor dat het gewaarborgd wordt. De zorg voor/bewaking van de kwaliteit van onze school en ons onderwijs vindt op verschillende manieren plaats. Hierbij maken we eveneens gebruik van de verdeling over de vijf beleidsterreinen; te weten onderwijsinhoudelijk, personeel, organisatorisch, financieel en huisvesting. 2.2.1. Onderwijs In ons team- en bouwteamoverleg schenken we aandacht aan onderwijsinhoudelijke zaken zoals evaluatie en vernieuwing van onze methoden c.q. van ons onderwijs, de resultaten die we met ons onderwijs bereiken, de borging van de resultaten, de leerlingenbespreking, de professionalisering, de organisatie, het pedagogisch klimaat en aan de huishoudelijke zaken.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
6
Naast deze vergaderingen is er wekelijks overleg tussen de leraren van de parallelgroepen en de duo’s die samen een groep begeleiden. Veelal bespreekt men tijdens dit overleg het weekprogramma, onderwijsinhoudelijke en organisatorische zaken betreffende de groep, leerlingen en belangrijke gebeurtenissen. Aan het eind van een schooljaar volgt er altijd informatieoverdracht aan de volgende groepsleerkracht(en) en wordt de overdrachtsmap doorgegeven. Daarnaast vindt er geregeld overleg plaats op managementniveau tussen de bouwteamcoördinatoren, de intern begeleiders en de directie. Tijdens deze vergaderingen worden vooral zaken besproken die met de beleidsontwikkeling te maken hebben; lijnen worden uitgezet, ontwikkelingen gevolgd, et cetera. De intern begeleiders organiseren, mede aan de hand van het leerlingvolgsysteem CITO (LOVSCITO), besprekingen met groepsleerkrachten. Kinderen kunnen aangemeld worden bij de commissie zorgbreedte. Deze commissie heeft structureel overleg gedurende het schooljaar. In deze vergaderingen worden leerlingen besproken en tevens allerlei andere zaken betreffende de zorgbreedte op onze school. De commissie bewaakt de zorgstructuur binnen onze school. Zij brengt in teamvergaderingen onderwerpen in, waarover de commissie van mening is dat het van belang is om door het gehele team gehoord te worden. Voorbeelden kunnen zijn de bespreking van een zorgleerling, wijziging van de zorgstructuur. Voor ieder schooljaar wordt een planning gemaakt waarin vergaderdata zijn opgenomen en indien mogelijk zijn reeds de onderwerpen aangegeven. Vanzelfsprekend worden ouders op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen van hun kind. Drie keer per schooljaar krijgen de kinderen van groep 3 t/m 8 een rapport mee en worden aan de hand van de eerste twee rapporten oudergesprekken georganiseerd. Voor de ouders met kinderen in groep 1 en 2 worden eveneens twee gespreksavonden georganiseerd n.a.v. de onderzoeken van het LOVS en de observaties van de leerkracht. De ouders van de kinderen in groep 7 kunnen, indien de uitslag van het CITO-entreeonderzoek daarvoor aanleiding geeft, uitgenodigd worden voor een extra gesprek. I.v.m. het advies voor het voortgezet onderwijs worden de ouders van kinderen in groep 8 samen met hun kind in januari uitgenodigd voor een speciaal adviesgesprek. Mocht de uitslag van de CITO-eindtoets aanleiding geven, dan volgt een tweede gesprek in verband met de advisering voor het voortgezet onderwijs. Naast deze vaststaande momenten bestaat natuurlijk altijd de mogelijkheid om gesprekken af te spreken tussen ouders en leraren. Het initiatief kan van beiden uitgaan. 2.2.2. Personeel Per schooljaar wordt naast het bestuursformatieplan een (formatie)plan voor de school opgesteld. In overleg met het team en de medezeggenschapsraad wordt dit plan vastgesteld. In dit plan staat de groepsverdeling van de school voor een schooljaar, de normjaartaak, werkdagen van de leraren, het compensatieverlofrooster e.d.. Aan de normjaartaak wordt de taakverdeling gekoppeld, om een zo evenredig mogelijke verdeling van de taken naar rato van de aanstelling te krijgen. Bij de verdeling van de taken wordt rekening gehouden met kwaliteiten en interesses van het personeel. De functionerings- en beoordelingsgesprekken vinden plaats in een cyclus van vier jaar; de eerste drie jaren een functioneringsgesprek en het vierde jaar een beoordelingsgesprek. In het functioneringsgesprek hebben de bekwaamheidseisen en het persoonlijk ontwikkelingsplan een plaats. Jaarlijks gaat de directeur op bezoek in de groep. Deze consultatie vindt gericht plaats en wordt nabesproken. Vanzelfsprekend kan op verzoek van de leerkracht en/of van de directie van deze cyclus afgeweken worden. Het scholingsplan wordt per schooljaar opgesteld en het meerjaren scholingsplan wordt geactualiseerd en uitgebreid met het volgende jaar. Het scholingsplan houdt rekening met individuele wensen van teamleden en doelen voor de school. De doelen van de school en de doelen van de individuele werknemer worden op elkaar afgestemd. Op basis van de persoonlijke beoordeling van competenties en criteria van de leraren zelf, kunnen zij bepalen waar ze goed in zijn en wat ze nog niet zo goed kunnen. Op deze manier kan een persoonlijk ontwikkelingsplan ontstaan. Nieuwe leerkrachten worden het eerste jaar dat ze op onze school werken begeleid door een mentor. Indien mogelijk is dit de collega van de parallelgroep. Binnen ons team hebben drie leerkrachten de cursus ‘de leraar als coach’ gevolgd. Ook deze leerkracht kan de taak van mentor krijgen.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
7
Bij het aannamebeleid van nieuw personeel wordt eveneens gekeken naar verdere professionalisering van ons team gericht op onze visie. 2.2.3. Organisatie De directie bestaat uit een directeur en een adjunct directeur. Naast de directie zijn drie bouwteamcoördinatoren en de intern begeleiders betrokken bij de leiding van de school. Zij vormen het managementteam. We onderscheiden een onder- (groep 1 en 2), midden- (groep 3,4 en 5) en bovenbouwteam (groep 6, 7 en 8). De bouwteamcoördinatoren, tevens groepsleerkracht, hebben bepaalde taken toegewezen gekregen. De intern begeleiders zijn verantwoordelijk voor de zorgbreedte binnen de school. Zij coördineren de leerlingenzorg binnen onze school. Verder werken we met coördinatoren (voortrekkers/bewakers) betreffende belangrijke innovaties (bijvoorbeeld voor schoolontwikkelingsitems), krijgen leerkrachten bepaalde taken en werken we met verschillende werkgroepen (commissies) om bijvoorbeeld te komen tot een keuze van een nieuwe methode. Tevens vormen we werkgroepen waarin leerkrachten en leden van de ouderraad zitten om activiteiten voor te bereiden. Ouders hebben aan de ouderraadsleden de verantwoordelijkheid in handen gegeven om namens hen de vrijwillige ouderbijdrage te beheren en activiteiten en festiviteiten voor te bereiden. Vier ouders en vier teamleden vormen de medezeggenschapsraad. In onze MR worden regelmatig beleidszaken besproken, die van belang zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. In het medezeggenschapsreglement van de SKOH is aangegeven wat hun rechten en plichten zijn. Twee leden van de MR, een ouder en een teamlid, vertegenwoordigen onze school in de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Op deze wijze hebben ouders en leerkrachten inspraak in het beleid van de school en het schoolbestuur. Voor meer informatie over de diverse geledingen binnen onze school wordt verwezen naar de schoolgids. De contacten die we onderhouden met externen zijn gericht op begeleiding en ondersteuning van onze werkzaamheden. We onderhouden contacten met de volgende instanties: OnderwijsAdvies en andere instanties voor schoolbegeleiding Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Haarlemmermeer Inspectie Haarlem Basisonderwijs Collega scholen, zowel basis- als voortgezet onderwijs Netwerken, o.a. van de intern begeleiders, ICT-coördinatoren, schoolcontactpersonen Wijknetwerk Gemeente Haarlemmermeer Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Jeugdzorg, JeugdRIAGG Logopedist en ambulante begeleiders Instanties voor Motorische Remedial Teaching of fysiotherapie Hogeschool Leiden en In Holland (Haarlem en Hoofddorp) en ROC Nova College 2.2.4. Financiën In overleg met het college van bestuur wordt jaarlijks een taakstellende begroting vastgesteld. De invloed van de directie op deze begroting is van belang, daar zij het best de ontwikkelingen e.d. van de school overziet. De jaarbegroting bestaat uit twee delen; de bouwbegroting (onderhoud van het schoolgebouw) en de exploitatiebegroting, die onderverdeeld is in gebouwafhankelijke en niet gebouwafhankelijke kosten. De directeur houdt de boekhouding bij van een aantal uitgaven die direct onder zijn verantwoordelijkheid vallen (schoolbegroting). Voor zaken betreffende het gebouw laat het college van bestuur zich ondersteunen door een extern deskundige. In overleg tussen het college van bestuur en de directie van de school wordt de (meerjaren)bouwbegroting verzorgd. Naast de begroting per kalenderjaar wordt ook altijd 10 jaar vooruitgekeken in het meerjarenoverzicht in verband met toekomstig beleid. De directeur maakt in verband met dit beleid een investeringsplan betreffende ICT, meubilair/inventaris en onderwijsleerpakket. Voor de besteding van het budget voor personeelsbeleid is op stichtingsniveau beleid gemaakt. Een groot deel van het budget wordt ingezet om personeel te bekostigen. Te denken valt o.a. aan groepsleraren, onderwijsassistenten, conciërges, betaalde LIO-stages, de seniorleraar met IB-taken en de functiemix (functiedifferentiatie). Betreffende de besteding van het gedeelte voor nascholing en
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
8
deskundigheidsbevordering heeft de directie van de school de verantwoording. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar het bestuursformatieplan. 2.2.5. Huisvesting De SKOH werkt met een meerjarenbegroting van 10 jaar. Aan de hand van deze begroting worden jaarlijks de hoofdpunten van het onderhoud aan het gebouw voor de komende jaren met de directeur besproken. Als hoofdpunten zijn daarbij beschouwd de elementen die qua omvang, financieel bedrag of cyclus van belang zijn voor de eventuele aanpassing van de begroting (planmatig onderhoud). Naast deze analyse op hoofdpunten wordt het gebouw eens in de twee jaar geschouwd. Dit doet de directeur in samenwerking met het college van bestuur en de extern deskundige. Hierbij worden ook klachten en schadebeelden die in het afgelopen jaar zijn opgetreden meegenomen. Vanuit beide invalshoeken wordt eventueel de meerjarenbegroting aangepast en worden de uitvoeringsplannen voor het komend jaar bepaald. Bij dit laatste wordt bepaald welke ten laste komen van de gemeente (de prestatie afspraken) en het bevoegd gezag. Voor een aantal zaken zijn onderhoudscontracten afgesloten. Voorbeelden zijn centrale verwarming, beveiliging, vervanging zandbakzand, speeltoestellen, schoonmaak, ramen en zonwering. Ook worden vaste bedrijven benaderd voor calamiteiten, zoals daklekkages, loodgieter - en schilderwerk. Vaak zijn er met deze bedrijven afspraken gemaakt. Voor het dagelijks onderhoud is een bedrag opgenomen in de jaarbegroting. De directeur is verantwoordelijk voor de besteding hiervan. Voor deze vorm van onderhoud kan een beroep worden gedaan op een specialist, waarmee het college van bestuur afspraken heeft gemaakt. Eveneens heeft de conciërge taken in zijn pakket zitten, die te maken hebben met het onderhoud van het gebouw. Aan het begin van deze schoolplanperiode zal er een nieuw semi-permanent gebouw op het scholeneiland gebouwd gaan worden. Hierin zal de buitenschoolse opvang, de peuterspeelzaal en de Bosbouwers met vier leslokalen een plek krijgen. Ook is het de bedoeling dat het scholeneiland, inclusief de schoolpleinen, goed opgeknapt gaat worden, waardoor de uitstraling van het geheel eveneens een stuk zal verbeteren. 2.2.6. Ons kwaliteitszorgsysteem De school was van plan om gebruik te gaan maken van een zelfevaluatie-instrument ´Werken met kwaliteitskaarten Primair Onderwijs´. Na het afnemen van de Quickscan, een grondige bestudering van en enige oefening met het instrument kwamen we tot de conclusie dat de werkwijze van dit instrument niet bij onze school past. We besloten om op een andere wijze de kwaliteit van onze school te beschrijven, te bewaken en te verbeteren. Naar aanleiding van bovenstaande ontstond ons beleidsdocument kwaliteitszorg. Hierin staat beschreven dat wij kwaliteitszorg zien als een geheel van activiteiten die we ondernemen om de kwaliteit van onze school te onderzoeken, te borgen of te verbeteren en openbaar te maken. Hiervoor is de cultuur waarin het gehele team ambieert om de 'goede dingen beter te doen' noodzakelijk. Kwaliteitszorg is een cyclisch proces. Steeds weer bepalen we welke kwaliteit we willen leveren, gaan we na of dat ook het geval is en ondernemen we acties om de bereikte kwaliteit te bewaken of te verbeteren. We doorlopen telkens de PDCA-cirkel van plannen, uitvoeren, controleren/evalueren en handelen. Bij ons kwaliteitszorgbeleid gaat het om de samenhang van alle beleidsdomeinen en worden alle belanghebbenden betrokken bij het in kaart brengen van de gerealiseerde kwaliteit. Hierbij vinden wij het ook belangrijk in gesprek te zijn met alle bij de school betrokken personen en groepen, waaraan we tevens verantwoording afleggen. In ons kwaliteitszorgsysteem stellen we ons zelf steeds vijf eenvoudige vragen: 1. Doen we de goede dingen? 2. Doen we die dingen ook goed? 3. Hoe weten we dat? 4. Vinden anderen dat ook? 5. Wat doen we met die wetenschap? Uitgangspunt om de cyclus van kwaliteitszorg op te gaan bouwen, zijn de pijlers van onze visie en missie. In een periode van vier jaar zorgen we ervoor dat alle aspecten van onze visie centraal gesteld worden. Hieraan koppelen we tevens resultaten van evaluaties, gesprekken, leerresultaten, afname
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
9
kwaliteitsinstrument SKOH en kwaliteitsgesprek met college van bestuur, tevredenheidsonderzoeken en periodieke kwaliteitsonderzoeken van de inspectie. Op deze wijze ontstaat er een meerjaren beleidsplan voor een periode van vier jaar. Dit beleidsplan kent de volgende indeling: a. Onze visie en missie 1. het fundament ‘met plezier, in een klimaat van veiligheid en geborgenheid, waardering en meetellen’ (tevens kwaliteitsaspect pedagogisch[school]klimaat); 2. de pijler ‘zelfredzaamheid’ (tevens kwaliteitsaspect pedagogisch klimaat en onderwijsleerproces [didactisch handelen]); 3. de pijler ‘samenwerken’ (tevens kwaliteitsaspect pedagogisch klimaat en onderwijsleerproces [didactisch handelen]); 4. de pijler ‘optimale ontwikkeling’ (waaronder de kwaliteitsaspecten leerstof(onderwijs) aanbod, leertijd, onderwijsleerproces [didactisch handelen] en opbrengsten/leerresultaten); b. Overige aandachtspunten 5. kwaliteitszorg en toetsing (kwaliteitsaspect 'zorg voor kwaliteit') 6. leerlingenzorg (kwaliteitsaspect 'zorg en begeleiding', behoort eveneens bij de optimale ontwikkeling) 7. methode vernieuwing (onderdeel van optimale ontwikkeling [kwaliteitsaspect leerstof (onderwijs)aanbod] – wordt als apart item opgenomen in ons meerjaren beleidsplan). 8. Identiteit - visie is beschreven en eveneens een bouwkaart ontwikkelt om dit item mee te kunnen nemen in het kwaliteitsbeleid om zo de afspraken te evalueren. Het meerjaren beleidsplan is geen statisch document. Vanwege allerlei invloeden, zowel van binnen als van buiten de school, zal het plan regelmatig aangepast moeten worden. Hierbij is het stellen van prioriteiten belangrijk. Voor planmatige en cyclische kwaliteitszorg behoeft dit echter geen probleem te zijn. Het is de taak van de directie om er zorg voor te dragen dat de planning realistisch is. Hiermee wordt bedoeld haalbaar en dat er rekening wordt gehouden met de belastbaarheid van het team. Vanzelfsprekend vindt bewaking van het proces plaats en wordt regelmatig geëvalueerd. Ook de medezeggenschapsraad wordt hierbij betrokken.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
10
3. De opdracht van onze school 3.1. Onze visie en missie.
Katholieke Basisschool De Bosbouwers, met plezier van en aan elkaar leren Samen spelen en leren in een sfeer waarin ieder kind
zich veilig en geborgen voelt, zich gewaardeerd weet en meetelt. In dit klimaat hebben de kinderen de mogelijkheid zich optimaal te ontwikkelen, aan én van elkaar te leren, en wel op zo’n wijze dat ieder voldoende vertrouwen heeft in het eigen kunnen om, nu en in de toekomst, zelf verantwoord keuzes te kunnen maken. Wat betekent dit voor ons? Als we onze visie goed bekijken, dan kunnen we daar een vijftal hoofditems (pijlers) uithalen. Hieronder volgt een korte uiteenzetting van deze items (onze missie). MET PLEZIER Zowel de kinderen als de leraren hebben het naar hun zin op onze school. Samen gaan we er met plezier naar toe. Op onze school is ‘leren van en aan elkaar’ leuk. We creëren een goede sfeer, zijn vriendelijk tegen elkaar, zijn opgewekt en we gaan op een positieve manier met elkaar om. Wij vinden het belangrijk dat de ouders zich betrokken voelen bij de school en dat zij weten dat er een goede sfeer heerst. Iedere dag laten zij hun kind(eren) bij ons achter en dit moeten zij met een gerust hart kunnen doen. Wij menen dat onze ouders bewust gekozen hebben voor onze school en het dan ook plezierig vinden dat hun kind(eren) op Basisschool De Bosbouwers zit(ten). KLIMAAT VAN VEILIGHEID EN GEBORGENHEID, WAARDERING EN MEETELLEN Om er voor te zorgen dat kinderen, ouders en leraren met plezier naar onze school komen, besteden we aandacht aan onze normen en waarden. Met elkaar hebben we afspraken gemaakt en daar houden we ons dan ook aan. We vinden het belangrijk dat er rust in de school is, dat het gebouw en de klaslokalen er verzorgd uitzien, dat kinderen op een goede wijze met elkaar omgaan en weten waar ze aan toe zijn. De relatie tussen kind en leerkracht, leerkracht en ouder en leerkrachten onderling is open. Er is vertrouwen in elkaar en respect voor elkaar. Eveneens accepteren we van elkaar dat we allemaal anders zijn. Juist dat maakt onze school levendig. We hebben geloof in ieder kind en we luisteren naar elkaar. Met z’n allen zorgen we dus voor een goed leef/leer klimaat (pedagogisch klimaat). Niet het uiteindelijke product vinden wij altijd het allerbelangrijkst, vaak is het proces (de weg naar het resultaat toe) net zo belangrijk. SAMEN, AAN EN VAN ELKAAR LEREN Als wij zeggen: ‘Samen, van en aan elkaar leren’, dan bedoelen we met ‘samen’ zowel de kinderen als de leraren. Kinderen leren van volwassenen, maar ook van elkaar. Ditzelfde geldt voor de leraren; ook wij leren aan en van elkaar. Maar wij vinden dat wij als team ook leren van de kinderen. Vanzelfsprekend worden de ouders in dit verhaal van ‘samen’ niet vergeten. Ook zij hebben een lerende (opvoedende) rol bij de groei van hun kind en daarom hebben we ook een luisterend oor voor hen. Heel bewust gaan we met dit ‘leren van en aan elkaar’ om en is het opgenomen in ons onderwijs. Samenwerking is hierbij van grote betekenis. Kinderen laten we bewust met elkaar opdrachten uitvoeren (coöperatief leren), we doorbreken de groepen indien wenselijk en de jongere kinderen kunnen worden geholpen door de oudere kinderen. De leraren werken samen in een bouwteam. In dit team worden veel zaken besproken en uitgewerkt. We maken gebruik van elkaars kwaliteiten, we doen o.a. aan collegiale consultatie en geven feedback aan elkaar. De Medezeggenschapsraad en Ouderraad zijn twee geledingen waarin ouders vertegenwoordigd zijn. Zij worden goed geïnformeerd en ook naar hun mening wordt gevraagd en geluisterd. De ouderraad is zeer actief betrokken bij de school en bij diverse activiteiten kunnen we altijd over voldoende ouderhulp beschikken.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
11
Samen vormen we de schoolgemeenschap De Bosbouwers en samen voelen we ons hiervoor ook verantwoordelijk. OPTIMALE ONTWIKKELING Kinderen zien wij graag zichzelf zo goed mogelijk ontwikkelen. Wij vinden hierbij een doorgaande lijn van groep 1 t/m 8 belangrijk, waarbij we rekening willen houden met verschillen tussen kinderen (capaciteit, belangstelling en tempo). Het onderwijsmodel stemmen we hier zo goed mogelijk op af en binnen onze mogelijkheden spelen we in op deze verschillen. Fouten mogen gemaakt worden, want leren is proberen. Succeservaringen worden benadrukt en we zorgen ervoor dat de leeromgeving uitdagend is. De leraren zorgen voor een goed klassenmanagement (organisatie, instructie en verwerking). Daarnaast observeren, signaleren, diagnosticeren, begeleiden en evalueren we. Om de kinderen zo goed mogelijk te volgen in hun ontwikkeling gebruiken we een leerlingvolgsysteem binnen onze zorgstructuur. Wij besteden zowel aandacht aan de cognitieve, de motorische als aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. Alle vak- en vormingsgebieden laten we voldoende aan bod komen. Ouders en school hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid t.o.v. de opvoeding. Voor een goede ontwikkeling van het kind is het nodig dat ouders en leerkrachten elkaar aanvullen. Daarom is het van groot belang op een goede manier samen te werken. ZELFREDZAAMHEID,
VOLDOENDE VERTROUWEN IN EIGEN KUNNEN ZODAT ZELF VERANTWOORD KEUZES GEMAAKT KUNNEN WORDEN Kinderen moeten vertrouwen krijgen en hebben in het eigen kunnen om eigen verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Ze leren varen op eigen inzicht in hun groei naar volwassenheid en kunnen (voor zichzelf) gefundeerde keuzes maken. Op deze wijze bereiden wij ze voor om later zo goed mogelijk te kunnen functioneren in de maatschappij. Deze zelfredzaamheid ontwikkelen we via het aanleren van een zelfstandige leerhouding (doen is durven). Van kleine taken die een leerling zelfstandig moet verwerken tot dag- en weektaken. Op deze wijze laten we kinderen zelf verantwoordelijk zijn voor de planning, laten we ze zelf keuzes maken. Zodoende ontstaat er een verschuiving: de leraar wordt meer een begeleider dan een leider. Daarnaast proberen we de leerstof meer betekenis te geven voor de kinderen. Leerstof zou de belangstelling van de leerlingen moeten opwekken. Zo proberen we kinderen invloed te laten uitoefenen op de keuze van de leerstof tijdens werken in projectvorm en op deze momenten proberen we de traditionele ‘vakkensplitsing’ te doorbreken. Op deze wijze wordt de leerstof meer ‘eigen’ en leert het kind zelf keuzes te maken voor onderwerpen en wijzen van verwerken.
