SCHOOLKOSTENONDERZOEK Schoolkosten in het voortgezet onderwijs en de BOL 2000-2001
SCHOOLKOSTENONDERZOEK Schoolkosten in het voortgezet onderwijs en de BOL 2000-2001
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
1
versie oktober 2001 Meer informatie over het NIBUD vindt op de website www.nibud.nl.
© NIBUD Niets in deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaargemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het NIBUD.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
2
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1: INLEIDING...................................................................................................5 1.1 Schoolkostenonderzoek.....................................................................................................5 1.2 Opzet van het rapport ........................................................................................................6 1.3 Leeswijzer .........................................................................................................................7 HOOFDSTUK 2: DE KOSTEN VOOR VMBO, HAVO EN VWO .........................................9 2.1 (vrijwillige) Ouderbijdrage en vaste bijdrage ...................................................................9 2.2 Schoolboeken ..................................................................................................................13 2.3 Overige Schoolbenodigdheden........................................................................................15 2.4 Bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen ................................................16 2.5 Reiskosten openbaar vervoer...........................................................................................18 2.6 Deelname schoolactiviteiten............................................................................................19 2.7 Totale schoolkosten (exclusief reiskosten)......................................................................21 2.8 Totale schoolkosten brugklas ..........................................................................................24 2.9 Denominatie ....................................................................................................................25 2.10 Conclusies VMBO, HAVO, VWO ...............................................................................25 HOOFDSTUK 3: SCHOOLKOSTEN BOL ............................................................................28 3.1(vrijwillige) Ouderbijdrage en vaste bijdrage ..................................................................28 3.2 Schoolboeken ..................................................................................................................31 3.3 Overige schoolbenodigdheden ........................................................................................32 3.4 Bijkomende kosten materialen en gereedschappen.........................................................33 3.5 Reiskosten openbaar vervoer...........................................................................................34 3.6 Stage ................................................................................................................................36 3.7 Deelname schoolactiviteiten............................................................................................37 3.8 Totale schoolkosten BOL................................................................................................38 3.9 Conclusies BOL ..............................................................................................................42 HOOFDSTUK 4: OVERIGE RESULTATEN.........................................................................44 4.1 Computer.........................................................................................................................44 4.2 Bijlessen ..........................................................................................................................44 4.3 Bijverdiensten scholieren ................................................................................................45 BIJLAGE 1: OPDRACHT .......................................................................................................47 BIJLAGE 2: DATAVERZAMELING ONDER DE OUDERS...............................................53 BIJLAGE 3: VRAGENLIJST VOORTGEZET ONDERWIJS ...............................................57 BIJLAGE 4:VRAGENLIJST BOL ..........................................................................................61
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
3
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
4
HOOFDSTUK 1: INLEIDING 1.1 Schoolkostenonderzoek Het NIBUD geeft in zijn voorlichting referentiecijfers over alle bestedingen van huishoudens. Het cijfermateriaal daarvoor is onder andere afkomstig van de Budgetonderzoeken van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De kosten voor het onderwijs van kinderen zijn moeilijk uit de Budgetonderzoeken te traceren. Het is wel mogelijk de totale kosten die per huishouden worden gemaakt, te berekenen, maar het is niet mogelijk de kosten per kind of per schooltype vast te stellen. Het NIBUD doet daarom regelmatig onderzoek dat zich specifiek op dit onderwerp richt. De resultaten van het NIBUD-schoolkostenonderzoek 1998 (publicatie februari 1999) hebben in het voorjaar van 1999 in de Tweede Kamer een rol gespeeld bij de behandeling van de Wet tegemoetkoming studiekosten (WTS). Tijdens deze behandeling bleek dat de cijfers uit dit onderzoek niet op alle beleidsvragen een antwoord konden geven. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft de Kamer daarop toegezegd een nieuw, omvangrijker onderzoek te laten uitvoeren ter onderbouwing van de voorstellen uit de ‘Nota Meer voor Meer; uitbreiding tegemoetkoming studiekosten: tweede fase’. Dit nieuwe schoolkostenonderzoek werd in het najaar van 1999 door het NIBUD afgerond. De resultaten hiervan zijn input geweest voor de verdere uitwerking van het wetsvoorstel Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Bij de behandeling van de nota ‘Meer voor meer’ in februari 2000 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de Tweede Kamer toegezegd om de ontwikkeling van de schoolkosten in de toekomst periodiek te volgen. Het ministerie van OC&W heeft daarop het NIBUD gevraagd het schoolkostenonderzoek opnieuw uit te voeren voor het schooljaar 2000-2001. Gevraagd is bij dit nieuwe onderzoek een grotere steekproef te trekken en de vragenlijst uit te breiden door een verdieping op het punt van de reiskosten in de beroepsopleidende leerweg (BOL). Dit rapport is een verslag van het derde onderzoek naar schoolkosten in het voortgezet onderwijs en in de BOL dat het NIBUD heeft gehouden. De methode van onderzoek is dezelfde als voorheen. Ouders van leerlingen in het voortgezet onderwijs zijn benaderd om een vragenlijst in te vullen en die terug te sturen naar het NIBUD dat ook de analyse heeft uitgevoerd. Met de ouders is contact gelegd via de scholen. Scholen en secties van het voortgezet onderwijs zijn gevraagd om aan het onderzoek deel te nemen. Op grond van een schatting van de bereidheid van scholen om vragenformulieren in een aantal klassen uit te delen en op grond van een schatting van de repons van de ouders zijn scholen aangeschreven met de vraag of ze mee wilden werken aan het onderzoek. Ze moesten daarvoor in minimaal twee klassen vragenlijsten uitdelen; hun ouders moesten deze invullen. Na een mailing aan de scholen (voortgezet onderwijs) waarin gevraagd werd aan het onderzoek deel te nemen, meldden zich 127 scholen aan. De scholen hebben het aantal klassen in de onderbouw en in de bovenbouw waar ze de vragenlijsten wilden uitdelen opgegeven.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
5
Uit de aanmeldingen is een selectie gemaakt. Voor het aantal te selecteren scholen is gekeken naar de verwachte respons. Bij de keuze van scholen is rekening gehouden met schooltype, landelijke spreiding en een goede verdeling tussen onderbouw en bovenbouw. Scholen die meer dan 6 klassen in de onderbouw of bovenbouw hebben opgegeven, zijn niet voor deelname geselecteerd. De vragenlijsten zijn rondgedeeld via 68 scholen in het voortgezet onderwijs, 145 klassen in de onderbouw en 138 klassen in de bovenbouw. Uiteindelijk zijn voor het voortgezet onderwijs 2195 bruikbare vragenlijsten verzameld. In bijlage 2 is beschreven hoeveel vragenlijsten per schooltype zijn verspreid en hoe de uiteindelijke respons na schoning is geworden (zie bijlage 2). De scholen werd gevraagd de vragenlijsten zo mogelijk in verschillende klassen uit te delen. Daarnaast werden ook de schoolkosten en reiskosten in de Beroepsopleidende leerweg (BOL) onderzocht. Het ministerie van OC&W wil inzicht verkrijgen in de kosten van de verschillende BOL-opleidingen en de reiskosten die de leerlingen daar maken. De ouders van leerlingen (jonger dan 18 jaar) op de BOL zijn direct met een vragenlijst benaderd; daarvoor is een adressenbestand van de Informatie Beheer Groep gebruikt. In totaal is aan 5000 ouders van leerlingen die lesgeldplichtig zijn en een BOL-opleiding volgen, schriftelijk gevraagd om een vragenlijst in te vullen. Na schoning waren 737 vragenlijsten voor het onderzoek bruikbaar (zie bijlage 2). De vragenlijst voor de BOL is iets uitgebreider dan de vragenlijst voor het voortgezet onderwijs. Er zijn specifieke vragen opgenomen over de reiskosten die BOL-leerlingen maken om een normaal lesprogramma te kunnen volgen. Er is gevraagd of de leerlingen naar een of meer locaties reizen. Daarnaast wordt ingegaan op de reiskosten bij een eventuele stage. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 4. Afgezien van de vragen voor de BOL is de vragenlijst van dit onderzoek is vrijwel gelijk aan de vragenlijst van het schoolkostenonderzoek 1999. In bijlage 2 is de verantwoording van de dataverzameling opgenomen. 1.2 Opzet van het rapport Bij het voortgezet onderwijs worden de verschillende kostenposten altijd gepresenteerd naar schooltype en naar onder- en bovenbouw. Bij het VMBO bestaat de onderbouw uit klas 1 en 2 en de bovenbouw uit klas 3 en 4. Op het HAVO en het VWO vormen klas 1 tot en met 3 de onderbouw en klas 4 en 5 (en 6) de bovenbouw. Bij de BOL worden de kosten naar richting gepresenteerd. De Bol kent de richtingen economie en handel, techniek en milieu, gezondheid en verzorging. Bij de presentatie van de gegevens is gekozen om het gemiddelde centraal te stellen. Daarnaast wordt in dit rapport ook over de mediaan gesproken. De mediaan is de waarneming die na het sorteren van alle waarnemingen naar oplopende hoogte precies in het midden ligt. Het gemiddelde en de mediaan zijn beide statistische grootheden die de verdeling van de kosten typeren. Het gemiddelde is bij kleine aantallen gevoeliger voor extreem hoge waarden dan de mediaan. Als het gemiddelde veel hoger is dan de mediaan kan dit het gevolg zijn van enkele extreem hoge waarden of een niet-normale verdeling. Deze gevoeligheid komt ook tot
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
6
uiting in de spreiding van het gemiddelde. In tegenstelling tot de mediaan kan het gemiddelde gebruikt worden om een uitspraak over verschillen in uitkomsten te doen. Ook wordt in dit rapport over het 1e en 3e kwartiel gesproken. Het 1e kwartiel is de waarneming die na het sorteren van alle waarnemingen naar oplopende hoogte precies op 25 procent ligt. Vijfentwintig procent van de respondenten heeft dit bedrag of minder uitgegeven. Het 3e kwartiel is de waarneming die na het sorteren van alle waarnemingen naar oplopende hoogte precies op 75 procent ligt. Vijfenzeventig procent van de respondenten heeft dit bedrag of een lager bedrag uitgegeven. Deze kwartielen en de mediaan worden in een grafiek weergegeven. Hieronder staat een voorbeeld van een grafiek met een toelichting.
g u l d e n s
(vrijwillige) ouderbijdrage 500
400
300
200
100
0 N=
85
BOL
schooltype
De dikke zwarte lijn rond de ƒ 100,- is de mediaan. De onderkant van het blok geeft het 1e kwartiel weer (ongeveer ƒ 50,-), de bovenkant van het blok (ongeveer ƒ 200,-) het 3e kwartiel. In deze grafiek zien we dat het blok boven de mediaan groter is dan het blok onder de mediaan. Tussen de bedragen boven de mediaan tot het 3e kwartiel zijn de verschillen groter dan tussen de bedragen van het 1e kwartiel tot de mediaan. De spreiding in het eerstgenoemde deel is dan ook groter dan in het laatstgenoemde deel. 1.3 Leeswijzer Zoals beschreven, kent het onderzoek twee vragenlijsten en verschillende onderzoeksvragen. In het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op de onderzoeksresultaten van schoolkosten voor leerlingen in het voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO en VWO). Elke paragraaf behandelt een specifieke kostensoort. In paragraaf 2.10 staan de conclusies voor het voortgezet onderwijs. De schoolkosten van leerlingen in de BOL worden behandeld in hoofdstuk 3. In dat hoofdstuk wordt ook ingegaan op de specifieke reiskosten van deze leerlingen. Aan het einde van hoofdstuk 3, in paragraaf 3.9, staan de conclusies voor de BOL.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
7
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op onderwerpen als bijbaantjes en computerbezit (zowel voor het voortgezet onderwijs als voor de BOL). Voor alle resultaten in tabelvorm wordt verwezen naar het tabellenboek dat als separate bijlage bij dit rapport behoort.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
8
HOOFDSTUK 2: DE KOSTEN VOOR VMBO, HAVO EN VWO In dit hoofdstuk worden behandeld: de (vrijwillige) ouderbijdrage en de vaste bijdrage (voor o.a. materialen en gereedschappen), de kosten van schoolboeken, de kosten van overige benodigdheden, bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen, de kosten voor excursies e.d. en de totale kosten (exclusief reiskosten). Tevens worden in dit hoofdstuk de reiskosten voor het voortgezet onderwijs besproken. Tot slot wordt ingegaan op de verschillen in kosten naar denominatie van de school. De waarden zijn inclusief ´nullen´, dat wil zeggen dat de respondenten die hebben opgegeven dat ze voor bepaalde posten geen uitgaven hebben, bij de berekening van het gemiddelde wel meegeteld worden. De respondenten die ´weet niet´ of helemaal niets hebben ingevuld, zijn buiten de analyses gelaten (´missing´). Brugklasleerlingen zijn in gelijke mate verdeeld over de schooltypen. Daarnaast zijn extra analyses gedaan voor de brugklasleerlingen. Deze staan aan het einde van dit hoofdstuk. 2.1 (vrijwillige) Ouderbijdrage en vaste bijdrage (vrijwillige) Ouderbijdrage Scholen ontvangen voor de kosten van het onderwijs een rijksvergoeding die toereikend is voor een minimumniveau aan voorzieningen. Voor de extra´s die scholen willen bieden, wordt in de regel een (vrijwillige) ouderbijdrage gevraagd. De hoogte van deze ouderbijdrage en de uitgaven die hierdoor worden gedekt, verschillen per school. Van alle respondenten betaalt 92,7 procent de (vrijwillige) ouderbijdrage. Het gemiddelde dat ouders aan (vrijwillige) ouderbijdrage in het voortgezet onderwijs betalen, bedraagt ƒ 138,- per jaar; de mediaan ligt op ƒ 108,-. Een kwart van de ouders betaalt ƒ 64,- of minder en een kwart betaalt ƒ 171,- of meer.
guldens
gemiddelde (vrijwillige) ouderbijdrage 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
totaal onderbouw bovenbouw
VMBO
HAVO
VWO
schooltype
Het gemiddelde voor het VMBO is ƒ 119,-, voor het HAVO ƒ 160,- en voor het VWO ƒ 153,-. De mediaan van de (vrijwillige) ouderbijdrage voor het VMBO is ƒ 100,-, voor het HAVO en het VWO ƒ 125,-. Voor de (vrijwillige) bijdrage zijn er weinig verschillen tussen de onderbouw en de bovenbouw. Bij het VMBO is de gemiddelde (vrijwillige) bijdrage in de onderbouw net iets
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
9
hoger dan in de bovenbouw (respectievelijk ƒ 121,- en ƒ 117,-). Op het HAVO en het VWO zijn de gemiddelde uitgaven in de bovenbouw hoger dan in de onderbouw. Voor het HAVO liggen de gemiddelden respectievelijk op ƒ 158,- en ƒ 164,- en op het VWO respectievelijk ƒ 138,- en ƒ 169,-. In onderstaande grafiek zien we de mediaan, het 1e en 3e kwartiel van de hoogte van de (vrijwillige) ouderbijdrage. De spreiding is het grootst bij het HAVO en het VWO. 500
Vrijwillige ouderbijdrage
500 400 400
300 300
200 200
guldens
100 100
0 N=
878
462
449
VMBO
HAVO
VWO
Vaste bijdrage voor materialen en gereedschappen Naast de (vrijwillige) ouderbijdrage betaalt een deel van de ouders een vaste bijdrage voor materialen en gereedschappen. Het gemiddelde van deze bijdrage ligt voor het voortgezet onderwijs op ƒ 98,- en de mediaan is ƒ 50,-. Vijfendertig procent van de respondenten heeft aangegeven dat ze geen vaste bijdrage voor materialen en gereedschappen betalen.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
10
guldens
gemiddelde vaste bijdrage (voor materialen en gereedschappen) 140 120 100 80 60 40 20 0
totaal onderbouw bovenbouw
VMBO
HAVO
VWO
schooltype
Het gemiddelde van de vaste bijdrage is voor het VMBO ƒ 93,-, voor het HAVO ƒ 104,- en voor het VWO ƒ 105,- . De mediaan van de vaste bijdrage (voor materialen en gereedschappen) voor het VMBO en het HAVO bedraagt ƒ 50,- en de mediaan van het VWO is ƒ 70,-. Bij elk van de drie schooltypen is de gemiddelde vaste bijdrage in de bovenbouw hoger dan in de onderbouw. Voor het VMBO geldt een gemiddelde van ƒ 90,- voor de onderbouw en ƒ 95,- voor de bovenbouw. Voor het HAVO zijn de gemiddelden ƒ 87,- en ƒ 124,- en voor het VWO ƒ 87,- en ƒ 125,-. In onderstaande grafiek zien we dat bij alle schooltypen de waarde van het 1e kwartiel nul is. Dat komt omdat veel respondenten geen bijdrage betalen.
500
Vaste bijdrage
500 400 400
300 300
200 200
guldens
100 100
0 N=
818
408
407
VMBO
HAVO
VWO
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
11
Vrijwillige ouderbijdrage en vaste bijdrage voor materialen en gereedschappen In de onderstaande grafiek staat het totaal van de hoogte van het gemiddelde van de vaste bijdrage (dit is de vrijwillige ouderbijdrage en de vaste bijdrage voor materialen en gereedschappen) per jaar per schooltype. Het gemiddelde van het totale voortgezet onderwijs is ƒ 224,- en de mediaan is ƒ 175,-. Een kwart van de ouders betaalt ƒ 105,- of minder en een kwart betaalt ƒ 284,- of meer. Het gemiddelde voor het VMBO bedraagt ƒ 203,-, voor het HAVO en het VWO liggen de gemiddelden respectievelijk op ƒ 245,- en ƒ 240,-. In het VMBO is het gemiddelde voor de onderbouw en de bovenbouw nagenoeg gelijk. Voor de overige twee schooltypen ligt het gemiddelde voor de bovenbouw zo´n ƒ 50,- hoger dan dat voor de onderbouw. (vrijwillige) ouderbijdrage en vaste bijdrage 300
guldens
250 200
totaal
150
onderbouw
100
bovenbouw
50 0 VMBO
HAVO
VWO
schooltype
Korting of vrijstelling ouderbijdrage Van alle ouders die aan dit onderzoek meededen, krijgen 136 een korting of vrijstelling van de ouderbijdrage. Dit is 6,4 procent van alle respondenten. Van dit totaal krijgen 19 ouders (0,9 procent) van kinderen op het voortgezet onderwijs een vergoeding van de gemeente. De overigen hebben een korting van de school. Negentien keer wordt een korting ontvangen in verband met een laag inkomen en 87 keer krijgen ouders een korting, omdat twee of meer kinderen dezelfde school bezoeken. De korting bedraagt gemiddeld ƒ 41,- per jaar. Eén huishouden krijgt korting, omdat het inkomen laag is en omdat verschillende kinderen naar dezelfde school gaan. Andere redenen voor korting zijn: ouders helpen bij schoolactiviteiten en het vrijwillige karakter van de vrijwillige ouderbijdrage. Er is niet gevraagd waarom ouders een vergoeding van de gemeente ontvangen.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
12
2.2 Schoolboeken In de onderstaande grafiek staan de totale kosten voor schoolboeken. Hier zijn de uitgaven voor nieuwe boeken, tweedehandsboeken en het schoolboekenfonds bij elkaar opgeteld. De totale gemiddelde kosten van schoolboeken bedragen in het voortgezet onderwijs ƒ 507,-. Het gemiddelde van de totale kosten voor schoolboeken is ƒ 428,- voor het VMBO, ƒ 554,voor het HAVO en ƒ 619,- voor het VWO. De mediaan van de totale kosten voor de schoolboeken op het VMBO bedraagt ƒ 400,-, voor het HAVO ƒ 526,- en het VWO ƒ 571,-. De uitgaven aan schoolboeken voor het VMBO bedragen in de onderbouw ƒ 446,- en in de bovenbouw ƒ 408,-. Voor het HAVO bedragen de boekenkosten voor onderbouw en bovenbouw respectievelijk ƒ 467,- en ƒ 666,- en voor het VWO zijn de boekenkosten ƒ 524,in de onderbouw en ƒ 734,- in de bovenbouw. Hierbij is geen onderscheid gemaakt naar de manier waarop de boeken worden verkregen: via een boekenfonds of door het kopen van nieuwe of tweedehandsboeken.
guldens
gemiddelde schoolboeken (totale kosten) 800 700 600 500
totaal onderbouw
400 300 200 100 0
bovenbouw
VMBO
HAVO
VWO
schooltype
Drieënzeventig procent van de ouders van kinderen in het voortgezet onderwijs (inclusief ouders die bij de hoogte van het bedrag ´weet niet´ hebben ingevuld) maakt gebruik van een boekenfonds. Deze ouders blijken minder geld te besteden aan boeken dan ouders die hier geen gebruik van maken. Het gemiddelde met boekenfonds is ƒ 468,- en de mediaan ƒ 419,per jaar. Zonder boekenfonds liggen deze cijfers op ƒ 605,- en ƒ 567,-. Verder blijkt dat 84 procent van de huishoudens dat gebruik maakt van een schoolboekenfonds, verder geen uitgaven heeft aan nieuwe of tweedehandsboeken. Bij het gebruik van schoolboeken kunnen we drie mogelijkheden onderscheiden; uitsluitend boekenfonds, een combinatie van boekenfonds en boekenaanschaf en alleen aanschaf. Wanneer we de kosten van schoolboeken relateren en uitsplitsten naar genoemde mogelijkheden, schooltype en onderbouw en bovenbouw, is de volgende tabel het resultaat.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
13
Boekenfonds VMBO HAVO VWO
onderbouw ƒ 401,ƒ 419,ƒ 441,-
bovenbouw ƒ 371,ƒ 580,ƒ 574,-
Totaal
ƒ 416,-
ƒ 457,-
VMBO HAVO VWO
onderbouw ƒ 538,ƒ 572,ƒ 589,-
bovenbouw ƒ 556,ƒ 824,ƒ 912,-
Totaal
ƒ 561,-
ƒ 760,-
VMBO HAVO VWO
onderbouw ƒ 506,ƒ 572,ƒ 652,-
bovenbouw ƒ 455,ƒ 733,ƒ 894,-
Totaal
ƒ 562,-
ƒ 647,-
Boekenfonds en koop
Koop
Wanneer de kosten van schoolboeken worden uitgesplitst naar klas en schooltype voor het HAVO en het VWO blijkt dat de kosten van schoolboeken bij de overgang van de 3e naar de 4e klas sterk stijgen. In de volgende tabel staan de gemiddelde kosten van schoolboeken in het HAVO en het VWO van klas 3 tot en met klas 5 (6). HAVO VWO
Klas 3 ƒ 431,ƒ 484,-
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
Klas 4 ƒ 720,ƒ 776,-
Klas 5 ƒ 517,ƒ 720,-
Klas 6 n.v.t. ƒ 575,-
14
De mediaan, het 1e en 3e kwartiel van de totale kosten aan schoolboeken zijn in onderstaande grafiek weergegeven. De spreiding tussen de verschillende bedragen is op het VWO het grootst. 1500
Boekenkosten
1500
1000 1000
guldens
500 500
0 N=
992
503
493
VMBO
HAVO
VWO
2.3 Overige Schoolbenodigdheden In onderstaande grafiek staat het gemiddelde van de overige schoolbenodigdheden zoals schriften, schrijfmateriaal en agenda. Als we naar het totale voortgezet onderwijs kijken, is het gemiddelde ƒ 210,- en de mediaan ƒ 200,-. Een kwart van de respondenten betaalt ƒ 100,- of minder en een kwart ƒ 275,- of meer. De gemiddelde uitgaven aan overige benodigdheden zijn in het VMBO het hoogst: gemiddeld ƒ 213,-. De gemiddelden voor HAVO en VWO zijn respectievelijk ƒ 207,- en ƒ 208,-. De mediaan bedraagt voor alle schooltypen ƒ 200,-. Het gemiddelde in de onderbouw bij de schooltypen VMBO en VWO ligt hoger dan het totaal en hoger dan het gemiddelde in de bovenbouw 4, 5 (en 6). Dit komt waarschijnlijk, omdat in het eerste jaar materialen worden aangeschaft zoals een tas en mappen die verschillende jaren gebruikt worden. Als de kinderen in de onderbouw zitten, is het gemiddelde ƒ 221,- en de mediaa ƒ 200,-. Op het HAVO is het gemiddelde voor de onderbouw ƒ 203,(mediaan ƒ 200,-) en voor het VWO geldt een gemiddelde van ƒ 215,- (mediaan ƒ 200,-). Op het HAVO en het VWO is het gemiddelde voor de bovenbouw respectievelijk ƒ 212,- en ƒ 200,- en de mediaan ƒ 200,- en ƒ 185,-.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
15
gemiddelde overige benodigdheden 250
guldens
200 totaal
150
onderbouw 100
bovenbouw
50 0 VMBO
HAVO
VWO
schooltype
600
Overige benodigdheden
600 500 500 400 400 300 300 200 200
100 100
0 N=
1019
513
505
VMBO
HAVO
VWO
2.4 Bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen Het gemiddelde van de bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen die de ouders zelf betalen en die niet onder de vaste bijdrage vallen, is per schooltype in onderstaande grafiek weergegeven. Het totale gemiddelde voor bijkomende kosten bedraagt ƒ 84,-. Het gemiddelde voor het VMBO is ƒ 73,-, voor het HAVO ƒ 96,- en voor het VWO ƒ 92,-. De mediaan van de bijkomende kosten is voor het VMBO ƒ 25,-, voor het HAVO ƒ 50,- en voor het VWO ƒ 50,-. Bij het HAVO zien we dat het gemiddelde voor de onderbouw veel lager is dan voor de bovenbouw. Het gemiddelde is hier respectievelijk ƒ 66,- en ƒ 130,-. De mediaan van de kosten voor het HAVO is respectievelijk ƒ 9,- en ƒ 100,-. Voor het VWO is het gemiddelde voor de onderbouw ƒ 81,- en voor de bovenbouw ƒ 106,-. De medianen bedragen respectievelijk ƒ 38,- en ƒ 100,-.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
16
guldens
gemiddelde bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen 140 120 100 80 60 40 20 0
totaal onderbouw bovenbouw
VMBO
HAVO
VWO
schooltype
De spreiding tussen de uitgaven aan materialen en gereedschappen is het grootst op het HAVO. 500