vertaling in zichtbare doelen
vertaling in zichtbare doelen
VISIE
plezier, leren is leuk – naar onze school gaan ook
samen, van en aan elkaar leren
klimaat van veiligheid, geborgenheid, waardering en iedereen telt mee
vertrouwen in eigen kunnen verantwoorde keuzes kunnen maken
optimale ontwikkeling - zorg voor een ieder
vertaling in zichtbare doelen vertaling in zichtbare doelen
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
vertaling in zichtbare doelen
12
3.2. Ouder- en leerlingenpopulatie De wijk Overbos is gebouwd in de jaren tachtig volgens het groeikernconcept. Driekwart van het woningenbestand bestaat uit eengezinswoningen in een rij. Het aandeel gestapelde woningen bedraagt 18% en ongeveer 40% van de woningen zijn sociale huurwoningen. Algemene typeringen door inwoners (informatiebron: Kijk op de wijk 2 – gemeente Haarlemmermeer – november 2007): Bebouwing – minder aantrekkelijk. Woonomgeving – stenig, minder dorps en vooral compact. Bewoners – weinig betrokken. De sociale cohesie is de afgelopen drie jaar (2005 – 2007) met een 5,2 ongeveer gelijk gebleven en behoort nog steeds tot de laagste in de gemeente. De woonduur is gemiddeld 11,3 jaar en de mutatiegraad 6,9%. Ondanks de betrekkelijk lange woonduur, is de binding met de wijk matig. De waardering van de leefbaarheid is in de afgelopen drie jaar enigszins gedaald naar een 7,1. Ook de tevredenheid over de woonomgeving en de voorzieningen is iets achteruit gegaan. Dit laatste geldt eveneens voor de veiligheid. Een aantal bewoners voelt zich ’s avonds onveilig op straat. Sommige bewoners hebben last van vernielingen en andere vormen van overlast. De sociale infrastructuur in Overbos is zwak. Dit wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren. Enerzijds zijn de zwakke financieel-economische positie en de minder gunstige gezondheidssituatie van een deel van de bewoners belemmerend voor actieve maatschappelijke participatie. Anderzijds maakt de geringe ruimtelijke kwaliteit van de wijk het voor bewoners moeilijker om zich positief te identificeren met de eigen wijk. De wijk krijgt hierdoor een minder gunstige uitstraling naar buiten toe en komt minder in trek onder doorstromers uit andere wijken en kernen van de gemeente. De mix van dure en goedkope woningen in de wijk – met het doel om de sociale integratie te bevorderen – kan deze sociale problematiek juist maskeren. De zwakke sociale infrastructuur vormt nu nog geen probleem, maar kan in de toekomst voor bepaalde groepen risico’s met zich meebrengen. Het gemiddelde inkomen ligt in Overbos iets onder dat van de ‘groeikernwijken’. Het aandeel huishoudens dat moeilijk rond komt is ook iets groter dan in de andere twee groeikernwijken van de gemeente. Overbos telt minder huishoudens die ‘ruimschoots’ rond kunnen komen en ook het aandeel hoog opgeleide bewoners is kleiner dan in de andere wijken. Bewoners van Overbos besteden hun vrije tijd minder vaak aan sport, recreatie of cultuur (waarschijnlijk hebben de schaarse financiële middelen invloed op de vrijetijdsbesteding). De bewoners voelen zich verantwoordelijk voor de leefbaarheid van de buurt. Ze zijn echter wat minder actief om de leefbaarheid van de buurt te verbeteren. De betrokkenheid bij de wijkraad is zeer klein en evenmin is men actief in het verenigingsleven. Hulp en ondersteuning verwachten ze iets minder vaak van familie maar weer iets vaker van vrienden en van vrijwilligers dan in andere wijken van dit wijktype. Bewoners van Overbos zijn het minst geïnteresseerd in politiek. De wijk Overbos telt 4260 huishoudens, waarvan 39% gezinnen met kinderen zijn, 9% eenoudergezinnen en 26% alleenstaand. Van de 10.800 inwoners is 34% 24 jaar of jonger, 17% is 55 jaar en ouder en 18% zijn etnische minderheden. De wijk telt totaal 4329 woningen, waarvan 82% eengezinswoningen, 51% koopwoningen en 40% sociale huurwoningen. Kijkend naar de etniciteit van de bewoners van de wijk Overbos, dan zien we de volgende verdeling: 3,48% Suriname, 1,22% Ned. Antillen, 0,95% Turkije, 2,61% Marokko, 1,40% Zuid-Europa, 11,35% niet industrieland, 5,84% industrieland en 73,15% Nederland. Van de huishoudens heeft 36,5% een laag inkomen en 19% een hoog inkomen. Het gemiddeld besteedbaar inkomen is € 13.100 en ligt lager dan het gemiddeld besteedbaar inkomen van Hoofddorp (€ 14.122). De meeste kinderen die op de Bosbouwers zitten komen uit de wijk Overbos (73%). Verder komen er relatief veel kinderen uit de wijk Floriande (22,3%) en enkele kinderen komen uit andere aanliggende wijken zoals Bornholm, Pax en Toolenburg (4,7%). In januari 2011 wonen er in de wijk Overbos 10.697 mensen. Daarvan zijn 611 kinderen tussen de 0 en 4 jaar, 608 kinderen tussen de 5 en 9 jaar en 596 kinderen zijn 10 t/m 14 jaar oud. Schoolgaande kinderen worden wat minder vaak door de ouders zelf opgevangen. Veel kinderen worden na school ook niet door anderen opgevangen.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
13
Het aantal leerlingen op de Bosbouwers is de laatste jaren licht stijgend (van 355 in 2005 naar 375 in 2010 en de prognose van de gemeente laat een stijging zien naar 390 in 2015). Het aantal leerlingen met een gewicht is relatief klein (3,7% weegt 1.2, 10.1% weegt 0.3 en 86,2% heeft geen gewicht). Kijkend naar de gezindten van de kinderen, dan is deze als volgt: Christendom 22,6% waarvan 17,6% Katholiek, Islam 4,9%, Hindoeïsme 2,4%, overig + niet-christelijk 2,6% en geen gezindte of niet ingevuld 66,4%.
3.3. Waar staan we nu? Het geschetste in hoofdstuk 3.1. is het beeld van basisschool De Bosbouwers dat wij voor ogen hebben en waar wij ons voor inzetten om te realiseren. Na het formuleren van onze visie in schooljaar 2002-2003, zijn we aan de slag gegaan. Nadat we in beeld hadden gebracht wat we al van onze visie realiseerden en wat nog niet, hebben we plannen gemaakt en stappen uitgezet. Het beeld (zie schoolplan 2003-2007) liet ons zien dat het fundament, waarop we onze school aan het bouwen zijn (het plezier waarmee naar school gekomen wordt en het leef- en leerklimaat), goed is. Vanzelfsprekend zijn er nog wel een aantal punten dat onze aandacht vraagt, maar de basis is stevig. Van belang hierbij is niet te vergeten het fundament te onderhouden (bewaken en uitbouwen), anders stort het gebouw (de visie) in. Aandacht is en blijft noodzakelijk.
OPTIMALE ONTWIKKELING
SAMEN, VAN en AAN elkaar
ZELFREDZAAMHEID
Kath. Basisschool De Bosbouwers
met PLEZIER in een VEILIG WERK- EN SPEELKLIMAAT Wetende dat het fundament goed is en onderhouden wordt, zijn we ons gaan richten op de ontwikkeling van de drie pijlers van onze school. Deze kunnen niet afzonderlijk van elkaar gebouwd (versterkt) worden; we hebben dus aan alle drie tegelijk gewerkt en zullen er aan blijven werken. Het is van groot belang dat alle drie de pijlers even sterk blijven, daar anders het gebouw uit balance raakt en nog erger instort. Daarnaast hebben alle drie de pijlers met elkaar te maken; aan de één werken, kan niet zonder aan de andere twee eveneens aandacht te schenken. Ze zijn onomstotelijk met elkaar verbonden. Wel hebben we prioriteiten moeten stellen, omdat we anders veel te veel hooi op onze vork namen en het werk niet aankonden of half werk leverden. En dat is juist wat we niet wilden. Wij willen kwaliteit leveren aan onze schoolgemeenschap.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
14
We zijn ons gaan focussen op de organisatie van de school en hebben er voor gezorgd dat er in ons onderwijssysteem bewust momenten gecreëerd worden, waarop de kinderen zelfstandig aan de slag zijn (werken met uitgestelde aandacht en werken met de dag- en weektaak) en de leerkracht aan het werk is met individuele of groepjes leerlingen. Op deze wijze zorgen we ervoor dat kinderen binnen ons onderwijssysteem extra aandacht kunnen krijgen (meer ‘op maat’ begeleid worden – differentiatie op het gebied van belangstelling, tempo en capaciteit – er kan meer rekening gehouden worden met verschillen tussen kinderen). Extra aandacht die heel divers is, waarbij gedacht kan worden aan gesprekken met kinderen, voor-instrcutie, toets nabespreken, extra-instructie enz.. Na de implementatie van het werken met uitgestelde aandacht in onze organisatie, hebben we de pijler ‘samenwerken’ centraal gesteld. We hebben ons laten informeren over samenwerkend (coöperatief) leren, zijn er keuzes en afspraken gemaakt en uiteindelijk heeft dit geresulteerd in beleidsvorming. Tijdens het jaar dat onze school verbouwd werd hebben we even een pas op de plaats gemaakt en zijn ons daarna gaan richten op de inhoud van ons onderwijs (pijler optimale ontwikkeling). Met behulp van ons leerlingvolgsysteem (LOVS-CITO) zijn we meer gaan kijken naar opbrengsten en vanuit trendanalyses zijn verbeteracties ondernomen. In schooljaar 2010-2011 hebben we hierin een omslag gemaakt en zijn we met behulp van externe begeleiding gerichter aan de slag gegaan met verbeteracties. Zo werken we nu met een verbeterplan, waarin vooraf duidelijke en meetbare doelen zijn geformuleerd. Vanuit dit verbeterplan zijn we kritisch gaan kijken naar de effectiviteit van onze instructie. De komende schooljaren zal hieraan een vervolg worden gegeven. In januari 2011 hebben we voor de derde keer de tevredenheid bij leerlingen, ouders en het team betreffende een groot aantal schoolzaken onderzocht. Hieruit zijn sterke en zwakke punten van onze schoolorganisatie naar voren gekomen. Met de uitslag van de tevredenheidspeiling zijn we zeker tevreden. Uit het verslag blijkt dat we op de goede weg zijn wat de schoolontwikkeling betreft en dat de ouders en kinderen deze mening ook zijn toegedaan. Naar aanleiding van de rapportage zijn verbeterpunten vastgesteld en deze zijn opgenomen in dit schoolplan (zie ook hoofdstuk 4.3. Onze beleidvoornemens). Vanzelfsprekend verdienen de sterke punten ook aandacht. Deze willen we bewaken en indien nodig verder uit bouwen. Het is de bedoeling over drie/vier jaar wederom een tevredenheidspeiling te houden. Voor een uitgebreider verslag van de tevredenheidsonderzoeken verwijzen we naar de rapportages en naar een samenvattend verslag, dat speciaal voor de ouders en kinderen is gemaakt.
3.4. Evaluatie schoolplan 2007-2011 Om het schoolplan 2011-2015 te laten aansluiten is het van belang om stil te staan bij de in het vorige schoolplan en het meerjaren beleidsplan gestelde beleidsvoornemens/doelen en de resultaten die behaald zijn. Het overzicht is onderverdeeld in de items van ons kwaliteitszorgbeleid. A. Onze visie en missie 1. Het fundament ‘met plezier, in een klimaat van veiligheid, geborgenheid, waardering en meetellen’: Het fundament hebben we de afgelopen jaren goed onderhouden. We mogen dit concluderen i.v.m. de uitslag van de tevredenheidspeilingen. Onze ouders zijn nog steeds betrokken bij school. Over de doorgaande lijn van de methode ‘Puntje van de week’ waren we niet tevreden. We zijn op zoek gegaan naar een methode voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, die we konden vertalen in het ‘Puntje van de week’. We hebben gekozen voor de methode ‘Goed Gedaan’. Daarnaast hebben we langer stil gestaan bij het thema ‘grapje, plagen, pesten’, omdat uit de tevredenheidspeiling van 2008 bleek dat kinderen meer gepest werden op onze school en meer kinderen vonden dat er niet zo goed met elkaar omgegaan werd. De verbouwing van het hoofdgebouw en de aanbouw van een nieuwe vleugel aan het hoofdgebouw heeft er voor gezorgd dat de kwaliteit van dit gebouw aanzienlijk is verbeterd. Het gebouw proberen we zo goed als mogelijk ordelijk en schoon te houden (de aandacht voor een opgeruimde school is verbeterd). We zijn zeer verheugd dat, na jaren van overleg met de gemeente, dit schooljaar de bouw van een nieuwe dependance begonnen is en alle noodlokalen van het scholeneiland zijn verdwenen.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
15
Over de veiligheid op en rond het scholeneiland zijn we nog niet tevreden. Ook blijkt dit uit de tevredenheidspeilingen. Nu er een nieuwe dependance gebouwd gaat worden, er meer en betere zichtlijnen op het scholeneiland ontstaan en ook de binnenruimte tussen de drie schoolgebouwen opnieuw ingericht gaat worden, nemen we aan dat de veiligheid op het scholeneiland vergroot zal worden. Neemt niet weg dat het parkeerprobleem aan het begin en aan het eind van een schooldag nog steeds groot is en voor onveilige situaties zorgt. Ook de veiligheid rondom het scholeneiland wat wegen, fietspaden en oversteekpaden betreft, kan en moet verbeterd worden. Dit zal de komende jaren een actiepunt worden. De school is er in geslaagd een partner voor de BSO en TSO te vinden. Op dit moment wordt er goed samengewerkt met de SKH (stichting Kinderopvang Haarlemmermeer). Deze samenwerking willen we de komende jaren uitbreiden. Na een enquete onder de ouders hebben we besloten de schooltijden aan te passen. Dit naar ieders tevredenheid. Het beleid inzake ‘burgerschap en integratie’ en ‘de sociale en fysieke veiligheid’ van kinderen en medewerkers is ontwikkeld, staat beschreven en wordt uitgevoerd. 2. De pijler ‘zelfredzaamheid’: Werken met uitgestelde aandacht en dag- en weektaken zit goed verankerd in ons onderwijssysteem. Het behoort tot de dagelijkse schoolpraktijk en zowel leerkrachten als leerlingen zijn er aan gewend. Het vertrouwen in het eigen kunnen van het kind is toegenomen en de kinderen hebben een grotere verantwoordelijkheid gekregen voor hun eigen werk- en leerhouding. De leerkrachten zijn grotendeels nog leider dan begeleider. Dit geldt vooral bij de vakgebieden taal, rekenen en lezen. Bij de overige vak- en vormingsgebieden zien we projectmatig dat kinderen meer de verantwoording krijgen van hun eigen leerproces e.d.. Het geven van procesgerichte feedback tijdens het werken met uitgestelde aandacht, maar ook tijdens andere momenten, moet nog meer een automatisme worden bij de leerkrachten. We proberen het onderwijs betekenisvol voor de kinderen te laten zijn en proberen de leerstof aan te laten sluiten bij de belevingswereld van het kind. 3. De pijler ‘samenwerken’: We hebben in een vergadering over het schoolplan 2011-2015 gezien dat het samenwerken op leerlingenniveau aandacht nodig heeft, zodat het samenwerken volgens ons beleid beter geïmplementeerd wordt en structureel (vanzelfsprekender) deel uit gaat maken van de dagelijkse schoolpraktijk. Verder zien we dat op onze school een cultuur aan het ontstaan is waarin het gewoon is om elkaar te helpen en rustig (met elkaar) te werken, samen met elkaar aan opdrachten te werken. Samenwerking tussen twee groepen van hetzelfde leerjaar is nog niet goed van de grond gekomen. Hierin kunnen we duidelijk nog een slag slaan de komende periode. Op leerkrachtniveau hebben we geconstateerd, dat we nog meer van elkaar gebruik zouden moeten maken. We denken dan aan collegiale consultatie, intervisie, beter inzetten van de kwaliteiten die men heeft, feedback durven geven en kunnen ontvangen, samenwerking en verantwoordelijkheid delen van collega’s die hetzelfde leerjaar begeleiden, afspraken vastleggen en nakomen. De afgelopen schoolplanperiode heeft dit gebied onze aandacht gehad en hebben we er samen aan gewerkt. We kunnen ons hierin nog verder ontwikkelen. Over de samenwerking met de ouders en hun betrokkenheid bij school zijn we over het algemeen tevreden. De wijze van vergaderen (effectiviteit) blijft een aandachtspunt. Uit de tevredenheidspeiling is gebleken dat we er wel meer tevreden over zijn, maar het kan beter. We hebben hierbij geconstateerd dat voorbereiden op de vergadering en de wijze waarop iedereen zijn/haar inbreng heeft tijdens de vergadering eveneens van grote invloed is. Ook dit zijn zaken waarop we onze aandacht moeten richten. In het kader van de functiemix hebben we naar ons functiebouwwerk gekeken en uitspraken gedaan over functies die wij van belang vinden voor onze schoolorganisatie. Gezien de ontwikkelingen en keuzes die we als school maken zal komende periode antwoord op verschillende vragen geformuleerd moeten worden, zoals op welke wijze verzorgen we het bewegingsonderwijs aan de kinderen van groep 3 t/m 8 (uitbreiding uren vakleerkracht of verplichte scholing voor leerkrachten zonder de bevoegdheid om bewegingsonderwijs te geven) en blijft de functie van adjunct-directeur deel uitmaken van ons functiebouwwerk, gezien het feit dat het bouwteamcoördinatorschap een functie wordt. 4. De pijler ‘optimale ontwikkeling’ (waaronder de kwaliteitsaspecten leerstof(onderwijs)aanbod, leertijd, onderwijsleerproces en opbrengsten): Het leerstofaanbod is goed bewaakt en voldoet aan de kerndoelen en stelt onze leerlingen in staat zich optimaal te ontwikkelen.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
16
B. 5.
6.