Bijkomende materialen en gereedschappen
500 400 400
300 300
200 200
guldens
100 100
0 N=
749
373
359
VMBO
HAVO
VWO
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
17
2.5 Reiskosten openbaar vervoer Gevraagd is ook naar het belangrijkste vervoermiddel waarmee de leerlingen naar school gaan. Het blijkt dat ruim 85 procent van de kinderen op het voortgezet onderwijs met de fiets naar school gaat, 9,4 procent met het openbaar vervoer, 2,9 procent gaat lopend, 1,9 procent met de brommer of scooter en 0,6 procent met de auto. Aan de ouders van wie de kinderen voornamelijk met het openbaar vervoer (9,4%) naar school gaan, is gevraagd hoe hoog de reiskosten per maand zijn. Bij een afstand tot en met 5 km zijn de gemiddelde kosten voor het openbaar vervoer ƒ 44,- (10,3 procent (n=21) van de personen die met het openbaar vervoer reizen, zitten in deze afstandsgroep). Van 6 tot en met 15 km is het gemiddelde ƒ 75,- (43,6 procent (n=88) behoort tot deze groep). Voor 16 tot en met 30 km is het gemiddelde ƒ 106,- (42,2 procent, n=86), van 31 tot en met 50 km ongeveer ƒ 128,- (2,9 procent, n=6) en vanaf 51 km en meer ƒ 300,- (1,0 procent, n=2). De gemiddelde reiskosten bij reizen met het openbaar vervoer zijn ƒ 88,- per maand. Het gemiddelde naar schooltype staat in onderstaande grafiek weergegeven. Alleen respondenten die met het openbaar vervoer reizen zijn hier meegenomen. Voor het VMBO bedragen de gemiddelde reiskosten ƒ 91,-, op het HAVO ƒ 94,- en het VWO ƒ 72,-. De mediaan is voor het VMBO en het HAVO ƒ 91,- en voor het VWO ƒ 62,-. gemiddelde reiskosten (openbaar vervoer) per maand (exclusief nullen) 120 guldens
100 80
totaal onderbouw bovenbouw
60 40 20 0 VMBO
HAVO
VWO
schooltype
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
18
De mediaan en het 1e en 3e kwartiel van de reiskosten per schooltype staan in onderstaande grafiek. Op het VWO is de spreiding van reiskosten het grootst, terwijl de kosten daar lager zijn. 200
Reiskosten per maand
200
150 150
100 100
guldens
50 50
0 N=
116
63
32
VMBO
HAVO
VWO
De gemiddelde afstand van huis naar school (enkele reis) is op het VMBO en op het HAVO 6,5 km en op het VWO 5,5 km. 2.6 Deelname schoolactiviteiten Het gemiddelde van de uitgaven voor deelname aan schoolactiviteiten is in het voortgezet onderwijs ƒ 209,- en de mediaan is ƒ 100,- per jaar. Een kwart van de ouders betaalt ƒ 50,- of minder en een kwart ƒ 300,- of meer. De gemiddelde kosten van deelname aan schoolactiviteiten bedraagt ƒ 159,- voor het VMBO, ƒ 285,- voor het HAVO en ƒ 228,- voor het VWO. Op het HAVO is het gemiddelde voor de onderbouw ƒ 91,- (mediaan ƒ 60,-) en in de bovenbouw ƒ 465,- (mediaan ƒ 500,-). Op het VWO is het gemiddelde in de onderbouw ƒ 107,- (mediaan ƒ 75,-) en in de bovenbouw ƒ 336,- (mediaan ƒ 250,-). De buitenlandse reisjes en excursies in de hogere klassen veroorzaken waarschijnlijk de hogere uitgaven voor deelname aan schoolactiviteiten.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
19
gemiddelde kosten deelname schoolactivteiten 500
guldens
400 totaal onderbouw bovenbouw
300 200 100 0 VMBO
HAVO
VWO
schooltype
In onderstaande grafiek zien we dat de spreiding op het HAVO het grootst is. 1200
Deelname schoolactiviteiten
1200 1000 1000 800 800 600 600
guldens
400 400
200 200
0 N=
736
424
392
VMBO
HAVO
VWO
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
20
2.7 Totale schoolkosten (exclusief reiskosten) De gemiddelde totale kosten zijn berekend door per respondent de verschillende kosten op te tellen. Indien een respondent bij een uitgavenpost ´weet niet´ of niets heeft ingevuld, dan is deze respondent niet meegenomen. Daarbij zijn de reiskosten buiten beschouwing gelaten. Het lesgeld is in dit onderzoeksrapport ook niet meegenomen. Het gemiddelde van de totale schoolkosten is voor het VMBO ƒ 1040,- (mediaan ƒ 990,-), voor het HAVO bedragen de kosten ƒ 1361,- (mediaan ƒ 1305,-) en voor het VWO is het gemiddelde ƒ 1372,- (mediaan ƒ 1260,-). Iets meer dan de helft van het aantal respondenten heeft totale schoolkosten die onder het gemiddelde bedrag liggen. Op het VMBO heeft 55 procent lagere kosten dan de gemiddelde totale schoolkosten voor dit schooltype. Voor het HAVO en het VWO gelden respectievelijk de percentages 53 en 54. Wat de totale schoolkosten betreft wijkt de mediaan slechts in beperkte mate af van het gemiddelde. Het gemiddelde van de totale schoolkosten in de onderbouw op het HAVO is ƒ 1027,(mediaan ƒ 941,-) en het gemiddelde in de bovenbouw is ƒ 1663,- (mediaan ƒ 1651,-). Het gemiddelde van de totale schoolkosten in de onderbouw op het VWO is ƒ 1088,- (mediaan ƒ 984,-) en het gemiddelde in de bovenbouw ƒ 1654,- (mediaan ƒ 1660,-). gemiddelde totale schoolkosten (exclusief reiskosten) 2000
guldens
1500
totaal onderbouw
1000
bovenbouw
500 0 VMBO
HAVO
VWO
schooltype
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
21
mediaan totale schoolkosten (exclusief reiskosten)
guldens
2000 1500
totaal onderbouw bovenbouw
1000 500 0 VMBO
HAVO
VWO
schooltype
In onderstaande grafiek staan de mediaan en het 1e en 3e kwartiel van de totale schoolkosten per schooltype. 3500
Totale schoolkosten (exclusief reiskosten)
3500 3000 3000 2500 2500 2000 2000 1500 1500 1000 1000 500 500 0 N=
371
216
213
VMBO
HAVO
VWO
In de volgende tabel staan de totale schoolkosten voor de schooltypen HAVO en VWO per klas. In klas 2 bedragen de gemiddelde totale schoolkosten voor het HAVO ƒ 1063,- en voor het VWO ƒ 930,-. Het gemiddelde voor klas 3 van het HAVO is ƒ 984,-. De gemiddelde kosten in klas 4 van het HAVO bedragen ƒ 1790,-. Voor het VWO gelden respectievelijk ƒ 1003,- en ƒ 1708,- als gemiddelde totale schoolkosten voor klas 3 en 4. In de examenklas zijn de totale schoolkosten lager dan in de klas ervoor. De gemiddelde totale kosten voor 5 HAVO zijn ƒ 1340,- voor 5 VWO ƒ 1792,- en voor 6 VWO ƒ 1122,-.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
22
Totale schoolkosten naar leerjaar (exclusief reiskosten) totale kosten
2000 1500 HAVO VWO
1000 500 0 totaal
klas 2
klas 3
klas 4
klas 5
klas 6
leerjaar
inkomen 1
deelname schoolactiviteiten
bijk.kosten m. en g.
kosten van ov. ben.
boeken
inkomen 2
vaste bijdrage
600 500 400 300 200 100 0
schoolkosten naar inkomensklasse (exclusief reiskosten)
(vrijwillige) ouderbijdr.
guldens
In onderstaande grafiek staat het gemiddelde van de verschillende schoolkosten per inkomensklasse. De schoolkosten van de inkomensklasse boven de ƒ 53.324,- blijken niet hoger te zijn dan de schoolkosten onder deze inkomensgrens. De totale uitgaven aan schoolkosten voor ouders met een lager inkomen zijn ƒ 1230,- en de totale schoolkosten voor de hogere inkomensklasse eveneens ƒ 1230,-. Het belastbaar inkomen heeft dus geen invloed op de hoogte van de schoolkosten.
type schoolkosten
Inkomen 1= totaal belastbaar inkomen tot en met ƒ 53.324,Inkomen 2= totaal belastbaar inkomen vanaf ƒ 53.325,In onderstaande grafiek staat het gemiddelde van de totale schoolkosten (exclusief reiskosten) per schooltype en per inkomensklasse. Bij de totale schoolkosten zijn de Tegemoetkoming studiekosten en een eventuele korting of vrijstelling van de ouderbijdrage of reiskostenvergoeding niet meegenomen.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
23
gemiddelde totale schoolkosten (exclusief reiskosten)
guldens
1500 1000
inkomen 1
500
inkomen 2
0 VMBO
HAVO
VWO
schooltype
Inkomen 1= totaal belastbaar inkomen tot en met ƒ 53.324,Inkomen 2= totaal belastbaar inkomen vanaf ƒ 53.325,2.8 Totale schoolkosten brugklas De respondenten van de brugklas zijn voor de analyses verdeeld over de schooltypen VMBO, HAVO en VWO. In deze paragraaf worden de afzonderlijke resultaten gegeven voor de brugklas. In de onderstaande tabel staan de verschillende schoolkosten inclusief de nullen. Totale vaste bijdrage Schoolboeken Overige schoolbenodigdheden Bijkomende materiaalkosten Deelname aan schoolactiviteiten
Gemiddelde ƒ 239,- (n=291) ƒ 500,- (n=447) ƒ 266,- (n=453) ƒ 85,- (n=298) ƒ 96,- (n=284)
Mediaan ƒ 190,ƒ 500,ƒ 250,ƒ 40,ƒ 83,-
De gemiddelde totale schoolkosten voor de brugklas bedragen ƒ 1149,-. Zesenvijftig procent van de respondenten in de brugklas heeft lagere kosten dan dit gemiddelde.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
24
2.9 Denominatie Wanneer de totale schoolkosten worden uitgesplitst naar denominatie blijkt dat er geen grote verschillen optreden tussen de verschillende denominaties. De gemiddelden en de medianen van de totale schoolkosten in het voortgezet onderwijs per denominatie staan in onderstaande grafiek. totale schoolkosten (exclusief reiskosten) naar denominatie 1600 1400 guldens
1200
gemiddeld mediaan
1000 800 600 400 200 anders
samenw. school
neutraal
prot. chr.
r.k.
openbaar
0
Bij de groep ´anders´ zijn de mediaan en het gemiddelde het hoogst. Onder de groep ´anders´ vallen reformatorische scholen, algemeen christelijke en interconfessionele scholen. In verband met het kleine aantal respondenten in de categorie anders, wordt deze categorie verder niet onderverdeeld. 2.10 Conclusies VMBO, HAVO, VWO In deze paragraaf worden kort de conclusies van de schoolkosten in het voortgezet onderwijs genoemd. In tabel 2.1 staan de gemiddelde totale schoolkosten (exclusief reiskosten) per schooltype (inclusief de nullen) en de mediaan van de totale schoolkosten. Tabel 2.1 Gemiddelde en mediaan totale schoolkosten (exclusief reiskosten) VMBO HAVO VWO Gemiddelde ƒ 1040,ƒ 1361,ƒ 1372,Mediaan ƒ 990,ƒ 1305,ƒ 1260,In tabel 2.2a staan de gemiddelde kosten van de verschillende schoolkosten per schooltype (inclusief nullen) en in tabel 2.2b is de mediaan te vinden. Deze bedragen kunnen niet zomaar worden opgeteld. Wanneer de bedragen in onderstaande tabellen worden opgeteld, resulteert dit niet in het bedrag dat in tabel 2.1 als gemiddelde totale schoolkosten staat. Respondenten worden alleen in het totale gemiddelde meegerekend, als alle afzonderlijke kostenposten zijn ingevuld. De resultaten in tabel 2.1 worden gevormd door een andere groep respondenten dan de resultaten in tabel 2.2a en 2.2b.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
25
Tabel 2.2a Gemiddelde schoolkosten VMBO (vrijwillige) ouderbijdrage Vaste bijdrage (voor materialen en gereedschappen) Schoolboeken Overige benodigdheden Bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen Deelname aan schoolactiviteiten (excursie e.d.)