7.
Aan het samenstellen van een aanbod voor de meer getalenteerde leerling zijn we niet toe gekomen en wordt meegenomen naar de volgende schoolplanperiode. Zoals al eerder gezegd, zijn we anders naar de resultaten van ons onderwijs gaan kijken. Trendanalyses helpen ons om te signaleren en verbeteracties te formuleren. We gaan verder met deze ontwikkeling. De prestaties van onze leerlingen liggen nog steeds op het niveau dat op grond van hun kenmerken mag worden verwacht. Scholing in effectieve instructie heeft er toe geleid dat we ons weer eens bewust zijn geworden van de kenmerken van een goede instructie, goed klassenmanagement en uitdagende leeromgeving. Dit item wordt voortgezet. Evaluatie van het huiswerkbeleid is nog niet afgerond maar zal volgend schooljaar zijn verwoord in een beleidsdocument. De vak/vormingsgebieden dans, drama en muziek worden opgenomen in de jaarplanning, zodat we zeker weten dat deze aan bod komen. Na een eerste kennismaking met het digitale schoolbord (subsidie vanuit de Stuurgroep ICTHaarlemmermeer) is de ontwikkeling snel gegaan. Veel collega’s zijn enthousiast geworden en zien de extra waarde van dit bord voor hun onderwijs. Acht groepen werken inmiddels met een digitaal schoolbord. Dit aantal zal uitgebreid worden en we zullen ons nog verder gaan scholen in het gebruik ervan. Met de invoering van de methode ‘Natuniek’ hebben we gezorgd dat techniek een vaste plek in ons onderwijs heeft. We zijn bezig een link te leggen van de inhoud van de technieklessen naar de techniektorens, zodat de lessen van deze torens hierin een plek krijgen. Overige aandachtspunten Kwaliteitszorg en toetsing (is het kwaliteitsaspect zorg voor kwaliteit): We hebben ons het LOVS-CITO meer eigen gemaakt en gebruiken het volgsysteem nu meer om de resultaten in beeld te krijgen, te analyseren en verbeteracties te omschrijven. We zijn van mening dat we de resultaten van ons onderwijs hierdoor systematischer bewaken. Ons eigen kwaliteitszorgsysteem werkt nog niet naar tevredenheid. De bouwkaarten willen we nog eens goed screenen, jaarlijks afnemen en de daaruit voortkomende acties uitvoeren. De kwaliteitsgesprekken met het college van bestuur, n.a.v. het invullen van het SKOHkwaliteitsinstrument, dragen bij aan meer inzicht krijgen in de eigen kwaliteit. Jaarlijks hebben we met het team de acties (ontwikkelingen) per schooljaar bepaald, waarbij het meerjaren beleidsplan het uitgangspunt was. Er werd geen apart jaarplan en jaarverslag geschreven. De interne begeleider(s) maakten wel jaarlijks een verslag over de zorg en begeleiding. Vanaf de nieuwe schoolplanperiode zal ook vanuit de directie verslagen gemaakt gaan worden. Leerlingenzorg (kwaliteitsaspect zorg en begeleiding, behoort tevens bij optimale ontwikkeling): De afwezigheid van de intern begeleider wegens een burn-out, de vervanging die op zich liet wachten en het gaan werken met twee intern begeleiders die tevens groepsleerkracht zijn m.i.v. schooljaar 2010-2011 heeft ons inziens niet geleid tot kwaliteitsvermindering van onze zorgstructuur. In het kader van passend onderwijs (zorgplicht) zijn we een samenwerking aangegaan met de andere twee scholen op het scholeneiland. Een openbare basisschool en een school voor speciaal basisonderwijs. Voor deze pilot (Samenwerking in uitvoering) ontvingen we subsidie van Passend Onderwijs Haarlemmermeer. Voor uitgebreide informatie over deze pilot verwijzen we naar de project aanvraag en andere stukken). De remedial teacher heeft het materiaal van de orthotheek geordend en voor het team een overzicht gemaakt. Wegens de invoering van Parnassys (leerlingenadministratiesysteem) is de aanschaf van een LVS voor de sociaal emotionele ontwikkeling uitgesteld. We willen graag een LVS op dit gebied, dat gekoppeld is aan Parnassys. Omdat Parnassys ook werkt met een LVS voor de hoofdvakken taal, rekenen en lezen, is besloten om voorlopig de leerlingen te volgen met het LOVS van Cito en Parnassys, waarbij CITO onze leidraad blijft. Parnassys heeft tevens gezorgd voor de invoering van het digitale leerlingendossier. Schooljaar 2010-2011 is hiermee een begin gemaakt en vanaf schooljaar 2011-2012 worden alle gevens zoveel mogelijk digitaal bijgehouden. Methode vernieuwing (onderdeel van optimale ontwikkeling [kwaliteitsaspect leerstofaanbod]). Diverse vak- en vormingsgebieden zijn geëvalueerd (zie het meerjaren beleidsplan), afspraken zijn gemaakt en methodes zijn vernieuwd, waardoor ons onderwijs bij de tijd blijft en voldoet aan de kerndoelen. We noemen de vakgebieden natuurkennis, voortgezet technisch lezen en begrijpend lezen en het vormingsgebied sociaal emotionele vorming, waarvoor een methode is vernieuwd of gekocht.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
17
Waar we niet in geslaagd zijn is het vernieuwen van de methode Engels en voor handvaardigheid en tekenen. Engels hebben we uitgesteld naar 2011-2012 en voor de vak/vormingsgebieden tekenen en handvaardigheid zijn we er (nog) niet in geslaagd een methode te vinden die bij ons past.
3.5. Onze beleidsvoornemens. Hoe bewaken we/verstevigen we dat wat goed is en op welke wijze ontwikkelen we ons verder? De resultaten van de tevredenheidsonderzoeken, de evaluatie van de beleidsvoornemens uit schoolplan 2007-2011, het strategisch beleidsplan van de SKOH en de gesprekken over het schoolplan tijdens het teamoverleg hebben geresulteerd in onderstaande voornemens. Hierbij maken we direct de kanttekening dat het schoolplan een dynamisch instrument is om de kwaltiteit en de schoolontwikkeling te waarborgen. Dit betekent dat we ons de komende vier jaar laten leiden door het schoolplan, maar de tijd zal leren (mede wegens ontwikkelingen die we nu niet voorzien), of onze plannen haalbaar zijn. Indien nodig zullen we prioriteiten moeten stellen en kunnen plannen doorgeschoven worden of wellicht wijzigen. A. Onze visie en missie 1. Het fundament ‘met plezier, in een klimaat van veiligheid, geborgenheid, waardering en meetellen’: Bewaken van het fundament. Zorgen dat het leer- en leefklimaat veilig blijft en iedereen die deel uitmaakt van de Bosbouwers-gemeenschap hierbij een goed gevoel heeft. Nu we niet meer gehuisvest zijn in noodlokalen, betere aandacht voor hygiëne en netheid binnen de school (een opgeruimde school, sfeer en inrichting). Hierbij hoort ook op welke wijze we, leerlingen en leerkrachten, omgaan met de spullen van school. Aandacht voor de omgang van de kinderen onderling, vooral gericht op pestgedrag. De veiligheid op en rondom het scholeneiland aanpakken. Ook de weg van huis naar school. 2. De pijler ‘zelfredzaamheid’: Bewaken van werken met uitgestelde aandacht en dag- en weektaken, waarbij de leerkracht de tijd gebruikt om extra aandacht te geven aan leerlingen die dit nodig hebben. Zelfredzaamheid van de leerlingen verder ontwikkelen (leerlingen verantwoordelijk laten zijn voor eigen werk en werkhouding, op welke wijze kunnen ze zelfstandig met de leerstof omgaan e.d.). De leerkracht groeit dan van leider naar begeleider. Hierbij is het van belang na te denken over de wijze van onderwijzen van de diverse vak- en vormingsgebieden. 3. De pijler ‘samenwerken’: We hebben geconstateerd dat we het samenwerkend leren nog beter moeten verankeren in ons onderwijs. We laten kinderen wel bewust samen werken, maar hanteren te weinig de uitgangspunten en werkvormen zoals beschreven in het beleidsplan. Het verder ontwikkelen van het samenwerken op leerkrachtniveau. Hierbij denken we o.a. aan leren feedback te geven en te ontvangen, collegiale consultatie, nog beter gebruik maken van elkaars kwaliteiten, samenwerken en verantwoordelijkheid delen (bijv. de twee groepen van hetzelfde leerjaar) en ons nog beter aan de afspraken houden en deze ook vastleggen. De ouderbetrokkenheid en samenwerking met de ouders vergroten. Activiteiten opzetten zoals bijvoorbeeld een klankbordgroep van ouders, een inloopochtend. Effectiviteit van de vergaderingen vergroten. Mede in het kader van de functiemix kritisch blijven kijken naar ons functiebouwwerk. Hierbij toekomstgericht denken en ons steeds afvragen: Wat willen we, kijkend naar onze visie organiseren/bereiken? 4. De pijler ‘optimale ontwikkeling’ (waaronder de kwaliteitsaspecten leerstofaanbod, leertijd, onderwijsleerproces en opbrengsten): Bewaken van het leerstofaanbod, dat voldoet aan de kerndoelen en leerlingen in staat stelt zich optimaal te ontwikkelen. bewaken van de leertijd, van het ondersteunend en uitdagend schoolklimaat, van de onderwijsleersituaties (zorgen dat deze de leerlingen voldoende gelegenheid, uitdaging en ondersteuning bieden voor het leren), van een goed klassenmanagement (organisatie, instructie op niveau, verwerking, gedifferentieerd werken, uitdagende leeromgeving, doen van observaties. procesgerichte feedback e.d. ). Samenstellen van een aanbod voor de meer getalenteerde leerlingen (protocol opstellen). Meer doelgericht gaan werken in drie niveaus per groep voor de hoofdvak- en vormingsgebieden taal, rekenen en lezen. Op basis van wetenschappelijke inzichten blijkt dat een meer opbrengstgerichte manier van werken op het niveau van de groep en de school een belangrijke bijdrage levert aan het fundamenteel en duurzaam verbeteren van de prestaties.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
18
B. 5.
6.
7.
Werken met de referentieniveaus voor taal en rekenen. De referentieniveaus vormen een instrument om het opbrengst(doel)gericht werken in de praktijk te realiseren. Met de referentieniveaus kunnen doelen worden vastgesteld en leerprestaties van individuele leerlingen worden gemeten, gevolgd en waar nodig bijgesteld. Bovendien bevorderen de referentieniveaus een soepelere aansluiting tussen de verschillende onderwijssectoren doordat in elke fase van de opleiding van een leerling zijn of haar niveau op eenduidige wijze kan worden vastgelegd en kan worden doorgegeven aan het vervolgonderwijs. Bewaken en verbeteren van de prestaties van de leerlingen. Deze liggen tenminste op het niveau dat op grond van hun kenmerken mag worden verwacht. De techniektorens implementeren in de methode Natuniek. ICT - digitale schoolborden in de nieuwbouw en vergroten van de kennis van de leerkrachten met het werken met deze borden. - deel gaan nemen aan het ambassadeursnetwerk Kennisnet van de Haarlemmermeer. - de uitslag van de enquête van Kennisnet 'Didactiek en leiderschap in Balans in het BAO' laat zien dat wij ICT meer willen gaan inzetten bij kennisoverdracht (instructie [nieuwe kennis opdoen] en gestructureerd oefenen [consolideren en automatiseren]) maar ook dat we ICT meer willen gaan gebruiken voor kennisconstructie (onderzoekend leren [principes begrijpen en beheersen] en leren leren [controle over eigen leerproces]). - meer de digitale weg gaan gebruiken in communicatie met ouders. Ouders via e-mail van informatie voorzien en ook inzage geven in het leerlingendossier Parnassys (ouderportal). - het digitale leerlingendossier invoeren en het ontwikkelen van een digitaal rapport. - er voor zorgen dat de hardware geschikt is en blijft i.v.m. de (snelle) ontwikkelingen op dit gebied (vernieuwing moet financieel mogelijk zijn). Overige aandachtspunten Kwaliteitszorg en toetsing (is het domein zorg voor kwaliteit): Zorgen voor een goede systematische bewaking van de kwaliteit van ons onderwijs, door de bouwkaarten te evalueren, regelmatig af te nemen en acties uit te voeren. Maken van een nieuw meerjaren beleidsplan, gebaseerd op het schoolplan 2011-2015. Jaarlijks invullen van SKOH-kwaliteitsinstrument en het houden van het daar bij horende kwaliteitsgesprek met het college van bestuur. Zorg en begeleiding (behoort bij de optimale ontwikkeling): Voortzetting van de samenwerking (SIU) op het scholeneiland in het kader van passend onderwijs en in het belang van de kinderen die op het scholeneiland naar school gaan. Vanaf 2012 moeten we passend onderwijs (onderwijs dat zo goed mogelijk aansluit bij de mogelijkheden van de leerling) bieden (zorgplicht). N.a.v. het onderzoek van Sardes, in opdracht van Passend Onderwijs Haarlemmermeeer, bepalen wat onze zorgcapaciteit is, waar we ons in kunnen ontwikkelen, grenzen aangeven wat wij wel en niet aankunnen. Leerkrachten scholen op het gebied van gedragsproblematiek, waardoor zij hier anders mee omgaan. Invoeren van een leerlingvolgsysteem sociaal emotionele vorming. Werken met ontwikkelingsperspectief voor de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften (verwijzing SBO of SO [leerling met een rugzak], met een verwachte uitstroom naar praktijk- of voortgezet speciaal onderwijs [die ten hoogste het eindniveau van groep 7 halen], met cognitieve of sociaal-emotionele belemmeringen op één of meerdere vakgebieden [taal, lezen en rekenen - stromen naar verwachting uit naar LWOO]). Bewaken van de zorgstructuur door tussentijdse evaluaties. Methode vernieuwing (onderdeel van optimale ontwikkeling [kwaliteitsaspect leerstofaanbod]). Evaluatie en vervanging van de methoden voor Engels, verkeer, aanvankelijk lezen, schrijven en geschiedenis. Op het gebied van expressie, de vak/vormingsgebieden tekenen en handvaardigheid een doorgaande lijn bewerkstelligen door of een aankoop van een methode of het maken van een eigen leerlijn. Invoering van een nieuwe methode rekenen.
In het meerjaren beleidsplan stellen we de volgorde van belangrijkheid vast en maken we een planning voor de komende jaren. Bij de uitwerking stellen we ons steeds de vraag: ‘Hoe maken we het concreet (welke stappen gaan we zetten om e.e.a. te realiseren) door te omschrijven wat het doel is, wanneer we tevreden zijn, wie verantwoordelijk is, wat het concrete resultaat is en wanneer het gerealiseerd is. Bij de beantwoording willen we gebruik gaan maken van de SMART-criteria.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
19
3.5.1. De beleidsvoornemens in schematisch overzicht. Opzet van verdeling van de beleidvoornemens over de schoolplanperiode van vier jaar (wijzigingen voorbehouden). Zie meerjaren beleidsplan 2011-2015. Beleidsvoornemens: 1. Het fundament Bewaken van het fundament. Opgeruimde school – omgaan met schoolspullen. Omgang van kinderen onderling. Veiligheid op en rondom het scholeneiland. 2. Zelfredzaamheid Bewaken van werken met uitgestelde aandacht. Verder ontwikkelen van de zelfredzaamheid van de leerlingen. 3. Samenwerken Samenwerkend leren verankeren. Verder ontwikkelen van samenwerken. Ouderbetrokkenheid vergroten. Effectiviteit vergaderingen. Functiebouwwerk. 4. Optimale ontwikkeling Bewaken leerstofaanbod. Meer begaafde leerling. Doelgericht werken. Referentieniveaus. Prestaties van de leerlingen bewaken en verbeteren. Techniektorens. ICT - digitale schoolborden en scholing. - deelname ambassadeursnetwerk. - kennisoverdracht en kennisconstructie. - digitale weg in communicatie met ouders. - digitaal leerlingendossier en rapport. - hardware. 5. Kwaliteitszorg Kwaliteitsbewaking van ons onderwijs. Meerjaren beleidsplan > jaarplan en verslag. Kwaliteitsbeleid SKOH. 6. Zorg en begeleiding Samenwerking in uitvoering. Zorgcapaciteit bepalen, mede n.a.v. Sardes. Scholing gedragsproblematiek. Invoering LVS sociaal-emotionele vorming. Werken met ontwikkelingsperspectief. Bewaken van de zorgstructuur. 7. Methode vernieuwing Vervanging methode Engels. Vervanging methode verkeer. Vervanging methode aanvankelijk lezen. Vervanging methode schrijven. Vervanging methode geschiedenis. Expressie, handvaardigheid en tekenen. Invoeren nieuwe methode rekenen.
11-12
12-13
13-14
14-15
x
x
x x
x
x x x
x x x
x x
x x
x x
x x
x
x x
x
x
x
x
x
x x x x x x x x
x x x x x x x
x x
x
x x x x
x
x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x
x
x
x
x x
x x
x x x x
x x x x
x x x x x
x
x
3.6. Externe ontwikkelingen Voorts zullen zowel lokale als landelijke ontwikkelingen voortdurend onze aandacht vragen. Inventariserend, zien we de volgende belangrijke ontwikkelingen op ons afkomen: De ontwikkelingen op het gebied van passend onderwijs en de leerlinggebonden financiering. Gemeentelijk onderwijsbeleid, waaronder huisvesting, subsidie onderwijsbegeleiding, passend onderwijs, e.d.. De multiculturele samenleving (o.a. de zorg voor allochtone leerlingen).
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
20
VVE, de samenwerking met peuterspeelzalen en kinderdagopvangcentra. Buitenschoolse opvang, samenwerking met aanbieders van de voor- tussen- en naschoolse opvang. Informatie en communicatie technologie (ICT). Integraal Personeels Beleid (IPB). De wet op Beroepen in het onderwijs (BIO). Bezuinigingen vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Welzijn. Lumpsum en het begrotingstekort budget personeel op SKOH-niveau (landelijk probleem). ARBO-beleid. Wet op het onderwijstoezicht (WOT). Het aantal leerlingen op onze school: groei of krimp.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
21
4. De onderwijskundige vormgeving van ons onderwijs Dit hoofdstuk gaat over ons onderwijskundig beleid. De doelen daarvan zijn deels gericht op specifieke vakken, deels algemeen. De meer algemene doelen vinden, naast de wettelijke eisen, hun oorsprong in onze visie. Voorbeelden zijn ‘samen van en aan elkaar leren’ (samenwerking), ‘optimale ontwikkeling’ (een ononderbroken ontwikkelingslijn, rekening houden met verschillen tussen kinderen, een evenwichtige aandacht voor cognitieve, sociaal-emotionele en motorische vaardigheden), en ‘zelfredzaamheid’ (vertrouwen in het eigen kunnen, verantwoordelijkheidsgevoel, zelfstandige leerhouding).
4.1. Onze onderwijskundige doelen. In dit hoofdstuk geven wij een karakteristiek van ons onderwijs. Dit doen we door ons onderwijs te karakteriseren volgens de kwaliteitscriteria die de overheid hanteert maar ook volgens de kwaliteitscriteria die wij zelf hanteren, uitgaande van onze visie. De volgende kwaliteitscriteria hanteren we: - verzorgen van onderwijs dat rekening houdt met verschillen tussen de kinderen; - streven naar een ononderbroken optimale ontwikkelingslijn; - evenwichtige aandacht voor de cognitieve, creatieve, sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling; - het bevorderen van samenwerking tussen leerlingen en leerkrachten; - het bevorderen van de zelfredzaamheid (zelfvertrouwen, zelfstandigheid) bij kinderen; - het bevorderen dat de leerstof betekenis voor de kinderen heeft; - voldoen aan de kerndoelen. Bij het concretiseren van deze criteria richten we ons vooral op de vraag wat dit betekent voor het handelen van de leerkracht. Voordat we ingaan op de beschrijving van de instrumenteel-cursorische vakken gaan we kort in op onze opvatting over bovenstaande algemene onderwijsdoelen. 4.1.1. Verzorgen van onderwijs dat rekening houdt met verschillen Onderwijs dat rekening houdt met verschillen tussen kinderen betekent voor ons allereerst het leveren van zorg op maat. Daarvoor is in de afgelopen jaren een basis gelegd in de vorm van een samenhangend systeem van leerlingenzorg. Het systeem heeft de volgende kenmerken: a. In onze school volgen de leerkrachten (afhankelijk van de eigen vaardigheden) de ontwikkeling (met name van de basisvaardigheden) systematisch en trachten problemen hierin tijdig te signaleren. b. In onze school worden de gegevens van leerlingen volgens een vaste procedure besproken en nader geanalyseerd. c. De leerkracht stelt samen met de intern begeleider aan de hand van de verzamelde gegevens een plan op om het onderwijs aan de behoeften van leerlingen aan te passen, met het oog op het realiseren van minimum en aanvullende doelen. Er is ook aandacht voor de organisatie die dat vraagt. d. Bij zowel analyse als planning maken leerkrachten c.q. de intern begeleider gebruik van de deskundigheid en de ervaring van collega's binnen het samenwerkingsverband Passend Onderwijs en/of van externe deskundigen. e. De leerkracht voert de opgestelde plannen uit. Indien nodig wordt de hulp buiten de groep verzorgd door de remedial teacher. Onze voorkeur gaat uit naar uitvoering van het plan binnen de groep. Dat is echter niet in alle gevallen mogelijk of wenselijk. f. De leerkracht evalueert samen met de intern begeleider de uitvoering van de plannen en zorgt ervoor dat er voortgangsbeslissingen worden genomen. Ouders worden uiteraard ook in deze evaluatie betrokken. g. De intern begeleider draagt zorg voor de coördinatie van de activiteiten in het kader van de leerlingenzorg. h. De concrete afspraken, procedures en formulieren zijn beschreven in de groepsmap en de CITOmap (de toetsmap). Elke leerkracht heeft een overzicht van de afspraken, procedures en formulieren die voor iedereen gelden. 4.1.2. Streven naar een ononderbroken optimale ontwikkelingslijn Op onze school willen we de kinderen de kans geven zich in een doorgaande lijn zo goed mogelijk (optimaal) te ontplooien. Voor het handelen van de leerkracht betekent dit voor ons: a. De leerkracht houdt rekening met de persoonlijkheid van elk kind. b. De leerkracht stemt activiteiten af op de ontwikkeling van het kind.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
22
c.
De leerkracht biedt het kind de mogelijkheid om in eigen tempo en begaafdheid een minimumpakket binnen de verschillende leer- en vormingsgebieden te doorlopen. Daarnaast biedt de leerkracht de kinderen een aanvullend programma (extra, verdiepend, verrijkend) aan. Hier is hulp van de intern begeleider mogelijk. d. Op gezette tijden signaleert de leerkracht welke problemen kinderen ondervinden in het leer- en ontwikkelingsproces. Na zorgvuldige vaststelling van de aard van de problemen en haar oorzaken bepaalt de leerkracht samen met de intern begeleider wat er gedaan gaat worden. e. Bij de overdracht, aan het eind van een schooljaar, informeren de leerkrachten elkaar uitgebreid over de leerlingen en de behandelde leerstof. Er vindt een duidelijke afstemming plaats. We zorgen er op deze manier voor dat de overgang van leerjaar naar leerjaar voor de kinderen zo soepel mogelijk verloopt en bewaken op deze wijze de doorgaande ontwikkelingslijn. Iedere groep heeft een eigen groepsmap, de overdrachtsmap, die alle acht leerjaren meegaat. Het handelen van de leerkracht op bovenstaande manier hangt nauw samen met het verzorgen van onderwijs op maat en het bevorderen van zelfvertrouwen bij de leerlingen. 4.1.3. Evenwichtige aandacht voor de cognitieve, de creatieve, de sociaal-emotionele en de motorische ontwikkeling Wij zijn van mening dat er een goed evenwicht moet zijn tussen het aanbod van de cognitieve, creatieve vak- en vormingsgebieden, waarbinnen eveneens een goede aandacht moet zijn voor de sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling. Bij de verstandelijke en creatieve ontwikkeling richten we ons op het verwerven van kennis (door eigen ervaring en door overdracht), kritisch (denk)vermogen, begeleiden van leerprocessen (eigen oplossingen, gebruik van verschillende leerstrategieën), toepassen van de verworven kennis en van de vaardigheden, ontwikkelen van de creativiteit d.m.v. expressieactiviteiten (kunstzinnige oriëntatie). Bij de sociaal-emotionele ontwikkeling richten we ons op samenwerken, samenspelen, elkaar helpen, elkaar respecteren en waarderen, rekening houden met elkaar (we zijn allemaal anders), elkaar positief benaderen, vertrouwen in elkaar, zelfvertrouwen, goede werkhouding, hoe om te gaan met ruzies en andere conflictsituaties, aandacht voor burgerschap en integratie, aandacht voor normen en waarden, zorg voor de school en haar omgeving. Bij de motorische ontwikkeling richten we ons op de ontwikkeling van de fijne en grove motoriek. Hierbij denken we aan vouwen, prikken, borduren, plakken, knippen, scheuren, pengreep, (voorbereidende) schrijfoefeningen, rijgen, e.d.. Voorbeelden van de grove motoriek zijn klauteren, klimmen, werpen en vangen, hinkelen en huppelen, kruipen, balanceren, rollen, springen, e.d. De grove motorische ontwikkeling krijgt veel aandacht tijdens de lessen bewegingsonderwijs en hebben te maken met de beheersing van je lichaam. 4.1.4. Bevorderen van zelfvertrouwen bij de kinderen De schooljaren 2003-2004, 2004-2005 en 2005-2006 hebben we de pijler 'zelfredzaamheid' van onze visie ontwikkeld en vorm gegeven. We hebben een doorgaande lijn uitgestippeld van groep 2 naar groep 8 betreffende de zelfstandige leerhouding van de kinderen. Van kleine taken die een leerling zelfstandig moet verwerken tot dag- en weektaken. Op deze wijze laten we de kinderen zelf verantwoordelijk zijn voor de planning, laten we ze werken in hun eigen tempo, laten we ze de volgorde van hun opdrachten bepalen, en leren we ze verantwoordelijk zijn voor de verzorging van het werk en dat het op tijd klaar en ingeleverd is. In de dag- en weektaak wordt gewerkt met basisstof en keuzewerk. Basisstof is de leerstof van de methoden, die zelfstandig verwerkt kan worden, eventueel na een instructie. Daarnaast is er andere 'verplicht aan te bieden' stof. De basisstof kan verschillen per leerling. Keuzewerk is extra werk en veelal verdieping en/of verrijking. Het bevorderen van de zelfstandige leerhouding bij onze leerlingen zorgt er voor dat kinderen over zichzelf leren. Leren wat ze leuk en minder leuk vinden, waar ze goed in zijn, welke leerstrategie bij hem/haar past. Ze leren varen op eigen inzicht en krijgen daardoor vertrouwen in het eigen kunnen. Allemaal belangrijke zaken om, voor zichzelf, gefundeerde beslissingen te kunnen nemen en om later in de maatschappij goed te kunnen functioneren. 4.1.5. Bevorderen van samenwerking Wij vinden leren van en aan elkaar belangrijk. Onder het ‘van elkaar leren’ verstaan we meer het onbewust leren. Dit doet een ieder in allerlei situaties, dus ook op school. Onder het ‘aan elkaar leren’ verstaan we het bewust leren. Je krijgt dus iets aangereikt waar over nagedacht is door de persoon die een ander iets wil leren. Volwassenen kunnen aan kinderen iets leren, doch zij kunnen ook van kinderen leren. Maar kinderen en volwassenen onderling kunnen eveneens van en aan elkaar leren. Samenwerking is hierbij van grote betekenis. Vandaar dat we dit item opgenomen hebben binnen ons onderwijs.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
23
We zijn binnen ons onderwijs op zoek naar vormen en mogelijkheden, zowel op leerling- als op leerkrachtniveau, zodat wij onze visie hierop realiseren. In schooljaar 2006-2007 hebben we een start gemaakt om deze pijler van onze visie op leerlingniveau meer inhoud te geven. Er zijn afspraken gemaakt en het einddoel is vastgesteld. Het doel van samenwerkend leren is het aanleren en versterken van samenwerkingsvaardigheden van leerlingen en het actief betrekken van leerlingen bij de lesstof. In iedere groep wordt een aantal momenten gepland waarop leerlingen met elkaar samenwerken. Dit doen we met een werkvorm die voldoet aan de vier GIPS-kenmerken. G – gelijke deelname. Kinderen overleggen samen binnen een bepaalde structuur (werkvorm). I – individuele aansprakelijkheid. Elk kind is verantwoordelijk voor zijn/haar eigen bijdrage aan het teamwerk. P – positieve wederzijdse afhankelijkheid. Elk kind van het team levert een bijdrage, lukt dat niet, dan helpen de andere kinderen hem/haar om het te leren, want anders kan de opdracht niet uitgevoerd worden. S – simultane interactie. In traditioneel onderwijs wordt meestal om de beurt gesproken. De leerkracht stelt een vraag, de leerling antwoord. lang niet alle kinderen nemen actief deel. Bij coöperatief leren is een veel grotere actieve deelname in de groepen. 4.1.6. Bevorderen van betekenisvol onderwijs De kunst van goed onderwijs aan de kinderen is een combinatie van onderwijs dat bepaald wordt door de leerkracht (zinvol onderwijs) en door datgene waar kinderen belangstellend naar zijn (betekenisvol onderwijs, sluit aan bij hun belevingswereld). Zinvol onderwijs heeft te maken met langere termijn denken: wat hebben kinderen nodig voor later (de volgende klas, het voortgezet onderwijs, het leven als volwassenen). Dit wordt niet alleen bepaald door de leerkracht maar eveneens door wat de school belangrijk vindt en wat de maatschappij wil (o.a. de kerndoelen). Betekenisvol onderwijs wordt bepaald door wat er in de hoofden van de kinderen plaatsvindt. Alles waar ze nieuwsgierig naar zijn, wat hen boeit, waar ze emotioneel door geraakt worden. Daar willen ze graag mee aan de slag, daar willen ze meer van weten, dat willen ze onder de knie krijgen. Betekenisvolheid heeft dus heel erg te maken met de korte termijn: kinderen kunnen nu ergens helemaal vol van zijn en morgen al weer ergens anders door geboeid worden. Betekenisvolheid heeft ook te maken met de ontwikkelingsfase waarin het kind verkeert, met culturele achtergrond, met geslacht, enzovoort. Betekenisvolheid heeft van alles te maken met intrinsieke motivatie. Of kinderen intrinsiek gemotiveerd zijn om iets te leren is te zien aan hun betrokkenheid bij de activiteit. Een betrokken leerling is geconcentreerd, wil doorgaan, is actief, laat zich niet afleiden en zet door. Op onze school streven we er naar om zo goed als mogelijk zinvol en betekenisvol onderwijs met elkaar te verbinden. Als leerkracht zorgen we er voor dat datgene wat kinderen moeten leren voor later, hier en nu betekenis voor ze heeft of krijgt. Drie zaken zijn hierbij van groot belang: 1 - een goed voorbereide leeromgeving met voldoende uitdaging voor de leerlingen; 2 - uitnodigende activiteiten binnen die omgeving; 3 - keuzemogelijkheden voor de leerlingen om in die context aan de slag te gaan met activiteiten die het meest betekenisvol voor hen zijn. 4.1.7. De kerndoelen Sinds 1998 kunnen we ons onderwijsprogramma toetsen aan de kerndoelen, want in dat jaar zijn ze na een jarenlange discussie officieel vastgesteld. Vanaf 1 augustus 2006 zijn de kerndoelen opnieuw geformuleerd en vastgesteld. Kerndoelen zijn streefdoelen, zij geven aan wat iedere school in ieder geval nastreeft bij de leerlingen. Bij elke vernieuwing of verandering in het onderwijsprogramma worden de kerndoelen samen met onze visie als uitgangspunt genomen. Bij de keuze voor een nieuwe methode laten we ons leiden door wat methodemakers zeggen over de aanwezigheid van de kerndoelen in de methode. Ook de leergebiedoverstijgende kerndoelen (zijn gericht op het ontwikkelen of bevorderen van algemene vaardigheden) hebben een plek binnen ons onderwijs. Ze zijn voor een groot deel opgenomen in onze onderwijskundige doelen en worden aangeleerd en toegepast tijdens de dagelijkse schoolpraktijk. Werkhouding – de leerlingen hebben belangstelling voor de wereld om hen heen en zijn gemotiveerd deze te onderzoeken. Werken volgens plan – de leerlingen kunnen een plan opstellen en ernaar handelen.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
24
Gebruik van uiteenlopende strategieën – de leerlingen kunnen bij leeractiviteiten uiteenlopende strategieën en vaardigheden gebruiken. Zelfbeeld – de leerlingen leren met hun eigen mogelijkheden en grenzen omgaan. Sociaal gedrag – de leerlingen leveren een positieve bijdrage in een groep. Nieuwe media – de leerlingen maken verantwoord en doelbewust gebruik van communicatiemogelijkheden waaronder nieuwe media (zie ook hoofdstuk 4.7 ICT).
4.2. Het levensbeschouwelijke onderwijs Onze school is een katholieke school; er worden dus ook lessen godsdienst/levensbeschouwing gegeven. De school wil daar op een eigentijdse wijze vorm aan geven. De school wil de kinderen niet op de eerste plaats het geloof leren, maar ze leren geloven. Levensbeschouwing is een proces van geloofsoverdracht waarbij kinderen en volwassenen elkaar helpen, stimuleren en inspireren om in de geest van Jezus van Nazareth te leven. Geloven is niet alleen te meten aan uiterlijkheden. Bidden b.v. gebeurt af en toe, als de stemming er goed voor is, of als er aanleiding toe is. Met behulp van de methode ‘Hemel en Aarde’ worden op het niveau van het kind tal van levensbeschouwelijke thema’s behandeld. De methode is er niet op gericht, de kinderen in zo kort mogelijke tijd de geloofsleer van de kerk en de inhoud van de bijbel te leren kennen. Met het geven van godsdienstlessen zijn we nog geen katholieke school. Waar het op aankomt is, dat de hele sfeer op school gedragen wordt door mensen die eerlijk proberen te geloven dat het kind in contact komt met mensen, die gelovig willen zijn en dat ook ter sprake willen brengen. Het gaat eigenlijk niet om de lessen, maar om het geheel van opvoeding en onderwijs op school. Godsdienst/levensbeschouwing is dus eigenlijk geen apart vak; je levensovertuiging klinkt in het hele schoolleven door. De gelovige opvoeding moet vooral samen waargemaakt worden, te weten ouders, school en parochie. We werken op onze school met een commissie levensbeschouwing; bestaande uit een aantal ouders en teamleden. De school is tevens met ouders vertegenwoordigd in de werkgroep ‘levensbeschouwing en identiteit’. In deze werkgroep zijn alle scholen van de stichting vertegenwoordigd. Om ouders in de gelegenheid te stellen in te spelen op de inhoud van onze godsdienstlessen, wordt 5 à 6 maal per jaar in de Bosbode uitleg gegeven over de projecten die aan de orde komen in de groepen. Het team wordt op het gebied van de godsdienst/levensbeschouwing begeleid door een deskundige van de Stichting Arkade-Cilon. Deze stichting biedt tal van begeleidingsmogelijkheden aan en het team kan zelf bepalen waaruit de begeleiding bestaat. In het schooljaar 2002-2003 heeft het team gekozen om met het onderwerp ‘waarden en normen’ aan de slag te gaan. De doelstellingen waren om het waarden- en normenbeleid voor een ieder helder te krijgen, zorgen dat de neuzen dezelfde kant op wijzen en om het beleid concreet te maken. We zijn toen gaan werken met 'Het puntje van de week'. In schooljaar 2009-2010 hebben we deze methode geëvalueerd en omdat er geen duidelijke doorgaande lijn aanwezig was en de methode te veel afhankelijk was van de inbreng van de leerkracht, zijn we ons gaan oriënteren op een andere methode voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van onze leerlingen. Dit heeft geresulteerd in de invoering van de methode 'Goed Gedaan' in schooljaar 2010-2011. Bij de begeleiding van kinderen wordt er veel gebruik gemaakt van het gesproken woord als opvoedingsmiddel en bij veel kinderen slaat dit onvoldoende aan omdat ze de taal niet kennen die nodig is om te vertellen wat ze denken en omdat ze de opvoedingstaal niet begrijpen. In de methode 'Goed Gedaan' komen deze soorten taal aan de orde. De methode leert kinderen sociale vaardigheden. Dit is nu een 'vak' op school geworden. De redenen hiervoor zijn: Kinderen groeien op in een wereld die veel drukker, 'groter' en ingewikkelder is dan vroeger. Kinderen moeten daardoor veel meer kunnen, begrijpen en kiezen dan vroeger. Kinderen zien meer verschillende voorbeelden dan vroeger. Kinderen hebben meer opvoeders dan vroeger, die vaak verschillend denken. Kinderen kunnen hierdoor in de war raken. Hoe hoort het nu? Wat is goed? Wat is slim? Een duidelijke uitleg en veilige oefening op school geven dan houvast aan kinderen. Deze methode kent 16 lessen per jaar. Gemiddeld staat een les twee weken centraal. Dezelfde onderwerpen worden in groep 1 t/m 8 behandeld. Voorbeelden en leerpunten zijn steeds afgestemd op de leeftijd. Alle groepen zijn tegelijkertijd bezig met hetzelfde onderwerp. Alle kinderen leren in de les dezelfde woorden en termen voor sociaal gedrag en oefenen dezelfde sociale vaardigheden. De verbinding school-thuis speelt bij het leren van sociale vaardigheden een zeer belangrijke rol. Vandaar dat wij ouders in de Bosbode uitgebreid informeren, zodat zij weten wat hun kind hierover
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
25
leert op onze school. Wij verwachten van de ouders, dat zij thuis ook met deze inzichten en vaardigheden aan het werk gaan en vanzelfsprekend dat wij op één lijn zitten. Deze methode maken we voor iedereen zichtbaar door het “Puntje van de week” duidelijk herkenbaar (de witte uitroeptekens) in ons gebouw op te hangen, zodat de hele schoolgemeenschap met het onderwerp bezig is. Natuurlijk gaat het er uiteindelijk om dat de hele gemeenschap van de Bosbouwers bestaande uit leerlingen, team en ouders gezamenlijk achter de te maken afspraken staan. Tevens hebben we een lijst "gedragsregels voor de leerlingen van de Bosbouwers" samengesteld, waarbij we geprobeerd hebben om een veelheid van afspraken in het algemeen samen te vatten (zie onze jaargids). Deze afspraken gelden uiteraard zowel in de klas als tijdens het overblijven en voor en na schooltijd en in en om het schoolgebouw. Aan ‘Levensbeschouwing’ wordt gemiddeld 45 minuten per week aandacht besteed. In het kader van deze lessen wordt ook ‘geven voor een goed doel’ geplaatst. Elk schooljaar probeert de school op enigerlei wijze een bijdrage te leveren aan een instelling die zich richt op de mensen in onze samenleving die een extra geldelijke bijdrage goed kunnen gebruiken. Daarnaast wordt tweemaal per jaar voor onder- en bovenbouw een viering in het kerkelijk centrum ‘De Ark’ gehouden. Deze vieringen kunnen in het teken staan van de christelijke feesten (Kerstmis en Pasen), maar eveneens maken we vieringen rondom eigen thema's. Een voorbeeld hiervan is de start van een schooljaar en het vieren van een jubileum. Ook de aula van de school gebruiken we als ruimte voor onze gezamenlijke vieringen.