HAVO
VWO
ƒ 119,ƒ 93,-
ƒ 160,ƒ 104,-
ƒ 153,ƒ 105,-
ƒ 428,ƒ 213,ƒ 73,-
ƒ 554,ƒ 207,ƒ 96,-
ƒ 619,ƒ 208,ƒ 92,-
ƒ 159,-
ƒ 285,-
ƒ 228,-
In de voorgaande paragrafen staan de schoolkosten zowel naar schooltype als naar onderbouw en bovenbouw gespecificeerd. Tabel 2.2b Mediaan schoolkosten VMBO (vrijwillige) ouderbijdrage Vaste bijdrage (voor materialen en gereedschappen) Schoolboeken Overige benodigdheden Bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen Deelname aan schoolactiviteiten (excursie e.d.)
HAVO
VWO
ƒ 100,ƒ 50,-
ƒ 125,ƒ 50,-
ƒ 125,ƒ 70,-
ƒ 400,ƒ 200,ƒ 25,-
ƒ 526,ƒ 200,ƒ 50,-
ƒ 571,ƒ 200,ƒ 50,-
ƒ 100,-
ƒ 125,-
ƒ 140,-
In onderstaande tabel 2.3 staan het gemiddelde en de mediaan van de reiskosten (per maand) per schooltype. Dit zijn de reiskosten voor het openbaar vervoer. In het voortgezet onderwijs gaat 9,4 procent van de leerlingen met het openbaar vervoer naar school. Tabel 2.3 Reiskosten per maand VMBO HAVO VWO Gemiddelde ƒ 91,ƒ 94,ƒ 72,Mediaan ƒ 91,ƒ 91,ƒ 62,* De respondenten die geen kosten maken voor het openbaar vervoer zijn buiten de analyse gelaten. Conclusies schoolkosten in het voortgezet onderwijs: • De totale schoolkosten zijn op het VWO het hoogst. • De kosten voor de verschillende posten zijn voor het HAVO en het VWO hoger dan voor het VMBO, met uitzondering van de uitgaven aan de overige benodigdheden.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
26
• • •
•
De kosten voor deelname aan schoolactiviteiten zijn in de hogere klassen van het HAVO en het VWO hoger dan in de lagere klassen en hoger dan in het VMBO. Hogere klassen gaan waarschijnlijk meer op excursie en maken misschien meer buitenlandse reisjes. De hoogte van het belastbaar inkomen blijkt niet van invloed op de uitgaven aan schoolkosten. De totale kosten voor schoolboeken zijn in de bovenbouw van het HAVO en het VWO veel hoger dan in de onderbouw van deze schooltypen. Bij deze schooltypen is er een flinke stijging van de boekenkosten bij de overgang van klas 3 naar klas 4 (ongeveer ƒ 300,- extra op jaarbasis). Er bestaan slechts kleine verschillen in de totale schoolkosten tussen de verschillende denominaties.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
27
HOOFDSTUK 3: SCHOOLKOSTEN BOL In dit hoofdstuk worden de resultaten van de schoolkosten van de BOL toegelicht. Dezelfde indeling als in het vorige hoofdstuk wordt aangehouden. De schoolkosten in de BOL worden, waar mogelijk, geanalyseerd naar opleidingstype. Er is een onderscheid gemaakt naar drie opleidingscategorieën: economie en handel, techniek en milieu, gezondheid en verzorging. De respondenten die geen opleiding hadden ingevuld, of niet een opleidingstype dat niet viel in een van deze categorieën zijn wel meegenomen in het totaal. In de vragenlijst van de BOL is specifiek gevraagd naar de manier van reizen en de afstanden die de leerlingen moeten afleggen naar een of meer locaties van de school. Daarnaast zijn vragen opgenomen over een eventuele stage, welk vervoermiddel wordt gebruikt en welke reiskosten daarvoor gemaakt worden. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 4. In de volgende paragrafen worden steeds de gemiddelde kosten behandeld. Tussen haakjes staat steeds de mediaan vermeld. De waarden zijn inclusief ´nullen´, dat wil zeggen dat respondenten die bepaalde kosten niet maken, wél meetellen bij de berekening van het gemiddelde. De respondenten die ´weet niet´ of helemaal niets hebben ingevuld, zijn buiten de analyses gelaten (´missing´). 3.1(vrijwillige) Ouderbijdrage en vaste bijdrage (vrijwillige) Ouderbijdrage De hoogte van de vrijwillige bijdrage kan sterk per school verschillen. De gemiddelde (vrijwillige) ouderbijdrage voor de BOL is ƒ 202,-. De mediaan bedraagt ƒ 150,-. Een kwart van de ouders betaalt ƒ 60,- of minder en een kwart ƒ 225,- of meer. In onderstaande grafiek staan de verschillen in de vrijwillige ouderbijdrage naar opleidingscategorie. De vrijwillige ouderbijdrage is het hoogst in de categorie techniek en milieu: ƒ 208,-. gemiddelde (vrijwillige) ouderbijdrage 250 guldens
200 150
gemiddelde
100 50 0 economie en techniek en handel milieu
gezondheid en verzorging
totaal
richting op de BOL
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
28
(Vrijwillige) ouderbijdrage 600
500
400
300
guldens
200
100 0 N=
170
173
137
economie/handel
techniek/milieu
gezondh./verzorging
richting op de BOL
Korting of vrijstelling ouderbijdrage Acht respondenten in dit onderzoek krijgen een korting of vrijstelling van de ouderbijdrage. Dit is 1,2 procent van alle respondenten. Over de hoogte van de gemiddelde korting per jaar kan in verband met het lage aantal respondenten niets worden gezegd. Vaste bijdrage voor materialen en gereedschappen Naast de (vrijwillige) ouderbijdrage betaalt een deel van de ouders een vaste bijdrage voor materialen en gereedschappen. Het totale gemiddelde van de vaste bijdrage is ƒ 172,(ƒ 100,-). Het gemiddelde varieert van ƒ 157,- (ƒ 100,-) voor de categorie economie en handel tot 191,- (ƒ 150,-) voor de categorie techniek en milieu.
250 200 150 100 50 0 totaal
gezondheid en verzorging
techniek en milieu
gemiddelde
economie en handel
guldens
gemiddelde vaste bijdrage (voor materialen en gereedschappen)
richting op de BOL
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
29
In onderstaande grafiek zien we dat bij elk van de categorieën de waarde van het eerste kwartiel nul is. Dit betekent dat veel respondenten geen vaste bijdrage betalen.
Vaste bijdrage 800
600
400
guldens
200
0 N=
167
157
128
economie/handel
techniek/milieu
gezondh./verzorging
richting op de BOL
Vrijwillige ouderbijdrage en vaste bijdrage voor materialen en gereedschappen In onderstaande grafiek staan het totaal van de hoogte van de som van de (vrijwillige) ouderbijdrage en de vaste bijdrage voor materialen en gereedschappen per jaar naar opleidingscategorie. Het totale gemiddelde van de BOL bedraagt ƒ 355,- (ƒ 246,-). Het gemiddelde voor de techniek en milieu is het hoogst: ƒ 383,- (ƒ 250,-). Voor de categorieën gezondheid en verzorging en economie en handel bedragen de gemiddelden respectievelijk ƒ 342,- (ƒ 250,-) en ƒ 317,- (ƒ 220,-).
guldens
(vrijwillige) ouderbijdrage en vaste bijdrage 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0
gemiddelde
economie en techniek en handel milieu
gezondheid en verzorging
totaal
richting op de BOL
.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
30
3.2 Schoolboeken Hieronder staan de totale kosten voor schoolboeken. In de vragenlijst is afzonderlijk gevraagd naar de kosten van een boekenfonds, kosten van tweedehandsboeken en de kosten van nieuwe boeken. Het algehele gemiddelde voor de totale boekenkosten in de BOL bedraagt ƒ 672,-. Het gemiddelde voor de schoolboeken voor de richting economie en handel bedraagt ƒ 628,(ƒ 600,-), voor techniek en milieu ƒ 761,- (ƒ 714,-) en voor de sector gezondheid en verzorging ƒ 549,- (ƒ 508,-). Slechts 16 procent van de respondenten in de BOL maakt gebruik van een boekenfonds. Dit is aanmerkelijk minder dan in het voortgezet onderwijs.
guldens
gemiddelde schoolboeken (totale kosten) 800 700 600 500 400 300 200 100 0
gemiddelde
economie en techniek en handel milieu
gezondheid en verzorging
totaal
richting op de BOL
Bij het gebruik van schoolboeken kunnen we drie mogelijkheden onderscheiden: uitsluitend boekenfonds, een combinatie van boekenfonds en boekenaanschaf en alleen aanschaf. Op de BOL blijkt de combinatie van een boekenfonds en gekochte boeken zeer weinig voor te komen. Wanneer we de kosten van schoolboeken relateren en uitsplitsten naar boekenfonds en gekochte boeken en naar richting op de BOL, dan resulteert de volgende tabel.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
31
Boekenfonds Economie en handel Techniek en milieu Gezondheid en verzorging
ƒ 508,ƒ 484,ƒ 562,-
Totaal
ƒ 525,-
Koop Economie en handel Techniek en milieu Gezondheid en verzorging
ƒ 644,ƒ 793,ƒ 545,-
Totaal
ƒ 682,-
3.3 Overige schoolbenodigdheden In onderstaande grafiek staan de gemiddelden van de uitgaven aan overige schoolbenodigdheden, zoals schriften, schrijfmateriaal en agenda´s. Wanneer we naar de totale BOL kijken, is het gemiddelde ƒ 178,- (mediaan ƒ 150,-). De verschillen tussen de opleidingscategorieën zijn relatief klein. Het gemiddelde van de kosten voor de verschillende richtingen varieert van ƒ 167,- en de ƒ 183,-. gemiddelde overige benodigdheden
guldens
200 150 100
gemiddelde
50 0 economie en techniek en handel milieu
gezondheid en verzorging
totaal
richting op de BOL
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
32
Overige benodigdheden 500
400
300
guldens
200
100
0 N=
188
196
147
economie/handel
techniek/milieu
gezondh./verzorging
richting op de BOL
3.4 Bijkomende kosten materialen en gereedschappen De gemiddelden van de bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen die de ouders zelf betalen en die niet onder de vaste bijdrage voor de school vallen, zijn per opleidingscategorie weergegeven in de onderstaande grafiek. Het totale gemiddelde van de bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen bedraagt ƒ 153,- (mediaan ƒ 75,-). De gemiddelde bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen zijn in de categorie techniek en milieu het hoogst: ƒ 175,- (mediaan ƒ 100,-). Het gemiddelde voor economie en handel is ƒ 147,- (mediaan ƒ 0,-) en voor de categorie gezondheid en verzorging ƒ 125,(ƒ 50,-). gemiddelde bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen
guldens
200 150 100
gemiddelde
50 0 economie en techniek en handel milieu
gezondheid en verzorging
totaal
richting op de BOL
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
33
Onderstaande grafiek geeft de spreiding van de kosten voor materialen en gereedschappen. De spreiding is het grootst bij de richting techniek en milieu.