4.3. De instrumenteel - cursorische vakken - Activiteiten in de onderbouw (groepen 1 en 2) De kleutergroepen zijn heterogeen samengesteld, d.w.z. dat de 4, 5 en 6 jarigen bij elkaar in een groep zitten. Deze samenstelling is bewust zo gekozen. Kinderen blijken het prettig te vinden te werken en te spelen in een omgeving met oudere en/of jongere kinderen. De sociaal-emotionele ontwikkeling krijgt hierdoor een stimulans in een leeftijdsfase waarin kinderen hiervoor heel gevoelig zijn. Soms werkt de kleutergroep als groep, bijvoorbeeld in de kring of bij het buitenspelen en dansen, andere keren wordt de groep gesplitst om zo meer tegemoet te komen aan de individuele wensen van de kinderen (bijv. werken met een kleine kring). De leerkrachten van groep 1-2 streven naar betekenisvol onderwijs, waarbij de volgende kernactiviteiten centraal staan: spelactiviteiten; constructieve en beeldende activiteiten; gespreksactiviteiten; lees- en schrijfactiviteiten; reken-wiskundeactiviteiten. Ze zijn verbonden aan thema’s en inhouden. Bij de samenstelling hiervan wordt gebruik gemaakt van de ontwikkelings- en leerlijnen leerjaar 1 en 2. De leerkracht heeft een belangrijke taak bij het begeleiden van de kinderen. Bij het geven van de inhoud aan de thema's laten de leerkrachten zich leiden door de methode 'Schatkist'. Een methode voor aanvankelijk lezen, waarbij ook rekenkundige activiteiten aan bod komen. Het is de voorloper van de methode Veilig Leren lezen (groep 3), zodat de doorgaande lijn van groep 2 naar groep 3 goed op elkaar aansluit. Ook de methode Piramide wordt als extra bron gebruikt. - Nederlandse taal Het onderwijs in de Nederlandse taal is erop gericht dat de leerlingen: * vaardigheden ontwikkelen waarmee ze deze taal doelmatig gebruiken in situaties die zich in het dagelijks leven voordoen; * kennis en inzicht verwerven omtrent betekenis, gebruik en vorm van taal; * plezier hebben of houden in het gebruiken en beschouwen van taal. Er wordt gewerkt aan de mondelinge taalvaardigheid, de leesvaardigheid, de schrijfvaardigheid (het opschrijven van gedachten) en de taalbeschouwing. Drie ochtenden per schoolweek starten de groepen met leesonderwijs. Dit bestaat voor de kinderen van leerjaar 7 en 8 die niet de leeslijn Estafette volgen uit allerlei leesactiviteiten. Tijdens dit moment kan een kind voorlezen in een andere groep, is er tutorlezen (leerlingen gr.7 begeleiden de goede lezers van gr.3) en extra leesbegeleiding door de leerkracht, kan een boekbespreking gehouden worden, etc. etc.. We doen dit om het leesplezier bij de kinderen te vergroten en willen de kinderen
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
26
graag meer gemotiveerd krijgen om vaker een boek te pakken. De groepen 3 volgen de methode Veilig Leren Lezen en de minder goede lezers krijgen extra begeleiding van de leerkracht. De groepen 4 t/m 6 en de kinderen van groep 7 en 8 die in niveaugroep 1 en 2 zitten volgen de leeslijn van Estafette. Zij gaan tijdens de leesmomenten aan het begin van een dag met deze methode aan de slag. De school werkt met de taalmethode: 'Taalactief derde versie'. Voor aanvankelijk lezen wordt gebruik gemaakt van de methode ‘Veilig Leren Lezen nieuwste versie’. Voor voortgezet technisch lezen gebruiken we t/m midden groep 7 'Estafette' en ‘Goed Gelezen nieuwste versie’ is de methode voor begrijpend en studerend lezen. 'Pennenstreken' is de schrijfmethode, die gebruikt wordt in de groepen 3 t/m 6. De groepen 7 en 8 hebben opdrachten van deze methode verwerkt in de weektaak. Aan het leergebied taal wordt gemiddeld 9 uur per week gewerkt. Taal is in onze ogen het belangrijkste vakgebied. Het is, zeg maar, de basis om verder te komen met leren. Leren staat of valt met een goede taalontwikkeling, want bij het rekenonderwijs is kennis van taal eveneens belangrijk. Ditzelfde geldt voor de wereldoriënterende vakgebieden, voor het gebruik van ICT, enz.. Vandaar dat we in dit vakgebied meer tijd (de meeste tijd) investeren. - Engelse taal Het aanbieden van de Engelse taal in de groepen 7 en 8 is erop gericht kinderen al vroeg vertrouwd te maken met een vreemde taal. Ook wordt zo aandacht besteed aan de functie van Engels als belangrijke internationale taal. Leerlingen herkennen het Engels als bron van leenwoorden in het Nederlands. Ze leggen de basis voor spreken en lezen, uitgaand van alledaagse situaties. Leerlingen moeten daartoe een begin maken met de verwerving van woordenschat, inzicht krijgen in zinsbouw en de betekenis van woorden kunnen achterhalen. In de groepen 7 en 8 wordt de methode 'Junior' gebruikt. Aan het leergebied Engelse taal wordt gemiddeld 45 minuten per week gewerkt. - Rekenen en Wiskunde Het onderwijs in rekenen/wiskunde is erop gericht dat de leerlingen * verbindingen kunnen leggen tussen het onderwijs in rekenen/wiskunde en hun dagelijkse leefwereld; * basisvaardigheden verwerven, eenvoudige wiskundetaal begrijpen en toepassen in praktische situaties; * reflecteren op eigen wiskundige activiteiten en resultaten daarvan op juistheid controleren; * eenvoudige verbanden, regels, patronen en structuren opsporen; * onderzoeks- en redeneerstrategieën in eigen woorden kunnen beschrijven en gebruiken. Er wordt gewerkt aan het aanleren van basisvaardigheden (tellen, terugtellen, schatten, werken met de rekenmachine e.d.), cijferen, verhoudingen en procenten, breuken en decimale breuken, meten en meetkunde. We werken met de methode “Pluspunt Euroversie”. In schooljaar 2011-2012 zal hoogstwaarschijnlijk een nieuwe methode ingevoerd gaan worden. Aan het leergebied Rekenen en Wiskunde wordt gemiddeld 5,5 uur per week gewerkt.
4.4. De wereldoriënterende vakken In de groepen 1 en 2 werken we met thema’s en daarbinnen krijgen o.a. schooltelevisieprogramma’s een plaats. Ook de groepen 3 en 4 werken niet met behulp van een methode. Zij maken eveneens gebruik van schooltelevisieprogramma’s, naslagmaterialen zoals een handleiding van een methode, van belangrijke informatie uit de omgeving van de kinderen en van belangrijk wereldnieuws. - Aardrijkskunde Bij aardrijkskunde oriënteren de leerlingen zich op de wereld om hen heen, dichtbij en veraf. Ze ondervinden dat mensen overal hun omgeving hebben ingericht met bijvoorbeeld huizen, akkers, weilanden, fabrieken, kantoren e.d. Tevens dat die inrichtingselementen op een bepaalde manier verspreid zijn. Ze merken dat er sprake is van zowel verschillen als overeenkomsten met hun eigen omgeving. Ze leren dat de ruimtelijke inrichting en spreiding op verschillende niveaus plaatsvindt (Nederland, Europa, Wereld). Er wordt gewerkt aan een geografisch perspectief, aan ruimtelijke inrichting en aan topografie en kaartbeeld. In de groepen 5 t/m 8 wordt de gewerkt met de methode 'Hier en Daar tweede versie'. Aan het leergebied Aardrijkskunde wordt gemiddeld 1 uur per week gewerkt. - Geschiedenis Bij geschiedenis oriënteren de leerlingen zich op het verleden in relatie tot het heden. De hedendaagse situatie waarin leerlingen leven, is het resultaat van verschijnselen, gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in het verleden. Om meer van dat heden te begrijpen, verdiepen de
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
27
leerlingen zich in bepaalde aspecten van het verleden, hetgeen leidt tot kennis van en inzicht in zowel algemene als specifieke historische verschijnselen. Er wordt gewerkt aan het historisch besef, aan historische gebeurtenissen, verschijnselen, ontwikkelingen en personen. In de groepen 5 t/m 8 wordt de methode 'Speurtocht' gebruikt. Aan het leergebied Geschiedenis wordt gemiddeld 1 uur per week gewerkt. - Samenleving Leerlingen krijgen belangstelling voor een aantal belangrijke aspecten in de samenleving en vergroten hun kennis daarover. Dit kan bijdragen tot de vorming van kritische personen van wie respectvol en maatschappelijk verantwoord gedrag kan worden gevraagd. Ook worden kinderen uitgedaagd om na te denken over hun rol als burger in de Nederlandse samenleving (burgerschapsvorming). Er wordt verteld over onderwerpen als beroepen, arbeid, discriminatie, emancipatie, geestelijke stromingen en inrichting van de staat. Een beleidsstuk betreffende ‘Burgerschap en Integratie’ zal tijdens de periode van het schoolplan geschreven gaan worden. Voor dit leergebied wordt geen methode gebruikt. Deze onderwerpen komen voor in andere methodes (aardrijkskunde, geschiedenis), in kringgesprekken, schoolprojecten, godsdienst/levensbeschouwing e.d.. - Techniek Techniek gaat over dingen die mensen gemaakt hebben en nog steeds maken, zoals hulpmiddelen om in leven te blijven en om het bestaan te vergemakkelijken en te verrijken. Onze school richt zich op elementaire inzichten en vaardigheden op het gebied van constructies, transport, communicatie en productie. Onderwijs in techniek heeft in zijn uitwerking het karakter van een combinatie van doen en denken. Qua inhoud en werkwijze heeft het gebied een speciale relatie met natuuronderwijs en tekenen/ handvaardigheid. Voor dit vakgebied maken we naast de aandacht in andere vak- en vormingsgebieden, gebruik van de 'techniektorens' en de methode 'Natuniek'. - Milieu Met onderwijs over het milieu wordt geprobeerd de zorg van kinderen voor hun omgeving te stimuleren. Gevoelens over het milieu ontwikkelen kinderen in direct contact met anderen en de natuur. Daarnaast moeten kinderen besef hebben van het principe van rechtvaardigheid: het eerlijk delen. Kinderen leren uiteenlopende perspectieven en belangen onderscheiden. Ze leren een standpunt in te nemen, gebaseerd op waarden en normen. Daardoor zijn ze in staat bewuste keuzes te maken in de natuur- en milieuvraagstukken waarmee ze worden geconfronteerd. Qua inhoud en werkwijze heeft het gebied een speciale relatie met natuuronderwijs, aardrijkskunde en geschiedenis. Zo is het ook incidenteel in het onderwijsprogramma terug te vinden. - Gezond en redzaam gedrag Onderwijs in bevordering van gezond en redzaam gedrag is erop gericht dat de leerlingen kennis, inzicht en vaardigheden verwerven t.a.v. een gezond en redzaam gedragspatroon dat past bij henzelf en bij de omgeving waarin ze opgroeien. In dit leergebied gaat het over: - behoud en bevordering van de eigen gezondheid; - opkomen voor jezelf en rekening houden met anderen; - vaardigheden bij het kopen van producten en bij het gebruiken van diensten; - verkeersregels en verkeersborden en het toepassen van kennis hieromtrent in de praktijk; - het veilig deelnemen aan het verkeer. Voor de eerste drie onderwerpen zijn geen speciale methodes in gebruik. Aan deze gebieden wordt aandacht geschonken tijdens de wereldoriënterende vakken, natuuronderwijs, sociaal-emotionele vorming en in gesprekken over gezondheidseducatie e.d.. Betreffende verkeer werken we in de groepen 1 t/m 7 met de methode 'Wijzer door het verkeer' en wordt in groep 7 het theoretisch en praktisch verkeersexamen afgenomen. In groep 8 wordt de cursus Jeugd EHBO-A aangeboden. Aan bevordering van gezond en redzaam gedrag en het aanleren van vaardigheden die nodig zijn in het verkeer wordt gemiddeld 45 minuten per week gewerkt. - Natuuronderwijs Bij natuuronderwijs gaat het om de confrontatie met de levende en niet-levende natuur. Dat betekent dat kinderen ervaringen opdoen met organismen, materialen, voorwerpen en verschijnselen. Natuuronderwijs is zoveel als mogelijk zo ingericht dat kinderen de ruimte krijgen ontdekkend bezig te zijn. Er wordt gewerkt aan de volgende onderwerpen: mensen, planten en dieren, materialen en verschijnselen. Groep 6 werkt in de periode april tot en met juni/juli in de schooltuin. In de groepen 5 t/m 8 wordt de methode 'Natuniek' gebruikt. Aan het leergebied Natuuronderwijs wordt gemiddeld 1 uur per week gewerkt.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
28
- Actief burgerschap en sociale integratie. We zien het als een taak van de school kinderen op te voeden tot evenwichtige, fatsoenlijke, democratische, participerende, coöperatieve en algemeen ontwikkelde burgers van de Nederlandse samenleving. Zij moeten goed met anderen om kunnen gaan en deel kunnen nemen aan de samenleving. Wij besteden aandacht aan de sociale vaardigheden bij leerlingen, de basiswaarden en aan beleefdheid en omgangsregels in de omgang met elkaar. Vanuit deze visie hebben we de volgende activiteiten opgesteld: 1. We voeden onze leerlingen op tot fatsoenlijke evenwichtige mensen die respectvol zijn(vanuit duidelijke waarden en normen omgaan met de medemens) 2. Wij voeden onze leerlingen op tot personen die weten wat democratie inhoudt en die daar ook naar handelen. Ze leren hun mening over maatschappelijke thema’s te verwoorden 3. We voeden onze leerlingen op tot mensen die “meedoen”, die actief betrokken willen zijn op de samenleving en die gericht zijn op samenwerking. Ze leren organisatorische vaardigheden aan en leren verantwoordelijkheid te nemen voor anderen. 4. We voeden onze leerlingen op tot personen die kennis hebben van en respect voor andere opvattingen en overtuigingen (religies). Leerlingen kunnen in de school oefenen in het leren samenleven met elkaar. 5. We richten ons op algemene ontwikkeling en we geven onze leerlingen culturele bagage mee voor het leven. Ook voor dit vormingsgebied gebruiken we geen aparte methode, maar zie je aandacht hiervoor in ons totale onderwijsaanbod.
4.5. De muzisch - expressieve vakken (kunstzinnige oriëntatie) Bij kunstzinnige oriëntatie komen de volgende expressieactiviteiten aan de orde: tekenen, handvaardigheid, muziek, spel/bevordering van het taalgebruik en beweging. - Tekenen en handvaardigheid Kinderen maken hier kennis met verschillende mogelijkheden om zich in beelden uit te drukken. Daarnaast leren ze beeldende uitingen van anderen begrijpen en leren ze genieten van beeldende producten. Het gaat dan om vormgeven (werkstukken maken, leren omgaan met kleur, vorm, ruimte en compositie, maar ook met gereedschappen) en beschouwen (leren kijken naar wat je zelf hebt gemaakt of een ander heeft gemaakt). - Muziek In de maatschappij klinkt veel muziek: uit de eigen (jeugd-)cultuur, uit niet-westerse culturen, oude en hedendaagse muziek, ontspanningsmuziek e.d. Muziek doet iets met kinderen: ze komen in een bepaalde sfeer, ze bewegen erbij en ze genieten ervan. Kinderen doen ook iets met muziek: ze zingen liedjes en spelen op instrumenten. Muziek op school is erop gericht dat de leerlingen hun aanwezige muzikale mogelijkheden ontdekken en verder ontwikkelen door het verwerven van voldoende kennis, inzicht en vaardigheden, zodat ze deel kunnen nemen aan de huidige muziekcultuur in Nederland. Het gaat dan om muziek maken en muziek beluisteren. - Spel en bevordering van het taalgebruik Hier gaat het erom dat de leerlingen de expressieve en communicatieve mogelijkheden van stem, taal, houding, beweging en mimiek leren kennen en toepassen. In spel verbeelden ze gevoelens, ideeën, gebeurtenissen en personages, en verwerven ze vaardigheden als speler van rollen. Ze leren daarbij te reflecteren op hun eigen spel en dat van anderen. - Beweging Hier maken de leerlingen kennis met de betekenis en beleving van beweging, in hun eigen cultuur en enkele andere culturen. Het gaat dan vaak om dans. In alle groepen worden voor deze expressievakken tal van bronnenboeken gebruikt. De methode 'Moet je doen' is de handleiding bij de onderdelen muziek, drama en dans. Daarnaast nemen we deel aan het project ‘Kunstmenu’. Dit project wordt gesubsidieerd door de gemeente Haarlemmermeer en zorgt ervoor dat de kinderen kennis maken met de diverse aspecten van kunst. Aan het leergebied Kunstzinnige oriëntatie wordt gemiddeld ruim 4 uur per week gewerkt.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
29
4.6. Het bewegingsonderwijs Lichamelijke opvoeding is erop gericht dat de leerlingen kennis, inzicht en vaardigheden verwerven die nodig zijn om op verantwoorde manier deel te nemen aan de bewegingscultuur. Het gaat daarbij om een breed aanbod van bewegings- en spelactiviteiten. Het plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties staat centraal. De volgende onderdelen komen aan bod: gymnastiek, atletiek (indien mogelijk), spel en bewegen op muziek. In de groepen 3 t/m 8 wordt de spelles door de groepsleerkracht gegeven. De bewegingsles gericht op lichamelijke oefeningen, zoals klauteren, springen, touwzwaaien etcetera, wordt verzorgd door een vakleerkracht bewegingsonderwijs. “Basislessen Bewegingsonderwijs, deel 1 en 2” wordt door ons gebruikt als naslagwerk. De groepen 1-2 hebben een doorgaande lijn opgezet aan de hand van een aantal leerlijnen bewegingsonderwijs voor kleuters en een eigen leerlijn samengesteld. Aan het leergebied Lichamelijke Opvoeding wordt gemiddeld 1,5 uur per week gewerkt.
4.7. Informatie Communicatie Technologie In ons onderwijs speelt ICT een belangrijke rol. Bij de keuze van een nieuwe methode onderzoeken we of software geïntegreerd is. Het werken met de computer naast het (methode)boek is voor kinderen aantrekkelijk, afwisselend en werkt stimulerend. Via internet is het een goed hulpmiddel om informatie te vinden en om te communiceren met anderen. Het vaardig zijn met de computer is dan ook van groot belang en vanaf groep 1 laten we de kinderen in eigen tempo en op eigen wijze hiermee vertrouwd raken. Het bevordert tevens het zelfstandig werken. Ook voor de leerkrachten zorgt het gebruik van de computer voor nieuwe (les)ideeën. Mede door het gebruik van dit hulpmiddel worden de lessen creatiever, aantrekkelijker, informatiever en doelmatiger. Dit is ook de reden dat het digitale schoolbord het krijtbord in het onderwijs aan het vervangen is. Inmiddels zijn 8 lokalen voorzien van een digitaal schoolbord. Na de bouw van de nieuwe dependance zullen ook de vier groepen die daar gehuisvest gaan worden, beschikken over een digitaal schoolbord. Voor de administratie (zowel voor de leerkracht als voor het management), voor beheer mediatheek en voor de communicatie onderling is de computer niet meer weg te denken. De groepen 1-2 beschikken samen over 9 computers. Vanaf groep 3 heeft ieder groep vier computers bij het lokaal staan. Een lokaal met een digitaal schoolbord heeft ook een leerkrachtcomputer. De wijze waarop kinderen met de computers omgaan en deelnemen aan het internetverkeer wordt bewaakt door de school en de ouders. Op schoolniveau zijn daarom afspraken met elkaar gemaakt. Ook maken we gebruik van een filter, zodat we preventief zorgen dat kinderen niet op verkeerde sites kunnen komen. Vanzelfsprekend informeren we de kinderen over de gevaren van internet en proberen we er voor te zorgen dat zij op een goede manier gebruik maken van internet en daarin hun eigen verantwoording leren nemen (weten welke keuzes goed of minder goed zijn voor zichzelf), omdat ze ook thuis en op andere plaatsen het niet beveiligde internet op kunnen gaan.