Materialen en gereedschappen 700 600 500 400 300
guldens
200 100 0 N=
139
157
102
economie/handel
techniek/milieu
gezondh./verzorging
richting op de BOL
3.5 Reiskosten openbaar vervoer Bij de vraag wat het belangrijkste vervoermiddel naar school is, blijkt dat bijna 60 procent van de leerlingen met het openbaar vervoer naar school gaat, 24 procent gaat met de fiets, 11,5 procent met de brommer of scooter, ongeveer 1,5 procent loopt naar school en iets meer dan 2 procent gaat met de auto. Eenennegentig procent van alle respondenten reist tijdens een normaal lesrooster naar 1 locatie. Aan de ouders van leerlingen die naar een of meer locaties met het openbaar vervoer reizen, is gevraagd hoeveel de reiskosten per maand bedragen. Bij een afstand tot 5 kilometer bedragen de gemiddelde kosten per maand ƒ 90,- (3,7 procent zit in deze afstandsklasse, n=9). Van 6 tot en met 15 km is het gemiddelde ƒ 82,- per maand (in deze groep zit 25,4 procent, n=62). Voor 16 tot en met 30 km zijn de gemiddelde reiskosten ƒ 125,- (41,4 procent, n=101), van 31 tot en met 50 km ongeveer ƒ 202,- (19,7 procent, n=48) en boven de 50 kilometer ƒ 290,- (9,8 procent, n=24). De vraag is gesteld of een leerling een reiskostenvergoeding ontvangt van de school of van de gemeente. 2,1 procent (15 leerlingen) ontvangt een vergoeding van de school en 0,9 procent (6 leerlingen) ontvangt een vergoeding van de gemeente. Negen procent van de respondenten reist gedurende een normaal lesrooster naar verschillende locaties. Leerlingen die naar verschillende locaties reizen, kunnen daarvoor verschillende vervoermiddelen gebruiken. In de volgende matrix staan de aantallen van het gebruik van het vervoermiddel voor locatie 1 ten opzichte van locatie 2. Hier is ervan uitgegaan dat men de belangrijkste leslocatie als locatie 1 heeft beschouwd.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
34
Locatie 2 Lopend Fiets Locatie 1 Lopend Fiets 1 Brommer/scooter Openbaar 5 vervoer Auto Totaal 6
Brommer/ Openbaar Auto scooter vervoer
9 5
8 1
14
1 10
Totaal
1 5 1 20
2
1 15 9 33
27
1 3
2 60
Van alle leerlingen die naar 2 locaties reizen bij een normaal lesrooster, reist 33,9 procent naar beide locaties met het openbaar vervoer. Aan de respondenten is gevraagd welke kaartsoort ze gebruiken bij het reizen met het openbaar vervoer. Tweeëntachtig procent maakt gebruik van een OV-jaarkaart of een NSjaarkaart of van een jaar-/maandkaart met buszones. Vijftien procent van de leerlingen dat met het openbaar vervoer reist, maakt gebruik van een bus- of tramabonnement. 3,3 procent maakt gebruik van een andere kaartsoort zoals de Voordeelurenkaart, losse strippenkaart, dagretours en 5-retourkaart. De afstand van huis tot de belangrijkste leslocatie bedraagt gemiddeld 20 km. Een kwart van de leerlingen woont op een afstand van 7,4 km of minder van de school en een kwart reist 25,3 kilometer of meer naar school. De gemiddelde afstand naar de belangrijkste leslocatie van leerlingen die gedurende een normale schoolweek slechts naar één locatie reizen, bedraagt eveneens 20 km. Het totale gemiddelde van de reiskosten voor de BOL bedraagt ƒ 146,- per maand. Het gemiddelde van de reiskosten voor de richting economie en handel bedraagt ƒ 151,- (mediaan ƒ 110,-). Voor techniek en milieu bedragen de gemiddelde maandelijkse reiskosten ƒ 165,(mediaan ƒ 125,-) en voor gezondheid en verzorging ƒ 122,- (mediaan ƒ 100,-).
guldens
gemiddelde reiskosten (openbaar vervoer) 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
gemiddelde
economie en techniek en handel milieu
gezondheid en verzorging
totaal
richting op de BOL
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
35
Reiskosten per maand 500
400
300
guldens
200
100
0 N=
83
79
62
economie/handel
techniek/milieu
gezondh./verzorging
richting op de BOL
De gemiddelde afstand tussen twee locaties bedraagt 14,6 kilometer. In een kwart van de gevallen is de afstand tussen twee locaties 1,6 km of minder. Een kwart van de leerlingen reist 15 km of meer tussen twee verschillende locaties. 3.6 Stage Door 60,5 procent (422) van de leerlingen wordt gedurende het schooljaar 2000-2001 een stage gelopen. Het belangrijkste vervoermiddel waarmee naar de stage wordt gereisd, is het openbaar vervoer (44,4 procent). De fiets wordt door 31,6 procent als vervoermiddel naar de stage gebruikt, 15,7 procent gaat per brommer of scooter, 6,6 procent met de auto en 1,8 procent gaat lopend. 81,1 procent van de leerlingen dat in dit schooljaar stage loopt, kan met dezelfde vervoerkaart reizen als tijdens de normale schoolweek. 6,3 procent heeft voor de stage speciaal een OV/NS-jaarkaart of een jaar-/maandtrajectkaart met buszones aangeschaft. 4,2 procent heeft speciaal voor de stage een bus-/tramabonnement gekocht en 8,4 procent iets anders. Hier wordt onder andere een vliegticket naar het buitenland genoemd, een strippenkaart, losse kaartjes en een 5-retourkaart. De gemiddelde afstand van huis naar de stageplaats bedraagt voor leerlingen die met het openbaar vervoer naar het stageadres reizen 35,2 kilometer. De mediaan is 20 km. Slechts drie personen die stage lopen, ontvangen een tegemoetkoming of een vergoeding voor de reiskosten die worden gemaakt in verband met de stage. Twee stagiaires krijgen een vergoeding van het stagebedrijf en één persoon ontvangt de vergoeding van de school. Van alle respondenten die een stage volgen, ontvangt 14,5 procent een stagevergoeding. Schoolkostenonderzoek 2000-2001
36
De gemiddelde stagevergoeding is ƒ 354,- per maand. Een kwart van deze leerlingen ontvangt een maandelijkse stagevergoeding van ƒ 155,- of minder en een kwart ƒ 500,- of meer. 3.7 Deelname schoolactiviteiten Het gemiddelde van de uitgaven voor deelname aan schoolactiviteiten is in de BOL ƒ 195,(mediaan ƒ 100,-). De gemiddelde kosten zijn het hoogste in de categorie economie en handel: ƒ 223,- (ƒ 100,-). Voor de richting techniek en milieu is het gemiddelde ƒ 186,(ƒ 107,-) en voor gezondheid en verzorging ƒ 143,- (ƒ 100,-). Ongeveer 31 procent van de ouders betaalt ƒ 0,- voor de deelname aan schoolactiviteiten en een kwart van de ouders betaalt ƒ 300,- of meer op jaarbasis. gemiddelde kosten deelname schoolactiviteiten 250 guldens
200 150
gemiddelde
100 50 0 economie en techniek en handel milieu
gezondheid en verzorging
totaal
richting op de BOL
Deelname schoolactiviteiten 900 800 700 600 500 400 300
guldens
200 100 0 N=
119
118
91
economie/handel
techniek/milieu
gezondh./verzorging
richting op de BOL
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
37
De spreiding van de kosten van de deelname aan schoolactiviteiten is het grootst bij de richting economie en handel. 3.8 Totale schoolkosten BOL De gemiddelde totale kosten voor de BOL zijn berekend door per respondent de verschillende kosten op te tellen. Indien een respondent bij een kostenpost ‘weet niet’ of niets heeft ingevuld, dan is deze respondent niet meegenomen. Hierdoor valt een aantal respondenten af waardoor het aantal respondenten per categorie afneemt. De reiskosten zijn niet in de totale schoolkosten meegenomen. Het lesgeld wordt eveneens buiten beschouwing gelaten. Het algehele gemiddelde voor de totale schoolkosten in de BOL bedraagt ƒ 1513,- per jaar (mediaan ƒ 1350,-). Het gemiddelde van de totale schoolkosten is voor de categorie economie en handel ƒ 1487,(mediaan ƒ 1277,-), voor techniek en milieu ƒ 1680,- (mediaan ƒ 1525,-) en voor gezondheid en verzorging ƒ 1180,- (ƒ 1100,-). Als we kijken naar het deel van de respondenten dat lagere kosten heeft dan het gemiddelde, dan heeft 59 procent in de categorie economie en handel lagere kosten dan het gemiddelde. Voor de richtingen techniek en milieu en gezondheid en verzorging gelden achtereenvolgens de percentages 65 en 59.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
38
gemiddelde totale schoolkosten (exclusief reiskosten)
guldens
2000 1500 1000
gemiddelde
500 totaal
gezondheid en verzorging
techniek en milieu
economie en handel
0
richting op de BOL
mediaan totale schoolkosten (exclusief reiskosten)
guldens
2000 1500 1000
mediaan
500 totaal
gezondheid en verzorging
techniek en milieu
economie en handel
0
richting op de BOL
In de onderstaande grafiek worden de mediaan en de kwartielen weergegeven van de totale schoolkosten op de BOL, exclusief de reiskosten.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
39
Totale schoolkosten, exclusief reiskosten 4000
3000
2000
guldens
1000
0 N=
58
57
51
economie/handel
techniek/milieu
gezondh/verzorging
richting op de BOL
In onderstaande grafiek is het gemiddelde van de verschillende schoolkosten per inkomensklasse uitgesplitst.
800 700 600 500 400 300 200 100 0
inkomen 1
reiskosten
excursie e.d.
bijk.kosten m. en g.
kosten van ov. ben.
boeken
vaste bijdrage
inkomen 2
(vrijwillige) ouderbijdr.
guldens
schoolkosten naar inkomensklasse (exclusief reiskosten)
type schoolkosten
Inkomen 1= totaal belastbaar inkomen tot en met ƒ 53.324,Inkomen 2= totaal belastbaar inkomen vanaf ƒ 53.325,In onderstaande grafiek staan het gemiddelde van de totale schoolkosten (exclusief reiskosten) per richting op de BOL en per inkomensklasse. Het totale gemiddelde bedraagt ƒ 1303,- voor de lage inkomensklasse en ƒ 1549,- voor de hoge inkomensklasse. Het verschil is niet significant. Bij de totale schoolkosten zijn de Tegemoetkoming studiekosten en een eventuele korting of vrijstelling van de ouderbijdrage of reiskostenvergoeding niet meegenomen.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
40
gemiddelde schoolkosten naar inkomensklasse (exclusief reiskosten)
guldens
2000 1500
inkomen 1
1000
inkomen 2
500 0 economie en techniek en gezondheid handel milieu en verzorging
totaal
richting op de BOL
Inkomen 1= totaal belastbaar inkomen tot en met ƒ 53.324,Inkomen 2= totaal belastbaar inkomen vanaf ƒ 53.325,-
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
41
3.9 Conclusies BOL In deze paragraaf worden kort de conclusies genoemd. In tabel 3.1 staan de gemiddelde totale schoolkosten exclusief reiskosten (inclusief de nullen) en de mediaan van de totale schoolkosten. Tabel 3.1 Gemiddelde en mediaan totale schoolkosten (exclusief reiskosten) BOL Gemiddelde ƒ 1513,Mediaan ƒ 1350,In tabel 3.2a staan de gemiddelde kosten van de verschillende schoolkosten per schooltype (inclusief nullen) en in tabel 3.2b staat de mediaan. Tabel 3.2a Gemiddelde schoolkosten BOL BOL (vrijwillige) ouderbijdrage Vaste bijdrage (voor materialen en gereedschappen) Schoolboeken Overige benodigdheden Bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen Deelname aan schoolactiviteiten (excursie e.d.)
ƒ 202,ƒ 172,ƒ 672,ƒ 178,ƒ 153,ƒ 195,-
Tabel 3.2b Mediaan schoolkosten BOL BOL (vrijwillige) ouderbijdrage Vaste bijdrage (voor materialen en gereedschappen) Schoolboeken Overige benodigdheden Bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen Deelname aan schoolactiviteiten (excursie e.d.)