4.8. Onze manier van werken De groepen 1-2 zijn heterogeen samengesteld (4-5-6 jarigen zitten bij elkaar in de groep). Vanaf groep 3 werken we volgens het leerstofjaarklassensysteem (leerlingen van dezelfde leeftijd zitten bij elkaar in de groep), waarbij differentiatie plaatsvindt naar capaciteit, tempo en belangstelling. Zowel de ochtend als de middag begint met een inloopmoment. De kinderen mogen dan naar binnen en kunnen daarbij begeleid worden door hun vader en/of moeder. Tijdens deze inloop bestaat de mogelijkheid om korte boodschappen aan de leerkracht door te geven. 4.8.1. De groepen 1-2 De groepen 1-2 werken volgens een bepaald schema, gevisualiseerd voor de kinderen door de dagritme kaarten. Deze kinderen vinden het plezierig als er op een dag vaste (herkenbare) activiteiten plaatsvinden. De ochtend wordt gestart met een kring. Samen wordt de dag geopend, leren de kinderen luisteren naar elkaar en naar de leerkracht, ze leren te vertellen, vragen te stellen en beantwoorden, ze leren hun gedachten goed onder woorden te brengen. In de kring vinden ook allerlei ontwikkelingsactiviteiten plaats op het gebied van taal, rekenen, expressie, wereldoriëntatie, motoriek en sociaal-emotioneel gebied.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
30
Na de kring volgt het moment van spelend leren. Dit kan zijn het buitenspelen of het werken met het keuzebord (spel en werkopdrachten). Tijdens het werken met het keuzebord vindt het zelfstandig werken plaats. Door middel van een klok wordt de kinderen aangegeven hoelang dit moment duurt en de leerkracht niet gestoord mag worden. De kinderen wordt geleerd op welke wijze ze zelf tijdens dit moment problemen, waar ze tegen aanlopen, op kunnen lossen. De leerkracht kan tijdens het zelfstandig werken extra aandacht geven aan kinderen. Zij kan werken in een kleine kring of met een individuele leerling om extra instructie te geven, extra te begeleiden, voorinstructie, verdieping etc. etc. Ook werken de oudsten tijdens dit moment aan hun speelwerktaak. Dit is een formulier waarop een twee- tot drietal opdrachten staan, waaraan de kinderen zelfstandig, gedurende de week mogen werken. Op deze wijze bevorderen we de zelfstandige leerhouding van de kinderen en leren we ze plannen e.d.. Tijdens het buitenspelen staan het bewegen en de sociale omgang centraal. De motoriek wordt geoefend door het spelen in de zandbak, op de speeltoestellen en met de fietsen en karren. Kinderen leren op hun beurt wachten, leren samen spelen en werken, leren ruzietjes op te lossen. Ze doen ervaringen op, allerlei begrippen komen spontaan aan bod zoals diepe kuil, grote taart, hoog schommelen, ver weg of dichtbij zijn, etc.. Het tussendoortje, voor de kinderen een rustmoment in de ochtend, wordt in de kring gedaan. De leerkracht kan dan voorlezen of een verhaal vertellen. Tevens is dit moment voor een groep de wisseling tussen de het buitenspel en werken met het keuzebord. De ochtend wordt altijd afgesloten in de kring. Tijdens deze kring kan de ochtend geëvalueerd worden en alvast over het middagprogramma gesproken worden. Bij de start van de middag (de inloop) liggen er werkjes klaar en weten de kinderen in welke hoeken ze mogen gaan werken/spelen. Sommige kinderen hebben een bepaalde opdracht gekregen van de leerkracht. Tijdens dit speel/werkmoment wordt ook de klok weer op zelfstandig werken gezet en gaat de leerkracht met kinderen apart (in de kleine kring) aan het werk. Hierna volgt weer het buitenspelmoment en ook de middag wordt beëindigd in de kring. De groepen 1-2 werken met thema's. Het zijn thema's uit de methode Schatkist en thema's die door de leerkrachten zelf bedacht worden, waarbij uitgegaan wordt van de belevingswereld van de kinderen (betekenisvol onderwijs). De leerkrachten bereiden het thema met elkaar voor, spreken af welke activiteiten voor woordenschat, begrippen, waarnemen, ordenen, sociaal-emotionele ontwikkeling, taal-, reken- en motorische vaardigheden gedaan worden, welke doelen behaald willen worden en op welke wijze deze bereikt worden. Vanzelfsprekend heeft iedere leerkracht de ruimte om een en ander naar eigen inzicht, vaardigheid en creativiteit vorm te geven. Gedurende een week vinden er minimaal twee gerichte bewegingsmomenten plaats in de speelzaal. Hierbij gaat het vooral om lichamelijke en motorische ontwikkeling van het kind en wordt er geklauterd, met ballen gespeeld, gegooid en gevangen, gedanst, gesprongen, etc.etc.. Voor deze lessen is er door de leerkrachten een aanbod met doorgaande lijn samengesteld uit divers naslagmateriaal. 4.8.2. De groepen 3 t/m 8 Tijdens het inloopmoment is er tijd voor contact tussen de kinderen, ouders en de leerkracht. Op maandag wordt gestart met de kring en op de andere dagen met het leeskwartier. Er wordt gewerkt volgens een dagrooster, waarbij in de ochtend vooral de instrumenteel-cursorische vakken aan bod komen en de wereldoriënterende en muzisch creatieve vakgebieden vinden vooral in de middag plaats. Het bewegingsonderwijs wordt zowel in de ochtend als in de middag gegeven. Voor deze lessen maken we gebruik van de sportzaal op het scholeneiland en bij mooi weer van het grasveld. Het dagrooster is niet iedere dag hetzelfde, ook niet iedere week en er wordt door de leerkracht flexibel mee omgegaan. Het kan namelijk wel eens voorkomen dat een bepaalde gebeurtenis de aandacht vraagt van de groep en er dan afgeweken wordt van het rooster. Omdat niet ieder kind op dezelfde manier leert, in het zelfde tempo en met dezelfde capaciteit wordt de instructie op verschillende manieren verzorgd. De leerkracht stemt de instructie af op de verschillen die er zijn. Het ene kind heeft behoefte aan meer instructie terwijl het andere kind met minder toe kan. De leerkrachten passen instructie vooraf, (kleine) groepsinstructie, individuele instructie, verlengde (extra) instructie toe, al dan niet met behulp van een instructietafel. De minimum inhoud van de leerstof wordt vooral bepaald door de methoden die wij gebruiken. Daarnaast heeft de leerkracht de ruimte om naar eigen inzicht de leerstof te verbreden of aan te passen (denk hierbij aan actualiteiten, behoefte van de groep en eigen voorkeur). Een vereiste hierbij is wel dat deze kerndoelend dekkend blijft. Ook de kinderen kunnen naast het minimumprogramma een inbreng hebben betreffende de leerstof. Zo zijn er verplichte en keuze opdrachten. Een belangrijk aspect binnen de werkwijze in de groepen 3 t/m 8 is het werken met dag- en weektaken (zelfstandig werken).Hiermee wordt in groep 2 al een begin gemaakt met door het werken met de speelwerktaak. Vanaf groep 3 wordt dit de dagtaak genoemd. Deze wordt in groep 6 uitgebreid naar een twee-dagentaak en in groep 8 wordt gewerkt met een weektaak.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
31
Het principe van werken met de dag- en weektaak is dat er, verspreid over een week, in de ochtend momenten zijn dat de kinderen zelfstandig aan het werk zijn en leren we ze een zelfstandige leerhouding aan. De kinderen werken in hun eigen tempo, bepalen zelf de volgorde van het werk, letten op de momenten dat er instructie gegeven gaat worden, zorgen er voor dat ze met de verplichte opdrachten tijdig klaar zijn en werken ook aan keuzeopdrachten. In de dag- en weektaak wordt gewerkt met basisstof en keuzewerk. Basisstof is de leerstof van de methoden, die zelfstandig verwerkt kan worden, eventueel na een instructie. Daarnaast is er andere 'verplicht aan te bieden' stof. De basisstof kan verschillen per leerling. Keuzewerk is extra werk en veelal verdieping en/of verrijking. Tijdens de momenten van zelfstandig werken, heeft de leerkracht tijd om kinderen extra te helpen. Op deze momenten is er dan sprake van 'uitgestelde aandacht' door de leerkracht. Kinderen kunnen even niet bij de leerkracht komen en leren de problemen, waar ze tegen aanlopen, zelf op te lossen. Ze kunnen bijvoorbeeld de hulp van een groepsgenoot inroepen of de opdracht even overslaan. Tijdens het werken met uitgestelde aandacht wordt gebruik gemaakt van een symbool (duidelijkheid voor de leerlingen) en zorgt de leerkracht voor service-rondjes. Dit zijn de momenten dat leerlingen de kans krijgen om hulp van de leerkracht te krijgen. Om te kunnen leren van en aan elkaar, moet je kunnen samenwerken. De kinderen ervaren dat ze samen aan iets kunnen werken, samen iets kunnen (op)bouwen, samen iets kunnen maken en samen zorgen dat iets lukt. Het is dan belangrijk dat alle kinderen actief meedoen. Als een kind niet meedoet of mee mag doen, ervaren de kinderen wat er gebeurt en wat dit betekent, zowel voor het werk als voor de mens. We vinden het belangrijk de kinderen te laten ervaren dat je door samen iets te doen vaak meer bereikt dan door iets alleen te doen en dat je dan van en aan elkaar leert. Soms bewust en soms onbewust. Er is sprake van een opbouw in werkvormen en in samenwerkingsvaardigheden (van eenvoudig naar complex). De basale samenwerkingsvaardigheden komen aan bod in alle bouwen. De overige vaardigheden hebben we verdeeld over de groepen 1-2 t/m 8. Samenwerken gebeurt ook tussen jongere en oudere kinderen. Zo helpen de kinderen van groep 7 en 8 de leerlingen van groep 3, 4 en 5 bij het leesonderwijs (tutorlezen) en ook bij techniekonderwijs wordt de hulp van oudere kinderen ingeroepen. Het jongere kind leert van het oudere kind. Maar het oudere kind leert zelf ook. Het leert uitleggen, geduld te hebben, inzicht krijgen in de materie, enz. enz. Vormen van samenwerken zie je op onze school in alle groepen, vanzelfsprekend op het niveau van de kinderen. Het hoort bij onze dagelijkse schoolpraktijk. 4.8.3. Doubleren en versnellen Als school streven we naar een onbelemmerde gang van de kinderen door de leerjaren (ononderbroken ontwikkeling). Hierbij maken we gebruik van allerlei mogelijkheden om een leerling extra te begeleiden, zoals remedial teaching, een speciaal aangepast programma of leesondersteuning. Ons uitgangspunt is om zittenblijven zoveel mogelijk te vermijden. Toch kan het voor een leerling beter zijn om een jaar over te doen. Een besluit tot zittenblijven wordt tijdens een leerlingbespreking genomen, op basis van het leerlingvolgsysteem. Daarbij wordt ook heel goed gekeken naar de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Een kind een leerjaar over te laten doen heeft in onze ogen zin als de inschatting is dat het kind daardoor een hoger eindniveau in groep 8 behaalt. Maar omdat ook andere zaken een grote rol kunnen spelen bij het besluit (is het kind faalangstig, heeft het weinig zelfvertrouwen, is het nog erg jong, is het langdurig ziek geweest, anderstaligheid) is niet alleen het behalen van een hoger eindniveau doorslaggevend. Wij vinden het van belang dat het kind er als ‘totaal mens’ beter van moet worden. Bij de besluitvorming tot zittenblijven nemen we de mening van de betrokkenen rondom het kind, dus ook die van de ouders, mee. Het is echter wel zo dat de school uiteindelijk de beslissing neemt of een kind overgaat of blijft zitten. Wij kunnen als school een kind verplichten een jaar te doubleren omdat wij onze eigen verantwoordelijkheid hebben voor het plaatsen van een leerling in een bepaalde groep. Vanzelfsprekend zullen we ons besluit beargumenteren. Het uiteindelijke besluit tot al dan niet doubleren ligt bij de directeur van de school. Als wij als school overwegen om een leerling mogelijk een leerjaar te laten verlengen, informeren we rond februari/maart de ouders. In de maand mei/juni wordt de definitieve beslissing genomen. Zie het beleidsplan ‘verlengen op de Bosbouwers’.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
32
Een leerjaar overslaan Bij de beslissing of een kind een groep zal overslaan spelen ook allerlei factoren mee, zoals: - Heeft het kind aansluiting bij de huidige groepsgenoten? - Wordt op alle onderdelen op een hoger niveau gepresteerd? - Is het voor het ‘totale kind’ beter om een leerjaar over te slaan? - Voorzien we dat een leerling gaat onderpresteren? - Kunnen we de leerling in de huidge groep, genoeg aandacht en voldoende uitdaging geven (werken met verschillende niveaus in één groep)? Ook hier zullen we als school aangeven waarom het voor de leerling beter is om een groep over te slaan. Vanzelfsprekend komt de besluitvorming tot stand in goed voerleg met de ouders. 4.8.4. Overgang naar het voortgezet onderwijs Voorlichting over de schoolkeuze van de kinderen als ze de basisschool verlaten, gebeurt mondeling en schriftelijk, aan zowel ouders als kinderen. De overheid stelt veel voorlichtingsmateriaal beschikbaar. De leerkracht informeert de kinderen over de structuur van het voortgezet onderwijs en de werkwijze in de diverse onderwijstypen. Het bezoeken van open dagen wordt zeker gestimuleerd. Ouders van kinderen in groep 8 krijgen de eerste informatie over de verwijzing al aan het begin van het schooljaar. Er is dan een informatieavond, waarin de leerkracht de ouders in grote lijnen uitlegt hoe de procedure zal verlopen. Deze procedure staat op papier en wordt dan uitgereikt. In januari organiseert de school voor ouders een informatieavond over het voortgezet onderwijs en de gevolgen van de overstap van kinderen naar dit schooltype. Ook wordt in deze periode het voorlichtingsmateriaal van de scholen van voortgezet onderwijs uitgedeeld. Het voorlichtingsmateriaal van de overheid wordt in groep 8 besproken. Ouders worden d.m.v. een folder gewezen op de, via internet beschikbare, mogelijkheid om kennis te nemen van de kwaliteitskaarten van alle voortgezet onderwijsscholen in de regio. Het leerlingvolgsysteem garandeert dat de leerkracht van groep 8 beschikt over alle gegevens als het kind in groep 8 komt. Er is een leerlingendossier en er is een zorgarchief (van de intern begeleider, uiteraard indien van toepassing). In groep 7 maken de kinderen de CITO-entreetoets. (Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling). Heel soms heeft het geen zin een kind met deze toets lastig te vallen. In overleg met de ouders wordt deze toets dan niet gemaakt. De ouders ontvangen de uitslag van de toets. Met een aantal ouders wordt het resultaat mondeling doorgenomen. De toets geeft een beeld van de kennis van het kind op het moment van afname. De groepsleerkracht zal tot het einde van groep 8 aandacht schenken aan de eventuele tekortkomingen, zowel op groeps- als individueel niveau. Omdat het voortgezet onderwijs verplicht wordt, naast alle gegevens van de basisschool, over een onafhankelijk toetsgegeven te beschikken, worden wij verplicht om nog een extra toets af te nemen. Wij gebruiken daarvoor de CITO-eindtoets. De uitslag biedt ons als basisschool een extra beeld omtrent de ontwikkeling van een kind op dat moment. Jammer is het echter dat de uitslag van de CITO-eindtoets door sommige voortgezet onderwijsscholen belangrijker wordt geacht dan het advies van de basisschool. Op grond van alle op dat moment beschikbare gegevens van het kind formuleert de school in januari een advies. Dit gebeurt dus voor de afname van de CITO-eindtoets. Het advies wordt schriftelijk aan ouders meegedeeld. Eind januari begin februari vindt er een adviesgesprek plaats. In de maand februari bezoeken ouders en kind de ‘open dagen’. Rond 1 maart leveren de ouders de inschrijfformulieren in bij de groepsleerkracht. De groepsleerkracht stelt voor ieder kind een onderwijskundig rapport op. Deze rapporten, de inschrijfformulieren en de uitslag van de CITOeindtoets worden daarna doorgestuurd naar de desbetreffende school voor voortgezet onderwijs. De scholen voor voortgezet onderwijs hanteren criteria voor toelating. Die zijn per school verschillend. Ouders worden zo veel mogelijk vooraf op de hoogte gebracht van deze criteria. Het kan voorkomen dat de voortgezet onderwijsschool nog een extra test noodzakelijk vindt. Na overleg met de ouders wordt deze test in april afgenomen. Eind april beslist de voortgezet onderwijsschool over toelating. Er is daarna contact tussen groepsleraar en brugklascoördinator om het wettelijk verplichte onderwijskundige rapport nader toe te lichten. Als een kind wordt afgewezen, zal de basisschool samen met de ouders zoeken naar een alternatief.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
33
4.9. De voorzieningen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften Onze school streeft er naar zoveel mogelijk kinderen zelf te begeleiden en de zorg voor de kinderen daarom zo dicht mogelijk bij het kind te realiseren (zie uitgangspunten Zorgplan Passend Onderwijs Haarlemmermeer). Dit uitgangspunt vraagt extra inzet op groeps- en schoolniveau, ook zichtbaar in ons meerjarenschool-ontwikkelingsplan, waarin tevens de nascholing opgenomen is. We doelen bij de hieronder beschreven zorg op leerlingen in achterstandssituaties, leerlingen met leerproblemen, leerlingen met een geestelijke of lichamelijke handicap, meerbegaafde leerlingen of andere leerlingen die specifieke onderwijsbehoeften hebben. Belangrijke criteria bij aanmelding van kinderen op onze school zijn: mobiliteit, communicatie, leerbaarheid en zelfredzaamheid. Deze toelatingscriteria zijn nader omschreven in het leerlingenstatuut van de Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp, waartoe ook onze school behoort. Is het kind eenmaal op school dan zijn belangrijke kenmerken m.b.t. de begeleiding van de kinderen: Het welbevinden van de kinderen. Is het kind gelukkig op school, dan voelt het zich betrokken. Daardoor ontwikkelt een kind zich zowel cognitief als sociaal voorspoediger. Veiligheid en structuur in en rond de groepen staan dan ook voorop. De voortgang van de ontwikkeling van de kinderen. Er moet, met inbegrip van alle inspanningen van de groepsleerkracht, de ouders en het kind zelf voldoende vooruitgang te bespeuren zijn. De kinderen krijgen de mogelijkheid zich volgens deze twee criteria eveneens te ontwikkelen langs een eigen leertraject voor een of meer onderdelen. De instemming van de ouders om hun kind op onze school te begeleiden. Het is belangrijk dat de ouders achter de samen vastgestelde leerlijn staan. De ouders accepteren de mogelijkheid dat hun kind niet in alle opzichten de eindtermen van de basisschool zou kunnen gaan halen, maar dat alle betrokkenen zich zoveel mogelijk zullen inspannen om dat doel wel te bereiken. 4.9.1. Werkwijze. Drie keer per jaar is er een spreekuur voor een groepsleerkracht met de intern begeleider. Het moment om tussentijds de individuele- en groepsvoortgang te bespreken. De groepsleerkrachten krijgen het verslag van de vorige bespreking, dat tevens als uitgangspunt (agenda) dient. Na afloop maakt de intern begeleider een verslag. Een aanmelding van een zorgleerling kan daar uit voortvloeien. Zowel de groepsleerkracht als de remedial teacher kan aanvullend onderzoek doen bij het aangemelde kind. In de klas kan ook geobserveerd worden. De ouders worden voor ieder onderzoek of observatie ingelicht. De groepsleerkracht maakt daarvoor een afspraak waarbij de Intern begeleider aanwezig kan zijn. N.a.v. het onderzoek maakt de intern begeleider of de remedial teacher een verslag met conclusies en aanbevelingen. Dit wordt eerst met de groepsleerkracht en daarna altijd met de ouders besproken. Een handelingsplan wordt dan door de leerkracht en/of remedial teacher en intern begeleider vastgesteld. Op school zie je de verschuiving plaatsvinden van werken met individuele handelingsplannen naar werken met groepsplannen (op drie niveaus). De groepsplannen komen tot stand tijdens het spreekuur als gevolg van de analyses vanuit het leerlingvolgsysteem. In deze plannen zijn de volgende onderdelen opgenomen: - organisatie en tijdsplanning in de week - gebruikte materialen, te vinden in de orthotheek - inhoud van de begeleiding door de groepsleerkrachten (coaching van de Intern begeleider) - evaluatie middelen en moment van nabespreking - overleg met de ouders - vaststellen van een nieuw plan. Ook de remedial teacher kan voor de kinderen die zij begeleidt groepsplannen maken. De intern begeleider kan na onderzoek door de groepsleerkracht of naar aanleiding van eigen bevindingen contact opnemen met de schoolcontactpersoon van de dienst, waar onderzoeken worden afgenomen, als sprake is van onvoldoende vooruitgang. Een aanmelding voor een extern-onderzoek kan daaruit voortvloeien. De intern begeleider zorgt in overleg met de directie voor de verdere procedure. Het extern-onderzoek vindt meestal op school plaats. De externe onderzoeksverslagen komen op school binnen en worden met de ouders, de schoolbegeleider, de intern begeleider en de groepsleerkracht besproken. De intern begeleider heeft een map met lopende zaken. De verslagen van het spreekuur, de verslagen n.a.v. intern onderzoek en de handelingsplannen worden digitaal per groep bewaard. De
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
34
verslagen n.a.v. extern onderzoek worden in het papieren leerlingendossier bewaard met een melding daarvan in het digitale leerlingenadministratiesysteem (Parnassys). Ook de verslagen van oudergesprekken zijn daarin te vinden. De logopedische verslagen bevinden zich in de IB-map. Er is tevens een map m.b.t. het leerlingvolgsysteem (LVS). Daarin bevinden zich de overzichten vanuit het LVS op groepsniveau, metingen vanuit de methode-toetsen en vanuit de CITO-toetsen. De groepen 1-2 werken naast de toetsen/observatieformulieren van het LVS met registratieformulieren voor de belangrijkste leer- en ontwikkelingsgebieden. De intern begeleider verantwoordt zich eenmaal per jaar als het gaat om de leerlingenzorg. Dat doen ze in een jaarverslag, dat in juni/juli aan het team wordt aangeboden en vervolgens ook wordt besproken. De resultaten op schoolniveau zijn daar ook in opgenomen, evenals de schematische weergave van de individuele zorg op onze school. Het laatst verschenen verslag ligt ter inzage op school. De groepsleerkrachten hebben voor ieder kind een dossiermap waar alle niet digitale verslagen in bewaard worden. 4.9.2. Plaatsing en verwijzing van leerlingen met specifieke behoeften De school zal zich altijd inzetten voor het belang van het kind. Heeft het kind extra begeleiding nodig, voor korte of lange tijd, dan zal de school er naar streven dat te realiseren. Voor alle duidelijkheid: hiermee worden alle kinderen bedoeld, dus kinderen met leerproblemen, gedragsproblemen en meerbegaafden. Er zijn natuurlijk wel beperkingen. We noemen dat de zorgcapaciteit. Dat wil zeggen; wat de school aan kennis en voorzieningen heeft, wat door school kan worden ingezet en wat de leerkracht in combinatie met de groep aan kan. Vanzelfsprekend groeit de zorgcapaciteit van de school, o.a. vanwege het feit dat collega’s cursussen volgen, we informatie van externe deskundigen (bijv. ambulante begeleiding) ontvangen en we ervaringen opdoen. In de orthotheek van de school komen ook steeds meer materialen te staan voor leerlingen met specifieke behoeften. Als de school die speciale zorg niet meer kan bieden, zal het kind worden verwezen naar een andere basisschool of naar het speciaal basisonderwijs (zie hiervoor het leerlingenstatuut). De intern begeleider begeleidt meestal de ouders en het kind naar de speciale basisschool. Indien mogelijk is de groepsleerkracht daar ook bij aanwezig. 4.9.3. Procedure ingeval van verwijzing naar een speciale basisschool De procedure voor verwijzing van kinderen naar het speciaal basisonderwijs (SBO) valt onder de verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Haarlemmermeer. Scholen en ook ouders kunnen er met hun vragen terecht. Informatie hierover heeft de intern begeleider. Uiteindelijk kan het leiden tot het opstellen van een onderwijskundig rapport t.b.v. de permanente commissie leerlingenzorg (PCL). De PCL geeft op grond van dit rapport een beschikking af voor de groep jonge risico leerlingen, de hulpklas en het SBO. 4.9.4. De leerlinggebonden financiering. Ouders van kinderen met een handicap of stoornis willen tegenwoordig een bewuste keus maken voor een school die het beste bij hun kind past: de school in de buurt of een speciale school. Speciale scholen zijn scholen die hun onderwijs afstemmen op de handicap of stoornis van een kind. Zo zijn er speciale scholen voor blinde kinderen, voor dove kinderen of voor kinderen met een verstandelijke of lichamelijke handicap. Ook zijn er speciale scholen voor kinderen met ernstige leer- of gedragsproblemen. Daarnaast zijn er scholen voor speciaal basisonderwijs. Deze scholen zijn bedoeld voor kinderen met leer- en opvoedingsproblemen, en voor moeilijk lerende kinderen. Dus voor kinderen die het echt niet redden op een reguliere basisschool. Deze scholen vallen onder het Passend Onderwijs-beleid. Het speciaal onderwijs is landelijk verdeeld in 4 clusters: scholen voor kinderen die blind of slechtziend zijn en scholen voor meervoudig gehandicapte blinde of slechtziende kinderen; scholen voor kinderen die doof of slechthorend zijn en scholen voor meervoudig gehandicapte dove of slechthorende kinderen. Ook behoren scholen voor kinderen met ernstige spraaktaalstoornissen hier toe; scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen en meervoudig gehandicapte zeer moeilijk lerende kinderen. Scholen voor langdurige zieke kinderen en scholen voor kinderen met een lichamelijke handicap. Ook scholen voor meervoudig gehandicapte kinderen met een lichamelijke handicap vallen onder deze cluster. scholen voor kinderen met ernstige gedragsproblemen, ontwikkelingsproblemen en/of psychiatrische problemen.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
35
Om in aanmerking te komen voor een plaats in het speciaal onderwijs (SO) of voor de leerlinggebonden financiering in het regulier basisonderwijs, is een indicatie nodig. Om dit te beoordelen is er per cluster (per Regionaal Expertise Centrum) een onafhankelijke commissie. Daar moeten de ouders een verzoek indienen. Deze Commissies voor Indicatiestelling, zoals ze officieel heten, beoordelen op grond van landelijke criteria of een kind toelaatbaar is tot een speciale school dan wel voor leerlinggebonden financiering. Bij aanmelding op onze school van een leerling met een positieve beschikking van een commissie van indicatiestelling of een leerling die wordt teruggeplaatst van een speciale school, worden de volgende stappen genomen: de hulpvragen van het kind worden doorgenomen; vervolgens wordt aan de hand van deze vragen bezien of onze school in staat is de juiste antwoorden te bieden. Centraal in die beantwoording staat het belang van het kind en de mogelijkheden van de school om het ontwikkelingsproces van het kind te ondersteunen. Een aantal factoren spelen op onze school een belangrijke rol: o het pedagogisch en didactisch klimaat; o de organisatie van de leerlingenzorg; o de zorgcapaciteit van de school; o de professionaliteit van de leerkrachten; o de groepsgrootte en het aantal kinderen in de betreffende groep die al extra zorg ontvangen van de groepsleerkrachten o de externe hulp en ondersteuning; o de inzet en rol van de ouders; o de mogelijkheden van het gebouw. Bij het nemen van het besluit tot toelating of weigering zal er altijd sprake zijn van een teambesluit. Dit besluit zal worden voorgelegd aan het bevoegd gezag, daar zij uiteindelijk beslissen. 4.9.5. Inzet van personeel en materiaal Wat betreft het personeel geldt dat de school beschikt over een aantal uren per week voor interne begeleiding en remedial teaching. Voorts bekostigt de gemeente een aantal uren logopedie; de logopediste is in dienst van de gemeente. De school kan, indien nodig, hulp of advies inroepen van externe instanties. Maar de school kan ook voor hulp en advies terecht bij het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Haarlemmermeer. Scholen in het samenwerkingsverband (basis en speciaal) zijn er op gericht meer kinderen in het reguliere basisonderwijs op te vangen. De scholen in onze regio werken daarom samen. Via het zorgplatform kan de school een beroep doen op de hulp in het samenwerkingsverband. De school beschikt over een leermiddelenbudget waaruit ook de kosten voor de begeleiding van de zorgkinderen betaald moet worden. Het gaat hier vooral om kopieerkosten en de aanschaf van leermiddelen (orthotheek), software en naslagwerken. Leerkrachten en interne begeleiders worden (als het beschikbare budget toereikend is) in de gelegenheid gesteld zich verder te scholen. Ze volgen dan cursussen bij nascholingsinstellingen. De scholing is gericht op de professionalisering van de leerkrachten. In het kader van de afspraken rond kwaliteitsverbetering is het mogelijk om individueel een cursus te volgen. Maar het wordt vooral gestimuleerd om een cursus met een groepje of het gehele team te gaan volgen.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
36
5. De inzet en ontwikkeling van ons personeel 5.1. Visie SKOH op het personeelsbeleid Personeel, van kapitaal belang… Dat is het motto waaronder de SKOH haar integraal personeelsbeleid (IPB) vorm heeft gegeven. Belangrijk principe is dat hoogwaardige onderwijskwaliteit afhankelijk is van de leerkracht. Competenties van leerkrachten staan daarom centraal. Die competentie is van belang om de doelstellingen zoals geformuleerd in dit plan, te kunnen realiseren. Meer en meer zullen scholen (naast de basiscompetentie) ook schoolspecifieke competenties vragen, als gevolg van hun specifieke profiel. Naast competentie is ook de persoonlijke ontwikkeling en het arbeidsplezier van de leerkracht van essentieel belang. Deze twee vormen de kern van ons personeelsbeleid: competentie en werkplezier. Op die manier zal de SKOH zich verder ontwikkelen als een goede werkgever. De SKOH verwacht van haar medewerkers dat zij in staat zijn om: - te werken vanuit waarden die gericht zijn op verdraagzaamheid, solidariteit, zorg voor de zwakkeren, betrokkenheid en respect; - in teamverband een invulling te geven aan vernieuwingen en verbeteringen die leiden tot goed en modern onderwijs. In deze missie is tevens verwoord welke waarde de SKOH hecht aan het werk van het personeel. Onze organisatie beschouwt welbevinden als een belangrijk goed; wil voorwaarden scheppen om professioneler te kunnen werken; gaat uit van de persoonlijke kracht en groei van personeelsleden; investeert in de uitwisseling van kennis op vele niveaus; gaat uit van het collectief: met het totaal aan middelen in tijd en geld realiseren van kwalitatief goed personeel. Daarbij blijft de relatieve autonomie van de scholen intact. Als het personeelsbeleid van de SKOH vorm krijgt vanuit de zojuist beschreven visie, dan uit zich dat in de volgende kenmerken: a. personeelsleden voelen zich thuis bij de SKOH en hebben een sterke betrokkenheid met leerlingen, ouders, schoolomgeving en schoolontwikkeling. b. het management op school is gekwalificeerd en competent om succesvol de managementtaken uit te voeren binnen de context van de school en de –omgeving. c. leraren en onderwijsondersteunend personeel zijn goed gekwalificeerd vanuit de opleiding en nascholing om van daaruit competenties verder te ontwikkelen, zodat zij op school werkzaamheden optimaal kunnen uitoefenen. Alle personeelsleden krijgen de gelegenheid en worden gestimuleerd om zich optimaal te ontplooien binnen het brede takenveld van de (school)organisatie. d. de SKOH kent een aantal begeleidingstrajecten, zoals die voor stagiaires, studenten (opleiden in de school) beginnende leerkrachten en in de toekomst voor het management (kweekvijver). e. leeftijdsbewust personeelsbeleid, waarbij maatwerk het uitgangspunt is, is leidraad. Daarbij is zowel aandacht voor jonge en/of nieuwe personeelsleden, zij die al wat langer aan de SKOH verbonden zijn, en oudere personeelsleden. Deze kenmerken vormen, samen met de missie en visie, in grote lijnen het ambitieniveau van de SKOH ten aanzien van personeelsbeleid. Doelstellingen: De Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp hanteert drie doelstellingen bij de realisatie van het geformuleerde personeelsbeleid. De organisatie streeft naar kwaliteitsverbetering van de schoolorganisatie en het onderwijs, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de capaciteiten van alle personeelsleden. stimuleert en bevordert de beroepsmatige groei van alle personeelsleden. heeft aandacht voor het persoonlijke welbevinden van het personeel (zowel geestelijk als lichamelijk).
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
37
5.2. Personeelsbeleid in de praktijk De Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp heeft in diverse documenten onderdelen van het personeelsbeleid vastgelegd, zoals beleidsnota’s, een personeelswijzer en een functieboek. Hieronder een overzicht van vastgesteld personeelsbeleid: - personeelsbehoefte en personeelsvoorziening; o functiebouwwerk van de SKOH; o sollicitatiebeleid; - onderdelen van het personeelsbeleid o introductie en begeleiding nieuwe medewerkers; o gesprekkencyclus; o competenties; o persoonlijk ontwikkelingsplan; o scholing / deskundigheidsbevordering; o taakbeleid; o beoordelingsbeleid; o mobiliteitsbeleid; o arbeidsomstandigheden, ziekteverzuimpreventie en personeelszorg; o beleid i.z. normjaartaak, verlof (compensatie-, ouderschaps- en BAPO-); o functiemix - werkgelegenheid - bekostiging en personeelszaken o formatieve bekostiging; o het budget voor personeel- en arbeidsmarktbeleid; o overige budgetten De volgende onderwerpen zijn niet expliciet in beleid beschreven, omdat de stichting hierin de CAO PO strikt volgt. Het gaat om rechtspositie en arbeidsvoorwaarden, (flexibele) pensionering, ordemaatregelen en disciplinaire maatregelen en ontslag en werkloosheidsuitkeringen. Hieronder een korte samenvatting van de andere onderwerpen: (noot: in veel gevallen wordt verwezen naar het beschreven beleid in het personeelsbeleidmap. Deze map ligt op elke school voor alle medewerkers ter inzage en is ook in onderdelen te downloaden via de website van de stichting) 5.2.1. Personeelsbehoefte en personeelsvoorziening. Het functiebouwwerk van de instelling: De SKOH kent de volgende functies: - Management: directeur, adjunct-directeur - Onderwijzend personeel: groepsleraar LA en LB. - Onderwijs ondersteund personeel: onderwijsassistent, schoolassistent (ook wel conciërge genoemd), administratief medewerker en stafmedewerker. In het functieboek is bij elke functie een overzicht gegeven van competenties en taken. Ook is van elke functie een profiel (SBL) vastgesteld. Sollicitatiebeleid: Er is een ‘regeling sollicitaties’ binnen de SKOH (vastgesteld februari 2007) in het kader van de werving en selectie van nieuw personeel. Dan gaat het niet alleen om de hierboven genoemde functies, maar ook om bijzondere procedures, zoals de benoeming van lio-ers (leraren-in-opleiding) en van zij-instromers. 5.2.2. Onderdelen van het personeelsbeleid. Introductie en begeleiding (artikel 9.3 en 2.6 CAO-PO). Het beleid inzake de begeleiding van net startende of herintredende personeelsleden is vastgesteld in oktober 2006. Gesprekkencyclus (artikel 9.4 CAO-PO). Competentie en arbeidsplezier van medewerkers zijn essentiële voorwaarden voor het realiseren van de beoogde onderwijskwaliteit. De schoolleiding gaat met grote regelmaat in gesprek met alle medewerkers van de school om te weten wat er leeft bij het personeel. Hij/zij gebruikt daarvoor diverse instrumenten zoals het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP), dat iedere medewerker voor zichzelf opstelt. In de ontwikkeling van competentiebeleid wordt aandacht gegeven aan de
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
38
veranderende rol van de leerkracht (van docent naar begeleider), ook in het kader van vernieuwend leren. In de gesprekscyclus worden naast het POP-gesprek ook functionerings- en beoordelingsgesprekken bij de ontwikkeling van competentiemanagement gevoerd worden. Ook de eigen houding, kennis en vaardigheden voor godsdienstige en levensbeschouwelijke vorming is onderwerp van gesprek. Het bestuur kan zo inzicht krijgen in taakbelasting, wensen, loopbaan- en scholingsbehoeften e.d. De cyclus is beschreven en vastgesteld in oktober 2006. Competenties. Competenties zijn specifieke eigenschappen, kennis en vaardigheden van mensen, groepen of organisaties. Competentiemanagement is het opbouwen en exploiteren van competenties van medewerkers in lijn met de strategie en doelstellingen van de schoolorganisatie of met een team binnen de schoolorganisatie. Competenties zijn centraal komen te staan omdat functies niet langer kunnen dienen als de stabiele eenheden waarop het personeelsbeleid berust. Dit heeft vooral te maken met het feit dat functies zelf continue in beweging zijn. Het werken met competenties geeft richting aan het (integrale karakter van) ons personeelsbeleid. Competenties kunnen namelijk moeilijk geformuleerd worden als niet direct de visie en de context van de organisatie meegenomen wordt (verticale integratie). Daarnaast staat het in relatie met andere aspecten met betrekking tot personeelsbeleid zoals de functieomschrijving en de taakverdeling. Verder geeft het sturing aan de invulling van loopbaanbeleid door de richting te geven aan scholing en begeleiding (horizontale integratie). Vanuit deze benadering worden onderdelen van personeelsbeleid beschreven, die direct verband houden met de ontwikkeling van medewerkers in relatie tot de ontwikkeling van de school als organisatie. De SKOH gebruikt voor leidinggevenden een afgeleide van de door het NSA geformuleerde competenties; voor leerkrachten zijn het bijna alle competenties die door de SBL geformuleerd zijn in het kader van de Wet BIO; Ook voor andere functies of functiegroepen (het onderwijsondersteunend personeel) zijn de competenties geformuleerd. Iedere school kan met name bij de leerkracht LB de eigen schoolspecifieke competenties toevoegen op basis van het eigen schoolprofiel. Persoonlijk ontwikkelingsplan (artikel 9.5 CAO-PO). Het persoonlijk ontwikkelingsplan is een plan van aanpak voor een individueel personeelslid om zich als professional te ontwikkelen in zijn werkzame leven (loopbaanperspectief), om zich competenties eigen te maken in een bepaalde functie (functieperspectief) en om competenties te verbeteren die nodig zijn om in een specifieke situatie succesvol te kunnen zijn (verbeterperspectief). De SKOH werkt sinds 2006 met POP’s. Scholing / deskundigheidsbevordering (artikel 9.7 CAO-PO). De SKOH vindt scholing van personeelsleden van haar scholen van essentieel belang. Hiervoor gelden twee overwegingen namelijk kwaliteitsbevordering en het voeren van een goed personeelsbeleid. Op beide behoeften kan worden ingespeeld door nascholingsactiviteiten. Het is daarbij niet alleen van belang dat het bestuur faciliteert, maar tevens dat een klimaat bestaat waarin individuele ontwikkeling gewaardeerd en gestimuleerd wordt. De SKOH definieert nascholing als een vorm van scholing aan leden van het personeel ter verdieping en verbreding van hun kennis, inzicht, vaardigheden en beroepshouding, direct verband houdend met de uitoefening van hun functie. De nascholing bouwt voort op de aanvangsbekwaamheid, die in de initiële opleiding is verworven en op eerdere ervaringen en opleidingstrajecten. De SKOH heeft het nascholingsbeleid in 2007 geheel herzien en vastgesteld. Taakbeleid (artikel 2.6 CAO-PO). Taakbeleid is gericht op de optimale afstemming tussen het werk dat moet gebeuren op de school (het takenpakket) en de kwaliteiten en de beschikbare tijd van het personeel van de school, teneinde de organisatiedoelen van de school te realiseren. Daarmee beoogt taakbeleid dat de onderwijskundige, strategische en organisatorische doelen die een school zich stelt, bereikt worden; personeelsleden bij voorkeur die taken uitvoeren waarin zij goed zijn en die zij leuk vinden; het werk binnen een school evenredig verdeeld wordt over de personeelsleden. De SKOH heeft het taakbeleid in 2011 geheel herzien en vastgesteld. Beoordeling (artikel 9.4 CAO-PO). De beoordeling die eenmaal per vier jaar plaatsvindt geeft het bevoegd gezag inzicht in de taakuitoefening van het personeel. Beoordelingsgesprekken maken onderdeel uit van de gesprekken cyclus. Zie hierboven. De laatste aangepaste versie dateert van 2011.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
39