ƒ 150,ƒ 100,ƒ 600,ƒ 150,ƒ 75,ƒ 100,-
In tabel 3.3 staan het gemiddelde reiskosten en de mediaan van de reiskosten (per maand) per schooltype. Dit zijn de reiskosten voor het openbaar vervoer. Op het voortgezet onderwijs gaat 9,4 procent met het openbaar vervoer naar school. Op de BOL is dit percentage bijna 60 procent.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
42
Tabel 3.3 Reiskosten per maand BOL* Gemiddelde ƒ 146,Mediaan ƒ 114,* Respondenten die geen kosten maken voor het openbaar vervoer zijn buiten de analyse gelaten. • • •
Eenennegentig procent reist gedurende een normaal lesrooster naar één locatie. De gemiddelde reiskosten van leerlingen die met het openbaar vervoer naar school reizen, bedragen ƒ 146,-. De kosten van schoolboeken liggen op de BOL hoger dan in het voortgezet onderwijs. Slechts door 16 procent wordt gebruik gemaakt van een boekenfonds (in het VO is dit 73 procent). De totale schoolkosten voor een BOL-opleiding zijn hoger dan die voor het voortgezet onderwijs. De gemiddelde totale kosten (exclusief reiskosten) van een BOL-opleiding bedragen ƒ 1513,- en op het voortgezet onderwijs ƒ 1090,-.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
43
HOOFDSTUK 4: OVERIGE RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de indirecte kosten besproken die ouders maken ten behoeve van het onderwijs in het voortgezet onderwijs en de BOL. 4.1 Computer Vierennegentig procent van de respondenten in het voortgezet onderwijs heeft thuis een computer, in de BOL 90 procent. Op de vraag of men zich bij de aanschaf van de computer heeft laten leiden door schoolmotieven (het kind heeft een computer nodig voor bijvoorbeeld het maken van werkstukken of voor het zoeken van informatie op internet) heeft 49 procent aangegeven dat dit in belangrijke mate heeft meegespeeld. Dertig procent heeft zich hier een beetje door laten leiden en 21 procent helemaal niet. Tweeënzestig procent van de ouders van leerlingen op de BOL geeft aan dat de schoolmotieven in belangrijke mate een rol hebben gespeeld bij de aanschaf van een computer. Voor 23 procent hebben schoolmotieven een beetje meegespeeld bij de aanschaf van een computer en voor 12 procent hebben de schoolmotieven geen rol gespeeld. 4.2 Bijlessen Elf procent van de scholieren in het voortgezet onderwijs heeft bijlessen in het lopende schooljaar. Gevraagd is naar het aantal bijlesuren dat wordt geschat voor het lopende schooljaar 2000-2001. De mediaan van het aantal geschatte uren bijles van dat jaar is 30 uur en het gemiddelde 43 uur. Een kwart van de leerlingen met bijles heeft dit schooljaar naar verwachting minder dan 20 uur bijles en een kwart meer dan 40 uur. De kosten van de bijlessen per uur in het voortgezet onderwijs variëren van ƒ 0,- (bijna 60 procent) tot ƒ 60,- per uur. Het gemiddelde is ƒ 9,- per uur en de mediaan is ƒ 0,-. Indien we de nullen weglaten, dan is het gemiddelde ƒ 21,- per uur en de mediaan ƒ 20,- per uur. 3,8 Procent van de leerlingen op de BOL heeft dit schooljaar bijles. Voor de scholieren op de BOL is eveneens gevraagd naar het aantal geschatte uren bijles. De mediaan is 20 uur en het gemiddelde bedraagt 41 uur (n=15). Voor de leerlingen op de BOL variëren de kosten van bijlessen van ƒ 0,- tot ƒ 80,- per uur. Het gemiddelde is ƒ 27,- en de mediaan ƒ 25,-. Wanneer we de nullen weglaten, is het gemiddelde ƒ 33,- per uur en de mediaan bedraagt dan ƒ 30,-.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
44
4.3 Bijverdiensten scholieren Zesendertig procent van de respondenten in het voortgezet onderwijs heeft bijverdiensten. Twaalf procent hiervan moet sommige schoolkosten zelf betalen. De schoolkosten die de kinderen zelf betalen, zijn onder andere: • schoolartikelen • (vrijwillige) excursies • eten op school • benzinegeld • brommer • schoolfeesten • werkweken Van de leerlingen op de BOL heeft 70 procent bijverdiensten. Hiervan moet 22 procent zelf ook schoolkosten betalen. De kosten die de leerlingen zelf moeten betalen, komen overeen met de kostensoorten in het voortgezet onderwijs die hierboven zijn aangegeven.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
45
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
46
BIJLAGE 1: OPDRACHT Voorstel schoolkostenonderzoek 2000 Inleiding In 1999 is door het NIBUD in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen onderzoek gedaan naar de kosten die ouders maken voor het onderwijs van hun kinderen. De resultaten van dat onderzoek zijn gepubliceerd in: NIBUD, Schoolkostenonderzoek, Utrecht 1999. De resultaten van dit onderzoek waren primair bedoeld voor het ministerie van OC&W om hiermee het beleid inzake de Wet op de Tegemoetkoming in de studiekosten te ondersteunen. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wil thans een nieuw schoolkostenonderzoek voor het voortgezet onderwijs en de BOL. Achtergrond In het Regeerakkoord is vastgelegd dat het budget voor uitvoering van de Wet op de tegemoetkoming studiekosten (WTS) zal worden verhoogd met 250 miljoen. Doelstelling is om de tegemoetkoming aan ouders met een relatief laag inkomen aan te passen aan de gestegen/stijgende prijzen van boeken, leermiddelen en overige studiekosten. Een deel van het budget zal worden aangewend om het bereik van de regeling uit te breiden, zodat ouders met een belastbaar inkomen tot ca 60.000 gulden een belangrijke(r) tegemoetkoming ontvangen bij de bestrijding van de kosten van onderwijs. In de vormgeving van de regeling zullen armoedevaleffecten zoveel mogelijk worden vermeden De minister heeft, om budgettaire en uitvoeringstechnische redenen, besloten om de WTS in twee fasen te wijzigen: * met ingang van 1 augustus 1999. Bij deze wetswijziging wordt de inkomensgrens voor de tegemoetkoming in de overige studiekosten opgehoogd tot de grens die nu geldt voor een tegemoetkoming in het lesgeld, te weten ƒ 52.023.-. Daarnaast is de tegemoetkoming voor de overige studiekosten verhoogd met een bedrag van 150 gulden; * met ingang van 1 augustus 2001. Het voornemen is om bij deze wetswijziging de doelgroep voor een tegemoetkoming te vergroten tot een belastbaar inkomen van ca 60.000 gulden. Daarnaast zal worden bezien in hoeverre in de regeling rekening kan worden gehouden met meer kinderen in één gezin en zal voor verschillende schoolsoorten en opleidingsfasen het normbedrag schoolkosten verder worden verhoogd. Aanleiding De resultaten van het NIBUD-schoolkostenonderzoek 1998 (publicatie februari 1999) hebben in het voorjaar van 1999 een rol gespeeld bij de behandeling van de Wet tegemoetkoming studiekosten (WTS 1e fase) in de Tweede Kamer. Tijdens deze behandeling bleek dat de cijfers uit dit onderzoek niet op alle beleidsvragen een antwoord kon geven. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft de Kamer daarop toegezegd een nieuw, omvangrijker onderzoek te laten uitvoeren, ter onderbouwing van de voorstellen uit de "Nota Meer voor Meer; uitbreiding tegemoetkoming studiekosten: tweede fase". Dit nieuwe schoolkostenonderzoek werd in het najaar van 1999 door het NIBUD afgerond. De resultaten hiervan zijn input geweest voor de verdere uitwerking van het wetsvoorstel Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS).
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
47
Bij de behandeling van de nota “Meer voor meer” in februari 2000 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de Tweede Kamer toegezegd om de ontwikkeling van de schoolkosten in de toekomst periodiek te blijven volgen. Het ministerie van OC&W heeft daarop het NIBUD gevraagd het schoolkostenonderzoek opnieuw uit te voeren voor het schooljaar 2000-2001. Het NIBUD is gevraagd bij dit nieuwe onderzoek een grotere steekproef te hanteren en de vragenlijst uit te breiden door een verdieping op het punt van de reiskosten in de beroepsopleidende leerweg (bol). De voorgaande NIBUD-onderzoeken Bij het onderzoek gaat het om een verdieping van de in februari 1999 en oktober 1999 uitgebrachte onderzoeken van het NIBUD naar schoolkosten in het voortgezet onderwijs (VBO, MAVO, HAVO EN VWO) en MBO. Het tweede NIBUD-onderzoek ging over de schoolkosten in het schooljaar 1999-2000 en was qua structuur in essentie goed, waardoor het veel gegevens heeft opgeleverd. Toch is vervolgonderzoek, naast actualisering van de gemiddelde schoolkosten, wenselijk om de volgende redenen: 1. Het onderscheid in schoolkosten tussen onder- en bovenbouw in het voortgezet onderwijs is onder grote tijdsdruk onderzocht. Hierdoor zijn de gevolgen van de tweede fase in het voortgezet onderwijs niet diepgaand genoeg in kaart gebracht. Daarnaast hadden in schooljaar 1999-2000 nog niet alle scholen het studiehuis ingevoerd. Hierdoor zijn de gevolgen van de tweede fase in het voortgezet onderwijs niet diepgaand genoeg in kaart gebracht. Inmiddels zijn alle scholen in het voortgezet onderwijs overgegaan op het studiehuis en hebben de leerlingen de benodigde schoolboeken aangeschaft. 2. Het aantal waarnemingen was beperkt. Hierdoor hebben uitschieters een te sterke invloed op het gemiddelde. 3. BOL-opleidingen zijn geclusterd ondervraagd, waardoor er maar een beperkt inzicht is in hoeverre er grote verschillen bestaan tussen verschillende opleidingen. Het vervolgonderzoek Het vervolgonderzoek zal dus diepgaander moeten zijn dan het voorgaande NIBUD onderzoek. Het zou dan om een grotere steekproef gaan, waardoor uitschieters als gevolg van te kleine aantallen worden voorkomen én waarbij een beter inzicht in de verschillen in schoolkosten tussen onderwijssoorten en opleidingsfasen kan worden verkregen. De volgende vragen moeten in het onderzoek beantwoord worden: 1. Wat zijn de gemiddelde schoolkosten in het voortgezet onderwijs tweede fase? 2. Wat zijn de gemiddelde schoolkosten in de BOL? Hierbij is met name de variatie in de schoolkosten per BOL-opleiding interessant. Is het mogelijk om te differentiëren in de normen voor verschillende BOL-opleidingen? 3. Wat zijn de gemiddelde kosten in het VMBO? De voorgaande twee onderzoeken gingen nog uit van de onderwijssoorten VBO en MAVO. 4. Voortvloeiend uit 1, 2 en 3 een actualisatie van de schoolkosten in de overige onderwijssoorten.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
48
5. De reiskosten per onderwijssoort (met name in de BOL) dienen nadrukkelijk in de vragenlijst worden meegenomen. Waarbij ook gevraagd moet worden naar de afstand woon-school, de reden voor de keuze van de onderwijsinstelling en of er sprake is van één of meerdere opleidingslocaties. De bovenstaande vragen zijn met name bedoeld als onderbouwing voor de normbedragen die voortvloeien uit het wetsvoorstel WTOS. Daarbij komt dat de uitkomsten bij vraag 4 gebruikt kunnen worden om de noodzaak en de mogelijke oplossingsrichtingen van een reiskostenvergoeding in de WTS te onderbouwen. Nadere onderzoeksvragen zijn dan: a. Hoe hoog zijn de schoolkosten? Hierbij moet onderscheid worden gemaakt naar: • de (vrijwillige) ouderbijdrage • de vaste materiaalkosten • de schoolboeken (al dan niet schoolfonds/huur/2e hands/nieuw) • de overige benodigdheden • de schoolactiviteiten • de reiskosten (woon-schoolafstand) b. Welke variatie treffen we aan in de hoogte van de schoolkosten? c. Wat beïnvloedt de schoolkosten? Daarbij kijken naar • onderwijssoort (VMBO, HAVO, VWO, MBO) • opleidingsfase (voortgezet onderwijs-ob, voortgezet onderwijs-bb) • identiteit school • de reiskosten (woon-schoolafstand, de reisafstand in relatie tot de spreiding van de ROC’s en bijzondere scholen, aantal onderwijslocaties en het vervoermiddel) • inkomensklasse (onder en boven 60.000 belastbaar inkomen) • opleidingen/sectoren (differentiatie in de BOL) d. Welke ontwikkelingen zijn nog meer van invloed op de hoogte van de schoolkosten? Daarbij denken aan: • informatie- en communicatietechnologie • rekenmachines • internationalisering • bijverdienen van scholieren Omdat er voor de BOL-leerlingen een aantal specifieke vragen worden gesteld, worden er twee vragenlijsten gemaakt: één voor het VO en één voor de BOL.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
49