Mobiliteit (artikel 10 CAO-PO). Mobiliteitsbeleid biedt vele kansen en voordelen en is ondanks alle haken en ogen alleszins de moeite waard: - de kwaliteit van het onderwijs kan worden gewaarborgd als gevolg van mobiliteit onder het personeel (behoud van gekwalificeerd personeel, frisse ideeën); - verandering van werkkring kan motiverend werken voor individuele personeelsleden, biedt nieuwe kansen en heeft een positieve invloed op ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid; - informatie-uitwisseling treedt op omdat nieuw (bekend) personeel de school binnenkomt; - er treedt een kostenbesparing en vermindering van de uitvoeringslast op (advertentiekosten, minder tijdrovende sollicitatieprocedures); - vermindering van het risico van ongewenste overplaatsingen; Op grond hiervan is in 2001 het mobiliteitsbeleid binnen de SKOH aangenomen. Bijstelling van het mobiliteitsbeleid heeft plaatsgevonden in 2008. Arbeidsomstandigheden, ziekteverzuimpreventie en personeelszorg (artikel 11.7 CAO-PO). Arbeidsomstandigheden: Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet en hetgeen in de CAO-PO, inzake arbeidsomstandigheden is overeengekomen zorgt het bestuur voor arbeidsomstandighedenbeleid. Veel van dit beleid is ingevuld en geïntegreerd in het huidige personeelsbeleid van de stichting. Arbeidsomstandighedenbeleid vindt op twee niveaus plaats: bestuursniveau en schoolniveau. De medezeggenschapsraad speelt een toetsende rol in het geheel. De werkgever verplicht zich een zo optimaal mogelijke aandacht te hebben voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemers tijdens het werk. Elke school moet structureel aandacht besteden aan deze drie pijlers teneinde de leef- en werkomstandigheden zo optimaal mogelijk te maken. De arbozorg dient dus goed georganiseerd te worden, resulterend in taken voor schoolleiding als ook voor de overige teamleden. Ziekteverzuimpreventie: De werkgever is op grond van de Wet Verbetering Poortwachter en de Arbowet verantwoordelijk voor het verzuimbeleid en de verzuimbegeleiding. De Arbodienst verleent hierbij ondersteuning. Onder verzuimbeleid wordt verstaan: sturing van het proces gericht op het beheersen van het ziekteverzuim. Doel is verzuimbeheersing. Verzuimbegeleiding behelst alle activiteiten gericht op de begeleiding van zieke werknemers. De scholen binnen de SKOH kennen procedures aangaande verzuim, die nauw aansluiten bij de wettelijke regelgeving. Het opstellen van een plan van aanpak tussen de zesde en achtste week van ziekte en het maken/evalueren van reïntegratieplannen is onderdeel van deze procedures. Een goed registratiesysteem is van belang, ook vanwege de lasten die scholen ervaren van ziekteverzuim in de school, met name van kort frequent verzuim. Naast het door de school bijgehouden eigen registratiesysteem levert zowel administratiekantoor als Arbodienst zogenaamde “kengetallen“ aan. Deze kengetallen brengen school en werkgever op de hoogte van het “gemiddelde ziekteverzuimpercentage“, de “gemiddelde ziekteverzuimduur“ en de “gemiddelde ziekmeldingsfrequentie“ Beleid inzake normjaartaak, compensatie- en BAPO-verlof. Er was, ook binnen de SKOH, onduidelijkheid over de berekening van de werktijdfactor, de opbouw van de normjaartaak en de regels rond het compensatie- en BAPO-verlof. Dat hangt direct samen met de complexe wijze waarop dit in het primair onderwijs geregeld is. Wat zijn de regels en waar zijn ze te vinden? Als hulp bij het lezen van de CAO PO heeft de SKOH beleid geschreven en daarin veel voorbeelden opgenomen om een en ander te verduidelijken. Ook zijn de begrippen die hierbij horen, verwerkt. Zo komt voor alle functiecategorieën het compensatieverlof aan de orde, de deskundigheidsbevordering en de bevordering arbeidsparticipatie ouderen (BAPO), evenals de bepaling van de omvang van de rechten van het personeel op deze componenten. Dit beleid dateert van 2011. Functiemix. De SKOH is voorstander van uitvoering van de functiemix (CAO PO). Deze functiedifferentiatie levert een aantal voordelen op: meerdere disciplines doen hun intrede, doorstroom is mogelijk, teamonderwijs wordt mogelijk e.d. In het najaar van 2010 is de SKOH begonnen met de functiemix, waarin verschillende taakprofielen zijn beschreven met kenmerken waaraan medewerkers moeten voldoen. Werving en selectie zal parallel lopen met de gesprekkencyclus. De functiemix bij de SKOH richt zich vooralsnog op het seniorniveau. Het beleid is beschreven en vastgesteld in 2010.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
40
5.2.3. Werkgelegenheid. Werkgelegenheidsbeleid (artikel 10 CAO-PO). De SKOH is gericht op behoud van werkgelegenheid. De organisatie is in leerlingaantal en formatie stabiel. In deze planperiode is afgesproken werkgelegenheidsbeleid te gaan formuleren. Afvloeiingsregelingen. De SKOH hanteert vooralsnog per categorie personeel een integrale afvloeiingsregeling op bestuursniveau voor de plaatsing in het RDDF (artikel 2.8 CAO-PO) en ontslag om formatieve redenen van werknemers met een dienstverband voor onbepaalde tijd. Onderscheiden worden de categorieën onderwijzend personeel, onderwijsondersteunend personeel en directie. Zie verder het meerjarenformatiebeleid en het bestuursformatieplan, dat jaarlijks wordt geactualiseerd en vastgesteld. 5.2.4. Bekostiging en personeelszaken. Formatieve bekostiging. Het meerjarenformatiebeleid van de SKOH wordt ontleend aan de in de schoolplannen en de beleidsplannen, vastgelegd in besluiten, beschreven wijze waarop zij de continuïteit van het onderwijsaanbod van de scholen wil waarborgen en haar onderwijskundige en personele doelen wil realiseren. Het is de visie van het bestuur van de SKOH dat het beschikbare (lumpsum)budget ten behoeve van het onderwijs dient te worden ingezet voor kwaliteit en continuïteit van het aanbod van onderwijs aan onze scholen. Overwegingen van verschillende aard spelen bij de verdeling van deze middelen een rol. Het bestuursformatieplan geeft inzicht in deze verdeling en gemaakte overwegingen. Met het ‘Budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid’ heeft het bestuur/het management meer middelen en meer keuzemogelijkheden tot zijn beschikking. Bij de inzet van personeel heeft elke keuze grote financiële gevolgen, die ook zichtbaar gemaakt moet worden op de (middel)lange termijn. Het is in het belang van de al eerder genoemde kwaliteit en continuïteit om grenzen aan te geven. Hierbij moet worden gedacht aan de inzet van personeel voor de volgende werkzaamheden: lesgeven; leiding geven; coördinatie van leerlingenzorg; onderwijsinnovatie; Met andere woorden: de werkgever stelt de kwalitatieve en kwantitatieve omvang van de formatie vast en geeft in het formatieplan aan welke functies en taken van welke omvang, aard en niveau noodzakelijk zijn om de hierboven genoemde werkzaamheden te verrichten. Voor de binnen de SKOH geldende afspraken wat betreft de personele bekostiging wordt in deze verwezen naar het op school aanwezige bestuursformatieplan. Het Budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid Sinds het schooljaar 2006-2007 krijgt de organisatie structureel een budget voor personeelsbeleid. Dit personeelsbudget is niet geoormerkt; het CvB bepaalt zelf (in overleg met scholen en GMR) hoe de middelen worden verdeeld. De wijze waarop deze verdeling plaatsvindt, is vastgelegd in het financieel beleidsplan van de stichting. De uitwerking ervan is jaarlijks terug te vinden in het bestuursformatieplan (schooljaar) en de begroting (kalenderjaar). Overige budgetten. Het is gebruikelijk om alle beschikbare budgetten onder te brengen in een (meerjaren-)begroting van de stichting. Het geeft een helder overzicht van alle in de organisatie beschikbare budgetten en uitgaven. Directies op de scholen beschikken over deze begroting.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
41
6. Overige beleidsvoornemens 6.1. Algemeen (strategisch) beleid Op 1 januari 2010 bestond de SKOH veertig jaar; het was tevens de datum waarop de organisatie overstapte naar een geheel nieuw bestuursmodel (CvB / RvT) , een nieuwe managementstructuur en een nieuwe communicatiestrategie. Op deze manier maakte de SKOH een nieuwe, veelbelovende start. De basis daarvoor was een aantal jaren eerder al gelegd in het strategisch beleidsplan 20052010 ‘Kwaliteit voor ieder Kind’. Over de resultaten heeft de SKOH geschreven in de jaarverslagen vanaf 2006. In het nieuwe beleidsplan ‘Veilig, vertrouwd en verbindend’ wordt daarop voortgebouwd met vernieuwde ambitie en uitstraling. Bij de SKOH staan kinderen centraal; dat betekent dat de talentontwikkeling van kinderen voorop staat. Kinderen worden serieus genomen en in al hun vaardigheden (cognitief, sociaal én emotioneel) optimaal ondersteund. Bij de SKOH gebeurt veel; de organisatie is volop in beweging en we kunnen met recht spreken van ‘dynamisch onderwijs’. De uitstraling van de SKOH concentreert zich rond de kernwaarden van de SKOH: veilig, vertrouwd en verbindend. De SKOH werkt aan begrippen als professioneel handelen, ambassadeurschap, klantgerichtheid en ondernemerschap vanuit de collectieve ambitie “SKOH- sterk in onderwijs”. De missie van de SKOH geeft de ambitie en de richting aan waarmee de komende jaren wordt gewerkt. Alle medewerkers, kinderen en ouders worden uitgenodigd en gestimuleerd om zich met deze missie te identificeren en daar vanuit te handelen. Alle talenten van de 2700 SKOH-kinderen worden zo optimaal mogelijk benut. Op die manier worden ze zo goed mogelijk op hun toekomst voorbereid. ‘Kinderen centraal’ betekent dat alles wat we doen, op hen gericht is, op de ontplooiing van hun talenten en op de veelzijdige ontwikkeling van hun persoonlijkheid. In onze communicatieuitingen (foto’s, teksten, tekeningen…) staan onze kinderen ook centraal. In de periode 2011-2015 werkt de organisatie met het strategisch beleidplan ‘Veilig, vertrouwd en verbindend’. In het plan is de SKOH-missie in 10 punten weergegeven. Van daaruit zijn de centrale doelstellingen van de organisatie bepaald. Daar waar wenselijk en mogelijk zijn ook de criteria vastgelegd waaraan die doelstellingen moeten voldoen. Het beleidsplan is bedoeld voor alle medewerkers in de organisatie als inspiratiebron en richtsnoer voor ons toekomstig handelen. Voor de realisering van de doelstellingen, die in het plan zijn verwoord, zijn op alle niveaus in de organisatie afspraken gemaakt. De scholen ‘vertalen’ de afspraken van het strategisch beleid in hun eigen schoolplan en laten in hun jaarplannen zien welke activiteiten worden opgepakt. Scholen kunnen dus hun eigen accenten leggen; niet iedere school is met hetzelfde onderdeel op hetzelfde moment bezig. Uitgangspunt is de specifieke situatie van de individuele school, zij het in relatie tot het algemene kader van dit strategisch plan.
Strategisch beleidsplan ‘Veilig, vertrouwd en verbindend’ Centrale doelen en resultaten School- en en jaarplan Schoolspecifieke resultaten
Managementrapportages en jaarverslag Algemeen kader strategisch beleid Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp Het meerjaren strategisch beleidsplan 2011-2014 is tot stand gekomen na uitvoerig overleg tussen bestuur, schooldirecteuren en intern begeleiders. Personeel en ouders (oudergeledingen van de MR) hebben niet alleen kennis genomen van de geformuleerde uitgangspunten maar er ook op kunnen reageren. De GMR heeft er mee ingestemd.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
42
6.2. Personeelsbeleid Een onmisbare peiler van het strategisch beleidsplan is het personeelsbeleid. Belangrijk principe is dat hoogwaardige onderwijskwaliteit afhankelijk is van de leerkracht. Competenties van leerkrachten staan daarom centraal. Die competentie is van belang om de centrale onderwijsdoelstellingen te kunnen realiseren. Meer en meer zullen scholen (naast de basiscompetentie) ook schoolspecifieke competenties vragen, als gevolg van hun specifieke schoolprofiel. Naast competentie is echter ook de persoonlijke ontwikkeling en het arbeidsplezier van de leerkracht van belang. Deze twee sporen vormen de kern van het personeelsbeleid: competentie en werkplezier. Op die manier zal de Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp zich verder ontwikkelen als een goede werkgever en zal het ook voldoende en voldoende competente en gemotiveerde leerkrachten aan zich weten te binden. Het personeelsbeleid van de SKOH is uitvoering toegelicht in paragraaf 5.1 van dit schoolplan.
6.3. Financieel en materieelbeleid De Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp wil een verantwoord financieel beleid voeren, waarbij middelen optimaal worden ingezet voor het verhogen van de onderwijskwaliteit en tegelijkertijd de risico’s in de organisatie voldoende worden afgedekt. Het streven is er op gericht dat de financiële middelen meer worden ingezet naar de vooraf vastgestelde en begrote behoefte van de scholen dan volgens de tot nu toe gehanteerde standaard normeringen. Op die manier kan meer met geld worden ‘gestuurd’. Belangrijke centrale doelstellingen op het beleidsterrein financiën: - er is een transparant systeem van financiële planning en controle op centraal niveau en op schoolniveau. Iedere school maakt tijdig de jaarlijkse begroting op en maakt tussentijdse rapportages m.b.t. onder- en overschrijdingen. De financiële administratie zal daartoe worden verbeterd en vereenvoudigd. - er is een jaarcyclus, waarbij de beschikbare budgetten meer vraaggestuurd worden ingezet, gericht op het verhogen van de onderwijskwaliteit. In plaats van het beheer van de financiën zal meer financieel beleid op en voor de scholen worden ontwikkeld. - er is een adequaat Management Informatie Systeem (MIS) ontwikkeld. T.b.v. adequate verwerking van (financiële) informatiestromen binnen de organisatie is op schoolniveau én op centraal niveau een administratief systeem opgezet waarin gegevens en managementinformatie zo veel, zo snel en zo gemakkelijk mogelijk beschikbaar is. - scholing m.b.t. de financiële deskundigheid van het (school)management wordt gestimuleerd. Schoolleiders en bovenschoolse directeuren worden geschoold in financieel beleid (in plaats van in financieel beheer). Op die manier zal het financieel bewustzijn in de organisatie toenemen.
6.4. Huisvesting De schoolgebouwen van de Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp vormen het visitekaartje voor (potentiële) ouders. De inrichting ervan en de uitstraling van het gebouw en het speelterrein verhogen de indruk van kwaliteit. Schoolgebouwen moeten zijn aangepast aan de eisen van deze tijd en de toekomst en aan het specifieke profiel van de school. Belangrijke centrale doelstellingen op het beleidsterrein huisvesting: - de schoolgebouwen van de Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp hebben een aantrekkelijke uitstraling . Dat betekent dat scholen zo zijn ingericht dat nieuwe onderwijsconcepten en ontwikkelingen op het terrein van ICT, Brede School, TOM, voorschoolse opvang e.d. optimaal kunnen worden uitgevoerd. Alle schoolgebouwen en schoolterreinen zullen worden beoordeeld op imago, uitstraling, toegankelijkheid en aantrekkelijkheid. Daar waar nodig en mogelijk zullen aanpassingen worden doorgevoerd. - de schoolgebouwen voldoen aan de onderwijskundige eisen van de toekomst. Met de gemeente Haarlemmermeer is strategisch huisvestingsbeleid ontwikkeld. Doel hiervan is te komen tot een inventarisatie van de (toekomstige) ruimtelijke behoefte van onze schoolgebouwen in verband met ontwikkelingen op het gebied van ICT, brede school, voorschool e.d. Duidelijk is dat de eisen aan onze schoolgebouwen in verband hiermee gaan veranderen. Voor het onderhoud van de onder het bevoegd gezag ressorterende gebouwen is een planmatig onderhoudsbeleidsplan door een extern bureau opgesteld dat door dit bureau jaarlijks wordt geactualiseerd. De desbetreffende jaarschijf uit dit onderhoudsplan vormt de basis voor het in de exploitatiebegroting van enig jaar op te nemen bedrag aan onderhoudskosten.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
43
6.5. Relationeel beleid (of beleid t.a.v. externe contacten) De school functioneert niet op een eiland. Contacten met ouders, andere scholen uit het primair en voortgezet onderwijs, scholings- en begeleidingsinstellingen en de jeugdhulpverlening zijn noodzakelijk om onderwijs van een kwalitatief hoog niveau te kunnen leveren. Contacten met de gemeente worden ook steeds belangrijker. Belangrijke centrale doelstellingen op dit beleidsterrein: - de bekendheid van de Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp wordt (positief) versterkt. De Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp en onze afzonderlijke scholen zullen het beleid en de resultaten daarvan actiever naar buiten brengen. - de Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp als geheel en iedere school afzonderlijk versterken de externe communicatie. Om de prestatie en de kwaliteit van onze scholen naar buiten te brengen, zijn meer externe communicatiemiddelen ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld een nieuwsbrief voor ouders, aantrekkelijke websites voor iedere school, verdere toepassing van de huisstijl, een persberichtenbeleid en het verspreiden van flyers. - de Stichting Katholiek Onderwijs Hoofddorp onderscheid zich door het nemen van verantwoordelijkheid binnen het onderwijsveld in de gemeente Haarlemmermeer. Onderwijs initiatieven binnen de gemeente worden ondersteund en gestimuleerd. Er wordt gestreefd naar samenwerking met andere schoolbesturen. Vanaf 2007 zitten de bestuurskantoren van de SKOH en drie andere schoolbesturen (Quercus, De Basis en Aloysius) onder één dak in Hoofddorp.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
44
7. Financiële paragraaf 7.1. Financiële verantwoording In het volgende overzicht is voor de komende vier jaar een begroting op schoolniveau gemaakt om de uitvoering van het schoolplan 2011-2015 mogelijk te maken. Net zoals het schoolplan geen statisch document is, is ook het financiële overzicht dit niet. Mocht de uitvoering van het schoolplan zich wijzigen, dan wijzigt automatisch de begroting mee. De getallen voor de 'doelstellingen' verwijzen naar de hoofdstukken van het schoolplan.
Doelstellingen
2011
2012
2013
2014
2015
2. Onze zorg voor kwaliteit 2.2 Inrichting kwaliteitszorg 750 750 2.750 2.750 750 waaronder Tevredenheidsonderzoeken RI&E Kwaliteitsbeleid SKOH Zie verder beleidsdocument kwaliteitszorg beschikbare middelen budget MI, gedeelte van budget scholing en indien nodig SBP-SKOH. 3. De opdracht van onze school 3.5 Onze beleidsvoornemens 4.500 4.000 4.000 4.000 4.000 waaronder Zie hoofdstuk 3.5, vermeld is het scholingsbedrag. beschikbare middelen Gedeelte van budget scholing en indien nodig SBP-SKOH. 4. De onderwijskundige vormgeving van ons onderwijs 4.1 Onze onderwijskundige 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 doelen beschikbare middelen Gedeelte van budget scholing (dit budget bestaat uit een schoolgedeelte en een SKOH gedeelte. Vermeld is alleen het schoolgedeelte). 4.2 Het levensbeschouwelijk 1.750 1.750 1.750 1.750 1.750 onderwijs beschikbare middelen Gedeelte van budget scholing en MI. 4.3 De vak- en 53.000 45.731 58.796 32.894 28.344 vormingsgebieden beschikbare middelen budget OLP en investeringsplan. 4.7 Informatie en Communicatie 47.400 16.970 86.647 16.832 17.000 Technologie beschikbare middelen budget ICT en investeringsplan. 4.9 De leerlingenzorg 18.000 17.000 17.000 17.000 17.000 beschikbare middelen budget speciale leermiddelen zorg (inv.plan) en budget onderzoeken. 5. De inzet en ontwikkeling van ons personeel 5.2 Personeelsbeleid 128.500 121.500 135.500 175.500 120.000 waaronder integraal personeelsbeleid persoonlijk ontwikkelingsplan goed werkgeverschap gesprekkencyclus professionele organisatie taakbeleid werkgelegenheidsbeleid arbeidsomstandigheden personeelsbehoefte en mobiliteit personeelsvoorziening ziekteverzuim scholing functiemix beschikbare middelen budget personeel en arbeidsmarktenbeleid, zie SBP-SKOH (budget is niet op schoolniveau maar op stichtingsniveau!). 5.2.4 Bekostiging en personeels1.253.000 1.260.000 1.260.000 1.265.000 1.250.000 zaken waaronder formatieve bekostiging beschikbare middelen budget personeel en indien nodig budget calamiteiten SKOH. 6. Overige beleidsvoornemens 6.1 Strategisch Beleidsplan SKOH 2011-2015 waaronder Zie strategisch beleidsplan, inclusief financiële paragraaf. 6.2 Personeelsbeleid waaronder Zie hoofdstuk 5.
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
45
2011 6.3
6.4
6.5
2012
2013
Financieel en materieel beleid 1.000 1.000 500 onderdeel scholing management m.b.t. financiële deskundigheid. beschikbare middelen budget scholing SKOH-niveau. Huisvesting 123.151 82.442 82.624 waaronder Onderhoud en huisvestingslasten. beschikbare middelen budget onderhoud en huisvestingslasten. Relationeel beleid 10.000 25.000 15.000 onderdeel PR en communicatie beschikbare middelen budget MI en SBP-SKOH. TOTAAL
1.649.051
1.584.143
1.672.567
2014
2015
500
500
99.290
100.356
-
-
1.623.516
1.547.700
Verklaring afkortingen: OLP onderwijsleerpakket SBP-SKOH strategisch beleidsplan SKOH MI materiële instandhouding ICT informatie en communicatie technologie
Schoolplan 2011-2015 Katholieke basisschool De Bosbouwers
-
versie: juli 2011.
46