Presentatie van resultaten Van de genoemde variabelen in blok 1 zullen de gemiddelde waarden worden gepresenteerd, uitgesplitst naar de verklarende variabelen genoemd in blok 2: school/opleidingstype en daarbinnen weer naar bovenbouw en onderbouw. Voor de verklarende variabelen: inkomensklassen, denominatie van de school zal een vergelijking worden gegeven van de kosten per schoolsoort, niet op het niveau van (bijvoorbeeld) boven- en onderbouw. Laatstgenoemde zou een disproportioneel groot aantal respondenten vergen. De presentatie van de resultaten zal in grote lijnen gelijk zijn aan die van het vorige onderzoek. Wel zal meer de nadruk op gemiddelden worden gelegd dan op mediane waarden, zoals in het vorige onderzoek. Dataverzameling: ouders en scholen De dataverzameling voor de scholen van het voortgezet onderwijs geschiedt door het benaderen van ouders/verzorgers en door het benaderen van scholen. Voor de ouders of verzorgers van leerlingen in het voortgezet onderwijs wordt in beginsel dezelfde vragenlijst gehanteerd als bij het onderzoek uit 1999. De ouders van leerlingen van de BOL zullen persoonlijk benaderd worden. Procedure enquête ouders/verzorgers voortgezet onderwijs Hiervoor wordt de volgende procedure gehanteerd: • het NIBUD krijgt van het ministerie van OC&W de adressen aangeleverd van alle scholen en bijbehorende dependances voor het voortgezet onderwijs in Nederland. Per school staat aangegeven uit welke componenten de school bestaat (VMBO, MBO, HAVO, VWO). • De school krijgt van het NIBUD een brief met de vraag of men bereid is aan het onderzoek deel te nemen door aan een of meerdere klassen vragenformulieren uit te delen. Wil men zich opgeven, dan kan de coördinator een formulier terugsturen naar het antwoordnummer van het NIBUD. • De coördinator krijgt dan per omgaande het benodigd aantal formulieren toegestuurd (20 per klas) om ze uit te delen. • De kinderen nemen het formulier mee naar huis om aan de ouders/verzorgers te geven. • Deze vullen het formulier in en sturen het terug naar het antwoordnummer van het NIBUD. • De formulieren worden in een database gezet en verwerkt. Om de coördinator te stimuleren mee te doen aan het onderzoek, wordt aangeboden het eindrapport op te sturen. Om ouders te stimuleren kunnen ze meedingen naar een van de 100 te verloten cadeaubonnen. Procedure enquête ouders/verzorgers leerlingen BOL De ouders/ verzorgers van de BOL leerlingen zullen direct worden benaderd via een mailing van het ministerie. Ook deze ouders kunnen meedingen naar een van de 100 te verloten cadeaubonnen.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
50
Benodigde aantallen respondenten enquête ouders/ verzorgers Om te kunnen komen tot statistisch verantwoorde uitspraken is per cel (bijv. “brugklassers/ VMBO / lage inkomens”) een aantal van minimaal 50 zeer gewenst. Het aantal te vullen cellen bepaalt dan de benodigde respons. De respons (reacties van ouders) verschilt per schooltype. Afgaande op ervaringsgegevens gaan we uit van responscijfers van de ouders in onderstaand schema. Verder wordt uitgegaan van 2 klassen (met gemiddeld 25 leerlingen) per component per school en 25% respons van benaderde scholen. In het onderzoek worden ouders ingedeeld naar drie inkomensklassen. Inkomens zijn echter niet gelijk verdeeld over schoolsoorten. Om toch een zo groot mogelijke kans te hebben op voldoende gevulde cellen, wordt voor elk schooltype gestreefd naar een aantal van minimaal 600 ingevulde vragenlijsten. Dat leidt tot de volgende aantallen te benaderen schoolcomponenten: benodigd aantal
respons ouders*
te bevragen ouders 5000 6000 2000 2000 15.000
aantal klassen
compone nten
comp. benaderen
BOL** 600 10% VMBO 600 10% 240 120 480 HAVO 600 30% 80 40 160 VWO 600 30% 80 40 160 TOTAAL 2400 400 200 800 * Gegevens uit het onderzoek 1999. ** Wellicht de ouders van BOL leerlingen via directe mailing een hogere respons geven dan is gebleken uit het onderzoek 1999. Gerekend is met 12%.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
51
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
52
BIJLAGE 2: DATAVERZAMELING ONDER DE OUDERS
De data zijn verzameld via een vragenlijst aan de ouders van de leerlingen. De vragenlijsten zijn verspreid op de diverse scholen. Daarvoor zijn eerst de scholen aangeschreven met het verzoek mee te doen aan het onderzoek en in een aantal klassen vragenlijsten uit te delen die de kinderen aan de ouders kunnen geven om in te vullen. De scholen konden zich met een antwoordformulier opgeven, en het aantal klassen aangeven waar men de vragenlijsten zou willen uitdelen. De vragenlijst is anoniem (zowel wat betreft de respondent en de school van het kind) en de ouders konden de vragenlijst met behulp van een antwoordenveloppe terugsturen zonder portokosten. Van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen is een lijst ontvangen met alle adressen van secties van scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland. Voor het Schoolkostenonderzoek 2000 zijn de volgende schooltypen van belang: VMBO (VBO en MAVO), HAVO, VWO. De data voor de BOL zijn eveneens via een vragenlijst verzameld. De adressen hiervoor zijn geleverd door de Informatie Beheer Groep. De vragenlijsten zijn direct aan de ouders van leerlingen op de BOL verstuurd met het verzoek deze in te vullen voor het betreffende kind. Per schooltype is een schatting gemaakt van de respons van de scholen die mee zouden willen doen, en van de respons van de ouders. Op die manier zijn de aantallen te benaderen schooltypen berekend. Niet de school als geheel is benaderd, maar de coördinator van de betreffende sectie (VMBO, HAVO, VWO). Van alle schooltypen is een aselecte trekking gemaakt. Om de scholen te stimuleren medewerking te verlenen aan het onderzoek, is hen toegezegd het eindrapport toe te sturen. De respons van de aangeschreven secties was goed. Uiteindelijk hebben zo´n 60 secties van scholen een brief ontvangen dat ze niet voor deelname geselecteerd waren. De scholen is gevraagd om bij de aanmelding aan te geven in welke klassen ze de vragenlijsten wilden uitdelen. Bij de selectie van de scholen die zich hebben aangemeld is gekeken naar een goede verdeling tussen de onderbouw en de bovenbouw van de verschillende schooltypen. Scholen of schoolsecties die meer dan 6 klassen van onderbouw of bovenbouw hadden aangemeld, zijn niet voor deelname geselecteerd. De deelname van te veel leerlingen van een en dezelfde school kan een vertekend beeld geven van de resultaten van het onderzoek. Onder de inzenders van de vragenlijsten zijn als aanmoediging 100 cadeaubonnen met een waarde van ƒ 25,- verloot. De ouders die mee wilden doen met de loting konden een strookje van de begeleidende brief meesturen. De anonimiteit werd gewaarborgd. De vragenlijsten zijn binnengekomen op het antwoordnummer van het NIBUD. De antwoorden op de formulieren zijn vervolgens ingebracht in een databestand en geschoond. Tijdens de invoering van formulieren in het databestand zijn formulieren die voor minder dan de helft waren ingevuld weggelaten.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
53
Schoning na invoering in databestand De databestanden "voortgezet onderwijs" en "BOL" zijn op de volgende manieren geschoond: • Vreemde getallen en inconsistenties zijn gecorrigeerd. Alle vreemde getallen en inconsistenties zijn opgespoord en, indien deze niet meer herleidbaar waren, op -2 gezet of op "missing" gezet. • Er is bij de vragen waarbij men een getal moest invullen gecorrigeerd voor uitschieters. Dit is gedaan door alle ingevulde bedragen in oplopende volgorde uit te draaien. Echte uitschieters, die niet aansloten bij het vorige bedrag, zijn op -2 gezet en tellen niet mee bij de analyse. Voorbeeld: indien het vorige bedrag 700 is, wordt 750 nog wel meegeteld. Indien het daaropvolgende bedrag 1000 is, wordt deze en de bedragen er boven niet meer meegeteld). Indien een respondent meerdere uitschieters vertoonde, is deze case verwijderd. • Cases met "missings" op belangrijke variabelen zijn verwijderd. • Variabelen waarbij niet is ingevuld, maar vanuit mag worden gegaan dat 0 wordt bedoeld, zijn gecorrigeerd naar -0,01. Dit is nodig omdat bij het optellen van variabelen met een missing, de som missing wordt wanneer er een "missing" tussenzit. Uiteindelijk zijn er 2932 bruikbare antwoordformulieren teruggekomen. In onderstaande tabel staat een overzicht van de aantallen vragenlijsten per schooltype.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
54
Verstuurde en bruikbare vragenlijsten per schooltype. De respondenten die in de brugklas zitten, zijn in gelijke mate verdeeld over de schooltypen omdat op basis van verwachte respons het aantal te versturen vragenlijsten is bepaald. Schooltype
Aantal verstuurde vragenlijsten
VMBO HAVO VWO BOL TOTAAL
6000 2000 2000 5000 15000
Aantal bruikbare vragenlijsten na schoning 1114 (18,6%) 548 (27,4%) 533 (26,7%) 737 (14,7%) 2932 (19,5%)
N.B.: Tussen haakjes de percentages van het aantal verstuurde vragenlijsten. De vragenlijst aan de ouders van de leerlingen is hierna afgedrukt.
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
55
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
56
BIJLAGE 3: VRAGENLIJST VOORTGEZET ONDERWIJS
VRAGENLIJST Wilt u de vragenlijst invullen voor het kind dat de brief heeft meegekregen van school? Vult u s.v.p. alle vragen in, ook als bedragen niet bekend zijn, of niet van toepassing. Geef dit dan aan! 1.
Naar welk type school gaat uw kind? brugklas VMBO VBO MAVO HAVO VWO
2.
Welk soort school bezoekt uw kind? openbaar rooms katholiek protestants christelijk neutraal samenwerkingsschool anders, namelijk …………………………
3
Wat is de belangrijkste reden waarom deze school is gekozen? (één antwoord mogelijk) afstand (dichtbij) vrienden en vriendinnen zitten op zelfde school goede sfeer levensbeschouwing er worden buitenschoolse activiteiten georganiseerd anders, namelijk ……………………
4.
In welke klas zit uw kind? Klas ……. (nummer invullen)
5.
In geval uw kind in de bovenbouw van de HAVO of het VWO zit, welk profiel heeft uw kind gekozen? natuur en techniek natuur en gezondheid economie en maatschappij cultuur en maatschappij
In het volgende deel van de vragenlijst wordt gevraagd naar de kosten die gemaakt worden voor het kind voor wie u de vragenlijst invult. Achtereenvolgens wordt gevraagd naar het lesgeld, kosten voor boeken, de (vrijwillige) ouderbijdrage, materiaalkosten, reiskosten en de overige kosten. Let op dat u geen posten dubbel telt! 6.
Betaalt u lesgeld aan de IB-Groep voor het kind voor wie u de vragenlijst invult? ja nee weet niet
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
57
7.
Hoeveel betaalt u dit schooljaar voor uw kind in totaal aan schoolboeken? boekenfonds: . . . . . gulden per jaar weet niet nieuwe boeken: . . . . . gulden per jaar weet niet tweedehands boeken: . . . . . gulden per jaar weet niet
8.
Hoe hoog is dit schooljaar (2000/2001) de (vrijwillige) ouderbijdrage voor uw kind? Het lesgeld voor kinderen van 16 jaar en ouder telt hierbij niet mee: daar is in vraag 6 al naar gevraagd. U dient het bedrag in te vullen dat de school van u vraagt, zonder dat daarvan eventuele kortingen of vrijstellingen zijn afgetrokken. . . . . . gulden per jaar
geen bijdrage
weet niet
9.
Krijgt u een korting of vrijstelling op de (vrijwillige) ouderbijdrage? Tegemoetkomingen in het lesgeld of studiekosten voor het voortgezet onderwijs die u van de IBgroep in Groningen ontvangt tellen hierbij niet mee. ja, een korting / vrijstelling ouderbijdrage van de school ja, een korting / vrijstelling ouderbijdrage van de gemeente nee ⇒ GA NAAR VRAAG 12
10.
Hoe hoog is de korting of vrijstelling die u ontvangt? . . . . . gulden per jaar
11.
Waarom krijgt u korting of vrijstelling van de (vrijwillige) ouderbijdrage? hoogte inkomen meer kinderen op school anders, namelijk ………………………………………………………………..
12.
Hoeveel betaalt u dit schooljaar voor uw kind als vaste bijdrage voor bijvoorbeeld materialen en gereedschappen voor de school? Het gaat hierbij om vaste bedragen die u voor een heel jaar betaalt aan de school of de gemeente. Kosten die u in de loop van het jaar zelf maakt voor de aanschaf van bijvoorbeeld gereedschap of materialen komen in vraag 14 aan de orde. . . . . . gulden per jaar
13.
weet niet
Hoeveel betaalt u dit schooljaar voor uw kind in totaal aan overige schoolbenodigdheden? (Bijvoorbeeld: schrijfmateriaal, schriften, mappen, agenda, voorgeschreven gymkleding, schooltas) . . . . . gulden per jaar
14.
geen bijdrage
geen kosten
weet niet
Hoe hoog zijn dit schooljaar voor uw kind de bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen? (exclusief een computer) Dit zijn kosten die u zelf betaalt. Ze vallen niet onder de vaste bijdragen die u hiervoor aan school betaalt en bij vraag 12 hebt opgegeven. . . . . . gulden per jaar geen kosten weet niet
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
58
15.
In het voortgezet onderwijs is het handig dat de leerling thuis een computer heeft, bijvoorbeeld voor het maken van werkstukken of het zoeken van informatie op Internet. Heeft u thuis een computer? ja nee ⇒ GA NAAR VRAAG 17
16.
Heeft u zich bij de aanschaf van de computer mede laten leiden door de in vraag 15 genoemde motieven? ja, een beetje ja, in belangrijke mate nee
17.
Wat is de afstand van uw huis tot de school van uw kind (‘enkele reis’)? Afstand:
. . . . . kilometer
18.
Wat is het belangrijkste vervoermiddel waarmee uw kind naar school gaat? Hiermee bedoelen we het vervoermiddel dat het meest wordt gebruikt of waarmee het grootste deel van de afstand wordt afgelegd (slechts één antwoord mogelijk) lopend ⇒ GA NAAR VRAAG 20 fiets ⇒ GA NAAR VRAAG 20 brommer/ scooter ⇒ GA NAAR VRAAG 20 openbaar vervoer ⇒ GA NAAR VRAAG 19 auto ⇒ GA NAAR VRAAG 20
19.
Hoe hoog zijn de gemiddelde reiskosten per maand wanneer met het openbaar vervoer gereisd wordt? openbaar vervoer:
. . . . gulden per maand
weet niet
20.
Ontvangt u een reiskostenvergoeding of korting voor uw kind? ja, een reiskostenvergoeding of korting van de school ja, een reiskostenvergoeding van de gemeente nee, ik ontvang geen reiskostenvergoeding ⇒ GA NAAR VRAAG 22
21.
Hoe hoog is de korting of reiskostenvergoeding die u ontvangt? . . . . . gulden per jaar
22.
Hoe hoog zijn de kosten voor uw kind dit jaar voor schoolreisje, introductiekamp, verplicht theaterbezoek, (meerdaagse) excursies of andere door de school georganiseerde (vrijwillige) activiteiten? Hierbij alleen de kosten voor deelname opgeven, eventueel zakgeld dat u meegeeft moet u buiten beschouwing laten. Ook eventuele kosten die zijn opgenomen in de (vrijwillige) ouderbijdrage moet u niet meerekenen. . . . . . gulden per jaar
geen bijdrage
weet niet
23. Heeft uw kind dit schooljaar bijlessen? ja, nee ⇒ GA NAAR VRAAG 25
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
59
24.
Zo ja, hoeveel uren bijles schat u totaal voor dit schooljaar? Wat zijn de kosten per uur? ƒ ……… per uur
………. uur
25.
Veel scholieren hebben een baantje. Heeft het kind voor wie u de vragenlijst invult ook bijverdiensten? ja nee ⇒ GA NAAR VRAAG 27
26.
Moet het kind daarvan sommige schoolkosten zelf betalen zoals schoolartikelen, schoolreisje en dergelijke? ja, namelijk: …………………..……………………….. (meer kostensoorten in te vullen) nee
27.
Krijgt u of het kind voor wie u de vragenlijst invult een tegemoetkoming in de studiekosten en lesgeld van de IB-Groep in Groningen? ja nee
28.
Er kan een samenhang bestaan tussen het inkomen en de hoogte van de schoolkosten. Daarom stellen we hier een vraag over uw inkomen. Als u of uw partner aangifte doet voor de inkomstenbelasting, kunt u voor die persoon de gegevens van de belastingaangifte van het vorig jaar opgeven. Anders kunt u het huidig netto maandinkomen (zonder vakantietoeslag, kinderbijslag en dergelijke) opgeven. Per partner één antwoord opgeven. Voor uzelf belastbaar inkomen 1999 volgens de belastingaangifte: ƒ ………. netto maandinkomen nu: ƒ .……. geen inkomen. Voor uw partner er is geen partner partner heeft geen inkomen belastbaar inkomen 1999 volgens de belastingaangifte: ƒ ………. netto maandinkomen nu: ƒ …….
Bedankt voor het invullen! U kunt de bijgevoegde enveloppe gebruiken om de vragenlijst terug te sturen! Een postzegel is dan niet nodig!
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
60
BIJLAGE 4:VRAGENLIJST BOL VRAGENLIJST Vult u s.v.p. alle vragen in, ook als er geen kosten zijn of bedragen niet bekend zijn: geef dit dan aan! 1.
Wat is de naam van de opleiding die uw kind volgt in het middelbaar beroepsonderwijs (beroepsopleidende leerweg)? ………………….…………………………
In het volgende deel van de vragenlijst wordt gevraagd naar de kosten die gemaakt worden voor het kind voor wie u de vragenlijst invult. Achtereenvolgens wordt gevraagd naar het lesgeld, de (vrijwillige) ouderbijdrage, materiaalkosten, kosten voor boeken en de overige kosten. Let op dat u geen posten dubbel telt! 2
Betaalt u lesgeld aan de IB-Groep voor het kind voor wie u de vragenlijst invult? ja nee weet niet
3.
Hoeveel betaalt u dit schooljaar voor uw kind in totaal aan schoolboeken? boekenfonds: . . . . . gulden per jaar weet niet nieuwe boeken: . . . . . gulden per jaar weet niet tweedehands boeken: . . . . . gulden per jaar weet niet
4.
Hoe hoog is dit schooljaar (2000/2001) de (vrijwillige) ouderbijdrage voor dit kind? Het lesgeld voor kinderen van 16 jaar en ouder telt hierbij niet mee. U dient het bedrag in te vullen dat de school van u vraagt, zonder dat daarvan eventuele kortingen of vrijstellingen zijn afgetrokken. . . . . . gulden per jaar
geen bijdrage
weet niet
5.
Krijgt u een korting of vrijstelling op de (vrijwillige) ouderbijdrage voor uw kind? Tegemoetkomingen in het lesgeld of studiekosten voor het voortgezet onderwijs die u van de IBgroep in Groningen ontvangt tellen hierbij niet mee. ja, een korting / vrijstelling ouderbijdrage van de school nee ⇒ GA NAAR VRAAG 8
6.
Hoe hoog is de korting die u ontvangt? . . . . . gulden per jaar weet niet
7.
Waarom krijgt u korting of vrijstelling van de (vrijwillige) ouderbijdrage? hoogte inkomen meer kinderen op dezelfde school anders, namelijk ……………………………………………
8.
Hoeveel betaalt u dit schooljaar voor uw kind als vaste bijdrage voor bijvoorbeeld materialen en gereedschappen voor de school? Het gaat hierbij om vaste bedragen die u voor een heel jaar betaalt. Kosten die u in de loop van het jaar zelf maakt voor de aanschaf van bijvoorbeeld gereedschap of materialen komen in vraag 10 aan de orde. . . . . . gulden per jaar geen bijdrage weet niet
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
61
9.
Hoeveel betaalt u dit schooljaar voor uw kind in totaal aan overige schoolbenodigdheden? (Bijvoorbeeld: schrijfmateriaal, schriften, mappen, agenda, voorgeschreven gymkleding, schooltas) . . . . . gulden per jaar
geen kosten
weet niet
10.
Hoe hoog zijn dit schooljaar voor uw kind de bijkomende kosten voor materialen en gereedschappen (exclusief een computer)? Dit zijn kosten die u zelf betaalt. Ze vallen niet onder de vaste bijdragen die u hiervoor aan school betaalt en bij vraag 8 hebt opgegeven. . . . . . gulden per jaar geen kosten weet niet
11.
In het middelbaar beroepsonderwijs is het handig dat de leerling thuis een computer heeft, bijvoorbeeld voor het maken van werkstukken of het zoeken van informatie op Internet. Heeft u thuis een computer? ja nee ⇒ GA NAAR VRAAG 13
12.
Heeft u zich bij de aanschaf van de computer mede laten leiden door de in vraag 11 genoemde motieven? ja, een beetje ja, in belangrijke mate nee
13.
Reist uw kind gedurende het schooljaar altijd naar dezelfde leslocatie? ja ⇒ GA NAAR VRAAG 14 nee ⇒ GA NAAR VRAAG 15
14.
Wat is het belangrijkste vervoermiddel waarmee uw kind naar school gaat? Hiermee bedoelen we het vervoermiddel dat het meest wordt gebruikt of waarmee het grootste deel van de afstand wordt afgelegd (slechts één antwoord mogelijk) lopend ⇒ GA NAAR VRAAG 18 fiets ⇒ GA NAAR VRAAG 18 brommer/ scooter ⇒ GA NAAR VRAAG 18 openbaar vervoer ⇒ GA NAAR VRAAG 16 auto ⇒ GA NAAR VRAAG 18
15.
Wat is per locatie het belangrijkste vervoermiddel waarmee uw kind naar school gaat? Hiermee bedoelen we het vervoermiddel dat het meest wordt gebruikt of waarmee het grootste deel van de afstand wordt afgelegd (slechts één antwoord per locatie mogelijk) Locatie 1 Locatie 2 Locatie 3 lopend ⇒ GA NAAR VRAAG 18 fiets ⇒ GA NAAR VRAAG 18 brommer/ scooter ⇒ GA NAAR VRAAG 18 openbaar vervoer ⇒ GA NAAR VRAAG 16 auto ⇒ GA NAAR VRAAG 18
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
62
16.
Indien uw kind naar een van de locaties met het openbaar vervoer reist, welke kaartsoort wordt gebruikt? OV/NS-jaarkaart een jaar- of maandtrajectkaart + eventuele zones bus of tram bus- of tramabonnement anders, nl…………………………
17.
Hoe hoog zijn de gemiddelde reiskosten per maand wanneer met het openbaar vervoer gereisd wordt? openbaar vervoer: . . . . gulden per maand weet niet
18.
Ontvangt u een reiskostenvergoeding of korting voor uw kind? ja, een reiskostenvergoeding/korting via de school ja, een reiskostenvergoeding/korting van de gemeente nee, ik ontvang geen reiskostenvergoeding/korting ⇒ GA NAAR VRAAG 20
19. . . . . . gulden per jaar 20.
Hoe hoog is de reiskostenvergoeding/korting die u ontvangt? weet niet
Wat is de afstand van uw huis tot de belangrijkste leslocatie van uw kind (‘enkele reis’)? Afstand: . . . . . kilometer
21.
Indien uw kind naar meerdere leslocaties reist, wat is de onderlinge afstand tussen de belangrijkste leslocatie en de nevenlocatie? Afstand: . . . . . kilometer
22. Volgt uw kind dit schooljaar een stage? ja, nee ⇒ GA NAAR VRAAG 30 23.
Wat is het belangrijkste vervoermiddel waarmee uw kind naar de stage gaat? Hiermee bedoelen we het vervoermiddel dat het meest wordt gebruikt of waarmee het grootste deel van de afstand wordt afgelegd (slechts één antwoord mogelijk) lopend ⇒ GA NAAR VRAAG 26 fiets ⇒ GA NAAR VRAAG 26 brommer/ scooter ⇒ GA NAAR VRAAG 26 openbaar vervoer ⇒ GA NAAR VRAAG 24 auto ⇒ GA NAAR VRAAG 26
24. Indien uw kind voor de stage met het openbaar vervoer reist, kan het dan reizen op de eventueel bij de vragen 16 opgegeven kaart? ja ⇒ GA NAAR VRAAG 26 nee, het kind heeft speciaal voor de stage het volgende moeten aanschaffen: OV/NS-jaarkaart een jaar- of maandtrajectkaart + eventuele zones bus of tram bus- of tramabonnement anders, nl…………………………
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
63
25.
Hoe hoog zijn de gemiddelde reiskosten per maand voor de stage wanneer met het openbaar vervoer gereisd wordt? openbaar vervoer:
. . . . gulden per maand
weet niet
26. Ontvangt uw kind een stagevergoeding (niet: reiskostenvergoeding) voor de stage? ja, …….. gulden per maand nee 27.
Ontvangt uw kind een reiskostenvergoeding of korting op de reiskosten voor de stageperiode? ja, een reiskostenvergoeding of korting van de school ja, een reiskostenvergoeding of korting van het bedrijf nee, ik ontvang geen reiskostenvergoeding of korting ⇒ GA NAAR VRAAG 29
28.Hoe hoog is de reiskostenvergoeding of korting die u ontvangt? . . . . . gulden per jaar weet niet 29.
Wat is de afstand van uw huis tot het stage-adres van uw kind (‘enkele reis’)? Afstand:
30.
. . . . . kilometer
Hoe hoog zijn de kosten voor uw kind dit jaar voor (meerdaagse) excursies of andere door de school georganiseerde (vrijwillige) activiteiten? Hierbij alleen de kosten voor deelname opgeven, eventueel zakgeld dat u meegeeft moet u buiten beschouwing laten. Ook eventuele kosten die zijn opgenomen in de (vrijwillige) ouderbijdrage moet u niet mee rekenen. . . . . . gulden per jaar
geen bijdrage
weet niet
31.
Heeft het kind voor wie u de vragenlijst invult dit schooljaar bijlessen? ja nee ⇒ GA NAAR VRAAG 33
32.
Zo ja, hoeveel uren bijles schat u totaal voor dit schooljaar? Wat zijn de kosten per uur? ƒ ……… per uur
33.
Veel scholieren hebben een baantje. Heeft het kind voor wie u de vragenlijst invult ook bijverdiensten? ja nee ⇒ GA NAAR VRAAG 35
34.
Moet het kind van die verdiensten sommige schoolkosten zelf betalen zoals schoolartikelen, door de school georganiseerde (vrijwillige) activiteiten en dergelijke? ja, namelijk: ………………….……………(meer kostensoorten in te vullen) nee
………. uur
35. Krijgt u of het kind voor wie u de vragenlijst invult een tegemoetkoming in de studiekosten en lesgeld van de IB-Groep in Groningen? ja nee Schoolkostenonderzoek 2000-2001
64
36.
Er kan een samenhang bestaan tussen het inkomen en de hoogte van de schoolkosten. Daarom stellen we hier een vraag over uw inkomen. Als u of uw partner aangifte doet voor de inkomstenbelasting, kunt u voor die persoon de gegevens van de belastingaangifte van het vorig jaar opgeven. Anders kunt u het huidig netto maandinkomen (zonder vakantietoeslag, kinderbijslag en dergelijke) opgeven. Per partner één antwoord invullen! Voor uzelf belastbaar inkomen 1999 volgens de belastingaangifte: ƒ ………. netto maandinkomen nu: ƒ ……. geen inkomen. Voor uw partner er is geen partner partner heeft geen inkomen belastbaar inkomen 1999 volgens de belastingaangifte: ƒ ………. netto maandinkomen nu: ƒ …….
Bedankt voor het invullen! U kunt de bijgevoegde enveloppe gebruiken om de vragenlijst terug te sturen! Een postzegel is dan niet nodig!
Schoolkostenonderzoek 2000-2001
65